Cover
Empieza ahora gratis Neuroanatomie Dewaele 2025 - 2026 V01 150dpi.pdf
Summary
# Functies van de hersenen
### Kernidee
* De hersenen zijn het centrale orgaan van het zenuwstelsel, verantwoordelijk voor het verwerken van informatie en het aansturen van lichaamsfuncties [4](#page=4).
* De hersenen bestaan uit verschillende onderdelen met specifieke functies, zoals de cerebrale cortex, hersenstam en cerebellum [4](#page=4).
### Sleutelbegrippen
* Cerebrale cortex: Buitenkant van de hersenen, betrokken bij hogere cognitieve functies zoals denken, taal en geheugen [4](#page=4).
* Hersenstam: Verbindt de hersenen met het ruggenmerg en reguleert vitale functies zoals ademhaling en hartslag [4](#page=4).
* Cerebellum (kleine hersenen): Coördineert bewegingen, balans en houding [4](#page=4).
* Motoriek: Stuurt spierbewegingen aan [4](#page=4).
* Somatosensoriek: Verwerkt zintuiglijke informatie van het lichaam, zoals tast, temperatuur en pijn [4](#page=4).
* Limbisch systeem: Betrokken bij emoties, geheugen en motivatie [5](#page=5).
* Nucleus caudatus en putamen: Onderdeel van de basale ganglia, belangrijk voor motorische controle en leren [4](#page=4).
* Formatio reticularis: Reguleert bewustzijn, slaap en waakzaamheid [4](#page=4).
* Hypothalamus: Reguleert basale lichaamsfuncties zoals temperatuur, honger en dorst [4](#page=4).
### Belangrijke functies
* Verwerking van zintuiglijke informatie (visueel, auditief, olfactorisch, etc.) [4](#page=4).
* Aansturing van motorische bewegingen en coördinatie [4](#page=4).
* Regulatie van vitale functies (ademhaling, hartslag, bloeddruk) [4](#page=4).
* Emotionele verwerking en regulatie [5](#page=5).
* Vorming en opslag van herinneringen (geheugen) [5](#page=5).
* Cognitieve functies zoals denken, probleemoplossing en taal [4](#page=4).
* Zelfbewustzijn en perceptie [5](#page=5).
### Implicaties
* Schade aan specifieke hersengebieden kan leiden tot specifieke functionele uitvallen [7](#page=7).
* Het begrijpen van hersenfuncties is cruciaal voor de diagnose en behandeling van neurologische aandoeningen [7](#page=7).
* Onderzoek naar hersenplasticiteit toont aan dat hersenfuncties kunnen veranderen en zich aanpassen [6](#page=6).
### Veelvoorkomende valkuilen
* Overmatige focus op de cerebrale cortex kan leiden tot het negeren van de rol van andere hersenstructuren [4](#page=4).
* Het verkeerd interpreteren van hersenscans zonder klinische context kan leiden tot misdiagnoses [7](#page=7).
---
# Structure of the doctoral program
### Kernidee
* Het doctoraatsprogramma is een gestructureerd traject gericht op het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden en het leveren van een originele bijdrage aan een wetenschapsgebied [9](#page=9).
* Het omvat diverse componenten, van initiële cursussen tot de uiteindelijke verdediging van het proefschrift [9](#page=9).
### Kernfeiten
* Het programma vereist een masterdiploma of gelijkwaardige kwalificatie voor toelating [9](#page=9).
* Studenten volgen verplichte en keuzevakken ter verbreding en verdieping van kennis [9](#page=9).
* Een belangrijk onderdeel is de academische vorming die gericht is op onderzoekscompetenties [9](#page=9).
* De voortgang wordt gemonitord door middel van periodieke beoordelingen en voortgangsgesprekken [9](#page=9).
* Het succesvol afronden van het programma leidt tot de graad van doctor (PhD) [10](#page=10).
* Het programma is gestructureerd rondom verschillende fasen, beginnend met oriëntatie en eindigend met de verdediging [9](#page=9).
### Kernconcepten
* **Promovendus:** Een persoon die een doctoraatstraject volgt [9](#page=9).
* **Wetenschappelijke stage:** Praktische ervaring opdoen binnen een onderzoeksomgeving [9](#page=9).
* **Onderzoeksplan:** Een gedetailleerd voorstel voor het uit te voeren onderzoek [9](#page=9).
* **Proefschrift:** Het eindproduct van het doctoraatsonderzoek, een originele wetenschappelijke publicatie [10](#page=10).
* **Promotor:** De hoofdonderzoeker die de student begeleidt [9](#page=9).
* **Copromotor:** Een secundaire begeleider in het onderzoeksproject [9](#page=9).
### Implicaties
* De structuur zorgt voor een systematische opbouw van academische en onderzoeksvaardigheden [9](#page=9).
* Regelmatige voortgangsgesprekken faciliteren tijdig ingrijpen bij mogelijke problemen [9](#page=9).
* De focus op zowel academische vorming als origineel onderzoek bereidt studenten voor op diverse carrières [10](#page=10).
* Voldoen aan de programmavereisten is cruciaal voor de succesvolle afronding [9](#page=9).
### Veelvoorkomende valkuilen
* Onvoldoende planning van het onderzoekstraject kan leiden tot vertraging [9](#page=9).
* Te weinig aandacht voor de academische vormingscomponenten kan de onderzoeksvaardigheden belemmeren [9](#page=9).
---
# De nervus olfactorius en zijn verbindingen met het limbisch systeem
### Kernidee
* Geuren informeren over de omgeving, beïnvloeden beslissingen, emoties en herinneringen [21](#page=21).
* Het reukorgaan is uniek omdat het sensorische signalen naar de cortex stuurt zonder eerst de thalamus te passeren [21](#page=21).
* De nervus olfactorius is sterk verbonden met het limbisch systeem, cruciaal voor overleving [21](#page=21).
### Kernstructuren en hun functie
* **Olfactorische cellen:** Bipolaire cellen met chemoreceptoren op de cilia in de neusslijmvlies [21](#page=21).
* **Filum olfactorium:** Bundels axonen van olfactorische cellen die door het zeefbeen naar de bulbus olfactorius lopen [21](#page=21).
* **Bulbus olfactorius:** Eerste verwerkingsstation van reuksignalen, een uitloper van de telencefalon [21](#page=21).
* **Mitralis cel:** Neuronen in de bulbus olfactorius wiens axonen de tractus olfactorius vormen [21](#page=21).
* **Glomerulus:** Structuur in de bulbus waar axonen van olfactorische cellen contact maken met dendrieten van mitralis cellen [21](#page=21).
* **Tractus olfactorius:** Axonbundel die vanuit de bulbus olfactorius de hersenen in loopt [21](#page=21).
### Verbindingen met het limbisch systeem
* **Stria olfactoria medialis:** Leidt vezels naar de hypothalamus, die autonoom zenuwstelsel reflexen initieert (bv. hypersalivatie, braken) [22](#page=22).
* **Stria olfactoria lateralis:** Leidt vezels naar:
* **Cortex piriformis (olfactoire cortex):** Verantwoordelijk voor de bewuste waarneming van geuren [22](#page=22).
* **Hippocampus:** Cruciaal voor het oproepen van herinneringen geassocieerd met geuren [22](#page=22).
* **Corpus amygdaleum:** Betrokken bij de emotionele respons op geuren (bv. driften) [22](#page=22).
* **Commissura anterior:** Maakt verbinding met de contralaterale hersenhelft [22](#page=22).
### Pathologie
* **Anosmie:** Verlies van reukzin, vaak veroorzaakt door virale infecties, sinusitis, roken of schedeltrauma [23](#page=23).
* **Trauma schedelbasis:** Kan breuk van het zeefbeen veroorzaken, leidend tot scheuren van fila olfactoria en potentieel een liquorslok [23](#page=23).
* **Liquorlek:** Kan leiden tot bacteriële meningitis; diagnose via Beta-trace gehalte in neusvocht [23](#page=23).
* **Meningeomen:** Tumoren in de olfactorische groeve kunnen leiden tot langzame vermindering van geur [23](#page=23).
* **Olfactorisch aura:** Geurhallucinatie voorafgaand aan epileptische aanvallen, gerelateerd aan de piriforme cortex [23](#page=23).
- > **Tip:** Het limbisch systeem omvat homeostase, olfactie, geheugen en emoties/driften, wat de centrale rol van geur in overleving benadrukt [21](#page=21)
---
# Het visuele systeem en onderzoeksmethoden
### Kernidee
* Het visuele systeem omvat de route van lichtstimuli van het oog naar de visuele cortex, inclusief verwerking en mogelijke pathologieën [29](#page=29).
* Onderzoeksmethoden evalueren de gezichtsvelden om afwijkingen in dit systeem te detecteren [29](#page=29).
### Belangrijke feiten
* De nervus opticus is embryologisch een uitloper van het diencefalon, geen echte zenuw [29](#page=29).
* Licht wordt geïnverteerd door de lens; visus wordt beschreven vanuit patiëntperspectief (gezichtsveld) [29](#page=29).
* Axonen van de retina convergeren naar de papil en lopen via de nervus opticus naar het chiasma [29](#page=29).
* In het chiasma kruisen axonen van de nasale retinale velden [29](#page=29).
* Axonen gaan verder via de tractus opticus naar het corpus geniculatum laterale in de thalamus [29](#page=29).
* Vanuit het corpus geniculatum laterale lopen axonen via de radiatio optica naar de primaire visuele cortex [29](#page=29).
* De lus van Meyer is een deel van de radiatio optica dat naar de temporale kwab loopt [29](#page=29).
* De gezichtsvelden kunnen onderzocht worden met een confrontatietest of Goldmann perimetrie [29](#page=29).
* Bij een confrontatietest vergelijkt de patiënt zijn gezichtsveld met dat van de onderzoeker [29](#page=29).
* Bij Goldmann perimetrie wordt een lichtpunt op een koepel vanuit verschillende richtingen bewogen [30](#page=30).
* De intensiteit en grootte van het lichtpunt bij Goldmann perimetrie kunnen variëren [30](#page=30).
* Het gezichtsveld strekt zich nasaal tot 60 graden en lateraal tot bijna 90 graden uit [30](#page=30).
* De blinde vlek bevindt zich ongeveer 15 graden lateraal [30](#page=30).
* Automatische perimetrie is mogelijk, maar minder betrouwbaar door het wegvallen van oogartscontrole [30](#page=30).
* De optische reflexen omvatten directe en indirecte pupilvernauwing bij lichtstimulatie [30](#page=30).
* De indirecte lichtreflex wordt geregeld via de nucleus pretectalis en de nucleus van Edinger-Westphal [30](#page=30).
### Belangrijke concepten
* **Visueel veld versus retinaal veld:** Visusverlies wordt altijd beschreven in termen van het gezichtsveld zoals de patiënt het ervaart, niet de retinale positie [29](#page=29).
* **Chiasma:** Cruciale kruising waar nasale axonen van beide ogen elkaar kruisen [29](#page=29).
* **Radiatio optica:** De zenuwbaan die visuele informatie vanuit het corpus geniculatum laterale naar de cortex transporteert [29](#page=29).
* **Corpus geniculatum laterale:** De thalamusstructuur waar de tractus opticus synaps vormt voordat de informatie naar de cortex gaat [29](#page=29).
* **Pupilreflex (lichtreflex):** Een reactie van de iris op licht, essentieel voor visuele aanpassing en een indicator van neurologische integriteit [30](#page=30).
### Implicaties
* Pathologie van één oog of de nervus opticus kan leiden tot een enkelzijdige visusstoornis (anopsie) [30](#page=30).
* Druk op het chiasma, vaak door een hypofysetumor, kan bitemporale hemianopsie veroorzaken (verlies van temporale gezichtsvelden) [31](#page=31) [33](#page=33).
### Veelvoorkomende valkuilen
---
# Pathologieën van de craniale zenuwen betrokken bij oogbeweging
### Kernidee
* Stoornissen van craniale zenuwen III, IV en VI leiden tot specifieke afwijkingen in oogbeweging en pupilgrootte [40](#page=40).
* Classificatie van oogmotoriekstoornissen omvat supranucleaire, intranucleaire en (infra)nucleaire letsels [41](#page=41).
### Kernfeiten
* De nervus oculomotorius (III) innerveert de rectus superior, rectus inferior, rectus medialis, obliquus inferior en levator palpebrae superioris [37](#page=37).
* De nervus trochlearis (IV) innerveert de obliquus superior [38](#page=38).
* De nervus abducens (VI) innerveert de rectus lateralis [39](#page=39).
* Parasympathische vezels voor pupilvernauwing (miosis) volgen de n. oculomotorius [37](#page=37).
* Orthosympathische vezels voor pupilverwijding (mydriasis) lopen langs de carotis en door de sinus cavernosus [39](#page=39).
* De nervus abducens is de meest kwetsbare craniale zenuw door zijn lange traject [39](#page=39).
### Kernconcepten
* **N. oculomotorius (III) pathologie:**
* Pupilsparende uitval door centrale arterie-infarct: "down and out" positie, ptosis [40](#page=40).
* Mydriase door compressie oppervlakkige parasympathische vezels (bv. aneurysma): later "down and out" en ptosis [40](#page=40).
* Uncale herniatie kan unilaterale mydriase veroorzaken [40](#page=40).
* **N. trochlearis (IV) pathologie:**
* Veroorzaakt diplopie, gecompenseerd door hoofdkanteling weg van de laesie [41](#page=41).
* Verlamming leidt tot extorsie van het oog [41](#page=41).
* **N. abducens (VI) pathologie:**
* Onvermogen om het oog naar buiten te keren (abductie) [41](#page=41).
* **Supranucleaire stoornissen:** Laesie in frontaal blikcentrum (FEF); blikparese contralateraal, geen diplopie [41](#page=41).
* **Verticaal blikcentrum druk:** Blikbeperking omhoog met "sunset" fenomeen [41](#page=41).
* **Intranucleaire stoornissen (INO):** Laesie van de fasciculus longitudinalis medialis (FLM); ipsilateraal oog kan niet naar contralaterale zijde bewegen, contralateraal oog met nystagmus [41](#page=41).
### Implicaties
* **Pupilafwijkingen:** Mydriase (verwijding) kan wijzen op druk op n. oculomotorius; miosis (vernauwing) op orthosympathische stoornis (bv. Horner syndroom) [43](#page=43).
* **"Down and out" positie:** Indicatief voor n. oculomotorius parese [40](#page=40).
