Cover
Empieza ahora gratis BURGERLIJK RECHT- smv.docx
Summary
# Inleiding tot het recht en de indeling ervan
**Inleiding tot het recht en de indeling ervan**
Deze samenvatting biedt een overzicht van de definitie en kenmerken van recht, evenals de klassieke indeling in publiek- en privaatrecht en andere relevante indelingen.
## 1. Wat is recht?
Recht kan niet met één definitie worden omvat, maar wel kunnen er een aantal kernelementen worden onderscheiden:
* **Gedragsregels en normen:** Het recht omvat een geheel van regels en normen die het maatschappelijke leven trachten te ordenen. Deze regels kunnen divers zijn en verschillende vormen aannemen.
* **Doel van ordening:** De primaire bedoeling van het recht is het ordenen van de gemeenschap en samenleving.
* **Oplegging door de overheid:** De gedragsregels en normen worden opgelegd door de overheid, die via specifieke beslissingskanalen rechtsregels uitvaardigt op verschillende niveaus.
* **Afdwingbaarheid:** Het uitvaardigen van regels is niet voldoende; ze moeten ook afdwingbaar zijn. Hiervoor is een gerechtelijk apparaat met rechtbanken noodzakelijk. Fatsoensregels, die niet afdwingbaar zijn, behoren niet tot het recht.
## 2. Indeling van het recht
De meest klassieke indeling van het recht is die tussen publiek- en privaatrecht.
### 2.1 Privaatrecht en publiekrecht
#### 2.1.1 Privaatrecht
Regelt de verhoudingen tussen burgers onderling. Het omvat onder meer:
* **Burgerlijk recht:** Behandelt regels met betrekking tot familiale verhoudingen, contacten tussen burgers en rechten met betrekking tot goederen.
* **Gerechtelijk privaatrecht:** Bepaalt de organisatie van het gerechtelijk apparaat en de wijze van procedurevoering voor de rechtbank.
* **Internationaal privaatrecht:** Geeft aan welke rechter bevoegd is en welke rechtsregels toegepast moeten worden bij grensoverschrijdende juridische problemen.
#### 2.1.2 Publiekrecht
Regelt de algemene belangen en heeft betrekking op de inrichting, werking en onderlinge verhouding van overheidsorganen, alsook de verhouding tussen de overheid en burgers. Het omvat:
* **Staatsrecht:** Bevat de regels die betrekking hebben op de inrichting en werking van de staat en de onderlinge verhoudingen tussen de staatsorganen, inclusief de bevoegdheidsverdeling tussen federale overheid en gemeenschappen/gewesten.
* **Administratief recht:** Bevat de regels die nodig zijn voor de werking van overheidsinstanties en de manier waarop burgers zich tot de overheid kunnen richten.
* **Strafrecht:** Definieert strafbare gedragingen en de eraan verbonden sancties.
* **Strafprocesrecht:** Bepaalt hoe misdrijven kunnen worden vastgesteld en opgespoord, en hoe de procedure verloopt om beklaagden te vervolgen.
* **Fiscaal recht:** Regelt de problematiek van belastingen.
Er zijn ook rechtsgebieden zoals ondernemings- en economisch recht, financieel recht, sociaal recht en intellectuele rechten, die soms moeilijker in deze klassieke indeling te plaatsen zijn, net als internationale rechtsregels.
### 2.2 Enkele andere indelingen
Naast de indeling in publiek- en privaatrecht, zijn er nog andere relevante onderscheidingen:
* **Objectief recht versus subjectief recht:**
* **Objectief recht:** Het geheel van rechtsregels die menselijke activiteiten, onderlinge verhoudingen tussen mensen en hun verhouding tot de gemeenschap regelen.
* **Subjectief recht:** Aanspraken die een persoon kan laten gelden tegenover een ander, gebaseerd op het objectief recht.
* **Materieel recht versus formeel recht:**
* **Materieel recht:** Bevat de regels die rechten toekennen en plichten opleggen.
* **Formeel recht (ook wel procesrecht genoemd):** Geeft aan hoe de naleving van het materieel recht verzekerd kan worden.
## 3. Bronnen van het recht
De bronnen van het recht geven aan waar rechtsregels terug te vinden zijn. De belangrijkste bronnen zijn:
### 3.1 Wetgeving in de ruime zin van het woord
Dit omvat een breed scala aan normatieve teksten:
#### 3.1.1 Internationale verdragen en beslissingen van supranationale organisaties
* **Europees Unierecht:** Richtlijnen, verordeningen en besluiten van de Europese Unie zijn bindend voor de lidstaten.
* *Richtlijnen:* Verschaffen regels die lidstaten in hun nationale wetgeving moeten opnemen en verwerken, met als doel harmonisatie.
* *Verordeningen:* Zijn algemene en volledige regelgeving die rechtstreeks toepasselijk is in alle lidstaten.
* *Besluiten:* Hebben specifieke gerichtheid en zijn bindend voor de geadresseerden.
* **Internationale verdragen:** Regelen diverse materies, zoals bevoegdheden van rechtbanken in internationale geschillen, toepasselijk recht en dubbelbelastingverdragen.
#### 3.1.2 Grondwet
Dit is de meest fundamentele wet die de inrichting en werking van de staatsmachten regelt en de fundamentele rechten en vrijheden van burgers waarborgt. Wijziging van de grondwet vereist een bijzondere procedure.
#### 3.1.3 Wet in de strikte zin van het woord
Wet die door de Kamer van volksvertegenwoordigers tot stand komt. Na hervorming van de Senaat is diens rol in het wetgevingsproces sterk beperkt. Een wetwerking krijgt uitwerking na publicatie in het Belgisch Staatsblad.
#### 3.1.4 Decreten
Wetten die op niveau van de gemeenschappen en gewesten worden gestemd (ordonnanties in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Ze hebben dezelfde kracht als federale wetten, maar gelden enkel op hun respectieve grondgebieden, al kunnen decreten van gemeenschappen soms ook grondgebied overstijgen.
#### 3.1.5 Koninklijk besluit (KB)
Besluiten genomen door de Koning die nodig zijn voor de uitvoering van bepaalde wetten, mits er een wettelijke basis voor is en ze de wet zelf niet schorsen.
#### 3.1.6 Besluiten van de gemeenschaps- en gewestregeringen
Deze besluiten zijn gelijkwaardig aan koninklijke besluiten en kunnen worden beschouwd als regionale koninklijke besluiten.
#### 3.1.7 Andere lagere regels
Hieronder vallen onder andere ministeriële besluiten (MB) en besluiten van gemeenschaps- en gewestregeringen. Op provinciaal en gemeentelijk niveau bestaan er ook reglementen.
### 3.2 Rechtspraak
De rechtspraak omvat het geheel van beslissingen van hoven en rechtbanken. Hoewel wetten algemeen geformuleerd zijn, moeten rechters wetten interpreteren en toepassen op concrete gevallen. Rechterlijke uitspraken zijn enkel bindend tussen de partijen in het geding, maar kunnen wel invloed hebben op latere besluitvorming, zeker indien ze door hogere rechtscolleges zijn genomen.
### 3.3 Rechtsleer
De rechtsleer omvat wetenschappelijke publicaties over juridische aangelegenheden, zoals boeken en artikelen in juridische tijdschriften. Het is geen bindende bron, maar inzichten uit de rechtsleer worden vaak gebruikt om juridische oplossingen te vinden.
### 3.4 Gewoonte en billijkheid
* **Gewoonte:** Een gevestigd gebruik dat in de samenleving als bindend wordt beschouwd zonder expliciete wettelijke neerslag. Het vereist zowel algemeen geldende, openbare en herhaalde gedragingen als een subjectieve overtuiging dat het gedrag bindend is. De gewoonte is een minder belangrijke rechtsbron.
* **Billijkheid:** Principe van rechtvaardigheid dat kan worden toegepast waar de wet tekortschiet.
---
* > **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid tussen de verschillende bronnen van recht te kennen, omdat dit bepaalt hoe rechtsregels geïnterpreteerd en toegepast worden.
* > **Tip:** De hiërarchie van de normen is hierbij belangrijk: hogere normen (zoals de Grondwet) primeren op lagere normen.
---
# Bronnen van het recht
De bronnen van het recht omvatten de diverse vindplaatsen waar rechtsregels kunnen worden afgeleid, zoals wetgeving, rechtspraak, rechtsleer en gewoonte.
### 3.1 Wetgeving in de ruime zin van het woord
Wetgeving in brede zin omvat een hiërarchie van normatieve akten.
#### 3.1.1 Internationale verdragen en beslissingen van supranationale organisaties
* **Recht van de Europese Unie:** Dit omvat richtlijnen (die lidstaten moeten omzetten in nationale wetgeving), verordeningen (direct toepasbaar in alle lidstaten) en besluiten.
* **Internationale verdragen:** Deze regelen onder andere bevoegdheden van rechtbanken in grensoverschrijdende geschillen en dubbelbelastingsverdragen.
#### 3.1.2 Grondwet
De grondwet is de meest fundamentele wet. Ze regelt de inrichting en de bevoegdheidsverdeling van de staatsmachten (wetgevend, uitvoerend, rechterlijk) en waarborgt fundamentele rechten en vrijheden. Wijzigingen vereisen een bijzondere procedure met onder andere ontbinding van de wetgevende kamers en verkiezingen.
#### 3.1.3 Wet in de strikte zin van het woord
Dit zijn wetten die tot stand komen via de Kamer van volksvertegenwoordigers. Na goedkeuring en publicatie in het Belgisch Staatsblad treden ze in werking op de vastgelegde datum.
#### 3.1.4 Decreten
Decreten zijn wetten die op niveau van de gemeenschappen en gewesten worden gestemd en gelden binnen hun respectieve grondgebieden, met uitzondering van ordonnanties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
#### 3.1.5 Koninklijk besluit – KB
Koninklijke besluiten zijn nodig voor de uitvoering van wetten en moeten een wettelijke basis hebben.
#### 3.1.6 Besluit van de gemeenschaps- en gewestregeringen
Deze besluiten hebben hetzelfde niveau als koninklijke besluiten.
#### 3.1.7 Andere
Op hiërarchisch lagere niveaus bevinden zich ministeriële besluiten (MB) en besluiten van leden van gemeenschaps- en gewestregeringen. Ook provinciale en gemeentelijke reglementen zijn hieronder te plaatsen.
### 3.2 Rechtspraak
Rechtspraak omvat het geheel van beslissingen van hoven en rechtbanken. Rechters interpreteren de wet en passen deze toe op concrete gevallen. Rechterlijke uitspraken zijn principieel enkel bindend tussen de partijen in het geding, maar vroegere uitspraken, zeker van hogere rechtscolleges, kunnen de besluitvorming beïnvloeden.
### 3.3 Rechtsleer
Rechtsleer omvat wetenschappelijke publicaties (boeken, artikelen) over juridische aangelegenheden. Het zijn meningen en interpretaties die niet bindend zijn, maar wel vaak geraadpleegd worden bij het zoeken naar juridische oplossingen.
### 3.4 Gewoonte – Billijkheid
* **Gewoonte:** Een gevestigd gebruik dat algemeen als bindend wordt beschouwd zonder wettelijke neerslag. Vereist algemeen geldende gedragingen en een subjectieve overtuiging van de bindende kracht.
* **Billijkheid:** Hoewel niet expliciet als aparte bron uitgewerkt in dit deel, wordt billijkheid vaak als correctie of aanvulling op de bestaande rechtsregels beschouwd, met name in de context van het interpreteren of toepassen van recht.
