Cover
Empieza ahora gratis Lesnota's - Basisbegrippen van recht (1).docx
Summary
# Het recht als een geheel van gedragsregels
Het recht kan worden gedefinieerd als een systeem van gedragsregels en bijbehorende handhavingsmechanismen, ingesteld door een maatschappij met als doel de ordening ervan.
## 1. Enkele definities van recht
### 1.1 Universele definitie
Er bestaat geen universeel aanvaarde definitie van recht, aangezien deze verschilt naargelang plaats en tijd. Wel zijn er centrale punten waarop de nadruk ligt.
### 1.2 Objectief en subjectief recht
* **Objectief recht:** Het geheel van gedragsregels dat in een bepaalde samenleving en op een bepaald tijdstip geldt.
* **Subjectieve rechten:** Rechten die toebehoren aan rechtssubjecten (natuurlijke personen en rechtspersonen). Het betreft een door het recht bekrachtigde aanspraak van een rechtssubject, gericht tot medepersonen (verbintenissenrecht) of tot voorwerpen (goederenrecht), met het oog op het verwezenlijken van bepaalde doelen in het rechtsverkeer.
## 2. Bronnen van Belgisch privaatrecht
### 2.1 Wetgeving
* **Burgerlijk Wetboek (BW):** Verwijzingen naar wetsartikelen worden genoteerd als `(art. X.Y BW)`. Het BW bevat een mix van oud Burgerlijk Wetboek (grotendeels nog Napoleon) en nieuwere wetgeving, in een overgangsfase van hercodificatie.
* **Bijzondere wetten:** Wetgeving die niet is gecodificeerd in het BW of oud BW, maar er wel naast bestaat (bv. regelgeving rond notariaat, marktpraktijken en consumentenbescherming (WER), nationaliteitsrecht).
* **Gemeenschaps- en gewestbevoegdheden:** Bepaalde regelgeving valt onder de bevoegdheden van de gemeenschappen (bv. jeugdbeschermingsrecht, deel adoptierecht) of gewesten (bv. begraafplaatsen, leefmilieu, wonen).
### 2.2 Gewoonte
Een regel die voortvloeit uit bestendig gebruik, waarvan het bindende karakter steunt op de algemene overtuiging van de geldigheid ervan. Niet elke gewoonte is een gebruik, maar elk gebruik kan een gewoonte zijn.
### 2.3 Algemene rechtsbeginselen
Principes die door het Hof van Cassatie als rechtsbeginselen worden erkend, sommige zijn gecodificeerd. Voorbeelden zijn het verbod van dwanguitvoering op een persoon, het verbod van onrechtvaardige verrijking, en het verbod van rechtsmisbruik.
## 3. Vervaging van klassieke onderscheiden
### 3.1 Publiek- en privaatrecht
* **Privaatrecht:** Regelt de rechtsverhouding tussen gelijken (burgers), zoals verbintenissenrecht en erfenisrecht. Kenmerkend is een horizontale verhouding.
* **Publiekrecht:** Regelt de verhouding tussen overheid en burger, of tussen overheden onderling, zoals strafrecht, fiscaal recht en bestuursrecht. Kenmerkend is een verticale verhouding.
Deze onderscheiden vervagen steeds meer. Zo wordt kooprecht steeds meer op verdragsniveau geregeld, en zijn veel privaatrechtelijke regels van dwingend karakter geworden.
### 3.2 Meergelaagde rechtsorde
Regelgeving kan op verschillende niveaus bestaan (internationaal, nationaal, gewestelijk, gemeentelijk). De overheid treedt ook steeds vaker op privaatrechtelijke wijze op.
### 3.3 Materieel en formeel recht
* **Materieel recht:** Gaat over de inhoud van het recht (bv. verbod op diefstal).
* **Formeel recht:** Gaat over de vorm van het recht en dient om het materieel recht af te dwingen (bv. procesrecht).
* Binnen het formeel recht bestaan er ook vervagingen, bv. publiek procesrecht en burgerlijk procesrecht kunnen vermengd worden, en burgerlijke overeenkomsten kunnen deel uitmaken van het procesrecht.
## 4. Rechtsfeiten, rechtshandelingen en rechtsgevolgen
* **Rechtssubject:** Een 'persoon' (fysiek of rechtspersoon) waarvoor rechtsnormen rechten en plichten creëren.
* **Rechtsfeit:** Een feit dat rechtsgevolgen meebrengt, zonder dat de wil van de persoon hierin een rol speelt (bv. geboorte, overlijden).
* **Rechtshandeling:** Een menselijke wilsverklaring waarbij een rechtssubject een handeling stelt met de bedoeling rechtsgevolgen te creëren. De rechtsgevolgen zijn gewild door de handelende persoon (bv. het sluiten van een huwelijk, het kopen van een product).
## 5. Staat van de persoon en bekwaamheid
### 5.1 Staat van de persoon
Het geheel van bepaalde hoedanigheden van een persoon die zijn rechtspositie in de maatschappij en familie bepalen. Het omvat de rechtspositie in de maatschappij (bv. nationaliteit), de staat in de familie (bv. huwelijk, samenwoning) en de staat als enkeling (bv. leeftijd, naam, woonplaats). Wijzigingen op een niveau kunnen doorwerken op andere niveaus. De verkrijging van elementen van de staat is afhankelijk van rechtsfeiten, materiële rechtshandelingen of rechterlijke uitspraken.
### 5.2 Bekwaamheid
* **Rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid):** De bevoegdheid om titularis te zijn van rechten en plichten. In principe is iedereen rechtsbekwaam, met uitzonderingen voor niet-Belgen (bepaalde politieke rechten) en zwaar gestraften.
* **Handelingsbekwaamheid:** De bevoegdheid om rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen. In principe is iedereen handelingsbekwaam, met beperkingen voor:
* **Algemeen handelingsonbekwamen:** Niet-ontvoogde minderjarigen.
* **Gedeeltelijk handelingsonbekwamen:** Ontvoogde minderjarigen en beschermde meerderjarigen, waarbij de bekwaamheid voor specifieke rechtshandelingen ingeperkt is.
## 6. Centrale elementen in het begrip recht
### 6.1 Geheel van gedragsregels met bijkomende institutionele voorschriften
* **Gedragsregels:** Bevelen of verboden van wisselende intensiteit, dwingend of aanvullend van aard.
* **Institutioneel kader:** Regels voor formulering (wetgevend), toepassing (uitvoerend) en afdwinging (rechterlijke macht).
### 6.2 Opgelegd door de maatschappij
Via wetgevende organen die via verkiezingen worden verkozen.
### 6.3 Doel: een kwalitatieve ordening van de maatschappij
De kwaliteit wordt bepaald door:
* **Rechtszekerheid:** Voorspelbaarheid (iedereen kent de wet), vastheid (stabiliteit van de wet), algemeenheid en onderlinge consistentie.
* **Rechtvaardigheid:** Evolutief, maar met een harde kern van waarden (bv. respect voor iemands leven).
* **Doeltreffendheid:** Middelen aangepast aan de doelstellingen.
### 6.4 Handhaving van rechtsregels door of krachtens het maatschappelijk gezag
* **Privaatrecht:** Handhaving primair door de burger zelf.
* **Publiekrecht:** Handhaving door de staat.
**Synthese:** Continentaal recht is een geheel van gedragsregels en samenhangende institutionele voorschriften, uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag, met het oog op een rechtszekere, rechtvaardige en doeltreffende ordening van de maatschappij.
## 7. Relativiteit van deze benadering
Andere rechtssystemen (bv. VS met precedentenrecht, Japan met nadruk op verzoening) hanteren andere benaderingen. In België wordt steeds meer ingezet op alternatieve oplossingen zoals bemiddeling, met het oog op een betere naleving van het recht.
---
# Rechtssubjecten en bekwaamheid
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de basisbegrippen rond rechtssubjecten, hun bekwaamheid, de geldigheid en nietigheid van rechtshandelingen, en de gevolgen hiervan, inclusief aansprakelijkheid en rechtsmiddelen.
## 2. Rechtssubjecten en bekwaamheid
### 2.1 Rechtssubjecten
Rechtssubjecten zijn personen (zowel natuurlijke als rechtspersonen) aan wie rechtsnormen rechten en plichten toekennen. Zij zijn de dragers van rechten en plichten binnen het rechtssysteem.
