Cover
Empieza ahora gratis stap voor stap - voortalige periode.pptx
Summary
# Ontwikkeling van geluidswaarneming en vocaliseren
Dit hoofdstuk beschrijft de vroege stadia van gehoorontwikkeling en vocalisatie bij baby's, vanaf de eerste geluiden tot aan het begin van betekenisvol communicatief gedrag.
### 1.1 Eerste geluidswaarnemingen en het gehoor
* Het gehoororgaan van een baby is al voor de geboorte volledig ontwikkeld.
* Foetussen van ongeveer vijf maanden oud reageren al op sterke geluidsprikkels.
* Vanaf de geboorte hebben baby's een duidelijke voorkeur voor de stem van de moeder.
* Er is reeds sprake van zeer selectief luisteren naar spraakgeluiden:
* Baby's kunnen verschillen waarnemen tussen medeklinkers die op elkaar lijken.
* Ze kunnen klinkers in éénlettergrepige woorden onderscheiden.
* Ze nemen verschillen in intonatie en accenten waar.
* De visuele waarneming ontwikkelt zich expansief: baby's kunnen met hun ogen iets volgen, hun blik fixeren en hebben een voorkeur voor bewegende gezichten van volwassenen. Dit draagt bij aan een multisensoriële dialoog met de verzorger.
### 1.2 Vroege vocalisaties: van schreeuwen tot comfortgeluiden
#### 1.2.1 Schreien (0-6 weken)
* De geboorteschreeuw is luid, scherp en gespannen.
* Luid en krachtig huilen dient als een continue stemgeving.
* Schreien initieert onmiddellijk interactie met de omgeving. Ouders geven betekenis aan het huilen, ook al heeft het kind nog geen intenties. Dit proces bevordert de afstemming tussen kind en ouder.
* De flexmatige glimlach is aanwezig, die nog niet sociaal is.
#### 1.2.2 Prespeech-bewegingen en vegetatieve geluiden (0-6 weken)
* Prespeech-bewegingen verwijzen naar articulatiebewegingen die het kind al maakt, soms als imitatie van volwassenen. Dit omvat bewegingen van de tong, onderkaak en lippen, maar nog zonder geluidskoppeling.
* Vegetatieve en reflexmatige geluiden worden geproduceerd.
#### 1.2.3 Vroege luisterontwikkeling en vocaliseren (6 weken – 4 maanden)
* Baby's produceren nu diverse geluidjes, zoals comfortgeluiden of geluiden wanneer zij zich prettig voelen, in plaats van enkel te schreien.
* Er is een duidelijke ontwikkeling in de visuele waarneming, met de opkomst van de sociale glimlach. Dit is een belangrijke mijlpaal, waarbij de baby glimlacht als reactie op sociale interactie, zoals de aanwezigheid van de moeder.
* Vocaliseren kenmerkt zich door doffe vocalen met een nasale bijklank. Dit komt mede door de onmogelijkheid om het zacht gehemelte volledig op te trekken, wat verbetert met vriendelijke aandacht en aanspreking.
* Het klinkerrepertoire wordt uitgebreid en de reeksen van geluiden worden langer.
* Er ontstaat variatie in intonatie, wat universeel is voor alle baby's.
> **Tip:** In deze fase zijn de geluiden van een baby nog taal-universeel. Het is nog niet mogelijk om uit de klanken af te leiden welke taal het kind later zal spreken, omdat alle mogelijke klanken nog geproduceerd kunnen worden.
* Kinderen maken bewegingen met hun articulatieorganen.
* De luisterontwikkeling gaat verder:
* De eigen vocale activiteit wordt gestopt wanneer een volwassene spreekt.
* Baby's kunnen een onderscheid horen tussen nog moeilijk te onderscheiden medeklinkers.
* Ze kunnen klinkers identificeren die door verschillende personen worden uitgesproken.
* Er is waarneming van specifieke, moedertaalspecifieke fonemen, wat leidt tot een verschuiving van een universele naar een moedertaalspecifieke waarnemer.