### 3.5 Andere indelingsprincipes van het recht
Naast de indeling in publiek en privaatrecht, bestaan er andere relevante indelingen:
* **Objectief recht vs. Subjectief recht:**
* Objectief recht: het geheel van rechtsregels.
* Subjectief recht: de aanspraken die een persoon tegenover een ander kan doen gelden, gebaseerd op het objectief recht.
* **Materieel recht vs. Formeel recht:**
* Materieel recht: de regels die rechten toekennen en plichten opleggen.
* Formeel recht: de regels die de naleving van het materieel recht verzekeren (bv. procesrecht).
> **Tip:** Hoewel gewoonte als bron wordt genoemd, is de invloed ervan in de huidige rechtspraak en wetgeving aanzienlijk verminderd ten gunste van geschreven rechtsbronnen.
---
# Structuren en instellingen in België
Dit onderwerp behandelt de algemene beslissingen over de staat en de politieke instellingen in België, met specifieke aandacht voor de federale, regionale, provinciale en gemeentelijke niveaus, evenals de rechtbanken en hoven.
## 3. Structuren en instellingen in België
### 3.1 Enkele algemene beslissingen
Een democratische staat kenmerkt zich door de verkiezing van vertegenwoordigers die via verkiezingen op diverse niveaus (federaal, regionaal, provinciaal en gemeenten) wetten maken. De scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht) is fundamenteel. De rechtsstaat garandeert dat de macht geregeld en beperkt wordt door de wet, waarbij alle machten gebonden zijn door de wet. België is een federale staat, wat kan leiden tot exclusieve, concurrerende of parallelle bevoegdheden tussen de federale overheid enerzijds en de gemeenschappen en gewesten anderzijds.
### 3.2 Enkele politieke instellingen
#### 3.2.1 Op federaal niveau
* **Kamer van volksvertegenwoordigers:** Telt 150 leden die voor een periode van 5 jaar worden gekozen. Vereisten om verkozen te worden zijn onder meer de Belgische nationaliteit, 18 jaar oud zijn, en de politieke rechten genieten en in België wonen.
* **Senaat:** Telt 60 senatoren. 50 senatoren worden gekozen door de deelstaatparlementen en 10 zijn gecoöpteerde senatoren. De Senaat is niet meer rechtstreeks verkozen en is bevoegd voor de verklaring tot herziening van de grondwet, de grondwetherziening zelf en bijzondere wetten. De Senaat komt acht keer per jaar samen.
* **Koning:** Beschikt over bevoegdheden die door de grondwet worden verleend en bekleedt een politieke en symbolische rol.
* **Regering:** Voert het beleid van het land uit, past wetten toe en voert ze uit. De regering telt maximaal 15 ministers, exclusief de eerste minister. Het aantal Franstalige en Nederlandstalige ministers is gelijk. Staatssecretarissen werken onder de verantwoordelijkheid van een minister.
#### 3.2.2 Op regionaal niveau
België telt drie gemeenschappen (Vlaamse, Franse en Duitstalige) en drie gewesten (Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk).
* **Vlaamse regering:** Telt maximaal 11 ministers, waarvan er minstens één uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet komen.
* **Vlaams parlement:** Telt 124 leden.
#### 3.2.3 Provincies en gemeenten
* **Provincies:** Er zijn 10 provincies. Provincies zijn bevoegd voor zaken van provinciaal belang, zoals provinciale domeinen, fiets- en wandelpaden, waterbeheer en wateroverlast. Het bestuursorgaan is de provincieraad, die om de zes jaar wordt verkozen. De deputatie voert beslissingen uit en staat in voor het dagelijks bestuur. De provinciegouverneur is een commissaris van de regering in de provincie en vertegenwoordigt ook de federale regering voor bepaalde materies.
* **Gemeenten:** Er zijn 565 gemeenten. Gemeenten zijn bevoegd voor zaken van gemeentelijk belang, zoals openbare werken, sociale bijstand, ordehandhaving, huisvesting en onderwijs. De bestuursorganen zijn de burgemeester, de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen.
### 3.3 Rechtbanken en hoven
Het gerechtelijk apparaat is hiërarchisch opgebouwd:
* **Onderste niveau:**
* **Vrederechter:** Behandelt zaken onder een waarde van 5.000 euro en specifieke aangelegenheden ongeacht de waarde, zoals huurgeschillen en burenruzies. Niet bevoegd voor zaken onder 5.000 euro tussen ondernemers.
* **Politierechtbank:** Behandelt overtredingen, verkeersgeschillen (strafrechtelijk en burgerlijk).
* **Rechtbanken van eerste aanleg:** Deze rechtbanken kennen verschillende afdelingen:
* **Correctionele rechtbank:** Bevoegd voor de meeste strafrechtelijke aangelegenheden.
* **Burgerlijke rechtbank:** Behandelt geschillen tussen particulieren en beroepsprocedures tegen beslissingen van de vrederechter.
* **Familie- en jeugdrechtbank:** Behandelt familiale zaken zoals onderhoudsgelden, echtscheidingen en erfenisproblemen.
* Bij bevoegdheidsconflicten tussen deze drie rechtbanken wordt de zaak overgemaakt aan de arrondissementsrechtbank.
* **Arbeidsrechtbank en Ondernemingsrechtbank:** Per ressort is er minstens één arbeidsrechtbank en één ondernemingsrechtbank. Deze zijn bevoegd voor sociaalrechtelijke problemen. Er zijn in totaal 9 arbeidsrechtbanken en 9 ondernemingsrechtbanken.
* **Hoven van beroep:** Hoger beroep tegen beslissingen van de rechtbanken van eerste aanleg, arbeidsrechtbanken en ondernemingsrechtbanken wordt behandeld bij de hoven van beroep. Hoger beroep tegen vonnissen van de vrederechter of politierechtbank wordt behandeld bij de burgerlijke of correctionele rechtbank. Tegen sommige zaken met een beperkte inzet kan geen hoger beroep worden aangetekend.
* **Arbeidshof:** Staat op hetzelfde niveau als de hoven van beroep en behandelt uitspraken in sociaalrechtelijke zaken.
* **Hof van Cassatie:** Het hoogste rechtscollege. Cassatieberoepen worden hier behandeld. Het hof beoordeelt niet de feiten opnieuw, maar controleert enkel op procedurefouten en de juiste toepassing van rechtsregels.
* **Hof van Assisen:** Treedt uitzonderlijk op bij strafzaken op provinciaal niveau en wordt beoordeeld door een jury. Tegen uitspraken is geen beroep mogelijk, wel cassatie.
* **Grondwettelijk Hof (voormalig Arbitragehof):** Bevoegd voor bevoegdheidsconflicten tussen federale en regionale overheden en controleert of wetten in strijd zijn met bepaalde artikelen van de grondwet.
* **Raad van State:** Oordeelt over vorderingen tot vernietiging van administratiefrechtelijke beslissingen.
### 3.4 Privaatrechtelijk procesrecht – Bewijs
Procedures bij de rechtbank volgen strikte spelregels die zijn uitgewerkt in het gerechtelijk wetboek. Een advocaat inschakelen wordt aangeraden om de belangen correct te laten verdedigen.
#### 3.4.1 Procedurestappen
1. **Bepalen bevoegde rechtbank:** Zowel inzake materie als territoriaal.
2. **Inleiden procedure:** Meestal via dagvaarding door een gerechtsdeurwaarder, soms door vrijwillige verschijning van beide partijen.
3. **Inleidingszitting:** De zaak wordt ingeleid, waarbij vaak eerst korte debatten volgen, tenzij de zaak te eenvoudig is.
4. **Afspraken:** Partijen kunnen overeenkomen wat er met de zaak gebeurt. Indien geen akkoord, wordt een conclusietermijn vastgelegd en een datum voor behandeling.
5. **Behandeling en uitspraak:** Op de behandelingsdatum wordt de zaak gepleit en in beraad genomen, waarna een uitspraak volgt. Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden aangetekend binnen een bepaalde termijn (in burgerlijke zaken één maand vanaf betekening vonnis, met uitzonderingen).
6. **Specifieke procedures:** Het gerechtelijk wetboek bevat specifieke procedures voor bepaalde materies.
#### 3.4.2 Bewijs
De bewijsregels zijn strikt, met uitzondering van ondernemingszaken waar soepelere regels gelden. Het principe is dat de partij die zich op een recht beroept, de feiten die dit recht ondersteunen, moet bewijzen.
### 3.5 Algemene begrippen van burgerlijk recht
#### 3.5.1 Gebiedende en aanvullende rechtsregels
* **Gebiedende rechtsregels:** Hier mag nooit van worden afgeweken.
* **Dwingend recht:** Ter bescherming van een zwakkere partij, maar er kan na het ontstaan van een conflict wel van worden afgeweken via een andersluidende overeenkomst.
* **Openbare orde:** Regels die essentiële belangen van de staat of gemeenschap raken. Hier kan nooit van worden afgeweken.
* **Aanvullende rechtsregels:** Deze treden in werking als partijen geen afwijkende regeling overeenkwamen. Ze voorzien in een wettelijk kader voor situaties waarover contractanten niets hebben bepaald.
#### 3.5.2 Rechtshandeling – Rechtsfeit
* **Rechtsfeit:** Een feit dat rechtsgevolgen heeft, waardoor rechten en plichten ontstaan. Bewijs kan met alle middelen.
* **Rechtshandeling:** Een bewuste handeling waaraan het recht de beoogde rechtsgevolgen verbindt. Vereist striktere bewijsregels.
#### 3.5.3 Geldigheid en nietigheid rechtshandeling
Niet alle rechtshandelingen zijn geldig. Nietigheid kan absoluut of relatief zijn en kan bijvoorbeeld ontstaan door gebrek aan wilsovereenstemming of het niet respecteren van vormvoorwaarden.
#### 3.5.4 Rechtsmisbruik
Niemand mag misbruik maken van zijn recht. De sanctie is een matiging van het recht tot normale rechtsuitoefening, onverminderd schadeherstel.
### 3.6 Relatievermogen
Dit deel behandelt het huwelijksvermogensrecht, het vermogensrecht van wettelijke samenwoners en het vermogensrecht van feitelijke samenwoners.
#### 3.6.1 Huwelijksvermogensrecht
* **Inleiding:** Regelt de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk tussen echtgenoten onderling en ten opzichte van derden. Er is een primair en secundair stelsel. Echtgenoten hebben vrijheid in hun keuze van huwelijksvermogensstelsel, bij gebreke waarvan het wettelijk stelsel geldt.
* **Wettelijk stelsel:** Kent drie vermogens: eigen vermogen partner 1, eigen vermogen partner 2 en gemeenschappelijk vermogen.
* **Samenstelling vermogens:** Baten en lasten worden onderverdeeld in eigen en gemeenschappelijke vermogens. Goederen en schulden die vóór het huwelijk toebehoorden, alsook schenkingen en nalatenschappen tijdens het huwelijk, vallen in principe onder het eigen vermogen. Inkomsten uit beroepsbezigheden, eigen goederen en schenkingen aan beide echtgenoten samen vallen onder het gemeenschappelijk vermogen. Er geldt een vermoeden dat goederen en schulden gemeenschappelijk zijn, tenzij het tegendeel bewezen wordt.
