Cover
Empieza ahora gratis Inleiding_tot_het_Recht_Uitgebreid_Vereenvoudigd.pdf
Summary
# Het begrip recht en de indeling ervan
Het recht omvat een stelsel van bindende regels dat is opgelegd en afgedwongen door een gezaghebbende overheid om de samenleving te ordenen en in stand te houden [1](#page=1).
## 1. Het begrip recht
### 1.1 Definitie van recht
Recht wordt gedefinieerd als een geheel van bindende regels waaraan iedereen zich moet houden. Deze regels zijn bedoeld om de samenleving te ordenen en in stand te houden [1](#page=1) [4](#page=4).
### 1.2 Soorten regels
Binnen het recht worden verschillende soorten regels onderscheiden [1](#page=1):
* Gebods-, verbods- en verlofbepalingen [1](#page=1).
* Regels die toepasselijk zijn na een keuze van partijen of door aanvulling [1](#page=1).
* Ondersteunende regels [1](#page=1).
* Technische regels en formalisme [1](#page=1).
### 1.3 Dwingend en aanvullend recht
Een belangrijk onderscheid binnen de regels is dat tussen dwingend en aanvullend recht [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.3.1 Dwingend recht
Dwingend recht is recht waarvan partijen niet mogen afwijken. Wanneer partijen toch afwijken van een regel van dwingend recht, kan dit leiden tot nietigheid van de overeenkomst [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Absoluut nietig:** Afwijkingen van regels van dwingend recht die betrekking hebben op openbare orde of goede zeden leiden tot absolute nietigheid. De nietigheid kan door de betrokken partijen worden gevraagd, maar de rechter kan deze ook ambtshalve (uit eigen beweging) inroepen. De nietigheid kan op elk moment worden gevraagd, men kan er geen afstand van doen en de overeenkomst kan nooit worden bevestigd [1](#page=1).
* **Relatief nietig:** Afwijkingen van regels van dwingend recht in strikte zin leiden tot relatieve nietigheid. De nietigheid kan enkel worden uitgesproken wanneer één van de partijen hierom verzoekt; de rechter kan dit niet ambtshalve doen. De overeenkomst kan wel worden bevestigd als de zwakkere partij met kennis van de nietigheid afstand doet van zijn recht om de nietigheid in te roepen [2](#page=2).
#### 1.3.2 Aanvullend recht
Aanvullend recht is recht waarvan partijen wel mogen afwijken [2](#page=2).
### 1.4 Doelstellingen van het recht
Het recht dient verschillende doelen om de samenleving te ordenen en in stand te houden ] [1](#page=1) [4](#page=4):
* **Bestaande toestanden en handelingen bekrachtigen:** Het recht beschermt eigendom, zoals de eigendom van een gekochte fiets. Het regelt ook zaken als het huwelijk en wat er gebeurt bij een scheiding [4](#page=4).
* **Morele regels doen naleven:** Het recht verbiedt handelingen die moreel verwerpelijk zijn, zoals diefstal en geweld [4](#page=4).
* **Doelstellingen realiseren, nieuwe toestanden scheppen:** Het recht kan nieuwe regels introduceren om specifieke maatschappelijke doelen te bereiken, zoals milieubescherming of zorg voor iedereen [4](#page=4).
### 1.5 Gezaghebbende overheid
Het recht wordt opgelegd en afgedwongen door een gezaghebbende overheid ] [1](#page=1) [4](#page=4).
#### 1.5.1 Gezag om recht uit te vaardigen
Het gezag om recht uit te vaardigen berust bij het juiste orgaan, dat opereert volgens de juiste procedure en rekening houdt met bevoegdheidsregels en de hiërarchie van normen [4](#page=4).
#### 1.5.2 Gezag om recht af te dwingen
Het recht bevat sancties om de naleving van de regels af te dwingen. Dit gebeurt meestal door de rechterlijke macht, maar ook door administratieve overheden zonder voorafgaande tussenkomst van een rechter. Voorbeelden hiervan zijn boetes voor te hard rijden of voor het niet betalen van belastingen, en gevangenisstraffen voor misdrijven [5](#page=5).
> **Tip:** Begrijpen wanneer een regel absoluut dan wel relatief nietig is, is cruciaal voor het correct toepassen van het recht. Let goed op of de regel van openbare orde/goede zeden betreft, of dwingend recht in strikte zin [1](#page=1) [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een huurovereenkomst waarin een huurwaarborg van 6 maanden huur wordt bedongen, terwijl de woninghuurwet een maximum van 3 maanden voorschrijft, is ongeldig omdat deze regel van dwingend recht is [2](#page=2).
## 2. De indeling van het (nationaal) recht
Het nationaal recht kan worden ingedeeld in privaatrecht en publiekrecht [5](#page=5).
### 2.1 Privaatrecht
Het privaatrecht ordent de rechtsverhoudingen tussen burgers onderling. Het regelt ook de rechtsverhoudingen tussen burgers en publiekrechtelijke rechtspersonen, wanneer deze laatsten op voet van gelijkheid met burgers aan het rechtsverkeer deelnemen en niet als dragers van staatsgezag optreden. Internationaal privaatrecht wordt hierbij niet beschouwd [5](#page=5).
* Privaatrecht richt zich op burgers onderling en particuliere belangen [5](#page=5).
### 2.2 Publiekrecht
Het publiekrecht regelt de inrichting, organisatie en werking van de staat. Het bepaalt de rechtsbetrekkingen van de staat, zijn onderdelen en organen onderling, tegenover burgers, en tegenover andere staten. In het publiekrecht komt het openbaar gezag aan bod en het bevat alle rechtsnormen die het openbaar belang of de openbare orde betreffen. Overeenkomsten die in strijd zijn met het publiekrecht zijn daarom altijd absoluut nietig [5](#page=5).
* Publiekrecht richt zich op de staat versus burgers en het algemeen belang [5](#page=5).
---
# Formele bronnen van recht
Hier is een samenvatting van de formele bronnen van recht, bedoeld als studiehandleiding voor examens.
## 2. Formele bronnen van recht
Dit onderwerp verkent de verschillende formele bronnen waaruit het recht voortkomt en die rechtskracht bezitten.
### 2.1 De aard van formele bronnen van recht
Wanneer gesproken wordt over de 'bronnen van recht', bedoelt men doorgaans de **formele bronnen van recht**. Dit zijn de manieren waarop een rechtsregel tot stand komt en die bepalen waarom een regel daadwerkelijk een rechtsregel is. Dit staat tegenover de materiële of inspiratiebron van een regel, die verklaart waarom de regel is ontstaan [6](#page=6).
### 2.2 Overzicht van formele bronnen
De belangrijkste formele bronnen van recht zijn:
1. Wetgeving [6](#page=6).
2. Rechtspraak [18](#page=18).
3. Rechtsleer [21](#page=21).
4. Gewoonte [22](#page=22).
5. Algemene rechtsbeginselen [23](#page=23).
6. Billijkheid [23](#page=23).
7. Pseudowetgeving [24](#page=24).
### 2.3 Wetgeving
Wetgeving omvat alle rechtsnormen die door een bevoegde overheid worden uitgevaardigd en algemeen bindend zijn. Het is essentieel om de staatsstructuur te begrijpen om de verschillende niveaus van wetgeving te kunnen plaatsen [11](#page=11) [6](#page=6).
#### 2.3.1 Staatsstructuur
België is een parlementaire democratie met een scheiding der machten, een rechtsstaat, een erfelijke constitutionele monarchie en een federalistisch bestel [6](#page=6).
##### 2.3.1.1 Federale politieke instellingen
* **Federale wetgevende macht:**
* Bestaat uit de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat, samen het federaal parlement genoemd [7](#page=7).
* De Kamer heeft 150 rechtstreeks verkozen leden [7](#page=7).
* De Senaat telt 60 leden die indirect worden aangewezen of gecoöpteerd [7](#page=7).
* De rol van de Koning is beperkt tot het indienen van wetsontwerpen, bekrachtigen en het beslissen over grondwetsherzieningen [7](#page=7).
* **Federale uitvoerende macht:**
* Berust formeel bij de Koning, maar wordt in de praktijk uitgeoefend door de regering onder ministeriële verantwoordelijkheid (#page=7, 8) [7](#page=7) [8](#page=8).
* De regering wordt geleid door een eerste minister en bestaat uit ministers en staatssecretarissen [8](#page=8).
* De belangrijkste bevoegdheid is de uitvoering van wetten door het maken van koninklijke besluiten. Ministeriële besluiten zijn hieraan ondergeschikt [8](#page=8).
##### 2.3.1.2 Deelstatelijke politieke instellingen
* **Gemeenschappen en Gewesten:**
* Er zijn drie gemeenschappen (Vlaamse, Franse, Duitstalige) en drie gewesten (Vlaams, Waals, Brussels Hoofdstedelijk) [9](#page=9).
* Zij zijn bevoegd voor aangelegenheden die door de Grondwet zijn toegekend, zoals culturele zaken, onderwijs (gemeenschappen) en ruimtelijke ordening, leefmilieu, economie (gewesten) [9](#page=9).
* **Deelstatelijke wetgevende macht:**
* Uitgeoefend door de parlementen van de gemeenschappen en gewesten (één kamer, geen Senaat) [10](#page=10).
* Wetgeving op dit niveau heet **decreten** (gemeenschappen en Vlaams/Waals/Duits gewest) of **ordonnanties** (Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Deze staan op hetzelfde hiërarchische niveau als federale wetten [10](#page=10).
* Bekten en ordonnanties worden bekrachtigd en afgekondigd door de deelregering en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad (#page=10, 15, 16) [10](#page=10) [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Deelstatelijke uitvoerende macht:**
* Uitgeoefend door de deelregeringen (gemeenschaps- en gewestregeringen) [10](#page=10).
* Hun besluiten hebben dezelfde rechtsmacht als koninklijke besluiten en worden in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd [10](#page=10).
##### 2.3.1.3 Provincies en gemeenten
* **Provincies:** Tien provincies met aan het hoofd een gouverneur. De **provincieraad** fungeert als 'wetgevende' macht en maakt provinciale reglementen/verordeningen. De **deputatie** vormt de 'uitvoerende' macht [11](#page=11).
* **Gemeenten:** 581 gemeenten met aan het hoofd een burgemeester. De **gemeenteraad** is de 'wetgevende' macht die gemeentelijke reglementen/verordeningen maakt. Het **college van burgemeester en schepenen** is de 'uitvoerende' macht [11](#page=11).
#### 2.3.2 Onderscheid wetten in formele en materiële zin
* **Wet in formele zin:** Wetgeving die uitgaat van de wetgevende macht, ongeacht de inhoud. Dit omvat federale wetten, decreten en ordonnanties [11](#page=11).
* **Wet in materiële zin:** Rechtsnormen die door een bevoegde overheid worden uitgevaardigd en algemeen bindend zijn. Dit kan ook wetgeving zijn die niet uitgaat van de federale of deelstatelijke wetgever [11](#page=11).
#### 2.3.3 Soorten wetgeving
De hiërarchie van de wetgeving, van hoog naar laag:
1. **Internationaal en Europees recht (met directe werking):**
* **Internationaal recht:** Verdragen (schriftelijke overeenkomsten tussen staten) kunnen directe of indirecte werking hebben [12](#page=12).
* **Europees recht:**
* **Primair recht:** Basisverdragen (VEU, VWEU) en het Handvest Grondrechten EU hebben doorgaans directe werking indien ze nauwkeurig, duidelijk en onvoorwaardelijk zijn [13](#page=13).
* **Secundair recht:**
* **Verordeningen:** Algemene strekking, rechtstreeks van toepassing en bindend in elk onderdeel in de lidstaten [13](#page=13).
* **Richtslijnen:** Algemene strekking of gericht aan specifieke lidstaten. Niet rechtstreeks van toepassing zonder implementatie, tenzij de uitvoeringstermijn verstreken is. Enkel bindend wat het resultaat betreft [13](#page=13).
* **Besluiten:** Gericht aan specifieke lidstaten, ondernemingen of individuen en bindend in elk onderdeel [13](#page=13).
2. **Nationaal recht:**
* **Grondwet:** De meest fundamentele nationale wet, regelt de inrichting van de machten en waarborgt fundamentele rechten en vrijheden (#page=14, 15). Herziening vereist een complexe procedure met 2/3 meerderheid en aanwezigheid [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Wetten (federaal):** Gemaakt door de federale wetgevende macht via verschillende procedures (bicameraal, optioneel bicameraal, monocameraal) [15](#page=15).
* **Decreten en ordonnanties (regionaal):** Gemaakt door de deelstaatparlementen. Staan hiërarchisch op hetzelfde niveau als federale wetten [15](#page=15).
* **Koninklijke besluiten:** Uitvoerende macht, ondergeschikt aan de wet, voeren wetgeving uit [16](#page=16).
* **Besluiten van een deelregering:** Regionale uitvoering van decreten of ordonnanties, vergelijkbaar met koninklijke besluiten op federaal niveau [16](#page=16).
* **Ministeriële besluiten:** Uitvoerende macht door een of meerdere ministers, voeren koninklijke besluiten uit en zijn hieraan ondergeschikt [17](#page=17).
* **Provinciale en gemeentelijke reglementen/verordeningen:** Wetgeving op provinciaal of gemeentelijk niveau, uitgevaardigd door de provincieraad of gemeenteraad [17](#page=17).
#### 2.3.4 Normenconflicten
Bij een conflict tussen normen geldt een hiërarchie. Internationaal recht en Europees recht met directe werking staan boven nationaal recht. Een decreet of ordonnantie staat op hetzelfde niveau als een federale wet (#page=15, 16). Ministeriële besluiten zijn ondergeschikt aan koninklijke besluiten [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
### 2.4 Rechtspraak
Rechtspraak omvat alle uitspraken van de verschillende rechtscolleges. De rechterlijke macht is federaal en omvat de 'gewone' rechtbanken en hoven [18](#page=18).
* **Bijzondere instellingen:**
* **Raad van State:** Oordeelt als administratief rechtscollege over beroepen tot nietigverklaring van akten van administratieve overheden. Geeft ook advies bij wetsontwerpen [18](#page=18).
* **Grondwettelijk Hof:** Oordeelt over vernietiging van wetten, decreten of ordonnanties wegens schending van bevoegdheidsregels, rechten en vrijheden, of fiscale bepalingen [19](#page=19).
#### 2.4.1 De rechtscheppende rol van de rechter
De wetgeving kan niet alle concrete problemen voorzien, waardoor de rechter een rol speelt in het uitleggen en interpreteren van de wet. Bij onduidelijkheid of onvolledigheid van de wet kan de rechter een rechtscheppende rol spelen, maar rechtsweigering is verboden [19](#page=19).
#### 2.4.2 Interpretatiemethoden
* **Analogie:** Het uitbreiden van een bestaande regel naar vergelijkbare gevallen. Dit is in principe verboden voor strafrecht [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Rechtsverfijning:** Het beperkter toepassen van de wet om onredelijke gevolgen te vermijden die niet overeenkomen met de bedoeling van de wet [20](#page=20).
