Cover
Empieza ahora gratis samenvatting histo.docx
Summary
# Histologie en functie van het beenmerg
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding voor de histologie en functie van het beenmerg, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1. Histologie en functie van het beenmerg
Het beenmerg is een cruciaal orgaan dat zowel de productie van bloedcellen (hematopoëse) als fagocyterende functies uitvoert, ondersteund door een gespecialiseerd stroma en vasculaire netwerk.
### 1.1 Soorten beenmerg
Er zijn twee soorten beenmerg:
* **Rood beenmerg:** Dit is het actieve beenmerg dat bij kinderen over het gehele lichaam aanwezig is.
* **Geel beenmerg:** Dit is het inactieve beenmerg. Bij volwassenen is rood beenmerg voornamelijk gelokaliseerd in het axiale skelet, terwijl andere locaties voornamelijk geel beenmerg bevatten.
### 1.2 Hematopoëtische stamcellen en differentiëren
Hematopoëtische stamcellen zijn pluripotente stamcellen die differentiëren tot twee typen multipotente stamcellen en andere celtypen:
* **Lymfoïde voorlopercellen:** Deze differentiëren tot B- en T-cellen.
* **Myeloïde voorlopercellen:** Deze differentiëren tot granulocyten, monocyten, erytrocyten en megakaryocyten.
Dendritische cellen spelen een sleutelrol bij het presenteren van antigenen aan B- en T-cellen.
> **Tip:** Hematopoëtische stamcellen zijn niet direct herkenbaar met een standaard HE-kleuring, maar vereisen specifieke markers voor identificatie. Multipotente cellen zijn al geprogrammeerd om in een specifieke richting te differentiëren.
### 1.3 Fagocyterende functie van beenmerg
Naast de hematopoëtische functie heeft het beenmerg ook een fagocyterende rol. Dit omvat:
* Verwijdering van residentiële macrofagen in het beenmerg.
* Opruiming van slecht gevormde of verouderde rode bloedcellen (RBC's).
Een voorbeeld van een geneesmiddel dat deze functie beïnvloedt is filgrastim, een synthetisch cytokine dat granulozytenkolonie-stimulerende factor (G-CSF) nabootst. Dit stimuleert de rijping en productie van granulocyten (inclusief neutrofielen) en is nuttig bij de behandeling van neutropenie.
### 1.4 Histologie van het stroma en de sinusoïden
Het beenmergstroma en de vasculaire structuur zijn essentieel voor de hematopoëse:
#### 1.4.1 Stroma
Het stroma bestaat uit:
* **Reticulumcellen:** Gespecialiseerde fibroblasten die componenten van de extracellulaire matrix (ECM) produceren.
* **Reticulumvezels:** Deze worden door reticulumcellen geproduceerd en bestaan voornamelijk uit collageen type III.
* **Vetcellen:** Deze worden gevormd uit stromale cellen wanneer het beenmerg vervet raakt, zoals bij volwassenen.
De interactie tussen reticulumvezels en reticulumcellen is van cruciaal belang voor hematopoëtische stamcellen.
#### 1.4.2 Vasculaire sinusoïden
De sinusoïden zijn gedilateerde capillairen met een discontinue basale membraan. Dit is logisch, aangezien de nieuw gevormde bloedcellen het beenmerg moeten kunnen verlaten om naar andere organen te migreren.
### 1.5 Hematopoëtische cellen en hun maturatie
Het beenmerg is verantwoordelijk voor de maturatie van verschillende bloedceltypen:
* Maturatie van rode bloedcellen.
* Maturatie van granulocyten.
* Maturatie van monocyten.
* Maturatie van lymfocyten.
* Maturatie van bloedplaatjes.
#### 1.5.1 Maturatie van een granulocyt
Het proces van granulocytvorming begint bij de myeloïde voorloper, die differentieert tot een promyelocyt.
* **Myeloïde voorloper:** Een cel met een kern, fijn chromatinepatroon, twee nucleoli en licht basofiel cytoplasma.
