Cover
Empieza ahora gratis Kopie van burgerlijk recht samenvatting.docx
Summary
# Inleiding tot het recht en de indeling ervan
Dit gedeelte geeft een algemene definitie van recht, de doelstellingen en de mogelijke indelingen, zoals privaatrecht en publiekrecht, evenals objectief en subjectief recht, materieel en formeel recht.
## 1. Inleiding tot het recht en de indeling ervan
Het recht omvat een geheel van gedragsregels en normen die tot doel hebben het maatschappelijke leven te vormen. Deze regels worden opgelegd door de overheid en zijn afdwingbaar.
### 1.1 Indeling van het recht
Het recht kan op verschillende manieren worden ingedeeld:
#### 1.1.1 Privaatrecht en Publiekrecht
* **Privaatrecht:** Regelt de verhoudingen tussen burgers onderling.
* Burgerlijk recht: Betreft familiale verhoudingen.
* Gerechtelijk privaatrecht: Definieert de bevoegdheden van de rechtbanken en de procedures binnen het privaatrecht.
* Internationaal privaatrecht: Bepaalt welke rechter bevoegd is en welke rechtsregels van toepassing zijn in grensoverschrijdende geschillen.
* **Publiekrecht:** Regelt algemene belangen, de inrichting en de werking van overheidsorganen, en de verhoudingen tussen de overheid en de burgers.
* Staatsrecht: Beschrijft de onderlinge verhoudingen tussen de organen van de staat.
* Administratief recht: Beheert de werking van overheidsinstanties en de interactie van de burger met de overheid.
* Strafrecht: Definieert strafbare gedragingen en de bijbehorende sancties.
* Strafprocesrecht: Regelt de procedures voor het vaststellen en opsporen van misdrijven.
* Fiscaal recht: Houdt zich bezig met de problematiek van belastingen.
#### 1.1.2 Objectief recht en Subjectief recht
* **Objectief recht:** Verwijst naar het geheel van normen en regels die menselijke activiteiten, onderlinge verhoudingen tussen mensen, en de verhoudingen tussen gemeenschappen regelen. Het gaat hier dus om de regels op zich.
* **Subjectief recht:** Verwijst naar de aanspraken die een persoon kan laten gelden tegenover een ander. Het is het effectieve bezit van een recht dat kan worden ingeroepen.
#### 1.1.3 Materieel recht en Formeel recht
* **Materieel recht:** Omvat de regels die rechten toekennen en plichten opleggen aan personen.
* **Formeel recht:** Beschrijft hoe de naleving van het materiële recht kan worden verzekerd, bijvoorbeeld via procedures en processen.
### 1.2 Bronnen van het recht
De belangrijkste bronnen van het recht zijn:
#### 1.2.1 Wetgeving
* **Internationale verdragen en beslissingen:** Verdragen en regelgeving van internationale organisaties, zoals de Europese Unie, zijn een belangrijke bron van wetgeving. Europese organen hebben drie beleidsinstrumenten:
* Richtlijnen: Verplichten lidstaten om specifieke regels in hun nationale wetgeving op te nemen.
* Verordeningen: Zijn rechtstreeks toepasselijke en algemene regelgeving.
* Besluiten: Zijn gericht aan specifieke ontvangers (bv. bedrijven, staten).
* **Grondwet:** De fundamentele wet die de inrichting van de staatsmachten regelt en de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers waarborgt. Wijziging van de grondwet is een complex proces.
* **Wet (in formele en materiële zin):**
* Wet in materiële zin: De regelgeving die nageleefd moet worden.
* Wet in formele zin: Een akte die door het federale parlement is gestemd en in het Belgisch Staatsblad is gepubliceerd.
* **Decreten:** Wetten gestemd op het niveau van de gemeenschappen en gewesten. Ordonnanties zijn de equivalent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
* **Koninklijk Besluit (KB):** Besluiten genomen door de regering, die een wettelijke basis moeten hebben en de wet niet mogen schorsen of vrijstellen.
* **Regionale Koninklijke Besluiten:** Besluiten van de gemeenschaps- en gewestregeringen, die op hetzelfde niveau staan als een federaal KB.
* **Provinciale en gemeentelijke reglementen:** Regelgeving op lager bestuursniveau.
#### 1.2.2 Rechtspraak
De uitspraken van rechtbanken en hoven dienen als inspiratie en richtlijn, maar zijn in principe niet bindend. De taak van de rechter is het toepassen van het recht op specifieke feiten.
#### 1.2.3 Rechtsleer
Gedachten en analyses van juridische experts in handboeken, tijdschriften en juridische publicaties. Dit dient als inspiratiebron.
#### 1.2.4 Gewoonte
Niet-geschreven regels die algemeen geldend, openbaar en herhaaldelijk worden nageleefd, met de overtuiging dat ze juridisch bindend zijn.
### 1.3 Structuren en instellingen
#### 1.3.1 Algemene beginselen
* **Democratische staat:** Burgers hebben inspraak via gekozen vertegenwoordigers in het parlement.
* **Scheiding van machten:** De verdeling van bevoegdheden over de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht om machtsmisbruik te voorkomen.
* **Rechtsstaat:** De macht is geregeld en beperkt door de wet, zowel voor burgers als voor de overheid.
#### 1.3.2 Politieke instellingen
* **Federaal niveau:**
* Wetgevende macht: Kamer van volksvertegenwoordigers, Senaat, en de Koning.
* Uitvoerende macht: De regering.
* **Regionaal niveau:**
* Gemeenschappen: Vlaamse, Franse en Duitstalige gemeenschap.
* Gewesten: Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten worden deels door dezelfde parlementen en regeringen uitgeoefend.
* **Provincies en gemeenten:** Besturen op lokaal niveau met eigen bevoegdheden en verkozen raden.
#### 1.3.3 Rechtbanken en hoven
Het Belgische rechtssysteem kent een hiërarchie van rechtbanken en hoven, elk met specifieke bevoegdheden, van vredegerechten en politierechtbanken tot het Hof van Cassatie.
### 1.4 Bewijslast en bewijsstandaard
#### 1.4.1 Bewijslast
De algemene regel is dat de bewijslast rust op degene die een rechtshandeling of feit wil bewijzen om zijn vordering te ondersteunen. Algemeen bekende feiten hoeven niet bewezen te worden.
#### 1.4.2 Toelaatbaarheid van bewijsmiddelen
Voor rechtshandelingen gelden specifieke regels: bedragen boven 3500 euro vereisen in beginsel een ondertekend geschrift, terwijl lagere bedragen bewijs met alle middelen toelaten. Voor feiten is bewijs soepeler en kunnen diverse middelen worden gebruikt. Voor geschillen tussen ondernemingen gelden vaak nog soepelere bewijsregels.
#### 1.4.3 Bewijsmiddelen
* **Schriftelijk bewijs:** Authentieke aktes (opgemaakt door ambtenaar) en onderhandse aktes (door partijen opgemaakt). Elektronische handtekeningen worden ook erkend.
* **Getuigenbewijs:** Verklaringen van getuigen kunnen, na beoordeling door de rechter, deel uitmaken van het bewijs.
* **Vermoeden:** Wettelijke vermoedens (weerlegbaar of niet-weerlegbaar) en feitelijke vermoedens die de rechter kan baseren op ernstige en precieze aanwijzingen.
* **Bekentenis:** Een verklaring die nadelig is voor de aflegger, zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk.
* **Eed:** Een plechtige verklaring voor de rechter, die ambtshalve kan worden opgelegd of door een partij aan de andere kan worden opgedragen.
---
# Bronnen van het recht
Dit onderdeel behandelt de verschillende bronnen waaruit rechtsregels voortkomen, waaronder wetgeving op diverse niveaus, rechtspraak, rechtsleer en gewoonte.
### 2.1 Wetgeving
Wetgeving vormt een cruciale bron van rechtsregels en kan op verschillende niveaus worden ingedeeld.
#### 2.1.1 Internationale verdragen en Europese regelgeving
Internationale verdragen, met name die gesloten binnen het kader van de Europese Unie, zijn een belangrijke bron van recht. Europese organen hanteren drie beleidsinstrumenten:
* **Richtlijnen**: Deze bevatten regels die nationale overheden moeten overnemen en verwerken in hun eigen wetgeving.
* **Verordeningen**: Dit zijn algemene en volledige reglementeringen die rechtstreeks toepasbaar zijn in de lidstaten.
* **Besluiten**: Deze regels zijn van toepassing op specifieke aangeduide bestemmelingen, zoals bedrijven of staten.