#### 2.4.3 Gezag van de uitspraak
Een rechterlijke uitspraak geldt in principe enkel als bindend voor de betrokken partijen. Echter, **constante of vaste rechtspraak**, waarbij gelijkaardige gevallen op een gelijkaardige manier worden opgelost, heeft groot feitelijk gezag. Uitspraken van hogere rechtscolleges (Hof van Cassatie) hebben hierbij meer invloed [20](#page=20).
> **Tip:** De rangorde van feitelijk gezag van uitspraken, van weinig naar veel, is doorgaans: Vonnis van de vrederechter, vonnis van de politierechtbank, vonnis van de rechtbank van eerste aanleg, arrest van het hof van beroep, arrest van het Hof van Cassatie [21](#page=21).
### 2.5 Rechtsleer
Rechtsleer omvat de standpunten, overwegingen en beschrijvingen van rechtsgeleerden, gevonden in juridische handboeken en tijdschriften. Hoewel rechtsleer geen formele bron van recht is (niet bindend) houden rechters en wetgevers er wel rekening mee als inspiratie en gezaghebbende bron [21](#page=21).
### 2.6 Gewoonte
Gewoonte zijn normen die voortkomen uit langdurig en eenvormig gebruik, nageleefd door de gemeenschap in de overtuiging dat het een rechtsregel is [22](#page=22).
* **Vereisten:**
* **Feitelijk:** Een algemeen aanvaard, duurzaam en openbaar gebruik [22](#page=22).
* **Psychologisch:** De overtuiging bij de gemeenschapsleden dat het gebruik de waarde van een norm heeft en juridisch afdwingbaar is [22](#page=22).
* **Beperkte betekenis:** De betekenis van gewoonte als formele bron is beperkt. Gebruiken zijn slechts een bron als de wet of een contract ernaar verwijst. Vaak zijn gewoonten reeds omgezet in wettelijke regels. De gewoonte kan een aanvullende rol spelen waar de wet niets voorziet maar is moeilijk te bewijzen [22](#page=22) [23](#page=23).
### 2.7 Algemene rechtsbeginselen
Dit zijn ongeschreven principes die door iedereen als bindend worden ervaren en het moreel en institutioneel kader van de maatschappelijke organisatie vormen. Ze waarborgen coherentie, vullen leemtes in de wet aan en weerspiegelen de waarden van de samenleving. Voorbeelden zijn het recht van verdediging, het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod op rechtsmisbruik [23](#page=23).
### 2.8 Billijkheid
Billijkheid houdt in dat een rechtsnorm opzij wordt geschoven omdat deze in strijd is met het billijkheidsgevoel van een rechter of partij. Dit kan enkel als de wetgever er uitdrukkelijk ruimte voor laat [23](#page=23).
> **Example:** Artikel 3 van de wet betreffende recht op maatschappelijke integratie stelt dat werkbereidheid vereist is, tenzij dit om gezondheids- of billijkheidsredenen niet mogelijk is. Artikel 28 van diezelfde wet laat het OCMW toe om af te zien van terugvorderingen omwille van billijkheid [23](#page=23) [24](#page=24).
### 2.9 Pseudowetgeving
Pseudowetgeving omvat documenten zoals dienstnota's, richtlijnen en ministeriële omzendbrieven, opgesteld door hogere overheden om ondergeschikte ambtenaren te helpen en uniforme toepassing van wetgeving te verzekeren. Deze hebben geen kracht van wet en binden noch de rechter, noch de burger, maar ambtenaren hebben wel een gehoorzaamheidsplicht. Ze worden vaak gebruikt voor interpretatieve doeleinden [24](#page=24).
> **Example:** Een algemene omzendbrief van de minister van maatschappelijke integratie gericht aan OCMW's over de toepassing van de wet op maatschappelijke integratie [24](#page=24).
---
# Personen- en familierecht
Dit deel van het cursusmateriaal behandelt de juridische status van personen en de juridische betrekkingen tussen personen, met een focus op zowel individuele rechten en plichten als de juridische structuur van samenlevingsvormen [25](#page=25).
### 3.1 Personenrecht
Het personenrecht richt zich op het begrip 'persoon' in juridische zin, de staat van de persoon, rechts- en handelingsbekwaamheid [25](#page=25).
#### 3.1.1 Het begrip 'persoon'
Een 'persoon' is elke entiteit die drager kan zijn van rechten en plichten, wat wordt aangeduid met de term rechtsbekwaamheid [25](#page=25).
* **Natuurlijk persoon:** Elk mens, van geboorte tot dood, wordt juridisch als persoon beschouwd en is drager van rechten en plichten [25](#page=25).
* Rechtsbekwaamheid kan niet volledig worden verloren; de wet kan echter wel specifieke rechten beperken, zoals ontzetting uit het kiesrecht of verbod voor zorgverleners om schenkingen van patiënten te ontvangen [25](#page=25).
* **Rechtspersoon:** Een groep personen of middelen die juridisch als drager van rechten en plichten fungeert, zoals vennootschappen en verenigingen [26](#page=26).
* Rechtspersonen kunnen, los van de natuurlijke personen of middelen waaruit ze bestaan, deelnemen aan het rechtsverkeer [26](#page=26).
* Zij hebben in principe dezelfde rechten en plichten als natuurlijke personen, met uitzondering van zaken die inherent zijn aan mens-zijn (zoals trouwen of stemmen) [26](#page=26).
#### 3.1.2 Staat van de persoon
De staat van de persoon omvat het geheel van elementen of hoedanigheden die iemands juridische plaats in de maatschappij en familie bepalen. Deze elementen kunnen niet zomaar gewijzigd worden, aangezien ze van openbare orde zijn en wettelijke procedures vereisen [26](#page=26).
* **Nationaliteit:** De juridische band tussen een persoon en de staat waarvan hij onderdaan is. Elk land bepaalt soeverein de voorwaarden voor toekenning en opzegging, in België geregeld door het Wetboek van de Belgische Nationaliteit [28](#page=28).
* **Geslacht:** Traditioneel wordt onderscheid gemaakt tussen man en vrouw, gebaseerd op diverse criteria (fysiek, psychologisch, sociologisch). De wetgever houdt rekening met interseksualiteit, transseksualiteit en transgender personen, wat aanpassingen aan akten van de burgerlijke stand mogelijk maakt [28](#page=28).
* **Woonplaats:** Het hoofdverblijf van een persoon voor de uitoefening van burgerlijke rechten. Dit omvat een materieel element (effectief hoofdverblijf) en een intentioneel element (wil om er te verblijven). De inschrijving in het bevolkingsregister creëert een vermoeden, maar de feitelijke toestand primeert [28](#page=28).
* **Naam:**
* **Familienaam:** Sinds 1 juni 2014 kunnen ouders kiezen voor de naam van de vader, de moeder, of een combinatie ervan (nooit meer dan één naam van elke ouder). Alle kinderen van dezelfde ouders moeten dezelfde familienaam dragen. Bij geen keuze of onenigheid wordt een dubbele naam in alfabetische volgorde toegekend. Verandering is mogelijk mits gegronde redenen, via een verzoekschrift aan de minister van Justitie, toegestaan bij Koninklijk Besluit [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Voornaam:** De keuze van de voornaam is sinds 15 mei 1987 volledig vrij, tenzij de naam verwarring of schade kan veroorzaken. Verandering van voornaam kan sneller worden aangevraagd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, eventueel met beroep bij de familierechtbank [27](#page=27).
#### 3.1.3 Rechtsbekwaamheid versus handelingsbekwaamheid
* **Rechtsbekwaamheid:** Het vermogen om drager te zijn van rechten en plichten. Elk mens is rechtsbekwaam [25](#page=25) [29](#page=29).
* **Handelingsbekwaamheid:** De juridische bevoegdheid om de eigen rechten en plichten zelf uit te oefenen [29](#page=29).
**Beperkingen van handelingsbekwaamheid:**
De wetgever beschermt bepaalde groepen door hun handelingsbekwaamheid te beperken [29](#page=29).
* **Minderjarigen:** Hun handelingsonbekwaamheid is algemeen en volledig [29](#page=29).
* **Personen met een geestelijke beperking:** Hun handelingsonbekwaamheid is 'op maat' en kan betrekking hebben op de persoon en/of het vermogen [29](#page=29).
Bij handelingsonbekwaamheid treedt een andere persoon op:
* **Vertegenwoordiging:** Optreden in de plaats van de handelingsonbekwame [29](#page=29).
* **Bijstand:** Optreden samen met de handelingsonbekwame [29](#page=29).
De personen die optreden zijn onder meer: ouders of voogd van minderjarigen, lasthebber (zorgvolmacht) of bewindvoerder (gerechtelijk) van beschermde meerderjarigen [29](#page=29).
Rechtspersonen zijn logischerwijs handelingsonbekwaam en oefenen hun rechten uit via hun bestuursorganen [29](#page=29).
### 3.2 Familierecht
Het familierecht omvat verwantschap en verschillende vormen van samenleven [29](#page=29).
#### 3.2.1 Verwantschap
* **Bloedverwanten:** Stammen van elkaar af, hetzij in de rechte lijn (ouder-kind) of in de zijlijn (broer-zus) [30](#page=30).
* **Aanverwanten:** De bloedverwanten van de echtgenoot en de echtgenoten van de bloedverwanten ('schoonfamilie') [30](#page=30).
De graad van verwantschap is van belang, onder andere voor huwelijksbevoegdheid en erfrecht. De graad wordt bepaald door het aantal generaties te tellen (bloedverwanten) of via de gemeenschappelijke voorouder (aanverwanten) [30](#page=30).
* **Voorbeeld bloedverwanten rechte lijn:** Nadia is de dochter van Rik [30](#page=30).
* **Voorbeeld bloedverwanten zijlijn:** Britt is de zus van Laura [30](#page=30).
* **Voorbeeld aanverwanten:** Aya is de schoondochter van Anna [30](#page=30).
#### 3.2.2 Vormen van samenleven
##### 3.2.2.1 Huwelijk
Het huwelijk is een plechtig contract dat aan wettelijke vormvoorwaarden moet voldoen [30](#page=30).
**Voorwaarden:**
* Twee partners, van hetzelfde of verschillend geslacht [30](#page=30).
* Ongehuwd en niet wettelijk samenwonend met een derde [30](#page=30).
* Beiden meerderjarig [30](#page=30).
* Geen verboden graad van bloed- of aanverwantschap:
* Bloedverwanten in de rechte lijn: verboden [31](#page=31).
* Aanverwanten in de rechte lijn: verboden, tenzij toestemming familierechtbank [31](#page=31).
* Bloedverwanten in de zijlijn tot de derde graad: verboden (bv. tante en neef), tenzij toestemming familierechtbank [31](#page=31).
* Aanverwanten in de zijlijn: toegelaten [31](#page=31).
**Gevolgen (Primair stelsel):**
Het primaire stelsel omvat rechten en verplichtingen die voor alle echtgenoten gelden, ongeacht hun vermogensstelsel [31](#page=31) [32](#page=32).
* **Huwelijkplichten:** Getrouwheid, hulp en morele bijstand [31](#page=31).
* **Bijdrage in lasten:** Echtgenoten dragen bij in de financiële lasten van het huwelijk [31](#page=31).
* **Samenwonen:** Echtgenoten moeten samenwonen in de echtelijke verblijfplaats [31](#page=31).
* **Bescherming van de gezinswoning:**
* De gezinswoning (inclusief huisraad) mag niet verkocht worden zonder instemming van de mede-echtgenoot, zelfs indien deze geen eigenaar is (machtiging familierechtbank mogelijk) [31](#page=31).
* Bij huur wordt de mede-echtgenoot van rechtswege medehuurder. Opzegging door verhuurder of huurders moet aan/van beide echtgenoten gebeuren [31](#page=31).
* **Hoofdelijkheid:** Beide echtgenoten zijn hoofdelijk gehouden voor schulden aangegaan ten behoeve van de huishouding of opvoeding van kinderen, tenzij deze buitensporig zijn gezien de bestaansmiddelen van het gezin [32](#page=32).
* **Vrijheid van beroep en autonomie in bankzaken:** Elke echtgenoot mag een beroep naar keuze uitoefenen, tenzij het de gezinsbelangen in gevaar brengt (met mogelijkheid tot tussenkomst rechter). Met instemming kan de naam van de mede-echtgenoot in beroepszaken worden gebruikt. Elke echtgenoot kan een bankrekening of kluis openen; de bank mag uitgaan van eigendom van de opener, maar moet de mede-echtgenoot informeren. Tussen echtgenoten geldt dit vermoeden niet [33](#page=33).
**Einde van het huwelijk:**
* **Echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting (EOO):** De voortzetting van het samenleven is onmogelijk geworden, zonder belang van schuldvraag [33](#page=33).
* **Rechtstreeks bewijs:** Rechtbank oordeelt over onmogelijkheid van toenadering (bv. overspel) [33](#page=33).
* **Onrechtstreeks bewijs:** Feitelijke scheiding van minstens één jaar (verzoek door één echtgenoot) of zes maanden (gezamenlijk verzoek), of een gezamenlijk verzoek met herhaald verzoek na drie maanden [33](#page=33).
* **Gevolg:** Huwelijk ontbonden, huwelijksvermogen vereffend/verdeeld, eventueel persoonlijk onderhoudsgeld [33](#page=33).
* **Echtscheiding door onderlinge toestemming (EOT):** Beide echtgenoten willen scheiden en zijn het eens over de modaliteiten. Dit verloopt via een buitengerechtelijke fase (akkoord over wettelijke punten) gevolgd door een gerechtelijke fase (bevestiging akkoord door familierechtbank) [33](#page=33) [34](#page=34).
##### 3.2.2.2 Wettelijk samenwonen
* **Voorwaarden:** Twee meerderjarige personen, van gelijk of verschillend geslacht, die geen van beiden gehuwd of wettelijk samenwonend zijn met iemand anders. Kan tussen levenspartners of andere personen die een huishouden vormen (bv. broer-zus). Vereist een verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand [34](#page=34).
* **Gevolgen:** Vergelijkbaar met het huwelijk, met rechten en plichten zoals bescherming gezinswoning, bijdragen in lasten en hoofdelijkheid voor gezinsschulden [34](#page=34).
* **Einde:** Eenvoudig door een verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand [34](#page=34).
##### 3.2.2.3 Feitelijk samenwonen
* Er zijn geen specifieke wettelijke voorwaarden, gevolgen of beëindigingsregels [34](#page=34).
* Het wordt aangeraden een samenlevingsovereenkomst te sluiten bij gebrek aan een wettelijk kader [34](#page=34).