* **Hoofdkanteling bij n. trochlearis verlamming:** Compensatiemechanisme om diplopie te vermijden [41](#page=41).
* **Internucleaire oftalmoplegie (INO):** Vaak door MS of infarcering, beïnvloedt gecoördineerde oogbeweging [41](#page=41).
### Tip
- > **Tip:** Het onderscheid tussen centrale en oppervlakkige laesies van de n
### Voorbeeld
---
# Oogbewegingen en zenuwpareses
### Kernconcepten
* Zenuwpareses van de oogbewegingsspieren kunnen leiden tot specifieke afwijkingen in oogbewegingen en oogstand [50](#page=50).
* Oogbewegingsstoornissen omvatten beperkingen in adductie, abductie en verticale bewegingen, evenals afwijkingen in pupilgrootte en ooglidstand [50](#page=50) [52](#page=52) [55](#page=55).
### Sleutelbegrippen
* **Pareses van specifieke hersenzenuwen:**
* Nervus oculomotorius (III): kan leiden tot ptosis (hangend ooglid), mydriasis (verwijde pupil) en beperking van de meeste oogbewegingen (behalve laterale rectus en trochlearis-gestuurde bewegingen) [50](#page=50) [55](#page=55).
* Nervus trochlearis (IV): veroorzaakt beperking van adductie en depressie bij adduceren, resulterend in een neerwaartse, naar buiten gerichte oogstand en compensatoire hoofdhelling weg van de laesie [50](#page=50) [51](#page=51).
* Nervus abducens (VI): leidt tot een beperking van abductie (kan oog niet naar buiten draaien), resulterend in een naar binnen gerichte oogstand (esotropie) [50](#page=50).
* **Pupilafwijkingen:**
* Mydriasis (verwijde pupil) kan duiden op druk op de parasympathische vezels van de nervus oculomotorius, zoals bij een uncal hernia of aneurysma [52](#page=52).
* Bilaterale mydriasis kan wijzen op verhoogde intracraniële druk [52](#page=52).
* Miosis (vernauwde pupil) is kenmerkend voor Horner-syndroom, vaak gepaard gaand met ptosis en anhidrose (afwezige zweetproductie) [52](#page=52) [55](#page=55).
* **Nystagmus:** Onwillekeurige, ritmische oogbewegingen, vaak als compensatiemechanisme voor een fixatieprobleem of een laesie in de hersenstam (bv. FLM) [54](#page=54).
* **Blikparese:** Beperking van de oogbeweging in een bepaalde richting, bijvoorbeeld een blikparese naar links [53](#page=53).
### Implicaties
* De compensatoire hoofdhelling bij een trochlearisparesis is altijd weg van de zijde van de laesie [51](#page=51).
* Unilaterale mydriasis kan een teken zijn van een levensbedreigende intracraniële aandoening zoals een uncal hernia [52](#page=52).
* Stagmus, de poging van het ene oog om het andere mee te trekken, is een symptoom van betrokkenheid van de fasciculus longitudinalis medialis (FLM) [54](#page=54).
* Ptosis, of een hangend ooglid, kan optreden bij een parese van de nervus oculomotorius of door aandoeningen van de m. tarsalis superior [50](#page=50) [52](#page=52).
- > **Tip:** Het zorgvuldig analyseren van de oogstand, pupilgrootte en bewegingsbeperkingen kan helpen bij het lokaliseren van de neurologische laesie
---
# Innervatie van het gelaat door de nervus trigeminus
### Core idea
* De nervus trigeminus (V) is de belangrijkste zenuw voor de sensibele bezenuwing van het gelaat en biedt ook motorische innervatie voor de kauwspieren [56](#page=56).
* Het bestaat uit drie hoofd branches: V1 (oftalmische), V2 (maxillaire) en V3 (mandibulaire) [56](#page=56).
* De trigeminuskern is een lange kern die zich uitstrekt van het mesencephalon tot de medulla spinalis [56](#page=56).
### Key facts
* De nervus trigeminus innerveert de huid van het aangezicht, de meningen, sinussen, cornea, verhemelte, tanden, voorste 2/3 van de tong, TM-gewricht en uitwendige gehoorgang [56](#page=56).
* Motorische vezels voor kauwspieren en m. tensor tympani verlopen via de mandibulaire tak (V3) [56](#page=56).
* Cellichamen van sensibele neuronen bevinden zich in het ganglion van Gasser op het rotsbeen [56](#page=56).
* Vezels voor pijn, temperatuur en tast dalen af via de tractus descendens trigemini [56](#page=56).
* Proprioceptieve vezels van kauwspieren en kaakgewricht verlopen via de mesencephale kern [56](#page=56).
* V1 (oftalmische) innerveert het voorhoofd, gebied boven onderste ooglid, neus, en mediaal deel bovenste ooglid (#page=56, page=57) [56](#page=56) [57](#page=57).
* V2 (maxillaire) innerveert de wang, onderste ooglid, bovenkaak en tanden (#page=57, page=58) [57](#page=57) [58](#page=58).
* V3 (mandibulaire) innerveert de tong (voorste 2/3), onderkaak en tanden, kin, buitenste gehoorgang, oorschelp, TM-gewricht, en temporale regio [58](#page=58).
* Parasympathische vezels voor de traanklier lopen via V1 (n. lacrimalis) [57](#page=57).
* Parasympathische vezels voor submandibulaire en sublinguale klieren lopen via V3 (n. lingualis) [58](#page=58).
### Key concepts
* De **trigeminuskern** is verdeeld in een mesencephale kern en een principo-spinale kern [56](#page=56).
* De **tractus descendens trigemini** is verantwoordelijk voor de overdracht van pijn, temperatuur en tast van het gelaat [56](#page=56).
* **Ganglion ciliare** ontvangt vezels van V1 en is betrokken bij de innervatie van de cornea [57](#page=57).
* **Ganglion sphenopalatinum** is cruciaal voor V2 en ontvangt parasympathische vezels van de nervus facialis via de n. vidianus (#page=57, page=58) [57](#page=57) [58](#page=58).
* **Ganglion submandibulare** ontvangt parasympathische vezels van de chorda tympani (deel van VII) die via V3 (n. lingualis) lopen [58](#page=58).
* De **blinkreflex** is een bilaterale reactie van de oogleden bij stimulatie van de cornea, waarbij V1, de pons en VII betrokken zijn (#page=58, page=61) [58](#page=58) [61](#page=61).
### Implications
* Trigeminusneuralgie kenmerkt zich door schietende aangezichtspijn, vaak getriggerd door kou, scheren, kauwen of spreken [59](#page=59).
* Behandeling van trigeminusneuralgie kan medicamenteus (Tegretol) zijn of een radiofrequente behandeling van het ganglion van Gasser [59](#page=59).
* Een neurovasculair conflict (ader tegen zenuw) is een behandelbare oorzaak van trigeminusneuralgie [59](#page=59).
* Chirurgische decompressie volgens Dandy kan worden uitgevoerd bij een bewezen neurovasculair conflict [59](#page=59).
* Complicaties van radiofrequente behandeling kunnen anesthetiseren van de cornea en verlies van de blinkreflex zijn [59](#page=59).
* De musculus tensor tympani spant het trommelvlies op om het gehoor te beschermen tegen overmatig geluid [60](#page=60).
### Common pitfalls
---
# Het belang van textuur in de perceptie en beleving
### Kernidee
* Textuur is cruciaal voor perceptie en beleving, en beïnvloedt hoe we objecten en omgevingen interpreteren [65](#page=65).
* Textuur draagt bij aan de vorming van realisme en immersie, en heeft emotionele en therapeutische effecten [66](#page=66).
### Belangrijke feiten
* Textuur is een fundamenteel aspect van objecten, dat onze perceptie beïnvloedt [65](#page=65).
* Het is een integraal onderdeel van hoe we de wereld om ons heen ervaren [65](#page=65).
* Textuur is essentieel voor het creëren van realisme en immersie [66](#page=66).
* Het kan leiden tot emotionele en therapeutische effecten [66](#page=66).
* Het begrijpen van textuur is belangrijk in disciplines zoals productontwerp, architectuur en kunst [68](#page=68).
* Textuur helpt bij de identificatie van objecten en hun eigenschappen [65](#page=65).
* Het beïnvloedt productkeuzes en consumentenvoorkeuren [67](#page=67).
* Tactiele stimuli kunnen de emotionele toestand beïnvloeden [66](#page=66).
* Gladde texturen worden vaak geassocieerd met ontspanning, terwijl ruwe texturen alertheid kunnen verhogen [66](#page=66).
### Kernconcepten
* **Subjectieve textuurbeleving:** Persoonlijke interpretatie en gevoeligheid voor texturen [65](#page=65).
* **Objectieve textuurkenmerken:** Meetbare eigenschappen zoals ruwheid, zachtheid, gladheid [65](#page=65).
* **Visuele textuur:** Wat we zien en hoe het onze tactiele verwachtingen beïnvloedt [65](#page=65).
* **Tactiele textuur:** Wat we daadwerkelijk voelen bij aanraking [65](#page=65).
* **Textuur en emotie:** De koppeling tussen tactiele ervaringen en gevoelens [66](#page=66).
* **Textuur en herkenning:** Hoe textuur helpt bij het identificeren van objecten [65](#page=65).
* **Textuur en productontwerp:** Het strategisch inzetten van textuur voor functionaliteit en esthetiek [68](#page=68).
* **Textuur en geheugen:** Texturen kunnen herinneringen oproepen [67](#page=67).
### Implicaties
* Verbeterde productervaringen door doelgericht textuurontwerp [68](#page=68).
* Meer immersieve digitale en virtuele omgevingen [66](#page=66).
* Potentieel voor therapeutische toepassingen via tactiele stimulatie [66](#page=66).
* Invloed op consumentengedrag en marketingstrategieën [67](#page=67).
* Verhoogde waardering voor kunst en designobjecten [68](#page=68).
* Belangrijk voor het creëren van zintuiglijke rijkdom in leefomgevingen [66](#page=66).
### Veelvoorkomende valkuilen
---
# Analyse van de nervus vestibulocochlearis en vestibulaire reflexen
### Vestibulaire systeem structuur en banen
* Het binnenoor bevat drie semicirculaire kanalen en twee zakjes, gevuld met vloeistof [79](#page=79).
* Beweging van deze vloeistof genereert pulsen die via de nervus vestibularis naar de nuclei vestibulares gaan [79](#page=79).
* De **vestibulo-cerebellaire banen** projecteren naar de nodulus en flocculus van het cerebellum [79](#page=79).
* Feedback van de nucleus fastigii naar de vestibulaire kernen is aanwezig [79](#page=79).
* Het cerebellum integreert vestibulaire, visuele en proprioceptieve input voor evenwicht [79](#page=79).
* De **vestibulo-spinale banen** activeren via dalende axonen de voorhoornneuronen, die spieren aansturen [79](#page=79).
* De **vestibulo-oculaire banen** verbinden de vestibulaire kernen met die van craniale zenuwen III, IV en VI via de fasciculus longitudinalis medialis (FLM) [79](#page=79).
### Vestibulaire reflexen en pathologie
* **Oculo-cefale reflex (doll's eye reflex):**
* Onderzoekt craniale zenuwen VIII, III en VI, en de hersenstam [79](#page=79).
* Hoofd draaien veroorzaakt tegengestelde oogbeweging om blik te stabiliseren [79](#page=79).
* Aanwezigheid duidt op een functionerende hersenstam [80](#page=80) [81](#page=81).
* Afwezigheid (ogen bewegen met hoofd mee) is een slecht teken [80](#page=80).
* Onderdrukt bij wakkere personen, aanwezig bij baby's en comateuze patiënten [80](#page=80).
* Niet uitvoeren bij nektrauma [80](#page=80).
* **Oculo-vestibulair reflex (calorische reflex):**
* Trager ijskoud water in het oor lokt de reflex uit door stroming in semicirculaire kanalen [80](#page=80).
* Bij wakker persoon: langzame oogbeweging naar testzijde, gevolgd door snelle correctie door FEF [80](#page=80).
* Bij comateuze patiënt: alleen langzame oogbeweging naar testzijde (FEF functioneren niet) [80](#page=80).
* Bij hersendode patiënt: ogen blijven in middenstand (hersenenstam en cortex falen) [80](#page=80) [81](#page=81).
* **Nystagmus:**
* Schokkende oogbeweging (snelle en trage fase) bij letsel van het vestibulair stelsel [80](#page=80).
* Snelle fase bepaalt de richting (horizontaal, verticaal, rotatoir) [80](#page=80).
* Normale nystagmus kan visueel geïnduceerd zijn (opto-kinetische nystagmus) [80](#page=80).
* Verschijnen van nystagmus na calorische stimulus duidt op intacte hersenstam [81](#page=81).
- > **Tip:** De doll's eye reflex en calorische reflex zijn cruciale tests om de hersenstamfunctie te beoordelen, met name bij comateuze patiënten of bij het vaststellen van hersendood [79](#page=79) [80](#page=80)
---
# De nervus glossopharyngeus en zijn functies
### Kernidee
* De nervus glossopharyngeus (IX) verzorgt gevoel van tong, farynx, middenoor, en autonome innervatie van de speekselklier, en speelt rol in slikreflex en bloeddrukregulatie [86](#page=86).
* Motorische innervatie beperkt zich tot de m. stylopharyngeus [86](#page=86).
### Belangrijke feiten
* Verlaat de hersenstam bij de ponto-medullaire overgang en verlaat de schedel via het foramen jugulare [86](#page=86).
* Motorische tak ontspringt uit de nucleus ambiguus [86](#page=86).
* Sensibele takken bereiken de trigeminale kern voor bewuste gewaarwording en reflexbogen [86](#page=86).
* Parasympathische vezels stimuleren speekselproductie via het ganglion oticum [87](#page=87).
* Smaakvezels verzamelen uit het achterste 1/3 van de tong [87](#page=87).
* Chemoreceptoren (carotid body) en baroreceptoren (carotid sinus) activeren vezels die naar de nucleus solitarius gaan [87](#page=87).
* De carotid body meet CO2 gehalte, de carotid sinus meet arteriële bloeddruk [89](#page=89).
* Informatie van baroreceptoren leidt tot vertraging van het hartritme via de n. vagus [87](#page=87).
* Een beschadiging leidt tot verminderde oropharyngeale gevoeligheid en een droge mond [88](#page=88).
* De wurgreflex is niet bij iedereen aanwezig en afwezigheid is geen abnormaliteit [88](#page=88).