### 1.3 Vocaal spel en beginnend taalbegrip (4 – 7 maanden)
* Vocaal spel wordt gekenmerkt door een opvallende evolutie naar gediversifieerde geluidjes.
* Er is een grote variatie in toonhoogte, intonatie, luidheid en duur van de geluiden.
* Kinderen produceren medeklinkerachtigen, wat wordt aangeduid als marginaal brabbelen of taal-universele klankproductie.
* Het kind focust zich voornamelijk op het produceren van klinkers. Medeklinkers worden nog marginaler geproduceerd.
> **Tip:** Klinkers (zoals 'a', 'e', 'i', 'o', 'u') kunnen lang worden aangehouden omdat de luchtstroom vrij naar buiten kan. Medeklinkers vereisen een vernauwing of blokkade van de luchtstroom, wat de productie ervan complexer maakt in deze fase.
* Er is sprake van een beginnend taalbegrip:
* Er is een sterke evolutie in het herkennen van fonemen en foneempatronen.
* Er is een duidelijke verschuiving van universeel naar taalspecifiek waarnemen.
* Woordherkenning begint zich te ontwikkelen.
### 1.4 Brabbelen en expressief jargon (7 – 12 maanden)
* Brabbelen wordt gedefinieerd als een opeenvolging van identieke of bijna identieke syllaben of lettergrepen, wat een herhalingskenmerk vertoont.
* Er worden twee vormen van brabbelen onderscheiden:
* **Repetitief of canoniek brabbelen:** Eenzelfde lettergreep wordt identiek herhaald (bv. 'bababa').
* **Gevarieerd brabbelen:** Er is meer variatie in de lettergrepen.
* **Expressief jargon:** Dit is een specifieke vorm van brabbelen die wordt gekenmerkt door gevarieerde brabbelpatronen met een duidelijke melodie en intonatie. Het lijkt alsof het kind aan het vertellen is, en wordt beschouwd als een directe voorloper van het eerste woordgebruik.
* Foneem patronen, klankcombinaties die frequent voorkomen in de moedertaal, worden herhaald.
#### 1.4.1 Beginnend taalbegrip en woordenschat
* Tussen zes en zeven maanden ontstaat er een beginnend begrip van enkele woorden.
* Rond acht maanden begrijpt een kind ongeveer tien woorden in context.
* Tegen twaalf maanden is de woordenschat van een kind groter dan veertig woorden.
* Tussen acht en twaalf maanden beginnen kinderen eenvoudige woordcombinaties of korte zinnen te produceren.
### 1.5 Communicatieve intenties en interactie
#### 1.5.1 Pre-intentionele fase (0-6 maanden)
* **0-2 maanden:** Communicatie is puur reflexmatig en niet bewust.
* **2-6 maanden:** Er ontstaan protoconversaties, waarbij er nog geen echte intenties zijn, maar volwassenen wel betekenis toekennen aan de interactie.
#### 1.5.2 Geïnteresseerde fase (vanaf 6 maanden)
* Vanaf zes maanden ontwikkelen baby's interesse voor voorwerpen, naast hun interesse voor mensen en gezichten.
* **Joint attention (gezamenlijke aandacht):** Kind en volwassene richten hun aandacht gezamenlijk op een specifiek voorwerp. Dit omvat het volgen van elkaars blikrichting, het reageren op gebaren en het manipuleren van voorwerpen. Gezamenlijke aandacht is cruciaal voor taalontwikkeling.
#### 1.5.3 Vroegintentionele fase (10-12 tot 15 maanden)
* Het kind ontwikkelt een repertoire van onmiskenbaar communicatieve intenties, die zowel a-verbaal als in combinatie met geluid kunnen zijn.
* Het kind wordt een echte communicatiepartner.
* **Proto-imperatieven:** Het kind stuurt de volwassene naar een voorwerp met de bedoeling iets gedaan te krijgen (bv. wijzen naar de koektrommel om een koekje te krijgen, armen omhoog houden om opgetild te worden).