* **Bestuur vermogens:** Elk echtgenoot bestuurt in beginsel vrij zijn eigen vermogen. Het gemeenschappelijk vermogen wordt bestuurd met volledige gelijkheid, waarbij handelingen ofwel door één echtgenoot alleen, gezamenlijk, of in de meeste gevallen gelijklopend kunnen worden gesteld.
* **Verhaal schuldeisers:** Eigen schulden kunnen verhaald worden op het eigen vermogen, met enkele uitzonderingen waarbij het gemeenschappelijk vermogen aangesproken kan worden. Gemeenschappelijke schulden kunnen verhaald worden op zowel de eigen als de gemeenschappelijke vermogens, met uitzonderingen.
* **Ontbinding stelsel:** Het stelsel wordt ontbonden door overlijden, echtscheiding of wijziging van het stelsel. Gevolgen hiervan zijn vereffening en verdeling van de goederen.
* **Huwelijksovereenkomst:** Een plechtige akte, opgemaakt door een notaris, waarin afwijkende stelsels of bedingen worden opgenomen. Kan ook tijdens het huwelijk worden gewijzigd of afgesloten.
* **Inhoud:** Keuze voor een ander stelsel (bv. scheiding van goederen, bedongen gemeenschap) of invoegen van specifieke clausules (bv. verrekeningsbeding, billijkheidsclausule, ongelijke verdeling, contractuele erfstelling).
* **Scheiding van goederen:** Vaak gekozen bij commerciële activiteiten of grote vermogens. Er zijn twee vermogens: respectievelijke eigen vermogens en een beperkt gemeenschappelijk vermogen. Schuldeisers kunnen verhaal uitoefenen op het eigen vermogen van de schuldenaar en op de onverdeelde goederen.
* **Bedongen gemeenschap:** Uitbreiding of algehele gemeenschap van goederen.
#### 3.6.2 Vermogensrecht van wettelijke samenwoners
De wetgever heeft voor wettelijke samenwoners een stelsel van scheiding van goederen voorzien. Partners behouden de goederen waarvan ze de eigendom kunnen bewijzen. Goederen waarvan geen eigendom kan worden bewezen, worden als onverdeeld beschouwd. Ze kunnen wel kiezen voor een ander systeem via een notaris.
#### 3.6.3 Vermogensrecht van feitelijke samenwoners
Bij feitelijke samenwoners wordt aangeraden om afspraken over vermogensrechtelijke zaken op papier te zetten. Bewijs van eigendom of investeringen kan complex zijn en strengere bewijsregels gelden tegenover derden. Het is aangewezen om een contract op te stellen om claims bij beëindiging van de relatie te regelen.
### 3.7 Verbintenissen
#### 3.7.1 Definitie, natuurlijke verbintenis, aanvullend recht
* **Definitie verbintenis:** Een rechtsband waarbij een schuldeiser van een schuldenaar de uitvoering van een prestatie mag eisen. Kan ontstaan uit rechtshandelingen, oneigenlijke contracten of buitencontractuele aansprakelijkheid.
* **Natuurlijke verbintenis:** Een verbintenis waarvan de uitvoering niet afdwingbaar is, maar waarvan erkenning wel een verbintenis doet ontstaan.
* **Aanvullend recht:** Verbintenissen zijn in principe aanvullend recht, tenzij de tekst anders aangeeft.
#### 3.7.2 Bronnen van verbintenissen
* **Rechtshandelingen:**
* **Contracten:** Een wilsovereenstemming tussen twee of meer personen met de bedoeling rechtsgevolgen te doen ontstaan. Verschillende soorten contracten bestaan (consensueel, vormelijk, zakelijk; wederkerig, eenzijdig; bezwarende titel, kosteloze titel). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen inspannings- en resultaatsverbintenissen.
* **Totstandkoming contract:** Vereist onderhandelingen, aanvaarding van een aanbod, en geldige voorwaarden (toestemming, bekwaamheid, bepaalbaar en geoorloofd voorwerp, geoorloofde oorzaak).
* **Wilsgebreken:** Dwaling, bedrog, geweld, misbruik van omstandigheden kunnen leiden tot nietigheid.
* **Geldigheidsvereisten:** Toestemming, bekwaamheid, voorwerp en oorzaak moeten voldaan zijn.
* **Nietigheid:** Kan absoluut of relatief zijn.
* **Interpretatie contract:** Gemeenschappelijke bedoeling van partijen staat centraal.
* **Gevolgen contract:** Bindende kracht, uitvoering ter goeder trouw, duur (bepaalde/onbepaalde duur).
* **Niet-nakoming contract:** Diverse sancties staan ter beschikking van de schuldeiser (uitvoering in natura, schadeherstel, ontbinding, prijsvermindering, exceptie van niet-uitvoering).
* **Gevolgen voor derden:** Contracten binden enkel partijen, met uitzonderingen zoals sterkmaking en derdenbeding.
* **Tenietgaan contract:** Kan door nietigverklaring, opzegging, ontbinding, etc.
* **Eenzijdige rechtshandeling:** Een wilsuiting die rechtsgevolgen beoogt, zonder directe wederkerigheid.
* **Rechtsfeiten:**
* **Oneigenlijke contracten:** Zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking.
#### 3.7.3 Algemeen regime van verbintenis
* **Modaliteiten van verbintenis:**
* **Voorwaardelijke verbintenis:** Afhankelijk van een toekomstige en onzekere gebeurtenis.
* **Verbintenis met tijdsbepaling:** Afhankelijk van een toekomstige zekere gebeurtenis.
* **Verbintenissen met pluraliteit van voorwerpen of subjecten:** Cumulatieve, alternatieve, subsidiaire, facultatieve verbintenissen. Hoofdelijke, ondeelbare of in solidum verbintenissen.
* **Nakoming van verbintenis (betaling):** Uitvoeren van de prestatie. Kan door de schuldenaar zelf of door een derde. Betaling gebeurt aan de schuldeiser of diens vertegenwoordiger. Kosten van betaling zijn ten laste van de schuldenaar.
* **Niet-nakoming verbintenis:** Sancties bij toerekenbare niet-nakoming (uitvoering in natura, schadeherstel, opschorting eigen verbintenis). Onmogelijkheid tot nakoming door overmacht leidt tot bevrijding.
### 3.8 Buitencontractuele aansprakelijkheid
#### 3.8.1 Inleidende bepalingen
* De regels rond buitencontractuele aansprakelijkheid zijn aanvullend recht, tenzij anders bepaald.
* Benadeelden kunnen kiezen tussen contractuele of buitencontractuele grondslag voor hun vordering.
* De wet stelt de quasi-immuniteit van hulppersonen van medecontractanten aan banden.
* De regels zijn van toepassing op natuurlijke personen en rechtspersonen.
#### 3.8.2 Feiten die tot aansprakelijkheid leiden
* **Aansprakelijkheid voor eigen daad:** Iedereen is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn fout. Uitzonderingen: overmacht, wettige verdediging, toestemming van de benadeelde. Minderjarigen vanaf 12 jaar zijn aansprakelijk.
* **Aansprakelijkheid voor andermans daad:**
* **Gezag over minderjarigen:** Ouders, voogden, etc. zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door minderjarigen onder hun gezag (tenzij de schade niet te wijten is aan hun fout voor 16+).
* **Toezicht op anderen:** Personen belast met toezicht (bv. onderwijsinstellingen) zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door personen onder hun toezicht.
* **Aansteller:** Werkgevers zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun personeelsleden tijdens de uitoefening van hun functie. Dit geldt ook voor rechtspersonen van publiek of privaatrecht.
* **Aansprakelijkheid voor dieren en zaken:**
* **Zaken:** De bewaarder van een gebrekkige zaak is foutloos aansprakelijk voor de veroorzaakte schade. Een zaak is gebrekkig als ze niet de verwachte veiligheid biedt.
* **Dieren:** De bewaarder van een dier is foutloos aansprakelijk voor de veroorzaakte schade.
#### 3.8.3 Oorzakelijk verband
Er moet een oorzakelijk verband zijn tussen het feit dat tot aansprakelijkheid leidt en de geleden schade. Bij meerdere aansprakelijke personen is er een "in solidum" aansprakelijkheid. De benadeelde kan zelf (deels) aansprakelijk zijn, wat de schadeloosstelling vermindert.
#### 3.8.4 Schade
Er moet schade geleden zijn die zeker is. Schade kan patrimoniaal (economisch) of extrapatrimoniaal (niet-economisch) zijn. Verkeersongevallen zijn een veelvoorkomende bron van schade. De benadeelde heeft een schadebeperkingsplicht.
#### 3.8.5 Gevolgen van aansprakelijkheid
De aansprakelijke partij is gehouden tot integrale schadeloosstelling, die plaatsvindt door herstel in natura of schadevergoeding. De benadeelde mag vrij beschikken over de schadevergoeding.
### 3.9 Bevel of verbod
Indien men schade vreest, kan men naar de rechtbank stappen om een bevel of verbod op te leggen ter voorkoming van schade of ter naleving van wettelijke bepalingen.
### 3.10 Productaansprakelijkheid
De wet bevat regels ter bescherming van consumenten tegen onveilige producten. Een product is gebrekkig als het niet de verwachte veiligheid biedt.
### 3.11 Bijzondere regeling inzake verkeersslachtoffers
Een specifieke regeling beschermt zwakke weggebruikers, waarbij de verzekeraar van het motorrijtuig lichamelijke schade vergoedt zonder dat de fout van de bestuurder moet worden aangetoond, tenzij de zwakke weggebruiker een onverschoonbare fout beging.
### 3.12 Bewijs
#### 3.12.1 Bewijslast en bewijsstandaard
Wie zich op een recht beroept, moet de ondersteunende feiten bewijzen. Bekende feiten en rechtsregels hoeven niet bewezen te worden. Bewijs met redelijke mate van zekerheid volstaat, geen absolute zekerheid.
#### 3.12.2 Toelaatbaarheid van bewijsmiddelen
Bewijs kan met alle middelen geleverd worden, met uitzondering van rechtshandelingen boven een bepaalde waarde die schriftelijk bewijs vereisen. Er gelden specifieke regels voor bewijs in zaken waarbij ondernemingen betrokken zijn.
#### 3.12.3 Verschillende bewijsmiddelen
* **Schriftelijk bewijs:** Akten met authentiek of onderhands karakter.
* **Getuigenbewijs:** Verklaring van personen die de aangelegenheid hebben waargenomen.
* **Vermoedens:** Wettelijke of feitelijke vermoedens.
* **Bekentenis:** Een erkenning van de waarheid door een partij.
* **Eed:** Een plechtige verklaring afgelegd voor de rechter.
---
# Algemene begrippen van burgerlijk recht
Dit onderdeel behandelt fundamentele concepten binnen het burgerlijk recht, waaronder de onderscheid tussen gebiedende en aanvullende rechtsregels, de definitie en het onderscheid tussen rechtshandelingen en rechtsfeiten, en de criteria voor de geldigheid en nietigheid van rechtshandelingen.
### 4.1 Gebiedende en aanvullende rechtsregels
Rechtsregels kunnen worden ingedeeld in gebiedende en aanvullende regels.
#### 4.1.1 Gebiedende rechtsregels
Gebiedende rechtsregels mogen **nooit** worden afgeweken. Deze categorie kent twee subcategorieën:
* **Dwingend recht:** Deze regels zijn bedoeld ter bescherming van een partij die door de wet als zwakker wordt beschouwd. Hoewel er niet van mag worden afgeweken op het moment dat de regel wordt opgesteld, kan er na het ontstaan van een conflict wel degelijk een afwijkende overeenkomst worden gesloten.