### Belangrijke concepten
* **Slikreflex:** Geïnitieerd door n. glossopharyngeus, coördineert farynx-, tong- en mondspieren [88](#page=88).
* **Wurgreflex:** Beschermt tegen gevaarlijke substanties in de orofarynx [88](#page=88).
* **Carotid body:** Klein orgaantje met chemoreceptoren die O2 en CO2 meten [87](#page=87) [89](#page=89).
* **Carotid sinus:** Verbreding van de arteria carotis met baroreceptoren die bloeddruk meten [87](#page=87) [89](#page=89).
* **Ganglion oticum:** Synaps voor parasympathische vezels die speekselproductie stimuleren [87](#page=87).
* **Nucleus solitarius:** Ontvangt informatie van smaak-, chemo- en baroreceptoren [87](#page=87).
* **Nucleus ambiguus:** Kern voor motorische innervatie van farynxspieren [86](#page=86).
### Implicaties
* Carotid sinus massage kan synopes en tachycardie behandelen, maar is gevaarlijk bij carotis stenose [87](#page=87).
* Carotid body tumoren kunnen slikproblemen en heesheid veroorzaken [87](#page=87).
* Hyperplasie van de carotid body komt voor bij chronische hypoxie [87](#page=87).
* Verminderd bewustzijn verhoogt aspiratie risico door verdwijnen reflexen [88](#page=88).
* Klinisch neurologisch onderzoek van de n. glossopharyngeus is belangrijk voor diagnose [89](#page=89).
- > **Tip:** De naam "glossopharyngeus" verwijst naar de oorspronkelijke veronderstelling van gevoel van tong en farynx [86](#page=86)
---
# De nervus vagus: beschrijving, pathologie en stimulatie
### Beschrijving
- De nervus vagus (Latijn voor "zwerver") voorziet parasympathische innervatie voor vele organen [91](#page=91).
- Verlaat de hersenstam onder de negende craniale zenuw en verlaat de schedel via het foramen jugulare [91](#page=91).
- Motorische tak innerveert faryngeale en laryngeale spieren, behalve de m. stylopharyngeus [91](#page=91).
- Sensibele takken komen uit de wand van hypofarynx en larynx [91](#page=91).
- Een ramus auricularis voorziet de buitenkant van het trommelvlies en gebied rond de uitwendige gehoorgang [91](#page=91).
- Parasympathische vezels starten in de nucleus dorsalis nervi vagi en gaan naar hart en maag-darmstelsel [91](#page=91).
- Chemo- en baroreceptoren in hart, aortaboog en maag-darmstelsel geven informatie via de n. vagus aan CZS [91](#page=91).
- N. glossopharyngeus is meer sensibel; n. vagus meer motorisch [91](#page=91).
### Pathologie
- Stembandverlamming kan optreden na laesie van de n. vagus, resulterend in heesheid [92](#page=92).
- Oorzaken van laesies zijn iatrogene beschadiging (schildklierchirurgie, carotisendarterectomie) en mediastinale tumoren [92](#page=92).
- Aantasting van de motorische zenuw leidt tot dysfagie (slikklachten) of dysartrie (spraakstoornissen) [92](#page=92).
### Nervus vagus stimulatie (NVS)
- Wordt toegepast bij refractaire epilepsie die niet reageert op medicatie [92](#page=92).
- Implantatie betreft het plaatsen van spiraaltjes rond de zenuw in de linker hals, verbonden met een onderhuidse generator [92](#page=92).
- Exact werkingsmechanisme is onbekend, maar elektrische stimulatie verhoogt metabolisme in nucleus solitarius [92](#page=92).
- Pulsen gaan via de locus coeruleus in de pons naar de grote hersenen [92](#page=92).
- Gunstig effect bij ongeveer de helft van de patiënten [92](#page=92).
### Transcutane Auriculaire Nervus Vagus Stimulatie (taNVS)
- Minder invasieve methode, onderzoekt stimulatie via het gebied rondom de uitwendige gehoorgang [92](#page=92).
- Maakt gebruik van elektrische velden om de nervus vagus te stimuleren [92](#page=92).
- Wordt onderzocht voor behandeling van immuunstoornissen, migraine, hartfalen, depressie, obesitas [92](#page=92).
- Vereist nog veel onderzoek [92](#page=92).
- > **Tip:** De nervus vagus speelt een cruciale rol in zowel sensibele als motorische functies en de regulatie van autonome processen
- Laesies kunnen diverse symptomen veroorzaken, terwijl stimulatie therapeutisch potentieel biedt
---
# Klinisch neurologisch onderzoek van craniale zenuwen
### Kernidee
* Het klinisch neurologisch onderzoek evalueert de functie van de twaalf craniale zenuwen .
### Belangrijke feiten
* N. Olfactorius: Vraag naar reukvermogen .
* N. Opticus: Testen van visus (lezen) en gezichtsvelden (confrontatie) .
* Pupillenreflexen: Direct en indirect, test de n. oculomotorius (III) .
* N. III, IV, VI: Testen oogbewegingen door vinger volgen, vragen naar dubbelzien .
* N. Trigeminus: Testen gevoeligheid gelaat (twee kanten aanraken) en kauwspieren (tanden bijten) .
* Corneareflex: Test met een watje, deel van n. trigeminus (V) .
* N. Facialis: Testen mimiek (verbaasd kijken, ogen dichtknijpen, tanden tonen) op symmetrie .
* N. Vestibulocochlearis: Testen gehoor (vingers wrijven) .
* N. IX en X (Glossopharyngeus en Vagus): Vraag "AAAAA", beoordeel symmetrie farynxbogen en uvula positie .
* N. Accessorius: Testen schouders opheffen (trapezius) en hoofd draaien (sternocleidomastoideus) .
* N. Hypoglossus: Vraag tong uitsteken .
* Voorafgaand aan neurologisch onderzoek: BAG check (bewust, adequaat, georiënteerd) .
### Belangrijke concepten
* De nervus hypoglossus innerveert intrinsieke en de meeste extrinsieke tongspieren [98](#page=98).
* Tongspieren geïnnerveerd door n. hypoglossus: m. genioglossus, hyoglossus, styloglossus [98](#page=98).
* Ansa cervicalis is een aftakking van de n. hypoglossus die takjes geeft aan de m. omohyoideus [98](#page=98).
* Tongdeviatie naar links kan wijzen op een laesie van de linker n. hypoglossus of een centrale oorzaak in de rechter hemisfeer [98](#page=98).
* Centrale oorzaak tongdeviatie door ontbreken van bilaterale bezenuwing van de tongspieren via de tractus corticonuclearis [98](#page=98).
### Implicaties
* Eenzijdige verlamming van tongspieren leidt tot deviatie van de tong naar de aangedane zijde bij uitsteken [98](#page=98).
* Centrale laesies geven een andere uitkomst dan perifere laesies bij de n. hypoglossus vanwege het ontbreken van bilaterale bezenuwing [98](#page=98).
* Zowel centrale als perifere oorzaken van tongdeviatie kunnen leiden tot een afwijking naar dezelfde kant (bv. linker hemisfeer infarct of linker n. hypoglossus laesie -> tongdeviatie naar links) [99](#page=99).
### Tips
- > **Tip:** Bij de evaluatie van de n
- IX en X is de wurgreflex niet altijd aanwezig (ongeveer 25% van de gevallen)
---
# Onderscheid tussen bovenste en onderste motorneuron laesies en klinisch neurologisch onderzoek
### Core idea
* Onderscheid tussen Upper Motor Neuron (UMN) en Lower Motor Neuron (LMN) laesies is cruciaal voor lokale vaststelling van neurologische afwijkingen .
* UMN laesies betreffen de tractus corticospinalis boven het niveau van de voorhoornneuronen .
* LMN laesies betreffen de voorhoornneuronen zelf, de radix of perifere zenuwen .
* Klinisch neurologisch onderzoek (KNO) helpt bij het differentiëren van deze twee types laesies .
### Key facts
* UMN: tractus corticospinalis, Betzcellen, capsula interna, ruggenmerg (boven LMN) .
* LMN: voorhoornneuronen, ventrale radices, perifere zenuwen .
* Tractus corticospinalis lateralis (90%) voor distale motoriek, anterior (10%) voor proximale/axiale .
* Tractus corticonuclearis innerveert hersenstamkernen, bil. aansturing behalve n. facialis (inf.) en n. hypoglossi .
* Brodmann area 6 (premotor/supplementair motorisch) plant bewegingen en heeft inhibitoire invloed op LMN .
* Letsel van inhiberende vezels uit area 6 leidt tot hyperreflexie en Babinski .
* UMN laesies boven decussatio pyramidum geven contralaterale symptomen; onder decussatio ipsilaterale symptomen .
* LMN laesies geven atrofie en areflexie .
### Key concepts
* **Motorische homunculus:** kaart van motorische cortex representatie, grotere gebieden voor fijne motoriek .
* **UMN symptomen:** hyperreflexie, clonus, positieve Babinski test .
* **LMN symptomen:** areflexie, atrofie, fasciculaties .
* **Babinski test:** dorsiflexie grote teen bij strijken voetzool lateraal .
* **Amyotrofische laterale sclerose (ALS):** verlies van zowel UMN als LMN .
* **Guillain-Barré Syndroom (GBS):** post-infectieuze auto-immuunstoornis die LMN aantast .
### Implications
* KNO (inspectie, kracht, tonus, reflexen) is essentieel voor differentiatie .
* Positie van laesie (boven/onder decussatio) bepaalt ipsi- of contractrale symptomen bij UMN .
* Babinski teken kan vroegste neurologische afwijking zijn .
* ALS toont tekenen van zowel UMN als LMN laesies .
### Common pitfalls
* Verwarring tussen contralaterale symptomen (UMN boven decussatio) en ipsilaterale symptomen (UMN onder decussatio) .
* Vergeten dat ALS zowel UMN als LMN kenmerken heeft .
---
# Pathologieën van de hersenvliezen en bloedingen
### Kernidee
* Bloedingen in relatie tot de hersenvliezen omvatten epidurale, subduraal (acuut en chronisch) en subarachnoïdale bloedingen, elk met specifieke oorzaken en klinische presentaties .
### Kernfeiten
* Een epiduraal hematoom ontstaat meestal door een schedelfractuur met scheuring van de arteria meningea media, wat resulteert in een biconvexe bloeding tussen dura en bot .
* Het "lucid interval" is een typisch symptoom van een epiduraal hematoom na initieel bewustzijnsverlies .
* Een acuut subduraal hematoom ontstaat door snelle deceleratie die brugvenen doet scheuren, resulterend in een maanvormige bloeding tussen dura en arachnoïdea .
* Chronische subdureale hematomen komen vaker voor bij ouderen met hersenatrofie en kunnen ontstaan na mineur trauma met persisterende veneuze bloeding, vaak verergerd door antistollingsmedicatie .
* Een subarachnoïdale bloeding wordt vaak voorafgegaan door een plotselinge, hevige "thunderclap" hoofdpijn en is meestal het gevolg van een gescheurd aneurysma .
* Intracerebrale bloedingen ontstaan in het hersenparenchym zelf, vaak door hypertensie, en worden niet direct geassocieerd met de hersenvliezen .
### Kernconcepten
* **Epiduraal hematoom:** Bloed wordt onder hoge arteriële druk tussen dura en bot gespoten .
* **Acuut subduraal hematoom:** Veneus bloed sijpelt tussen dura en arachnoïdea, vaak gepaard gaand met hersencontusies en oedeem .
* **Chronisch subduraal hematoom:** Langzame ophoping van bloed in de subdurale ruimte, die na weken tot symptomen leidt .
* **Subarachnoïdale bloeding (SAB):** Arterieel bloed onder hoge druk komt in de subarachnoïdale ruimte terecht, wat leidt tot een acute drukverhoging in het hoofd .
* **Aneurysma:** Een blaasvormige verwijding van een bloedvat, een veelvoorkomende oorzaak van SAB .
### Implicaties
* Tijdig herkennen en behandelen van epidurale hematomen is cruciaal door het risico op snel oplopende intracraniële druk .
* De behandeling van acute subdurele hematomen omvat het verwijderen van het hematoom, maar de bijbehorende hersencontusies laten permanente schade achter .
* Behandeling van chronische subdurele hematomen omvat het stoppen van bloedverdunners en aspiratie van het hematoom .
* SAB is een ernstige gebeurtenis die onmiddellijke interventie vereist, zoals coiling of clipping van een aneurysma .
* Grote intracerebrale hematomen kunnen chirurgisch verwijderd worden, vooral als ze oppervlakkig gelegen zijn .
### Voorbeelden
- > **Tip:** Het "lucid interval" is een belangrijk diagnostisch teken bij epidurale hematomen, waarbij de patiënt na een initiële bewustzijnsdaling tijdelijk helder is
- > **Tip:** Maanvormige coupes op CT-scans zijn kenmerkend voor acute subdurele hematomen, in tegenstelling tot de lensvormige coupes bij epidurale hematomen
- > **Voorbeeld:** Een typisch scenario voor een chronisch subduraal hematoom is een oudere patiënt die na een kleine val symptomen ontwikkelt, mogelijk versterkt door het gebruik van acetylsalicylzuur
- > **Voorbeeld:** De acute, hevige hoofdpijn ("thunderclap headache") is een alarmsignaal voor een subarachnoïdale bloeding die veroorzaakt wordt door een gescheurd aneurysma
---
# De rol en structuur van de extrapyramidale banen in motorische controle
### Core idea
* Naast het piramidale systeem zijn er oudere, extrapyramidale banen die onwillekeurige motorische controle uitoefenen .
* Deze banen moduleren voorhoornneuronen en maken gebruik van input van de hersenstam, het cerebellum en de basale ganglia .
* Vier belangrijke extrapyramidale tracti worden onderscheiden: vestibulospinalis, tectospinalis, reticulospinalis en rubrospinalis .
### Key facts
* De tractus vestibulospinalis activeert voorhoornneuronen voor evenwicht .
* De tractus tectospinalis stuurt nekspieren aan voor reflexmatige hoofdbewegingen naar visuele of auditieve prikkels .
* De tractus reticulospinalis regelt spiertonus en onderdrukt spierreflexen, onder sturing van area 6 .
* De tractus rubrospinalis is eveneens van belang voor de tonus .
### Key concepts
* **Excitaire en inhibitoire controle:** Motorische banen kunnen zowel exciterende als inhibitoire signalen naar motorneuronen sturen .