* **Proto-declaratieven:** Het kind toont een voorwerp aan de volwassene om de aandacht te vestigen op iets wat het kind interessant vindt (bv. wijzen naar een vliegtuig in de lucht om te delen dat het gezien is). Dit is een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van communicatieve intenties.
---
# Vroege stadia van taalbegrip en brabbelen
Kinderen maken in hun eerste levensjaar een opmerkelijke ontwikkeling door op het gebied van taalbegrip en geluidsproductie, beginnend met universele geluidsperceptie en evoluerend naar taalspecifieke vaardigheden, culminerend in verschillende vormen van brabbelen.
### 2.1 Geluidsperceptie en vroege communicatie
#### 2.1.1 Eerste geluidswaarnemingen en het belang van gehoor
Het gehoororgaan van een baby is al voor de geboorte ontwikkeld en foetussen reageren vanaf vijf maanden op sterke geluidsprikkels. Na de geboorte is er een duidelijke voorkeur voor de stem van de moeder.
#### 2.1.2 Schreien als eerste communicatiemiddel (0-6 weken)
De geboorteschreeuw is luid, scherp en gespannen. Het huilen fungeert als een directe interactie met de omgeving. Ouders geven betekenis aan dit huilen, waardoor er een afstemming ontstaat tussen ouder en kind, zelfs nog zonder bewuste communicatieve intenties van de baby.
#### 2.1.3 Prespeech-bewegingen en multisensoriële interactie
Naast vegetatieve en reflexmatige geluiden, zijn er al prespeech-bewegingen waar te nemen. Dit zijn articulatiebewegingen met de mond, tong en kaak die lijken op die van volwassenen, hoewel er nog geen klanken aan gekoppeld zijn. De nabije interactie tussen volwassene en kind kenmerkt zich door een multisensoriële dialoog.
#### 2.1.4 Vroege luisterontwikkeling en selectief luisteren (tot 4 maanden)
Vanaf de vroege weken ontwikkelt het kind een steeds selectiever luistervermogen. Dit uit zich in het waarnemen van verschillen tussen vergelijkbare medeklinkers, het onderscheiden van klinkers in éénlettergrepige woorden, en het herkennen van intonatie en accenten. De visuele waarneming ontwikkelt zich ook, met het volgen van objecten met de ogen en een voorkeur voor bewegende gezichten. De sociale glimlach verschijnt, wat leidt tot wederzijdse imitatie.
#### 2.1.5 Vocaliseren en comfortgeluiden (6 weken – 4 maanden)
In deze periode produceert het kind naast huilen ook comfortgeluidjes. De vocalen worden uitgebreid en de reeksen van geluiden worden langer, met een toenemende variatie in intonatie. Deze geluiden zijn vaak doffe vocalen met een nasale bijklank, mede door de veranderende anatomisch-fysiologische mogelijkheden en de positieve reacties op aandacht.
> **Tip:** De ontwikkeling van de sociale glimlach is een belangrijke mijlpaal omdat het een teken is van wederkerigheid en sociale interactie die essentieel is voor taalontwikkeling.
### 2.2 De overgang naar taalspecifieke waarneming en vocaal spel
#### 2.2.1 Universele klankperceptie (tot 7 maanden)
Tot ongeveer zeven maanden bevinden kinderen zich in een zogenaamde 'polyglotte' fase, waarin ze alle fonemen uit alle talen kunnen onderscheiden. De geluiden die zij produceren zijn nog niet taalspecifiek. Het kind stopt zijn eigen vocale activiteit als een volwassene spreekt en kan subtielere verschillen in klanken en de intonatie van verschillende sprekers waarnemen.
#### 2.2.2 Vocaal spel (4 – 7 maanden)
Vocaal spel kenmerkt zich door een toename in de variatie van geluiden, met veranderingen in toonhoogte, intonatie, luidheid en duur. Het kind experimenteert voornamelijk met klinkers, omdat deze de luchtstroom minder belemmeren en langer aangehouden kunnen worden. De productie van medeklinkerachtigen begint, wat wordt aangeduid als marginaal brabbelen.