#### 2.1.2 De Grondwet
De Grondwet is de fundamentele wet van België en regelt de inrichting van de staatsmachten en waarborgt de fundamentele rechten en vrijheden van de inwoners. Wijziging van de Grondwet is een complex proces dat een specifieke procedure vereist, waaronder het opmaken van een lijst met te wijzigen artikelen, het ontbinden van de wetgevende kamers, het organiseren van verkiezingen en het behalen van een gekwalificeerde meerderheid in beide kamers.
#### 2.1.3 De wet
De wet kan in twee betekenissen worden onderscheiden:
* **Wet in materiële zin**: Dit zijn de regels die we moeten naleven, vanuit een inhoudelijk perspectief.
* **Wet in formele zin**: Dit is een akte die gestemd is in het federale parlement. Na goedkeuring moet de wet in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd, waarna iedereen geacht wordt deze te kennen en te volgen.
#### 2.1.4 Decreten en Ordonnanties
Decreten zijn wetten die op niveau van de gemeenschappen en gewesten worden gestemd en enkel kracht hebben op hun respectieve grondgebieden. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kent in plaats van decreten, ordonnanties.
#### 2.1.5 Koninklijke Besluiten (KB's) en Ministeriële Besluiten
Koninklijke Besluiten worden genomen door de koning (in de praktijk door de ministers) en moeten steunen op een wettelijke basis. Ze mogen de wet zelf niet schorsen of ervan vrijstellen. Op regionaal niveau bestaan er soortgelijke besluiten, 'regionale Koninklijke Besluiten' genoemd, die dienen ter uitvoering van decreten.
#### 2.1.6 Provinciale en Gemeentelijke Reglementen
Naast federale en regionale wetgeving bestaan er ook reglementen op provinciaal en gemeentelijk niveau, die betrekking hebben op materies van provinciaal of gemeentelijk belang.
### 2.2 Rechtspraak
Rechtspraak, bestaande uit de uitspraken van de rechtbanken, is geen bindende bron van recht, maar dient ter inspiratie. De taak van de rechter is om feiten te beoordelen en daarop het recht toe te passen, wat kan leiden tot verschillende uitkomsten per zaak.
### 2.3 Rechtsleer
Rechtsleer, gevormd door de geschriften van juristen (zoals handboeken, tijdschriften en juridische kranten), is eveneens niet-bindend maar biedt inspiratie en analyse van rechtsregels.
### 2.4 Gewoonte
Gewoonte is een rechtsbron die bestaat uit algemeen geldende, openbare en herhaalde gedragingen, gedragen met de subjectieve overtuiging dat deze gedragingen juridisch bindend zijn. Hoewel niet op papier gezet, wordt gewoonte als bindend beschouwd, vergelijkbaar met geschreven wetgeving.
> **Tip:** Hoewel rechtspraak en rechtsleer niet formeel bindend zijn, kunnen ze wel aanzienlijke invloed hebben op de interpretatie en evolutie van het recht. Het is dus essentieel om ook deze bronnen te bestuderen.
> **Voorbeeld:** De gewoonte om op een bepaald kruispunt altijd voorrang te verlenen aan het verkeer van rechts kan, hoewel niet expliciet in de wet vastgelegd voor dat specifieke kruispunt, als een bindende regel worden beschouwd indien aan de vereisten van gewoonterecht is voldaan.
---
# Structuren, instellingen en gerechtelijke organisatie
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt de algemene beginselen van de Belgische staat, de politieke instellingen op federaal en regionaal niveau, en een overzicht van de Belgische rechtbanken en hoven.
### 3.1 Algemene beginselen van de staat
De Belgische staat is georganiseerd volgens een aantal fundamentele principes:
* **Democratische staat:** Burgers hebben inspraak door middel van verkiezingen, waarbij vertegenwoordigers worden gekozen die namens hen beslissingen nemen in het parlement.
* **Scheiding van machten:** De staatsmacht is verdeeld over de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Dit principe voorkomt concentratie van macht bij één persoon of instantie.
* **Rechtsstaat:** De macht van de overheid is gebonden aan de wet. Dit staat tegenover een politiestaat, waar de overheid boven de wet kan staan. Burgers en overheid moeten zich aan de regels houden. Een belangrijk principe hierbij is de onschuldpresumptie tot het tegendeel bewezen is.
* **Gelijkheid:** Alle burgers zijn gelijk voor de wet, zonder discriminatie.
* **Federale staat:** België is een federale staat, wat betekent dat de macht verdeeld is tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten, die elk eigen bevoegdheden hebben.
* **Monarchie:** De koning is het staatshoofd, maar wordt niet door verkiezingen verkozen.
### 3.2 Politieke instellingen
De politieke instellingen in België zijn opgebouwd op verschillende niveaus:
#### 3.2.1 Federaal niveau
Op federaal niveau bevinden zich de volgende machten:
* **Wetgevende macht:**
* **Kamer van volksvertegenwoordigers:** Wordt voor 5 jaar verkozen. Vereisten voor verkiesbaarheid zijn Belgische nationaliteit, 18 jaar zijn, genot van politieke rechten en wonen in België.
* **Senaat:** Wordt samengesteld door de taalgroepen en niet rechtstreeks verkozen. De bevoegdheden zijn beperkter en de Senaat komt slechts 8 keer per jaar samen. Belangrijke bevoegdheden omvatten verklaringen tot herziening van de grondwet en herziening van bijzondere wetten.
* **Koning:** Heeft constitutioneel bepaalde bevoegdheden en een politieke en symbolische rol.
* **Uitvoerende macht:**
* **Regering:** Bestaat uit ministers die de wetten uitvoeren.
#### 3.2.2 Regionaal niveau
Op regionaal niveau zijn er de gemeenschappen en de gewesten:
* **Gemeenschappen (3):**
* Vlaamse gemeenschap
* Franse gemeenschap
* Duitstalige gemeenschap
* **Gewesten (3):**
* Vlaams gewest
* Franse gewest
* Brussels Hoofdstedelijk gewest
De bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten worden vaak uitgeoefend door hetzelfde parlement en dezelfde regering. Voor het Vlaams gewest geldt dit bijvoorbeeld voor het Vlaams parlement en de Vlaamse regering.
#### 3.2.3 Provincies en gemeenten
* **Provincies:**
* Bevoegd voor zaken van provinciaal belang die niet onder het algemeen belang van de federale staat vallen.
* **Provincieraad:** Wordt om de 6 jaar verkozen.
* **Deputatie:** Voert beslissingen van de provincieraad uit en beheert het dagelijks bestuur. Wordt voorgezeten door de provinciegouverneur.
* **Gouverneur:** Fungeert als commissaris van de regering in de provincie.
* **Gemeenten:**
* Zijn verantwoordelijk voor gemeentelijke aangelegenheden zoals openbare werken en sociale bijstand.
* Bestaan uit een burgemeester, gemeenteraad en college van schepenen.
### 3.3 Overzicht van rechtbanken en hoven
Het Belgische rechtssysteem kent een hiërarchie van rechtbanken en hoven, elk met specifieke bevoegdheden:
1. **Hof van Cassatie:**
* Bevoegd voor procedurefouten en interpretatiefouten.
* Is de laatste instantie indien er geen beroep meer mogelijk is.
* Oordeelt niet over de feiten zelf, maar of de rechter een fout heeft gemaakt.
* Indien een uitspraak vernietigd wordt, wordt de zaak doorverwezen naar een andere rechtbank van hetzelfde niveau.
2. **Hof van Assisen:**
* Op provinciaal niveau.
* Beslist over misdaden, met een jury die oordeelt over schuld of onschuld.
* Er is geen beroep mogelijk tegen uitspraken van het Hof van Assisen.
* Een Hof van Assisen wordt pas samengesteld wanneer er een zaak is.
3. **Hof van beroep:**
* Zijn er 5 in België.
* Bevatten kamers voor burgerlijke, correctionele en jeugd/familiezaken.
* Dient als beroepsmogelijkheid tegen uitspraken van de rechtbanken van eerste aanleg.
4. **Arbeidshof:**
* Regionale bevoegdheid.
* Dient als beroepsmogelijkheid tegen uitspraken van de arbeidsrechtbank.
* Behandelt zaken betreffende sociale aangelegenheden.
5. **Rechtbank van eerste aanleg:**
* **Burgerlijke rechtbank:** Behandelt zaken met een waarde van meer dan 5000 euro. Dient als beroepsmogelijkheid tegen uitspraken van de vrederechter.
* **Correctionele rechtbank:** Behandelt wanbedrijven (bv. diefstallen, slagen en verwondingen) en gecorrectionaliseerde misdaden. Dient als beroepsmogelijkheid tegen uitspraken van de politierechtbank.
* **Familie- en jeugdrechtbank:** Behandelt familierechtelijke zaken en zaken betreffende minderjarigen.