* **Motorische eenheden:** De basale eenheid van motorische controle, bestaande uit een motorneuron en de spiervezels die het innerveert .
* **Functie van de corticospinale tractus:** De tractus corticospinalis, onderdeel van het piramidale systeem, is cruciaal voor fijne, willekeurige bewegingen en aanpassing van de motorische output .
* **Rol van de hersenstam:** De hersenstam speelt een centrale rol in de modulatie van de extrapyramidale motorische controle .
* **Cerebellum en basale ganglia:** Deze structuren integreren informatie en beïnvloeden de extrapyramidale banen voor gecoördineerde beweging .
* **Motorische plasticiteit:** De plasticiteit van motorische banen stelt het lichaam in staat zich aan te passen aan veranderingen, zoals bij blessures .
### Implications
* Verstoringen in de extrapyramidale banen kunnen leiden tot motorische stoornissen zoals spasticiteit en tremor .
* Het begrip van deze banen is essentieel voor het behandelen van neurologische aandoeningen die motoriek beïnvloeden .
* De interactie tussen piramidale en extrapyramidale systemen is complex en cruciaal voor vloeiende bewegingen .
* Revalidatie strategieën proberen vaak de plasticiteit van deze banen te benutten om motorische functies te herstellen .
### Common pitfalls
* **Verwarring met piramidale systeem:** Het is belangrijk de anatomische en functionele verschillen te onderscheiden .
* **Overmatige focus op specifieke tractus:** De interactie tussen alle banen is cruciaal, niet slechts hun individuele functie .
---
# Hersenen circulatie
### Kernidee
* De hersencirculatie is essentieel voor het leveren van zuurstof en voedingsstoffen aan het hersenweefsel .
* Het systeem kent zowel een anterieure als posterieure circulatie die samenkomen in de circulus van Willis .
* De circulus van Willis fungeert als een back-upsysteem voor de doorbloeding van de hersenen .
### Belangrijkste feiten
* De anterieure circulatie ontspringt uit de aortaboog via de a. carotis communis naar de a. carotis interna .
* De posterieure circulatie begint als a. vertebralis uit de a. subclavia .
* Beide aa. vertebrales verenigen zich tot de a. basilaris .
* De a. basilaris splitst in twee aa. cerebri posteriores .
* De a. carotis interna splitst in de a. cerebri media en a. cerebri anterior .
* De a. cerebri anterior voorziet de motorische cortex voor het been .
* De a. cerebri posterior doorbloedt de primaire visuele cortex nabij de sulcus calcarina .
* De a. cerebri media bevloeit het grootste deel van de hersenconvexiteit .
* De thalamus wordt gevoed door de a. thalamoperforantes uit de a. cerebri posterior .
* De nucleus caudatus wordt bevloeid door de a. recurrens van Huebner .
* Het voorste 2/3 deel van het ruggenmerg wordt gevoed door de a. spinalis anterior .
* De arterie van Adamkiewics is een dominante a. radicularis op niveau D10 links .
* Het veneuze systeem omvat onder andere de sinus sagittalis superior, sinus transversus en sinus cavernosus .
### Belangrijkste concepten
* **Circulus van Willis:** Een anastomoserende ring van slagaders die de hersenen voorziet van bloed en fungeert als een back-upsysteem .
* **Anterieure circulatie:** Bloedtoevoer via de a. carotis interna .
* **Posterieure circulatie (vertebro-basilair):** Bloedtoevoer via de aa. vertebrales en a. basilaris .
* **V.B. junction:** Het punt waar de twee aa. vertebrales samenkomen tot de a. basilaris .
* **Top of the basilar:** Het splitsingspunt van de a. basilaris in de aa. cerebri posteriores .
* **Arterie van Percheron:** Een anatomische variant die bilatere thalamische infarcten kan veroorzaken .
* **Spinale arteriën:** Slagaders die het ruggenmerg voorzien van bloed .
* **Veneus systeem:** Afvoersysteem van bloed uit de hersenen via sinussen en venen .
### Implicaties
* Een infarct van de a. cerebri media kan leiden tot een contralaterale mondhoekparese en hemiparese, vooral van de arm .
### Gemeenschappelijke valkuilen
---
# Informatieverwerking en communicatie in het brein
### Kernidee
* Het brein verwerkt en communiceert informatie via neurale signalen en netwerken .
* Deze verwerking varieert in complexiteit, van eenvoudige reflexen tot complexe cognitieve functies .
### Belangrijke feiten
* Neuronale signalen worden overgedragen via synapsen, de communicatiepunten tussen neuronen .
* Neurotransmitters zijn chemische boodschappers die synaptische transmissie mogelijk maken .
* Sommige signalen zijn exciterend en verhogen de kans op het vuren van een neuron .
* Andere signalen zijn inhiberend en verlagen de kans op het vuren van een neuron .
* Sensorische informatie wordt via specifieke paden naar hogere hersencentra geleid .
* Motorische commando's worden van de hersenen naar de spieren gestuurd .
* De hersenen integreren voortdurend informatie uit verschillende bronnen .
* De snelheid van informatieverwerking is cruciaal voor reactietijd en cognitieve prestaties .
### Kernconcepten
* **Synaptische plasticiteit:** Het vermogen van synapsen om in sterkte te veranderen, wat de basis vormt voor leren en geheugen .
* **Neurale netwerken:** Georganiseerde groepen neuronen die samenwerken om specifieke taken uit te voeren .
* **Afferente en efferente banen:** Respectievelijk zenuwbanen die informatie naar het centrale zenuwstelsel leiden (sensorisch) en daarvandaan wegleiden (motorisch) .
* **Integratie van informatie:** Het proces waarbij het brein verschillende sensorische inputs en interne staten combineert om een coherent beeld van de wereld te vormen .
### Implicaties
* Stoornissen in de synaptische transmissie kunnen leiden tot neurologische en psychiatrische aandoeningen .
* De efficiëntie van neurale communicatie beïnvloedt leervermogen en geheugenconsolidatie .
* Snelle en accurate informatieverwerking is essentieel voor overleving en succesvolle interactie met de omgeving .
* Verschillende hersengebieden zijn gespecialiseerd in specifieke soorten informatieverwerking .
* Het begrijpen van deze processen helpt bij het ontwikkelen van therapieën voor hersenaandoeningen .
* Cognitieve taken vereisen gecoördineerde activiteit van meerdere neurale netwerken .
- > **Tip:** Synaptische plasticiteit is het sleutelmechanisme achter hoe we leren van ervaringen
- > **Tip:** De balans tussen exciterende en inhiberende signalen is cruciaal voor stabiele hersenactiviteit
- > **Voorbeeld:** De reflex om je hand terug te trekken na aanraking van iets heets is een voorbeeld van snelle sensorische-motorische informatieverwerking
---
# De basale ganglia en hun rol bij bewegingsregulatie en pathologieën
### Kernidee
* De basale ganglia moduleren de hoeveelheid motorische activiteit om vloeiende, geselecteerde bewegingen te initiëren en te coördineren .
* Ze reguleren beweging door remming van de thalamus, wat ongewenste, overdreven bewegingen voorkomt .
* De basale ganglia zorgen voor de inhibitie van antagonistische spieren tijdens beweging .
### Kernfeiten
* De basale ganglia bestaan uit striatum (nucleus caudatus en putamen), globus pallidus (internus en externus), nucleus subthalamicus en substantia nigra .
* Het striatum ontvangt plannen voor beweging van de cerebrale cortex .
* De substantia nigra moduleert deze bewegingsplannen, mede via dopamine .
* De globus pallidus internus (GPi) is de outputkern die het gemodificeerde plan via de thalamus terugstuurt .
* De nucleus subthalamicus is de enige stimulerende kern binnen de basale ganglia .
* Neuromelanine (NM) in de substantia nigra is een pigment dat ontstaat door dopamine-oxidatie en is neuroprotectief .
### Kernconcepten
* **Directe pathway**: Niet besproken in detail, maar onderdeel van de complexe werking .
* **Indirecte pathway**: Informatie wordt doorgegeven via putamen -> GPe -> nucleus subthalamicus -> GPi -> thalamus .
* **Thalamus**: Stimuleert de motorische cortex voor beweging .
* **Substantia nigra**: Bevat dopamine-producerende neuronen; degeneratie leidt tot Parkinson .
* **DBS (Diepe hersenstimulatie)**: Elektrode in nucleus subthalamicus kan de kern inhiberen .
### Pathologieën
* **Ziekte van Parkinson**:
* Degeneratie van de substantia nigra leidt tot minder dopamine .
* Gevolgen: bewegingsarmoede (akinesie, bradykinesie), rigiditeit, rusttremor .
* Symptomen: mimiekarm gelaat, micrografie, traag spreken, tandradrigiditeit, 'pillen draaien' tremor .
* Therapie: Levodopa, later mogelijk DBS .
* Complicaties: On-off fluctuaties, dyskinesie na jaren L-Dopa therapie .
* **Huntington chorea**:
* Autosomale dominante aandoening door degeneratie van het putamen .
* Symptomen: onwillekeurige bewegingen (chorea), cognitieve stoornissen, verhoogde prikkelbaarheid .
* **Hemiballisme**:
* Ontstaat door infarct of bloeding in nucleus subthalamicus .
---
# cerebrospinaal vocht productie en afvoer
### Core idea
* Cerebrospinaal vocht (CSV) beschermt de hersenen en voert metabolieten af .
* De dagelijkse productie van CSV is ongeveer 500 ml, wat een gelijke afvoer vereist .
### Key facts
* CSV is een glashelder vocht dat de ventrikels en subarachnoïdale ruimten vult .
* Het totale volume van CSV in het lichaam is ongeveer 150 ml .
* De plexus choroideus produceert CSV en bevindt zich in de laterale en vierde ventrikels .
* CSV verplaatst zich van de laterale ventrikels via het foramen van Monro naar het derde ventrikel .
* Vanuit het derde ventrikel gaat CSV door de aWueduct van Sylvius naar het vierde ventrikel .
* Het verlaat het ventrikelsysteem via het foramen van Magendie en de foramina van Luschka .
* CSV komt terecht in de subarachnoïdale ruimte tussen de pia mater en arachnoidea .
* Resorptie van CSV vindt plaats via de arachnoïdale villi van Pacchioni in de bloedbaan .
* De cisterna magna is een verbreed deel van de subarachnoïdale ruimte tussen medulla oblongata en cerebellum .
### Key concepts
* **Ventriculaire systeem:** Bevat de laterale ventrikels (cornu anterior, corpus, cornu posterior, cornu inferior), derde ventrikel en vierde ventrikel .
* **Foramina:** Foramen van Monro, aWueduct van Sylvius, foramen van Magendie en foramina van Luschka faciliteren de doorstroming van CSV .
* **Hydrocefalie:** Ontstaat door verhoogde CSV productie (zeldzaam) of vertraagde afvoer .
* **Obstructieve hydrocefalie:** Veroorzaakt door een obstructie in het ventrikelsysteem, bv. congenitale aWueductstenose of een tumor .
* **Aresorptieve hydrocefalie (communicerende hydrocefalie):** Ontstaat door falende resorptie bij de arachnoïdale villi .
* **Ventriculo-peritoneale shunt (VPS):** Een chirurgische oplossing voor hydrocefalie, waarbij een shunt vocht afvoert naar de buikholte .
* **Regelbare klep:** Een component van een VPS die voorkomt dat de hersenen te snel leeglopen bij drukveranderingen .
### Implications
* Ageslote aWueductstenose leidt tot tri-ventriculaire hydrocefalie met uitzettende laterale en derde ventrikels .
* Endoscopische derde ventriculostomie creëert een bypass naar de subarachnoïdale ruimte bij aWueductstenose .
* Intraventriculaire bloedingen of meningitis kunnen leiden tot aresorptieve hydrocefalie .
* VPS-implantaten kunnen infecteren of verstoppen, omdat ze vreemd materiaal introduceren .
- > **Tip:** Het onderscheid tussen obstructieve en aresorptieve hydrocefalie is cruciaal voor de behandelkeuze
- > **Tip:** Een VPS met een regelbare klep biedt meer flexibiliteit in drukmanagement dan een niet-regelbare klep
---
# Beeldvorming en interventies in de hersenventrikels
### Kernconcepten
- Beeldvormingstechnieken zoals CT-scans worden gebruikt om de plaatsing van ventriculaire katheters te visualiseren .
- Endoscopie biedt een direct zicht op de anatomie van de ventrikels en omliggende structuren .
- Interventies kunnen gericht zijn op het behandelen van obstructieve hydrocefalie of het plaatsen van shunts .
### Belangrijke feiten
- Ventriculaire katheters lopen via een boorgaatje naar de hersenventrikels .
- Een "pompke" of klep kan verstelbaar zijn en is onderdeel van een ventriculoperitoneale shunt (VPS) .
- Endoscopen bestaan uit een tip, optiek en camerakop .
- Het foramen van Monro verbindt het laterale ventrikel met het derde ventrikel .
- De plexus choroideus kan endoscopisch gecoaguleerd worden met een bipolair instrument .
- In het derde ventrikel zijn onder andere de corpora mamillaria, commisura posterior (CP) en verschillende recessi zichtbaar .
- Obstructieve hydrocefalie kan behandeld worden door een perforatie in de dunne bodem van het derde ventrikel te maken .
- Een ballonkatheter kan gebruikt worden om deze perforatie te vergroten .
- Tumoren kunnen obstructie veroorzaken bij het foramen van Monro .
- De aquaductus cerebri (aqueductus mesencephali) is hartvormig .
- Venae cerebri internae lopen langs het dak van het derde ventrikel .
### Sleutelconcepten
- **Ventriculaire Drainage:** Plaatsing van een katheter om hersenvocht af te voeren uit de ventrikels .
- **Ventriculoperitoneale Shunt (VPS):** Een systeem om overtollig hersenvocht naar de buikholte te leiden .
- **Endoscopie:** Minimale invasieve procedure met een camera om in de ventrikels te kijken .
- **Foramen van Monro:** Opening tussen de laterale en derde ventrikels, een veelvoorkomende obstructieplaats .
- **Plexus Choroideus:** Weefsel dat hersenvocht produceert, kan soms gecoaguleerd worden .
- **Obstructieve Hydrocefalie:** Waterhoofd veroorzaakt door een blokkade in de afvoer van hersenvocht .
- **Endoscopische Derde Ventriculostomie (ETV):** Procedure waarbij een opening wordt gemaakt in de bodem van het derde ventrikel .
