Cover
Empieza ahora gratis Nederlands.docx
Summary
# Nederlands: formuleren en spelling
* * *
# Zinsconstructie en zinsbegrenzing
Dit onderwerp behandelt de correcte opbouw van zinnen, inclusief het vermijden van losstaande bijzinnen en het correct verbinden van hoofdzinnen.
### 1.1 Losstaand zinsgedeelte
Een bijzin mag niet op zichzelf staan en met een hoofdletter geschreven worden, los van de hoofdzin. Dit wordt beschouwd als een foutieve zinsafbakening.
> **Voorbeeld:** Ik eet een appel. Omdat ik honger heb.
### 1.2 Zinnen aan elkaar plakken
Twee zelfstandige zinnen (hoofdzinnen) mogen niet ten onrechte met een komma aan elkaar worden verbonden zonder een verbindingswoord. Dit staat bekend als 'zinnen aan elkaar plakken'.
> **Voorbeeld:** Jaarlijks trekken grote aantallen Nederlandse vakantiegangers naar het buitenland, velen van hen verblijven daar in een tent of caravan.
#### 1.2.1 Verbetering van zinnen aan elkaar plakken
Om dit type fout te corrigeren, zijn er de volgende mogelijkheden:
* **Verbind met een nevenschikkend voegwoord:** Gebruik voegwoorden zoals `want`, `maar`, `en`, `of`, `dus`.
> **Voorbeeld:** Veel studenten zijn niet blij met de verengelsing van de opleiding, want ze denken dat de kwaliteit van de colleges eronder lijdt.
* **Gebruik een punt en begin een nieuwe zin:** Plaats een punt na de eerste hoofdzin en begin de volgende zin met een hoofdletter.
> **Voorbeeld:** Veel studenten zijn niet blij met de verengelsing van de opleiding. Ze denken dat de kwaliteit van de colleges eronder lijdt.
* **Gebruik een puntkomma of dubbele punt:** In bepaalde gevallen kan een puntkomma (`;`) of een dubbele punt (`:`) volstaan om twee hoofdzinnen te scheiden.
### 1.3 Dubbelop (foutief)
Dit gedeelte van de documentatie wordt kort genoemd en heeft geen specifieke uitleg in de verstrekte tekst.
### 1.4 Beknopte bijzin (foutief)
Dit gedeelte van de documentatie wordt kort genoemd en heeft geen specifieke uitleg in de verstrekte tekst.
### 1.5 (Foutieve) samentrekking
Samentrekking is het weglaten van dezelfde woorden in een (samengestelde) zin, omdat ze vaker voorkomen. Dit is toegestaan mits aan drie voorwaarden is voldaan:
1. **Gelijke grammaticale functie:** De weggelaten woorden moeten dezelfde grammaticale functie hebben (onderwerp, werkwoord, lijdend voorwerp, etc.).
2. **Gelijk getal/vorm:** De weggelaten woorden moeten in hetzelfde getal (enkelvoud/meervoud) en vorm staan.
3. **Gelijke betekenis:** De weggelaten woorden moeten dezelfde betekenis hebben.
> **Voorbeeld:** Jan loopt naar de markt en Jan loopt naar de winkel. (Hier is 'Jan loopt naar de' weggelaten.)
#### 1.5.1 Stappenplan voor samentrekking
1. **Identificeer de weggelaten delen:** Zoek uit welke delen van de zin herhaald worden en weggelaten zijn.
2. **Controleer de drie voorwaarden:**
* Grammaticale functie
* Getal/vorm (enkelvoud/meervoud)
* Betekenis
3. **Verbeter indien nodig:** Als aan een van de voorwaarden niet is voldaan, moet de zin verbeterd worden.
### 1.6 Sommige of sommigen?
Dit onderwerp behandelt het correcte gebruik van telwoorden (enkele, vele, weinige, sommige, alle, etc.). Deze kunnen verwijzen naar personen of niet-personen en bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden.
* **Zelfstandig gebruik:** Een telwoord is zelfstandig gebruikt als het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst, niet ingevuld kan worden achter het telwoord.
> **Voorbeeld 1 (zelfstandig):** Allen kregen een uitnodiging voor het feest, maar sommigen zijn niet komen opdagen. **Voorbeeld 2 (bijvoeglijk):** Alle gasten kregen een uitnodiging voor het feest, maar sommige gasten zijn niet komen opdagen.
* **Bijvoeglijk of zelfstandig gebruik zonder '-n':** Als telwoorden niet zelfstandig gebruikt worden (dus bijvoeglijk) of geen personen aanduiden, schrijf je ze zonder een '-n' aan het einde.