* **Openbare orde:** Dit zijn rechtsregels die de essentiële belangen van de staat of de gemeenschap raken, of die de juridische grondslagen van de maatschappij bepalen. De bescherming hiervan geldt voor de gehele samenleving en er kan **nooit** van worden afgeweken, zelfs niet na het ontstaan van een conflict.
#### 4.1.2 Aanvullende rechtsregels
Aanvullende rechtsregels treden in werking **enkel wanneer partijen via een overeenkomst geen afwijkende regeling hebben afgesproken**. Hun doel is om een wettelijk kader te bieden voor situaties waarin contractanten niets hebben geregeld, en om te bepalen wat er in dat geval moet gebeuren.
### 4.2 Rechtshandeling en rechtsfeit
Het is cruciaal om onderscheid te maken tussen rechtshandelingen en rechtsfeiten, omdat dit invloed heeft op de bewijsregels.
#### 4.2.1 Rechtsfeiten
Rechtsfeiten zijn feiten waaraan het recht rechtsgevolgen verbindt. Dit betekent dat door het zich voordoen van een bepaald feit, men juridische rechten en plichten verwerft.
#### 4.2.2 Rechtshandelingen
Rechtshandelingen zijn bewuste handelingen waarbij de stel(ler) van de handeling de beoogde rechtsgevolgen wenst te creëren. Het betreft een wilsuiting waarbij men de rechtsgevolgen bewust nastreeft.
**Tip:** Rechtsfeiten mogen met alle rechtsmiddelen worden bewezen, terwijl voor rechtshandelingen striktere bewijsregels gelden.
### 4.3 Geldigheid en nietigheid van rechtshandelingen
Niet alle rechtshandelingen zijn geldig. Een rechtshandeling kan nietig zijn om verschillende redenen, bijvoorbeeld:
* Het ontbreken van een geldige wilsovereenstemming.
* Het niet naleven van bepaalde vormvereisten.
Nietigheid kan **absoluut** of **relatief** zijn:
* **Absolute nietigheid:** Deze kan niet gedekt worden en kan door elke belanghebbende worden ingeroepen.
* **Relatieve nietigheid:** Deze kan wel gedekt worden en kan enkel worden gevorderd door de persoon die de wet beoogt te beschermen.
### 4.4 Rechtsmisbruik
Niemand mag misbruik maken van zijn recht. De sanctie voor rechtsmisbruik is matiging van het recht tot een normale rechtsuitoefening, onverminderd het herstel van de schade die door het misbruik is berokkend.
---
# Huwelijksvermogensrecht en relatievermogen
Hier is de studiehandleiding voor "Huwelijksvermogensrecht en relatievermogen", gebaseerd op de verstrekte documentinhoud:
## 5. Huwelijksvermogensrecht en relatievermogen
Dit deel behandelt de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk en samenwonen, inclusief de wettelijke en conventionele huwelijksvermogensstelsels, evenals het vermogensrecht van wettelijk en feitelijk samenwonenden.
### 5.1 Huwelijksvermogensrecht
Het huwelijksvermogensrecht regelt de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk, zowel tussen echtgenoten onderling als ten opzichte van derden. Deze regels zijn onderverdeeld in een primair en een secundair stelsel.
#### 5.1.1 Het primaire stelsel
Het primaire stelsel omvat regels die van toepassing zijn van rechtswege zodra er een huwelijk is gesloten, ongeacht de keuze van een huwelijksvermogensstelsel. Dit stelsel bevat voornamelijk regels ter bescherming van de gezinswoning en de gezamenlijke huishouding.
#### 5.1.2 Het secundaire stelsel: keuze van huwelijksvermogensstelsels
Echtgenoten hebben de vrijheid om hun huwelijksvermogensstelsel te kiezen via een huwelijksovereenkomst. Indien er geen specifieke overeenkomst wordt gesloten, geldt het wettelijk stelsel.
##### 5.1.2.1 Het wettelijk stelsel
Het wettelijk stelsel, dat van toepassing is bij gebreke van een huwelijksovereenkomst, kent drie vermogens:
1. **Eigen vermogen van partner 1 (EV1)**
2. **Eigen vermogen van partner 2 (EV2)**
3. **Gemeenschappelijk vermogen (GV)**
Vermogens bestaan uit zowel baten (activa) als lasten (passiva).
**A. Samenstelling van de vermogens onder het wettelijk stelsel:**
* **Eigen vermogens (EV1 en EV2):**
* **Baten:**
* Goederen en vorderingen die aan een echtgenoot toebehoren op de dag van het huwelijk, of die tijdens het huwelijk worden verkregen door erfenis of schenking.
* Persoonlijke goederen zoals kleding, voorwerpen voor persoonlijk gebruik.
* Rechten op pensioen, lijfrente en soortgelijke uitkeringen die enkel aan één echtgenoot toebehoren.
* Schadevergoedingen ter herstel van persoonlijke lichamelijke of morele schade, voor zover deze strekken tot herstel van niet-economisch waardeerbare gevolgen van aantasting van fysieke of psychische integriteit.
* Verzekeringsprestaties uit individuele levensverzekeringen gesloten door één echtgenoot, indien deze bij ontbinding van het stelsel ten voordele van de andere echtgenoot verschuldigd is.
* **Vergoedingsplicht:** Goederen die de vermogenswaarde van gemeenschappelijke bestanddelen vertegenwoordigen, zoals lidmaatschapsrechten van vennootschapsaandelen, indien deze met gemeenschappelijke gelden zijn verkregen en op naam van één echtgenoot staan.
* Goederen die een echtgenoot exclusief voor de uitoefening van zijn beroep of bedrijf aanwendt, tenzij beide echtgenoten samen een beroep uitoefenen of een bedrijf uitbaten.
* Cliënteel, tenzij dit is opgebouwd binnen een beroep dat echtgenoten samen uitoefenen of een bedrijf dat ze samen uitbaten.
* **Lasten:**
* Schulden aangegaan vóór het huwelijk.
* Schulden ten laste van erfenissen of schenkingen tijdens het huwelijk.
* Schulden ontstaan uit strafrechtelijke veroordelingen of onrechtmatige daden.
* **Gemeenschappelijk vermogen (GV):**
* **Uitgangspunt:** Er bestaat een wettelijk vermoeden dat goederen en schulden tot het gemeenschappelijk vermogen behoren, tenzij bewezen wordt dat ze eigen zijn.
* **Baten:**
* Inkomsten uit beroepsbezigheden, vervangings- of aanvullende inkomsten.
* Inkomsten uit eigen goederen.
* Goederen geschonken aan beide echtgenoten samen.
* Vermogenswaarde van aandelen van vennootschappen die met gemeenschappelijke gelden zijn verkregen en op naam van één echtgenoot staan, inclusief de lidmaatschapsrechten.
* Vermogenswaarde van beroepsgoederen die met gemeenschappelijke gelden zijn verkregen, indien het recht op deze beroepsgoederen eigen is.
* Economische waarde van cliënteel dat tijdens het stelsel is opgebouwd, indien het recht op dit cliënteel eigen is.
* Verzekeringsprestaties uit individuele levensverzekeringen die tijdens het stelsel zijn gesloten en door één echtgenoot verschuldigd zijn. Indien het kapitaal wordt uitbetaald, is het volledige bedrag gemeenschappelijk; indien het als rente wordt uitbetaald, zijn zowel de rentebedragen als de reserve gemeenschappelijk.
* **Lasten:**
* Schulden die door beide echtgenoten worden aangegaan.
* Schulden aangegaan door één echtgenoot ten behoeve van de huishouding en opvoeding.
* Interessen betaald op eigen schulden.
**B. Bestuur van de vermogens:**
* **Eigen vermogen:** Elk van de echtgenoten bestuurt in beginsel volledig vrij zijn eigen vermogen, met uitzondering van regels ter bescherming van de gezinswoning.
* **Gemeenschappelijk vermogen:** Er is sprake van volledige gelijkheid tussen de partners wat betreft het bestuur. Dit kan op drie manieren:
1. Eén echtgenoot verricht zelfstandig bestuursdaden.
2. Gezamenlijk bestuur is vereist voor belangrijke goederen, wat de toestemming van beide partners vereist.
3. In de meeste gevallen kan elke echtgenoot afzonderlijk handelingen stellen die door de andere echtgenoot gerespecteerd moeten worden. Echtgenoten die samen een beroep uitoefenen, vereisen medewerking van beiden, behalve voor beheershandelingen.
**C. Verhaal van schuldeisers:**
* **Eigen schulden:** Kunnen enkel verhaald worden op het eigen vermogen en de inkomsten van de schuldenaar.
* **Uitzonderingen:** Verhaal op gemeenschappelijk vermogen is mogelijk indien dit verrijkt werd door de handeling die de schuld veroorzaakte (verrijking dient bewezen te worden), of bij aansprakelijkheid ten gevolge van een misdrijf of onrechtmatige daad, tot beloop van de helft van de netto-baten van het gemeenschappelijk vermogen, indien het eigen vermogen ontoereikend is.
* **Gemeenschappelijke schulden:** Kunnen verhaald worden op het eigen vermogen en het gemeenschappelijk vermogen van beide echtgenoten.
* **Uitzonderingen:** Schulden aangegaan door één echtgenoot ten behoeve van de huishouding en opvoeding (indien buitensporig), interessi op eigen schulden, schulden aangegaan bij uitoefening van een beroep, en onderhoudsschulden ten behoeve van bloedverwanten in neerdaalende lijn van één der echtgenoten, kunnen enkel verhaald worden op het eigen vermogen van de contractant en het gemeenschappelijk vermogen.
**D. Ontbinding van het stelsel:**
Het huwelijksvermogensstelsel wordt ontbonden door:
* Overlijden van een echtgenoot.
* Echtscheiding.
* Wijziging van het huwelijksvermogensstelsel.
Bij ontbinding vindt een vereffening-verdeling plaats, waarbij de goederen worden verdeeld. Dit kan onderling of via een procedure met een notaris of rechtbank aangestelde vereffenaar gebeuren. De wet voorziet in specifieke procedures en termijnen voor vereffening en verdeling. Bij de verdeling wordt rekening gehouden met de waarde van de goederen op het moment van de effectieve verdeling.
##### 5.1.2.2 Huwelijksovereenkomsten
Een huwelijksovereenkomst is een plechtige overeenkomst, opgemaakt door een notaris, waarin echtgenoten kunnen afwijken van het wettelijk stelsel of specifieke bedingen kunnen opnemen. Deze overeenkomsten kunnen tijdens het huwelijk worden gewijzigd, mits wederzijdse toestemming.
* **Inhoud:**
* **Andere stelsels:** Echtgenoten kunnen kiezen voor een stelsel van scheiding van goederen (vaak om beroepsrisico's te beperken of grote vermogens te beschermen) of een bedongen gemeenschap (waarbij het gemeenschappelijk vermogen wordt uitgebreid, soms tot algehele gemeenschap).
* Bij scheiding van goederen geldt in principe elke echtgenoot als bezwaarder van zijn eigen goederen. Schuldeisers kunnen zich verhalen op het eigen vermogen van de schuldenaar en de helft van de onverdeelde goederen.
* **Verrekeningsbeding:** Maakt het mogelijk om aanwinsten tijdens het huwelijk te verrekenen.