#### 2.1.1 Natuurlijke personen
Een natuurlijk persoon is een levend en levensvatbaar geboren mens.
* **Ontstaan:** Juridische persoonlijkheid ontstaat vanaf de geboorte van een levensvatbaar kind. Een kind wordt als geboren beschouwd wanneer dit in zijn voordeel is, wat betekent dat rechten al vanaf de verwekking kunnen worden verkregen, zoals erfrecht. Het wettelijke vermoeden van de periode van verwekking ligt tussen de 300ste en 180ste dag vóór de geboorte, wat weerlegbaar is.
* **Einde:** De juridische persoonlijkheid eindigt met de dood, die door een arts moet worden vastgesteld. Bepaalde aspecten van de juridische persoonlijkheid kunnen na de dood blijven bestaan of gewijzigd worden, zoals auteursrecht dat blijft bestaan tot 70 jaar na overlijden.
* **Staat van de persoon:** Dit omvat hoedanigheden die de rechtspositie in de maatschappij en familie bepalen, zoals nationaliteit, burgerlijke staat, afstamming, samenwoning en individuele kenmerken (leeftijd, geestesgesteldheid, naam, woonplaats). Wijzigingen op één niveau van de staat beïnvloeden ook andere niveaus.
* **Burgerlijke stand:** De gemeentelijke administratie die wijzigingen in de staat van de persoon bijhoudt.
* **Bezit van staat:** Sociaal gedrag dat een bepaalde hoedanigheid van de persoon tegenover anderen uitstraalt, wat kan dienen als bewijsmiddel (bv. vaderschap door sociaal gedrag als ouder). Dit bezit is enkelvoudig voor de mannelijke rol en tweezijdig voor de mannelijke en vrouwelijke rol.
#### 2.1.2 Rechtspersonen
Rechtspersonen zijn groeperingen van rechtssubjecten of afgescheiden vermogens die titularis van rechten en plichten kunnen zijn. Ze zijn abstracte juridische creaties.
* **Bestaansreden:** Maatschappelijke samenwerking en het mogelijk maken van afgescheiden vermogens, los van de persoonlijke vermogens van de leden.
* **Verschil met samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid:** Rechtspersonen verkrijgen zelf juridische persoonlijkheid, hebben een eigen vermogen en kunnen rechtshandelingen stellen. Samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid (zoals een maatschap of feitelijke vereniging) hebben geen afgescheiden vermogen. Schuldeisers van individuele groepsleden kunnen bij rechtspersonen enkel verhaal halen op hun aandelen, terwijl dit bij samenwerkingsverbanden kan op het onverdeelde aandeel in het samenwerkingsvermogen.
* **Soorten rechtspersonen:**
* **Publiekrechtelijke rechtspersonen:** Opgericht door de overheid voor publieke dienstverlening (bv. de Belgische Staat, gemeenschappen, intercommunales).
* **Privaatrechtelijke rechtspersonen:** Opgericht door privaat initiatief.
* **Verenigingen:** Streven een belangeloos doel na (bv. VZW - Verening zonder winstoogmerk).
* **Stichtingen:** Een afgescheiden vermogen ingezet voor een belangeloos doel (bv. Private stichting, Stichting van openbaar nut).
* **Vennootschappen:** Gericht op winstgevendheid (bv. VOF, BV, NV, CV).
* **Legaliteitsbeginsel:** Rechtspersoonlijkheid kan enkel toegekend worden in de door de wet voorziene gevallen.
* **Ontstaan en einde:** Rechtspersoonlijkheid ontstaat bij neerlegging van een uittreksel uit de oprichtingsakte ter griffie van de ondernemingsrechtbank. Het einde komt door ontbinding, vereffening en sluiting van de vereffening.
* **Tegenwerpelijkheid:** Het bestaan van de rechtspersoon wordt aan derden tegenwerpelijk na publicatie van een uittreksel uit de oprichtingsakte in het Belgisch Staatsblad.
### 2.2 Bekwaamheid
Bekwaamheid verwijst naar de mogelijkheid om rechten en plichten te hebben en uit te oefenen.
#### 2.2.1 Rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid)
Dit is de bevoegdheid om titularis te zijn van rechten en plichten.
* **Beginsel:** Alle Belgen zijn volledig rechtsbekwaam.
* **Uitzonderingen:**
* **Algemene beperkingen:** Niet-Belgen en zwaar strafrechtelijk veroordeelden kunnen beperkingen genieten op burgerlijke rechten.
* **Specifieke rechtsonbekwaamheden:** Wettelijk of rechterlijk opgelegd, zoals huwelijksbeletselen of onbekwaamheden tot het stellen van bepaalde rechtshandelingen (bv. voogdij).
#### 2.2.2 Handelingsbekwaamheid
Dit is de bevoegdheid om rechten en plichten zelf en zelfstandig uit te oefenen.
* **Beginsel:** Iedereen is in principe handelingsbekwaam.
* **Beperkingen (handelingsonbekwaamheid):**
* **Algemeen handelingsonbekwamen:** Niet-ontvoogde minderjarigen en beschermde meerderjarigen die niet in staat zijn zelfstandig in het rechtsverkeer op te treden. Zij handelen via een vertegenwoordiger of met bijstand van een curator.
* **Gedeeltelijk handelingsonbekwamen:** Personen die enkel onbekwaam zijn voor specifieke rechtshandelingen waarvoor de bekwaamheid expliciet is ingeperkt (bv. ontvoogde minderjarigen, beschermde meerderjarigen met bewindvoerder).
* **Beschermingsmaatregelen:**
* **Buitengerechtelijke bescherming:** Zorgvolmacht (lastgeving).
* **Rechterlijke bescherming (bewind):** Op maat uitgesproken door de vrederechter voor handelingen met betrekking tot de persoon of de goederen.
* **Functies van de uitzonderingen:** Bescherming van personen met onvoldoende ontwikkelde wil, via vertegenwoordiging of bijstand.
* **Sanctie bij miskenning:** De rechtshandeling is vatbaar voor nietigverklaring.
#### 2.2.3 Bekwaamheid van rechtspersonen
* **Rechtsbekwaamheid:** Rechtspersonen zijn volledig rechtsbekwaam, met uitzonderingen die voortvloeien uit hun aard (geen familierechten, politieke rechten), de wet, of hun doel (specialiteitsbeginsel).
* **Handelingsbekwaamheid:** Rechtspersonen handelen via natuurlijke personen (organen: AV, bestuurders) of bijzondere lasthebbers.
### 2.3 Rechtshandelingen
Rechtshandelingen zijn menselijke wilsverklaringen waarbij een rechtssubject, met het oog op rechtsgevolgen, een handeling stelt.
#### 2.3.1 Geldigheid van rechtshandelingen
Vereisten voor geldigheid (o.a. voor contracten): vrije en bewuste toestemming, bekwaamheid, bepaalbaar en geoorloofd voorwerp, en geoorloofde oorzaak.
* **Wilsgebreken:** Dwaling, bedrog, geweld, misbruik van omstandigheden kunnen leiden tot nietigverklaring.
* **Vertrouwensleer:** Een ongeldige wilsverklaring kan toch geldig zijn als bij de wederpartij het vertrouwen werd gewekt dat het om een werkelijk gewilde verklaring ging.
#### 2.3.2 Nietigheid van rechtshandelingen
Nietigheid is de sanctie wanneer niet aan de geldigheidsvereisten is voldaan.
* **Relatieve nietigheid:** Kan enkel ingeroepen worden door de beschermde persoon (bv. bij handelingsonbekwaamheid of wilsgebreken).
* **Absolute nietigheid:** Kan ingeroepen worden door elke belanghebbende en ambtshalve door de rechter (bv. bij strijdigheid met de openbare orde).
* **Gevolgen:** Werkt retroactief (ex tunc) en leidt tot restitutieplicht.
### 2.4 Aansprakelijkheid
Aansprakelijkheid is de plicht tot vergoeding van geleden schade.
* **Soorten aansprakelijkheid:**
* **Burgerrechtelijke aansprakelijkheid:** Verplichting tot herstel van schade aan een burger.
* **Contractuele aansprakelijkheid:** Bij wanprestatie van een contract.
* **Buitencontractuele aansprakelijkheid:** Bij schade die niet uit een contract voortvloeit.