* **Promyelocyt:** De grootste cel in deze reeks. Bevat azurofiele granulen met lysosomale enzymen, waaronder myeloperoxidase, wat helpt bij het doden van bacteriën.
Vanuit de promyelocyt kunnen verschillende myelocyten ontstaan, die verder differentiëren tot metamyelocyten, staafvormige cellen en uiteindelijk de volwassen granulocyten (basofiel, neutrofiel of eosinofiel).
Dit proces duurt 10-14 dagen. Daarna kunnen de granulocyten twee bestemmingen hebben:
* **Circulerende populatie:** Ze komen terecht in de bloedcirculatie.
* **Marginerende populatie:** Ze hechten zich aan de wanden van venen en venulen.
Bij infecties neemt de productie van granulocyten sterk toe, wat kan leiden tot de aanwezigheid van immature vormen (zoals staven) in de circulerende populatie. Dit fenomeen wordt een "linksverschuiving" genoemd. De marginerende pool zal afnemen, terwijl een deel hiervan naar de circulerende pool gaat. Toediening van adrenaline kan ook een tijdelijke toename in het bloed veroorzaken door mobilisatie van de marginerende pool.
Er worden vier functionele compartimenten voor granulocyten onderscheiden:
1. Het granulopoëtische compartiment (actieve beenmerg).
2. De stapeling van mature cellen in het beenmerg (tot vrijlating).
3. De circulerende populatie in de bloedstroom.
4. De marginerende populatie (accumulatie langs endotheel).
#### 1.5.2 Maturatie van een monocyt
De maturatie van monocyten verloopt via de volgende stadia:
* **Monoblast:** Lijkt sterk op een myeloblast met een kern, fijn chromatine, twee nucleoli en licht basofiel cytoplasma.
* **Promonocyt:** De celkern vertoont een delicate plooi. Azurofiele granulen ontstaan ook in dit stadium.
* **Monocyt:** Bevat veel lysosomen en is fagocyterend. Vacuolen in het cytoplasma kunnen gefagocyteerd materiaal bevatten. De kern is groter dan die van een lymfocyt.
> **Opmerking:** Monocyten verlaten het beenmerg direct na vorming via de bloedbaan en circuleren daar enkele uren tot dagen alvorens naar doelorganen te migreren, waar ze kunnen differentiëren tot macrofagen die maanden kunnen overleven.
#### 1.5.3 Maturatie van lymfocyten
Lymfoïde voorlopercellen worden in het beenmerg gevormd en migreren vervolgens naar de thymus (voor T-cellen) of blijven in het beenmerg (voor B-cellen).
* **Migratie naar de thymus:** Lymfoïde voorlopercellen → T-lymfoblasten → mature T-lymfocyten. T-celreceptor gen herschikking vindt plaats in de thymus.
* **Blijven in het beenmerg:** Lymfoïde voorlopercellen → B-lymfoblasten → B-lymfocyten. Migratie naar secundaire lymfoïde organen.
> **Belangrijk:** B-lymfocyten ontwikkelen zich in het beenmerg en zijn bijna mature wanneer ze het orgaan verlaten. Ze dragen dan membrane-bound IgM (B-celreceptor, BCR) op hun oppervlak om antigenen te herkennen. Later, in perifere lymfeklieren, krijgen ze ook IgD. Een "naïeve" B-cel is volwassen maar nog niet geactiveerd door een antigeen.
#### 1.5.4 Vorming van bloedplaatjes
De vorming van bloedplaatjes (trombocyten) vindt plaats via de volgende reeks:
* **Megakaryoblast:** Een diploïde cel die door endomitose (mitose zonder celdeling) polypoïd wordt.
* **Promegakaryocyt:** Ontstaat door differentiatie, afhankelijk van thrombopoëtine (TPO), na endomitose.
* **Megakaryocyt:** Een zeer grote cel met een polyploïde kern (4-32 keer meer DNA dan een diploïde cel). Deze cellen geven direct bloedplaatjes af in de sinusoïden via cytoplasma-uitlopers, die fragmenteren tot bloedplaatjes. Deze uitlopers met bloedplaatjes worden "proplatelets" genoemd.