### Implicaties
- Beeldvorming is essentieel voor nauwkeurige plaatsing van interventies .
- Endoscopie biedt diagnostische en therapeutische mogelijkheden binnen de ventrikels .
- Behandeling van obstructies kan de intracraniële druk normaliseren .
- Ventriculaire katheters en shunts vereisen regelmatige controle en onderhoud .
---
# Het autonome zenuwstelsel
### Kernidee
* Het autonome zenuwstelsel (AZS) reguleert onbewuste lichaamsfuncties en bestaat uit het parasympathische, orthosympathische en enterische zenuwstelsel .
* Centraal wordt het AZS geregeld vanuit de hypothalamus en receptoren in het ruggenmerg .
### Parasympathisch zenuwstelsel (PS)
* **Locatie kernen:** Hersenstam en cornu lateralis S2-S4 .
* **Functies:** "Rest and digest" functies zoals vertragen hartslag, pupil vernauwing, stimuleren maagsapsecretie en peristaltiek .
* **Specifieke kernen en banen:**
* Nucleus Edinger-Westphal via nervus oculomotorius voor pupilconstrictie .
* Nucleus salivatorius superior via nervus facialis voor traan- en speekselklieren .
* Nucleus salivatorius inferior via nervus glossopharyngeus voor parotis speekselklier .
* Nucleus dorsalis nervi vagi via nervus vagus voor hart en darmen .
* Sacrale segmenten (S2-S4) activeren blaascontractie en erectie .
### Orthosympathisch zenuwstelsel (OS)
* **Locatie kernen:** Cornu lateralis T1-L3 .
* **Functies:** "Fight or flight" functies zoals verhoging hartslag, bronchusverwijding, pupilverwijding, blaasrelaxatie en ejaculatie .
* **Vezelverloop:** Vertrekken uit ventrale hoorn, via ventrale wortels en spinale zenuwen, daarna via ramus communicans naar sympathische ganglia .
* **Gangliatypen:** Truncus sympathicus (paternoster) en solitaire ganglia (bv. ganglion coeliacum, mesentericum) .
* **Hoofdinnervatie:** Preganglionaire axonen voor het hoofd lopen via ganglion cervicalis superior .
### Enterisch zenuwstelsel
* **Functie:** Netwerk van zenuwen dat peristaltiek regelt .
* **Modulatie:** Gemoduleerd door PS en OS .
### Centrale regulatie
* **Primaire centrum:** Hypothalamus via fasciculus longitudinalis dorsalis .
* **Reflexbogen:** Signalen van chemo- en baroreceptoren via dorsale wortel sturen OS/PS kernen in ruggenmerg aan .
---
# De hypothalamus en homeostase
### Core idea
* De hypothalamus is het controlecentrum voor homeostase en reguleert autonome en endocriene systemen .
* Het regelt vitale functies zoals slaap-waakritme, hormonen, lichaamstemperatuur en voedselinname .
* De hypothalamus stuurt de OS en PS via de fasciculus longitudinalis dorsalis .
### Key facts
* De hypothalamus ontvangt neurale input en reageert op temperatuur- en hormonale veranderingen .
* De nucleus suprachiasmaticus bevat de "master" klok, dagelijks bijgesteld door licht via de tractus retino-hypothalamicus .
* De nuclei supraopticus en paraventricularis produceren ADH en oxytocine .
* Osmoreceptoren in deze kernen reageren op verhoogde osmolaliteit door ADH-productie voor waterretentie .
* Verhoogde bloeddruk remt de ADH-secretie .
* De nucleus anterior hypothalami regelt de lichaamstemperatuur en activeert het PS bij warmte .
* De nucleus posterior hypothalami regelt de lichaamstemperatuur en activeert het OS bij kou .
* De nucleus ventromedialis is het verzadigingscentrum; laesies leiden tot eetlust en obesitas .
* De nucleus lateralis is het hongercentrum, stimuleert voedselinname .
* De nucleus corporis mamillaris is betrokken bij kortetermijngeheugen en emoties .
* De hypothalamus is verbonden met de neurohypofyse via axonen en met de adenohypofyse via een portaalsysteem .
### Key concepts
* De hypothalamus bevindt zich anterieur van de lamina terminalis, superieur van de sulcus hypothalamicus en inferieur van het chiasma en corpora mamillaria .
* ADH wordt in vesikels in de neurohypofyse opgeslagen, herkenbaar als een "bright spot" op T1-weging MRI .
* Neurosecretorische cellen van de hypothalamus zijn gevoelig voor hormoonconcentraties in het bloed .
* Hypothalamus produceert releasing-hormonen (RF's) die de adenohypofyse stimuleren tot productie van GH, ACTH, prolactine, TSH, FSH en LH .
* Hormonen van de adenohypofyse oefenen negatieve feedback uit op de hypothalamus .
### Implications
* Centrale hyperthermie ontstaat door destructie van de nucleus anterior hypothalami .
* Diabetes insipidus is een tekort aan ADH, resulterend in polyurie en polydipsie .
* RF-hormonen stimuleren de adenohypofyse; deze hormonen beïnvloeden andere organen .
* De "bright spot" op T1-weging MRI toont de opslag van ADH in de neurohypofyse .
### Common pitfalls
* Laesies in de nucleus ventromedialis leiden tot verhoogde eetlust en obesitas .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Basale ganglia | Een groep subcorticale kernen in de hersenen die een cruciale rol spelen bij de regulatie van motorische activiteit, het selecteren en initiëren van bewegingen, en het onderdrukken van ongewenste bewegingen. |
| Striatum | Het grootste deel van de basale ganglia, bestaande uit de nucleus caudatus en het putamen, dat fungeert als de inputkern voor de basale ganglia en informatie van de cerebrale cortex ontvangt. |
| Globus pallidus | Een deel van de basale ganglia dat wordt opgesplitst in een internus (GPi) en externus (GPe) en betrokken is bij het moduleren van motorische output. |
| Nucleus subthalamicus | Een amandelvormige kern onder de thalamus die de enige stimulerende kern binnen de basale ganglia is en een belangrijke rol speelt in de indirecte pathway. |
| Substantia nigra | Een hersenkern die neuromelanine bevat, een pigment ontstaan door de oxidatie van dopamine, en die een grote rol speelt in het modificeren van motorische plannen en de productie van dopamine. |
| Dopamine | Een neurotransmitter die geproduceerd wordt door neuronen in de substantia nigra en die essentieel is voor de normale werking van de basale ganglia bij bewegingsregulatie. |
| Neuromelanine (NM) | Een donker pigment dat ontstaat door de oxidatie van dopamine in de substantia nigra, wat neuroprotectief werkt door overtollige dopamine in het cytosol te binden. |
| Directe pathway | Een van de twee hoofdroutes binnen de basale ganglia die direct de thalamus stimuleert om beweging te initiëren. |
| Indirecte pathway | Een van de twee hoofdroutes binnen de basale ganglia die via meerdere tussenliggende kernen de thalamus inhibeert, wat helpt bij het voorkomen van ongewenste bewegingen. |
| Motorische cortex | Het deel van de hersenschors dat verantwoordelijk is voor het plannen en uitvoeren van willekeurige bewegingen. |
| Thalamus | Een hersenkern die fungeert als een relaisstation voor sensorische en motorische informatie en een belangrijke rol speelt in de output van de basale ganglia naar de motorische cortex. |
| Ziekte van Parkinson | Een neurodegeneratieve aandoening gekenmerkt door de degeneratie van dopaminerge neuronen in de substantia nigra, wat leidt tot symptomen als bewegingsarmoede, rigiditeit en rusttremor. |
| Autonoom zenuwstelsel | Het deel van het zenuwstelsel dat onwillekeurige lichaamsfuncties regelt, zoals hartslag, spijsvertering en ademhaling, en dat onderverdeeld is in het parasympathische, orthosympathische en enterische zenuwstelsel. |
| Parasympathische kernen | Zenuwkernen gelegen in de hersenstam en het ruggenmerg (S2-S4) die verantwoordelijk zijn voor "rust en vertering" functies, zoals het vertragen van de hartslag, pupilvernauwing en stimulatie van de spijsvertering. |
| Orthosympathische kernen | Zenuwkernen gelegen in het ruggenmerg (T1-L3) die betrokken zijn bij "vecht of vlucht" reacties, zoals het verhogen van de hartslag, verwijden van de pupillen en bronchodilatatie. |
| Enterisch zenuwstelsel | Een netwerk van zenuwen in de darmwand dat de peristaltiek regelt en gemoduleerd wordt door het parasympathische en orthosympathische zenuwstelsel. |
| Truncus sympathicus | Een keten van sympathische ganglia die zich uitstrekt van cervicaal tot sacraal, en waar preganglionaire orthosympathische vezels synapteren. |
| Ganglion coeliacum | Een solitair gelegen sympathisch ganglion dat deel uitmaakt van het enterisch zenuwstelsel en preganglionaire vezels ontvangt voor de organen in de bovenbuik. |
| Fasciculus longitudinalis dorsalis | Een baan in de hersenstam die een rol speelt bij de centrale regulatie van het autonome zenuwstelsel vanuit de hypothalamus. |
| Ramus communicans | Een zenuwbundel die de ventrale wortel van een spinale zenuw verbindt met een ganglion van de truncus sympathicus, waardoor orthosympathische vezels worden geleid. |
| Hypothalamus | Het controlecentrum voor homeostase, dat zowel autonome als endocriene systemen regelt. Het ontvangt neurale en hormonale input en reageert op veranderingen in temperatuur, waardoor vitale functies zoals slaap-waakritme, hormonen, lichaamstemperatuur en voedselinname worden gereguleerd. |
| Homeostase | Het vermogen van een organisme om de interne omstandigheden stabiel te houden, ondanks veranderingen in de externe omgeving. De hypothalamus speelt hierin een cruciale rol door de regulatie van diverse fysiologische processen. |
| Nucleus suprachiasmaticus | De "masterklok" van het lichaam die de interne biologische ritmes reguleert. Deze kern ontvangt lichtsignalen via de tractus retino-hypothalamicus om de 24,5-uurs cyclus dagelijks bij te stellen. |
| Anti-diuretisch hormoon (ADH) | Een hormoon geproduceerd door de nuclei supraopticus en paraventricularis dat zorgt voor waterretentie in de nieren. Het wordt opgeslagen in de neurohypofyse en de productie wordt gestimuleerd bij een verhoogde osmolaliteit van het bloed. |
| Nucleus anterior hypothalami | Een temperatuurgevoelige kern in de hypothalamus die bij verhoogde lichaamstemperatuur zorgt voor warmteverlies door vasodilatatie van de huid en zweetproductie, en zo het parasympathische zenuwstelsel activeert. |
| Nucleus posterior hypothalami | Een thermostaatkern in de hypothalamus die bij verlaagde lichaamstemperatuur zorgt voor warmteproductie door vasoconstrictie van de huid, pilo-erectie en beven, en zo het sympathische zenuwstelsel activeert. |
| Nucleus ventromedialis | Het "satiety center" of verzadigingscentrum in de hypothalamus. Laesies in deze kern kunnen leiden tot verhoogde eetlust en obesitas. |
| Nucleus lateralis | Het "feeding center" of hongercentrum in de hypothalamus, dat verantwoordelijk is voor de drang tot voedselinname. |
| Neurohypofyse | De posterieure hypofyse, die verbonden is met de hypothalamus via axonen. Hier wordt ADH en oxytocine opgeslagen en vrijgegeven. |
| Adenohypofyse | De anterieure hypofyse, die wordt beïnvloed door de hypothalamus via een portaalsysteem. De hypothalamus produceert releasing factors die de afgifte van hormonen zoals GH, ACTH, TSH, FSH en LH stimuleren. |
| Releasing factors (RF-hormonen) | Hormonen geproduceerd door neurosecretorische cellen in de hypothalamus die de afgifte van hormonen uit de adenohypofyse stimuleren. Ze worden via het vasculair hypofysair portaalsysteem naar de adenohypofyse getransporteerd. |
| Diabetes insipidus | Een aandoening veroorzaakt door een tekort aan ADH, wat leidt tot overmatige urineproductie (polyurie) en compenserende overmatige dorst (polydipsie). |
| Craniale zenuwen | Zenuwen die rechtstreeks uit de hersenstam ontspringen en verschillende functies verzorgen, waaronder de aansturing van oogbewegingen. |
| Nucleus | Een verzameling zenuwcellichamen binnen het centrale zenuwstelsel, die een specifieke functie of verbinding vertegenwoordigt. |
| Mesencephalon | Het bovenste deel van de hersenstam, gelegen tussen de pons en het diencephalon, waarin de kernen van de nervus oculomotorius en nervus trochlearis zich bevinden. |
| Pons | Een deel van de hersenstam dat de verbinding vormt tussen de middenhersenen en het verlengde merg, en de kern van de nervus abducens bevat. |
| Medulla oblongata | Het onderste deel van de hersenstam, dat overgaat in het ruggenmerg en vitale functies reguleert, alsook kernen van craniale zenuwen bevat. |
| Colliculi superiores | Twee knobbeltjes aan de dorsale zijde van het mesencephalon die betrokken zijn bij visuele reflexen en de locatie van de nucleus nervi oculomotorii. |
| Colliculi inferiores | Twee knobbeltjes aan de dorsale zijde van het mesencephalon die betrokken zijn bij auditieve reflexen en de locatie van de nucleus nervi trochlearis. |
| Velum medullare superior | Een dunne laag witte stof die de bovenste begrenzing van het vierde ventrikel vormt en waar de axonen van de nervus trochlearis doorheen kruisen. |
| Fossa interpeduncularis | Een depressie aan de ventrale zijde van het mesencephalon, waar de nervus oculomotorius de hersenstam verlaat. |
| Sinus cavernosus | Een veneuze sinus in de schedelbasis die belangrijke craniale zenuwen en bloedvaten bevat, waaronder de nervi oculomotorius, trochlearis en abducens. |
| Fissura orbitalis superior | Een spleet in de schedelbasis die de orbita verbindt met de middelste schedelgroeve, en waardoor de meeste oogbewegingszenuwen de orbita binnengaan. |
| Ganglion ciliare | Een parasympathisch ganglion in de orbita dat de preganglionaire vezels van de nervus oculomotorius ontvangt en postganglionaire vezels naar de oogspieren stuurt. |
| Nervus glossopharyngeus | De craniale zenuw die verantwoordelijk is voor het gevoel van de tong en de farynxwand, en die de hersenstam verlaat om samen met de nervus vagus en nervus accessorius via het foramen jugulare de schedel te verlaten. |
| Foramen jugulare | Een opening in de schedelbasis waar de nervus glossopharyngeus, nervus vagus en nervus accessorius de schedel verlaten, samen met de vena jugularis interna. |