* **Strafrechtelijke aansprakelijkheid:** Bij overtreding van een norm met een strafsanctie.
* **Grondslagen van buitencontractuele aansprakelijkheid:** Fout, schade, en oorzakelijk verband tussen fout en schade.
* **Schuldaansprakelijkheid:** Gebaseerd op een verwijtbare gedraging (fout).
* **Objectieve (schuldloze) aansprakelijkheid:** Aansprakelijkheid zonder vereiste van fout (bv. voor dieren, instortende gebouwen, bepaalde gevaarlijke activiteiten).
* **Aansprakelijkheid voor andermans daad:** Ouders voor minderjarige kinderen, aanstellers voor aangestelden, onderwijzers/ambachtslieden voor leerlingen.
* **Oorzakelijk verband:** Vereist dat de schade niet zou zijn ontstaan zonder de fout (equivalentieleer), met mogelijke correcties (reële causaliteit, billijkheidscorrectie).
* **Schade:** Zowel patrimoniale (materiële) als extrapatrimoniale (morele) schade kan vergoed worden.
### 2.5 Rechtsmisbruik
Het uitoefenen van een subjectief recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale uitoefening te buiten gaat. De sanctie is matiging van het recht of schadevergoeding.
### 2.6 Subjectieve rechten
Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject kan uitoefenen.
* **Indeling:**
* **Politieke en burgerlijke rechten.**
* **Patrimoniale en extrapatrimoniale rechten.**
* **Zakelijke rechten:** Onmiddellijke heerschappij over een goed (numerus clausus).
* **Vorderingsrechten:** Recht op een prestatie van een ander.
* **Intellectuele rechten:** Exclusief exploitatierecht op creaties.
* **Persoonlijkheids- en familierechten:** Niet in geld waardeerbare belangen.
### 2.7 Bekwaamheid van rechtspersonen
Rechtspersonen zijn rechtsbekwaam, maar hun handelingsbekwaamheid wordt uitgeoefend via natuurlijke personen (organen) of bijzondere lasthebbers. Hun handelingsbekwaamheid is beperkt door hun doelstelling (specialiteitsbeginsel).
---
# Aansprakelijkheid en schade
Dit onderwerp behandelt de verschillende soorten aansprakelijkheid en de grondslagen hiervan, waaronder schuldaansprakelijkheid en objectieve aansprakelijkheid. Daarnaast komen de causaliteit tussen fout en schade en de gevolgen van aansprakelijkheid aan bod.
## 3. Aansprakelijkheid en schade
### 3.1 Begrip en situering
Het beginsel is dat wie schade lijdt, deze zelf dient te dragen. Deze schadelast kan echter worden verplaatst naar een ander persoon, met name wanneer de geleden schade werd veroorzaakt door foutieve gedragingen van die andere persoon, of zelfs zonder dat er een fout is gemaakt (bij objectieve aansprakelijkheid). De spreiding van de schadelast is frequent, onder meer door de techniek van verzekeringen.
Het aansprakelijkheidsrecht omvat een geheel van regels die bepalen:
* In welke gevallen geleden schade moet worden vergoed.
* Wie tot schadeloosstelling moet overgaan.
* Op welke manier de schade moet worden vergoed.
Met ingang van 1 januari 2025 treedt boek 6 van het Burgerlijk Wetboek inzake aansprakelijkheid in werking, wat de codificatie van het bestaande recht (met name uit de artikelen 1382 tot 1386bis oud BW) vervangt. De doelstellingen van deze hercodificatie zijn onder meer het opvullen van leemtes, modernisering en het creëren van een duidelijke en leesbare structuur.
Het overgangsrecht bepaalt dat de bepalingen van boek 6 BW van toepassing zijn op feiten die tot aansprakelijkheid leiden en zich na de inwerkingtreding hebben voorgedaan, en niet op de toekomstige gevolgen van feiten die zich daarvoor hebben voorgedaan.
### 3.2 Soorten aansprakelijkheid
#### 3.2.1 Onderscheid strafrechtelijke en burgerrechtelijke aansprakelijkheid
* **Strafrechtelijke aansprakelijkheid:** Ontstaat bij de overtreding van een norm waarop een strafsanctie staat, ongeacht het opzettelijk of nalatig karakter van de overtreding of de eventuele schade aan andere personen (want de schade is aan de maatschappij).
* **Burgerrechtelijke aansprakelijkheid:** Verwijst naar de plicht tot herstel van schade die aan een andere burger werd berokkend.
#### 3.2.2 Onderscheid contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid
* **Contractuele aansprakelijkheid:** Ontstaat wanneer een contractspartij nalaat om een bij overeenkomst aangegane verbintenis correct uit te voeren (contractuele wanprestatie).
* **Buitencontractuele aansprakelijkheid (extracontractuele aansprakelijkheid):** Ontstaat bij schade die te wijten is aan elke andere vorm van wanprestatie dan contractuele wanprestatie.
**De problematiek van de samenloop:** Een schadeverwekkende gedraging kan zowel een contractuele wanprestatie als de overtreding van een gedragsnorm uitmaken. Vóór de invoering van boek 6 BW was er in beginsel een samenloopverbod, waarbij extracontractueel recht op contractspartijen niet kon worden ingeroepen, tenzij de fout en schade vreemd waren aan de uitvoering van het contract. Boek 6 BW schaft dit samenloopverbod af, waardoor de benadeelde in beginsel een keuze heeft tussen contractuele en extracontractuele aansprakelijkheid, tenzij de wet of het contract anders bepaalt. Er geldt wel een uitzondering waarbij het verweermiddel van het contract kan worden ingeroepen, tenzij de schade het gevolg is van aantasting van fysieke of psychische integriteit of opzettelijk is veroorzaakt.
#### 3.2.3 Onderscheid enkelvoudige en samengestelde aansprakelijkheid
* **Enkelvoudige aansprakelijkheid:** Betreft de aansprakelijkheid voor eigen daden. Dit wordt geregeld door de artikelen 1382-1383 oud BW, die onderscheid maken tussen opzettelijk verwerkte schade en schade door nalatigheid of onvoorzichtigheid. In boek 6 BW is dit geregeld in artikel 6.5.
* **Samengestelde aansprakelijkheid:** Betreft de aansprakelijkheid voor andermans daden, zaken en dieren. Dit omvat de aansprakelijkheid voor minderjarigen, aangestelden, gebrekkige zaken en dieren. In boek 6 BW zijn deze regelingen voornamelijk te vinden in artikelen 6.12-6.17.
#### 3.2.4 Onderscheid schuldaansprakelijkheid en objectieve aansprakelijkheid
* **Schuldaansprakelijkheid:** Vereist dat de benadeelde bewijst dat hij schade heeft geleden, dat de tegenpartij hieraan schuld heeft (een fout heeft begaan en toerekeningsvatbaar is), en dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen fout en schade. De bewijslast ligt bij het slachtoffer.
* **Objectieve aansprakelijkheid (foutloze aansprakelijkheid):** Verplicht iemand schade te vergoeden, ook al heeft hij deze niet door een foutieve gedraging veroorzaakt of helemaal niet veroorzaakt. Dit is een risicoaansprakelijkheid waarbij de band met de schadeverwekker of het schadeverwekkende incident volstaat.
### 3.3 Grondslagen van buitencontractuele aansprakelijkheid
De grondslagen van buitencontractuele aansprakelijkheid kunnen worden ingedeeld volgens de traditionele visie (onderscheid enkelvoudige – samengestelde aansprakelijkheid) of de recentere visie (onderscheid schuldaansprakelijkheid – objectieve aansprakelijkheid). Boek 6 BW hanteert een indeling op basis van eigen daad, andermans daad, en zaken en dieren.
#### 3.3.1 Schuldaansprakelijkheid
De schuldaansprakelijkheid vereist drie essentiële bestanddelen:
1. **Fout:** Elke maatschappelijk onaanvaardbare gedraging, zijnde de overtreding van een wettelijke of reglementaire bepaling, of een schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm (gedragen als een goede huisvader).
2. **Toerekeningsvatbaarheid:** De fout moet aan de schadeverwekker verweten kunnen worden. Dit impliceert dat de persoon over voldoende geestesvermogens beschikt om de draagwijdte van zijn daden te beseffen. Minderjarigen jonger dan 12 jaar en personen met een geestesstoornis worden in beginsel als niet-toerekeningsvatbaar beschouwd, hoewel het nieuwe BW een billijkheidsregeling kent voor meerderjarige onbekwamen.