> **Tip:** De megakaryocyt is een van de grootste cellen in het beenmerg.
### 1.6 Medische toepassingen: Aandoeningen van het beenmerg
Verschillende aandoeningen kunnen het beenmerg aantasten:
* **Aplastische anemie:** Een cel-arm beenmerg met tekorten aan rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes (pancytopenie). De aplasie betekent dat het orgaan niet goed wordt gevormd, met weinig stamcellen en dus weinig volwassen bloedcellen. Dit kan verworven zijn (door medicatie, virale infecties, auto-immuunziekten) of congenitaal.
* **Myelodysplastisch syndroom (MDS):** Een voorstadium van leukemie. Het beenmerg is celrijk, maar er is sprake van verminderde maturatie en pancytopenie.
* **Acute myeloïde leukemie (AML):** Ontstaat uit myeloïde voorlopers, vaak myoblasten. Dit zijn snel delende cellen die ongecontroleerd prolifereren.
* **Acute lymfoblastenleukemie (ALL):** Ontstaat uit lymfoblasten, vergelijkbaar met AML maar dan uit lymfoïde voorlopers.
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de histologie en functies van het beenmerg, inclusief de verschillende celtypen, hun maturatieprocessen en de onderliggende stroma-architectuur, evenals gerelateerde medische aandoeningen.
---
# De thymus: structuur en immuunfunctie
De thymus is een primair lymfoïd orgaan dat cruciaal is voor de ontwikkeling en maturatie van T-lymfocyten, evenals voor het induceren van centrale tolerantie.
### Locatie en embryologische oorsprong
De thymus bevindt zich in het mediastinum superior, ter hoogte van de vena cava superior en de oorsprong van de a. pulmonalis. Het orgaan bereikt zijn maximale gewicht vlak voor de puberteit en neemt daarna geleidelijk af in grootte, waarbij het wordt vervangen door vetweefsel. Embryologisch gezien ontwikkelt de thymus zich uit het endoderm van de derde kieuwzak. Het is een lymfo-epitheliaal orgaan, bestaande uit epitheelcellen (reticulaire epitheelcellen) en lymfoïde cellen (thymocyten).
### Histologie van de thymus
De thymus is opgebouwd uit lobuli, die elk een cortex en een medulla hebben, gescheiden door septa die uit het fibreuze kapsel van de thymus ontspringen.
#### Cortex
De cortex is de buitenste laag en kenmerkt zich door een hoge dichtheid aan lymfocyten, wat resulteert in een donkerdere aankleuring op histologische preparaten.
* **Reticulaire epitheelcellen (corticale thymische epitheelcellen):** Deze cellen vormen een ondersteunend netwerk en spelen een rol bij de presentatie van antigenen tijdens de T-cel selectie.
* **Lymfoïde cellen:** De cortex is rijk aan TdT-positieve lymfoblasten, die in de vroege stadia van T-cel ontwikkeling zijn. TdT (terminal deoxynucleotidyl transferase) is een enzym dat betrokken is bij de diversificatie van de T-celreceptor (TCR) genen.
* **Kernpuin macrofagen:** Deze fagocyteren dode cellen in de cortex.
#### Medulla
De medulla is de binnenste laag en bevat minder lymfocyten en meer reticulaire epitheelcellen, wat resulteert in een lichtere aankleuring.
* **Reticulaire epitheelcellen (medullaire thymische epitheelcellen):** Deze cellen spelen een belangrijke rol in de negatieve selectie van T-cellen.
* **Lymfoïde cellen:** De medulla bevat TdT-negatieve "kleine lymfocyten", wat feitelijk kleine, mature T-lymfocyten zijn.
* **Lichaampjes van Hassall:** Dit zijn concentrische structuren bestaande uit keratine, geproduceerd door platte epitheelcellen. Hun exacte functie is onbekend, maar ze zijn een kenmerk van de thymus.
* **Dendritische cellen:** Deze antigeen-presenterende cellen zijn ook aanwezig in de medulla en spelen een rol bij T-cel activering.
* **Kernpuin macrofagen:** Deze fagocyteren dode cellen in de medulla.
