Cover
Empieza ahora gratis 2425 Taalzorg.pptx
Summary
# Voorwaardelijke wijs en onzekerheid in bijzinnen
Dit onderdeel behandelt het correcte gebruik van voegwoorden zoals 'als', 'mochten' en 'moesten' in veronderstellende bijzinnen en hoe deze omgaan met onzekerheid, evenals diverse andere taal- en spellingkwesties.
### 1.1 Het gebruik van 'als', 'mochten' en 'moesten' in veronderstellende bijzinnen
In veronderstellende bijzinnen is het voegwoord 'als' altijd correct. Wanneer er sprake is van een onzekere, maar reële mogelijkheid, is een bijzin met 'mocht(en)' ook mogelijk. Het gebruik van 'moest' om de voorwaardelijke wijs uit te drukken wordt beschouwd als geen standaardtaal.
* **Voorbeeld:**
> 1a. Als er toch nog vragen zijn, dan kunt u ons bellen.
> 1b. Mochten er toch nog vragen zijn, dan kunt u ons bellen.
> 1c. Moesten er toch nog vragen zijn, dan kunt u ons bellen.
### 1.2 'Als' versus 'of' bij het uitdrukken van onzekerheid
Bijzinnen die onzekerheid uitdrukken, beginnen met het voegwoord 'of'. Het gebruik van 'als' in deze context is doorgaans niet correct in standaardtaal.
* **Voorbeeld:**
> 2a. Ik weet niet zeker of zij morgen komt.
> 2b. Ik weet niet zeker als zij morgen komt. (Incorrect)
### 1.3 'Als' versus 'toen' in het verleden
Het verschil in gebruik tussen 'als' en 'toen' hangt af van de aard van de gebeurtenis in het verleden:
* **'Toen'**: Verwijst naar een eenmalige gebeurtenis of een specifieke periode in het verleden ("die keer dat", "op het moment dat").
* **Voorbeeld:** Toen we aankwamen, begon het te regenen.
* **'Als'**: Verwijst naar een gebeurtenis in het verleden die zich elke keer of bij herhaling voordeed ("elke keer dat").
* **Voorbeeld:** Mijn vader had de gewoonte de radio aan te zetten als we aan tafel gingen.
### 1.4 'Als' versus 'dan' bij vergelijkingen
Bij vergelijkingen wordt het volgende onderscheid gemaakt:
* **Gelijkheid**: Gebruik 'als' (bv. ... even groot als ..., ... net zo groot als ...).
* **Ongelijkheid**: Gebruik 'dan' (bv. ... groter dan ..., ... meer dan voldoende ..., ... niets (anders) dan ..., ... andere ... dan ...).
* **Voorbeeld:**
> 4a. Zo'n mountainbike is veel duurder als een gewone fiets. (Incorrect)
> 4b. Zo'n mountainbike is veel duurder dan een gewone fiets.
### 1.5 Correct gebruik van 'dan ik' of 'dan mij'
Na 'dan' wordt in een verkorte zin het onderwerp gebruikt. De verkorte versie van "Ze was hier al vroeger dan ik hier was" is "Ze was hier al vroeger dan ik".
* **Voorbeeld:**
> 5a. Ze was hier al vroeger dan mij. (Incorrect)
> 5b. Ze was hier al vroeger dan ik.
### 1.6 Hen versus hun
* **'Hen'**: Wordt gebruikt als lijdend voorwerp (bv. We zien hen).
* **'Hun'**: Wordt gebruikt als meewerkend voorwerp (bv. We geven hun de bos bloemen).
* **Combinatie met voorzetsel**: Gebruik 'hen' (bv. We geven de bos bloemen aan hen, niet: aan hun).
### 1.7 Enkelvoud of meervoud bij verzamelnamen en 'procent'
Woorden zoals 'een kudde', 'een massa', 'een groep', 'een menigte', 'een bende' vormen een grammaticaal enkelvoud. Ook 'procent' vraagt altijd een grammaticaal enkelvoud.
* **Voorbeeld:**
> 7a. Een kudde schapen versperden de weg. (Incorrect)
> 7b. Een kudde schapen versperde de weg.
* **Voorbeeld met procent:** Vijftien procent van de ondervraagden vindt dat de overheid veel geld verspilt.
### 1.8 Enkelvoud of meervoud bij opsommingen
Als beide delen van een opsomming als afzonderlijke delen worden beschouwd, wordt een meervoud gebruikt. Een meervoud is ook mogelijk als de nadruk op de afzonderlijke delen minder groot is, of als de keuze tussen de een of de ander minder belangrijk is.