* **Strafuitvoeringsrechtbank:** Behandelt zaken betreffende strafuitvoering, zoals vervroegd vrijkomen en weekendverlof.
6. **Arbeidsrechtbank:**
* Behandelt sociale zaken.
7. **Ondernemingsrechtbank:**
* Behandelt zaken met betrekking tot ondernemingen.
* Dient als beroepsmogelijkheid tegen uitspraken van de vrederechter inzake handelszaken.
8. **Politierechtbank:**
* Op arrondissementniveau.
* Behandelt overtredingen (als eerste aanleg) en in tweede aanleg burgerrechtelijke zaken.
* Behandelt voornamelijk verkeerszaken.
9. **Vredegerecht:**
* Op kantonniveau.
* Behandelt burgerrechtelijke zaken met een waarde van minder dan 5000 euro.
* Heeft exclusieve bevoegdheden op bepaalde domeinen.
### 3.4 Bewijslast en bewijsstandaard
* **Bewijslast:** Degene die een rechtshandeling of feit beweert, moet dit ondersteunen met bewijs. Algemeen bekende feiten hoeven niet bewezen te worden. Degene die een verbintenis beweert te bestaan, moet het bewijs leveren. Ook degene die betaling of tenietgaan inroept, moet dit bewijzen.
* **Bewijsstandaard:** Absolute zekerheid van bewijs is niet altijd vereist.
* **Toelaatbaarheid van bewijsmiddelen:**
* Bij rechtshandelingen met een waarde van meer dan 3500 euro is een ondertekend geschrift vereist, tenzij er sprake is van een eenzijdige handeling of materiele/morele ongelijkheid.
* Bij rechtshandelingen met een waarde van minder dan 3500 euro zijn alle bewijsmiddelen toegelaten.
* Bij geschillen tussen ondernemingen zijn de bewijsregels soepeler en zijn alle bewijsmiddelen, inclusief mondelinge getuigenissen, toegelaten, ook zonder geschrift.
#### 3.4.1 Verschillende bewijsmiddelen
* **Schriftelijk bewijs:**
* **Authentieke akte:** Opgemaakt door een openbaar ambtenaar. Heeft bijzondere bewijskracht en uitvoerbare kracht. De juistheid van de akte wordt vermoed, tenzij er sprake is van schriftvervalsing.
* **Onderhandse akte:** Partijen stellen deze zelf op en dienen deze te ondertekenen. Heeft geen uitvoerbare kracht. Vermelding van bedrag in letters en aantal exemplaren zijn vereist.
* **Geschrift:** Omvat alfabetische tekens of verstaanbare tekens op een drager, met behoud van integriteit.
* **Handtekening:** Identificeert de persoon en toont de wilsuiting. Elektronische handtekeningen (gewoon of gekwalificeerd) zijn ook geldig.
* Eenzijdige verbintenissen moeten een handtekening bevatten met de vermelding van de som geschreven door de verbonden partij zelf.
* **Getuigenbewijs:**
* Mag gebruikt worden als wettelijke bewijsregels dit toelaten.
* De rechtbank beoordeelt de waarde van het getuigenbewijs in combinatie met andere bewijsmiddelen.
* **Vermoeden:**
* **Wettelijk vermoeden:** Vermoedens vastgelegd in de wet, die weerlegbaar of niet-weerlegbaar kunnen zijn.
* **Feitelijk vermoeden:** Feiten waarop de rechter zijn conclusie baseert. De bewijswaarde wordt door de rechter bepaald, enkel indien ze berusten op ernstige en precieze aanwijzingen en overeenstemmend zijn.
* **Bewijs door bekentenis:**
* **Gerechtelijke bekentenis:** Afgelegd in een rechtsgeding.
* **Buitengerechtelijke bekentenis:** Afgelegd buiten het geding, maar heeft dezelfde bewijswaarde. Kan uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn.
* **Eed:**
* Een plechtige verklaring voor de rechter.
* **Gedingsbeslissende eed:** Opgedragen door de ene partij aan de andere, enkel over feiten waarbij de aangesprokene persoonlijk betrokken is. Weigering leidt tot in het ongelijk gesteld worden.
* **Ambtshalve opgelegde eed:** Door de rechter opgelegd en kan niet worden teruggewezen na aflegging.
### 3.5 Verbintenissenrecht
#### 3.5.1 Definitie
Een verbintenis is een rechtsband op grond waarvan een schuldeiser van een schuldenaar, indien nodig in rechte, de uitvoering van een prestatie mag eisen.
* **Schuldenaar:** Degene op wie de verbintenis rust (geeft, doet of nalaat iets te doen).
* **Schuldeiser:** Degene die de prestatie kan vorderen.
* **Prestatie:** Kan bestaan uit het geven van iets, het doen van iets, of het niet doen van iets.
* **Bronnen van verbintenissen:** Rechtshandeling, oneigenlijk contract, buitencontractuele aansprakelijkheid, de wet.
#### 3.5.2 Natuurlijke verbintenis
Een natuurlijke verbintenis is een verbintenis die niet afdwingbaar is, maar erkenning ervan doet een verbintenis ontstaan. Een verjaarde schuld is een natuurlijke verbintenis. Betaling van een natuurlijke verbintenis kan niet teruggevorderd worden.
#### 3.5.3 Contracten
Een contract is een akkoord tussen twee of meer partijen met als doel rechtsgevolgen te doen ontstaan.
* **Soorten contracten:**
* **Consensueel:** Komt tot stand door loutere wilsovereenstemming.
* **Vormelijk:** Geldigheid vereist een specifieke vorm.
* **Zakelijk:** Geldigheid vereist de overhandiging van een voorwerp.
* **Wederkerig:** Beide partijen verbinden zich tot een prestatie.
* **Eenzijdig:** Slechts één partij verbindt zich tot een prestatie.
* **Ten kosteloze titel (kosteloos):** Eén partij verkrijgt een voordeel zonder tegenprestatie.
* **Ten economische titel (bezwarend):** Beide partijen verkrijgen een voordeel.
* **Resultaatsverbintenis:** Verplichting tot het bereiken van een specifiek resultaat.
* **Inspannings- of middelenverbintenis:** Verplichting om de best mogelijke inspanning te leveren.
* **Totstandkoming van het contract:**
* **Onderhandelingen (precontractuele fase):** Voorafgaand aan het contract.
* **Aanbod:** Een voorstel dat alle essentiële bestanddelen van het contract bevat.
* **Aanvaarding:** De onvoorwaardelijke acceptatie van het aanbod leidt tot een overeenkomst. Herroeping is niet meer mogelijk na aanvaarding.
* **Geldigheid van een contract:** Vereist vrije en bewuste toestemming, bekwaamheid van de partijen, een bepaald en geoorloofd voorwerp, en een geoorloofde oorzaak.
* **Wilsgebreken:** Dwaling, bedrog, geweld, misbruik van omstandigheden.
* **Bekwaamheid:** Handelingsbekwaamheid is vereist om contracten aan te gaan. In principe vanaf 18 jaar.
* **Voorwerp:** Moet bepaald en geoorloofd zijn (niet tegen de openbare orde of goede zeden).
* **Oorzaak:** De determinerende beweegredenen voor het sluiten van het contract.
* **Nietigheid:** Een contract dat niet aan de geldigheidsvereisten voldoet, wordt geacht nooit te hebben bestaan.
* **Interpretatie van de overeenkomst:** Bij twijfel kijkt men naar de bedoeling van de partijen. Toetredingscontracten en bevrijdingsbedingen worden streng geïnterpreteerd.
#### 3.5.4 Gevolgen van de overeenkomst
* **Bindende kracht:** De overeenkomst geldt als wet tussen partijen.
* **Goede trouw:** De overeenkomst moet worden uitgevoerd met inachtneming van de goede trouw, niet enkel letterlijk maar ook volgens de geest ervan.
* **Wijzigende omstandigheden:** Kunnen leiden tot heronderhandeling of beëindiging onder strikte voorwaarden.
* **Duur van het contract:** Kan voor bepaalde of onbepaalde duur zijn. Contracten voor onbepaalde duur kunnen op elk moment worden opgezegd.
#### 3.5.5 Niet-nakoming van contractuele verbintenissen
Mogelijke gevolgen: uitvoering in natura, herstel van schade, ontbinding van contract, prijsvermindering, opschorten van eigen verbintenis.
* **Niet toerekenbaar aan de schuldenaar (overmacht):** Indien de niet-nakoming te wijten is aan een onoverkomelijke gebeurtenis.
* **Uitvoering in natura:** De rechter verplicht de partij om alsnog de afgesproken prestatie te leveren.
* **Herstel van schade (schadevergoeding):** Compensatie voor geleden verlies. De schuldeiser heeft een schadebeperkingsplicht.