> **Voorbeeld 1:** De stal staat vol koeien, maar slechts enkele werden gemolken. **Voorbeeld 2:** Enkele leerlingen waren te laat in de les.
#### 1.6.1 Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die personen aanduiden
Deze woorden eindigen in het enkelvoud op een '-e' en in het meervoud op een '-n'.
> **Voorbeeld 1:** Er is bij het museum een aparte ingang voor invalide bezoekers. **Voorbeeld 2:** Er is bij het museum een ingang voor invaliden.
#### 1.6.2 Stappenplan voor 'sommige' of 'sommigen'
1. **Bepaal waarnaar het telwoord verwijst:** Identificeer het zelfstandig naamwoord of de entiteit waar het telwoord naar verwijst.
2. **Bepaal of het naar personen of niet-personen verwijst:** Maak onderscheid tussen verwijzingen naar mensen en andere zaken.
3. **Bepaal het gebruik (bijvoeglijk of zelfstandig):** Controleer of het telwoord zelfstandig of bijvoeglijk wordt gebruikt.
### 1.7 Incongruentie
Incongruentie treedt op wanneer het onderwerp en de persoonsvorm in een zin niet in hetzelfde getal (enkelvoud/meervoud) staan. Congruentie betekent dat ze wel in hetzelfde getal staan.
> **Voorbeeld van inconguntie:** De media bericht dat veel mensen toch vuurwerk willen afsteken met de feestdagen. **Voorbeeld van congruentie:** De belangstellenden worden gevraagd om zich op te geven bij hun teamleider.
#### 1.7.1 Regels voor incongruentie
* **Groepen die een eenheid aanduiden:** Bij woorden die een groep aanduiden (bijv. clubje, groep, merendeel, soort), gebruik je een enkelvoudige persoonsvorm.
* **Verzamelnamen:** Als het onderwerp een verzamelnaam is voor personen, dieren of dingen (bijv. de overheid, de politie, de regering, het testpanel), gebruik je een enkelvoudige persoonsvorm.
* **Meervoudige titels:** Bij meervoudige titels van boeken, films, etc., volgt een enkelvoudige persoonsvorm.
* **Rekeneenheden:** Na een rekeneenheid (bijv. procent, kilo, euro, meter, liter, dozijn) volgt een enkelvoudige persoonsvorm.
> **Uitzondering:** In de constructie "een van de + meervoudig woord + die" gebruik je een meervoudige persoonsvorm.
#### 1.7.2 Stappenplan voor incongruentie
1. **Zoek de persoonsvorm(en):** Identificeer de persoonsvormen in de zin.
2. **Zoek het bijbehorende onderwerp:** Bepaal het onderwerp dat bij de persoonsvorm(en) hoort.
> **LET OP:** Zie het meewerkend voorwerp niet ten onrechte aan voor een onderwerp.
3. **Bepaal de regel/categorie:** Ga na met welke regel of categorie je te maken hebt.
4. **Controleer het getal:** Controleer of de persoonsvorm en het onderwerp in hetzelfde getal staan.
* **In hetzelfde getal:** De zin is correct.
* **Niet in hetzelfde getal:** Pas de persoonsvorm aan.
### 1.8 Verwijswoorden
Verwijswoorden (zoals 'hij', 'zij', 'het', 'deze', 'die') verwijzen terug naar iets wat eerder in de tekst is genoemd. Hiervoor is het essentieel om het geslacht van het antecedent te weten.
* **De-woorden:** Zijn mannelijk of vrouwelijk.
* Mannelijk: De auto (concrete woorden)
* Vrouwelijk: De vrouw (personen van vrouwelijk geslacht), De overheid (abstracte woorden)
* **Het-woorden:** Zijn onzijdig.
* Onzijdig: Het huis
* **Plaatsen/landen/aardrijkskundige namen:** Zijn meestal onzijdig.
#### 1.8.1 Stappenplan voor verwijswoorden
(Het stappenplan is niet gedetailleerd uitgewerkt in de verstrekte tekst.)
### 1.9 Samenvatting Bedrijvende en lijdende vorm
Dit gedeelte beschrijft hoe je een zin van de bedrijvende vorm naar de lijdende vorm kunt omzetten.
#### 1.9.1 Regels voor het omzetten naar de lijdende vorm
1. **Onvoltooide tijd (bedrijvend):** Als de bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat (bijv. "ik loop"), gebruik je in de lijdende zin het hulpwerkwoord `worden`.
2. **Voltooide tijd (bedrijvend):** Als de bedrijvende zin in de voltooide tijd staat (bijv. "ik ben gelopen"), gebruik je in de lijdende zin het hulpwerkwoord `zijn`.