* **Voorbeeld:**
> 8a. Het water en de lucht maakt van de kust een buitengewone plaats. (Incorrect bij afzonderlijke delen)
> 8b. Het water en de lucht maken van de kust een buitengewone plaats.
* **Voorbeeld met minder nadruk:** Opa of oma lossen dat wel op. (Enkelvoud 'lost' is hier ook correct.)
### 1.9 'Zowel ... als' en het onderwerp van de zin
Na 'zowel ... als' gevolgd door twee enkelvoudige zelfstandige naamwoorden, volgt een persoonsvorm (PV) in het enkelvoud. Na 'zowel ... als' gevolgd door twee meervoudige zelfstandige naamwoorden, volgt een PV in het meervoud.
* **Voorbeeld:**
> 9a. Wat doen we als zowel de trein als de bus vertraging hebben? (Incorrect)
> 9b. Wat doen we als zowel de trein als de bus vertraging heeft?
* **Voorbeeld met meervouden:** Zowel de jongens als de meisjes waren erg enthousiast bij het zien van hun nieuwe klaslokaal.
### 1.10 Congruentie in betrekkelijke bijzinnen
De persoonsvorm in een betrekkelijke bijzin moet overeenkomen met het antecedent van het betrekkelijk voornaamwoord.
* **Voorbeeld:**
> 10a. Als ik de enige ben die nog blijf, dan hoeft het voor mij ook niet meer. (Incorrect)
> 10b. Als ik de enige ben die nog blijft, dan hoeft het voor mij ook niet meer.
* **Vereenvoudigd:** Ik ben de enige die blijft.
### 1.11 Overgankelijke werkwoorden en lijdend voorwerp
Sommige werkwoorden vereisen een lijdend voorwerp om correct gebruikt te worden (bv. 'geven', 'plukken', 'betreuren').
* **Voorbeeld:**
> 11a. Ze betreurde zo vroeg te moeten vertrekken. (Incorrect)
> 11b. Ze betreurde het zo vroeg te moeten vertrekken.
### 1.12 Hulpwerkwoord bij het voltooid deelwoord van overgankelijke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van overgankelijke werkwoorden krijgt altijd het hulpwerkwoord 'hebben'.
* **Voorbeeld:**
> 12a. De Rode Duivels hebben alweer gewonnen!
> 12b. De Rode Duivels zijn alweer gewonnen! (Incorrect)
### 1.13 Passieve vorm van de voltooide tijd
Bij de passieve vorm van een voltooide tijd is het woord 'geweest' overbodig en foutief.
* **Voorbeeld:**
> 13a. Trotsky is vermoord geweest. (Incorrect)
> 13b. Trotsky is vermoord.
### 1.14 'Om te + infinitief' versus 'voor + infinitief'
Voor de constructie met 'te + infinitief' gebruikt men 'om', niet 'voor'.
* **Voorbeeld:**
> 14a. We zijn gekomen voor je te helpen. (Incorrect)
> 14b. We zijn gekomen om je te helpen.
### 1.15 De werkwoordelijke eindgroep
De werkwoordelijke eindgroep (bestaande uit de hulpwerkwoorden en de hoofdwerkwoorden aan het einde van de zin) dient bij elkaar te blijven.
* **Voorbeeld:**
> 15a. Ik ga vroeg slapen elke keer als ik moet vroeg opstaan. (Incorrect)
> 15b. Ik ga vroeg slapen elke keer als ik vroeg moet opstaan.
### 1.16 'Laten zien' en 'tonen'
'Laten zien' en 'tonen' zijn standaardtaal. 'Laten tonen' is een contaminatie.
* **Voorbeeld:**
> 16a. Ik wil je graag iets laten tonen. (Incorrect)
> 16b. Ik wil je graag iets laten zien.
### 1.17 Werkwoordsvormen bij 'hij wil'/'hij wilt'
De werkwoorden 'willen', 'zullen', 'kunnen' zijn onregelmatig. De vorm voor de derde persoon enkelvoud is gelijk aan die voor de eerste persoon. Bij de tweede persoon enkelvoud (je/jij) zijn zowel 'je wil', 'je zal', 'je kan' als 'je wilt', 'je zult', 'je kunt' correct.
* **Voorbeeld:**
> 17a. Hij wil niet meewerken.
> 17b. Hij wilt niet meewerken. (Incorrect)
### 1.18 'Hoeven' versus 'moeten'
'Hoeven' betekent dat iets niet verplicht is, maar wel mag.
* **Voorbeeld:**
> 18a. Het water moet niet koken als je de aardappelen erin doet. (Incorrect in de betekenis van 'niet verplicht')
> 18b. Het water hoeft niet te koken als je de aardappelen erin doet.