### 3.3 Relatievermogensrecht
Relatievermogensrecht behoort tot het familiaal vermogensrecht en omvat onder andere het erfrecht. Echtgenoten kiezen hun vermogensstelsel in hun huwelijkscontract. De onderdelen afstamming, ouderlijk gezag, onderhoudsplicht, omgangsrecht en adoptie behoren ook tot het personen- en familierecht, maar worden in dit specifieke deel niet diepgaand behandeld [25](#page=25) [34](#page=34).
---
# Goederenrecht en verbintenissenrecht
Dit onderdeel behandelt de fundamenten van het goederenrecht, inclusief de classificatie van goederen en de aard van zakelijke rechten, en duikt vervolgens dieper in het verbintenissenrecht, de bronnen ervan, de modaliteiten en de totstandkoming en beëindiging van contracten.
### 4.1 Goederenrecht
Het goederenrecht regelt de juridische relatie tussen personen en goederen, en onderscheidt zich van het verbintenissenrecht dat relaties tussen personen regelt [37](#page=37).
#### 4.1.1 Soorten goederen
Goederen kunnen op verschillende manieren worden gecategoriseerd:
* **Roerend vs. onroerend**: Een boom is onroerend door incorporatie, maar zodra de appels vallen, worden deze roerend [36](#page=36).
* **Lichamelijk vs. onlichamelijk**: Lichamelijke goederen zijn tastbaar, terwijl onlichamelijke goederen dat niet zijn (bv. intellectuele eigendomsrechten).
* **Privaat vs. publiek**: Publieke goederen zijn eigendom van de overheid en worden gebruikt voor publieke doeleinden, zoals gebouwen waar ze hun economische activiteiten uitoefenen [36](#page=36).
#### 4.1.2 Zakelijke rechten
Zakelijke rechten kenmerken zich door een directe relatie tussen een persoon en een goed, en bieden bijzondere voordelen ten opzichte van persoonlijke rechten [37](#page=37).
* **Kenmerken van zakelijke rechten**:
* **Volgrecht**: Het recht om een goed te volgen, ongeacht waar het zich bevindt [37](#page=37).
* **Voorrangsrecht**: Bij faillissement heeft de houder van een zakelijk recht voorrang op andere schuldeisers [37](#page=37).
* **Specialiteitsbeginsel**: Een zakelijk recht kan slechts betrekking hebben op een bepaald, afgebakend goed.
* **Numerus clausus**: Zakelijke rechten zijn limitatief opgesomd in de wet [37](#page=37).
* **Specifieke zakelijke rechten**:
* **Eigendomsrecht**: Het meestomvattende recht, omvattende het recht van gebruik, genot en beschikking over een goed. Rechtsmisbruik, zoals burenhinder, is hierop een uitzondering [37](#page=37).
* **Vruchtgebruik**: Geeft het recht van gebruik en genot van andermans goed, waarbij de blote eigenaar het recht van beschikking behoudt. Dit wordt vaak gebruikt bij successieplanning [37](#page=37).
* **Erfdienstbaarheid**: Een last op een onroerend goed ten gunste van een ander erf, bijvoorbeeld een recht van doorgang [37](#page=37).
* **Erfpacht**: Geeft het recht van gebruik en genot van andermans onroerend goed [38](#page=38).
* **Opstal**: Geeft het eigendomsrecht op volumes boven of onder andermans goed om er bouwwerken of beplantingen op te hebben. Een voorbeeld is de eigendom van een parking boven andermans grond [38](#page=38).
* **Hypotheek**: Een zakelijk recht op onroerende goederen ter zekerheid van een verbintenis [38](#page=38).
### 4.2 Verbintenissenrecht
Het verbintenissenrecht regelt de juridische band tussen een schuldeiser (SE) en een schuldenaar (SA), waarbij de SE een prestatie kan vorderen van de SA. Deze prestatie kan bestaan uit iets geven, iets doen of iets niet doen [38](#page=38).
#### 4.2.1 Bronnen van verbintenissen
Verbintenissen kunnen voortkomen uit verschillende bronnen [38](#page=38):
* **Rechtshandelingen**: Wilsuitingen met de bedoeling rechtsgevolgen te creëren.
* **Meerzijdig**: Vereisen de wilsovereenstemming van meerdere personen, zoals een contract [38](#page=38).
* **Eenzijdig**: Worden door één persoon tot stand gebracht, zoals een testament [38](#page=38).
* **Rechtsfeiten**: Feitelijke handelingen of toestanden die rechtsgevolgen hebben zonder dat deze doelbewust werden beoogd [38](#page=38).
* **Oneigenlijke contracten**: Deze lijken op contracten, maar ontstaan niet door een wilsovereenstemming [39](#page=39).
* **Zaakwaarneming**: Het vrijwillig behartigen van andermans belang zonder daartoe opdracht te hebben, wanneer dit nuttig of dringend is [39](#page=39) [47](#page=47).
* **Onverschuldigde betaling**: Het terugvorderen van een betaling die onterecht werd gedaan [39](#page=39) [47](#page=47).
* **Ongerechtvaardigde verrijking**: Indien iemand ongerechtvaardigd verrijkt wordt ten koste van een ander [39](#page=39).
#### 4.2.2 Modaliteiten van verbintenissen
Verbintenissen kunnen onderworpen zijn aan bepaalde voorwaarden of tijdsbepalingen:
* **Voorwaardelijke verbintenissen**: De opeisbaarheid of het tenietgaan hangt af van een toekomstige, onzekere gebeurtenis [39](#page=39).
* **Opschortende voorwaarden**: De verbintenis wordt pas opeisbaar na het intreden van de voorwaarde (bv. financiering goedgekeurd krijgen voor een lening) [39](#page=39).
* **Ontbindende voorwaarden**: De verbintenis eindigt bij het intreden van de voorwaarde (bv. huurovereenkomst beëindigd als appartement voor commerciële doeleinden wordt gebruikt) [39](#page=39).
* **Verbintenissen met tijdsbepaling**: De uitvoering of uitdoving is afhankelijk van een toekomstige, zekere gebeurtenis [39](#page=39).
* **Opschortende tijdsbepaling**: De uitvoering begint op een bepaald tijdstip (bv. levering van een auto op 1 juni) [39](#page=39).
* **Uitdovende tijdsbepaling**: De verbintenis eindigt op een bepaald tijdstip (bv. einde van een tijdschriftabonnement) [40](#page=40).
* **Verbintenissen met pluraliteit van voorwerpen**: De verbintenis omvat meerdere prestaties [40](#page=40).
* **Cumulatief**: Alle prestaties moeten worden geleverd [40](#page=40).
* **Alternatief**: De schuldenaar heeft de keuze tussen verschillende prestaties [40](#page=40).
* **Verbintenissen met pluraliteit van subjecten**: Er zijn meerdere schuldeisers of schuldenaars [40](#page=40).
* **Principe van deelbaarheid**: Iedere SA is voor een gelijk deel verschuldigd [40](#page=40).
* **Hoofdelijkheid**: De SE kan de gehele schuld bij één SA vorderen [40](#page=40) [46](#page=46).
* **Ondeelbaarheid**: De prestatie kan slechts in haar geheel worden uitgevoerd [40](#page=40) [46](#page=46).
* **In solidum aansprakelijkheid**: Een restcategorie waarbij meerdere SA's aansprakelijk zijn voor hetzelfde, hoewel er geen hoofdelijkheid of ondeelbaarheid geldt [40](#page=40) [46](#page=46).
#### 4.2.3 Contracten
Een contract is een meerzijdige rechtshandeling die ontstaat door aanbod en aanvaarding, met als doel rechtsgevolgen te creëren [38](#page=38) [40](#page=40).
* **Totstandkoming**:
* **Onderhandelingen**: Partijen hebben contractuele vrijheid, maar er geldt een zware informatieplicht [40](#page=40).
* **Aanbod**: Een voorstel dat alle essentiële bestanddelen van het contract bevat en de wil van de aanbieder om gebonden te zijn, weergeeft [40](#page=40) [42](#page=42).
* **Aanvaarding**: Een verklaring of gedraging van akkoord zonder aanvullingen of wijzigingen [40](#page=40).
* **Precontractuele aansprakelijkheid**: Kan ontstaan bij het foutief afbreken van onderhandelingen of het verzaken aan een informatieplicht [41](#page=41) [42](#page=42).
* **Geldigheidsvereisten**:
* **Toestemming**: Moet vrij zijn van wilsgebreken zoals bedrog, dwaling, geweld of misbruik van omstandigheden [41](#page=41) [43](#page=43).
* **Bekwaamheid**: Partijen moeten juridisch bekwaam zijn, met uitzondering van minderjarigen en geestelijk zieken [41](#page=41) [43](#page=43).
* **Bepaalbaar en geoorloofd voorwerp**: Het contractobject mag niet in strijd zijn met de wet [41](#page=41).
* **Geoorloofde oorzaak**: De beweegreden achter het contract moet wettelijk zijn [41](#page=41) [43](#page=43).
* > **Tip**: Indien één van de vier geldigheidsvereisten ontbreekt, kan het contract nietig verklaard worden [42](#page=42).
* **Toerekenbare niet-nakoming**: Wanneer een partij zijn verbintenissen niet nakomt en dit aan hem kan worden toegerekend. Dit leidt tot diverse remedies [41](#page=41) [43](#page=43):
* **Uitvoering in natura**: De prestatie alsnog eisen, eventueel met schadevergoeding [41](#page=41) [44](#page=44).
* **Herstel van schade**: Schadevergoeding eisen [41](#page=41) [44](#page=44).
* **Ontbinding**: Het contract beëindigen [41](#page=41) [44](#page=44).
* **Prijsvermindering**: Een lagere prijs eisen bij een tekortkoming [41](#page=41) [44](#page=44).
* **Exceptie van niet-uitvoering**: De eigen prestatie opschorten totdat de andere partij nakomt [41](#page=41) [44](#page=44).
* > **Tip**: Bij het kiezen van een remedie, begin altijd met de minst ingrijpende stap [44](#page=44).
* **Bedingen in verband met niet-nakoming**: Contractuele afspraken die de gevolgen van niet-nakoming regelen.
* **Exoneratiebedingen (bevrijdingsbedingen)**: Beperken of sluiten de aansprakelijkheid van de schuldenaar uit. Deze zijn toegelaten, tenzij ze in strijd zijn met openbare orde, dwingend recht, of de bevrijding betreffen van opzettelijke fouten of fouten die de fysieke/psychische integriteit aantasten [45](#page=45).
* **Schadebedingen (straf- of boetebedingen)**: Partijen spreken een forfaitaire vergoeding af bij niet-nakoming. Deze zijn principieel toegelaten, maar kunnen door de rechter worden gematigd indien kennelijk onredelijk [45](#page=45).
* **Soorten contracten**:
* **Contracten met meerdere partijen**: Gelden de principes van deelbaarheid, hoofdelijkheid, ondeelbaarheid en 'in solidum' aansprakelijkheid [46](#page=46).
* **Contracten onder voorwaarde of tijdsbepaling**: De gevolgen zijn afhankelijk van het intreden van een voorwaarde of het verstrijken van tijd [46](#page=46).
* **Bijzondere overeenkomsten**: Zoals koop, huur, aanneming en lastgeving. Het Burgerlijk Wetboek fungeert hierbij als gemeen recht, tenzij specifiekere regels (zoals gewestelijke decreten) van toepassing zijn [47](#page=47).
* **Lastgeving (volmacht)**: Een overeenkomst waarbij de lastgever de lasthebber de opdracht geeft om rechtshandelingen te stellen in naam en voor rekening van de lastgever [47](#page=47).
#### 4.2.4 Relatievermogensrecht
Dit onderdeel behandelt de vermogensrechtelijke gevolgen van huwelijken en samenwonen.
* **Huwelijk**: Echtgenoten kunnen een huwelijksstelsel kiezen, waarbij het wettelijk stelsel (scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten) geldt indien er geen keuze wordt gemaakt [35](#page=35).
* **Wettelijk stelsel**: Kenmerkt zich door drie vermogens: het gemeenschappelijk vermogen en de eigen vermogens van beide echtgenoten. Beroepsinkomsten en goederen waarvan niet bewezen is dat ze eigen zijn, behoren tot het gemeenschappelijk vermogen [35](#page=35).
* **Stelsel van scheiding van goederen**: Een absolute scheiding van vermogens, met uitzondering van onverdeeldheden. Beroepsinkomsten behoren elk tot het eigen vermogen [35](#page=35).
* **Stelsel van algehele gemeenschap**: Alle tegenwoordige en toekomstige goederen komen in het gemeenschappelijk vermogen, met uitzondering van strikt persoonlijke goederen. Dit stelsel wordt zelden toegepast [36](#page=36).
* **Primair stelsel**: Regels die ook binnen elk huwelijksstelsel gelden, zoals de bescherming van de gezinswoning en hoofdelijkheid voor huishoudelijke schulden [35](#page=35).
* **Wettelijk samenwonen**: Standaard een stelsel van scheiding van goederen, maar afwijkingen zijn mogelijk via een samenlevingscontract [36](#page=36).
* **Feitelijk samenwonen**: Er is geen wettelijke regeling; een samenlevingscontract is aan te raden [36](#page=36).
---
# Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht
Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht reguleert de schade die ontstaat buiten enige contractuele relatie om, gebaseerd op de aanwezigheid van een fout, oorzakelijk verband en schade [48](#page=48).
### 5.1 Basisvoorwaarden voor buitencontractuele aansprakelijkheid
Voor buitencontractuele aansprakelijkheid moeten drie basisvoorwaarden vervuld zijn [48](#page=48):
1. Een **fout**: dit kan een schending zijn van een wettelijke regel of een algemene zorgvuldigheidsnorm [48](#page=48).
2. Een **oorzakelijk verband**: de fout moet hebben bijgedragen aan de concrete schade [50](#page=50).
3. **Schade**: een aantasting van een juridisch beschermd belang [51](#page=51).
> **Tip:** Het nieuwe Boek VI inzake buitencontractuele aansprakelijkheid treedt in werking op 1 januari 2025 en is van toepassing op fouten en feiten die na die datum zijn begaan [48](#page=48).
### 5.2 Aansprakelijkheid voor eigen fout
Een fout in de zin van buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht kan bestaan uit:
* De schending van een wettelijke regel die bepaald gedrag oplegt of verbiedt [48](#page=48).
* De schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm die geldt in het maatschappelijk verkeer [48](#page=48).
#### 5.2.1 Minderjarigen en geestesgestoorden
* Personen jonger dan 12 jaar zijn niet aansprakelijk voor hun fouten; hun ouders kunnen wel aansprakelijk zijn [48](#page=48).
* Personen ouder dan 12 jaar zijn wel aansprakelijk, maar de rechter kan de aansprakelijkheid beperken of vrijstellen op basis van billijkheid, tenzij er een verzekering is die de schade volledig dekt [48](#page=48).
* Geestesgestoorden volgen dezelfde regeling als meerderjarige kinderen [48](#page=48).