3. **Tijd behouden:** De tijd (tegenwoordige tijd of verleden tijd) van de zin moet bij de omzetting hetzelfde blijven.
4. **Onderwerp wordt door-bepaling:** Het onderwerp van de bedrijvende zin wordt een 'door'-bepaling in de lijdende zin.
5. **Lijdend voorwerp wordt onderwerp:** Het lijdend voorwerp van de bedrijvende zin wordt het onderwerp van de lijdende zin.
> **Samenvattend:**
>
> * Bedrijvende zin in onvoltooide tijd (zonder hulpww 'hebben' of 'zijn'): gebruik `worden` voor de lijdende vorm.
>
> * Bedrijvende zin in voltooide tijd (met hulpww 'hebben' of 'zijn'): gebruik `zijn` voor de lijdende vorm.
>
### 1.10 Dat-als constructie
Dit gedeelte van de documentatie wordt kort genoemd en heeft geen specifieke uitleg in de verstrekte tekst.
### 1.11 (Geen) symmetrie
Dit gedeelte van de documentatie wordt kort genoemd en heeft geen specifieke uitleg in de verstrekte tekst.
### 1.12 Soorten categorieën
Dit gedeelte van de documentatie wordt kort genoemd en heeft geen specifieke uitleg in de verstrekte tekst.
#### 1.12.1 Persoonlijke voornaamwoorden die niet overeenkomen
> **Voorbeeld:** In Frankrijk drinken ze veel wijn, maar in Spanje drinkt men sangria. (Hier wordt 'ze' en 'men' gebruikt, wat een asymmetrie kan veroorzaken.)
#### 1.12.2 Symmetrie in opsommingen
Bij opsommingen in zinnen is het belangrijk om symmetrie te behouden in de grammaticale structuur en vorm van de elementen.
> **Voorbeeld (correct):** Voor deze functie zoeken we iemand met een goede motivatie, een goede communicatieve vaardigheid en een flexibele instelling. **Voorbeeld (alternatief, ook correct):** Voor deze functie zoeken we iemand met goede motivatie, flexibele instelling en goede communicatieve vaardigheden (dus zonder het lidwoord 'een').
#### 1.12.3 Enkelvoud naast meervoud
Dit gedeelte van de documentatie wordt kort genoemd en heeft geen specifieke uitleg in de verstrekte tekst.
#### 1.12.4 Beknopte bijzin
> **Voorbeeld:** De gymdocent vroeg de leerlingen zich snel om te kleden en of ze daarna naar het sportveld wilden komen voor de coopertest. **Verbetering (door volledige bijzinnen te gebruiken):** De gymdocent vroeg de leerlingen of ze zich snel wilden omkleden en of ze daarna naar het sportveld wilden komen voor de coopertest.
* * *
# Trappen van vergelijking en woordvorming
Dit gedeelte behandelt de verschillende trappen van vergelijking en de correcte toepassing van woordvorming, met name bij telwoorden en zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden.
### 2.1 Trappen van vergelijking
De trappen van vergelijking beschrijven de mate waarin een eigenschap aanwezig is. Er zijn drie trappen:
* **De stellende trap:** Dit is de basisvorm van het bijvoeglijk naamwoord, die een eigenschap zonder vergelijking aangeeft.
* **De vergrotende trap:** Deze trap vergelijkt twee entiteiten en geeft aan dat een eigenschap bij de ene meer aanwezig is dan bij de andere. Vaak gevormd met '-er'.
* **De overtreffende trap:** Deze trap vergelijkt drie of meer entiteiten en geeft aan dat een eigenschap bij één entiteit het meest aanwezig is. Vaak gevormd met '-st'.
### 2.2 Woordvorming: Telwoorden en Zelfstandig Gebruikte Bijvoeglijke Naamwoorden
Telwoorden (enkele, vellle, weinige, sommige, alle, etc.) kunnen verwijzen naar personen of niet-personen. Ze kunnen ook bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden.
* **Zelfstandig gebruik:** Een telwoord is zelfstandig gebruikt als je het zelfstandig naamwoord waar het naar verwijst, niet achter het telwoord kunt invullen.
* **Voorbeeld 1:** Allen kregen een uitnodiging voor het feest, maar sommigen zijn niet komen opdagen. (Hier is 'allen' en 'sommigen' zelfstandig gebruikt; je kunt geen zelfstandig naamwoord invullen.)
* **Voorbeeld 2:** Alle gasten kregen een uitnodiging voor het feest, maar sommige gasten zijn niet komen opdagen. (Hier is 'alle' en 'sommige' bijvoeglijk gebruikt; je kunt 'gasten' invullen.)