* **Ontbinding van contract:** Kan door de rechter worden uitgesproken bij ernstige contractuele wanprestatie.
* **Prijsvermindering:** Vermindering van de te betalen prijs als sanctie.
* **Exceptie van niet-uitvoering (ENAC):** De ene partij mag zijn eigen prestatie opschorten als de andere partij niet presteert.
#### 3.5.6 Gevolgen tegenover derden
* **Principe:** Contracten hebben geen gevolgen voor derden.
* **Uitzonderingen:** Sterkmaking, derdenbeding, rechtstreekse vordering.
#### 3.5.7 Modaliteiten van de verbintenis
* **Verbintenis onder voorwaarde:** Ontstaan of tenietgaan is afhankelijk van een toekomstige, onzekere gebeurtenis (opschortende of ontbindende voorwaarde).
* **Verbintenis met tijdbepaling:** Uitvoering is afhankelijk van een toekomstige, zekere gebeurtenis.
#### 3.5.8 Nakoming van de verbintenis
* **Betaling:** Uitvoering van de prestatie (niet enkel geld). Kan door eender wie aan de schuldeiser worden gedaan.
* **Wat:** Wat afgesproken werd in het contract.
* **Waar:** Bij de woonplaats van de schuldenaar, tenzij anders bepaald.
#### 3.5.9 Niet-nakoming van verbintenis
* **Ingebrekenstelling:** Een formele waarschuwing aan de schuldenaar om de verbintenis na te komen.
* **Uitzondering:** Niet zinvol indien ingebrekestelling geen nut meer heeft.
### 3.6 Buitencontractuele aansprakelijkheid
Regels inzake buitencontractuele aansprakelijkheid zijn in principe aanvullend.
#### 3.6.1 Aansprakelijkheid voor eigen daad
Iedereen is aansprakelijk voor schade die hij door zijn fout veroorzaakt. Vereist: een fout, schade, en een oorzakelijk verband tussen fout en schade.
* **Fout:** Overtreding van een wettelijke norm of de zorgvuldigheidsnorm.
* **Zorgvuldigheidsnorm:** Wat een normaal zorgvuldig, redelijk persoon in dezelfde omstandigheden niet zou doen.
* **Uitzonderingen:** Overmacht, wettelijke verdediging, toestemming van de benadeelde.
* **Kinderen jonger dan 12 jaar:** Niet aansprakelijk. Kinderen ouder dan 12 jaar zijn aansprakelijk, maar schadevergoeding kan beperkt of geschrapt worden. Geestenzieken worden gelijkgesteld met kinderen van +12 jaar.
#### 3.6.2 Aansprakelijkheid voor andermans daad
* **Aansprakelijkheid van titularissen van gezag over minderjarigen (ouders):** Ouders zijn aansprakelijk voor de fouten van hun kinderen, tenzij ze bewijzen dat ze geen fout hebben gemaakt in hun toezicht.
* **Aansprakelijkheid van personen belast met toezicht op anderen:** Bijvoorbeeld in internaten of gevangenissen. De toezichthouder is aansprakelijk, tenzij hij kan bewijzen dat hij geen fout heeft gemaakt in het toezicht.
* **Aansprakelijkheid van de aansteller (werkgever):** De werkgever is aansprakelijk voor fouten van de werknemer, indien deze tijdens en naar aanleiding van de functie zijn gebeurd. De werkgever kan dit enkel weerleggen bij opzet, zware fout of herhaaldelijke lichte fout. De aansprakelijkheid is onweerlegbaar indien de fout opzettelijk was.
#### 3.6.3 Aansprakelijkheid voor dieren en zaken
* **Dieren:** Eigenaar of bewaker is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door het dier, tenzij hij kan aantonen dat hij op het moment van de feiten niet de bewaker was.
* **Gebrek aan een zaak:** De houder van de zaak is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een gebrek van de zaak (foutloze aansprakelijkheid).
* **Oorzakelijk verband:** Vereist dat de schade niet zou zijn ontstaan zonder de fout of het gebrek.
#### 3.6.4 Schade
* **Schade moet zeker zijn.**
* **Patrimoniale schade:** Vermogensschade (bv. materiële kosten).
* **Extrapatrimoniale schade:** Immateriële schade (bv. psychische pijn, littekens).
* Kosten om dreigende schade te voorkomen of te verergering te voorkomen, kunnen verhaald worden.
* De benadeelde heeft een schadebeperkingsplicht.
#### 3.6.5 Gevolgen van de aansprakelijkheid
* **Integrale schadevergoeding:** Alle schade en niets dan de schade wordt vergoed.
* Kan in natura of bij schadevergoeding zijn.
* **Bevoegdheid van de rechter:** Kan een gebod of verbod opleggen om verergering van schade te voorkomen.
#### 3.6.6 Productaansprakelijkheid
Regels ter bescherming van consumenten bij gebruik van onveilige producten. Een product is gebrekkig indien het niet de verwachte veiligheid biedt. Aansprakelijk zijn de producent en de verkoper.
#### 3.6.7 Bijzondere regeling voor verkeersslachtoffers
* **Doel:** Bescherming van zwakke weggebruiker.
* De verzekering van de bestuurder betaalt voor lichamelijke schade aan zwakke weggebruikers, ongeacht fout van de bestuurder.
* **Voorwaarden:** Zwakke weggebruiker, lichamelijke schade, geen onverschoonbare fout van de zwakke weggebruiker (indien ouder dan 14 jaar).
* **Uitzondering:** Indien de zwakke weggebruiker het ongeval opzettelijk heeft veroorzaakt en de gevolgen heeft gewild (en ouder is dan 14 jaar).
---
# Bewijslast, bewijsstandaard en bewijsmiddelen
Dit onderdeel gaat over de vereisten waaraan voldaan moet worden om rechtshandelingen en feiten te bewijzen, de toelaatbaarheid van bewijsmiddelen en een uiteenzetting van de verschillende bewijsmiddelen.
### 4.1 Bewijslast
De bewijslast rust op degene die een rechtshandeling of een feit wil bewijzen ter ondersteuning van zijn bewering. Algemeen bekende feiten hoeven niet bewezen te worden. In het algemeen geldt dat wie beweert dat een verbintenis bestaat, dit ook moet kunnen bewijzen. Iemand die betaling of het tenietgaan van een verbintenis inroept, moet hiervan bewijs leveren. Absolute zekerheid van bewijs is echter niet steeds vereist.
### 4.2 Bewijsstandaard
Er is geen vereiste van absolute zekerheid bij het bewijzen van feiten of rechtshandelingen.
### 4.3 Toelaatbaarheid van bewijsmiddelen
Bij het bewijzen van een rechtshandeling gelden specifieke regels. Voor rechtshandelingen met een bedrag van € 3500 of meer, is een bewijs met een ondertekend geschrift vereist, tenzij er sprake is van een eenzijdige handeling of een materiële of morele ongelijkheid tussen partijen. Voor bedragen onder de € 3500 mogen alle wettelijke middelen van recht gebruikt worden.
Voor het bewijzen van feiten is de bewijsvoering soepeler en mogen alle mogelijke bewijsmiddelen worden aangewend, behalve wanneer het specifieke wettelijke bewijsregels voorschrijven. Bij geschillen tussen ondernemingen geldt vaak een nog soepeler regime, waarbij alle bewijsmiddelen zijn toegestaan zonder de noodzaak van een geschrift.
### 4.4 De verschillende bewijsmiddelen
#### 4.4.1 Schriftelijk bewijs
Schriftelijk bewijs kan worden onderverdeeld in authentieke akten en onderhandse akten.
* **Authentieke akte:**
* Opgemaakt door een openbaar ambtenaar.
* Heeft bijzondere bewijskracht, wat betekent dat de inhoud als waar wordt aangenomen, tenzij er bewijs van schriftvervalsing geleverd kan worden.
* Heeft uitvoerbare kracht, waardoor de akte direct ten uitvoer kan worden gelegd zonder eerst naar de rechtbank te hoeven.
* **Onderhandse akte:**
* Door de partijen zelf opgesteld.
* De inhoud wordt toe-eigenend door middel van een handtekening.
* Heeft geen uitvoerbare kracht.
* Er moet gespecificeerd worden hoeveel exemplaren zijn opgemaakt.
* Het bedrag moet in geschreven letters worden vermeld.
* E-mails en elektronische handtekeningen kunnen ook als schriftelijk bewijs gelden.
Een geschrift wordt gedefinieerd als een geheel van alfabetische of verstaanbare tekens aangebracht op een drager die toegang tot de informatie voor een bepaalde periode biedt, met behoud van integriteit, ongeacht de drager en transmissiemethoden. Een handtekening is een teken (elektronisch of anderszins) waarmee een persoon zich identificeert en zijn wilsuiting kenbaar maakt.