### 5.3 Aansprakelijkheid voor andermans fout
#### 5.3.1 Aansprakelijkheid van gezagdragers voor minderjarigen
* Ouders, adoptanten, voogden en pleegzorgers zijn in principe aansprakelijk voor de fouten van minderjarigen onder hun gezag [49](#page=49).
* Voor kinderen tot 16 jaar geldt een **foutloze aansprakelijkheid** (onweerlegbaar vermoeden) van de gezagdragers [49](#page=49).
* Voor kinderen van 16 jaar of ouder geldt een **weerlegbaar vermoeden** van aansprakelijkheid. De gezagdrager kan de aansprakelijkheid ontlopen door aan te tonen dat hij zelf geen fout beging in het toezicht of de opvoeding [49](#page=49).
#### 5.3.2 Aansprakelijkheid van leidinggevenden en onderwijsinstellingen
* Personen die belast zijn met de globale en duurzame organisatie en controle van de levenswijze van anderen (bv. psychiatrische instellingen) zijn aansprakelijk op basis van een **weerlegbaar vermoeden** van een fout in het toezicht [49](#page=49).
* Onderwijsinstellingen zijn aansprakelijk voor leerlingen die onder hun toezicht staan, eveneens op basis van een **weerlegbaar vermoeden** van een fout in het toezicht [49](#page=49).
#### 5.3.3 Aansprakelijkheid van aanstellers voor aangestelden
* De aansteller (bv. werkgever) is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn aangestelde (bv. werknemer) tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van zijn functie. Dit vereist een band van ondergeschiktheid en een gezagsverhouding [49](#page=49).
* Dit vermoeden van aansprakelijkheid is **onweerlegbaar**; de aansteller moet zich goed verzekeren [49](#page=49).
### 5.4 Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken en dieren
* De bewaarder van een gebrekkige zaak is aansprakelijk voor de schade die door die zaak wordt veroorzaakt. Dit geldt voor zowel roerende als onroerende zaken, inclusief gebouwen [49](#page=49).
* De bewaarder van een dier is aansprakelijk voor de schade die door dat dier wordt veroorzaakt [49](#page=49).
* Het gebrek moet een kenmerk van de zaak zelf zijn [49](#page=49).
* Bij dieren hoeft het dier geen actieve rol te spelen en is het gedrag (normaal of abnormaal) niet relevant [49](#page=49).
* Deze aansprakelijkheid is een **onweerlegbaar vermoeden** [50](#page=50).
### 5.5 Oorzakelijk verband
Het oorzakelijk verband vereist dat de fout heeft bijgedragen aan de concrete schade. Dit is aanwezig wanneer de schade, zoals die zich concreet heeft voorgedaan, zonder de fout niet, of niet op dezelfde wijze zou zijn ontstaan [50](#page=50).
* **Equivalentieleer**: Elke fout die een noodzakelijke voorwaarde is voor de concrete schade geeft aanleiding tot aansprakelijkheid, ongeacht de lichtheid van de fout. Alle fouten worden als evenwaardig beschouwd wat betreft het ontstaan van aansprakelijkheid, hoewel dit niet noodzakelijk leidt tot gelijke schadevergoeding [50](#page=50).
* **Uitzondering**: Indien de fout té ver van de schade verwijderd is, kan er geen oorzakelijk verband zijn [50](#page=50).
> **Voorbeeld:** Jan struikelt over een tuinslang van Emma en valt in het werkgebied van Tom, waarna een tak op hem valt. Zowel Emma's lichte fout (slang laten liggen) als Toms zware fout (geen voorzorgsmaatregelen bij snoeien) zijn noodzakelijke voorwaarden voor Jans ernstige verwondingen. Volgens de equivalentieleer zijn beiden aansprakelijk. De rechter kan bij het bepalen van de uiteindelijke schadevergoeding wel rekening houden met de ernst van de fout, waardoor Tom mogelijk een groter deel zal moeten dragen [50](#page=50) [51](#page=51).
### 5.6 Schade
Voor vergoeding komt schade in aanmerking die een aantasting betekent van een 'juridisch beschermd belang' [51](#page=51).
* **Soorten schade**: Economische en niet-economische schade (extrapatrimoniale schade) zoals aantasting van psychische of fysieke integriteit, eer, goede naam, gezondheid, vrijheid. Ook het verlies van een kans kan vergoed worden indien het een zekere schade betreft [51](#page=51).
* **Persoonlijk belang**: De schade moet een persoonlijk belang betreffen. Een rechtspersoon kan bijvoorbeeld schadevergoeding eisen voor aantasting van het vermogen waarvan zij eigenaar is, maar aandeelhouders niet voor dat specifieke vermogen [51](#page=51).
* **Omvang van de vergoeding**: De schadevergoeding is altijd integraal; alle schade moet worden vergoed. Dit kan in natura of in geld [51](#page=51).
#### 5.6.1 Quasi-immuniteit van hulppersonen
* Traditioneel genoten hulppersonen, zoals onderaannemers, een quasi-immuniteit ten opzichte van de benadeelde opdrachtgever, die hen slechts kon aanspreken bij opzettelijke, herhalende fouten [51](#page=51).
* Een specifieke nieuwe regel schaft de quasi-immuniteit van hulppersonen (o.a. bestuurders) af [52](#page=52).
* Beperkingen hierop zijn de 'marginale' rechterlijke toets, CAP-grenzen en exoneratiebedingen in het hoofdcontract tussen de rechtspersoon en de benadeelde [52](#page=52).
> **Casus 1 (Analyse):** De driejarige Anton maakt een joyride met de auto van zijn moeder, vernielt een tuinhek, rijdt een kat aan en komt in de gracht tot stilstand [52](#page=52).
> * **Ouders van Anton:** Zij zijn aansprakelijk omdat Anton minderjarig is (< 16 jaar). Hij toonde eerder al interesse in de auto, wat impliceert dat de ouders beter hadden moeten toezicht houden. De aansprakelijkheid is niet weerlegbaar omdat hij jonger is dan 16 [52](#page=52).
> * **Anton zelf:** Aangezien hij jonger is dan 12 jaar, is hij niet aansprakelijk voor zijn fouten [48](#page=48).
---
# Economisch recht: inleiding, ondernemingsrecht en marktpraktijken
```markdown
## 6 Economisch recht: inleiding, ondernemingsrecht en marktpraktijken
Dit deel introduceert het economisch recht, de definitie van een onderneming, de toegang tot ondernemingsactiviteiten en de verschillende marktpraktijken (B2B en B2C).
### 6.1 Inleiding tot het economisch recht
Economisch recht omvat alle rechtsregels die in het economisch leven nageleefd moeten worden. Het richt zich op zowel ondernemingen als consumenten, en de grenzen tussen privaat en publiek, nationaal en internationaal recht worden steeds minder relevant. Belangrijke deelgebieden zijn het ondernemingsrecht en het marktrecht [53](#page=53).
#### 6.1.1 Bronnen van economisch recht
De bronnen van het economisch recht zijn divers:
* **Wetgeving**: Nationaal (bv. Wetboek Economisch Recht - WER, Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen - WVV) en internationaal en Europees recht (primair en secundair) [53](#page=53) [54](#page=54).
* **Rechtspraak**:
* Nationaal: Ondernemingsrechtbank (voor geschillen tussen ondernemingen, niet-ondernemingen tegen ondernemingen, en specifieke geschillen ongeacht het bedrag, zoals faillissementen of geschillen mbt marktpraktijken). Hoger beroep kan ingesteld worden bij het Hof van Beroep, en cassatie bij het Hof van Cassatie [54](#page=54).
* Europees: Hof van Justitie van de Europese Unie, met als doel de eenvormige toepassing van het unierecht [54](#page=54).
* **Gewoonterecht**: Gebruiken die in bepaalde sectoren gelden, of waarnaar de wet expliciet verwijst [55](#page=55).
#### 6.1.2 De afschaffing van het begrip 'handelaar'
Sinds 1 november 2018 werd het begrip 'handelaar' vervangen door 'onderneming'. De Wetboek van Koophandel werd vervangen door het WER, en de Rechtbank van Koophandel door de Ondernemingsrechtbank. Er is geen onderscheid meer tussen handelsdaden en burgerlijke daden [55](#page=55).
### 6.2 Het ondernemingsrecht
#### 6.2.1 Definitie van een onderneming
Een onderneming is:
* Iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent [55](#page=55).
* Iedere rechtspersoon [55](#page=55).
* Iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die winstuitkering aan haar leden beoogt [55](#page=55).
#### 6.2.2 Wat is geen onderneming?
Geen onderneming zijn:
* Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die geen winstuitkering nastreven [56](#page=56).
* Publiekrechtelijke rechtspersonen die geen goederen of diensten aanbieden op een markt (bv. de federale staat, gewesten, gemeenschappen, OCMW's) [56](#page=56).
**Voorbeelden van wat wel/geen onderneming is:**
* Advocaat: Onderneming, natuurlijke persoon [56](#page=56).
* FAVV (Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen): Geen onderneming (overheid gerelateerd) [56](#page=56).
* Oudercomité lagere school: Geen onderneming (organisatie zonder rechtspersoonlijkheid) [56](#page=56).
* Werknemer bij Volkswagen: Geen onderneming (niet zelfstandig) [56](#page=56).
* Babysit: Geen onderneming (hobby) [56](#page=56).
* Vzw Asieldieren in nood: Onderneming (rechtspersoonlijkheid) [56](#page=56).
* Bestuurders van vennootschappen: Meestal wel, tenzij de activiteit hobbymatig is en geen inkomen genereert [56](#page=56).
#### 6.2.3 Toegang tot ondernemingsactiviteiten
* **Principe**: Vrijheid van ondernemen is de algemene regel [57](#page=57).
* **Juridische voorwaarden**:
* Handelingsbekwaamheid [57](#page=57).
* Niet onverenigbaar met een ander beroep (bv. rechter) [57](#page=57).
* Geen verbodsbepalingen [57](#page=57).
* Vereiste vergunningen [57](#page=57).
* **Formele voorwaarden (stappenplan voor oprichting)**:
1. Kies de ondernemingsvorm (vennootschap vs. eenmanszaak) [57](#page=57).
2. Open een zakelijke betaalrekening [57](#page=57).
3. **Indien vennootschap**:
* Stel een financieel plan op [57](#page=57).
* Vraag een bankattest aan (indien minimumkapitaal vereist) [57](#page=57).
* Stel statuten en oprichtingsakte op [57](#page=57).
* Registreer de oprichtingsakte bij de FOD Financiën [58](#page=58).
* Leg een uittreksel neer bij de griffie van de ondernemingsrechtbank [58](#page=58).
4. **Ongeacht de vorm**:
* Vraag een ondernemingsnummer aan via inschrijving in de KBO (Kruispuntbank voor Ondernemingen). Dit gebeurt via ondernemingsloketten (bv. Acerta, Liantis) [58](#page=58).
5. Vraag een btw-nummer aan (indien btw-plichtig) [59](#page=59).
6. Sluit aan bij een sociaal verzekeringsfonds [59](#page=59).
7. Sluit aan bij een ziekenfonds [59](#page=59).
8. Sluit de nodige verzekeringen af [59](#page=59).
9. Voer een boekhouding (vereenvoudigd of dubbel) [59](#page=59).
10. Betaal belastingen (personen- of vennootschapsbelasting) [59](#page=59).
#### 6.2.4 Kernbegrippen in het vennootschapsrecht
* **Rechtspersoonlijkheid**: Een organisatie wordt door de wet als een 'persoon' gezien en kan rechten en plichten dragen [60](#page=60).
* **Rechtshandeling**: Een handeling met de bedoeling rechtsgevolgen te bereiken (bv. contract, testament) [60](#page=60).
* **Overeenkomst/contract**: Meerzijdige rechtshandeling waarbij partijen bindende afspraken maken [60](#page=60).
* **Inbreng**: Geld, goederen (in natura) of arbeid die bij de oprichting worden ingebracht [60](#page=60).
* **Welbepaalde activiteiten**: Duidelijk omschreven taken [60](#page=60).
* **Vermogensvoordeel**: Voordeel dat iemands vermogen vergroot (rechtstreeks of onrechtstreeks) [60](#page=60).
#### 6.2.5 Onderscheid tussen verenigingen en stichtingen
Het belangrijkste onderscheid is het al dan niet uitkeren van een vermogensvoordeel en het hebben van leden:
* **Verenigingen**: Hebben leden en mogen geen (on)rechtstreeks vermogensvoordeel uitkeren [60](#page=60) [62](#page=62).
* **Stichtingen**: Hebben geen leden en mogen geen (on)rechtstreeks vermogensvoordeel uitkeren. Stichtingen kunnen eenzijdig worden opgericht, verenigingen vereisen minstens twee personen [60](#page=60).
#### 6.2.6 Soorten vennootschappen
**1. Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid:**
* **Maatschap**: Kan optreden in rechte, maar vennoten zijn niet beperkt aansprakelijk en het vermogen is een onverdeeldheid [61](#page=61).
* **Vennootschap onder firma (vof)**: Vergelijkbaar met maatschap met rechtspersoonlijkheid, alle vennoten zijn onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk [61](#page=61).
* **Commanditaire vennootschap (comm.v.)**: Een vof met stille vennoten (commanditaire vennoten) die niet deelnemen aan het bestuur. De stille vennoot heeft een beperkte aansprakelijkheid tot zijn inbreng [61](#page=61).
**2. Vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid:**
* **Besloten vennootschap (bv)**: Beperkte aansprakelijkheid, afgescheiden vermogen, kan optreden in rechte [61](#page=61).
* **Naamloze vennootschap (nv)**: Beperkte aansprakelijkheid, afgescheiden vermogen, kan optreden in rechte [61](#page=61).
* **Coöperatieve vennootschap (cv)**: Beperkte aansprakelijkheid, afgescheiden vermogen, kan optreden in rechte [61](#page=61).
#### 6.2.7 Personenvennootschappen vs. Kapitaalvennootschappen
* **Personenvennootschappen**: De persoon staat centraal (bv. maatschap, vof, comm.v.) [62](#page=62).
* **Kapitaalvennootschappen**: Het kapitaal staat centraal (bv. nv) [62](#page=62).
#### 6.2.8 Betrokkenen bij een vennootschap
* **Oprichters**: Kunnen aansprakelijk worden gesteld bij faillissement binnen 3 jaar [62](#page=62).
* **Aandeelhouders/vennoten**: Brengen geld en middelen samen [62](#page=62).
* **Leden**: Specifiek voor verenigingen [62](#page=62).
* **Bestuursorgaan**: Bestaande uit bestuurders of zaakvoerders [62](#page=62).
#### 6.2.9 Effecten
* **Aandelen**: Vergoeding voor inbreng in vennootschappen. Kunnen nominale waarde of fractiewaarde hebben [63](#page=63).
* **Obligaties**: Leningsovereenkomst [63](#page=63).
* **Winstbewijzen**: Uitgegeven zonder inbreng [63](#page=63).
* **Inschrijvingsrechten**: Geeft het recht om in te schrijven op nieuwe aandelen [63](#page=63).