3. **Schade:** De aantasting van een juridisch beschermd (rechtmatig) persoonlijk belang.
4. **Causaal verband:** Er moet een oorzakelijk verband bestaan tussen de fout en de schade. De equivalentieleer, waarbij elke fout die een noodzakelijke voorwaarde is voor de schade als causaal relevant wordt beschouwd, is hierbij het uitgangspunt. Correcties zoals de billijkheidscorrectie worden toegepast om onredelijke gevolgen te vermijden.
#### 3.3.2 Aansprakelijkheid voor andermans daad
* **Aansprakelijkheid van de titularissen van het gezag over de persoon van minderjarigen:** Ouders, adoptanten, voogden en pleegzorgers zijn aansprakelijk voor de fouten van de minderjarige kinderen onder hun gezag. Vóór 16 jaar is de aansprakelijkheid foutloos (risicoaansprakelijkheid), vanaf 16 jaar is deze weerlegbaar indien de ouders aantonen dat de schade niet te wijten is aan enige fout van hun kant.
* **Aansprakelijkheid van personen belast met het toezicht op anderen:** Onderwijzers, ambachtslieden en instellingen met globaal en duurzaam toezicht zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door personen onder hun toezicht, tenzij ze bewijzen dat ze de fout niet hadden kunnen voorkomen.
* **Aansprakelijkheid van aanstellers voor schade veroorzaakt door hun aangestelden:** De aansteller is foutloos aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn aangestelden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie. Rechtspersonen zijn aansprakelijk voor fouten begaan door hun organen of personeelsleden.
#### 3.3.3 Aansprakelijkheid voor zaken en dieren
* **Aansprakelijkheid voor dieren:** De bewaarder van een dier is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door dit dier. Enkel het bewijs dat men niet de bewaarder is, of dat de schade het gevolg is van een fout van het slachtoffer of een derde, werkt bevrijdend.
* **Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken:** De bewaarder van een gebrekkige zaak is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door het gebrek. Een zaak is gebrekkig wanneer zij niet de veiligheid biedt die men redelijkerwijs mag verwachten. Instortende gebouwen vallen hier ook onder.
### 3.4 Oorzakelijk verband
Tussen de fout en de schade moet een oorzakelijk verband bestaan om tot aansprakelijkheid te leiden. De **equivalentieleer** (conditio sine qua non) wordt toegepast als uitgangspunt, aangevuld met correcties zoals het **feitelijk causale verband** en de **billijkheidscorrectie** (juridische causaliteit) om onredelijke gevolgen te vermijden. Bij een pluraliteit van oorzaken (meerdere daders, fout van het slachtoffer) wordt het oorzakelijk verband beoordeeld in het licht van de bijdrage tot het ontstaan van de schade.
### 3.5 Schade
Schade wordt gedefinieerd als de economische (patrimoniale) en niet-economische (morele) gevolgen van de aantasting van een juridisch beschermd (rechtmatig) persoonlijk belang.
* **Patrimoniale schade:** Omvat economische gevolgen zoals verliezen, kosten, winstderving en waardevermindering.
* **Extrapatrimoniale schade:** Omvat niet-economische gevolgen zoals lichamelijke en mentale pijn.
* **Schade bij terugslag:** Eigen schade die een persoon lijdt ten gevolge van de aantasting van het belang van een ander met wie hij een juridische band of nauwe genegenheidsband heeft.
De vergoedbare schade moet zeker (vaststaand, maar mag toekomstig zijn indien zeker) en persoonlijk zijn. Het slachtoffer heeft recht op integrale schadeloosstelling, wat betekent dat hij in de toestand moet worden gebracht waarin hij zich bevonden zou hebben indien het schadeverwekkende feit zich niet had voorgedaan. Een punitieve schadevergoeding is uitgesloten, maar bij opzettelijke schade kan een bijkomende vergoeding gelijk aan de nettowinst van de aansprakelijke worden toegekend.
### 3.6 Gevolgen van buitencontractuele aansprakelijkheid
De gevolgen van aansprakelijkheid leiden tot een verbintenis tot integrale schadeloosstelling. Dit kan gebeuren via:
* **Herstel in natura:** Het herstellen van wat kapot is gemaakt.
* **Schadevergoeding in geld:** Equivalent in geld voor de geleden schade.
Beide vormen kunnen gelijktijdig worden toegepast. Het recht op schadevergoeding kan worden verminderd indien de benadeelde zelf een fout heeft begaan (vanaf 12 jaar), of indien de schade opzettelijk is veroorzaakt door de benadeelde zelf. In geval van meerdere aansprakelijken, worden deze in solidum gehouden voor het geheel van de schade, met regresmogelijkheden onderling, afhankelijk van hun bijdrage aan het ontstaan van de schade.
Bij de vaststelling van de omvang van de schade wordt rekening gehouden met de concrete situatie van het slachtoffer en het tijdstip van de effectieve schadeloosstelling.
### 3.7 Rechtsmisbruik
Rechtsmisbruik ontstaat wanneer iemand zijn subjectief recht uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en redelijk persoon. Dit kan leiden tot een sanctie in de vorm van matiging van het recht tot zijn normale rechtsuitoefening, en indien de schade is berokkend, tot een schadevergoeding op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid. De sanctie is geen nietigheid van de rechtshandeling, maar de matiging van het recht tot zijn proportionele omvang.
---
# Procesrecht en gerechtelijke organisatie
Dit deel behandelt de organisatie van de rechterlijke macht, de bronnen van burgerlijk procesrecht, de verschillende rechtsmiddelen en de gedwongen tenuitvoerlegging, waarbij ook de rol van juridische actoren en procedurele stappen aan bod komen.
## 4. Procesrecht en gerechtelijke organisatie
### 4.1 Bronnen van burgerlijk procesrecht
De bronnen van het burgerlijk procesrecht zijn onder meer:
* **De Grondwet:** Erkent de rechterlijke macht als derde staatsmacht en stelt fundamentele beginselen vast zoals de scheiding der machten, de onafhankelijkheid van de rechter, de motiveringsplicht en de oprichting van de Hoge Raad voor de Justitie.
* **Het Gerechtelijk Wetboek:** Vervangt de oude Franse Code de Procédure Civile en beoogt een snellere, minder omslachtige en minder kostelijke rechtspleging. Het bevat de regels voor de opstart, behandeling en tenuitvoerlegging van burgerlijke zaken.
* **Bijzondere wetgeving:** Specifieke wetten bevatten afwijkende procedureregels voor bepaalde geschillen, wat kan leiden tot verkokering van het procesrecht.
* **Algemene beginselen van behoorlijke procesvoering:** Deze, voorheen ongeschreven, beginselen zijn thans verankerd in de basisbronnen (bv. art. 6 EVRM) en omvatten onder meer het recht op toegang tot de rechter, het hoor- en wederhoor, de wapengelijkheid, de onpartijdigheid van de rechter en de redelijke termijn.
### 4.2 De rechterlijke macht
#### 4.2.1 Organisatie
De rechterlijke macht bestaat uit verschillende niveaus, zowel verticaal (met de Hoge Raad voor de Justitie, het Hof van Cassatie, hoven van beroep, rechtbanken van eerste aanleg, enz.) als horizontaal (met de administratieve rechtscolleges zoals de Raad van State).
* **Organieke betekenis:** De instellingen die de rechterlijke macht vormen.
* **Functionele betekenis:** Het rechtspreken, wat niet exclusief is voor de rechterlijke macht (ook GwH en administratieve rechtscolleges doen dit).
#### 4.2.2 Bevoegdheid
Bevoegdheid verwijst naar de rechtsmacht die de wetgever aan een rechter toekent. Dit wordt onderverdeeld in:
* **Materiële bevoegdheid:** Bepaald door de aard van de zaak (bv. waarde, voorwerp, urgentie, hoedanigheid van partijen).
* **Algemene bevoegdheid:** Het geheel van normale bevoegdheden van een rechtscollege.
* **Bijzondere bevoegdheid:** Specifiek door de wet toegewezen bevoegdheden.
* **Uitsluitende bevoegdheid:** Bevoegdheid die voorbehouden is voor één specifiek rechtscollege. Rechters moeten deze ambtshalve onderzoeken.