#### Vascularisatie en lymfe drainage
De thymus wordt omgeven door een kapsel met instulpingen (septa) die de lobuli vormen. Postcapillaire venulen, voornamelijk in de medulla, dienen als uitgang voor rijpe T-cellen om de bloedbaan te betreden. De thymus heeft geen afferente lymfevaten, alleen efferente.
#### Bloed-thymus barrière
In de cortex van de thymus bevindt zich de bloed-thymus barrière, die bestaat uit endotheelcellen met tight junctions, een basale membraan en reticulaire epitheelcellen. Deze barrière beschermt de zich ontwikkelende, nog onrijpe T-cellen in de cortex tegen potentieel schadelijke antigenen uit het bloed.
### T-lymfocyt selectieprocessen
De thymus is de plaats waar lymfoïde voorlopercellen uit het beenmerg uitgroeien tot functionele T-lymfocyten via twee cruciale selectieprocessen: positieve en negatieve selectie.
1. **Positieve selectie:**
* **Locatie:** Cortex van de thymus.
* **Mechanisme:** Corticale thymische epitheelcellen presenteren lichaamseigen peptiden gebonden aan MHC klasse I en MHC klasse II moleculen. T-cellen die deze MHC moleculen kunnen herkennen, maar niet te sterk binden, overleven.
* **Doel:** Zorgen dat T-cellen in staat zijn om MHC moleculen te herkennen, wat essentieel is voor hun functie. T-cellen die MHC klasse II herkennen worden CD4+ T-helpercellen, terwijl T-cellen die MHC klasse I herkennen CD8+ cytotoxische T-cellen worden.
* **Resultaat:** T-cellen die de MHC moleculen niet herkennen, sterven af (ongeveer 80%) en worden opgeruimd.
2. **Negatieve selectie:**
* **Locatie:** Medulla van de thymus.
* **Mechanisme:** T-cellen worden getest op hun reactiviteit tegen lichaamseigen antigenen die in de medulla worden gepresenteerd.
* **Doel:** Voorkomen van auto-immuniteit door T-cellen te elimineren die te sterk reageren op lichaamseigen componenten (autoreactieve T-cellen). Dit proces induceert centrale tolerantie.
* **Resultaat:** Autoreactieve T-cellen worden geëlimineerd via apoptose.
Na succesvolle positieve en negatieve selectie migreren de mature CD4+ of CD8+ T-lymfocyten naar de secundaire lymfoïde organen.
### Thymus involutie
Na de puberteit ondergaat de thymus een proces van involutie, waarbij het functionele weefsel geleidelijk wordt vervangen door vetweefsel. Hoewel de productie van T-cellen afneemt, blijft de thymus een rol spelen in het onderhouden van het T-celreservoir en het elimineren van autoreactieve cellen. Factoren zoals corticosteroïden, bestraling en stress kunnen dit proces versnellen.
### Medische toepassingen en aandoeningen
* **Syndroom van DiGeorge:** Een genetische aandoening veroorzaakt door een microdeletie op chromosoom 22 (22q11) die kan leiden tot thymus aplasie, wat resulteert in immuundeficiëntie.
* **Myasthenia gravis:** Een auto-immuunziekte waarbij het immuunsysteem de neuromusculaire junctie aanvalt. In 20-30% van de gevallen is er sprake van een thymoom (een tumor van de thymus). Thymusresectie kan de symptomen verlichten.
* **Thymoom:** Een goedaardige tumor van het thymus epitheel die de functie van de thymus kan verstoren.
* **Acute lymfoblastenleukemie (ALL) en Acute lymfoblasten lymfoom:** Kanker van onrijpe lymfoblasten, die zich in het beenmerg (leukemie) of in lymfeklieren/thymus (lymfoma) kunnen manifesteren. Vooral T-lymfoblastische lymfomen worden geassocieerd met grote thymustumoren.
---
# Lymfeknopen: architectuur en immunologische reacties
Lymfeknopen zijn gespecialiseerde organen binnen het lymfestelsel, cruciaal voor het filteren van lymfe en het initiëren van immuunresponsen tegen pathogenen en antigenen die via de lymfe worden aangevoerd.