> **Tip:** Het onderscheid tussen klinkers en medeklinkers is cruciaal voor het begrijpen van de ontwikkeling van spraakklanken. Klinkers vereisen minder articulatiecontrole dan medeklinkers.
#### 2.2.3 Beginnend taalbegrip en de shift naar monoglotte waarneming (vanaf 6 maanden)
Vanaf ongeveer zes maanden vindt er een duidelijke verschuiving plaats van universele naar taalspecifieke klankperceptie. Het kind begint fonemen en klankpatronen die specifiek zijn voor de moedertaal te herkennen en te verwerken. Er is een sterke evolutie in het herkennen van deze taalspecifieke klanken.
### 2.3 Brabbelen en beginnend woordgebruik (7 – 12 maanden)
#### 2.3.1 Brabbelen als experiment met spraakorganen
Brabbelen is meer dan alleen vocaliseren; het is een actieve fase waarin kinderen experimenteren met hun spraakorganen. Dit leidt tot de productie van opeenvolgingen van identieke of bijna identieke lettergrepen.
#### 2.3.2 Typen brabbelen
* **Repetitief of canoniek brabbelen:** Hierbij wordt eenzelfde lettergreep herhaald, zoals 'bababa' of 'mamama'.
* **Gevarieerd brabbelen:** De lettergrepen binnen een brabbeluiting variëren, bijvoorbeeld 'bama'.
* **Expressief jargon:** Dit is een geavanceerdere vorm van brabbelen die gekenmerkt wordt door melodie en intonatie die lijken op volwassen taal. Hoewel het nog geen echte woorden bevat, lijkt het alsof het kind aan het vertellen is, wat een directe voorloper is van het eerste woordgebruik.
#### 2.3.3 Beginnend woordenschat en zinsbegrip
Tussen zes en zeven maanden ontstaat er een beginnend begrip van enkele woorden. Dit breidt zich uit naar ongeveer tien woorden in context rond de acht maanden en meer dan veertig woorden rond de twaalf maanden. Tussen acht en twaalf maanden beginnen kinderen ook eenvoudige woordcombinaties of korte zinnen te produceren.
### 2.4 Communicatieve intenties en taalgebruik in context
#### 2.4.1 Pre-intentionele en vroegintentionele fasen
* **Pre-intentionele fase (0-2 maanden):** Communicatie is zuiver reflexmatig en nog niet bewust.
* **Protoconversaties (2-6 maanden):** Hoewel het kind nog geen duidelijke intenties heeft, leggen volwassenen betekenis aan de interacties en geluiden.
* **Vanaf 6 maanden:** Kinderen ontwikkelen interesse voor voorwerpen, naast hun eerdere interesse in mensen en gezichten. **Joint attention** (gezamenlijke aandacht) wordt belangrijk, waarbij kind en volwassene hun aandacht richten op hetzelfde voorwerp. Dit omvat het volgen van elkaars blikrichting, reageren op gebaren en het manipuleren van voorwerpen.
#### 2.4.2 Vroegintentionele fase (10-12 tot 15 maanden)
In deze fase ontwikkelt het kind een repertoire aan duidelijk communicatieve intenties, zowel verbaal (met geluiden) als non-verbaal (met gebaren). Het kind wordt een actieve communicatiepartner.
* **Proto-imperatieven:** Het kind probeert de volwassene te bewegen om iets te doen of ergens naartoe te gaan, bijvoorbeeld door de volwassene naar een voorwerp te leiden omdat het kind iets wil.
* **Proto-declaratieven:** Het kind toont interesse in een voorwerp aan de volwassene, bijvoorbeeld door te wijzen naar een vliegtuig om de aandacht van de volwassene te trekken en te delen in de observatie.
> **Example:** Een kind dat zijn armpjes optrekt naar zijn ouder om opgepakt te worden, demonstreert een proto-imperatief. Een kind dat wijst naar een passerend vliegtuig om aan de ouder te laten zien wat het ziet, demonstreert een proto-declaratief.