| Nucleus ambiguus | Een kern in de hersenstam die de motorische vezels van de nervus glossopharyngeus en nervus vagus genereert, verantwoordelijk voor de innervatie van faryngeale en laryngeale spieren. |
| Nucleus salivatorius inferior | Een kern in de hersenstam die de parasympathische vezels voor speekselproductie genereert, welke via de nervus glossopharyngeus naar de parotisklier lopen. |
| Nervus tympanicus | Een tak van de nervus glossopharyngeus die sensorische vezels naar het middenoor en de buis van Eustachius geleidt en parasympathische vezels naar de parotisklier transporteert. |
| Ganglion oticum | Een parasympathisch ganglion in de buurt van de nervus glossopharyngeus, waar de vezels voor speekselproductie naar de parotisklier synapteren. |
| Nucleus solitarius | Een kern in de hersenstam die sensorische informatie ontvangt van de smaakpapillen, chemoreceptoren en baroreceptoren, en die betrokken is bij reflexen zoals slikken en ademhaling. |
| Chemoreceptoren | Sensoren die chemische stoffen in het bloed detecteren, zoals het CO2-gehalte, en die signalen doorgeven aan de hersenstam via de nervus glossopharyngeus. |
| Baroreceptoren | Sensoren die de bloeddruk meten door rek op de wand van bloedvaten te detecteren, zoals in de sinus caroticus, en die informatie doorgeven aan de hersenstam via de nervus glossopharyngeus. |
| Sinus caroticus | Een verwijding aan het begin van de arteria carotis interna die baroreceptoren bevat om de arteriële bloeddruk te meten. |
| Slikreflex | Een gecoördineerde reflex die wordt geïnitieerd door de nervus glossopharyngeus en die de slikbeweging van de farynxspieren, tong en mondspieren regelt. |
| Wurgreflex | Een beschermende reflex die wordt geïnitieerd door de nervus glossopharyngeus als reactie op potentieel schadelijke of ongewenste substanties in de keel, met als doel deze uit te stoten. |
| Tractus corticospinalis | De zenuwbaan die vanuit de primaire motorische cortex (area 4) in de frontale kwab ontspringt en axonen bevat die tot het niveau van de lage rug lopen, voornamelijk verantwoordelijk voor de distale motoriek. |
| Betzcellen | Grote (tot 100µm) piramidevormige neuronen in de primaire motorische cortex (area 4) die de oorsprong vormen van de tractus corticospinalis en worden beschouwd als de grootste cellen in het centrale zenuwstelsel. |
| Capsula interna | Een bundel van zenuwvezels in de hersenen die de thalamus en de basale ganglia scheidt van de nucleus caudatus en het putamen, en waar de axonen van de tractus corticospinalis doorheen lopen. |
| Decussatio pyramidum | De kruising van de piramidebanen in de medulla oblongata, waarbij ongeveer 90% van de vezels van de tractus corticospinalis naar de contralaterale zijde kruist. |
| Tractus corticospinalis lateralis | Het deel van de tractus corticospinalis dat ontstaat na de decussatio pyramidum, bestaande uit de gekruiste vezels, en dat voornamelijk de distale motoriek van de handen en voeten aanstuurt. |
| Tractus corticospinalis anterior | Het deel van de tractus corticospinalis dat de decussatio pyramidum niet kruist en pas op het niveau van het ruggenmerg kruist, verantwoordelijk voor de proximale en axiale musculatuur. |
| Tractus corticonuclearis | De zenuwbaan die vezels bevat van de motorische cortex naar de kernen in de hersenstam, die de motorische aansturing van de hersenzenuwen verzorgt. |
| Voorhoornneuronen (Lower Motor Neurons - LMN) | Neuronen in de grijze stof van het ruggenmerg (cornu ventralis) die axonen uitzenden via de ventrale radices naar de perifere zenuwen en spieren, en de uiteindelijke uitvoerders van motorische commando's zijn. |
| Upper Motor Neurons (UMN) | Neuronen die "boven" de voorhoornneuronen liggen, zoals de Betzcellen, waarvan de axonen een zeer lang verloop hebben en die de activiteit van de LMN moduleren. |
| Motorische homunculus | Een topografische weergave op de primaire motorische cortex die aangeeft welke gebieden verantwoordelijk zijn voor de aansturing van specifieke spieren, waarbij gebieden voor fijne motoriek groter zijn weergegeven. |
| Brodmann area 6 (Premotor cortex en Supplementary motor area) | Gebieden anterieur van de primaire motorische cortex die betrokken zijn bij de planning van bewegingen en ook een inhiberend effect hebben op de voorhoornneuronen om reflexbogen te onderdrukken. |
| Upper Motor Neuron (UMN) laesie | Een pathologie die zich voordoet op het verloop van de tractus corticospinalis, leidend tot symptomen zoals hyperreflexie, clonus en het teken van Babinski, door het wegvallen van de remmende invloed op de reflexbogen. |
| Extrapyramidale banen | Een ouder motorisch systeem dan het piramidale systeem, waarbij motorische vezels vanuit de hersenstam vertrekken en onwillekeurig de voorhoornneuronen moduleren. Het cerebellum en de basale ganglia maken gebruik van deze banen voor motorische controle. |
| Tractus vestibulospinalis | Een van de extrapyramidale banen die vanuit de nuclei vestibulares dalende axonen stuurt om de voorhoornneuronen te activeren, wat bijdraagt aan het handhaven van het evenwicht. |
| Tractus tectospinalis | Een extrapyramidale baan die vertrekt vanuit de colliculus superior en inferior. Deze baan stuurt de nekspieren aan en zorgt voor reflexmatige hoofdbewegingen als reactie op visuele of auditieve prikkels. |
| Tractus reticulospinalis | Een extrapyramidale baan die vanuit de formatio reticularis in de pons vertrekt en verantwoordelijk is voor de spiertonus. Deze baan onderdrukt spierreflexen en moduleert de tonus van de antigravitatie spieren. |
| Tractus rubrospinalis | Een extrapyramidale baan die vanuit de nucleus ruber in het mesencephalon vertrekt en eveneens van belang is voor de spiertonus. |
| Cerebellum | Een hersenstructuur die een belangrijke rol speelt in de coördinatie, precisie en timing van bewegingen, en die gebruikmaakt van de extrapyramidale banen. |
| Motorische controle | Het proces waarbij het zenuwstelsel bewegingen initieert, coördineert en reguleert om specifieke doelen te bereiken. |
| Voorhoornneuronen | Motorische neuronen in het ruggenmerg die de spieren direct aansturen. De extrapyramidale banen moduleren de activiteit van deze neuronen. |
| Spierreflexen | Snelle, onwillekeurige reacties van spieren op prikkels, die door de tractus reticulospinalis kunnen worden onderdrukt. |
| Antigravitatie spieren | Spieren die verantwoordelijk zijn voor het handhaven van de lichaamshouding tegen de zwaartekracht in, zoals de spieren in de nek en rug. |
| Nucleus ruber | Een kern in het mesencephalon waar de tractus rubrospinalis ontspringt, en die een rol speelt in de motorische controle en spiertonus. |
| Nervus trigeminus | De "drielingzenuw" die bestaat uit drie takken (V1, V2, V3) en verantwoordelijk is voor de sensibele bezenuwing van het aangezicht, de mondholte, de sinussen, de cornea, het verhemelte, de tanden, het voorste tweederde deel van de tong, het temporomandibulair gewricht en de uitwendige gehoorgang. Het heeft ook een motorisch deel voor de kauwspieren en de musculus tensor tympani. |
| Ganglion van Gasser | Een zenuwknoop gelegen op het rotsbeen waar de cellichamen van de sensibele zenuwen van de nervus trigeminus zich bevinden. Dit ganglion is cruciaal voor de verwerking van sensorische informatie uit het gelaat. |
| Mesencephale kern | Een deel van de lange trigeminuskern dat zich in het mesencephalon (middenhersenen) bevindt. Deze kern verwerkt proprioceptieve informatie afkomstig van de kauwspieren, het kaakgewricht en de tanden. |
| Principo-spinale kern | Een deel van de lange trigeminuskern dat zich in de pons bevindt, maar zich uitstrekt tot op het niveau van wervel C3 in de medulla spinalis. Deze kern is betrokken bij de verwerking van pijn, temperatuur en tastzin. |
| Tractus descendens trigemini | Een zenuwbaan die afdaalt vanuit de pons tot op het niveau van C3 in de medulla spinalis. Deze baan geleidt vezels voor pijn, temperatuur en tastzin vanuit de trigeminuskern. |
| Nervus ophthalmicus (V1) | De eerste tak van de nervus trigeminus, die verantwoordelijk is voor de sensibiliteit van de neus, het gebied boven het onderste ooglid en het voorhoofd. Deze tak splitst zich verder in de nervus frontalis, nervus lacrimalis en nervus nasociliaris. |
| Nervus maxillaris (V2) | De tweede tak van de nervus trigeminus, die de sensibiliteit van de bovenkaak, de tanden, de huid van de wang en het onderste ooglid verzorgt. Deze tak verloopt via het foramen rotundum en is verbonden met het ganglion sphenopalatinum. |
| Nervus mandibularis (V3) | De derde tak van de nervus trigeminus, die zowel sensibele als motorische functies heeft. Het innerveert het voorste tweederde deel van de tong (sensibel), de tanden van de onderkaak en de huid van de kin (sensibel), en de kauwspieren en de musculus tensor tympani (motorisch). |
| Blinkreflex (corneareflex) | Een onwillekeurige reflex waarbij beide oogleden samentrekken bij aanraking van het hoornvlies (cornea). Deze reflex wordt veroorzaakt door een signaal via de nervus nasociliaris (V1) naar de trigeminuskern, die vervolgens de faciale kernen activeert om de oogleden te sluiten. |
| Trigeminusneuralgie | Een aandoening gekenmerkt door hevige, schietende aangezichtspijn, vaak getriggerd door externe prikkels zoals koude, scheren of kauwen. Het kan veroorzaakt worden door een neurovasculair conflict waarbij een bloedvat de nervus trigeminus drukt, met name in de "root entry zone". |
| Musculus tensor tympani | Een kleine spier die het trommelvlies opspant om de vibratieamplitude te verminderen en het gehoor te beschermen tegen overmatig geluid. Deze spier wordt motorisch geïnnerveerd door de nervus mandibularis (V3). |
| Nervus vagus | De nervus vagus, ook wel bekend als de tiende hersenzenuw, is een lange zenuw die zich uitstrekt van de hersenstam tot aan de buikholte en een cruciale rol speelt in de parasympathische regulatie van diverse organen. |
| Parasympathische innervatie | Het deel van het autonome zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor het "rust en verteer" mechanisme, wat leidt tot functies zoals een vertraagde hartslag, verhoogde darmactiviteit en vernauwing van de pupillen. |
| Motorische tak | Het deel van een zenuw dat signalen doorgeeft aan spieren om beweging te veroorzaken, in dit geval specifiek de faryngeale en laryngeale spieren die betrokken zijn bij slikken en geluidsproductie. |
| Sensibele takken | Delen van een zenuw die sensorische informatie, zoals aanraking, pijn of temperatuur, van het lichaam naar het centrale zenuwstelsel geleiden, in dit geval vanuit de hypofarynx en larynx. |
| Ramus auricularis | Een tak van de nervus vagus die gevoelszenuwen levert aan de buitenkant van het trommelvlies en een klein gebied rond de uitwendige gehoorgang. |
| Nucleus dorsalis nervi vagi | Een kern in de hersenstam waar de parasympathische vezels van de nervus vagus oorsprong vinden voordat ze naar de organen in de borst- en buikholte reizen. |
| Refractaire epilepsie | Een vorm van epilepsie die niet adequaat reageert op medicamenteuze behandeling, waardoor alternatieve therapieën zoals nervus vagus stimulatie overwogen worden. |
| Nervus vagus stimulatie (NVS) | Een medische behandeling waarbij elektrische pulsen worden toegediend aan de nervus vagus, vaak gebruikt bij refractaire epilepsie, om neurologische activiteit te moduleren. |
| Interne pulsgenerator | Een klein, implanteerbaar apparaat dat elektrische pulsen genereert en afgeeft aan de nervus vagus via een kabel, meestal geplaatst onder het sleutelbeen. |
| Meningeoom | Een meestal goedaardig gezwel dat ontstaat uit de dura mater, een van de hersenvliezen die de hersenen en het ruggenmerg omhullen. |
| Epiduraal hematoom | Een bloeding die zich bevindt tussen het buitenste hersenvlies (dura mater) en de schedel. Dit wordt vaak veroorzaakt door een schedelfractuur die de arteria meningea media scheurt, waardoor bloed onder hoge arteriële druk zich ophoopt. |
| Subduraal hematoom (acuut) | Een bloeding die zich voordoet tussen de dura mater en het arachnoïdea, het middelste hersenvlies. Dit ontstaat meestal door een plotse deceleratie die leidt tot het afscheuren van brugvenen, waarbij veneus bloed langzaam lekt in de subduraal ruimte. |
| Subduraal hematoom (chronisch) | Een langzaam ontwikkelende bloeding in de subduraal ruimte, vaak na een gering trauma bij personen met hersenatrofie. Het bloed kan zich gedurende weken ophopen, vooral bij gebruik van bloedverdunners, en leidt tot geleidelijke neurologische symptomen. |
| Subarachnoïdale bloeding (SAB) | Een bloeding in de ruimte tussen het arachnoïdea en de pia mater, de hersenvliezen die direct op het hersenoppervlak liggen. Dit wordt vaak veroorzaakt door het openscheuren van een aneurysma, waarbij arterieel bloed onder hoge druk in deze ruimte spuit. |
| Intracerebrale bloeding | Een bloeding die optreedt binnenin het hersenparenchym zelf, dus niet direct gerelateerd aan de hersenvliezen. Dit kan veroorzaakt worden door het scheuren van een diep gelegen bloedvat, vaak als gevolg van een hypertensieve crisis. |
| Tentorium | Een dwarslopende plooi van de dura mater die de occipitale lobben van de hersenen scheidt van het cerebellum (kleine hersenen). |
| Falx cerebelli | Een sikkelvormige plooi van de dura mater die zich bevindt tussen de twee hemisferen van het cerebellum. |
| Ligamentum dentatum | Tandvormige uitstulpingen van de pia mater die zich aan de zijkanten van het ruggenmerg bevinden en vastgehecht zijn aan de dura mater, wat zorgt voor extra stabilisatie van het ruggenmerg. |