* **Regels voor de spelling van telwoorden:**
* Als telwoorden \_niet zelfstandig zijn gebruikt (dus bijvoeglijk) of als ze \_geen personen aanduiden, schrijf je ze zonder '-n'.
* **Voorbeeld:** De stal staat vol koeien, maar slechts enkele werden gemolken. ('Enkele' verwijst naar koeien, niet-personen, en is bijvoeglijk.)
* **Voorbeeld:** Enkele leerlingen waren te laat in de les. ('Enkele' verwijst naar leerlingen, personen, maar is bijvoeglijk.)
* **Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden:** Deze verwijzen naar personen en eindigen:
* In het enkelvoud op '-e'.
* In het meervoud op '-n'.
* **Voorbeelden:** jongere(n), invalide(n), genodigde(n), oudere(n).
* **Voorbeeld 1:** Er is bij het museum een aparte ingang voor invalide bezoekers. ('Invalide' is bijvoeglijk gebruikt.)
* **Voorbeeld 2:** Er is bij het museum een aparte ingang voor invaliden. ('Invaliden' is zelfstandig gebruikt.)
#### 2.2.1 Stappenplan voor telwoorden en zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
1. **Bepaal waarnaar het telwoord of bijvoeglijk naamwoord verwijst.**
2. **Bepaal of er wordt verwezen naar personen of niet-personen.**
3. **Bepaal of er sprake is van bijvoeglijk of zelfstandig gebruik.**
### 2.3 Incongruentie
Incongruentie treedt op wanneer het onderwerp en de persoonsvorm van een zin niet in hetzelfde getal (enkelvoud/meervoud) staan. Congruentie is het tegenovergestelde: onderwerp en persoonsvorm staan wel in hetzelfde getal.
* **Voorbeeld van incongruentie:** De media bericht dat veel mensen toch vuurwerk willen afsteken met de feestdagen. ('Media' is meervoud, 'bericht' is enkelvoud.)
* **Voorbeeld van congruentie:** De belangstellenden worden gevraagd om zich op te geven bij hun teamleider. ('Belangstellenden' is meervoud, 'worden gevraagd' is meervoud.)
#### 2.3.1 Regels voor congruentie
* **Woorden die een groep aanduiden** (clubje, groep, merendeel, soort): enkelvoudige persoonsvorm.
* **Verzamelnamen voor personen, dieren, dingen** (overheid, politie, regering, testpanel): enkelvoudige persoonsvorm.
* **Meervoudige titels van boeken, films, etc.:** enkelvoudige persoonsvorm.
* **Na een rekeneenheid** (procent, kilo, euro, meter, liter, dozijn): enkelvoudige persoonsvorm.
* **Uitzondering:** In de constructie 'een van de + meervoudig woord + die' gebruik je een meervoudige persoonsvorm.
##### 2.3.1.1 Stappenplan bij incongruentie
1. **Zoek de persoonsvorm(en) in de zin.**
2. **Zoek het bijbehorende onderwerp.** Let op: zie een meewerkend voorwerp niet aan voor een onderwerp.
3. **Bepaal tot welke regel/categorie het onderwerp behoort.**
4. **Controleer of de persoonsvorm en het onderwerp in hetzelfde getal staan.**
* Staan ze in hetzelfde getal? De zin is correct.
* Staan ze niet in hetzelfde getal? Pas de persoonsvorm aan.
### 2.4 Bedrijvende en lijdende vorm
Het omzetten van een bedrijvende zin naar een lijdende zin vereist specifieke regels:
1. Als de bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat (geen hulpwerkwoord 'hebben' of 'zijn'), gebruik je het hulpwerkwoord 'worden' in de lijdende zin.
2. Als de bedrijvende zin in de voltooide tijd staat (wel een hulpwerkwoord 'hebben' of 'zijn'), gebruik je het hulpwerkwoord 'zijn' in de lijdende zin.
3. De tijd (tegenwoordige of verleden tijd) van de zin moet gelijk blijven bij de omzetting.
4. Het onderwerp van de bedrijvende zin wordt een 'door'-bepaling in de lijdende zin.
5. Het lijdend voorwerp van de bedrijvende zin wordt het onderwerp van de lijdende zin.
* **Regel samengevat:**
* Bedrijvende onvoltooide tijd -> 'worden' voor lijdende vorm.
* Bedrijvende voltooide tijd -> 'zijn' voor lijdende vorm.
### 2.5 Dubbelop en (foutieve) samentrekking
Dubbelop betekent dat dezelfde betekenis met verschillende woorden wordt uitgedrukt, wat onnodig is. Samentrekking is het weglaten van dezelfde woorden die vaker voorkomen in een samengestelde zin.