Het succesvol ontwikkelen van joint attention is cruciaal voor taalontwikkeling, omdat het de basis legt voor het delen van betekenissen en het koppelen van woorden aan voorwerpen en concepten.
---
# Ontwikkeling van communicatieve intenties
Dit hoofdstuk behandelt de ontwikkeling van communicatieve intenties, met een focus op de fasen die voorafgaan aan intentioneel taalgebruik, de rol van gezamenlijke aandacht en de ontwikkeling van proto-imperatieven en proto-declaratieven.
### 3.1 Prelinguale fasen van communicatie
De prelinguale fase, die het eerste levensjaar omvat, is een periode van intense ontwikkeling op zowel algemeen communicatief als linguïstisch gebied.
#### 3.1.1 Eerste geluidswaarnemingen en geluidsproductie (0-6 weken)
* **Geboorteschreeuw:** Dit is een luide, scherpe en gespannen geluidsproductie die direct interactie met de omgeving opwekt. Ouders geven hier betekenis aan, hoewel het kind hier nog geen intenties mee heeft. Dit legt de basis voor de wederzijdse afstemming tussen ouder en kind.
* **Prespeech-bewegingen:** Dit zijn articulatiebewegingen (met tong, onderkaak, lippen) die het kind imiteert naar aanleiding van de interactie met volwassenen. Er is echter nog geen klank aan gekoppeld. De interactie is multisensoriëel, met veel fysiek contact.
* **Selectief luisteren:** Het kind begint al selectief te luisteren en onderscheid te maken tussen klanken, zoals verschillende medeklinkers en intonatiepatronen.
* **Visuele waarneming:** Er is een expansieve ontwikkeling in visuele waarneming, waarbij het kind objecten met de ogen kan volgen, de blik kan fixeren en een voorkeur heeft voor bewegende gezichten van volwassenen.
* **Vegetatieve en reflexmatige geluiden:** Deze geluiden zijn een vroege vorm van vocalisatie die voortkomt uit reflexen.
#### 3.1.2 Vroege luisterontwikkeling en vocaliseren (6 weken – 4 maanden)
* **Vocaliseren:** Het kind produceert nu "comfortgeluidjes" of "welbegaande geluidjes", wat een teken is van toenemende anatomisch-fysiologische mogelijkheden en positieve interactie met de omgeving.
* **Sociale glimlach:** Een belangrijke mijlpaal, waarbij het kind glimlacht als reactie op de aanwezigheid of interactie met de ouder. Dit markeert het begin van wederzijdse imitatie.
* **Klankrepertoire:** Het klinkerrepertoire wordt uitgebreid, met een voorkeur voor doffe vocalen met een nasale bijklank. Dit is deels te wijten aan de onmogelijkheid om het zacht gehemelte volledig op te trekken.
* **Universeel karakter:** De vocale productie is nog taaluniverseel; de klanken die geproduceerd worden, laten nog niet toe om te bepalen welke taal het kind zal leren. Alle kinderen produceren nog dezelfde reeks klanken.
* **Luisterontwikkeling:** Het kind stopt zijn eigen vocale activiteit als de volwassene praat en kan beter onderscheid maken tussen moeilijker te onderscheiden medeklinkers en klinkers die door verschillende personen worden uitgesproken.
#### 3.1.3 Verder luisterontwikkeling en vocaal spel (4 – 7 maanden)
* **Vocaal spel:** Er is een significante toename in de variatie van geluiden die het kind produceert, met verschillen in toonhoogte, intonatie, luidheid en duur. Het kind experimenteert voornamelijk met klinkers.
* **Taalspecifiek waarnemen:** Er is een duidelijke verschuiving van universeel naar taalspecifiek waarnemen van fonemen en foneempatronen. Het kind begint fonemen van de moedertaal te herkennen.
* **Beginnend taalbegrip:** Het kind begint woorden te herkennen en het begrip van enkele woorden ontwikkelt zich.