* **Territoriale bevoegdheid:** Bepaald door het rechtsgebied (bv. woonplaats van de verweerder). De keuze van de eiser is hierin doorslaggevend, tenzij de wet anders bepaalt.
#### 4.2.3 Rechtbanken en Hoven
* **Vredegerecht:** Bevoegd voor geschillen met een waarde onder een bepaalde drempel, onroerende goederen, invordering van schulden, onbekwaamheidsstatuten en voogdijzaken.
* **Politierechtbank:** Bevoegd voor verkeers- en treinongevallen, alsook voor hoger beroep tegen administratieve sancties.
* **Rechtbank van eerste aanleg:** Heeft een algemene bevoegdheid voor alle geschillen die niet aan andere rechtbanken zijn toegewezen, en is onderverdeeld in burgerlijke, familie- en jeugdrechtbanken, correctionele rechtbanken en strafuitvoeringsrechtbanken.
* **Arbeidsrechtbank:** Bevoegd voor geschillen betreffende arbeids- en socialezekerheidsrecht.
* **Ondernemingsrechtbank:** Bevoegd voor geschillen tussen ondernemingen en voor insolventieprocedures.
* **Arrondissementsrechtbank:** Bevoegd voor bevoegdheidsconflicten.
* **Hof van beroep:** Bevoegd voor hoger beroep tegen vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg en de ondernemingsrechtbank, alsook voor misdrijven gepleegd door ministers.
* **Arbeidshof:** Bevoegd voor hoger beroep tegen vonnissen van de arbeidsrechtbank.
* **Hof van Cassatie:** Bevoegd voor cassatieberoepen wegens overtreding van de wet of schending van vormvoorschriften, met als doel de eenheid van rechtspraak te waarborgen.
#### 4.2.4 Openbaar Ministerie (OM)
Het OM, dat deel uitmaakt van de uitvoerende macht, waakt over de wettelijke toepassing van het recht, met name in strafzaken, maar ook in burgerlijke zaken waar de openbare orde in het gedrang is. Het kan adviseren, een rechtsvordering instellen en toezicht uitoefenen.
#### 4.2.5 De Hoge Raad voor de Justitie (HRJ)
De HRJ is een grondwettelijk orgaan dat instaat voor de selectie, benoeming en bevordering van magistraten, alsook voor de externe controle op de werking van de rechterlijke macht.
### 4.3 Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen stellen partijen in staat om een beslissing van de rechter te betwisten.
* **Verzet:** Kan ingesteld worden door een partij die bij verstek is veroordeeld, waardoor de zaak opnieuw voor dezelfde rechter wordt behandeld.
* **Hoger beroep:** Maakt het mogelijk om een zaak opnieuw te laten beoordelen door een hogere rechter. Dit is beperkt door de aanleg grenzen en de waarde van de vordering.
* **Cassatieberoep:** Een beroep bij het Hof van Cassatie om de correcte toepassing van de wet te controleren, zonder de feiten te herbeoordelen.
### 4.4 Gedwongen tenuitvoerlegging
Dit omvat de procedures die ervoor zorgen dat rechterlijke uitspraken (en andere uitvoerbare titels) effectief worden nageleefd.
* **Uitvoerbare titel:** Een document dat de basis vormt voor gedwongen tenuitvoerlegging (bv. vonnis, arrest, notariële akte).
* **Verhaalsexecutie:** De SA staat met zijn gehele vermogen in voor de nakoming van zijn verbintenissen. Dit kan leiden tot beslag en gedwongen verkoop van vermogensbestanddelen.
* **Dwangsom:** Een bijkomende veroordeling tot betaling van een geldsom per dag dat de hoofdveroordeling niet wordt nagekomen.
* **Voorlopige tenuitvoerlegging:** De mogelijkheid om een uitspraak ten uitvoer te leggen, ook al is deze nog vatbaar voor rechtsmiddelen.
### 4.5 Juridische actoren
* **Magistraat:** Omvat zowel rechters (zittende magistratuur) als parketmagistraten (staande magistratuur). Rechters spreken recht, parketmagistraten waken over de wettelijke toepassing van het recht.
* **Griffier:** Assisteert de rechter en zorgt voor de administratieve en formele afhandeling van zaken.
* **Referendaris / Parketjurist:** Verleent juridische bijstand aan magistraten.
* **Advocaat:** Adviseert, staat bij en vertegenwoordigt partijen in rechte.
* **Gerechtsdeurwaarder:** Stelt exploten op, betekent akten en staat in voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken.
* **Notaris:** Verlijdt authentieke akten en waakt over de belangen van alle betrokken partijen.
* **Bedrijfsjurist:** Adviseert een onderneming op juridisch vlak.
* **Overheidsjurist:** Werkt binnen overheidsinstellingen.
* **Jurist in academia:** Verbonden aan een rechtsfaculteit, draagt bij aan de rechtswetenschap via onderzoek en publicaties.
### 4.6 Het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht regelt de procedure voor het beslechten van geschillen tussen burgers.
* **Rechtsvordering:** De mogelijkheid om een geschonden recht via de rechter af te dwingen.
* **Voorwaarden voor de rechtsvordering:** Juridische persoonlijkheid, handelingsbekwaamheid, belang en hoedanigheid.
* **Soorten vorderingen:** Inleidende vordering, tussenvorderingen (tegenvordering, tussenkomst, uitbreiding), en vorderingen tot collectief herstel.
* **Inleiding van de vordering:** Meestal via een dagvaardingsexploot, maar ook via verzoekschrift of gezamenlijk verzoekschrift.
* **Instaatstelling:** Het uitwisselen van conclusies en stavingsstukken tussen partijen, met een kalender die door de rechter wordt opgelegd.
* **Rechtsdag:** De mondelinge behandeling van de zaak door de partijen voor de rechter.
* **Beraad en uitspraak:** Na het sluiten van het debat beraadslaagt de rechter en velt hij zijn vonnis of arrest.
* **Rechtsmiddelen:** Verzet, hoger beroep en cassatieberoep.
* **Gedwongen tenuitvoerlegging:** De afdwinging van de rechterlijke uitspraak.
---
**Belangrijke concepten en termen:**
* **Objectief recht vs. Subjectief recht:** Het geheel van regels vs. de concrete aanspraken van rechtssubjecten.
* **Handelingsbekwaamheid:** De bevoegdheid om rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen.
* **Rechtsmisbruik:** Het uitoefenen van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale rechtsuitoefening overschrijdt.
* **Equivalentieleer:** Een fout is causaal als deze een noodzakelijke voorwaarde was voor de schade.
* **Schuldaansprakelijkheid vs. Objectieve aansprakelijkheid:** Aansprakelijkheid gebaseerd op een fout vs. aansprakelijkheid ongeacht fout.
* **Consensualisme vs. Formalisme:** De loutere wil volstaat vs. specifieke vormvereisten zijn noodzakelijk.
* **Beschikkingsbeginsel:** Partijen bepalen de grenzen van het geding.
* **Verzet:** Rechtsmiddel tegen een verstekvonnis.
* **Hoger beroep:** Herbeoordeling door een hogere rechter.
* **Cassatieberoep:** Toetsing van de correcte toepassing van de wet.
* **Gedwongen tenuitvoerlegging:** Het afdwingen van rechterlijke beslissingen.