#### 2.5.1 Voorwaarden voor samentrekking
Om woorden correct samen te trekken, moet aan drie voorwaarden worden voldaan:
1. **Grammaticale functie:** De weggelaten woorden moeten dezelfde grammaticale functie hebben (onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, etc.).
2. **Getal/vorm:** De weggelaten woorden moeten in hetzelfde getal en dezelfde vorm staan (enkelvoud/meervoud).
3. **Betekenis:** De weggelaten woorden moeten dezelfde betekenis hebben.
##### 2.5.1.1 Stappenplan voor samentrekking
1. **Identificeer de weggelaten delen van de zin.**
2. **Controleer de drie voorwaarden:** grammaticale functie, getal/vorm (enkelvoud/meervoud), en betekenis.
3. **Als aan een van de voorwaarden niet is voldaan, moet de zin verbeterd worden.**
> **Tip:** Controleer altijd of de weggelaten elementen identiek zijn qua grammaticale rol, vorm en betekenis om foutieve samentrekkingen te voorkomen.
### 2.6 Sommige of sommigen?
Telwoorden zoals 'sommige', 'enkele', 'vele', 'weinige', 'alle' kunnen verwijzen naar personen of niet-personen, en kunnen bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden.
* **Bijvoeglijk gebruik:** Het telwoord staat voor een zelfstandig naamwoord dat erachter kan worden ingevuld.
* **Zelfstandig gebruik:** Het telwoord staat alleen, en het zelfstandig naamwoord waar het naar verwijst, kan niet achter het telwoord worden ingevuld.
#### 2.6.1 Regels voor het gebruik van '-n'
* Telwoorden die **niet zelfstandig** worden gebruikt, of die **geen personen** aanduiden, krijgen geen '-n' aan het einde.
#### 2.6.2 Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die personen aanduiden
Deze eindigen in het enkelvoud op '-e' en in het meervoud op '-n'.
* **Voorbeelden:** jongere(n), invalide(n), genodigde(n), oudere(n).
> **Voorbeeld:** Er is bij het museum een aparte ingang voor invaliden. ('Invaliden' is zelfstandig gebruikt en verwijst naar personen, dus met '-n'.)
### 2.7 Dat-als constructie (Geen symmetrie)
Dit gaat over de symmetrie in zinsconstructies, met name waar persoonlijke voornaamwoorden niet overeenkomen, wat tot onduidelijkheid kan leiden.
* **Voorbeeld:** In Frankrijk drinken ze veel wijn, maar in Spanje drinkt men sangria. (Hier is de symmetrie verstoord omdat 'ze' en 'men' verschillende personen aanduiden.)
* **Verbetering:** In Frankrijk drinken ze veel wijn, maar in Spanje drinken ze veel sangria. (Hier wordt de symmetrie hersteld door consequent 'ze' te gebruiken.)
Er kan ook sprake zijn van een asymmetrische opsomming waarbij een enkelvoud naast een meervoud wordt gebruikt:
* **Voorbeeld:** Voor deze functie zoeken we iemand met een goede motivatie, een goede communicatieve vaardigheid en een flexibele instelling.
* **Asymmetrisch voorbeeld:** Voor deze functie zoeken we iemand met een goede motivatie, flexibele instelling en goede communicatieve vaardigheden (zonder lidwoord 'een' bij de laatste elementen).
### 2.8 Beknopte bijzin
Een beknopte bijzin is een bijzin waarin het onderwerp en het gezegde zijn weggelaten, maar die toch een betekenisvolle eenheid vormt.
* **Voorbeeld:** De gymdocent vroeg de leerlingen zich snel om te kleden en of ze daarna naar het sportveld wilden komen voor de coopertest.
* **Verbetering met volledige bijzinnen:** De gymdocent vroeg de leerlingen of ze zich snel wilden omkleden en of ze daarna naar het sportveld wilden komen voor de coopertest.
* * *
# Grammaticale congruentie en verwijswoorden
Hier is een gedetailleerd studiemateriaal over grammaticale congruentie en verwijswoorden, gericht op de inhoud van de aangegeven pagina's.
## 3 Grammaticale congruentie en verwijswoorden
Dit onderdeel behandelt de correcte overeenkomst tussen onderwerp en persoonsvorm (congruentie) en het juiste gebruik van verwijswoorden om terug te verwijzen naar eerder genoemde elementen in een zin of tekst.
### 3.1 Grammaticale congruentie
Grammaticale congruentie houdt in dat het onderwerp en de persoonsvorm in een zin in hetzelfde getal (enkelvoud of meervoud) moeten staan.
#### 3.1.1 Incongruentie en congruentie
* **Incongruentie:** De situatie waarin het onderwerp en de persoonsvorm niet in hetzelfde getal (enkelvoud/meervoud) staan.