* **Brabbelen:** Dit is de opeenvolging van identieke of bijna identieke lettergrepen (repetitief of canoniek brabbelen). Dit is een oefening van de spraakorganen.
* **Expressief jargon:** Dit is een vorm van brabbelen gekenmerkt door gevarieerde patronen met melodie en intonatie, wat een directe voorloper is van het eerste woordgebruik. Het kan lijken alsof het kind al betekenisvolle uitspraken doet.
#### 3.1.4 Beginnend taalbegrip en brabbelen (7 – 12 maanden)
* **Verdere ontwikkeling van brabbelen:** Naast vocalen worden er ook medeklinkers geproduceerd en experimenteert het kind verder met de spraakorganen.
* **Woordenschat en zinsbegrip:** Rond 6-7 maanden begint het begrip van enkele woorden, oplopend tot meer dan 40 woorden op 12 maanden. Tussen 8 en 12 maanden worden ook eenvoudige woordcombinaties of korte zinnen begrepen.
* **Taalgebruik in context:** Dit omvat de pre-intentionele en vroegintentionele fasen.
### 3.2 Ontwikkeling van communicatieve intenties
De ontwikkeling van communicatieve intenties kan worden onderverdeeld in drie fasen: pre-intentioneel, vroegintentioneel en intentioneel (symbolisch).
#### 3.2.1 Pre-intentionele of presymbolische fase (0-6 maanden)
* **0-2 maanden:** Communicatie is zuiver reflexmatig en niet bewust.
* **2-6 maanden:** Er worden "protoconversaties" gevoerd, wat duidt op de start van interactieve geluidsproductie, hoewel het kind nog geen echte intenties heeft. Volwassenen beginnen echter al betekenis te leggen aan de geluiden en gedragingen van het kind.
#### 3.2.2 Vroegintentionele of proto-symbolische fase (vanaf 6 maanden)
* **Vanaf 6 maanden:** Het kind ontwikkelt interesse voor voorwerpen, naast de eerdere interesse voor mensen en gezichten. Dit is cruciaal voor taalontwikkeling.
* **Gezamenlijke aandacht (joint attention):** Dit is een essentieel concept waarbij zowel het kind als de volwassene aandacht hebben voor hetzelfde voorwerp of gebeurtenis. Dit manifesteert zich via:
* **Blikrichting:** Het kind volgt de blikrichting van de volwassene en vice versa.
* **Gebaren:** Het kind kan nog geen wijsgebaren maken, maar kan ze wel volgen van een volwassene.
* **Manipuleren van voorwerpen:** Samen met de volwassene wordt er geëxperimenteerd met voorwerpen. Zonder gezamenlijke aandacht is taalontwikkeling bemoeilijkt.
* **Proto-imperatieven:** Het kind probeert via averbaal gedrag, eventueel in combinatie met geluiden en gebaren, de volwassene te sturen om iets gedaan te krijgen. Een voorbeeld is het kind dat de volwassene naar een voorwerp leidt om het te laten meenemen, of met armen omhoog gaat staan om opgepakt te worden.
* **Proto-declaratieven:** Het kind brengt een voorwerp naar de volwassene om de aandacht van de volwassene te vestigen op iets dat zijn eigen interesse heeft. Een voorbeeld is het kind dat wijst naar een vliegtuig om de volwassene te laten zien "kijk, heb je dat ook gezien?".
* **Communicatiepartner:** Het kind wordt een actieve communicatiepartner, hoewel er nog geen woorden worden gebruikt. "Proto" betekent voorloper, wat aangeeft dat dit de voorlopers zijn van intentioneel taalgebruik.
**Tip:** Het begrijpen van de ontwikkeling van gezamenlijke aandacht is fundamenteel voor het begrijpen van de ontwikkeling van communicatieve intenties, aangezien dit de basis vormt voor het delen van betekenis en het leren van taal.