Een elektronische handtekening kan een gewone of een gekwalificeerde elektronische handtekening zijn (met behulp van bijvoorbeeld een e-ID).
Bij het bewijzen van een eenzijdige verbintenis is een handtekening van degene die zich verbindt vereist, met de vermelding van de som die door hemzelf geschreven is. Hiervan kan contractueel niet worden afgeweken.
#### 4.4.2 Getuigenbewijs
Getuigenbewijs is toegestaan wanneer alle wettelijke bewijsregels zijn gevolgd. De rechtbank beoordeelt de waarde van het getuigenbewijs. Een getuigenis kan, in combinatie met andere bewijsmiddelen, de rechter helpen de waarheid van een zaak te bepalen.
#### 4.4.3 Vermoedens
V পার্থক্যen tussen wettelijke en feitelijke vermoedens:
* **Wettelijk vermoeden:**
* Vermoedens die in de wet zijn vastgelegd.
* Kunnen weerlegbaar of niet-weerlegbaar zijn.
* Een weerlegbaar vermoeden kan worden weerlegd door het leveren van tegenbewijs.
* Een niet-weerlegbaar vermoeden kan niet worden tegengesproken (bv. de aansprakelijkheid van een werkgever voor schade toegebracht door een werknemer tijdens diens job).
* **Feitelijk vermoeden:**
* Vrij feiten die de rechter kan gebruiken om een conclusie te trekken.
* De rechter kent hier bewijswaarde aan toe, mits de vermoedens berusten op één of meer ernstige en precieze aanwijzingen en overeenstemmend zijn.
#### 4.4.4 Bewijs door bekentenis
Een bekentenis is een verklaring die nadelig is voor degene die haar aflegt. Men is hier voorzichtig mee vanwege mogelijke druk of dwang.
* **Gerechtelijke bekentenis:** Afgelegd in een rechtsgeding met betrekking tot het punt dat bekend wordt.
* **Buitengerechtelijke bekentenis:** Afgelegd buiten het geding, bijvoorbeeld in een gesprek of brief. Deze heeft dezelfde bewijswaarde als een gerechtelijke bekentenis.
Een bekentenis kan uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn.
#### 4.4.5 Eed
Een eed is een plechtige verklaring die een partij voor de rechter aflegt om de waarheid te spreken.
* **Gedingsbeslissende eed:** Opgedragen door de ene partij aan de andere, en kan enkel betrekking hebben op feiten waarbij de oproepende partij persoonlijk betrokken is. Weigering om de eed af te leggen, leidt tot het in het ongelijk gesteld worden wat betreft de bewering.
* **Ambtshalve opgelegde eed:** Opgelegd door de rechter aan een partij. Deze kan na aflegging niet meer worden teruggewezen.
---
# Verbintenissenrecht: totstandkoming, geldigheid en gevolgen
Dit uitgebreide deel behandelt de definitie van verbintenissen, de bronnen ervan, de totstandkoming en geldigheid van contracten, wilsgebreken, en de gevolgen van contractuele niet-nakoming, inclusief aansprakelijkheid voor eigen en andermans daden, dieren, zaken en producten, alsook specifieke regelingen voor verkeersslachtoffers.
## 5.1 Verbintenissen: definitie en bronnen
### 5.1.1 Definitie van een verbintenis
Een verbintenis is een rechtsband op grond waarvan een schuldeiser van een schuldenaar, indien nodig in rechte, de uitvoering van een prestatie mag eisen. De schuldenaar is degene op wie de verbintenis rust, en verbindt zich ertoe iets te geven, iets te doen of iets niet te doen. De schuldeiser is degene die een prestatie kan vorderen van de schuldenaar.
### 5.1.2 Natuurlijke verbintenis
Een natuurlijke verbintenis is een verbintenis die niet afdwingbaar is, maar waarvan erkenning wel een verbintenis doet ontstaan. Indien een natuurlijke verbintenis (bijvoorbeeld een verjaarde schuld) toch wordt nagekomen, kan het betaalde bedrag niet meer worden teruggevorderd.
### 5.1.3 Bronnen van verbintenissen
Verbintenissen kunnen voortvloeien uit:
* **Rechtshandelingen:** Dit zijn handelingen die gericht zijn op het creëren van rechtsgevolgen.
* **Contracten:** Een overeenkomst tussen twee of meer partijen om rechtsgevolgen te doen ontstaan.
* **Oneigenlijke contracten:** Situaties die wettelijk gelijkgesteld worden met contracten (niet verder uitgewerkt in dit document).
* **Buitencontractuele aansprakelijkheid:** Schade die wordt veroorzaakt buiten een contractuele relatie.
* **De wet:** Rechtstreeks door de wet opgelegde verplichtingen.
### 5.1.4 Aanvullend recht
De regels met betrekking tot contracten zijn in principe aanvullend recht, wat betekent dat partijen ervan kunnen afwijken in hun overeenkomst. Uitzonderingen hierop zijn wettelijke bepalingen van openbare orde of dwingend recht, die de maatschappelijke orde beschermen.
## 5.2 Contracten: totstandkoming en geldigheid
### 5.2.1 Totstandkoming van een contract
De totstandkoming van een contract verloopt in de precontractuele fase, die begint met een **aanbod**. Dit is een voorstel tot contracteren dat alle essentiële en substantiële bestanddelen van het beoogde contract omvat.
Zodra een **aanbod** correct wordt **aanvaard**, is er sprake van een overeenkomst. Vanaf dat moment is er geen herroeping meer mogelijk, aangezien een geldig aangegane verbintenis de partijen tot wet strekt.
### 5.2.2 Geldigheid van een contract
Voor de geldigheid van een contract zijn de volgende voorwaarden essentieel:
* **Vrije en bewuste toestemming van elke partij:** Er moet wilsovereenstemming zijn over de essentiële elementen.
* **Bekwaamheid van elke partij om contracten aan te gaan:** Partijen moeten handelingsbekwaam zijn (vanaf 18 jaar, met uitzonderingen voor dagdagelijkse handelingen).
* **Bepaalbaar en geoorloofd voorwerp:** Het voorwerp van de verbintenis mag niet strijdig zijn met de openbare orde en goede zeden.
* **Geoorloofde oorzaak:** De determinerende beweegredenen die elke partij ertoe hebben bewogen het contract te sluiten, mogen niet strijdig zijn met de openbare orde en goede zeden.
### 5.2.3 Toestemming en wilsgebreken
Indien de toestemming gebrekkig is, kan het contract nietig worden verklaard. De belangrijkste wilsgebreken zijn:
* **Dwaling:** Een verkeerde voorstelling van de feiten, die verschoonbaar moet zijn. Dit betekent dat een normaal zorgvuldig persoon in dezelfde omstandigheden ook zou hebben gedwaald.
* **Bedrog:** Bewust iets niet zeggen of doen om een andere persoon te doen dwalen. Verschoonbaarheid is hier geen vereiste.
* **Geweld:** Dwang met fysiek geweld om een overeenkomst te sluiten. Het geweld moet een redelijke indruk maken op een normaal persoon.
* **Misbruik van omstandigheden:** Misbruik maken van de behoefte, lusten of zwakheden van een ander om die een overeenkomst te laten tekenen, vaak in een relatie tussen een sterke en een zwakke partij.
### 5.2.4 Soorten contracten
Contracten kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld:
* **Consensuele, vormelijke en zakelijke contracten:**
* **Consensueel:** Komt tot stand door loutere wilsovereenstemming, zonder vormvereisten.
* **Vormelijk:** De geldigheid is afhankelijk van een vormvereiste (bv. een akte bij de notaris).
* **Zakelijk:** De totstandkoming vereist de overhandiging van een voorwerp.
* **Wederkerige en eenzijdige contracten:**
* **Wederkerig:** Beide partijen moeten een prestatie leveren.
* **Eenzijdig:** Slechts één partij moet een prestatie leveren (bv. schenking).
* **Contracten zonder bezwarende of kosteloze titel:**
* **Kosteloos:** Eén partij heeft geen tegenprestatie (bv. bewaargeving zonder betaling).
* **Ten economische titel/onder bezwarende titel:** Beide partijen moeten iets geven, met een wederzijds voordeel.
* **Resultaatsverbintenis en inspannings- of middelenverbintenis:**
* **Resultaatsverbintenis:** Verplichting tot het bereiken van een bepaald resultaat. Niet-nakoming leidt tot een vermoeden van fout.
* **Middelenverbintenis:** Verplichting om zich in te spannen om een zo goed mogelijk resultaat te bekomen. Men moet bewijzen dat men zijn best niet heeft gedaan.