* **Uitvoerbare titel:** Document dat de basis vormt voor gedwongen tenuitvoerlegging.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Objectief recht | Het geheel van gedragsregels die in een bepaalde samenleving in een bepaalde tijd bestaan. |
| Subjectief recht | Rechten van rechtssubjecten (fysieke personen en rechtspersonen); door het recht bekrachtigde aanspraak van een rechtssubject, met betrekking tot medepersonen of voorwerpen, met de bedoeling in het rechtsverkeer te verwezenlijken. |
| Rechtsfeit | Een feit dat rechtsgevolgen meebrengt. |
| Rechtshandeling | Een menselijke wilsverklaring waarbij een rechtssubject een handeling stelt met het oog op rechtsgevolgen, welke rechtsgevolgen gewild zijn door de persoon die de rechtshandeling stelt. |
| Rechtsbekwaamheid | De bevoegdheid om titularis te zijn van rechten en plichten; het hebben van rechten en plichten. |
| Handelingsbekwaamheid | De bevoegdheid om de rechten en plichten waarvan men titularis is zelf en zelfstandig uit te oefenen. |
| Nietigheid | De sanctie die de ongeldigheid van een rechtshandeling vaststelt, waardoor deze juridisch geen effect heeft. |
| Absolute nietigheid | Nietigheid die wordt uitgesproken bij strijdigheid met de openbare orde, genotsonbekwaamheid, een ongeldig voorwerp of een gebrek aan beweegreden, en die kan worden ingeroepen door elke belanghebbende. |
| Relatieve nietigheid | Nietigheid die wordt uitgesproken bij strijdigheid met bepalingen van louter dwingend recht, handelingsonbekwaamheid of wilsgebreken, en die enkel kan worden ingeroepen door de beschermde persoon. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst. |
| Subjectief recht | Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject op bepaalde zaken of jegens bepaalde personen kan uitoefenen om zijn doelstellingen te verwezenlijken. |
| Patrimoniale rechten | Rechten die gerelateerd zijn aan goederen en deel uitmaken van het vermogen van een persoon. |
| Extrapatrimoniale rechten | Rechten die niet in geld waardeerbaar zijn, niet tot het vermogen van een persoon behoren en onvervreemdbaar zijn. |
| Zakelijke rechten | Rechten die een onmiddellijke heerschappij geven over een bepaald goed of geheel van goederen, zonder de tussenkomst van een andere persoon. |
| Vorderingsrechten | Rechten die recht geven op de prestatie van een andere persoon (doen, laten, geven). |
| Intellectuele rechten | Rechten die een tijdelijk en exclusief exploitatierecht verschaffen op een creatie van de menselijke geest. |
| Causaal verband (aansprakelijkheid) | Het verband tussen een fout en de geleden schade, waarbij de schade niet zou zijn ontstaan zonder de fout. |
| Equivalentieleer | De leer die stelt dat er een causaal verband bestaat indien de schade niet zou zijn ontstaan zonder de fout (conditio sine qua non-test). |
| Objectieve aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid waarbij iemand verplicht is schade te vergoeden, ook al heeft hij deze niet door een foutieve gedraging veroorzaakt of helemaal niet veroorzaakt. |
| Schuldaansprakelijkheid | Aansprakelijkheid waarbij iemand die toerekeningsvatbaar is en door een foutieve gedraging schade veroorzaakt, deze in beginsel moet vergoeden. |
| Rechtsvordering | De mogelijkheid van iedereen om met een geschil naar de rechtbank te stappen, om het geschonden (subjectief) recht af te dwingen. |
| Dagvaarding | Een exploot, opgesteld door een gerechtsdeurwaarder, waarmee een partij wordt opgeroepen om voor de rechtbank te verschijnen. |
| Instelling | Het proces van het mededelen van stavingsstukken en het uitwisselen van conclusies tussen partijen om een zaak voor te bereiden. |
| Rechtsdag | De zitting waar partijen de mogelijkheid krijgen om de zaak mondeling toe te lichten aan de rechter. |
| Verstekvonnis | Een vonnis dat wordt uitgesproken wanneer een partij niet verschijnt voor de rechtbank. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel waarmee een partij kan proberen de beslissing van een lagere rechter te laten vernietigen of hervormen door een hogere rechter. |
| Verzet | Een rechtsmiddel dat door een versteklatende partij kan worden ingesteld tegen een verstekvonnis, waardoor de zaak opnieuw voor dezelfde rechter wordt behandeld. |
| Gedwongen tenuitvoerlegging | De procedure waarbij de uitspraak van een rechter, met behulp van een uitvoerbare titel, wordt afgedwongen, desnoods met geweld. |
| Executoriale titel | Een document dat de gedwongen tenuitvoerlegging mogelijk maakt, zoals een vonnis, arrest, notariële akte of een dwangbevel. |
| Beslag | De 'bevriezing' van het vermogen van een schuldenaar, waardoor deze geen beschikkingsbevoegdheid meer heeft over de beslagen goederen. |
| Rechtsleer (doctrine) | De geschriften en publicaties van juristen die het recht bestuderen, scherpen en bijdragen aan de rechtsvinding en de rechtsontwikkeling. |
| Rechtsvergelijking | Het bestuderen van rechtssystemen in andere landen om problemen aan te pakken en de eigen wetgeving te verbeteren. |
| Administratieve rechtscolleges | Rechtscolleges die worden ingericht bij wet met specifieke bevoegdheden, zoals de Raad van State, voor het beslechten van geschillen met de overheid. |
| Hoofdelijkheid | Een verbintenis waarbij meerdere schuldenaren gehouden zijn tot de gehele schuld, waardoor de schuldeiser elk van hen kan aanspreken voor de volledige betaling. |
| In solidum aansprakelijkheid | Een vorm van aansprakelijkheid waarbij meerdere personen, die elk een eigen fout hebben begaan, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het geheel van de schade. |
| Rechtsmiddelen | Middelen die in de wet voorzien zijn om een rechterlijke beslissing te laten vernietigen of hervormen. |
| Dwangsom | Een bijkomende veroordeling tot betaling van een geldsom, opgelegd aan de schuldenaar die de hoofdveroordeling van de rechter niet nakomt. |
| Rechtsherstel | Hetgeen de wet de partij biedt om de schade die geleden is te compenseren, hetzij in natura, hetzij bij equivalent in geld. |
| Matiging van het recht | De sanctie voor rechtsmisbruik, waarbij de uitoefening van een recht wordt beperkt tot de normale rechtsuitoefening. |
| Gerechtelijke achterstand | De situatie waarin de rechtbanken meer zaken behandelen dan ze kunnen afhandelen, wat leidt tot lange doorlooptijden. |
| Behoorlijke procesvoering | Fundamentele beginselen die gericht zijn op een goede rechtsbedeling, zoals het recht op toegang tot de rechter, hoor en wederhoor, en de onpartijdigheid van de rechter. |
| Beschikkingsbeginsel | Het principe dat partijen de grenzen van het geding bepalen en het initiatief nemen om hun rechten af te dwingen. |
| Processtof | Het geheel van geschilpunten waarover de rechter uitspraak moet doen, voortkomend uit de confrontatie tussen de eis en het verweer. |
| Openbare orde | Regels die het algemeen belang beschermen en de juridische grondslagen van de maatschappij bepalen. |
| Dwingend recht | Regels die particuliere belangen beschermen en waarvan niet mag worden afgeweken. |
| Consensualisme | Het principe dat de loutere wilsovereenstemming volstaat voor de geldigheid van een rechtshandeling, zonder formaliteiten. |
| Formalisme | De eis dat de geldigheid van een rechtshandeling afhankelijk is van het naleven van door de wetgever bepaalde vormvereisten. |
| Authentieke akte | Een geschrift dat in de wettelijke vorm is verleden voor een bevoegde openbare of ministerieel ambtenaar, met bewijswaarde ten aanzien van derden. |
| Onderhandse akte | Een geschrift dat rechtsgevolgen beoogt en door de partij(en) is ondertekend, zonder tussenkomst van een openbare ambtenaar. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en redelijk persoon. |
| Duurzame ontwikkeling | Ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in het gedrang te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. |
| Rechtsvordering | De mogelijkheid van iedere burger om in geval van schending van zijn subjectief recht, zich tot de rechter te wenden om dit recht af te dwingen. |
| Wetboek van Economisch Recht (WER) | Een wetboek dat economische regelgeving bevat, inclusief regels inzake consumentenbescherming en rechtsvorderingen tot collectief herstel. |