#### 6.2.10 Oprichtingsovereenkomst
* **Onderhandse akte**: Opgesteld door de partijen zelf, zonder tussenkomst van een ambtenaar. Heeft geen uitvoerbare kracht [63](#page=63) [64](#page=64).
* **Authentieke akte**: Opge steld door een openbaar ambtenaar (bv. notaris). Heeft bijzondere bewijskracht en in principe uitvoerbare kracht [64](#page=64).
#### 6.2.11 Oprichting: minimum aantal oprichters
* **Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid**:
* Maatschap: twee oprichters [64](#page=64).
* **Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid**:
* Vof: twee oprichters [64](#page=64).
* Comm.v.: twee oprichters (één gecommanditeerde, één commanditaire) [64](#page=64).
* BV: één oprichter [64](#page=64).
* CV: drie oprichters [64](#page=64).
* NV: één oprichter [65](#page=65).
#### 6.2.12 Aansprakelijkheid van de vennoten
* **Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid**:
* Maatschap: onbeperkt [65](#page=65).
* **Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid**:
* Vof: onbeperkt en hoofdelijk (eerst vennootschap aanspreken, dan vennoten) [65](#page=65).
* Comm.v.: gecommanditeerde onbeperkt en hoofdelijk; commanditaire beperkt tot inbreng [65](#page=65).
* BV, CV, NV: beperkt tot inbreng [65](#page=65).
#### 6.2.13 Oprichting: inbreng of kapitaal
* **NV**: Wettelijk minimumkapitaal van 61.500 euro [65](#page=65).
* **BV en CV**: Geen minimumkapitaal, maar wel toereikende inbreng vereist [65](#page=65).
* In alle gevallen is een financieel plan verplicht [65](#page=65).
* Indien aanvangsvermogen kennelijk ontoereikend is, kan er sprake zijn van hoofdelijke oprichtersaansprakelijkheid bij faillissement binnen drie jaar [65](#page=65).
#### 6.2.14 Bestuur
* **Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid**: Statutaire of gewone zaakvoerder(s) [66](#page=66).
* **Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid**:
* **BV**: Bestuurders, al dan niet een college, aangeduid door de algemene vergadering [66](#page=66).
* **NV**: Monistisch bestuur (raad van bestuur), duaal bestuur (raad van toezicht en directieraad), of een enkele bestuurder [66](#page=66).
* De verhouding tussen bestuurder en rechtspersoon wordt bepaald door de principes van de lastgevingsovereenkomst [66](#page=66).
#### 6.2.15 Algemene vergadering van aandeelhouders
Er zijn verschillende soorten: gewone, bijzondere en buitengewone algemene vergaderingen. Bevoegdheden omvatten het benoemen/afzetten van bestuurders, goedkeuren jaarrekening, statuten wijzigen, etc.. Voor maatschap, vof en comm.v. nemen de vennoten in vergadering eenparig beslissingen [66](#page=66) [67](#page=67).
### 6.3 Marktpraktijken
Marktpraktijken worden sterk beïnvloed door Europees recht en zijn omgezet in boek VI WER [73](#page=73).
#### 6.3.1 Definitie van consument, goederen en diensten
* **Consument**: Iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit [74](#page=74).
* **Goederen**: Alle lichamelijke roerende zaken [74](#page=74).
* **Diensten**: Alle prestaties verricht door een onderneming in het kader van haar professionele activiteit [74](#page=74).
#### 6.3.2 Informatieverplichtingen ten aanzien van de consument (B2C)
Consumenten moeten met kennis van zaken keuzes kunnen maken. Basisregels voor transparantie omvatten:
* Voornaamste kenmerken van het product [74](#page=74).
* Identiteit van de onderneming (incl. ondernemingsnummer) [74](#page=74).
* Totale prijs van het product (incl. belastingen, extra kosten) [74](#page=74).
* Herinnering aan wettelijke waarborg en garantievoorwaarden [74](#page=74).
* Indien relevant: wijze van betaling, levering, klachtenbehandeling, duur overeenkomst, verkoops condities, functionaliteit en compatibiliteit [74](#page=74).
**Tip:** Dit is een residuair systeem dat altijd van toepassing is, tenzij specifiek andere regels bestaan. Bij overeenkomsten op afstand gelden soms andere regels [75](#page=75).
#### 6.3.3 Prijsaanduiding
* **Goederen**: Schriftelijk, ondubbelzinnig, leesbaar, zichtbaar, inclusief alle kosten en uitgedrukt in euro [75](#page=75).
* **Diensten**:
* Homogene diensten (tarief los van specifieke omstandigheden): Prijs moet zichtbaar zijn [75](#page=75).
* Niet-homogene diensten (specifieke kenmerken bepalen prijs): Consument kan een bestek/offerte vragen [75](#page=75).
#### 6.3.4 Prijs per meeteenheid
Elke verkoper moet naast de verkoopprijs ook de prijs per meeteenheid (kg, meter, liter, etc.) aanduiden [76](#page=76).
#### 6.3.5 Afronding van het totaalbedrag
Cash betalingen moeten afgerond worden naar het dichtstbijzijnde veelvoud van 5 cent. Dit geldt niet voor verkoop op afstand [76](#page=76).
#### 6.3.6 Vergelijkende reclame
Toegestaan onder strikte voorwaarden: niet misleidend, vergelijking van goederen voor hetzelfde doel, gebaseerd op objectieve kenmerken, mag geen verwarring stichten, geen reputatieschade veroorzaken, geen oneerlijk voordeel halen uit andermans bekendheid, en geen imitatie voorstellen [76](#page=76) [77](#page=77).
**Examen Casus:** Controleer of de vergelijking niet misleidend, beschadigend is, en de benamingen van oorsprong respecteert [77](#page=77).
#### 6.3.7 Promoties
* **Prijsverminderingen**: Verwijzing naar de 'vorige prijs' (laagste prijs gedurende 30 dagen vóór de vermindering) is verplicht. Voor producten die minder dan 30 dagen op de markt zijn, geldt de laagste prijs gedurende 7 dagen eerder [77](#page=77).
* **Uitverkoop**: Verkoop met als doel voorraad versneld af te zetten. Toegelaten in beperkte situaties (bv. faillissement, stopzetting activiteiten). Herbevoorrading is verboden en de periode is beperkt [78](#page=78).
* **Opruiming of solden**: Aanbiedingen tijdens een welomschreven periode. Twee keer per jaar toegestaan (januari en juli). Een sperperiode geldt voor kleding, lederwaren en schoenen [78](#page=78) [79](#page=79).
#### 6.3.8 Verboden praktijken
* **Oneerlijke handelspraktijken ten aanzien van consumenten (B2C)**:
* **Misleidende handelspraktijken**:
* Misleidende handelingen: Onjuiste informatie geven of de manier van presentatie is bedrieglijk. Leidt ertoe dat de consument een aankoopbeslissing neemt die hij anders niet had genomen [79](#page=79) [80](#page=80).
* Misleidende omissie: Essentiële informatie wordt weggelaten, onduidelijk, onbegrijpelijk of dubbelzinnig gepresenteerd [81](#page=81).
* **Zwarte lijst van misleidende handelspraktijken**: Praktijken die in alle omstandigheden als misleidend worden beschouwd, zonder toets aan het economisch gedrag (bv. beweer een gedragscode te hebben ondertekend, kwaliteitslabel zonder toestemming, aanbieden tegen zeer lage prijs met vermoeden van onvoldoende voorraad) [81](#page=81) [82](#page=82).
* **Agressieve handelspraktijken**: Tast de keuzevrijheid of handelingsvrijheid van de consument aan door intimidatie, dwang of ongepaste beïnvloeding. De consument wordt ertoe gebracht een beslissing te nemen die hij anders niet had genomen. Er bestaat ook een zwarte lijst van agressieve handelingen [82](#page=82).
* **Oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen (B2B en B2C)**: Schade aan de beroepsbelangen van andere ondernemingen.
* **Misleidende marktpraktijken**: Naar analogie met B2C, bedrieglijke informatie of weglating van essentiële informatie waardoor een transactiebeslissing wordt beïnvloed [83](#page=83) [84](#page=84).
* **Agressieve marktpraktijken**: Naar analogie met B2C, door dwang, intimidatie of ongepaste beïnvloeding gaat een onderneming over tot koop die ze anders niet zou gedaan hebben [84](#page=84).
* **Ongewenste communicaties (reclame)**: Recht van kosteloos verzet en transparantievoorwaarde [84](#page=84).
* **Verkoop met verlies**: Verkoop tegen een prijs lager dan de aankoopprijs, tenzij er uitzonderingen zijn (uitverkoop, solden, bederfbare goederen) [84](#page=84).
#### 6.3.9 Mededingingsrecht
Principes: vrijemarkteconomie en vrijheid van mededinging [68](#page=68) [71](#page=71).
* **Europees mededingingsrecht**:
* **Artikel 101 VWEU**: Verbiedt overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden en de mededinging verhinderen, beperken of vervalsen (bv. prijsafspraken, productiebeperkingen) [68](#page=68).
* **Artikel 102 VWEU**: Verbiedt misbruik van een machtspositie op de interne markt [68](#page=68).
* **Artikelen 107-109 VWEU**: Regelen staatssteun die de mededinging vervalst [69](#page=69).
* **Belgisch mededingingsrecht**:
* Boek IV WER [71](#page=71).
* **Kartels en afspraken**: Absoluut verboden en nietig [71](#page=71).
* **Misbruik van machtspositie**: Economische machtspositie op zichzelf is niet verboden, maar misbruik ervan is absoluut verboden en zonder uitzonderingen [71](#page=71).
* **Misbruik van economische afhankelijkheid**: Een dominante onderneming legt voorwaarden op aan een afhankelijke onderneming waarvoor geen redelijk alternatief bestaat [72](#page=72).
* **Toezicht op ‘concentraties’**: Fusies, overnames en joint-ventures moeten gemeld worden bij de BMA of de Europese Commissie indien de omzetgrenzen worden overschreden [72](#page=72) [73](#page=73).
#### 6.3.10 Handhaving en sanctionering
* **Schadevergoeding**: Via de gewone rechtbanken [85](#page=85).
* **Vordering tot staking**: Snellere procedure, vaak met dwangsom [85](#page=85).
* **Algemene Directie Economische Inspectie (ADEI)**: Opsporing en vaststelling van inbreuken op boek VI WER [85](#page=85).
* **Parket en strafrechtbanken**: Strafprocedure met geldboetes en gevangenisstraffen [85](#page=85).
* **Minnelijke regeling**: Kan leiden tot administratieve geldboetes en verval van strafvervolging [85](#page=85).
**Toepassingen Examen:** Onderscheid maken tussen mededinging (verstoring van de mededinging door prijsafspraken, machtsmisbruik, staatssteun, economische afhankelijkheid) en handels/marktpraktijken (misleidende handeling/omissie, agressie) [85](#page=85).
```
---
# Consumentenbescherming
Consumentenbescherming reguleert overeenkomsten tussen ondernemers en consumenten, met specifieke aandacht voor regels rondom overeenkomsten op afstand, buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, oneerlijke bedingen en garantie [87](#page=87).
### 7.1 Algemene regels voor overeenkomsten met consumenten
Binnen de algemene regels voor overeenkomsten met consumenten gelden diverse bepalingen die de consument beschermen. Schriftelijke clausules of bedingen moeten helder en begrijpelijk zijn, waarbij bij twijfel de meest gunstige interpretatie voor de consument geldt. Het gebruik van dure telefoonnummers voor oproepen na het sluiten van een overeenkomst, waarbij de consument naast de oproepkosten ook voor de inhoud betaalt, is verboden. Voor het sluiten van een contract mag het telefoonnummer naar de onderneming wel duur zijn. Bij online overeenkomsten is het verboden om gebruik te maken van vooraf aangevinkte vakjes voor bijkomende betalende producten; een 'opt-in' principe is vereist [87](#page=87) [88](#page=88).
#### 7.1.1 Levertermijn
Met betrekking tot de levertermijn zijn er twee situaties [88](#page=88):
* Een specifieke termijn is tussen consument en onderneming afgesproken [88](#page=88).
* Er is geen termijn afgesproken. In dit geval geldt een levering zo snel mogelijk, met een maximum van 30 dagen na het sluiten van de overeenkomst [88](#page=88).
Indien de levering na 30 dagen niet plaatsvindt, mag de consument een nieuwe, bijkomende levertermijn voorstellen. Als deze nieuwe termijn ook niet wordt nageleefd, kan de consument de overeenkomst beëindigen. Directe beëindiging is mogelijk indien de leveringstermijn een essentieel onderdeel van de koop was of als de onderneming de levering heeft geweigerd [88](#page=88).
### 7.2 Bijzondere regels voor overeenkomsten op afstand
Overeenkomsten op afstand vereisen drie voorwaarden: de transactie moet B2C zijn, gebruikmaken van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand, en uitsluitend communicatietechnieken op afstand gebruiken tot aan de contractsluiting. Technieken op afstand omvatten elk middel dat zonder fysieke aanwezigheid kan worden gebruikt, zoals computers, post, smartphones en interactieve televisie [88](#page=88) [89](#page=89).
#### 7.2.1 Niet-financiële diensten
Bij niet-financiële diensten op afstand zijn er specifieke informatieverplichtingen in de precontractuele en contractuele fase, en geldt er een herroepingsrecht [89](#page=89) [90](#page=90) [91](#page=91).
##### 7.2.1.1 Precontractuele informatie
Voorafgaand aan de overeenkomst dient de onderneming onder andere te informeren over de kenmerken van het product, de identiteit en contactgegevens van de onderneming, de totale prijs, betalingswijze, leveringswijze en -termijn, en de wettelijke garantie van twee jaar. Ook de voorwaarden, termijn en modaliteiten van het herroepingsrecht, alsmede diensten-na-verkoop en de functionaliteit van digitale diensten, moeten worden vermeld. Specifiek voor onlinemarktplaatsen geldt informatie over de parameters voor zoekresultaten, de identiteit van samenwerkende partners, en de verdeling van verplichtingen tussen platform en partner [89](#page=89) [90](#page=90).
##### 7.2.1.2 Contractuele informatie
De onderneming moet een bevestiging van de gesloten overeenkomst bezorgen op een duurzame gegevensdrager, wat betekent dat de consument deze moet kunnen opslaan. Deze bevestiging (aankoopbewijs) moet tijdig, uiterlijk bij levering, worden verstuurd [90](#page=90).
##### 7.2.1.3 Herroepingsrecht
Het herroepingsrecht geeft de consument het recht om de overeenkomst zonder opgave van redenen ongedaan te maken binnen 14 dagen. Deze termijn begint te lopen vanaf de dag van sluiting van de overeenkomst (diensten) of ontvangst van het goed (goederen). Als de onderneming niet over het herroepingsrecht heeft geïnformeerd, wordt de termijn verlengd tot 12 maanden; na alsnog verstrekte informatie start de 14-dagen termijn vanaf de kennisgeving. De herroeping moet ondubbelzinnig zijn en de consument draagt de bewijslast, hoewel een modelformulier beschikbaar is [90](#page=90) [91](#page=91).