### 5.2.5 Interpretatie van de overeenkomst
Bij twijfel over de interpretatie van een overeenkomst, kijkt men naar de **bedoeling van de partijen**. Er zijn specifieke interpretatieregels, zoals:
* **Toetredingscontracten** worden uitgelegd ten nadele van de opsteller.
* **Bevrijdingsbedingen** worden uitgelegd ten nadele van de schuldenaar.
* Bij consumentencontracten (B2C) prevaleert in principe de voor de consument gunstige interpretatie.
## 5.3 Gevolgen van de overeenkomst
### 5.3.1 Bindende kracht
Een geldig aangegane overeenkomst is bindend tussen partijen. De overeenkomst moet worden uitgevoerd, niet louter volgens de letterlijke tekst, maar ook volgens de geest van de overeenkomst en met **goede trouw**.
### 5.3.2 Wijzigende omstandigheden
Indien de omstandigheden significant wijzigen na het sluiten van de overeenkomst en er een wanverhouding ontstaat tussen de rechten en verplichtingen, kan er onder strikte voorwaarden een mogelijkheid zijn tot heronderhandeling of beëindiging. Indien onderhandelingen falen, kan de rechter dit bepalen.
### 5.3.3 Duur van het contract
Contracten kunnen voor **bepaalde** of **onbepaalde duur** zijn. Een contract voor onbepaalde duur kan op elk moment door één van de partijen worden opgezegd.
## 5.4 Niet-nakoming van contractuele verbintenissen en gevolgen
### 5.4.1 Mogelijkheden bij niet-nakoming
Indien een verbintenis niet wordt nagekomen, zijn er verschillende mogelijkheden voor de schuldeiser:
* **Uitvoering in natura:** Vordering tot nakoming van de oorspronkelijke prestatie.
* **Herstel van schade (schadevergoeding):** Vordering tot vergoeding van de geleden schade. De schuldeiser heeft een schadebeperkingsplicht.
* **Ontbinding van het contract:** Beëindiging van de overeenkomst. Dit vereist doorgaans een beslissing van de rechter, tenzij er een ontbindend beding is opgenomen. De sanctie geldt enkel bij ernstige contractuele wanprestatie.
* **Prijsvermindering:** Vordering tot vermindering van de overeengekomen prijs.
* **Opschorting van eigen verbintenis (Exceptie van niet-uitvoering - ENAC):** De schuldeiser kan zijn eigen prestatie opschorten als de wederpartij niet presteert.
### 5.4.2 Overmacht
Niet-nakoming als gevolg van **overmacht** (een onvoorzienbare en onvermijd-bare gebeurtenis) is niet toerekenbaar aan de schuldenaar. In dat geval kan de schuldeiser geen uitvoering in natura of schadevergoeding eisen.
### 5.4.3 Ingebrekenstelling
Bij contractuele wanprestatie moet de schuldeiser de schuldenaar in **gebreke stellen**, tenzij dit zinloos is. Dit is een formele waarschuwing om de verbintenis alsnog na te komen.
### 5.4.4 Gevolgen tegenover derden
In principe heeft een contract geen gevolgen voor derden (**relativiteit van contracten**). Er zijn echter uitzonderingen:
* **Sterkmaking:** Een partij belooft dat een derde een prestatie zal leveren.
* **Derdenbeding:** Een contract waarbij een derde rechten verkrijgt uit de overeenkomst.
* **Rechtstreekse vordering:** Een wettelijke uitzondering die een derde toelaat om rechtstreeks een vordering in te stellen tegen een contractpartij (bv. onderaannemer tegen opdrachtgever).
## 5.5 Modaliteiten van de verbintenis
### 5.5.1 Verbintenis onder voorwaarde
De verbintenis is afhankelijk van een **toekomstige en onzekere gebeurtenis**:
* **Opschortende voorwaarde:** De verbintenis ontstaat pas als de voorwaarde wordt vervuld (bv. verkrijgen van een lening).
* **Ontbindende voorwaarde:** De verbintenis dooft uit als de voorwaarde wordt vervuld (bv. het contract eindigt als de lening niet wordt verkregen).
### 5.5.2 Verbintenis met tijdbepaling
De uitvoering van de verbintenis hangt af van een **toekomstige en zekere gebeurtenis** (bv. een specifieke datum).
### 5.5.3 Nakoming van de verbintenis
De **betaling** is de uitvoering van de prestatie. Het maakt niet uit wie betaalt, maar wel aan wie wordt betaald. De plaats van betaling is in principe de woonplaats van de schuldenaar, tenzij anders overeengekomen of indien het een zeker voorwerp betreft.
## 5.6 Buitencontractuele aansprakelijkheid
### 5.6.1 Algemene beginselen
Regels inzake buitencontractuele aansprakelijkheid zijn aanvullend, tenzij de bescherming van fysieke of psychologische integriteit of opzettelijke fouten worden aangetast. Rechtspersonen kunnen ook buitencontractueel aansprakelijk zijn.
### 5.6.2 Aansprakelijkheid voor eigen daad
Iedereen is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn **fout**. Vereist is:
1. **Een fout:** Schending van een wettelijke norm of de zorgvuldigheidsnorm (wat een normaal zorgvuldig persoon niet zou doen).
2. **Schade:** Zeker en vaststaand, vermogens- of extra-patrimoniaal.
3. **Causaal verband:** Een direct verband tussen de fout en de schade.
**Uitzonderingen op aansprakelijkheid voor eigen daad:**
* Overmacht
* Wettige verdediging
* Toestemming van de benadeelde
**Kinderen en geestelijk gestoorden:**
* Kinderen jonger dan 12 jaar zijn niet aansprakelijk.
* Kinderen vanaf 12 jaar en geestelijk gestoorden zijn aansprakelijk, maar de schadevergoeding kan beperkt worden.
### 5.6.3 Aansprakelijkheid voor andermans daad (kwalitatieve aansprakelijkheid)
Men kan aansprakelijk zijn voor de daden van anderen:
* **Ouders voor hun minderjarige kinderen:** Tenzij de ouders kunnen bewijzen dat zij geen fout hebben gemaakt in hun toezicht.
* **Personen belast met toezicht:** Aansprakelijk voor schade veroorzaakt door personen onder hun toezicht, tenzij bewezen kan worden dat zij geen fout hebben gemaakt in het toezicht.
* **Aansteller (werkgever) voor werknemer:** Aansprakelijk voor fouten van de werknemer, indien deze zijn begaan tijdens en naar aanleiding van de functie. De aansteller kan zich niet onttrekken, tenzij er sprake is van opzet, zware fout of herhaaldelijke lichte fout van de werknemer, waarna de aansteller regres kan uitoefenen.
### 5.6.4 Aansprakelijkheid voor dieren en zaken
* **Dieren:** De eigenaar of bewaker van een dier is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door het dier, tenzij men kan aantonen dat men op het moment van de feiten niet de bewaker was.
* **Zaken:** De houder van een zaak is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een **gebrek** van die zaak. Dit is een foutloze aansprakelijkheid. Een gebrek is een kenmerk waardoor niet-normale veiligheid niet kan gegarandeerd worden.
### 5.6.5 Schade
* **Patrimoniale schade:** Vermogensschade (kosten voor herstel, gederfde inkomsten). Gemakkelijker te begroten.
* **Extra-patrimoniale schade:** Immateriële schade (pijn, littekens, psychische schade). Moeilijker te begroten, gebeurt op basis van redelijkheid en billijkheid.
Kosten die nodig zijn om dreigende schade te voorkomen of te verergering te beperken, kunnen verhaald worden. De benadeelde heeft een **schadebeperkingsplicht**.
### 5.6.6 Gevolgen van de aansprakelijkheid
* **Integrale schadevergoeding:** Alle schade en niets dan de schade wordt vergoed, in natura of bij equivalent. De benadeelde mag vrij beschikken over de vergoeding.
* **Bevel of verbod:** De rechter kan een bevel of verbod opleggen om schade te voorkomen of wettelijke bepalingen na te leven.
## 5.7 Productaansprakelijkheid
De regels inzake productaansprakelijkheid beschermen consumenten bij het gebruik van onveilige producten. Een product is gebrekkig als het niet de verwachte veiligheid biedt. Aansprakelijk zijn de leverancier (producent) of de verkoper.
## 5.8 Bijzondere regeling voor verkeersslachtoffers
Het doel is de bescherming van zwakke weggebruikers (voetgangers, fietsers etc.). De verzekering van de bestuurder van een motorvoertuig moet de schade aan de zwakke weggebruiker vergoeden, ook zonder fout van de bestuurder.