* **Billijkheidsclausule:** Kan bij echtscheiding worden ingeroepen indien onvoorziene omstandigheden leiden tot een kennelijk onevenwicht, waarbij de rechter de meest vermogende echtgenoot kan verplichten tot een derde van zijn tijdens het huwelijk opgebouwd vermogen af te staan aan de minder vermogende echtgenoot.
* **Clausules:**
* **Inbreng:** Een echtgenoot kan goederen uit zijn eigen vermogen in het gemeenschappelijk vermogen inbrengen.
* **Overeenkomst ongelijke verdeling:** Het gemeenschappelijk vermogen wordt niet in twee gelijke helften verdeeld, vaak met uitwerking bij overlijden ten gunste van de langstlevende.
* **Contractuele erfstelling:** Eigen vermogen van de ene echtgenoot gaat naar de andere, meestal bij overlijden en in volle eigendom.
### 5.2 Vermogensrecht van samenwoners
#### 5.2.1 Wettelijke samenwoners
Bij wettelijke samenwoning geldt in principe een stelsel van scheiding van goederen. Elke partner behoudt de eigendom van goederen waarvan hij de eigendom kan bewijzen, inclusief inkomsten uit deze goederen en opbrengsten van arbeid. Goederen waarvan niemand de eigendom kan bewijzen, worden als onverdeeld beschouwd.
#### 5.2.2 Feitelijke samenwoners
Voor feitelijke samenwoners geldt er geen wettelijk vermogensstelsel. Het wordt sterk aangeraden om zaken op papier te zetten, bijvoorbeeld via een samenlevingsovereenkomst, om discussies bij beëindiging van de relatie te voorkomen.
* **Bewijsproblematiek:** Bij het bewijzen van eigendom of investeringen tegenover derden gelden strengere bewijsregels. Investeringen in het onroerend goed van de partner geven geen mede-eigendom; om de investering terug te krijgen, moet men zowel de vermogenstransfer als een rechtsgrond kunnen bewijzen. Contracten boven een bepaalde waarde (drie duizend vijfhonderd dollars) vereisen een schriftelijk contract. Ongerechtvaardigde verrijking kan een mogelijke vordering zijn, maar een contract is aangewezen.
### 5.3 Invloed van huwelijksvermogensrecht op derden
De regels van het huwelijksvermogensrecht hebben ook gevolgen voor derden. Schuldeisers van een echtgenoot kunnen onder bepaalde voorwaarden verhaal zoeken op het eigen en/of gemeenschappelijk vermogen, afhankelijk van de aard van de schuld en het huwelijksvermogensstelsel.
---
**Tip:** Het begrijpen van de verschillende vermogens (eigen en gemeenschappelijk) en de regels voor verhaal door schuldeisers is cruciaal. Besteed extra aandacht aan de bewijslast bij het aantonen van de aard van goederen en schulden. De huwelijksovereenkomst biedt veel flexibiliteit, maar vereist nauwkeurigheid en het inschakelen van een notaris.
---
# Verbintenissenrecht
Hier is een samenvatting van "Verbintenissenrecht" uit het verstrekte document, gestructureerd als een studiehandleiding.
## 6. Verbintenissenrecht
Dit onderdeel van het burgerlijk recht regelt de juridische relaties tussen personen, waarbij de ene persoon (de schuldeiser) het recht heeft om van een andere persoon (de schuldenaar) een specifieke prestatie te eisen.
### 6.1 Definitie, bronnen en algemene regeling van verbintenissen
#### 6.1.1 Definitie van een verbintenis
Een verbintenis is een rechtsband op grond waarvan een schuldeiser, indien nodig met gerechtelijke middelen, de uitvoering van een prestatie van de schuldenaar mag eisen. Deze prestatie kan bestaan uit het geven, doen of niet doen van iets. De schuldenaar is degene op wie de verbintenis rust, terwijl de schuldeiser degene is die de prestatie kan vorderen.
#### 6.1.2 Bronnen van verbintenissen
Verbintenissen kunnen op verschillende manieren ontstaan:
1. **Rechtshandelingen:** Dit zijn bewuste handelingen met de bedoeling rechtsgevolgen te creëren. De belangrijkste vorm hiervan is:
* **Contracten (Overeenkomsten):** Een contract is een wilsovereenstemming tussen twee of meer personen met de bedoeling rechtsgevolgen te doen ontstaan. Ze kunnen worden ingedeeld naar:
* **Totstandkoming:** Consensuele (door loutere wilsovereenstemming), formele (vormvereisten), en zakelijke (overhandiging van het voorwerp) contracten.
* **Wederkerigheid:** Wederkerige (over en weer verbonden) en eenzijdige (slechts één partij verbonden) contracten.
* **Bezwaring:** Bezwarende titel (voordeel voor elke partij) en kosteloze titel (één partij verschaft voordeel zonder tegenprestatie).
* **Inspanning/Resultaat:** Inspanningsverbintenissen (verplichting tot zorgvuldig handelen) en resultaatsverbintenissen (verplichting tot bereiken van een specifiek resultaat).
* **Totstandkoming van een contract:** Dit gebeurt door aanvaarding van een aanbod dat alle essentiële bestanddelen van het beoogde contract omvat. Partijen zijn vrij om te onderhandelen en contracten te sluiten, maar het foutief afbreken van onderhandelingen kan leiden tot schadevergoeding.
* **Geldigheidsvereisten voor contracten:**
* **Toestemming:** Vrije en bewuste wilsovereenstemming over essentiële en substantiële elementen. Wilsgebreken zoals dwaling, bedrog, geweld en misbruik van omstandigheden kunnen tot relatieve nietigheid leiden.
* **Bekwaamheid:** Contractspartijen moeten handelingsbekwaam zijn (niet minderjarig of onbekwaam verklaard). Niet-nakoming leidt tot relatieve nietigheid.
* **Voorwerp:** De prestatie die het voorwerp uitmaakt van de verbintenis moet mogelijk, bepaalbaar en geoorloofd zijn (niet strijdig met openbare orde of dwingend recht).
* **Oorzaak:** De determinerende beweegredenen die partijen tot het sluiten van het contract hebben bewogen. Moet geoorloofd zijn.
* **Nietigheid:** Contracten die niet aan de geldigheidsvereisten voldoen, zijn nietig (absoluut of relatief).
* **Interpretatie van contracten:** Bij twijfel over de inhoud wordt gezocht naar de gemeenschappelijke bedoeling van de contractspartijen.
* **Gevolgen van contracten tussen partijen:** Contracten verbinden partijen tot wat is overeengekomen en de gevolgen die door wet, goede trouw of gebruiken eraan worden toegekend. Ze moeten ter goeder trouw worden uitgevoerd. Wijzigingen van omstandigheden kunnen onder strikte voorwaarden leiden tot heronderhandeling of aanpassing door de rechter.
* **Duur van contracten:** Contracten kunnen voor bepaalde of onbepaalde duur worden aangegaan. Contracten voor onbepaalde duur kunnen te allen tijde worden opgezegd met een redelijke termijn.
* **Niet-nakoming van contractuele verbintenissen:** Bij toerekenbare niet-nakoming beschikt de schuldeiser over diverse actiemiddelen: uitvoering in natura, schadeherstel, ontbinding van het contract, prijsvermindering, of de exceptie van niet-uitvoering (opschorting van de eigen verbintenis). Bij ontoerekenbare niet-nakoming kan de verbintenis tenietgaan of worden opgeschort.
2. **Eenijdige rechtshandelingen:** Een wilsuiting waarbij één persoon rechtsgevolgen beoogt te doen ontstaan (bv. een testament).
3. **Rechtsfeiten:** Feiten die rechtsgevolgen hebben zonder dat er noodzakelijk een bewuste wilsuiting aan ten grondslag ligt. Hieronder vallen:
* **Buitencontractuele aansprakelijkheid:** Aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door eigen daad, andermans daad, dieren, zaken, of gebrekkige producten.
* **Oneigenlijke contracten:** Zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking.
#### 6.1.3 Natuurlijke verbintenis
Dit zijn verbintenissen waarvan de uitvoering niet in rechte kan worden afgedwongen, maar waarvan de erkenning wel een verbintenis doet ontstaan.
#### 6.1.4 Aanvullend recht
Verbintenissen zijn in beginsel van aanvullend recht, wat betekent dat partijen er contractueel van kunnen afwijken, tenzij de wet anders bepaalt (dwingend recht of openbare orde).
### 6.2 Modaliteiten van verbintenissen
#### 6.2.1 Voorwaardelijke verbintenis
Een verbintenis is voorwaardelijk als de opeisbaarheid of het tenietgaan ervan afhangt van een toekomstige en onzekere gebeurtenis.
* **Opschortende voorwaarde:** De vervulling ervan maakt de verbintenis opeisbaar.
* **Ontbindende voorwaarde:** De vervulling ervan doet de verbintenis tenietgaan.
Zolang de voorwaarde hangende is, moeten partijen ter goeder trouw handelen.
#### 6.2.2 Verbintenis met tijdsbepaling
Hierbij is de uitvoering of uitdoving van de verbintenis afhankelijk gemaakt van een toekomstige zekere gebeurtenis (de datum kan onzeker zijn).
* **Opschortende tijdsbepaling:** Het verstrijken ervan maakt de verbintenis opeisbaar.
* **Uitdovende tijdsbepaling:** Het verstrijken ervan doet de verbintenis tenietgaan.
### 6.3 Pluraliteit van voorwerpen of subjecten
#### 6.3.1 Verbintenissen met pluraliteit van voorwerpen
Dit zijn verbintenissen die tot voorwerp hebben het geven, doen of niet doen van meerdere zaken. Ze kunnen cumulatief (alle prestaties moeten worden uitgevoerd), alternatief (keuze uit meerdere prestaties), subsidiair (hoofdprestatie, met mogelijkheid tot alternatieve prestatie), of facultatief (één bedongen prestatie, met mogelijkheid tot een andere) zijn.
#### 6.3.2 Verbintenissen met pluraliteit van subjecten
Hierbij zijn meerdere schuldeisers of schuldenaars betrokken.
* **Gezamenlijke/Deelbare verbintenis:** De prestatie wordt in beginsel verdeeld.
* **Hoofdelijkheid (passieve hoofdelijkheid):** Meerdere schuldenaars zijn solidair gehouden tot dezelfde prestatie; de schuldeiser kan de gehele prestatie van één schuldenaar eisen.
* **Ondeelbaarheid:** Van toepassing bij ondeelbare prestaties; de schuldeiser kan elke schuldenaar voor het geheel aanspreken.
* **In solidum verbintenissen:** Schuldenaars zijn buiten de gevallen van hoofdelijkheid en ondeelbaarheid elk gehouden tot de gehele betaling.
* **Hoofdelijkheid en ondeelbaarheid tussen schuldeisers:** Meerdere schuldeisers kunnen de gehele prestatie van de schuldenaar eisen.
### 6.4 Nakoming van verbintenis: betaling
Betaling is de uitvoering van de prestatie die men verschuldigd is. Het kan gebeuren door de schuldenaar zelf of door een derde. Betaling moet in beginsel aan de schuldeiser gebeuren, tenzij de schuldeiser dit weigert of de betaling ter goeder trouw aan een schijnschuldeiser gebeurt. De kosten van betaling zijn ten laste van de schuldenaar.
### 6.5 Niet-nakoming van verbintenis en gevolgen
Indien de schuldenaar een verbintenis niet nakomt en dit hem verwijtbaar is (toerekenbare niet-nakoming), kan de schuldeiser verschillende sancties inroepen:
* Recht op uitvoering in natura.