| Aneurysma | Een abnormale verwijding of uitstulping van een bloedvatwand, die kan ontstaan door een aangeboren zwakte of door degeneratieve processen. |
| Lucid interval | Een periode van relatieve helderheid en bewustzijn die kan optreden na een hoofdletsel, voorafgaand aan een verslechtering van de neurologische toestand als gevolg van een epiduraal hematoom. |
| Cerebrospinaal vocht (CSV) | Een glashelder vocht dat de hersenventrikels en subarachnoïdale ruimten vult, met een volume van ongeveer 150 ml en een dagelijkse productie van ongeveer 500 ml. Het dient ter bescherming van de hersenen tegen schokken en voor de afvoer van metabolieten. |
| Ventrikels | De hersenholten die zich diep in de hersenen bevinden en waarin cerebrospinaal vocht circuleert. Elke hersenhemisfeer bevat een laterale ventrikel, die verder is onderverdeeld in verschillende delen zoals het cornu anterior, corpus, cornu posterior en cornu inferior. |
| Plexus choroideus | Een structuur, bestaande uit een plooi van de pia mater met bloedvaatjes, die verantwoordelijk is voor de productie van cerebrospinaal vocht. De plexus choroideus bevindt zich in de laterale ventrikels en in het dak van het vierde ventrikel. |
| Foramen van Monro | Een opening die de laterale ventrikels verbindt met het derde ventrikel, waardoor cerebrospinaal vocht stroomt. |
| Aquaductus cerebri (Aquaduct van Sylvius) | Een kanaal dat het derde ventrikel verbindt met het vierde ventrikel, essentieel voor de doorstroming van cerebrospinaal vocht. |
| Foramen van Magendie en Foramina van Luschka | Opening(en) waardoor cerebrospinaal vocht vanuit het vierde ventrikel het ventrikel systeem verlaat en de subarachnoïdale ruimte bereikt. Het foramen van Magendie is mediaan gelegen, terwijl de foramina van Luschka lateraal zijn gepositioneerd. |
| Subarachnoïdale ruimte | De ruimte tussen de pia mater en de arachnoidea, gevuld met cerebrospinaal vocht, waarin het vocht circuleert richting de sinus sagittalis superior. |
| Cisterna magna | Een opvallend verbreed deel van de subarachnoïdale ruimte, gelegen tussen de medulla oblongata en het cerebellum, dat een reservoir voor cerebrospinaal vocht vormt. |
| Arachnoïdale villi van Pacchioni | Structuren waar het cerebrospinaal vocht de arachnoïdale ruimte verlaat en wordt geresorbeerd in de bloedbaan. |
| Hydrocefalie | Een aandoening die ontstaat door een verhoogde productie of vertraagde afvoer van cerebrospinaal vocht, wat leidt tot een verhoogde druk in de hersenen. |
| Obstructieve hydrocefalie | Een vorm van hydrocefalie veroorzaakt door een blokkade ergens in het ventrikel systeem, die de normale afvoer van cerebrospinaal vocht belemmert. |
| Congenitale aquaductstenose | Een aangeboren vernauwing van het aquaduct van Sylvius, wat een veelvoorkomende oorzaak is van obstructieve hydrocefalie, leidend tot uitzetting van de bovenliggende ventrikels. |
| Ventriculaire catheter | Een dunne, flexibele buis die in de hersenventrikels wordt ingebracht om cerebrospinale vloeistof af te voeren of medicatie toe te dienen. |
| Regelbare klep | Een mechanisme dat de stroom van cerebrospinale vloeistof door een shunt kan aanpassen, vaak gebruikt bij de behandeling van hydrocefalie. |
| Niet-regelbare klep | Een klep die een vaste instelling heeft voor de doorstroming van cerebrospinale vloeistof, in tegenstelling tot een regelbare klep. |
| Endoscoop | Een medisch instrument met een camera en lichtbron aan het uiteinde, gebruikt voor minimaal invasieve procedures binnen het lichaam, inclusief de hersenventrikels. |
| Optiek | Het gedeelte van een endoscoop dat verantwoordelijk is voor het beeld, inclusief lenzen en de camerakop. |
| Coagulatie | Het proces van het stollen van weefsel, vaak met behulp van hitte, om bloedingen te stoppen of structuren te vernietigen, zoals bij de behandeling van de plexus choroideus. |
| Perforatie | Het creëren van een opening in een weefsel of structuur, zoals het doorprikken van de bodem van het derde ventrikel om de vloeistofcirculatie te herstellen. |
| Baloncatheter | Een catheter met een opblaasbare ballon aan het uiteinde, gebruikt om een bestaande opening te vergroten of te verwijden. |
| Aqueduct (Sylvius) | Een kanaal dat het derde en vierde ventrikel met elkaar verbindt, essentieel voor de doorstroming van cerebrospinale vloeistof. |
| Hoofdonderdelen van het doctoraatsprogramma | Dit zijn de belangrijkste componenten die de structuur van het doctoraatsprogramma vormen, zoals de verschillende fasen en vereisten die een promovendus moet doorlopen om de graad te behalen. |
| Onderdelen van het doctoraatsprogramma | Dit verwijst naar de specifieke secties of modules waaruit het gehele doctoraatsprogramma is opgebouwd. Het kan zowel verplichte als optionele onderdelen omvatten. |
| Onderzoeksfasen | Dit zijn de opeenvolgende stappen binnen het doctoraatstraject die gericht zijn op het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. Elke fase heeft specifieke doelen en deliverables. |
| Onderzoeksgebieden | Dit zijn de specifieke disciplines of thematische gebieden waarin het doctoraatsonderzoek zich afspeelt. Ze bepalen de focus en reikwijdte van het onderzoeksproject. |
| Onderzoekscomponenten | Dit zijn de fundamentele elementen die nodig zijn voor het succesvol afronden van het onderzoeksproject, zoals literatuuronderzoek, methodologie, dataverzameling en analyse. |
| Onderzoeksactiviteiten | Dit zijn de concrete handelingen en taken die een promovendus uitvoert in het kader van zijn of haar onderzoek. Dit omvat onder andere het lezen van artikelen, het uitvoeren van experimenten en het schrijven van rapporten. |
| Onderzoeksproject | Een afgebakend wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met als doel nieuwe kennis te genereren of bestaande kennis te verdiepen. Dit is de kern van het doctoraatstraject. |
| Onderzoeksvereisten | Dit zijn de specifieke eisen en criteria die aan een promovendus worden gesteld om het doctoraatstraject succesvol te voltooien. Dit kan betrekking hebben op publicaties, presentaties of de kwaliteit van het proefschrift. |
| Onderzoeksopbouw | De manier waarop het gehele onderzoeksproces is georganiseerd en gestructureerd, van de initiële ideeën tot de uiteindelijke resultaten en publicaties. |
| Nervus olfactorius | De craniale zenuw die verantwoordelijk is voor de reukzin. Deze zenuw verzamelt de axonen van de olfactorische cellen in de nasale mucosa en geleidt deze signalen naar de bulbus olfactorius voor verdere verwerking. |
| Bulbus olfactorius | Een uitloper van het telencephalon (hersenen) waar de axonen van de olfactorische cellen contact maken met de dendrieten van de mitraliscellen. Hier vindt de eerste verwerking van reuksignalen plaats, georganiseerd in glomeruli. |
| Mitralis cel | Een type neuron in de bulbus olfactorius dat de axonen van de olfactorische cellen ontvangt. De axonen van deze cellen vormen de tractus olfactorius en geleiden de reukinformatie verder naar andere hersengebieden. |
| Glomerulus | Een bolvormige structuur binnen de bulbus olfactorius waar de axonen van de olfactorische cellen synapteren met de dendrieten van de mitraliscellen. Deze glomeruli zijn de functionele eenheden voor de verwerking van specifieke geurcomponenten. |
| Tractus olfactorius | Een bundel van axonen die vanuit de bulbus olfactorius loopt en de reukinformatie transporteert naar verschillende hersengebieden, waaronder de olfactorische cortex en structuren van het limbisch systeem. |
| Limbisch systeem | Een complex netwerk van hersenstructuren dat betrokken is bij emoties, geheugen, motivatie en overleving. Het reukorgaan heeft sterke verbindingen met dit systeem, wat de invloed van geuren op deze functies verklaart. |
| Olfactorische cortex (cortex piriformis) | Het primaire verwerkingscentrum voor geurwaarneming in de hersenen. Deze cortex, gelegen in de temporale kwab, is verantwoordelijk voor de bewuste gewaarwording van geuren en is een belangrijk onderdeel van het limbisch systeem. |
| Hippocampus | Een hersenstructuur die cruciaal is voor de vorming en consolidatie van herinneringen, met name langetermijngeheugen. Geuren kunnen sterke, spontane herinneringen oproepen via de verbindingen met de hippocampus. |
| Corpus amygdaleum | Een hersenstructuur die een centrale rol speelt bij de verwerking van emoties, met name angst en beloning. De amygdala is betrokken bij de emotionele reacties op geuren, zoals het ontstaan van driften. |
| Stria olfactoria lateralis | Een van de twee hoofdbundels van vezels die uit de bulbus olfactorius vertrekken. Deze stria leidt reukinformatie naar de olfactorische cortex, hippocampus en amygdala, structuren die betrokken zijn bij geurherkenning, geheugen en emotie. |
| Stria olfactoria medialis | De andere hoofdbundel van vezels die uit de bulbus olfactorius vertrekt. Deze stria leidt reukinformatie naar de hypothalamus en andere structuren, wat reflexmatige reacties op geuren kan induceren en verbindingen met de contralaterale hersenhelft tot stand brengt. |
| Anosmie | Het verlies van reukzin, wat kan worden veroorzaakt door diverse factoren zoals virale infecties, sinusitis, roken of schedeltrauma dat de olfactorische zenuwbanen beschadigt. |
| Nervus opticus | De oogzenuw, die embryologisch beschouwd wordt als een uitloper van het diencefalon en niet als een echte zenuw. Axonen van de retina convergeren hierin naar de papil. |
| Chiasma | Een kruispunt waar de axonen komende van de nasale retinale velden van beide ogen elkaar kruisen, wat essentieel is voor de verwerking van visuele informatie uit beide gezichtsvelden. |
| Tractus opticus | De zenuwbaan die na het chiasma axonen van de retina transporteert naar het corpus geniculatum laterale in de thalamus voor verdere verwerking. |
| Corpus geniculatum laterale | Een deel van de thalamus waar de axonen van de tractus opticus synapsen vormen voordat ze verdergaan naar de visuele cortex. |
| Radiatio optica | Een brede zenuwbaan die axonen van het corpus geniculatum laterale naar de primaire visuele cortex transporteert, inclusief de lus van Meyer in de temporale kwab. |
| Primaire visuele cortex | Het hersengebied, gelegen rondom de fissura calcarina, waar visuele informatie uit de radiatio optica aankomt en verwerkt wordt. |
| Lus van Meyer | Een deel van de radiatio optica dat zich uitstrekt tot in de temporale kwab en axonen van de inferieure retina bevat. |
| Confrontatietest | Een eenvoudige methode om de gezichtsvelden te onderzoeken door de patiënt en onderzoeker hun ogen te laten sluiten en bewegende objecten vanuit de periferie te laten detecteren. |
| Goldmann perimetrie | Een gestandaardiseerde methode voor het onderzoeken van gezichtsvelden, waarbij de patiënt naar een lichtpunt op een koepel kijkt en aangeeft wanneer het zichtbaar is, terwijl de intensiteit en grootte van het licht variëren. |
| Anopsie | Een aandoening waarbij een deel van het gezichtsveld ontbreekt, wat kan duiden op pathologie in het oog zelf of in de oogzenuw. |
| Bitemporale hemianopsie | Een aandoening waarbij het laterale deel van het gezichtsveld van beide ogen verloren gaat, vaak veroorzaakt door druk op het chiasma, bijvoorbeeld door een hypofyseadenoom. |
| Homonieme hemianopsie | Een aandoening waarbij een deel van het gezichtsveld aan dezelfde kant (links of rechts) van beide ogen verloren gaat, veroorzaakt door een letsel na het chiasma, zoals in de tractus opticus of de visuele cortex. |
| Zenuwpareses | Een zenuwpareses is een gedeeltelijke verlamming van een zenuw, wat leidt tot verminderde spierfunctie en bewegingsbeperkingen. Dit kan zich manifesteren als beperkingen in de oogbewegingen, zoals het niet naar buiten kunnen keren van het oog. |
| Mydriasis | Mydriasis is de verwijding van de pupil. Dit kan een symptoom zijn van druk op de hersenen, zoals bij een hersenscheuring of een aneurysma, of een gevolg zijn van druk op de parasympathische vezels van de nervus oculomotorius. |
| Horner syndroom | Het Horner syndroom is een aandoening die wordt gekenmerkt door een combinatie van symptomen aan één kant van het gezicht, waaronder ptosis (hangend ooglid), miose (vernauwing van de pupil) en anhidrose (verminderde zweetproductie). Het wordt veroorzaakt door schade aan de sympathische zenuwbanen naar het hoofd. |
| Ptosis | Ptosis, ook wel een hangend ooglid genoemd, is het naar beneden zakken van het bovenste ooglid. Dit kan veroorzaakt worden door een parese van de musculus levator palpebrae superioris, de spier die verantwoordelijk is voor het optillen van het ooglid. |
| Abductiebeperking | Een adductiebeperking verwijst naar een beperking in de beweging van het oog naar buiten toe, weg van de middellijn van het gezicht. Dit is vaak een gevolg van een parese van de nervus abducens, die de musculus rectus lateralis aanstuurt. |
| Nystagmus | Nystagmus is een onvrijwillige, ritmische beweging van de ogen, die zich kan uiten als kleine, snelle schokjes. Het oog probeert de beweging van het andere oog te volgen, wat resulteert in een heen-en-weer gaande beweging van het aangedane oog. |
| Compensatie | Compensatie in de context van oogbewegingen verwijst naar de aanpassingen die het lichaam maakt om de gevolgen van een zenuwpareses te maskeren of te verminderen. Een voorbeeld hiervan is het kantelen van het hoofd om de visuele as te corrigeren wanneer een oog niet goed kan bewegen. |
| Blikparese | Een blikparese is een verlamming die de beweging van de ogen in een specifieke richting beperkt. Een blikparese naar links betekent bijvoorbeeld dat de ogen niet goed naar links kunnen worden bewogen. |