| Partijautonomie | Het principe dat partijen de grenzen van het geding bepalen en het initiatief nemen om hun rechten af te dwingen. |
| Magistraat | Een lid van de rechterlijke macht die rechtspreekt, zoals een rechter of een lid van het Openbaar Ministerie. |
| Procureur des Konings | Het hoofd van het parket bij een rechtbank van eerste aanleg, belast met de leiding van het openbaar ministerie in die rechtbank. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een ministerieel ambtenaar die bevoegd is om exploten op te stellen, te betekenen en de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken te verzekeren. |
| Notaris | Een openbaar ambtenaar die bevoegd is om authentieke akten te verlijden en die waakt over de belangen van alle bij de akte betrokken partijen. |
| Bedrijfsjurist | Een jurist die een onderneming begeleidt op juridisch vlak, meestal in dienstverband. |
| Overheidsjurist | Een jurist die werkzaam is bij de overheid, statutair of contractueel. |
| Jurist in academia | Een jurist die verbonden is aan een rechtsfaculteit van een universiteit en zich bezighoudt met onderwijs en onderzoek. |
| Parket-Generaal | Het openbaar ministerie bij een hof van beroep of het Hof van Cassatie. |
| Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) | Een onafhankelijk orgaan belast met de selectie, benoeming en controle van de magistraten, en met het bevorderen van de kwaliteit van de rechterlijke macht. |
| Instituut voor gerechtelijke opleiding (IGO) | Een instelling belast met de opleiding van magistraten en het gerechtspersoneel. |
| Adviesraad van de magistratuur (ARM) | Een representatief orgaan voor de magistratuur dat adviezen verstrekt over hun statuut en werkomstandigheden. |
| Geding | Een geschil dat voor de rechtbank wordt gebracht om beslecht te worden. |
| Rechtsmiddel | Een wettelijk middel waarmee een partij een rechterlijke beslissing kan aanvechten. |
| Verzet | Een rechtsmiddel tegen een verstekvonnis, waardoor de zaak opnieuw voor dezelfde rechter wordt behandeld. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel tegen een beslissing in eerste aanleg, waardoor een hogere rechter de zaak opnieuw beoordeelt. |
| Cassatieberoep | Een rechtsmiddel tegen een beslissing in laatste aanleg, waarbij het Hof van Cassatie nagaat of de wet correct is toegepast. |
| Beslag | De rechtshandeling waarbij de goederen van een schuldenaar door de gerechtsdeurwaarder worden 'bevroren' om de schuldeiser te voldoen. |
| Dwangsom | Een bijkomende veroordeling tot betaling van een geldsom bij het niet nakomen van een hoofdveroordeling, bedoeld om de schuldenaar aan te sporen tot medewerking. |
| Rechtsherstel | Hetgeen de wet de partij biedt om de geleden schade te compenseren, hetzij in natura, hetzij bij equivalent in geld. |
| Executoriale titel | Een document dat de gedwongen tenuitvoerlegging van een beslissing mogelijk maakt, zoals een vonnis of arrest. |
| Wettelijke vertegenwoordiging | Vertegenwoordiging die voortvloeit uit de wet, bijvoorbeeld bij minderjarigen of beschermde meerderjarigen. |
| Conventionele vertegenwoordiging | Vertegenwoordiging die gebaseerd is op een overeenkomst, zoals een volmacht of lastgeving. |
| Organieke vertegenwoordiging | Vertegenwoordiging van rechtspersonen door hun organen (bestuurders, etc.). |
| Schijnvertegenwoordiging | Vertegenwoordiging waarbij de vertegenwoordigde de schijn wekt dat de vertegenwoordiger bevoegd is, ook al is dit niet het geval, waardoor de vertegenwoordigde toch gebonden kan zijn. |
| Verzet | Rechtsmiddel tegen een verstekvonnis. |
| Rechtsdag | De zitting waar partijen hun zaak mondeling kunnen toelichten aan de rechter. |
| Beraad | De periode waarin de rechter nadenkt over de zaak na het sluiten van het debat. |
| Uitspraak | De beslissing van de rechter, zoals een vonnis, arrest of beschikking. |
| Processtof | Het geheel van geschilpunten waarover de rechter uitspraak moet doen. |
| Rechtsmiddelen | Middelen die voorzien zijn in de wet om een rechterlijke beslissing aan te vechten. |
| Wetboek van Rechtspleging (Ger.W.) | Een wetboek dat de procedurele regels voor burgerlijke zaken bevat. |
| Vrederechter | Een rechter die bevoegd is voor geschillen met een bepaalde waarde of die betrekking hebben op onroerende goederen, huur en voogdij. |
| Politierechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor verkeers- en treinongevallen en voor bepaalde misdrijven. |
| Rechtbank van eerste aanleg | Een rechtbank met een brede bevoegdheid die alle geschillen behandelt die niet aan andere rechtbanken zijn toegewezen. |
| Hof van beroep | Een hogere rechter die oordeelt over hoger beroep tegen beslissingen van rechtbanken van eerste aanleg. |
| Hof van Cassatie | Het hoogste rechtscollege in België, dat nagaat of de wet correct is toegepast door lagere rechters. |
| Openbaar Ministerie (OM) | De staande magistratuur die de juiste toepassing van de wet vordert en de samenleving vertegenwoordigt. |
| Procesverhouding | De juridische relatie tussen de procespartijen gedurende een geding. |
| Eis | De vordering die een partij instelt bij de rechter. |
| Verweer | De argumenten en verdediging die een partij aanvoert tegen de eis van de tegenpartij. |
| Dagvaardingsexploot | Het officiële document waarmee een partij wordt opgeroepen om voor de rechtbank te verschijnen. |
| Verstek | Het niet verschijnen van een partij voor de rechtbank. |
| Rechtsdag | De zitting waar partijen hun zaak mondeling kunnen toelichten aan de rechter. |
| Pleidooi | De mondelinge toelichting van de zaak door een advocaat aan de rechter. |
| Beraad | De periode waarin de rechter nadenkt over de zaak na het sluiten van het debat. |
| Vonnis | De beslissing van een rechtbank. |
| Arrest | De beslissing van een hof of het Hof van Cassatie. |
| Rechtsmiddel | Een middel om een rechterlijke beslissing aan te vechten. |
| Verzet | Rechtsmiddel tegen een verstekvonnis. |
| Hoger beroep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in eerste aanleg. |
| Cassatieberoep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in laatste aanleg. |
| Gedwongen tenuitvoerlegging | Het afdwingen van een rechterlijke beslissing met behulp van een uitvoerbare titel. |
| Beslag | De 'bevriezing' van het vermogen van een schuldenaar door een gerechtsdeurwaarder. |
| Dwangsom | Een bijkomende veroordeling tot betaling van een geldsom bij het niet nakomen van een hoofdveroordeling. |
| Rechtsherstel | Compensatie voor geleden schade, in natura of bij equivalent in geld. |
| Matiging van het recht | Beperking van de uitoefening van een recht tot de normale rechtsuitoefening als sanctie voor rechtsmisbruik. |
| Rechtsleer | De geschriften en publicaties van juristen die het recht bestuderen. |
| Rechtsvergelijking | Het bestuderen van rechtssystemen in andere landen. |
| Administratieve rechtscolleges | Rechtscolleges die geschillen met de overheid beslechten. |
| Hoofdelijkheid | Verbintenis waarbij meerdere schuldenaren gehouden zijn tot de gehele schuld. |
| In solidum aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid van meerdere personen die elk een eigen fout begaan hebben. |
| Rechtsvordering | De mogelijkheid om een geschil voor de rechtbank te brengen. |
| Dagvaarding | Het oproepen van een partij om voor de rechtbank te verschijnen. |
| Instelling | Het proces van het uitwisselen van stukken en conclusies tussen partijen. |
| Rechtsdag | De zitting waar partijen hun zaak mondeling toelichten aan de rechter. |
| Beraad | De periode waarin de rechter nadenkt over de zaak. |
| Vonnis | De beslissing van een rechtbank. |
| Rechtsmiddel | Een manier om een rechterlijke beslissing aan te vechten. |
| Verzet | Rechtsmiddel tegen een verstekvonnis. |
| Hoger beroep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in eerste aanleg. |
| Cassatieberoep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in laatste aanleg. |
| Gedwongen tenuitvoerlegging | Het afdwingen van een rechterlijke beslissing. |
| Beslag | Het 'bevriezen' van vermogen door een gerechtsdeurwaarder. |
| Dwangsom | Een bijkomende veroordeling tot betaling van een geldsom bij het niet nakomen van een hoofdveroordeling. |
| Rechtsherstel | Compensatie voor geleden schade. |