* **Congruentie:** De situatie waarin het onderwerp en de persoonsvorm wel in hetzelfde getal staan.
#### 3.1.2 Regels voor congruentie
Er zijn specifieke regels die van invloed zijn op de congruentie, met name bij verzamelnamen, titels, rekeneenheden en constructies met 'een van de'.
* **Groepen en verzamelnamen:**
* Bij woorden die een groep aanduiden (zoals \_clubje, \_groep, \_merendeel, \_soort) wordt een enkelvoudige persoonsvorm gebruikt.
* Als het onderwerp een verzamelnaam is voor personen, dieren of dingen (zoals \_de overheid, \_de politie, \_de regering, \_het testpanel), wordt eveneens een enkelvoudige persoonsvorm gebruikt.
* **Meervoudige titels:**
* Bij meervoudige titels van boeken, films, etc. volgt een enkelvoudige persoonsvorm.
* **Rekeneenheden:**
* Na een rekeneenheid (zoals \_procent, \_kilo, \_euro, \_meter, \_liter, \_dozijn) volgt een enkelvoudige persoonsvorm.
* **Constructie 'een van de':**
* **Let op:** In de constructie 'een van de + meervoudig woord + die' schrijf je een meervoudige persoonsvorm.
> **Tip:** Controleer altijd of je het meewerkend voorwerp niet per ongeluk aanziet voor het onderwerp, aangezien dit vaak tot incongruentie leidt.
#### 3.1.3 Stappenplan voor congruentie
1. Zoek de persoonsvorm(en) in de zin.
2. Zoek het bijbehorende onderwerp.
3. Bepaal of er sprake is van een van de speciale regels (groepen, verzamelnamen, titels, rekeneenheden, 'een van de'-constructie).
4. Controleer of de persoonsvorm en het onderwerp in hetzelfde getal (enkelvoud/meervoud) staan.
5. Als de congruentie niet klopt, pas dan de persoonsvorm aan.
#### 3.1.4 Telwoorden: sommigen/sommige
Telwoorden zoals \_enkele, \_vele, \_weinige, \_sommige, \_alle kunnen verwijzen naar personen of naar niet-personen. Ze kunnen ook bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt zijn.
* **Zelfstandig gebruik:** Het telwoord wordt gebruikt zonder het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst erachter.
* **Bijvoeglijk gebruik:** Het telwoord staat direct voor het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst.
* **Regel voor spelling:**
* Als telwoorden **niet zelfstandig** gebruikt worden (dus bijvoeglijk) of **geen personen** aanduiden, schrijf je ze zonder –n.
* \_Voorbeeld 1: De stal staat vol koeien, maar slechts \_enkele werden gemolken. (Verwijst naar 'koeien', niet-personen, bijvoeglijk gebruikt).
* \_Voorbeeld 2: \_Enkele leerlingen waren te laat in de les. (Verwijst naar 'leerlingen', personen, bijvoeglijk gebruikt).
* Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die personen aanduiden, eindigen in het enkelvoud op een –e en in het meervoud op –n.
* \_Voorbeeld 1: Er is bij het museum een aparte ingang voor \_invalide bezoekers. (Bijvoeglijk).
* \_Voorbeeld 2: Er is bij het museum een aparte ingang voor \_invaliden. (Zelfstandig gebruikt, personen aanduidend).
#### 3.1.5 Stappenplan voor telwoorden
1. Bepaal eerst waarnaar het telwoord verwijst.
2. Bepaal of er verwezen wordt naar personen of niet-personen.
3. Bepaal of het telwoord bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt wordt.
### 3.2 Verwijswoorden
Verwijswoorden (zoals voornaamwoorden) verwijzen terug naar iets wat eerder in de tekst is genoemd. Om het juiste verwijswoord te kiezen, is het essentieel om het geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig) en getal (enkelvoud, meervoud) van het woord waarnaar verwezen wordt, te kennen.
#### 3.2.1 Geslacht en getal
* **De-woorden:**
* Mannelijk (bv. \_de auto)
* Vrouwelijk (bv. \_de vrouw, \_de overheid - ook abstracte woorden)
* **Het-woorden:**
* Onzijdig (bv. \_het huis)
* Plaatsen, landen, aardrijkskundige namen zijn doorgaans onzijdig.
#### 3.2.2 Stappenplan voor verwijswoorden
1. Identificeer het woord waarnaar het verwijswoord verwijst.
2. Bepaal het geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig) van dat woord.
3. Bepaal het getal (enkelvoud, meervoud) van dat woord.
4. Kies het verwijswoord dat overeenkomt in geslacht en getal.
#### 3.2.3 Symmetrie en persoonlijke voornaamwoorden
Een veelvoorkomende fout is het gebruik van niet-overeenkomende persoonlijke voornaamwoorden in vergelijkbare zinsdelen of bijzinnen, wat leidt tot een gebrek aan symmetrie.