### 1.19 'Aangezien' versus 'gezien'
* **'Gezien'**: Is een voorzetsel en kan vervangen worden door 'vanwege'. Het wordt gebruikt om een reden aan te geven, vaak als de reden al bekend is of als een extra verklaring.
* **Voorbeeld:** Het is niet verwonderlijk dat hij werd geselecteerd voor de jury, gezien zijn grote ervaring met kinderliteratuur.
* **Voorbeeld:** Gezien zijn slechte gezondheid zal hij niet deelnemen aan het examen.
* **'Aangezien'**: Is een voegwoord, vergelijkbaar met 'omdat' of 'tenzij'. Het kondigt een reden aan die volgt in de bijzin. 'Aangezien' kan altijd vervangen worden door 'omdat'.
* **Voorbeeld:** We hebben de vergadering uitgesteld, aangezien (omdat) de directeur ziek is.
* **Voorbeeld:** Aangezien (Omdat) de directeur ziek is, hebben we de vergadering uitgesteld.
* **Oefening en correcties:**
* Gezien de economische crisis verkopen we ons huis nog niet. (JUIST – Vanwege)
* Ze wordt niet toegelaten tot het conservatorium, gezien de jury haar nog te jong vindt. (FOUT – Aangezien (omdat))
* Hij neemt bijles, aangezien zijn slechte cijfers. (FOUT – Gezien (vanwege))
* Aangezien er een grote reorganisatie plaatsvindt, worden er veel banen geschrapt. (JUIST – Omdat)
### 1.20 Onderwerp of meewerkend voorwerp
Bij een passieve zin moet men het onderwerp van de zin bepalen. 'Op tijd te vertrekken' is enkelvoud. Bij "Alle deelnemers wordt gevraagd..." is 'alle deelnemers' een meewerkend voorwerp.
* **Voorbeeld:**
> 20a. Alle deelnemers worden gevraagd op tijd te vertrekken. (Correct wanneer 'alle deelnemers' het onderwerp is)
> 20b. Alle deelnemers wordt gevraagd op tijd te vertrekken. (Incorrect; 'alle deelnemers' is meervoud)
### 1.21 'Drie eerste' versus 'eerste drie'
Er kan maar één 'eerste' zijn. Daarom is de correcte volgorde "de eerste drie".
* **Voorbeeld:**
> 21a. De eerste drie vragen zijn niet zo moeilijk.
> 21b. De drie eerste vragen zijn niet zo moeilijk. (Incorrect)
### 1.22 Verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden (1)
Wanneer een bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord staat, wordt het bijvoeglijk naamwoord verbogen (er wordt een '-e' aan toegevoegd), behalve bij onzijdige zelfstandige naamwoorden die met 'een' gecombineerd worden.
* **Enkelvoud mannelijk:** een grote man / de grote man
* **Enkelvoud vrouwelijk:** een vriendelijke vrouw / de vriendelijke vrouw
* **Enkelvoud onzijdig:** een rustig kind / het rustige kind
* **Meervoud:** beleefde mensen / de beleefde mensen
### 1.23 Verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden (2)
* **'Grote'**: Gebruikt men om te verwijzen naar een persoonlijk kenmerk zoals lengte.
* **'Groot'**: Gebruikt men om te verwijzen naar de manier van 'componist zijn' of een algemene eigenschap.
* **Voorbeeld:**
> 23a. Bach was een grote componist. (Verwijst naar zijn invloed/stijl)
> 23b. Bach was een groot componist. (Incorrect wanneer het over lengte zou gaan, maar correct als het zijn invloed beschrijft, zoals hier bedoeld is in tegenstelling tot 23a)
### 1.24 Vaste constructies met bijvoeglijke naamwoorden
Sommige combinaties met bijvoeglijke naamwoorden zijn vaste constructies.
* **Voorbeeld:** Het cultureel centrum (niet: *het culturele centrum). Andere voorbeelden zijn: 'het bijvoeglijk naamwoord', 'het koninklijk besluit'.
### 1.25 Vaste uitdrukkingen
In vaste uitdrukkingen mogen geen woorden worden weggelaten.
* **Voorbeeld:**
> 25a. Het is mooi om te zien hoe ze met die hondjes speelt.
> 25b. Het is mooi om zien hoe ze met die hondjes speelt. (Incorrect)
### 1.26 Samentrekking in nevenschikkende zinnen
Samentrekking in nevenschikkende zinnen is alleen mogelijk als het gemeenschappelijke zinsdeel dezelfde grammaticale functie heeft in beide delen van de zin.