* Recht op herstel van de schade.
* Recht op ontbinding van het contract.
* Recht op prijsvermindering.
* Recht om de uitvoering van de eigen verbintenis op te schorten (exceptie van niet-uitvoering).
Als de niet-nakoming te wijten is aan overmacht (ontoerekenbare niet-nakoming), wordt de schuldenaar bevrijd van zijn verbintenis.
> **Tip:** Bij toerekenbare niet-nakoming is een ingebrekestelling door de schuldeiser doorgaans vereist alvorens sancties te kunnen opleggen, tenzij dit geen nut meer heeft.
### 6.6 Gevolgen van het contract voor derden
In beginsel brengen contracten alleen gevolgen mee tussen de contracterende partijen. Derden worden niet gebonden door een contract. Er zijn echter enkele uitzonderingen:
* **Sterkmaking:** Eén partij belooft de tegenpartij dat een derde een bepaalde prestatie zal leveren.
* **Derdenbeding:** Eén partij bedingt een voordeel voor een derde die niet bij het contract betrokken is.
* **Rechtstreekse vordering:** De wet voorziet dat een schuldeiser zijn schuldenaars schuldenaar rechtstreeks kan aanspreken.
* **Derde medeplichtig:** Een derde die deelneemt aan de niet-nakoming van een contractuele verbintenis, terwijl hij van het bestaan ervan wist of kon weten, pleegt een onrechtmatige daad.
### 6.7 Tenietgaan van het contract
Een contract kan tenietgaan door:
* Tenietgaan van de verbintenissen die eruit voortvloeien.
* Nietigverklaring (gerechtelijk of buitenrechtelijk).
* Opzegging (in onderlinge overeenstemming of eenzijdig).
* Ontbinding wegens niet-nakoming (gerechtelijk of buitenrechtelijk).
* Definitieve onmogelijkheid tot nakoming.
* Andere door de wet bepaalde gevallen.
Bij nietigverklaring of ontbinding van een contract vindt restitutie plaats van reeds geleverde prestaties.
### 6.8 Verschillende bronnen van verbintenissen (overzicht)
Verbintenissen kunnen dus ontstaan uit:
* Rechtshandelingen (contracten, eenzijdige rechtshandelingen).
* Rechtsfeiten (buitencontractuele aansprakelijkheid, oneigenlijke contracten).
#### 6.8.1 Oneigenlijke contracten
* **Zaakwaarneming:** Vrijwillige en nuttige waarneming van andermans zaak zonder daartoe verplicht te zijn.
* **Onverschuldigde betaling:** Betaling die zonder schuld is verricht.
* **Ongerechtvaardigde verrijking:** Een verrijking bij de ene persoon zonder juridische rechtvaardiging, die samenvalt met een verarming bij de andere.
### 6.9 Algemeen regime van de verbintenis
#### 6.9.1 Modaliteiten van verbintenis
* **Voorwaardelijke verbintenis:** Afhankelijk van een toekomstige, onzekere gebeurtenis.
* **Verbintenis met tijdsbepaling:** Afhankelijk van een toekomstige, zekere gebeurtenis.
#### 6.9.2 Verbintenissen met pluraliteit van voorwerpen of subjecten
* **Pluraliteit van voorwerpen:** Cumulatief, alternatief, subsidiair, facultatief.
* **Pluraliteit van subjecten:** Gezamenlijk/deelbaar, hoofdelijk, ondeelbaar, in solidum.
#### 6.9.3 Nakoming van verbintenis: betaling
Uitvoering van de prestatie die men verschuldigd is.
#### 6.9.4 Niet-nakoming van verbintenis
Sancties die de schuldeiser ter beschikking staan bij toerekenbare niet-nakoming.
### 6.10 Buitencontractuele aansprakelijkheid
Dit regime regelt de aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt buiten enige contractuele relatie om. De regels zijn in beginsel aanvullend recht. De benadeelde kan kiezen om zich te baseren op contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid.
#### 6.10.1 Feiten die tot aansprakelijkheid leiden
1. **Aansprakelijkheid voor eigen daad:** Iedereen is aansprakelijk voor schade die hij door zijn fout veroorzaakt. Zelfs de lichtste fout kan tot aansprakelijkheid leiden. Uitzonderingen zijn overmacht, wettige verdediging, of geldige toestemming van de benadeelde.
2. **Aansprakelijkheid voor andermans daad:**
* **Gezagsdragers over minderjarigen:** Ouders, voogden, etc. zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen, tenzij ze kunnen aantonen dat de schade niet aan hun fout te wijten is (vanaf 16 jaar).
* **Personen belast met toezicht:** Instellingen zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door personen onder hun toezicht, tenzij fout in toezicht kan worden aangetoond.
* **Aansteller:** Werkgevers zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun personeelsleden tijdens hun dienstverband.
3. **Aansprakelijkheid voor dieren en zaken:** De bewaarder van een zaak is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een gebrek van die zaak. De bewaarder van een dier is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door dat dier.
#### 6.10.2 Oorzakelijk verband
Er moet een causaal verband bestaan tussen het feit dat tot aansprakelijkheid leidt en de geleden schade. Als meerdere personen aansprakelijk zijn, zijn zij "in solidum" aansprakelijk. De schadevergoeding kan verminderd worden als de benadeelde zelf (deels) aansprakelijk is voor de schade.
#### 6.10.3 Schade
Om aansprakelijkheid te stellen, moet schade zijn geleden. Schade kan patrimoniaal (economische gevolgen) of extrapatrimoniaal (niet-economische gevolgen, bv. smartengeld) zijn. De benadeelde heeft een schadebeperkingsplicht.
#### 6.10.4 Gevolgen van aansprakelijkheid
De aansprakelijke persoon is gehouden tot integrale schadeloosstelling, wat kan gebeuren door herstel in natura of schadevergoeding.
#### 6.10.5 Bijzondere regelingen
* **Productaansprakelijkheid:** Bescherming van consumenten tegen gebrekkige producten.
* **Verkeersslachtoffers:** Een bijzondere regeling beschermt zwakke weggebruikers bij verkeersongevallen met motorvoertuigen.
### 6.11 Bewijs
#### 6.11.1 Bewijslast en bewijsmiddelen
* **Bewijslast:** Degene die zich op een recht beroept, moet dit bewijzen.
* **Bewijsmiddelen:** Alle middelen van recht, tenzij de wet anders bepaalt (bv. voor rechtshandelingen boven een bepaalde waarde).
* **Schriftelijk bewijs:** Authentieke of onderhandse akten. Elektronische handtekeningen worden gelijkgesteld aan handtekeningen.
* **Getuigenbewijs:** Verklaringen van personen die de gebeurtenis hebben waargenomen.
* **Vermoedens:** Wettelijke of feitelijke.
* **Bekentenis:** Uitdrukkelijk of stilzwijgend, gerechtelijk of buitengerechtelijk.
* **Eed:** Gedingbeslissende of ambtshalve opgelegde eed.
> **Tip:** Bij rechtshandelingen boven de 3500 euro is een ondertekend geschrift vereist als bewijs, tenzij er uitzonderingen gelden (bv. materiële onmogelijkheid). Voor zaken tussen ondernemingen gelden soepelere bewijsregels.
---
# Buitencontractuele aansprakelijkheid
Hier is de samenvatting voor buitencontractuele aansprakelijkheid, opgesteld als een studiegids:
## 6 Buitencontractuele aansprakelijkheid
Dit deel behandelt de gronden voor aansprakelijkheid, zoals eigen daden, andermans daden, dieren en zaken, alsook de vereisten van oorzakelijk verband en schade.
### 6.1 Inleidende bepalingen
De wettelijke regels rond buitencontractuele aansprakelijkheid zijn in principe van aanvullend recht, wat betekent dat er contractueel van kan worden afgeweken, tenzij de regel van dwingend recht of openbare orde is.
Wanneer een benadeelde zowel een contractuele als een buitencontractuele grondslag heeft om iemand aansprakelijk te stellen, kan de benadeelde kiezen op welke rechtsgrond hij zijn vordering baseert. De schadeverwekker kan in zo'n geval alle verweermiddelen inroepen die voortvloeien uit zijn contract met de benadeelde, behalve in gevallen van schade door aantasting van fysieke/psychische integriteit of opzettelijke fouten.
De recente wetgeving beoogt een einde te maken aan de zogenaamde quasi-immuniteit van hulppersonen. Een benadeelde kan op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid een schadevergoeding vorderen voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis door een hulppersoon van een medecontractant. De medecontractant kan echter tegen de benadeelde wel dezelfde verweermiddelen aanvoeren als diegene die hij tegenover de opdrachtgever zou hebben. Een werknemer blijft zich wel kunnen beroepen op artikelen die hem beschermen bij bedrog, zware of herhaalde lichte fouten.
De regels inzake buitencontractuele aansprakelijkheid zijn van toepassing op zowel natuurlijke personen als op publieke en private rechtspersonen, zoals naamloze vennootschappen (nv) en besloten vennootschappen (bv).
### 6.2 Feiten die tot aansprakelijkheid leiden
Er zijn verschillende categorieën van feiten die tot buitencontractuele aansprakelijkheid kunnen leiden:
#### 6.2.1 Aansprakelijkheid voor eigen daad
* **Algemene regel:** Eenieder is aansprakelijk voor schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt. Zelfs de lichtste fout volstaat om tot aansprakelijkheid te leiden.
* Een fout is aanwezig bij de schending van een wettelijke regel die bepaald gedrag oplegt of verbiedt.
* Een fout is eveneens aanwezig bij elke handeling of nalatigheid die een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden niet zou hebben begaan.
* **Uitsluiting van aansprakelijkheid:** In bepaalde gevallen kan de schadeveroorzaker aan aansprakelijkheid ontsnappen:
* **Overmacht:** Wanneer het onmogelijk is om de toepasselijke gedragsregel na te leven, tenzij deze onmogelijkheid te wijten is aan eigen fout.
* **Wettelijke gronden:** Zoals wettige verdediging of geldige toestemming van de benadeelde voor de aantasting van beschikbare belangen.
* **Minderjarigen:**
* Minderjarigen jonger dan 12 jaar zijn niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun fout of door een ander aansprakelijk feit.
* Minderjarigen vanaf 12 jaar zijn wel aansprakelijk, omdat wordt aangenomen dat zij controle hebben over hun daden en de draagwijdte van hun handelingen beseffen. De rechter kan echter oordelen dat de minderjarige geen schadeloosstelling verschuldigd is of de verschuldigde schadeloosstelling beperken. Dit geldt niet als de aansprakelijkheid gedekt is door een verzekeringsovereenkomst.
#### 6.2.2 Aansprakelijkheid voor andermans daad
* **Aansprakelijkheid van titularissen van gezag over de persoon van minderjarigen:**
* Voor minderjarigen jonger dan 16 jaar zijn de ouders, adoptanten, voogden of pleegzorgers steeds aansprakelijk als het kind door zijn fout schade veroorzaakt.
* Voor minderjarigen van 16 jaar en ouder kunnen de voorgenoemde personen aan aansprakelijkheid ontsnappen als zij aantonen dat de schade niet te wijten is aan een fout van hun kant. Bij de beoordeling van deze ontsnapping wordt rekening gehouden met factoren zoals de plaats en tijd van het schadegeval, de aard van de activiteiten van de minderjarige, en diens fysieke en mentale toestand.