### 3.1 Architectuur van de lymfeknoop
Lymfeknopen zijn bedekt met een vezelig kapsel, waaruit bindweefseltrabekels naar binnen lopen tot aan de hilus. De kerncomponent van een lymfeknoop is lymfoïde weefsel, georganiseerd rond een netwerk van lymfesinussen. Dit lymfoïde weefsel wordt ondersteund door reticulaire cellen en reticulinevezels, en bevat diverse immuuncellen zoals lymfocyten, macrofagen en dendritische cellen.
Lymfeknopen zijn onder te verdelen in drie distincte zones:
#### 3.1.1 De cortex
De cortex bevindt zich aan de buitenkant van de lymfeknoop en bevat:
* **Marginale zone:** Bestaat uit naïeve B-cellen en geheugen B-cellen.
* **Primaire follikels:** Dit zijn ronde aggregaten van kleine B-lymfocyten, soms met zeldzamere T-lymfocyten. Ze zijn voornamelijk voorzien van naïeve B-lymfocyten die IgM en IgD tot expressie brengen. Folliculaire dendritische cellen (FDC's) zijn een belangrijke component, verantwoordelijk voor het capteren van immuuncomplexen en het presenteren van antigenen aan B-cellen.
* **Secundaire follikels:** Deze ontstaan uit primaire follikels na antigeencontact en zijn de site van T-celafhankelijke antilichaamsresponsen. Ze bestaan uit:
* **Mantel (corona):** Deze zone, die de buitenkant van het kiemcentrum omgeeft, bevat naïeve B-lymfocyten en B-geheugencellen die niet actief prolifereren.
* **Kiemcentrum (reactiecentrum):** Dit is het centrum van proliferatie en apoptose binnen de secundaire follikels. Het bevat twee soorten B-lymfoïde cellen:
* **Centroblasten:** Snel delende cellen met drie kernen dicht bij het kernmembraan en een sterk basofiel cytoplasma. Ze zijn betrokken bij antilichaamisotype switch en somatische hypermutatie en hebben geen BCR.
* **Centrocyten:** Kleiner, meer volwassen cellen met een gekliefde kern en een helder cytoplasma. Zij zijn de nakomelingen van centroblasten en drukken wel een BCR uit. Alleen centrocyten met een BCR kunnen overleven. Kernpuinmacrofagen zijn ook aanwezig in het kiemcentrum.
#### 3.1.2 De paracortex
De paracortex wordt beschouwd als de T-lymfocytzone. Hier kunnen T-cellen geactiveerd worden na contact met antigenen. Deze zone bevat minder B-lymfocyten maar wel macrofagen en interdigiterende dendritische cellen. Kenmerkend voor de paracortex zijn de post-capillaire venulen (hoog-endotheliale venulen - HEV's). Via deze HEV's kunnen recirculerende T- en B-lymfocyten de bloedbaan verlaten om het lymfoïde weefsel binnen te dringen. Lymfocyten uiten homingreceptoren die binden aan de kubische endotheelcellen van de HEV's. De paracortex bevat een hogere concentratie CD4 positieve T-helpercellen dan CD8 positieve cytotoxische T-cellen.
#### 3.1.3 De medulla
De medulla bevat lymfoïde weefsel in de vorm van strengen die tussen de medullaire sinussen liggen. Hier vinden we reticulaire cellen en reticulinevezels (het stroma), plasmacellen, plasmoblasten, en kleine T- en B-lymfocyten.
#### 3.1.4 Lymfesinussen
Lymfesinussen zijn ruimtes binnen de lymfeknoop waar lymfe doorheen stroomt. De subcapsulaire sinus vormt de ingang voor de lymfe. Vanuit hier vertakken de trabekelsinussen, die door de cortex en paracortex lopen. De corticale sinussen monden uit in medullaire sinussen, die onderling aan elkaar grenzen (anastomoseren). Bij de hilus monden deze anastomosen uit in één efferent lymfevat. Specifieke lymfocyten en antistoffen die in het lymfoïde weefsel zijn aangemaakt, kunnen via deze sinussen naar de bloedbaan worden afgevoerd.