| Textuurperceptie | Het proces waarbij individuen de fysieke eigenschappen van een oppervlak waarnemen en interpreteren, wat hun algehele ervaring van een object of omgeving beïnvloedt. Dit omvat zowel de tastbare als de visuele aspecten van textuur. |
| Tactiele perceptie | De waarneming van texturen via het tastzintuig, waarbij de huid receptoren gebruikt om eigenschappen zoals ruwheid, gladheid, temperatuur en vibratie te detecteren. Dit is cruciaal voor het begrijpen van de fysieke aard van objecten. |
| Visuele perceptie van textuur | De interpretatie van textuurkenmerken door middel van zicht, waarbij visuele aanwijzingen zoals patronen, schaduwen en reflecties worden gebruikt om de oppervlaktekenmerken van objecten in te schatten. Dit kan leiden tot verwachtingen over hoe een textuur zou aanvoelen. |
| Sensorische integratie | Het proces waarbij informatie van verschillende zintuigen, zoals tast en zicht, wordt gecombineerd en verwerkt om een coherente en complete perceptie van de omgeving te vormen. Textuurperceptie is een goed voorbeeld van deze integratie. |
| Affordance | De eigenschappen van een object of omgeving die aangeven hoe het gebruikt kan worden, gebaseerd op de perceptie van de gebruiker. Textuur speelt een belangrijke rol bij het bepalen van affordances, zoals of iets grip biedt of glad is. |
| Emotionele respons op textuur | De gevoelens en emoties die worden opgeroepen door de waarneming van verschillende texturen. Bepaalde texturen kunnen prettige of onprettige emotionele reacties teweegbrengen, afhankelijk van persoonlijke ervaringen en culturele associaties. |
| Tactiele beeldvorming | Het vermogen om een mentaal beeld te vormen van de textuur van een object op basis van tactiele input, zelfs zonder visuele informatie. Dit is essentieel voor het herkennen en onderscheiden van objecten door aanraking. |
| Oppervlaktekenmerken | De fysieke eigenschappen van een oppervlak die de textuur bepalen, zoals de mate van ruwheid, de aanwezigheid van patronen, de dichtheid van de structuur en de reflectiviteit. Deze kenmerken zijn direct waarneembaar door tast en zicht. |
| Hedonische waarde | De mate van genot of aversie die geassocieerd wordt met een bepaalde sensorische ervaring, in dit geval textuur. Texturen met een hoge hedonische waarde worden als aangenaam ervaren, terwijl texturen met een lage hedonische waarde als onaangenaam worden beschouwd. |
| Textuurdiscriminatie | Het vermogen om subtiele verschillen tussen verschillende texturen waar te nemen en te onderscheiden. Dit vereist een verfijnde sensorische waarneming en is belangrijk voor taken zoals het identificeren van materialen. |
| Nervus hypoglossus | De nervus hypoglossus, ook wel de twaalfde hersenzenuw genoemd, innerveert alle intrinsieke en de meeste extrinsieke tongspieren. Deze zenuw verlaat de hersenstam en loopt naar de tong, waar hij essentieel is voor tongbewegingen zoals uitsteken en slikken. |
| Tongdeviatie | Tongdeviatie treedt op wanneer de tong naar één kant afwijkt tijdens het uitsteken. Dit kan veroorzaakt worden door een laesie van de nervus hypoglossus zelf, wat leidt tot verlamming van de tongspieren aan die zijde, of door een centrale oorzaak in de hersenen die de aansturing van de tongspieren beïnvloedt. |
| Ansa cervicalis | De ansa cervicalis is een lusvormige structuur die aftakt van de nervus hypoglossus en naar beneden loopt om te anastommoseren met spinale zenuwtakken. Deze structuur voorziet de infrahyoïdale spieren, zoals de musculus omohyoideus, van innervatie, wat belangrijk is voor de beweging van het strottenhoofd en de tong. |
| Perifere laesie | Een perifere laesie verwijst naar schade aan een zenuw buiten het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg). Bij de nervus hypoglossus kan een perifere laesie leiden tot verlamming van de tongspieren aan de aangedane zijde, wat resulteert in tongdeviatie naar de contralaterale zijde. |
| Centrale oorzaak | Een centrale oorzaak van neurologische symptomen verwijst naar schade binnen het centrale zenuwstelsel, zoals de hersenen of hersenstam. Bij tongdeviatie kan een centrale oorzaak, zoals een beroerte in de hersenschors, leiden tot een disfunctie van de tractus corticonuclearis en daarmee de aansturing van de tong beïnvloeden. |
| N. Olfactorius | De nervus olfactorius is de eerste hersenzenuw en is verantwoordelijk voor de reukzin. Het klinisch onderzoek omvat het vragen aan de patiënt of hij of zij goed ruikt, vaak door het aanbieden van verschillende geuren. |
| N. Opticus | De nervus opticus is de tweede hersenzenuw en verzorgt het zicht. Het onderzoek omvat het testen van de visus (gezichtsvermogen), gezichtsvelden door middel van confrontatieperimetrie, en pupilreflexen (direct en indirect) die de reactie op licht meten. |
| N. Trigeminus | De nervus trigeminus is de vijfde hersenzenuw en verzorgt de motorische aansturing van de kauwspieren en de sensorische innervatie van het gelaat. Het onderzoek omvat het testen van het gevoel op verschillende delen van het gelaat, het beoordelen van de kauwspieren en de corneareflex. |
| N. Facialis | De nervus facialis is de zevende hersenzenuw en innerveert de spieren van de gelaatsuitdrukking. Het onderzoek omvat het beoordelen van symmetrie bij het fronsen, sluiten van de ogen en tonen van de tanden om eventuele verlammingen te detecteren. |
| N. Vestibulocochlearis | De nervus vestibulocochlearis is de achtste hersenzenuw en is verantwoordelijk voor het gehoor en het evenwicht. Het onderzoek kan het testen van het gehoor omvatten, bijvoorbeeld door het wrijven van vingers aan beide zijden van het oor. |
| N. Accessorius | De nervus accessorius is de elfde hersenzenuw en innerveert de musculus sternocleidomastoideus en de musculus trapezius. Het onderzoek omvat het testen van de kracht van deze spieren door middel van het heffen van de schouders en het draaien van het hoofd tegen weerstand. |
| Arteria carotis communis | De gemeenschappelijke halsslagader die ontspringt uit de aortaboog en zich splitst in de arteria carotis interna en externa, en een belangrijke bloedtoevoer naar het hoofd verzorgt. |
| Arteria vertebralis | Een slagader die aftakt van de arteria subclavia en opstijgt via de foramina transversaria van de cervicale wervels om uiteindelijk de schedel binnen te dringen en deel te worden van de posterieure circulatie van de hersenen. |
| Arteria basilaris | Een grote slagader in de hersenen die ontstaat uit de samensmelting van de twee arteriae vertebrales en zich vervolgens splitst in de arteriae cerebri posteriores, cruciaal voor de bloedtoevoer naar de hersenstam en het achterste deel van de hersenen. |
| Circulus arteriosus cerebri (Circulus van Willis) | Een ringvormig netwerk van slagaders aan de basis van de hersenen dat zorgt voor een redundante bloedtoevoer door de verbinding tussen de anterieure en posterieure circulatie, waardoor de hersenen bij afsluiting van een slagader toch van bloed kunnen worden voorzien. |
| Arteria cerebri anterior | De voorste hersenslagader die ontspringt uit de arteria carotis interna en de mediale zijde van de frontale en pariëtale kwabben van de hersenen van bloed voorziet, inclusief delen van de motorische cortex die verantwoordelijk zijn voor het been. |
| Arteria cerebri media | De middelste hersenslagader, de grootste tak van de arteria carotis interna, die het grootste deel van de laterale zijde van de hersenhemisfeer bevloeit, inclusief de motorische en sensorische cortex voor de arm en het gezicht. |
| Arteria cerebri posterior | De achterste hersenslagader die ontspringt uit de arteria basilaris en de occipitale kwab, delen van de temporale kwab en de thalamus van bloed voorziet, essentieel voor visuele verwerking. |
| Anastomose | Een verbinding tussen twee bloedvaten, zoals slagaders of aders, die een alternatieve route voor bloedstroom mogelijk maakt, wat cruciaal is voor de redundantie in de hersencirculatie. |
| Infarct | Een gebied van necrose (weefselsterfte) dat ontstaat door een onderbreking van de bloedtoevoer naar een bepaald deel van het lichaam, in dit geval de hersenen, vaak veroorzaakt door een verstopping of scheuring van een bloedvat. |
| Hemiparese | Gedeeltelijke verlamming van één lichaamshelft, vaak veroorzaakt door een beroerte die een deel van de hersenen aantast dat verantwoordelijk is voor motorische controle. |
| Afasie | Een taalstoornis die het vermogen om te spreken, te begrijpen, te lezen of te schrijven aantast, meestal als gevolg van schade aan de taalcentra in de hersenen, vaak veroorzaakt door een beroerte. |
| Nervus vestibulocochlearis | Een craniale zenuw die informatie over evenwicht en gehoor van het binnenoor naar de hersenstam transporteert. |
| Semicirculaire kanalen | Drie vloeistofgevulde structuren in het binnenoor die onderling haaks op elkaar staan en beweging in verschillende richtingen detecteren voor het evenwicht. |
| Ganglion vestibularis | Een zenuwknoop die sensorische informatie van de semicirculaire kanalen en de otolietorganen verzamelt voordat deze naar de hersenstam wordt gestuurd. |
| Nuclei vestibulares | Vier kernen in de hersenstam die de sensorische input van het evenwichtsorgaan verwerken en signalen doorsturen naar andere delen van het centrale zenuwstelsel. |
| Vestibulo-cerbellaire banen | Zenuwbanen die informatie van de vestibulaire kernen naar het cerebellum transporteren, essentieel voor de coördinatie van beweging en evenwicht. |
| Proprioceptie | Het vermogen om de positie en beweging van lichaamsdelen te waarnemen, zelfs zonder visuele input. |
| Vestibulo-spinale banen | Zenuwbanen die signalen van de vestibulaire kernen naar de voorhoornneuronen in het ruggenmerg geleiden, wat leidt tot spieractivatie voor het handhaven van het evenwicht. |
| Tractus vestibulo-spinalis | De dalende zenuwbaan die axonen van de vestibulaire kernen naar de motorneuronen in het ruggenmerg bevat. |
| Vestibulo-oculaire banen | Zenuwbanen die informatie van de vestibulaire kernen naar de oogspierkernen leiden, wat resulteert in oogbewegingen die de hoofdbewegingen compenseren. |
| Fasciculus longitudinalis medialis (FLM) | Een bundel zenuwvezels die verschillende hersenkerngebieden verbindt, waaronder die betrokken zijn bij oogbewegingen en vestibulaire functies. |
| Oculo-cefale reflex (Doll's eye reflex) | Een reflex waarbij de ogen van een patiënt naar de tegenovergestelde richting van de hoofdbeweging draaien, wat duidt op een intacte hersenstamfunctie. |
| Formatio reticularis | Een netwerk van zenuwcellen in de hersenstam dat betrokken is bij het reguleren van de alertheid, slaap-waakcycli en het filteren van sensorische informatie. |
| Somatosensoriek | Het proces waarbij sensorische informatie van het lichaam, zoals tast, temperatuur, pijn en druk, wordt waargenomen en verwerkt door de hersenen. |
| Motoriek | De functie van de hersenen die verantwoordelijk is voor het initiëren, plannen en uitvoeren van vrijwillige bewegingen van het lichaam. |
| Informatieverwerking | Het proces waarbij informatie wordt ontvangen, geïnterpreteerd, opgeslagen en gebruikt door het brein. Dit omvat zowel bewuste als onbewuste processen die leiden tot gedrag en cognitie. |
| Cognitieve functies | Mentale processen die betrokken zijn bij het verwerven, verwerken, opslaan en gebruiken van kennis en informatie. Voorbeelden zijn geheugen, aandacht, taal en probleemoplossing. |
| Neuronaal netwerk | Een complex systeem van onderling verbonden neuronen (zenuwcellen) in het brein dat informatie verwerkt en communiceert. Deze netwerken vormen de basis voor alle hersenactiviteit en cognitieve functies. |
| Synaptische plasticiteit | Het vermogen van synapsen, de verbindingen tussen neuronen, om in sterkte te veranderen als reactie op activiteit. Dit is een cruciaal mechanisme voor leren en geheugenopslag in het brein. |
| Neurotransmitters | Chemische boodschappers die door neuronen worden vrijgegeven om signalen over te dragen naar andere neuronen of doelcellen. Ze spelen een sleutelrol in de communicatie binnen het zenuwstelsel. |
| Hersenschors (cortex) | De buitenste laag van het cerebrum, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies zoals denken, taal, geheugen en bewustzijn. Het is sterk geplooid om een groter oppervlak te creëren. |
| Neurale communicatie | Het proces waarbij neuronen informatie uitwisselen via elektrische en chemische signalen. Dit vindt plaats via synapsen en is essentieel voor alle hersenfuncties. |
| Informatieverwerkingsmodel | Een theoretisch raamwerk dat beschrijft hoe informatie wordt verwerkt door een systeem, vaak analoog aan een computer. In de neurowetenschappen worden deze modellen gebruikt om hersenfuncties te begrijpen. |
| Cognitieve architectuur | De fundamentele structuur en organisatie van cognitieve processen binnen het brein. Dit omvat hoe verschillende mentale modules met elkaar interageren om gedrag te produceren. |
| Emotionele verwerking | Het proces waarbij het brein emotionele informatie detecteert, interpreteert en erop reageert. Dit is cruciaal voor sociale interactie, besluitvorming en overleving. |
| Commissura anterior | Een verbinding tussen de twee hersenhelften die vezels van het olfactorisch systeem doorgeeft aan de contralaterale hersenhelft. |
| Fila olfactoria | Bundels van axonen van olfactorische cellen die door openingen in het zeefbeen naar de bulbus olfactorius lopen. |
| Olfactoire cortex (cortex piriformis) | Het deel van de hersenschors dat verantwoordelijk is voor de bewuste waarneming van geuren. |