**Gevolgen van herroeping:**
* De onderneming betaalt alles terug binnen 14 dagen na de mededeling van herroeping [91](#page=91).
* De consument stuurt de goederen binnen 14 dagen terug en draagt de kosten [91](#page=91).
* Waardevermindering is mogelijk als de consument het goed verder heeft gebruikt dan nodig voor de beoordeling. Bij digitale diensten kan de toegang door de onderneming worden geblokkeerd [91](#page=91).
**Uitzonderingen op het herroepingsrecht:**
* Diensten of levering van digitale inhoud waarvan de uitvoering is begonnen met akkoord van de consument en de consument erkent het recht te verliezen na volledige uitvoering [92](#page=92).
* Gepersonaliseerde goederen [92](#page=92).
* Beperkt houdbare/bederfelijke goederen [92](#page=92).
* Verzegelde producten (hygiëne, audio/video, software) waarvan de verzegeling is verbroken [92](#page=92).
* Goederen die na levering vermengd zijn [92](#page=92).
* Kranten, tijdschriften, magazines, tenzij het een abonnement betreft [92](#page=92).
#### 7.2.2 Financiële diensten
Voor financiële diensten op afstand (bankproducten, leningen, verzekeringen, pensioenen, beleggingen, betalingen) gelden strengere en gedetailleerdere informatieverplichtingen. Ook hier geldt een herroepingstermijn van 14 dagen, met uitzonderingen voor risicovolle diensten en hypothecaire kredieten [92](#page=92) [93](#page=93).
### 7.3 Bijzondere regels voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten
Deze overeenkomsten omvatten situaties waarbij de ondernemer buiten de gebruikelijke verkoopruimte contact legt met de consument, zoals bij consument thuis of op straat. Doel is het vermijden van impulsaankopen [93](#page=93).
**Uitzonderingen** hierop zijn verkopen voor dagelijkse consumptie op basis van regelmatige rondes, verzekeringsovereenkomsten, en verkopen op een beurs waarbij de consument kan verwachten aangesproken te worden. Op een beurs gesloten overeenkomsten, zoals voor een veranda, kennen geen herroepingsrecht [93](#page=93).
De (pre)contractuele informatie en het herroepingsrecht zijn vergelijkbaar met die voor overeenkomsten op afstand [93](#page=93).
### 7.4 Onrechtmatige bedingen
Een beding dat niet onderhandelbaar is en een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen, is onrechtmatig [94](#page=94).
#### 7.4.1 Onrechtmatige bedingen in B2C-relaties
Specifieke lijsten van onrechtmatige bedingen in B2C-relaties bevatten onder andere:
* Bedingen die de prijs eenzijdig en willekeurig laten schommelen [94](#page=94).
* Bedingen die de aansprakelijkheid van de ondernemer bij zware fout of bedrog uitsluiten (exoneratiebedingen) [94](#page=94).
* Bedingen die de wettelijke waarborg voor verborgen gebreken wegnemen of verminderen [94](#page=94).
* Bedingen die een onredelijk grote schadevergoeding opleggen aan de consument bij niet-nakoming [94](#page=94).
Het gevolg van een onrechtmatig beding is nietigheid, wat niet noodzakelijk de hele overeenkomst ongeldig maakt [94](#page=94).
#### 7.4.2 Onrechtmatige bedingen in B2B-relaties
In B2B-relaties worden onrechtmatige bedingen onderscheiden in een 'zwarte lijst' (absoluut verboden) en een 'grijze lijst' (vermoedelijk onrechtmatig) [95](#page=95).
**Voorbeelden van zwarte lijst bedingen:**
* Onevenwichtige verplichtingen waarbij één partij mag kiezen of zij haar verplichting nakomt [95](#page=95).
* Akkoord gaan met een beding zonder kennis ervan [95](#page=95).
* Verlies van recht op schadevergoeding zonder reden [95](#page=95).
* Recht van een onderneming om bedingen naar eigen inzicht te interpreteren [95](#page=95).
**Voorbeelden van grijze lijst bedingen:**
* Eenzijdige wijziging van prijs, kenmerken of voorwaarden [95](#page=95).
* Gebondenheid zonder redelijke opzegtermijn [95](#page=95).
* Exoneratiebedingen voor zware fout of bedrog [95](#page=95).
* Schadebedingen die kennelijk niet evenredig zijn [95](#page=95).
Het gevolg van een onrechtmatig beding is ook hier nietigheid [95](#page=95).
### 7.5 Garantie bij de verkoop van consumptiegoederen
Deze garantie geldt voor alle verkopen vanaf 1 juni 2022 en omvat roerende lichamelijke goederen, inclusief digitale elementen. Water, gas, elektriciteit via leidingen, onroerende goederen en levende dieren zijn uitgesloten [96](#page=96).
#### 7.5.1 Wettelijke garantie
De wettelijke garantie is automatisch van toepassing en dekt conformiteitsgebreken. Conformiteit betekent dat het product voldoet aan de aankondiging (subjectieve conformiteit) en vergelijkbaar is met andere producten van hetzelfde type (objectieve conformiteit) [96](#page=96).
* **Termijn:** Twee jaar vanaf levering (met een vermoeden van reeds aanwezig gebrek). Voor tweedehandsgoederen geldt een minimumtermijn van één jaar [96](#page=96).
* **Meldingsplicht:** Niet-conformiteit moet binnen twee maanden na vaststelling worden gemeld [96](#page=96).
* **Gevolg:** Kosteloze vervanging of herstelling. Indien niet mogelijk: prijsvermindering of ontbinding van de koop, met eventuele schadevergoeding [96](#page=96).
* Na de termijn gelden de algemene regels voor verborgen gebreken, wat bewijslast voor de koper verhoogt [96](#page=96).
**Commerciële garantie** is facultatief en dient als extra marketing. Het uitsluiten van de wettelijke garantie is niet toegestaan en wordt beschouwd als een onrechtmatig beding [96](#page=96) [97](#page=97).
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te kennen tussen de wettelijke garantie en commerciële garantie, en te weten dat de wettelijke garantie niet zomaar kan worden uitgesloten [96](#page=96) [97](#page=97).
> **Tip:** Wees je bewust van de verschillende termijnen voor het herroepingsrecht, afhankelijk van de verstrekte informatie door de onderneming [97](#page=97).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Recht | Een geheel van bindende regels waaraan iedereen zich moet houden, dat de samenleving ordent en in stand houdt, en dat wordt opgelegd en afgedwongen door een gezaghebbende overheid. |
| Bindende regels | Regels waaraan alle betrokkenen zich verplicht moeten houden. Dit kunnen gebods-, verbods- of verlofbepalingen zijn, alsmede regels die gelden na keuze of ter aanvulling, en technische regels. |
| Dwingend recht | Rechtsregels waarvan burgers niet mogen afwijken, omdat deze de fundamentele belangen van de samenleving beschermen. Afwijking kan leiden tot absolute of relatieve nietigheid van een overeenkomst. |
| Absoluut nietig | Een overeenkomst die strijdig is met regels van openbare orde of goede zeden. De nietigheid kan zowel door de betrokken partijen als door de rechter ambtshalve worden ingeroepen en kan op elk moment worden gevraagd. |
| Relatief nietig | Een overeenkomst die strijdig is met regels van dwingend recht in strikte zin. De nietigheid kan enkel worden uitgesproken op verzoek van een partij en de overeenkomst kan, indien de zwakkere partij afstand doet van zijn recht, worden bevestigd. |
| Aanvullend recht | Rechtsregels waarvan de partijen bij een overeenkomst mogen afwijken. Indien partijen geen specifieke afspraken maken, zijn deze regels van toepassing. |
| Publiekrecht | Rechtsgebied dat de inrichting, organisatie en werking van de staat regelt, alsook de rechtsbetrekkingen tussen de staat, zijn onderdelen, organen, burgers en andere staten. Hierbij komt het openbaar gezag aan bod en worden de belangen van de staat en de openbare orde beschermd. |
| Privaatrecht | Rechtsgebied dat de rechtsverhoudingen tussen burgers onderling ordent. Het regelt ook de verhoudingen tussen burgers en publiekrechtelijke rechtspersonen wanneer deze op voet van gelijkheid handelen zonder staatsgezag uit te oefenen. |
| Gezaghebbende overheid | Een instantie die het recht heeft om regels uit te vaardigen en de naleving ervan af te dwingen, hetzij via de rechterlijke macht, hetzij via administratieve overheden. |
| Sancties | Maatregelen die worden toegepast om de naleving van rechtsregels af te dwingen. Dit kan variëren van boetes tot gevangenisstraffen en worden opgelegd door de overheid. |
| Term | Definitie |
| Wetgeving | Het proces waarbij rechtsregels worden vastgesteld door erkende wetgevende organen, zoals parlementen of regeringen. Dit omvat een breed scala aan normen, van internationale verdragen tot lokale verordeningen, en vormt de basis van het rechtssysteem. |
| Rechtspraak | Het geheel van uitspraken gedaan door rechters en rechtscolleges bij het beslechten van concrete geschillen. Hoewel individuele uitspraken primair bindend zijn voor de betrokken partijen, kan consistente rechtspraak (vaste rechtspraak) een belangrijke invloed hebben en als een formele rechtsbron worden beschouwd. |
| Rechtsleer | De verzameling van meningen, analyses en interpretaties van rechtsgeleerden, zoals gepubliceerd in juridische handboeken, artikelen en commentaren. Hoewel niet formeel bindend, wordt rechtsleer door rechters en wetgevers vaak geraadpleegd als inspiratie en gezaghebbende bron bij het interpreteren of creëren van wetten. |
| Gewoonte | Rechtsnormen die ontstaan uit langdurig en eenvormig gebruik binnen een gemeenschap, gepaard gaande met de overtuiging dat dit gebruik juridische bindende kracht heeft. Om als formele rechtsbron te gelden, vereist gewoonte echter vaak een verwijzing in de wet of een contract. |
| Algemene rechtsbeginselen | Fundamentele principes die niet expliciet zijn vastgelegd in geschreven wetten, maar die door de samenleving als bindend worden ervaren. Deze beginselen, zoals het recht van verdediging of het rechtszekerheidsbeginsel, waarborgen de coherentie en consistentie van het recht en vullen leemtes in de wet op. |
| Billijkheid | Het principe dat in specifieke gevallen de strikte toepassing van een rechtsnorm terzijde kan worden geschoven wanneer deze strijdig is met het algemene gevoel van rechtvaardigheid of redelijkheid. Billijkheid kan enkel als rechtsbron fungeren wanneer de wetgever expliciet ruimte laat voor deze overweging. |
| Verdrag | Een schriftelijke overeenkomst tussen twee of meer staten of internationale organisaties, die juridisch bindende regels creëert en de internationale betrekkingen regelt. Verdragen kunnen directe of indirecte werking hebben binnen de nationale rechtsorde, afhankelijk van hun inhoud en de nationale wetgeving. |
| Verordening (Europees recht) | Een Europese rechtsnorm die algemene strekking heeft, rechtstreeks toepasselijk is in alle lidstaten, en bindend is in al haar onderdelen. Verordeningen creëren dus direct geldende wetgeving binnen de Europese Unie. |
| Richtlijn (Europees recht) | Een Europese rechtsnorm die gericht is tot de lidstaten (individueel of gezamenlijk) en bindend is wat het te bereiken resultaat betreft. Lidstaten moeten richtlijnen echter omzetten in nationale wetgeving binnen een bepaalde termijn, tenzij ze reeds rechtstreeks toepasselijk zijn. |
| Grondwet | De hoogste nationale wet die de fundamentele rechten en vrijheden van burgers waarborgt en de inrichting en bevoegdheden van de staatsmachten regelt. Wijziging van de Grondwet vereist een complexe en zware procedure om de stabiliteit ervan te garanderen. |
| Decreet | Een wetgevende akte die wordt uitgevaardigd door de wetgevende macht van een deelstaat (gemeenschap of gewest) en die hiërarchisch op hetzelfde niveau staat als federale wetten. Decreten regelen de bevoegdheden die aan de deelstaten zijn toegekend. |
| Ordonnantie | Een wetgevende akte die specifiek wordt uitgevaardigd door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en die hiërarchisch op hetzelfde niveau staat als federale wetten en decreten. Ordonnanties regelen de bevoegdheden die aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn toegekend. |
| Koninklijk besluit | Een besluit dat wordt uitgevaardigd door de Koning, maar in de praktijk door de regering, ter uitvoering van wetten. Koninklijke besluiten hebben wettelijke basis nodig en zijn ondergeschikt aan wetten. |
| Besluit van een deelregering | Een besluit dat wordt uitgevaardigd door een deelstaatsregering ter uitvoering van een decreet of ordonnantie. Deze besluiten staan op hetzelfde hiërarchisch niveau als koninklijke besluiten en zijn ondergeschikt aan decreten en ordonnanties. |
| Ministerieel besluit | Een besluit dat wordt uitgevaardigd door een of meerdere ministers ter uitvoering van koninklijke besluiten of besluiten van deelregeringen. Ministeriële besluiten zijn ondergeschikt aan zowel wetgeving als koninklijke/deelstaatsbesluiten. |
| Gemeentelijke verordening | Een reglement dat wordt uitgevaardigd door de gemeenteraad en dat geldt binnen de gemeente. Gemeentelijke verordeningen regelen lokale aangelegenheden en zijn ondergeschikt aan hogere wetgevende normen. |
| Provinciale verordening | Een reglement dat wordt uitgevaardigd door de provincieraad en dat geldt binnen de provincie. Provinciale verordeningen regelen provinciale aangelegenheden en zijn ondergeschikt aan hogere wetgevende normen. |
| Pseudowetgeving | Documenten zoals dienstnota's, richtlijnen of ministeriële omzendbrieven die door hogere bestuursorganen worden opgesteld om ondergeschikte ambtenaren te helpen bij hun taken en de uniforme toepassing van wetgeving te verzekeren. Ze hebben geen wettelijke kracht, maar binden wel ambtenaren binnen het bestuur. |
| Analogie (interpretatiemethode) | Een interpretatiemethode waarbij een bestaande rechtsregel wordt uitgebreid naar vergelijkbare, maar niet expliciet in de wet genoemde gevallen, om zo een juridisch leemte op te vullen. Dit is in principe verboden voor strafrecht. |
| Rechtsverfijning (interpretatiemethode) | Een interpretatiemethode waarbij de toepassing van een rechtsregel wordt beperkt om te voorkomen dat deze leidt tot onredelijke of ongewenste gevolgen die niet overeenkomen met de bedoeling van de wetgever. |
| Rechtspraak (feitelijk gezag) | Hoewel uitspraken van rechters in beginsel alleen bindend zijn voor de partijen in het concrete geschil, kan de herhaaldelijke en consistente toepassing van een bepaalde interpretatie door hogere rechtscolleges leiden tot "vaste rechtspraak", die een aanzienlijk feitelijk gezag geniet en als inspiratiebron dient. |