### 3.2 Immunologische reacties in de lymfeknoop
Lymfeknopen spelen een centrale rol in de adaptieve immuunrespons:
* **Antigeenpresentatie:** Afferente lymfe brengt antigenen en pathogenen naar de lymfeknoop. Macrofagen en dendritische cellen in de subcapsulaire en corticale sinussen vangen deze deeltjes op en presenteren antigenen aan de lymfocyten in de cortex en paracortex.
* **Lymfocytenactivering:** In de cortex worden B-cellen geactiveerd, voornamelijk in de secundaire follikels, waarbij ze prolifereren en differentieren tot plasmacellen die antistoffen produceren. In de paracortex worden T-cellen geactiveerd na interactie met antigenen gepresenteerd door interdigiterende dendritische cellen op MHC-moleculen.
* **Verhoging van immuunrespons:** Bij een infectie of ontsteking neemt de doorbloeding van de lymfeknoop toe, wat leidt tot een verhoogde aanvoer van immuunmonitoringcellen en lymfocyten. Dit veroorzaakt een reactieve vergroting van de lymfeknoop, bekend als lymfadenopathie.
### 3.3 Medische toepassingen en aandoeningen
#### 3.3.1 Lymfadenopathie
Dit verwijst naar een vergroting van een of meerdere lymfeknopen. Lymfadenopathie kan goedaardig zijn en optreden als reactie op infecties (viraal of bacterieel), auto-immuunziekten of medicatie. De lymfeknoop zwelt op doordat er meer immuuncellen worden aangevoerd en zich vermenigvuldigen. Indien de vergroting maligne van aard is, is verwijdering vaak noodzakelijk.
#### 3.3.2 Lymfoom
Lymfomen zijn kankers die ontstaan uit lymfocyten (B- of T-lymfocyten) en hun voorlopers. Ze kunnen ontstaan in lymfeknopen of ander lymfoïd weefsel. Voorbeelden zijn Hodgkin lymfoom (ontstaat uit B-lymfocyten) en non-Hodgkin lymfomen.
#### 3.3.3 Metastasen
Lymfeknopen fungeren als een belangrijk metastaseroute voor kankercellen vanuit andere delen van het lichaam. Kankercellen kunnen de lymfeklier binnendringen en zich daar vermenigvuldigen. Dit wordt geëvalueerd met het TNM-stagering systeem, waarbij 'N' staat voor de nodale status, oftewel de aanwezigheid en omvang van lymfekliermetastasen.
* **Sentinel lymfeknoop:** Dit is de eerste lymfeknoop die lymfe uit een tumorregio ontvangt. Door een kleurstof of radio-isotoop rond de tumor te injecteren, kan deze sentinel lymfeknoop geïdentificeerd worden. Deze wordt dan verwijderd en onderzocht op de aanwezigheid van kankercellen. Indien de sentinel lymfeknoop negatief is, is verdere ingrijpende verwijdering van lymfeklieren vaak niet nodig, wat de procedure minder invasief maakt dan voorheen gebruikelijke uitgebreide lymfeklierverwijdering (bv. okselklieren bij borstkanker).
---
# De milt: filterfunctie en weefselstructuur
4. De milt: filterfunctie en weefselstructuur
Dit deel behandelt de milt als bloedfilter, haar hematopoëtische rol bij de foetus, en de histologische indeling in witte en rode pulpa.
### 4.1 De milt als filterorgaan
De milt fungeert als een bloedfilter door de fagocytose van verouderde rode bloedcellen (RBC) en vreemde deeltjes. Het orgaan is gelegen op de bloedbaan en bevat uitsluitend efferente lymfevaten. In het miltweefsel kunnen specifieke immunologische reacties worden geïnitieerd tegen antigenen die in het bloed circuleren. Bij de foetus vervult de milt tevens een hematopoëtische functie.