| Matiging van het recht | Beperking van de uitoefening van een recht. |
| Rechtsleer | De geschriften van juristen. |
| Rechtsvergelijking | Vergelijking van rechtssystemen. |
| Administratieve rechtscolleges | Rechtscolleges die geschillen met de overheid beslechten. |
| Hoofdelijkheid | Verbintenis waarbij meerdere schuldenaren gehouden zijn tot de gehele schuld. |
| In solidum aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid van meerdere personen met eigen fouten. |
| Rechtsvordering | De mogelijkheid om een geschil voor de rechtbank te brengen. |
| Dagvaarding | Het oproepen van een partij voor de rechtbank. |
| Instelling | Het uitwisselen van stukken en conclusies. |
| Rechtsdag | De zitting waar partijen hun zaak mondeling toelichten. |
| Beraad | De periode waarin de rechter nadenkt over de zaak. |
| Vonnis | De beslissing van een rechtbank. |
| Rechtsmiddel | Een manier om een rechterlijke beslissing aan te vechten. |
| Verzet | Rechtsmiddel tegen een verstekvonnis. |
| Hoger beroep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in eerste aanleg. |
| Cassatieberoep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in laatste aanleg. |
| Gedwongen tenuitvoerlegging | Afdwingen van een rechterlijke beslissing. |
| Beslag | 'Bevriezen' van vermogen. |
| Dwangsom | Bijkomende veroordeling tot betaling. |
| Rechtsherstel | Compensatie voor schade. |
| Matiging van het recht | Beperking van de uitoefening van een recht. |
| Rechtsleer | Geschriften van juristen. |
| Rechtsvergelijking | Vergelijking van rechtssystemen. |
| Administratieve rechtscolleges | Rechtscolleges die geschillen met de overheid beslechten. |
| Hoofdelijkheid | Verbintenis waarbij meerdere schuldenaren gehouden zijn tot de gehele schuld. |
| In solidum aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid van meerdere personen met eigen fouten. |
| Rechtsvordering | Mogelijkheid om een geschil voor de rechtbank te brengen. |
| Dagvaarding | Oproepen van een partij voor de rechtbank. |
| Instelling | Uitwisselen van stukken en conclusies. |
| Rechtsdag | Zitting waar partijen hun zaak mondeling toelichten. |
| Beraad | Periode waarin de rechter nadenkt over de zaak. |
| Vonnis | Beslissing van een rechtbank. |
| Rechtsmiddel | Manier om een rechterlijke beslissing aan te vechten. |
| Verzet | Rechtsmiddel tegen een verstekvonnis. |
| Hoger beroep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in eerste aanleg. |
| Cassatieberoep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in laatste aanleg. |
| Gedwongen tenuitvoerlegging | Afdwingen van een rechterlijke beslissing. |
| Beslag | 'Bevriezen' van vermogen. |
| Dwangsom | Bijkomende veroordeling tot betaling. |
| Rechtsherstel | Compensatie voor schade. |
| Matiging van het recht | Beperking van de uitoefening van een recht. |
| Rechtsleer | Geschriften van juristen. |
| Rechtsvergelijking | Vergelijking van rechtssystemen. |
| Administratieve rechtscolleges | Rechtscolleges die geschillen met de overheid beslechten. |
| Hoofdelijkheid | Verbintenis waarbij meerdere schuldenaren gehouden zijn tot de gehele schuld. |
| In solidum aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid van meerdere personen met eigen fouten. |
| Rechtsvordering | Mogelijkheid om een geschil voor de rechtbank te brengen. |
| Dagvaarding | Oproepen van een partij voor de rechtbank. |
| Instelling | Uitwisselen van stukken en conclusies. |
| Rechtsdag | Zitting waar partijen hun zaak mondeling toelichten. |
| Beraad | Periode waarin de rechter nadenkt over de zaak. |
| Vonnis | Beslissing van een rechtbank. |
| Rechtsmiddel | Manier om een rechterlijke beslissing aan te vechten. |
| Verzet | Rechtsmiddel tegen een verstekvonnis. |
| Hoger beroep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in eerste aanleg. |
| Cassatieberoep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in laatste aanleg. |
| Gedwongen tenuitvoerlegging | Afdwingen van een rechterlijke beslissing. |
| Beslag | 'Bevriezen' van vermogen. |
| Dwangsom | Bijkomende veroordeling tot betaling. |
| Rechtsherstel | Compensatie voor schade. |
| Matiging van het recht | Beperking van de uitoefening van een recht. |
| Rechtsleer | Geschriften van juristen. |
| Rechtsvergelijking | Vergelijking van rechtssystemen. |
| Administratieve rechtscolleges | Rechtscolleges die geschillen met de overheid beslechten. |
| Hoofdelijkheid | Verbintenis waarbij meerdere schuldenaren gehouden zijn tot de gehele schuld. |
| In solidum aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid van meerdere personen met eigen fouten. |
| Rechtsvordering | Mogelijkheid om een geschil voor de rechtbank te brengen. |
| Dagvaarding | Oproepen van een partij voor de rechtbank. |
| Instelling | Uitwisselen van stukken en conclusies. |
| Rechtsdag | Zitting waar partijen hun zaak mondeling toelichten. |
| Beraad | Periode waarin de rechter nadenkt over de zaak. |
| Vonnis | Beslissing van een rechtbank. |
| Rechtsmiddel | Manier om een rechterlijke beslissing aan te vechten. |
| Verzet | Rechtsmiddel tegen een verstekvonnis. |
| Hoger beroep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in eerste aanleg. |
| Cassatieberoep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in laatste aanleg. |
| Gedwongen tenuitvoerlegging | Afdwingen van een rechterlijke beslissing. |
| Beslag | 'Bevriezen' van vermogen. |
| Dwangsom | Bijkomende veroordeling tot betaling. |
| Rechtsherstel | Compensatie voor schade. |
| Matiging van het recht | Beperking van de uitoefening van een recht. |
| Rechtsleer | Geschriften van juristen. |
| Rechtsvergelijking | Vergelijking van rechtssystemen. |
| Administratieve rechtscolleges | Rechtscolleges die geschillen met de overheid beslechten. |
| Hoofdelijkheid | Verbintenis waarbij meerdere schuldenaren gehouden zijn tot de gehele schuld. |
| In solidum aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid van meerdere personen met eigen fouten. |
| Rechtsvordering | Mogelijkheid om een geschil voor de rechtbank te brengen. |
| Dagvaarding | Oproepen van een partij voor de rechtbank. |
| Instelling | Uitwisselen van stukken en conclusies. |
| Rechtsdag | Zitting waar partijen hun zaak mondeling toelichten. |
| Beraad | Periode waarin de rechter nadenkt over de zaak. |
| Vonnis | Beslissing van een rechtbank. |
| Rechtsmiddel | Manier om een rechterlijke beslissing aan te vechten. |
| Verzet | Rechtsmiddel tegen een verstekvonnis. |
| Hoger beroep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in eerste aanleg. |
| Cassatieberoep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in laatste aanleg. |
| Gedwongen tenuitvoerlegging | Afdwingen van een rechterlijke beslissing. |
| Beslag | 'Bevriezen' van vermogen. |
| Dwangsom | Bijkomende veroordeling tot betaling. |
| Rechtsherstel | Compensatie voor schade. |
| Matiging van het recht | Beperking van de uitoefening van een recht. |
| Rechtsleer | Geschriften van juristen. |
| Rechtsvergelijking | Vergelijking van rechtssystemen. |
| Administratieve rechtscolleges | Rechtscolleges die geschillen met de overheid beslechten. |
| Hoofdelijkheid | Verbintenis waarbij meerdere schuldenaren gehouden zijn tot de gehele schuld. |
| In solidum aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid van meerdere personen met eigen fouten. |
| Rechtsvordering | Mogelijkheid om een geschil voor de rechtbank te brengen. |
| Dagvaarding | Oproepen van een partij voor de rechtbank. |
| Instelling | Uitwisselen van stukken en conclusies. |
| Rechtsdag | Zitting waar partijen hun zaak mondeling toelichten. |
| Beraad | Periode waarin de rechter nadenkt over de zaak. |
| Vonnis | Beslissing van een rechtbank. |
| Rechtsmiddel | Manier om een rechterlijke beslissing aan te vechten. |
| Verzet | Rechtsmiddel tegen een verstekvonnis. |
| Hoger beroep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in eerste aanleg. |
| Cassatieberoep | Rechtsmiddel tegen een beslissing in laatste aanleg. |
| Gedwongen tenuitvoerlegging | Afdwingen van een rechterlijke beslissing. |
| Beslag | 'Bevriezen' van vermogen. |
| Dwangsom | Bijkomende veroordeling tot betaling. |
| Rechtsherstel | Compensatie voor schade. |
| Matiging van het recht | Beperking van de uitoefening van een recht. |