| Raad van State | Een administratief rechtscollege dat uitspraken doet over beroepen tot nietigverklaring van akten en reglementen van administratieve overheden wegens onwettigheid of machtsoverschrijding. Daarnaast geeft de Raad van State ook advies over wetsontwerpen. |
| Grondwettelijk Hof | Een rechtscollege dat uitspraken doet over beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van wetten, decreten of ordonnanties wegens schending van bevoegdheidsregels of fundamentele rechten die in de Grondwet zijn vastgelegd. |
| Rechtsweigering | Situatie waarin een rechter weigert recht te spreken, zelfs onder het mom van stilzwijgen, duisterheid of onvolledigheid van de wet. Dit is verboden volgens artikel 5 van het Gerechtelijk Wetboek. |
| Personenrecht | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met de juridische status en eigenschappen van een persoon, inclusief rechtsbekwaamheid, handelingsbekwaamheid en de staat van de persoon. |
| Familierecht | Het rechtsgebied dat zich richt op de juridische relaties tussen personen binnen een gezin, waaronder verwantschap en verschillende vormen van samenleven zoals huwelijk en wettelijk samenwonen. |
| Rechtsbekwaamheid | Het vermogen van een entiteit, zoals een mens of rechtspersoon, om juridisch drager te zijn van rechten en plichten. Deze kan niet volledig verloren gaan. |
| Handelingsbekwaamheid | De juridische bevoegdheid van een persoon om de rechten en plichten die hij of zij bezit, zelfstandig uit te oefenen in het rechtsverkeer. |
| Natuurlijk persoon | Elk mens van de geboorte tot de dood die in juridische zin als een entiteit wordt beschouwd en drager is van rechten en plichten. |
| Rechtspersoon | Een entiteit, zoals een vennootschap of vereniging, die in juridische zin als drager van rechten en plichten wordt beschouwd, los van de natuurlijke personen of middelen waaruit deze bestaat. |
| Staat van de persoon | Het geheel van juridische elementen en hoedanigheden die de maatschappelijke en familiale positie van een persoon bepalen, zoals nationaliteit, geslacht, woonplaats en naam. |
| Nationaliteit | De juridische band die een persoon verbindt met de staat waarvan hij of zij onderdaan is. Elk land bepaalt soeverein de voorwaarden voor toekenning en opzegging ervan. |
| Geslacht | De juridische aanduiding van een persoon als man of vrouw, waarbij de wetgever rekening houdt met diverse criteria en ook met interseksualiteit en transgender personen. |
| Woonplaats | De plaats waar een persoon zijn of haar hoofdverblijf heeft met de intentie om daar te blijven, essentieel voor de uitoefening van burgerlijke rechten. |
| Materieel element (woonplaats) | Het feitelijke aspect van de woonplaats, namelijk waar iemand zijn hoofdverblijf effectief heeft. |
| Intentioneel element (woonplaats) | Het wilselement van de woonplaats, waarbij de persoon de intentie heeft om daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben. |
| Familienaam | De naam die een kind draagt, die sinds 2014 gekozen kan worden uit die van de vader, de moeder, of een combinatie daarvan, met beperkingen tot één naam per ouder. |
| Voornaam | De persoonsnaam die een kind krijgt bij de geboorte, welke vrij te kiezen is zolang deze geen verwarring of schade veroorzaakt. |
| Bloedverwanten | Personen die van elkaar afstammen, hetzij in de rechte lijn (bv. ouder en kind), hetzij in de zijlijn (bv. broer en zus). |
| Aanverwanten | De bloedverwanten van de echtgenoot (schoonfamilie) en de echtgenoten van de bloedverwanten. |
| Graad van verwantschap | De juridische afstand tussen personen, bepaald door het aantal generaties in rechte lijn of via een gemeenschappelijke voorouder, van belang voor onder andere erfrecht en huwelijksbeperkingen. |
| Huwelijk | Een plechtig contract tussen twee partners van gelijk of verschillend geslacht, dat aan specifieke wettelijke vormvoorwaarden moet voldoen om geldig te zijn. |
| Primair stelsel (huwelijk) | Het geheel van rechten en verplichtingen dat onafhankelijk van het huwelijksvermogensrecht van toepassing is op alle echtgenoten, zoals de huwelijksplichten. |
| Huwelijksplichten | De verplichtingen van echtgenoten jegens elkaar, waaronder getrouwheid, hulp, bijstand, en een financiële bijdrage in de lasten van het huwelijk. |
| Gezinswoning | Het onroerend goed dat effectief bewoond wordt door echtgenoten, inclusief de huisraad, en dat bescherming geniet tegen verkoop zonder instemming. |
| Hoofdelijkheid (huwelijk) | Een situatie waarin beide echtgenoten gezamenlijk en onafhankelijk aansprakelijk zijn voor schulden aangegaan ten behoeve van de huishouding of opvoeding van kinderen, met uitzondering van buitensporige schulden. |
| Vrijheid van beroep (huwelijk) | Het recht van elke echtgenoot om een beroep naar keuze uit te oefenen, hoewel de mede-echtgenoot bezwaar kan maken bij de rechtbank indien de gezinsbelangen in gevaar komen. |
| Echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting van het huwelijk (EOO) | Een vorm van echtscheiding waarbij de voortzetting van het samenleven redelijkerwijs onmogelijk is geworden, ongeacht de schuldvraag, en gebaseerd op direct of indirect bewijs. |
| Echtscheiding door onderlinge toestemming (EOT) | Een vorm van echtscheiding waarbij beide echtgenoten de wil hebben om te scheiden en overeenstemming bereiken over alle modaliteiten, via een buitengerechtelijke en vervolgens gerechtelijke procedure. |
| Wettelijk samenwonen | Een juridische status waarbij twee meerderjarige personen, van gelijk of verschillend geslacht, een verklaring afleggen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, wat leidt tot rechten en plichten vergelijkbaar met het huwelijk. |
| Feitelijk samenwonen | Een vorm van samenleven zonder specifieke wettelijke voorwaarden, gevolgen of beëindigingsprocedures, waarbij een samenlevingsovereenkomst wordt aanbevolen. |
| Vertegenwoordiging | Het optreden van een derde persoon in de plaats van een handelingsonbekwame persoon om diens rechten en plichten uit te oefenen. |
| Bijstand | Het optreden van een derde persoon samen met een handelingsonbekwame persoon, om deze te ondersteunen bij de uitoefening van diens rechten en plichten. |
| Wettelijk stelsel (huwelijk) | Een huwelijksvermogensrechtelijk stelsel dat, indien echtgenoten geen specifieke keuze maken, van toepassing is en gekenmerkt wordt door de scheiding van goederen en een gemeenschap van aanwinsten. Dit leidt tot drie vermogens: een gemeenschappelijk vermogen en twee eigen vermogens voor elke echtgenoot. |
| Eigen vermogen (huwelijk) | Het vermogen dat tot een van de echtgenoten persoonlijk behoort. Dit omvat goederen die van nature eigen zijn (zoals kleding) en goederen die eigen zijn mits bewijs (zoals goederen bij aanvang huwelijk en schenkingen/erfenissen tijdens het huwelijk). |
| Gemeenschappelijk vermogen (huwelijk) | Het vermogen dat gezamenlijk eigendom is van beide echtgenoten. Dit omvat doorgaans beroepsinkomsten, schenkingen aan beide echtgenoten en alle goederen waarvan niet bewezen is dat ze eigen zijn. Er geldt een vermoeden dat goederen en schulden tot dit vermogen behoren. |
| Stelsel van scheiding van goederen (huwelijk) | Een huwelijksvermogensrechtelijk stelsel waarbij er een absolute scheiding van goederen is tussen echtgenoten, met uitzondering van onverdeeldheden. Er zijn slechts twee vermogens: het eigen vermogen van elke echtgenoot. |
| Stelsel van algehele gemeenschap (huwelijk) | Een huwelijksvermogensrechtelijk stelsel waarbij alle tegenwoordige en toekomstige goederen in het gemeenschappelijk vermogen vallen, met uitzondering van strikt persoonlijke goederen zoals kleding. Er zijn drie vermogens: het gemeenschappelijk vermogen en de eigen vermogens van de echtgenoten. |
| Zakelijke rechten | Rechten die een persoon heeft ten opzichte van een goed. Kenmerkend zijn het volgrecht (het recht om het goed te volgen) en het voorrangsrecht (het recht om voorrang te krijgen bij verhaal). Deze rechten staan limitatief in de wet opgesomd (numerus clausus). |
| Eigendomsrecht | Het meest omvattende zakelijke recht, dat de eigenaar het recht geeft om het goed te gebruiken, ervan te genieten en erover te beschikken. |
| Vruchtgebruik | Een zakelijk recht dat een fractie van het eigendomsrecht inhoudt, en de houder het recht geeft op gebruik en genot van een goed. Het recht van beschikking blijft bij de blote eigenaar. |
| Erfpacht | Een zakelijk recht dat de erfpachter het recht van gebruik en genot geeft van andermans onroerende goed, ofwel onroerend uit zijn aard, ofwel door incorporatie (duurzaam verbonden met de grond). |
| Opstal | Een zakelijk recht dat de opstalhouder eigendomsrecht geeft op al dan niet gebouwde volumes, boven of onder andermans goed, om er bouwwerken of beplantingen te hebben. |
| Hypotheek | Een zakelijk recht op onroerende goederen dat dient ter voldoening van een verbintenis, vaak gebruikt als zekerheidsrecht voor leningen. |
| Verbintenis | Een juridische aanspraak van een schuldeiser (SE) op een prestatie van een schuldenaar (SA). De schuldenaar is gehouden tot iets geven, iets doen of iets niet doen. |
| Rechtshandeling | Een wilsuiting waarbij een of meer personen rechtsgevolgen beogen te creëren. Dit kan meerzijdig zijn (zoals een contract) of eenzijdig (zoals een testament). |
| Rechtsfeit | Een feitelijke handeling of toestand die rechtsgevolgen heeft, maar waarbij deze rechtsgevolgen niet doelbewust werden beoogd door de handelende persoon. |
| Zaakwaarneming | Een oneigenlijk contract waarbij iemand vrijwillig de zaak van een ander behartigt, omdat het nodig of dringend is, zonder dat de ander hierom vroeg en zonder dat dit uit vrijgevigheid geschiedt. |
| Onverschuldigde betaling | Een situatie waarbij een betaling wordt gedaan die niet verschuldigd was. Degene die het geld per ongeluk heeft ontvangen, is gehouden dit terug te geven. |
| Ongerechtvaardigde verrijking | Een principe dat stelt dat iemand die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, die verrijking moet ongedaan maken. |
| Voorwaardelijke verbintenis | Een verbintenis waarvan de opeisbaarheid of het tenietgaan afhangt van een toekomstige, onzekere gebeurtenis. Er kan sprake zijn van een opschortende of een ontbindende voorwaarde. |
| Verbintenis met tijdsbepaling | Een verbintenis waarvan de uitvoering of uitdoving afhankelijk is van een toekomstige, zekere gebeurtenis. Er kan sprake zijn van een opschortende of een uitdovende tijdsbepaling. |
| Cumulatieve verbintenis | Een verbintenis met meerdere prestaties die alle opeenvolgend moeten worden geleverd om aan de verbintenis te voldoen. |
| Alternatieve verbintenis | Een verbintenis waarbij de schuldenaar uit meerdere prestaties kan kiezen om aan zijn verbintenis te voldoen. De keuze ligt bij de schuldenaar, tenzij anders overeengekomen. |
| Hoofdelijkheid | Een vorm van pluraliteit van schuldenaren of schuldeisers, waarbij elke schuldenaar voor het geheel kan worden aangesproken door de schuldeiser (passieve hoofdelijkheid) of elke schuldeiser de volledige schuld kan vorderen (actieve hoofdelijkheid). |
| In solidum aansprakelijkheid | Een restcategorie waarbij meerdere schuldenaren betrokken zijn bij dezelfde schade, maar er geen sprake is van hoofdelijkheid of ondeelbaarheid. Elke schuldenaar kan toch voor het geheel instaan. |
| Aanbod | Een voorstel tot contracteren dat alle essentiële bestanddelen van het beoogde contract bevat en de wil van de aanbieder impliceert om gebonden te zijn bij aanvaarding. |
| Aanvaarding | Een verklaring of gedraging die instemt met een aanbod, zonder aanvullingen, wijzigingen of beperkingen. |
| Wilsgebreken | Ongewilde aantastingen van de toestemming die tot een nietige of vernietigbare overeenkomst kunnen leiden. Voorbeelden zijn bedrog, dwaling, geweld en misbruik van omstandigheden. |
| Toerekenbare niet-nakoming | Een situatie waarbij een schuldenaar zijn verbintenis niet nakomt, en deze niet-nakoming aan hem kan worden toegerekend (bijvoorbeeld door schuld of door een risico dat hij draagt). |
| Exceptie van niet-uitvoering | Het recht van een partij om de uitvoering van haar eigen verbintenis op te schorten zolang de wederpartij haar verbintenis niet nakomt. |
| Uitvoering in natura | De daadwerkelijke nakoming van de verbintenis zoals overeengekomen, al dan niet aangevuld met schadevergoeding. |
| Ontbinding | De beëindiging van een overeenkomst als gevolg van een toerekenbare niet-nakoming van een van de partijen. |
| Prijsvermindering | Een remedie bij een tekortkoming, waarbij de prijs van de geleverde zaak of dienst wordt verminderd om de verminderde waarde te compenseren. |
| Exoneratiebeding (bevrijdingsbeding) | Een contractueel beding dat de schuldenaar geheel of gedeeltelijk bevrijdt van zijn aansprakelijkheid, mits het niet in strijd is met dwingend recht, openbare orde of opzet. |
| Schadebeding (strafbeding, boetebeding) | Een contractueel beding waarbij partijen vooraf een forfaitair bedrag of een specifieke prestatie afspreken als vergoeding voor het geval van toerekenbare niet-nakoming. |
| Lastgeving (volmacht) | Een overeenkomst waarbij de lastgever de lasthebber de opdracht geeft om rechtshandelingen te stellen in zijn naam en voor zijn rekening. |
| Bijzondere overeenkomsten | Specifieke soorten contracten (zoals koop, huur, aanneming) die eigen regels kennen, bovenop het algemene recht in het Burgerlijk Wetboek. |
| Buitencontractuele aansprakelijkheid | Een rechtsfiguur die aansprakelijkheid creëert buiten enige contractuele relatie om, gebaseerd op de schending van een zorgvuldigheidsnorm of een wettelijke verplichting, resulterend in schade voor een derde. |
| Fout | Een handelen of nalaten dat strijdig is met de vereiste zorgvuldigheid in het maatschappelijk verkeer, ofwel een schending van een wettelijke regel die bepaald gedrag voorschrijft of verbiedt. |
| Oorzakelijk verband | Het verband tussen een vastgestelde fout en de geleden schade, waarbij de schade zonder de fout niet, of niet op dezelfde wijze, zou zijn ontstaan. |
| Schade | De aantasting van een juridisch beschermd belang, die economisch of niet-economisch van aard kan zijn en vergoeding behoeft. |
| Aansprakelijkheid voor andermans fout | De situatie waarbij een persoon aansprakelijk wordt gesteld voor de fouten begaan door een ander, waarover die persoon gezag, toezicht of een toezichtfunctie uitoefent. |
| Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken | De aansprakelijkheid die rust op de bewaarder van een zaak die een gebrek vertoont, waardoor schade ontstaat aan derden. |
| Aansprakelijkheid voor dieren | De aansprakelijkheid die rust op de bewaarder van een dier voor de schade die door dat dier wordt veroorzaakt, ongeacht het gedrag van het dier. |
| Equivalentieleer | Een leerstelling binnen het oorzakelijk verband die stelt dat elke fout die een noodzakelijke voorwaarde is voor de concrete schade, aanleiding geeft tot aansprakelijkheid. |
| Extrapatrimoniale schade | Schade die niet direct in geld waardeerbaar is, zoals aantasting van de psychische of fysieke integriteit, eer, goede naam, gezondheid of vrijheid. |
| Quasi-immuniteit van hulppersonen | De vroegere bescherming die hulppersonen genoten tegen buitencontractuele aansprakelijkheid, die echter in bepaalde gevallen is afgeschaft. |
| Economisch recht | Alle rechtsregels die in het economisch leven moeten worden nageleefd, inclusief regels over ondernemingen en consumenten. Dit recht omvat specifieke deelgebieden zoals ondernemingsrecht en marktrecht. |
| Onderneming | Iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent met winstuitkering als doel. Dit omvat ook organisaties die goederen of diensten aanbieden op een markt, ongeacht hun rechtsvorm. |
| Ondernemingsrecht | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met de regels rondom ondernemingen, hun oprichting, bestuur, aansprakelijkheid en beëindiging, evenals de rechten en plichten van vennoten en aandeelhouders. |
| Marktpraktijken | Alle regels en gedragingen die betrekking hebben op de handel en transacties op de markt, zowel tussen ondernemingen onderling (B2B) als tussen ondernemingen en consumenten (B2C). Dit omvat onder andere reclame, prijsaanduiding en promoties. |
| B2B (Business-to-Business) | Transacties en relaties die plaatsvinden tussen twee of meer ondernemingen. |
| B2C (Business-to-Consumer) | Transacties en relaties die plaatsvinden tussen een onderneming en een consument. |
| Wetboek Economisch Recht (WER) | Een verzameling wetgeving die de economische activiteiten in België reguleert, inclusief regels inzake ondernemingen, marktpraktijken en consumentenbescherming. |
| Ondernemingsrechtbank | Een gespecialiseerde rechtbank die bevoegd is voor geschillen met betrekking tot ondernemingsrecht, marktpraktijken en intellectuele eigendom, ongeacht het bedrag en zelfs als partijen geen onderneming zijn. |
| Rechtspersoonlijkheid | Het juridische vermogen van een entiteit om rechten en plichten te hebben, vergelijkbaar met die van een natuurlijk persoon. Een rechtspersoon kan zelfstandig contracten sluiten, eigendom bezitten en in rechte optreden. |
| Vrijheid van ondernemen | Het principe dat iedereen vrij is om een economische activiteit naar keuze uit te oefenen, mits voldaan wordt aan de wettelijke vereisten en voorwaarden. |
| Ondernemingsnummer | Een uniek identificatienummer dat wordt toegekend aan elke entiteit die is ingeschreven in de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO), noodzakelijk voor het uitvoeren van economische activiteiten. |
| KBO (Kruispuntbank voor Ondernemingen) | Een federaal, centraal elektronisch register waarin alle informatie over geregistreerde entiteiten (ondernemingen) wordt bijgehouden, met als doel administratieve vereenvoudiging. |
| BTW-nummer | Een identificatienummer dat vereist is voor personen die in de uitoefening van een economische activiteit geregeld en zelfstandig leveringen van goederen of diensten verrichten en btw-plichtig zijn. |
| Sociaal verzekeringsfonds | Een instelling waarbij zelfstandigen zich moeten aansluiten om te voldoen aan de wetgeving inzake het sociaal statuut der zelfstandigen en sociale bijdragen te betalen. |
| Mededingingsrecht | Het rechtsgebied dat erop toeziet dat de concurrentie op de markt vrij en eerlijk verloopt, door verboden praktijken zoals prijsafspraken, machtsmisbruik en staatssteun aan te pakken. |
| Prijsafspraken | Overeenkomsten tussen concurrerende ondernemingen om prijzen te bepalen, te verhogen of te stabiliseren, met als doel de concurrentie te beperken. Dit is verboden onder het mededingingsrecht. |
| Machtsmisbruik | Het gebruik door een onderneming van haar dominante positie op de markt om concurrentie te hinderen, bijvoorbeeld door concurrenten uit de markt te werken met dumpingprijzen of exclusieve contracten. |
| Staatssteun | Financiële ondersteuning, verleend door een lidstaat of met staatsmiddelen, die de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door bepaalde ondernemingen of producties te bevoordelen. |
| Misbruik van economische afhankelijkheid | Een situatie waarin een dominante onderneming haar marktmacht gebruikt om een andere, afhankelijke onderneming onredelijke voorwaarden op te leggen of haar handelingsvrijheid te beperken. |
| Concentraties | Fusies, overnames of joint-ventures tussen ondernemingen die invloed kunnen hebben op de mededinging. Deze vereisen vaak een meldingsplicht en goedkeuring door de bevoegde autoriteiten. |
| Misleidende handelspraktijken | Praktijken die de consument bedriegen door onjuiste informatie te verstrekken of essentiële informatie weg te laten, waardoor de consument een aankoopbeslissing neemt die hij anders niet zou hebben genomen. |
| Agressieve handelspraktijken | Praktijken die door intimidatie, dwang of ongepaste beïnvloeding de keuzevrijheid van de consument aantasten, waardoor deze een aankoopbeslissing neemt die hij anders niet zou hebben genomen. |
| Consument | Iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen. |
| Prijsaanduiding | De verplichting voor verkopers om duidelijk en ondubbelzinnig de prijs van goederen en diensten te vermelden, inclusief alle kosten, om consumenten te informeren. |
| Promoties | Aanbiedingen zoals prijsverminderingen, uitverkopen of solden die gericht zijn op het versneld afzetten van voorraad, onderworpen aan specifieke wettelijke voorwaarden. |
| Uitverkoop | Een verkoop die wordt aangekondigd met het doel om de voorraad versneld af te zetten, toegestaan in specifieke situaties zoals faillissement of stopzetting van activiteiten. |
| Solden | Periodes waarin verkopers goederen tegen een verminderde prijs aanbieden, twee keer per jaar toegelaten in specifieke sectoren en met een sperperiode vooraf. |
| Koppelverkoop | Een praktijk waarbij de aankoop van één product afhankelijk wordt gemaakt van de aankoop van een ander product. Dit kan verboden zijn als het misbruik van een machtspositie betreft. |
| Ongewenste communicaties | Reclame of communicatie die wordt verzonden zonder de voorafgaande toestemming van de ontvanger, met recht op kosteloos verzet en de voorwaarde van transparantie. |
| Verkoop met verlies | Het verkopen van een goed tegen een prijs die lager is dan de aankoopprijs, wat in principe verboden is tenzij er uitzonderingen gelden zoals bij uitverkoop of solden. |
| Staking (vordering tot) | Een juridische procedure die kan worden ingesteld om een onwettige praktijk, zoals misleidende reclame, onmiddellijk stop te zetten, vaak met een dwangsom. |
| Handhaving en sanctionering | De processen en maatregelen die worden toegepast om de naleving van economisch recht te waarborgen, inclusief inspecties, strafrechtelijke procedures, boetes en schadevergoeding. |
| Handelspraktijk | Een handeling of nalaten van een onderneming die rechtstreeks verband houdt met de promotie, verkoop of levering van producten of diensten aan consumenten. Dit omvat zowel misleidende als agressieve handelspraktijken. |
| Misleidende handeling | Een handelspraktijk die feitelijke onjuistheden bevat of de algemene indruk wekt, waardoor een consument tot een transactie wordt bewogen die hij anders niet zou hebben gesloten. Dit kan gaan om valse informatie of het achterhouden van essentiële informatie. |
| Misleidende omissie | Het achterhouden van belangrijke informatie door een onderneming, waardoor een consument een beslissing neemt die hij anders niet zou hebben genomen. Dit leidt tot een verstoring van de economische beslissingen van de consument. |
| Agressie (handelspraktijk) | Een handelspraktijk waarbij intimidatie, dwang of ongepaste beïnvloeding wordt gebruikt om een consument tot een transactie te bewegen, waardoor de vrije wil van de consument wordt aangetast. |
| Mededinging | De concurrentie tussen bedrijven op een markt. Verstoringen van de mededinging, zoals prijsafspraken of machtsmisbruik, worden onderworpen aan specifieke regelgeving om eerlijke concurrentie te waarborgen. |
| Prijsafspraken/kartelvorming | Overeenkomsten tussen concurrenten om prijzen vast te stellen, productie te beperken of markten te verdelen, wat de concurrentie schaadt en consumenten benadeelt. |
| Overeenkomsten op afstand | Overeenkomsten die worden gesloten zonder dat de consument en de onderneming fysiek aanwezig zijn, bijvoorbeeld via internet, postorder of telefoon. Hier gelden specifieke beschermingsregels. |
| Buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten | Overeenkomsten die worden gesloten op een plaats buiten de normale verkoopruimte van de onderneming, zoals bij de consument thuis of op straat. Dit is om impulsaankopen te voorkomen. |
| Precontractuele fase | De periode voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst, waarin informatie wordt uitgewisseld en onderhandelingen plaatsvinden. Consumentenbescherming is hier al van kracht. |
| Contractfase | De fase waarin de overeenkomst daadwerkelijk wordt gesloten en de contractuele afspraken worden vastgelegd, vaak middels een bevestiging of aankoopbewijs. |
| Uitvoeringsfase | De periode na het sluiten van de overeenkomst en betaling, waarin de levering van goederen of diensten en eventuele garantieclaims plaatsvinden. |
| Algemene regels (consumentenbescherming) | Basisprincipes en voorschriften die van toepassing zijn op alle overeenkomsten met consumenten, zoals de eis van duidelijkheid en begrijpelijkheid van contractuele bedingen. |
| Bijzondere regels (consumentenbescherming) | Specifieke wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op bepaalde soorten consumentenovereenkomsten, zoals overeenkomsten op afstand of buiten verkoopruimten. |
| Schriftelijke clausules/bedingen | De bepalingen en voorwaarden die zijn vastgelegd in een contract. Bij twijfel bij consumentenovereenkomsten geldt de meest gunstige interpretatie voor de consument. |
| Opt-in | Een systeem waarbij de consument actief toestemming moet geven voor iets, bijvoorbeeld voor het ontvangen van marketingcommunicatie of het kopen van bijkomende producten. Dit staat tegenover opt-out. |
| Opt-out | Een systeem waarbij de consument expliciet moet aangeven dat hij iets *niet* wil, bijvoorbeeld geen nieuwsbrieven ontvangen. Bij consumentenovereenkomsten is dit vaak verboden en wordt opt-in vereist. |
| Levertermijn | De afgesproken periode waarbinnen een onderneming een product of dienst moet leveren aan de consument. Bij gebreke van afspraak geldt een maximum van 30 dagen. |
| Herroepingsrecht | Het recht van de consument om een gesloten overeenkomst, met name bij overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten, binnen een bepaalde termijn zonder opgave van redenen ongedaan te maken. |
| Duurzame gegevensdrager | Een middel waarmee informatie zo kan worden opgeslagen dat deze door de consument kan worden geraadpleegd en bewaard voor toekomstig gebruik, zoals een e-mail of een document op een USB-stick. |
| Nietige beding | Een contractueel beding dat ongeldig is volgens de wet en daardoor geen juridische gevolgen heeft. De rest van de overeenkomst blijft in principe wel geldig. |
| Wettelijke garantie | Een door de wet voorgeschreven garantie die automatisch van toepassing is op consumptiegoederen, die de consument beschermt tegen conformiteitsgebreken. |
| Commerciële garantie | Een facultatieve garantie die door de verkoper of fabrikant wordt aangeboden, vaak als extra marketinginstrument, die aanvullend is op de wettelijke garantie. |
| Conformiteitsgebrek | Een situatie waarin een product niet voldoet aan de redelijke verwachtingen die een consument ervan mag hebben, gebaseerd op de aankondiging, het gebruik en de objectieve kenmerken van soortgelijke producten. |
| Subjectieve conformiteit | De mate waarin een product voldoet aan de specifieke beschrijving en kenmerken die door de onderneming zijn gecommuniceerd aan de consument. |
| Objectieve conformiteit | De mate waarin een product voldoet aan de algemene verwachtingen die men van een dergelijk product mag hebben, rekening houdend met vergelijkbare producten op de markt. |
| Ontbinding koop | Het ongeldig verklaren van de koopovereenkomst, waardoor beide partijen worden bevrijd van hun verplichtingen. Dit kan als een product ernstig gebrekkig is. |
| Onrechtmatige bedingen | Contractuele bepalingen die een kennelijk onevenwicht creëren tussen de rechten en plichten van de partijen, en die niet onderhandelbaar zijn. Deze bedingen zijn nietig. |
| Zwarte lijst (onrechtmatige bedingen B2B) | Een lijst van bedingen in B2B-overeenkomsten die als absoluut onrechtmatig worden beschouwd en dus altijd nietig zijn, bijvoorbeeld bedingen die eenzijdige bevoegdheden toekennen. |
| Grijze lijst (onrechtmatige bedingen B2B) | Een lijst van bedingen in B2B-overeenkomsten die worden vermoed onrechtmatig te zijn. De onderneming die het beding hanteert, moet bewijzen dat het niet onrechtmatig is. |
| Wettelijke waarborg | De door de wet verleende bescherming aan de consument tegen verborgen gebreken van een verkocht product. Dit kan niet zomaar worden uitgesloten door een contractueel beding. |
| Exoneratiebeding | Een contractueel beding dat de aansprakelijkheid van een partij beperkt of uitsluit, met name bij zware fout of bedrog. |
| Schadebeding | Een contractuele bepaling die de hoogte van een schadevergoeding vastlegt die verschuldigd is bij niet-nakoming van een overeenkomst. Bij consumenten mag dit niet onredelijk hoog zijn. |
| Consumptiegoederen | Alle roerende lichamelijke goederen, inclusief digitale elementen die geïntegreerd zijn in of verbonden zijn met dergelijke goederen, die door een consument worden aangekocht. |