* **Aansprakelijkheid van personen belast met toezicht op anderen:**
* Wie belast is met toezicht op anderen kan aansprakelijk gesteld worden voor schade veroorzaakt door diegene over wie men toezicht heeft. Deze aansprakelijkheid kan worden ontlopen door aan te tonen dat de schade niet te wijten is aan een fout in het toezicht.
* Onderwijsinstellingen zijn aansprakelijk voor schade die leerlingen veroorzaken aan derden terwijl zij onder toezicht staan, tenzij de instelling kan aantonen dat de schade niet aan een fout in het toezicht te wijten is.
* **Aansprakelijkheid van de aansteller:**
* Een aansteller is aansprakelijk voor schade die zijn personeelsleden aan derden veroorzaken tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander aansprakelijk feit. Een aansteller is de persoon die voor eigen rekening feitelijk gezag en toezicht uitoefent op het gedrag van een ander (bv. een werkgever).
* Rechtspersonen van publiek recht zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun personeelsleden, organen of leden van organen tijdens de uitoefening van hun functie.
#### 6.2.3 Aansprakelijkheid voor dieren en zaken
* **Aansprakelijkheid voor zaken:** De bewaarder van een zaak is foutloos aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een gebrek van die zaak.
* **Zaak:** Dit betreft materiële zaken, zowel roerende als onroerende goederen.
* **Bewijslast benadeelde:** De benadeelde moet een causaal verband bewijzen tussen het gebrek en de schade.
* **Bewaarder:** De persoon die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle heeft over de zaak. De eigenaar wordt vermoed de bewaarder te zijn, tenzij anders bewezen.
* **Gebrekkige zaak:** Een zaak is gebrekkig als ze door haar kenmerken niet de verwachte veiligheid biedt onder de gegeven omstandigheden.
* **Aansprakelijkheid voor dieren:** De bewaarder van een dier is foutloos aansprakelijk voor schade veroorzaakt door dat dier.
* **Dier:** Dit omvat alle dieren, huisdieren, getemde en wilde dieren die voorwerp van toe-eigening uitmaken.
* **Bewaarder:** De persoon die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle heeft over het dier. De eigenaar wordt vermoed de bewaarder te zijn, tenzij anders bewezen.
### 6.3 Oorzakelijk verband
* Niet elke fout leidt automatisch tot een schadevergoedingsplicht. Er moet een **oorzakelijk verband** bestaan tussen het feit dat tot aansprakelijkheid leidt en de geleden schade.
* **In solidum aansprakelijkheid:** Wanneer meerdere personen aansprakelijk zijn voor eenzelfde schade, zijn zij "in solidum" aansprakelijk. Dit betekent dat de benadeelde iedere aansprakelijke partij voor het geheel kan aanspreken. Wie iemand aanzet tot een fout of daarmee helpt, is mede-aansprakelijk.
* **Eigen fout van de benadeelde:** Als de benadeelde zelf (mede)veroorzaker is van zijn schade, wordt zijn recht op schadeloosstelling verminderd in de mate waarin zijn fout heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Voor minderjarigen jonger dan 12 jaar geldt deze vermindering niet.
* **Bewijslast oorzakelijk verband:** De benadeelde moet het oorzakelijk verband "met redelijke mate van zekerheid" bewijzen. In gevallen van een verlies van kans kan de benadeelde toch vergoeding krijgen, zelfs als de fout niet noodzakelijk de oorzaak van de schade was.
### 6.4 Schade
* Om aansprakelijkheid te kunnen vaststellen, moet de benadeelde niet alleen een aansprakelijk feit bewijzen, maar ook dat er schade geleden is die in causaal verband staat met dat feit.
* Alleen **zekere schade** leidt tot schadeloosstelling, wat betekent dat het bestaan ervan onbetwistbaar vaststaat.
* **Soorten schade:**
* **Patrimoniale schade:** Alle economische gevolgen van een aantasting, zoals verliezen, kosten, winstderving en waardevermindering. Dit kan zowel stoffelijke schade (bv. materiële goederen) als lichamelijke schade (medische kosten, inkomstenverlies) omvatten.
* **Extrapatrimoniale schade:** Niet-economische gevolgen van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit, die het welbevinden, de psychische gezondheid of de reputatie raken.
* **Schadebeperkingsplicht:** De benadeelde heeft de plicht om de schade die hij lijdt te voorkomen of te beperken, voor zover dit strookt met het gedrag van een redelijk en voorzichtig persoon in dezelfde omstandigheden. Kosten die gemaakt worden voor het voorkomen of beperken van dreigende schade kunnen verhaald worden op de aansprakelijke partij, zelfs als deze maatregelen vruchteloos waren.
### 6.5 Gevolgen van aansprakelijkheid
* De aansprakelijke persoon is gehouden tot **integrale schadeloosstelling** van de schade, met als doel alle schade en niets dan schade te herstellen. De schadeloosstelling mag niet leiden tot verarming of verrijking van de benadeelde.
* Schadeloosstelling kan plaatsvinden door:
* **Herstel in natura:** Het herstellen van de schade in de oorspronkelijke staat.
* **Schadevergoeding:** Een financiële compensatie voor de geleden schade.
Deze wijzen kunnen gelijktijdig worden toegepast.
* De benadeelde mag vrij beschikken over de schadevergoeding en is niet verplicht deze aan te wenden voor het effectieve herstel van de schade.
### 6.6 Bevel of verbod
* Wanneer iemand vreest schade te zullen lijden, kan hij zich tot de rechtbank wenden om te voorkomen dat de schade zich voordoet.
* Bij een vastgestelde of ernstig dreigende schending van wettelijke regels, kan de rechter op vordering van een partij die aantoont hierdoor aantasting van zijn zaken of fysieke integriteit te zullen lijden, een bevel of verbod opleggen om de naleving van die wettelijke bepaling te waarborgen.
### 6.7 Productaansprakelijkheid
* Specifieke regels voor aansprakelijkheid voor gebrekkige producten beogen de consument te beschermen.
* Een product is gebrekkig als het niet de verwachte veiligheid biedt, rekening houdend met de presentatie, het normale gebruik en het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht.
### 6.8 Bijzondere regeling inzake verkeersslachtoffers
* Er bestaat een bijzondere regeling ter bescherming van zwakke weggebruikers. De verzekeraar van de houder of eigenaar van een motorrijtuig moet lichamelijke schade aan een zwakke weggebruiker vergoeden, ongeacht de fout van de bestuurder.
* Voorwaarden: het moet gaan om een verkeersongeval met een motorvoertuig en een zwakke weggebruiker, enkel lichamelijke schade (geen stoffelijke) en de zwakke weggebruiker mag geen onverschoonbare fout hebben begaan (indien ouder dan 14 jaar).
---
# Bewijsrecht
Dit onderdeel behandelt de bewijslast, bewijsstandaarden, toelaatbaarheid van bewijsmiddelen zoals geschriften, getuigenissen, vermoedens, bekentenissen en eden, en de bijzondere regels voor ondernemingen.
### 8.1 De bewijslast en bewijsstandaarden
#### 8.1.1 Wie moet wat bewijzen?
De basisregel is dat wie een ander in rechte wil aanspreken, de feiten en rechtshandelingen die zijn bewering ondersteunen, moet bewijzen. De partij die zich daartegen verweert door te stellen bevrijd te zijn van een verbintenis, moet dit op zijn beurt aantonen. Bij twijfel krijgt de partij op wie de bewijslast rust, ongelijk. Algemeen bekende feiten en ervaringsregels behoeven geen bewijs, evenals rechtsregels. Alle partijen zijn gehouden mee te werken aan de bewijsvoering.
#### 8.1.2 Bewijsstandaard
Er is geen absoluut bewijs vereist; een redelijke mate van zekerheid is voldoende. Wie de bewijslast draagt van een negatief feit, of een feit waarvan het bewijs moeilijk of onredelijk is, kan volstaan met het aantonen van de waarschijnlijkheid van het feit.
#### 8.1.3 Omkering van de bewijslast
Indien de bewijsregeling kennelijk onredelijk is, kan de rechter de bewijslast omkeren. Dit vereist echter buitengewone omstandigheden.
### 8.2 Toelaatbaarheid van bewijsmiddelen
#### 8.2.1 Algemeen uitgangspunt
In principe kan bewijs met alle middelen van het recht worden geleverd. Er zijn echter uitzonderingen, met name voor rechtshandelingen.
#### 8.2.2 Uitzonderingen voor rechtshandelingen
Een rechtshandeling met betrekking tot een som of waarde van meer dan drieduizend vijfhonderd dollars, moet bewezen worden door een ondertekend geschrift. Deze regel geldt niet voor eenzijdige rechtshandelingen, noch wanneer er een materiële of morele onmogelijkheid is om een akte te verkrijgen, of wanneer de akte verloren ging door overmacht.
Een ondertekend geschrift kan vervangen worden door een beslissende eed of een begin van bewijs door geschrift, aangevuld met een ander bewijsmiddel. Bewijs boven of tegen een ondertekend geschrift kan enkel geleverd worden door een ander ondertekend geschrift, zelfs indien de waarde van de rechtshandeling minder dan drieduizend vijfhonderd dollars bedraagt.
#### 8.2.3 Bijzondere regels voor ondernemingen
Voor bewijs in zaken waarbij een onderneming betrokken is, gelden specifieke regels:
* **Tussen twee ondernemingen:** Bewijs kan met alle middelen geleverd worden, tenzij de wet anders bepaalt.
* **Onderneming tegenover niet-onderneming:** De onderneming moet de strikte bewijsregels van het burgerlijk recht naleven.
* **Niet-onderneming tegenover onderneming:** De niet-onderneming mag alle middelen van het recht gebruiken om het bewijs te leveren.
#### 8.2.4 Bewijs door derden
Derden kunnen het bewijs van een rechtshandeling met alle bewijsmiddelen leveren.
### 8.3 Verschillende bewijsmiddelen
#### 8.3.1 Schriftelijk bewijs
* **Definitie:** Een geschrift omvat elk geheel van alfabetische tekens of andere verstaanbare tekens, aangebracht op een drager die toegang ertoe biedt gedurende een periode die afgestemd is op het doel waarvoor de informatie kan dienen, waarbij de integriteit ervan behouden blijft, ongeacht de drager en transmissiemogelijkheden. Dit betekent dat een geschrift niet noodzakelijk een papieren document hoeft te zijn. Een handtekening kan ook elektronisch zijn.
* **Authentieke akten:** Opgemaakt door een bevoegde openbare ambtenaar. Ze hebben bijzondere bewijskracht en uitvoerende kracht. Wat de ambtenaar persoonlijk vaststelt, heeft bijzondere bewijskracht en kan enkel worden aangevochten via een valsheidprocedure. Verklaringen van partijen kunnen niet door de ambtenaar worden geverifieerd als de werkelijkheid. Tegen deze vermeldingen kan tegenbewijs geleverd worden zonder valsheidprocedure.
* **Onderhandse akten:** Zelf opgesteld door partijen, met hun handtekening. Ze hebben geen uitvoerende kracht. De partij tegen wie de akte wordt ingeroepen, kan de echtheid van het handschrift of de handtekening ontkennen, wat een bijzondere procedure vereist.
* **Wederkerige overeenkomsten:** Moeten opgemaakt worden in evenveel originele exemplaren als er partijen zijn met een onderscheiden belang. Elk exemplaar moet vermelden hoeveel originelen werden gemaakt. Gebrek hieraan kan leiden tot nietigheid.