### 4.2 Histologie van de milt
De milt is omgeven door een dicht collageen bindweefselkapsel, waaruit bindweefseltrabekels in de miltpulpa penetreren, doorgaans aan de concave zijde waar de hilus zich bevindt. De miltpulpa wordt, net als andere lymfoïde organen, ondersteund door reticulinevezels en reticulacellen.
De milt is histologisch opgedeeld in twee hoofdcomponenten: de witte pulpa en de rode pulpa.
#### 4.2.1 Witte pulpa
De witte pulpa, die ongeveer 20% van de miltmassa uitmaakt, is het lymfoïde weefsel van de milt. Het bestaat uit drie belangrijke componenten:
* **Peri-arteriolaire lymfoïde schede (PALS):** Dit is lymfoïd weefsel dat zich rondom een centraal arteriool bevindt en overeenkomt met de paracortex van een lymfeklier. Hierin bevinden zich T-lymfocyten en antigeen-presenterende interdigiterende dendritische cellen.
* **Lymfefollikels:** Deze bevinden zich perifeer van de PALS. Ze kunnen primair of secundair zijn. Secundaire follikels, die ontstaan na contact met een antigeen, bevatten een kiemcentrum (reactiecentrum) en een mantel (corona) van naïeve B-lymfocyten en B-geheugencellen. Het kiemcentrum is een zone van proliferatie en apoptose, waar antilichaam-isotype switching en somatische hypermutatie plaatsvinden. Hierin bevinden zich centroblasten (snel delende cellen) en centrocyten (meer mature B-cellen).
* **Marginale zone:** Deze zone omringt de lymfefollikels en bevat B-lymfocyten met een complexe homing en functie.
#### 4.2.2 Rode pulpa
De rode pulpa, die ongeveer 80% van de miltmassa uitmaakt, is rijk aan rode bloedcellen. Het bestaat uit:
* **Pulpa strengen (balken van Billroth):** Deze stroken van reticulacellen en reticulinevezels bevatten alle bloedcellen en macrofagen.
* **Miltsinussen:** Deze ruimtes hebben geen continu epitheel; er zijn spleten tussen de cellen en het basaal membraan is discontinu. De miltsinussen kleuren aan met een PAS-kleuring vanwege de aanwezigheid van glycoproteïnen.
### 4.3 Bloedcirculatie in de milt
De bloedcirculatie in de milt is een complex systeem dat de filterfunctie mogelijk maakt. De bloedtoevoer en afvoer verlopen via specifieke arteriolen en venulen die door de witte en rode pulpa lopen, en uiteindelijk de uitwisseling van stoffen en cellen faciliteren. De milt sinusoiden met hun discontinue basale membraan spelen een cruciale rol bij de passage van cellen uit de bloedbaan naar de rode pulpa.
### 4.4 Hematopoëtische functie bij de foetus
Bij de foetus is de milt een actief hematopoëtisch orgaan, wat betekent dat het verantwoordelijk is voor de aanmaak van bloedcellen. Deze functie neemt na de geboorte af en wordt grotendeels overgenomen door het beenmerg.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Beenmerg | Het primaire orgaan voor hematopoëse (bloedcelvorming), bestaande uit rood (actief) en geel (inactief) beenmerg. Het speelt ook een rol in de fagocytose van verouderde bloedcellen en de productie van stromale componenten. |
| Hematopoëtische stamcellen | Pluripotente stamcellen die kunnen differentiëren tot verschillende typen bloedcellen, waaronder lymfoïde en myeloïde voorlopercellen. Ze zijn cruciaal voor het continu aanvullen van bloedcellen in het lichaam. |
| Dendritische cellen | Gespecialiseerde antigen-presenterende cellen die een belangrijke rol spelen bij het initiëren van immuunresponsen door antigenen te presenteren aan T- en B-lymfocyten. |
| Stroma | Het ondersteunende weefsel van een orgaan, bestaande uit reticulumcellen, reticulinevezels en vetcellen, dat een micro-omgeving creëert voor celgroei en differentiatie. |