* \_Foutief: In Frankrijk drinken \_ze veel wijn, maar in Spanje drinkt \_men sangria.
* \_Correct: In Frankrijk drinken \_ze veel wijn, maar in Spanje drinken \_ze veel sangria.
#### 3.2.4 Opsommingen en lidwoorden
Bij opsommingen van eigenschappen of vaardigheden is het belangrijk om consistent te zijn in het gebruik van lidwoorden en het getal.
* \_Minder sterk: Voor deze functie zoeken we iemand met \_een goede motivatie, \_een goede communicatieve vaardigheid en \_een flexibele instelling.
* \_Sterker: Voor deze functie zoeken we iemand met goede motivatie, flexibele instelling en goede communicatieve vaardigheden. (Hier wordt een opsomming van zelfstandige naamwoorden zonder lidwoorden gebruikt, wat een strakkere formulering oplevert).
* \_Mogelijk problematisch: Voor deze functie zoeken we iemand met \_een goede motivatie, \_een flexibele instelling en goede communicatieve vaardigheden. (Hier worden enkelvoud en meervoud door elkaar gebruikt in de opsomming, wat verwarrend kan zijn).
#### 3.2.5 Beknopte bijzinnen
Beknopte bijzinnen, die zonder voegwoord of onderwerp staan, kunnen leiden tot onduidelijkheid of fouten in de formulering wanneer ze gecombineerd worden met volledige bijzinnen.
* \_Problematisch: De gymdocent vroeg de leerlingen zich snel om te kleden en of ze daarna naar het sportveld wilden komen voor de coopertest. (Hier staat een beknopte bijzin ('zich snel om te kleden') direct naast een volledige bijzin ('of ze daarna...').)
* \_Correct: De gymdocent vroeg de leerlingen of ze zich snel wilden omkleden en of ze daarna naar het sportveld wilden komen voor de coopertest. (Hier zijn beide bijzinnen volledig uitgeschreven, wat zorgt voor duidelijkheid en congruentie).
* * *
# Actieve en passieve zinsvorm
Dit onderdeel legt de regels uit voor het omzetten van zinnen van de actieve naar de passieve vorm, met aandacht voor tijden en zinsdelen.
### 4.1 Het omzetten van bedrijvende naar lijdende vorm
Het omzetten van een actieve zin naar een passieve zin vereist een systematische aanpak, waarbij zowel de tijd van de zin als de functie van zinsdelen behouden moeten blijven.
#### 4.1.1 Regels voor omzetting
De kern van de omzetting ligt in het gebruik van het hulpwerkwoord 'worden' of 'zijn', afhankelijk van de tijd van de oorspronkelijke zin.
1. **Onvoltooide tijd (tegenwoordige of verleden tijd zonder voltooid deelwoord):**
* Als de actieve zin in de onvoltooide tijd staat (bijvoorbeeld "ik loop"), gebruik dan het hulpwerkwoord **'worden'** in de passieve vorm.
2. **Voltooide tijd (met voltooid deelwoord):**
* Als de actieve zin in de voltooide tijd staat (bijvoorbeeld "ik ben gelopen"), gebruik dan het hulpwerkwoord **'zijn'** in de passieve vorm.
3. **Tijd consistentie:**
* De tijd (tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd (vt)) van de zin moet altijd hetzelfde blijven tijdens de omzetting.
4. **Onderwerp en lijdend voorwerp:**
* Het oorspronkelijke onderwerp van de actieve zin wordt in de passieve zin vaak een 'door-bepaling'.
* Het oorspronkelijke lijdend voorwerp van de actieve zin wordt het **onderwerp** van de passieve zin.
> **Tip:** Onthoud de vuistregel:
>
> * Actieve zin in **onvoltooide tijd** (geen hulpwerkwoord van 'hebben' of 'zijn') $\\implies$ gebruik **'worden'** voor de passieve vorm.
>
> * Actieve zin in **voltooide tijd** (wel hulpwerkwoord van 'hebben' of 'zijn') $\\implies$ gebruik **'zijn'** voor de passieve vorm.
>
#### 4.1.2 Voorbeelden van omzetting
Om de regels te illustreren, worden hier enkele voorbeelden gegeven van hoe een actieve zin wordt omgezet naar een passieve zin:
* **Actieve zin (onvoltooide tijd):** "De bakker bakt het brood."
* Onderwerp: De bakker
* Lijdend voorwerp: het brood
* Werkwoord: bakt (onvoltooide tijd)
* **Passieve zin:** "Het brood wordt door de bakker gebakken."