**Tip:** De overgang van de pre-intentionele naar de vroegintentionele fase wordt gekenmerkt door een groeiend bewustzijn van de eigen communicatieve effectiviteit en de intentie om informatie te delen of een actie te initiëren.
**Tip:** Proto-imperatieven en proto-declaratieven zijn belangrijke mijlpalen omdat ze aantonen dat het kind niet langer alleen reageert op prikkels, maar zelf initiatieven neemt om te communiceren met een duidelijk doel.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Prelinguale fase | De periode in de taalontwikkeling van een kind die voorafgaat aan het produceren van de eerste herkenbare woorden, doorgaans het eerste levensjaar. In deze fase ontwikkelt het kind luistervaardigheden en produceert het vocalisaties. |
| Fonemen | De kleinste betekenisonderscheidende klankeenheden in een taal. In de prelinguale fase begint het kind deze klanken te herkennen en te onderscheiden. |
| Receptief taalgebruik | Het vermogen om gesproken of geschreven taal te begrijpen. In de prelinguale fase ontwikkelt het kind voornamelijk receptieve vaardigheden. |
| Productief taalgebruik | Het vermogen om gesproken of geschreven taal te produceren. Dit ontwikkelt zich later in de taalverwerving, na de receptieve fase. |
| Semantiek | De studie van betekenis in taal. In de prelinguale fase ontwikkelt het kind een beginnend begrip van de betekenis van woorden, hoewel het ze nog niet zelf kan produceren. |
| Intersubjectiviteit | Een wederzijdse afstemming en gedeeld begrip tussen individuen, in dit geval tussen ouder en kind, wat cruciaal is voor vroege communicatieve interacties. |
| Prespeech-bewegingen | Artikulatorische bewegingen van de mond, tong en kaak die het kind maakt in de periode voor de daadwerkelijke spraakproductie, vaak in imitatie van volwassenen. |
| Vocaliseren | Het produceren van klanken door het kind, variërend van vegetatieve geluiden en schreien tot meer gevarieerde vocale uitingen die nog geen echte woorden zijn. |
| Polyglotte waarnemer | Een luisteraar die in staat is om klanken uit alle talen van de wereld te onderscheiden. Baby"s beginnen als polyglotte waarnemers en worden later taalspecifiek. |
| Monoglotte waarnemer | Een luisteraar die voornamelijk klanken uit zijn of haar moedertaal kan onderscheiden en verwerkt. Dit is het eindpunt van de auditieve ontwikkeling van klankwaarneming. |
| Brabbelen | Het produceren van klankenreeksen door baby's, vaak bestaande uit herhaalde lettergrepen (canoniek brabbelen) of gevarieerde klanken met intonatie (expressief jargon). |
| Canoniek brabbelen | Een vorm van brabbelen die gekenmerkt wordt door de herhaling van identieke of bijna identieke lettergrepen, zoals "bababa" of "mamama". |
| Expressief jargon | Een fase van brabbelen waarbij klankpatronen worden geproduceerd met variatie in melodie en intonatie, wat lijkt op het spreken van volwassenen, maar nog geen betekenisvolle woorden bevat. |
| Foneempatronen | Specifieke combinaties van fonemen die vaak voorkomen binnen een bepaalde taal. Het kind begint deze patronen te herkennen naarmate de moedertaalspecifieke waarneming zich ontwikkelt. |
| Joint attention (Gedeelde aandacht) | De gedeelde focus van twee of meer individuen op hetzelfde object of onderwerp, wat een belangrijke basis vormt voor communicatie en taalontwikkeling. Dit omvat het volgen van blikrichtingen en het reageren op gebaren. |
| Proto-imperatief | Een vroege communicatieve uiting waarbij een kind een volwassene probeert te manipuleren om een gewenst resultaat te bereiken, bijvoorbeeld door te wijzen naar een object of te jengelen. |
| Proto-declaratief | Een vroege communicatieve uiting waarbij een kind de aandacht van een volwassene wil vestigen op een object of gebeurtenis, om gedeelde interesse te tonen of iets te delen. |