| Sinusoïden | Gedilateerde capillairen met een discontinue basaalmembraan, die in organen zoals het beenmerg en de milt voorkomen en celmigratie vergemakkelijken. |
| Granulopoëse | Het proces van vorming en maturatie van granulocyten, een type witte bloedcel, vanuit myeloïde voorlopers. Dit proces duurt typisch 10-14 dagen. |
| Linksverschuiving | Een fenomeen waarbij immature vormen van granulocyten, zoals staven, in de circulerende bloedpopulatie worden waargenomen, vaak als reactie op infectie of ontsteking. |
| Monocyt | Een type witte bloedcel dat zich vanuit het beenmerg naar weefsels verplaatst waar het differentieert tot een macrofaag. Monocyten zijn belangrijk voor fagocytose en immuunregulatie. |
| Lymfocyt | Een type witte bloedcel dat essentieel is voor het adaptieve immuunsysteem, waaronder T-cellen, B-cellen en Natural Killer (NK)-cellen. Ze zijn betrokken bij cellulaire en humorale immuniteit. |
| Thymus | Een primair lymfoïde orgaan, gelegen in de borstkas, dat cruciaal is voor de rijping en selectie van T-lymfocyten. Het speelt een sleutelrol in centrale tolerantie. |
| Centrale tolerantie | Het proces binnen de primaire lymfoïde organen (beenmerg en thymus) waarbij de lymfocyten die auto-reactief zijn tegen lichaamseigen antigenen worden geëlimineerd of geïnactiveerd. |
| V(D)J-recombinatie | Een genetisch proces dat plaatsvindt in lymfocyten om een grote diversiteit aan T-celreceptoren (TCR) en B-celreceptoren (BCR) te creëren, wat essentieel is voor het herkennen van een breed scala aan antigenen. |
| Lichaampjes van Hassal | Structuren in de medulla van de thymus, bestaande uit keratine, gevormd door squameuze epitheelcellen. Hun precieze functie is onbekend, maar ze zijn kenmerkend voor de thymus. |
| MHC (Major Histocompatibility Complex) | Een groep genen die eiwitten coderen die op celoppervlakken worden gepresenteerd en een rol spelen bij immuunherkenning, met name bij de presentatie van antigenen aan T-lymfocyten. |
| Positieve selectie (Thymus) | Een proces in de cortex van de thymus waarbij T-cellen die de eigen MHC-moleculen kunnen herkennen, worden geselecteerd om te overleven. |
| Negatieve selectie (Thymus) | Een proces in de medulla van de thymus waarbij T-cellen die te sterk reageren op lichaamseigen antigenen (auto-reactieve cellen) worden geëlimineerd om auto-immuunziekten te voorkomen. |
| Lymfeknoop | Kleine, boonvormige organen verspreid over het lichaam die fungeren als filters voor lymfe en een belangrijke locatie zijn voor immuunresponsen, waar T- en B-lymfocyten en APC's samenkomen. |
| Kiemcentrum | Een gespecialiseerd gebied binnen secundaire lymfefollikels waar B-lymfocyten prolifereren, antilichaamklassen wisselen en somatische hypermutatie ondergaan om de affiniteit van antilichamen te verhogen. |
| Postcapillaire venulen (HEV) | Gekarakteriseerde venulen met hoog endotheliaal epitheel, voornamelijk gevonden in de paracortex van lymfeknopen en de medulla van de thymus, waardoor recirculerende lymfocyten de bloedbaan kunnen verlaten om de lymfoïde weefsels binnen te dringen. |
| Milt | Een orgaan dat fungeert als een bloedfilter, verantwoordelijk voor de fagocytose van verouderde rode bloedcellen, opslag van bloedcellen en het initiëren van immunologische reacties tegen bloedgedragen antigenen. |
| Witte pulpa (Milt) | Het lymfoïde deel van de milt, bestaande uit peri-arteriolaire lymfoïde schede (PALS) en lymfefollikels, waar immuunresponsen tegen bloedgedragen antigenen plaatsvinden. |
| Rode pulpa (Milt) | Het vasculaire deel van de milt, bestaande uit pulpastrengens en miltsinussen, verantwoordelijk voor de filtering van bloed, fagocytose en opslag van bloedcellen. |