* Nieuwe onderwerp: Het brood
* Hulpwerkwoord: wordt (van 'worden', passend bij onvoltooide tijd)
* Door-bepaling: door de bakker
* **Actieve zin (voltooide tijd):** "De student heeft de opdracht voltooid."
* Onderwerp: De student
* Lijdend voorwerp: de opdracht
* Werkwoord: heeft voltooid (voltooide tijd)
* **Passieve zin:** "De opdracht is door de student voltooid."
* Nieuwe onderwerp: De opdracht
* Hulpwerkwoord: is (van 'zijn', passend bij voltooide tijd)
* Door-bepaling: door de student
#### 4.1.3 Diverse zinsconstructies en passieve vorm
De principes van de actieve-passieve omzetting kunnen ook worden toegepast op complexere zinsconstructies, zoals die met 'dat' en 'als', hoewel de focus van dit document daar niet dieper op ingaat. De essentie blijft echter het behoud van de oorspronkelijke tijd en de correcte transformatie van onderwerp en lijdend voorwerp. Bij het omzetten van een zin naar de lijdende vorm is het cruciaal om het juiste hulpwerkwoord te kiezen dat overeenkomt met de tijdsindicatie van de actieve zin.
* * *
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Losstaand zinsgedeelte | Dit is een grammaticale fout waarbij een deel van een zin, met name een bijzin, ten onrechte op zichzelf staat en met een hoofdletter begint, los van de hoofdzin waartoe het behoort. |
| Zinnen aan elkaar plakken | Een grammaticale fout waarbij twee zelfstandige hoofdzinnen ten onrechte met een komma worden verbonden, zonder een geschikt verbindingswoord of een leesteken zoals een punt. |
| Stellende trap | De basisvorm van een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord, die een eigenschap of hoedanigheid zonder vergelijking beschrijft. Bijvoorbeeld: "mooi". |
| Vergrotende trap | De trap van vergelijking die een vergelijking tussen twee entiteiten aangeeft, vaak gevormd door het toevoegen van "-er". Bijvoorbeeld: "mooier". |
| Overtreffende trap | De trap van vergelijking die de hoogste graad van een eigenschap of hoedanigheid binnen een groep aangeeft, vaak gevormd door het toevoegen van "-st". Bijvoorbeeld: "mooist". |
| Samentrekking | Het weglaten van gelijksoortige woorden of zinsdelen in een samengestelde zin, onder de voorwaarde dat de grammaticale functie, het getal/vorm en de betekenis van de weggelaten delen identiek zijn. |
| Telwoord | Een woord dat een hoeveelheid of rang aangeeft, zoals "enkele", "vele", "sommige", "alle". Ze kunnen bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden. |
| Bijvoeglijk gebruikt telwoord | Een telwoord dat direct voor een zelfstandig naamwoord staat en dit bepaalt, zoals "alle gasten". |
| Zelfstandig gebruikt telwoord | Een telwoord dat zonder een expliciet zelfstandig naamwoord wordt gebruikt en deze vervangt, waarbij het zelf als zelfstandig naamwoord fungeert, zoals "sommigen". |
| Incongruentie | Een grammaticale fout waarbij het onderwerp en de persoonsvorm van een zin niet in hetzelfde getal (enkelvoud of meervoud) staan, wat leidt tot een onsamenhangende zin. |
| Congruentie | De correcte overeenkomst tussen het onderwerp en de persoonsvorm van een zin in getal (enkelvoud of meervoud). |
| Verwijswoord | Een woord (zoals een voornaamwoord) dat terugverwijst naar een eerder genoemd woord of zinsdeel, om herhaling te voorkomen en de samenhang te bewaren. |
| Bedrijvende vorm (actieve vorm) | De zinsvorm waarbij het onderwerp de handeling zelf uitvoert. Bijvoorbeeld: "De hond jaagt de kat achterna." |
| Lijdende vorm (passieve vorm) | De zinsvorm waarbij het onderwerp de handeling ondergaat. Het lijdend voorwerp van de bedrijvende vorm wordt het onderwerp van de lijdende vorm. Bijvoorbeeld: "De kat wordt achterna gejaagd door de hond." |
| Dat-als constructie | Een specifieke zinsconstructie die vaak leidt tot fouten in de woordkeuze en congruentie, waarbij "dat" en "als" in combinatie voorkomen. |
| Symmetrie (in taal) | De correcte en consistente overeenkomst van grammaticale structuren, woordvormen of betekenissen binnen een zin of tussen zinsdelen, ter voorkoming van fouten zoals incongruentie of foutieve samentrekkingen. |