**Voorwaarden:**
* Het slachtoffer is een zwakke weggebruiker.
* Het betreft enkel lichamelijke schade.
* Geen onverschoonbare fout van de zwakke weggebruiker (indien ouder dan 14 jaar).
De **Wet Aansprakelijkheid Motorrijtuigen (WAN)** regelt dit. Een uitzondering geldt als de zwakke weggebruiker het ongeval opzettelijk heeft gewild en de gevolgen ervan.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Recht | Een omvattend geheel van gedragsregels en normen die het maatschappelijke leven vormgeven, opgelegd door de overheid en afdwingbaar zijn. |
| Privaatrecht | Het deel van het recht dat de verhoudingen tussen burgers onderling regelt, waaronder burgerlijk recht, gerechtelijk privaatrecht en internationaal privaatrecht vallen. |
| Burgerlijk recht | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met familiale verhoudingen binnen het privaatrecht. |
| Publiekrecht | Het rechtsgebied dat zich richt op algemene belangen, de inrichting en werking van overheidsorganen en de verhoudingen tussen overheid en burgers. |
| Objectief recht | Het geheel van normen dat menselijke activiteiten, onderlinge verhoudingen tussen mensen en verhoudingen tussen gemeenschappen regelt; de regels op zich. |
| Subjectief recht | Aanspraken die een persoon kan laten gelden tegenover een ander; het effectief bezit dat ingeroepen kan worden en niet per se in de wet is vastgelegd. |
| Materieel recht | De rechtsregels die rechten toekennen en plichten opleggen aan personen. |
| Formeel recht | De regels die bepalen hoe de naleving van het materiële recht verzekerd kan worden, bijvoorbeeld door procedures. |
| Wetgeving | Verwijst naar alle vormen van wetgeving, inclusief internationale verdragen, Europese richtlijnen en verordeningen, de grondwet, wetten, decreten en besluiten. |
| Richtlijn (EU) | Een Europese regelgevingsinstrument dat door nationale overheden moet worden overgenomen en verwerkt in hun eigen wetgeving. |
| Verordening (EU) | Een algemene en volledige reglementering die rechtstreeks toepasbaar is in alle lidstaten van de Europese Unie. |
| Grondwet | De fundamentele wet van een staat die de inrichting van de staatsmachten regelt en de fundamentele rechten en vrijheden van de inwoners waarborgt. |
| Wet | Een akte die gestemd is in het federale parlement in België, die de regels bevat die nageleefd moeten worden. |
| Decreet | Een wet die op niveau van de gemeenschappen en gewesten gestemd wordt en van kracht is op hun respectieve grondgebieden. |
| Koninklijk Besluit (KB) | Besluiten die door de koning (in de praktijk de ministers) worden genomen, gebaseerd op een wettelijke basis en die de wet niet mogen schorsen of vrijstellen. |
| Rechtspraak | De uitspraken van de rechtbanken en hoven die dienen ter inspiratie en interpretatie van het recht, hoewel deze niet bindend zijn in de zin van wetgeving. |
| Rechtsleer | De wetenschappelijke analyse en commentaren van juristen over het recht, gepubliceerd in boeken, tijdschriften en juridische kranten, die als inspiratiebronnen dienen. |
| Gewoonte | Een niet op papier gezet recht dat toch bindend is, gebaseerd op algemeen geldende, openbare en herhaalde gedragingen met de subjectieve overtuiging dat het een rechtsregel betreft. |
| Democratische staat | Een staatsvorm waarbij burgers inspraak hebben door het kiezen van vertegenwoordigers die zetelen in het parlement. |
| Scheiding van machten | Het principe dat de staatsmacht verdeeld is over de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht om machtsconcentratie te voorkomen. |
| Rechtstaat | Een staat waarin de macht geregeld en beperkt wordt door de wet, en waarin de overheid zich eveneens aan de regels moet houden. |
| Federale staat | Een staatsvorm waarbij de macht is verdeeld tussen een federale overheid en deelstaten (gemeenschappen en gewesten) met eigen bevoegdheden. |
| Wetgevende macht | De macht die wetten creëert, bestaande uit de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat en de Koning op federaal niveau. |
| Uitvoerende macht | De macht die de wetten uitvoert, bestaande uit de regering op federaal niveau. |
| Rechterlijke macht | De macht die rechtspreekt, bestaande uit de rechtbanken en hoven. |
| Hof van Cassatie | Het hoogste rechtscollege dat oordeelt over procedurele en interpretatiefouten van lagere rechtbanken, zonder het feitenkwestie zelf te beoordelen. |
| Hof van Assisen | Een rechtbank op provinciaal niveau waar een jury beslist over de schuldvraag bij misdaden; er kan geen beroep tegen worden aangetekend. |
| Hof van Beroep | Een rechtbank waar men in beroep kan gaan tegen uitspraken van de rechtbank van eerste aanleg, met verschillende kamers zoals burgerlijke, correctionele en jeugd/familie. |
| Arbeidshof | Een rechtbank die zich bezighoudt met beroepen in sociale zaken. |
| Arbeidsrechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor geschillen op sociaal gebied. |
| Ondernemingsrechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor zaken in verband met ondernemingen en beroepen van de vrederechter in handelszaken. |
| Rechtbank van eerste aanleg | Een rechtbank die bevoegd is voor burgerlijke, correctionele en familie/jeugdzaken, afhankelijk van de aard en waarde van de zaak. |
| Politierechtbank | Een rechtbank op arrondissementniveau die zich voornamelijk bezighoudt met verkeerszaken en overtredingen. |
| Vredegerecht | Een rechtbank op kantonniveau die bevoegd is voor burgerlijke zaken met een beperkte waarde en exclusieve bevoegdheden. |
| Bewijslast | De verplichting om een rechtshandeling of feit te bewijzen ter ondersteuning van een bewering. |
| Bewijsstandaard | Het vereiste niveau van zekerheid dat nodig is om een bewering als bewezen te beschouwen. |
| Toelaatbaarheid van bewijsmiddelen | De regels die bepalen welke soorten bewijs in een juridische procedure aanvaard kunnen worden. |
| Schriftelijk bewijs | Bewijs dat wordt geleverd door middel van geschriften, zoals authentieke akten of onderhandse akten. |
| Authentieke akte | Een akte opgemaakt door een openbaar ambtenaar, met bijzondere bewijskracht en uitvoerbare kracht. |
| Onderhandse akte | Een akte die door partijen zelf wordt opgesteld en wiens inhoud wordt toegeëigend door handtekening; heeft geen uitvoerbare kracht. |
| E-mail en elektronische handtekening | Communicatiemiddelen en identificatietekens die, mits aan bepaalde voorwaarden voldaan, als bewijs kunnen dienen. |
| Getuigenbewijs | Bewijs geleverd door getuigenverklaringen, waarvan de waarde door de rechtbank wordt beoordeeld. |
| Vermoeden | Een gevolgtrekking die de wet of de rechter maakt op basis van bepaalde feiten. |
| Wettelijk vermoeden | Een vermoeden dat in de wet is vastgelegd en kan weerlegbaar of niet-weerlegbaar zijn. |
| Feitelijk vermoeden | Een gevolgtrekking die de rechter maakt op basis van feiten die hij als ernstig en precies beschouwt. |
| Bekentenis | Een verklaring die nadelig is voor de persoon die de verklaring aflegt; kan gerechtelijk of buitengerechtelijk zijn. |
| Eed | Een plechtige verklaring die door een partij voor de rechter wordt afgelegd, of ambtshalve door de rechter wordt opgelegd. |
| Verbintenis | Een rechtsband op grond waarvan een schuldeiser van een schuldenaar de uitvoering van een prestatie mag eisen. |
| Schuldenaar | Degene op wie de verbintenis rust en die zich ertoe verbindt iets te geven, te doen of niet te doen. |
| Schuldeiser | Degene die een prestatie kan vorderen van de schuldenaar. |
| Natuurlijke verbintenis | Een verbintenis die niet juridisch afdwingbaar is, maar waarvan erkenning wel een verbintenis doet ontstaan. |
| Aanvullend recht | Rechtsregels waarvan partijen contractueel mogen afwijken, tenzij het openbare orde of dwingend recht betreft. |
| Contract | Een akkoord tussen twee of meer partijen om rechtsgevolgen tot stand te brengen. |
| Consensueel contract | Een contract dat tot stand komt door loutere wilsovereenstemming, zonder specifieke vormvereisten. |
| Vormelijk contract | Een contract dat voor zijn geldigheid een specifiek vormvereiste kent. |
| Zakelijk contract | Een contract dat pas tot stand komt bij de overhandiging van een voorwerp door de ene partij aan de andere. |
| Wederkerig contract | Een contract waarbij beide partijen verplichtingen aangaan. |