* **Handtekening:** Een teken of opeenvolging van tekens waarmee een persoon zich identificeert en waaruit zijn wilsuiting blijkt. Dit omvat gewone, geavanceerde en gekwalificeerde elektronische handtekeningen.
* **Eenzijdige verbintenis tot betaling:** Moet de handtekening van de verbindende persoon bevatten, alsook de vermelding van de som of hoeveelheid voluit in letters, geschreven door de verbindende persoon zelf. Hiervan kan niet contractueel worden afgeweken.
* **Ondertekening door advocaten:** Een onderhandse akte kan ook door de advocaten van de partijen worden ondertekend, wat een volledig bewijs levert van het geschrift en de handtekening van de partijen.
#### 8.3.2 Getuigenbewijs
* **Definitie:** Een verklaring van een persoon die de te bewijzen aangelegenheid met eigen zintuigen heeft waargenomen, of die erover heeft gehoord van iemand die het zelf heeft meegemaakt.
* **Toelaatbaarheid:** Getuigenbewijs is enkel toelaatbaar in gevallen waar de wet bewijs met alle middelen toelaat.
* **Bewijswaarde:** De rechtbank beoordeelt de bewijswaarde, gezien de mogelijkheid van onzekerheid of beïnvloeding van getuigen.
#### 8.3.3 Bewijs door vermoedens
* **Definitie:** Een redenering waarbij uit vaststaande feiten een gevolgtrekking wordt gemaakt om een onbekend feit te besluiten.
* **Wettelijke vermoedens:** Door de wet verbonden aan bepaalde rechtshandelingen of feiten. Ze wijzigen de bewijslast of stellen de begunstigde vrij van bewijs.
* **Onweerlegbare vermoedens:** Geen tegenbewijs toegelaten.
* **Weerlegbare vermoedens:** Tegenbewijs is mogelijk; de bewijslast wordt omgedraaid.
* **Feitelijke vermoedens:** Vloeien voort uit redeneringen van de rechter. Enkel aangenomen indien de wet bewijs met alle middelen toelaat en ze berusten op ernstige en precieze aanwijzingen. Meerdere aanwijzingen moeten overeenstemmen.
#### 8.3.4 Bewijs door bekentenis
* **Definitie:** Een verklaring van een partij die de waarheid erkent van wat tegen hem is ingebracht, hoewel hij er belang bij heeft dit te ontkennen.
* **Soorten:**
* **Gerechtelijke bekentenis:** Afgelegd in een rechtsgeding dat betrekking heeft op het erkende punt.
* **Buitengerechtelijke bekentenis:** Komt buiten een geding tot stand.
* **Vorm:** Kan uitdrukkelijk, stilzwijgend of intentioneel zijn.
* **Bewijswaarde:** Een zuiver mondelinge buitengerechtelijke bekentenis is enkel toelaatbaar als de wet bewijs met alle middelen toelaat. Ze levert bewijs op tegen de persoon die de bekentenis heeft gedaan, tenzij deze niet oprecht is.
#### 8.3.5 Eed
* **Definitie:** Een plechtige verklaring die door een partij voor de rechter wordt afgelegd. Het is het laatste bewijsmiddel.
* **Soorten:**
* **Gedingbeslissende eed:** Opgelegd door de ene partij aan de andere, enkel met betrekking tot een feit waarbij de partij persoonlijk betrokken is. Weigering leidt tot ongeloofwaardigheid van de bewering. Terugwijzen naar de andere partij is mogelijk.
* **Ambtshalve opgelegde eed:** Opgelegd door de rechter, niet door partijen aan elkaar. Kan niet worden teruggewezen. De rechter oordeelt vrij na de aflegging.
### 8.4 Bijzondere regels voor ondernemingen
#### 8.4.1 Bewijs in handelszaken
* **Tussen ondernemingen:** Bewijs kan met alle middelen worden geleverd, tenzij de wet anders bepaalt.
* **Onderneming tegenover niet-onderneming:** De onderneming moet de strikte bewijsregels van het burgerlijk recht naleven.
* **Niet-onderneming tegenover onderneming:** De niet-onderneming mag alle middelen van het recht gebruiken.
### 8.5 Bewijsovereenkomsten
Partijen kunnen in een overeenkomst afspraken maken over de bewijsvoering, met inachtneming van wettelijke beperkingen.
### 8.6 Bewijs van rechtshandelingen
* **Ondertekend geschrift:** Vereist voor rechtshandelingen met een waarde van meer dan drieduizend vijfhonderd dollars, tenzij wettelijke uitzonderingen van toepassing zijn (bv. materiële onmogelijkheid, overmacht).
* **Alternatieven voor ondertekend geschrift:** Beslissende eed of begin van bewijs door geschrift, aangevuld met andere middelen.
* **Bewijs tegen ondertekend geschrift:** Enkel met een ander ondertekend geschrift, ongeacht de waarde van de rechtshandeling.
### 8.7 Bewijs van vermoedens
* **Wettelijke vermoedens:** Kunnen weerlegbaar of onweerlegbaar zijn. Bij weerlegbare vermoedens kan tegenbewijs geleverd worden.
* **Feitelijke vermoedens:** Gevolgtrekkingen van de rechter, gebaseerd op ernstige en precieze aanwijzingen.
### 8.8 Bewijs door bekentenis
* **Gerechtelijke bekentenis:** Afgelegd in rechte en bindend voor de bekennende partij.
* **Buitengerechtelijke bekentenis:** Kan uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn en is toelaatbaar in gevallen waar bewijs met alle middelen is toegelaten.
### 8.9 Eed als bewijsmiddel
* **Gedingbeslissende eed:** Kan enkel worden opgelegd door een partij aan de andere met betrekking tot een feit waarbij de partij persoonlijk betrokken is.
* **Ambtshalve opgelegde eed:** Opgelegd door de rechter.
---
**Tip:** Bij het voorbereiden van een examen over bewijsrecht is het essentieel om de verschillende bewijsmiddelen te kennen, hun specifieke vereisten en bewijswaarde, en de uitzonderingen op de algemene regels, met name voor rechtshandelingen en zaken die ondernemingen betreffen. Oefen met casussen om de toepassing van deze regels te verduidelijken.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Recht | Een geheel van gedragsregels en normen die het maatschappelijke leven trachten te ordenen en die door de overheid worden opgelegd en afdwingbaar zijn. |
| Privaatrecht | Het recht dat de verhoudingen tussen burgers onderling regelt, zoals burgerlijk recht, gerechtelijk privaatrecht en internationaal privaatrecht. |
| Publiekrecht | Het recht dat algemene belangen regelt en betrekking heeft op de inrichting, werking en onderlinge verhouding van overheidsorganen, alsook de verhouding tussen overheid en burgers. |
| Objectief recht | Het geheel van normen die menselijke activiteiten, onderlinge verhoudingen tussen mensen en hun verhouding tot de gemeenschap regelen. |
| Subjectief recht | Aanspraken die een persoon tegenover een ander kan laten gelden, gebaseerd op het objectieve recht. |
| Wetgeving | De verzameling van rechtsregels die door de wetgevende macht worden uitgevaardigd, inclusief internationale verdragen, de grondwet en wetten in strikte zin. |
| Rechtspraak | Het geheel van beslissingen van hoven en rechtbanken, die dienen ter interpretatie en toepassing van de wet op concrete gevallen. |
| Rechtsleer | Het geheel van wetenschappelijke publicaties en opinies over juridische aangelegenheden, die interpretaties van het recht bevatten. |
| Gewoonte | Een gevestigd gebruik dat in de samenleving algemeen als bindend wordt beschouwd, zonder dat het in de wet is vastgelegd. |
| Billijkheid | Een algemeen beginsel van rechtvaardigheid dat kan worden toegepast om onbillijke uitkomsten te vermijden, vaak in aanvulling op de wet. |
| Wettelijk stelsel | Het huwelijksvermogensstelsel dat van toepassing is wanneer echtgenoten geen huwelijksovereenkomst hebben afgesloten of geen andersluidende regeling hebben getroffen. |
| Gemeenschappelijk vermogen | Het vermogen dat deel uitmaakt van het huwelijksvermogensrecht en dat goederen en schulden omvat die door beide echtgenoten tijdens het huwelijk zijn verkregen of aangegaan. |
| Eigen vermogen | Het vermogen dat deel uitmaakt van het huwelijksvermogensrecht en dat goederen en schulden omvat die aan één echtgenoot toebehoren, zowel vóór als tijdens het huwelijk verkregen onder specifieke voorwaarden. |
| Huwelijksovereenkomst | Een plechtige overeenkomst die door echtgenoten wordt opgesteld om af te wijken van het wettelijk stelsel of om specifieke bedingen op te nemen, vaak voor vermogens- en successieplanning. |
| Verbintenis | Een rechtsband op grond waarvan een schuldeiser van een schuldenaar, indien nodig in rechte, de uitvoering van een prestatie mag eisen. |
| Contract | Een wilsovereenstemming tussen twee of meer personen met de bedoeling rechtsgevolgen te doen ontstaan; ook wel overeenkomst genoemd. |
| Rechtsfeit | Een feit dat rechtsgevolgen heeft, waardoor rechten en plichten ontstaan, zonder dat de betrokkenen de intentie hadden om deze rechtsgevolgen te creëren. |
| Rechtshandeling | Een bewuste handeling waaraan het recht de door de steller beoogde rechtsgevolgen verbindt; een wilsuiting met de intentie om rechtsgevolgen te doen ontstaan. |
| Nietigheid | De ongeldigheid van een rechtshandeling of contract, die absoluut of relatief kan zijn, waardoor de handeling of het contract geen rechtsgevolgen heeft vanaf het moment van sluiting. |
| Buitencontractuele aansprakelijkheid | De aansprakelijkheid die voortvloeit uit schade die iemand door zijn fout aan een ander veroorzaakt, buiten de context van een contractuele relatie. |
| Oorzakelijk verband | Het noodzakelijke verband tussen een feit dat tot aansprakelijkheid leidt en de geleden schade, wat vereist is om een schadeloosstellingsplicht te doen ontstaan. |
| Schade | De geleden benadeling, zowel materieel (patrimoniaal) als immaterieel (extrapatrimoniaal), die het gevolg is van een onrechtmatige daad. |
| Bewijs | Het aantonen van de waarheid van een stelling of het bestaan van een rechtshandeling of feit, middels wettelijk toegelaten bewijsmiddelen. |
| Schriftelijk bewijs | Bewijs geleverd door middel van een geschrift, dat in het burgerlijk recht als het belangrijkste bewijsmiddel wordt beschouwd voor rechtshandelingen, met onderscheid tussen authentieke en onderhandse akten. |
| Getuigenbewijs | Een verklaring van een persoon die een gebeurtenis met eigen zintuigen heeft waargenomen of hierover van een betrokkene heeft gehoord, toelaatbaar in gevallen waar het recht bewijs met alle middelen toelaat. |
| Vermoeden | Een redenering waarbij uit een vaststaand feit een gevolgtrekking wordt gemaakt naar een onbekend feit; wettelijke vermoedens vloeien voort uit de wet, feitelijke vermoedens uit de redenering van de rechter. |
| Bekentenis | Een verklaring door een partij waarin de waarheid wordt erkend van wat tegen hem is ingebracht, waarbij de juistheid van een feit of het bestaan van een rechtshandeling wordt beaamd. |
| Eed | Een plechtige verklaring die door een partij voor de rechter wordt afgelegd als laatste bewijsmiddel, gedingbeslissend of ambtshalve opgelegd. |