| Eenzijdig contract | Een contract waarbij slechts één partij een verplichting aangaat. |
| Contract ten kosteloze titel | Een contract waarbij een partij geen tegenprestatie ontvangt (bv. schenking). |
| Contract ten economische titel | Een contract waarbij beide partijen een economisch voordeel nastreven. |
| Contract onder bezwarende titel | Een contract waarbij elke partij een voordeel verkrijgt en iets moet geven. |
| Resultaatsverbintenis | Een verbintenis aangegaan met het doel een specifiek resultaat te bereiken. |
| Middelenverbintenis | Een verbintenis waarbij men zich ertoe verbindt zijn best te doen om een zo goed mogelijk resultaat te bereiken. |
| Onderhandelingen (precontractuele fase) | Alle activiteiten die plaatsvinden vóór de totstandkoming van een contract, ter voorbereiding ervan. |
| Aanbod | Een voorstel tot contracteren dat alle essentiële bestanddelen van het beoogde contract omvat. |
| Aanvaarding | De instemming met een aanbod, wat leidt tot de totstandkoming van een overeenkomst. |
| Geldigheid van een contract | De voorwaarden waaraan een contract moet voldoen om juridisch geldig te zijn (toestemming, bekwaamheid, voorwerp, oorzaak). |
| Toestemming | De vrije en bewuste instemming van alle partijen met de essentiële elementen van het contract. |
| Wilsgebreken | Gebreken in de toestemming die een contract ongeldig kunnen maken, zoals dwaling, bedrog, geweld en misbruik van omstandigheden. |
| Dwaling | Een verkeerde voorstelling van de feiten waardoor een partij het contract niet zou hebben gesloten of tegen andere voorwaarden. |
| Bedrog | Het bewust achterhouden van informatie of het doen van valse verklaringen om een partij tot contracteren te bewegen. |
| Geweld | Dwang, met fysieke of morele middelen, om een partij tot contracteren te dwingen. |
| Misbruik van omstandigheden | Het exploiteren van de behoefte, lusten of zwakheden van een ander om hem een contract te laten tekenen. |
| Handelingsbekwaamheid | De juridische bekwaamheid om zelfstandig rechtshandelingen te stellen, zoals het aangaan van contracten. |
| Voorwerp (van een contract) | Het object of de prestatie waarop het contract betrekking heeft; moet bepaald en geoorloofd zijn. |
| Oorzaak (van een contract) | De determinerende beweegredenen die een partij ertoe hebben bewogen het contract te sluiten. |
| Nietigheid | De ongeldigheid van een contract, waardoor het geacht wordt nooit te hebben bestaan. |
| Interpretatie van de overeenkomst | Het vaststellen van de betekenis en strekking van een contract, met oog voor de bedoeling van de partijen. |
| Bindende kracht | De juridische kracht van een overeenkomst, die partijen verplicht deze na te komen, ook bij gewijzigde omstandigheden. |
| Goede trouw | Het principe dat partijen bij de uitvoering van een overeenkomst zich eerlijk en loyaal dienen te gedragen. |
| Wijzigende omstandigheden | Omstandigheden die na het sluiten van een overeenkomst wijzigen en die, onder strikte voorwaarden, een heronderhandeling of beëindiging kunnen rechtvaardigen. |
| Duur van het contract | De periode waarvoor een contract geldig is, bepaald of onbepaald. |
| Niet-nakoming van contractuele verbintenissen | Het niet uitvoeren van de verplichtingen die voortvloeien uit een contract. |
| Uitvoering in natura | De nakoming van de oorspronkelijke verbintenis zoals afgesproken in het contract. |
| Schadevergoeding | Een financiële compensatie voor geleden schade. |
| Ontbinding van contract | Het beëindigen van een contract als gevolg van ernstige contractuele wanprestatie. |
| Prijsvermindering | Het verminderen van de overeengekomen prijs als sanctie voor niet-nakoming. |
| Exceptie van niet uitvoering (ENAC) | Het recht om de eigen verbintenis op te schorten zolang de andere partij haar verbintenis niet nakomt. |
| Gevolgen tegenover derden | De rechtsgevolgen van een contract die buiten de contracterende partijen vallen. |
| Sterkmaking | Een belofte aan de tegenpartij dat een derde een bepaalde prestatie zal leveren. |
| Derdenbeding | Een clausule in een contract waarbij een derde rechten verkrijgt uit dat contract. |
| Rechtstreekse vordering | Een wettelijke uitzondering die een derde toelaat zijn vordering rechtstreeks in te stellen tegen een partij van een contract, ondanks dat hij geen contractpartij is. |
| Modaliteit van de verbintenis | Bijkomende voorwaarden die de verbintenis wijzigen, zoals een voorwaarde of tijdsbepaling. |
| Verbintenis onder voorwaarde | Een verbintenis waarvan het ontstaan of tenietgaan afhankelijk is van een toekomstige en onzekere gebeurtenis. |
| Opschortende voorwaarde | Een voorwaarde die het ontstaan van een verbintenis uitstelt tot de gebeurtenis zich voordoet. |
| Ontbindende voorwaarde | Een voorwaarde die het tenietgaan van een verbintenis veroorzaakt zodra de gebeurtenis zich voordoet. |
| Verbintenis met tijdbepaling | Een verbintenis waarvan de uitvoering afhankelijk is van een toekomstige en zekere gebeurtenis. |
| Nakoming van de verbintenis (betaling) | De uitvoering van de overeengekomen prestatie, niet beperkt tot geld. |
| Inbrekengestelling | Een formele waarschuwing aan de schuldenaar om de verbintenis na te komen, alvorens gerechtelijke stappen te ondernemen. |
| Buitencontractuele aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die ontstaat buiten een contractuele relatie, door een fout die schade veroorzaakt. |
| Aansprakelijkheid voor eigen daad | Iedereen is aansprakelijk voor schade die hij door zijn eigen fout aan een ander veroorzaakt. |
| Fout | Een schending van een wettelijke norm of zorgvuldigheidsnorm die schade veroorzaakt. |
| Schade | Een benadeling van een persoon, materieel of immaterieel. |
| Oorzakelijk (causaal) verband | Het verband tussen een fout en de geleden schade, waarbij de schade niet zou zijn opgetreden zonder de fout. |
| Overmacht | Een onoverkomelijke gebeurtenis die de nakoming van een verbintenis verhindert. |
| Wettelijke verdediging | Het recht om geweld te gebruiken ter verdediging tegen een aanval. |
| Toestemming van de benadeelde | Het geven van toestemming door het slachtoffer om een fout te begaan. |
| Aansprakelijkheid voor andermans daad | Aansprakelijkheid die ontstaat voor de fouten van anderen waarvoor men verantwoordelijk is (bv. ouders voor kinderen). |
| Kwalitatieve aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die voortvloeit uit een bepaalde hoedanigheid (bv. eigenaar van een dier). |
| Aansprakelijkheid van de aansteller (werkgever) | De werkgever is aansprakelijk voor de fouten van zijn werknemers begaan tijdens en naar aanleiding van hun functie. |
| Onweerlegbare aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die niet kan worden weerlegd door de aansprakelijke partij. |
| Aansprakelijkheid voor dieren en zaken | Aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren of gebreken aan zaken. |
| Gebrek (van een zaak) | Een kenmerk waardoor een zaak niet de normale veiligheid garandeert. |
| Solidum aansprakelijkheid | Meerdere partijen zijn aansprakelijk voor dezelfde schade en het slachtoffer kan kiezen wie hij aanspreekt voor het geheel. |
| Regres | Het recht van een partij die de volledige schade heeft betaald, om het deel van de andere aansprakelijke partijen terug te vorderen. |
| Patrimoniale schade | Materiële schade die de vermogenspositie aantast (bv. kosten van herstel, verlies van inkomsten). |
| Extrapatrimoniale schade | Immateriële schade, zoals psychisch leed, pijn of verlies van levenskwaliteit. |
| Integrale schadevergoeding | Een vergoeding die de volledige geleden schade dekt. |
| Bevel of verbod | Een rechterlijke uitspraak die een partij verplicht iets te doen of na te laten om schade te voorkomen. |
| Productaansprakelijkheid | Aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door een gebrekkig product. |
| Gebrekkig product | Een product dat niet de veiligheid biedt die men redelijkerwijs mag verwachten. |
| Zwakke weggebruiker | Een niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemer (bv. voetganger, fietser) die bijzondere bescherming geniet. |
| WAN-wet (Wet Aansprakelijkheid Motorrijtuigen) | Wetgeving die de aansprakelijkheid bij ongevallen met motorrijtuigen regelt, met specifieke bescherming voor zwakke weggebruikers. |