* **Voorbeeld:** Spanje is een populair vakantieland, maar kennen wij niet zo goed. (Incorrect, omdat 'Spanje' het onderwerp is in de eerste zin en het lijdend voorwerp in de tweede zin).
* **Correct:** Spanje is een populair vakantieland, maar wij kennen het niet zo goed.
### 1.27 Vermijden van dubbele ontkenningen
Dubbele ontkenningen zoals 'nooit geen' worden in informele gesproken taal als versterking gebruikt, maar moeten in verzorgde gesproken taal en geschreven taal vermeden worden.
* **Voorbeeld:**
> 27a. Ze hebben nooit geldproblemen gehad.
> 27b. Ze hebben nooit geen geldproblemen gehad. (Incorrect in standaardtaal)
### 1.28 Sommig(en), vee(n) enz.
* **Verwijzen naar mensen**: Gebruik '-n' (bv. velen, allen, sommigen).
* **Verwijzen naar zaken, dieren**: Gebruik geen '-n'.
* **Verwijzen naar dieren én mensen**: Gebruik geen '-n'.
**Tip:** De '-n' wordt alleen toegevoegd als het woord zelfstandig gebruikt wordt.
* **Voorbeeld:**
> 28a. Sommige zullen me naïef noemen. (Verwijst naar zaken of een gemengde groep)
> 28b. Sommigen zullen me naïef noemen. (Verwijst naar mensen)
### 1.29 Aanwijzend voornaamwoord: die / dat
* **'Dat'**: Verwijst naar onzijdige zelfstandige naamwoorden.
* **'Die'**: Verwijst naar 'de'-woorden (ook meervoud).
* **Voorbeeld:** 'Het boek' is onzijdig, dus 'dat boek'.
> 29a. Kan je me dat boek even geven?
> 29b. Kan je me die boek even geven? (Incorrect)
### 1.30 Betrekkelijk voornaamwoord: dat / wat
* **'Dat'**: Gebruikt men om te verwijzen naar onzijdige woorden.
* **'Die'**: Gebruikt men om te verwijzen naar mannelijke/vrouwelijke woorden.
* **'Wat'**: Is alleen correct als het verwijst naar een onzijdig woord dat als zelfstandig naamwoord fungeert, of als het verwijst naar een hele zin.
* **Voorbeeld:**
> 30a. Ik heb echt genoten van het boek dat daar ligt.
> 30b. Ik heb echt genoten van het boek wat daar ligt. (Incorrect in deze context)
### 1.31 Te veel versus teveel
* **'Teveel' (aaneen)**: Is een zelfstandig naamwoord.
* **Voorbeeld:** Er is hier een teveel aan drama.
* **'Te veel' (in twee woorden)**: Gebruikt men in alle andere gevallen.
* **Voorbeeld:** De meisjes maken te veel lawaai.
### 1.32 In het begin versus op het begin
* **'In het begin'**: Gebruik dit voor tijdsaanduidingen.
* **'Op het begin'**: Dit gebruik is minder standaard en wordt vaak afgeraden.
* **Voorbeeld:**
> 32a. Op het begin van de film, wist ik nog niet goed wie nu precies de moordenaar was. (Incorrect)
> 32b. In het begin van de film, wist ik nog niet goed wie nu precies de moordenaar was.
* **Contrast:** In het begin twijfelde hij vaak, maar op het einde voelde hij zich zeker.
### 1.33 Jou versus jouw
* **'Jouw'**: Drukt bezit uit, net als 'mijn'. Deze woorden krijgen een extra letter vergeleken met 'jou' en 'mij'.
* **'Jou'**: Wordt gebruikt als persoonlijk voornaamwoord zonder bezitsidea.
* **Voorbeeld:**
> 33a. Als ik mijn boek zou vergeten, kan ik dan meekijken in jou boek? (Incorrect)
> 33b. Als ik mijn boek zou vergeten, kan ik dan meekijken in jouw boek?
* **Contrast:** Jij ziet mij, ik zie jou. Dit is mijn map en dat is jouw boek.
### 1.34 Hoewel versus ondanks dat
Gebruik 'hoewel' in plaats van 'ondanks dat'.
* **Voorbeeld:**
> 34a. Mijn vrienden waren te laat op mijn feestje, ondanks dat ik vroeg op tijd te komen. (Incorrect)
> 34b. Mijn vrienden waren te laat op mijn feestje, hoewel ik vroeg op tijd te komen.
* **Voorbeeld:** De leerlingen stormden de klas uit, hoewel de juf gevraagd had rustig te blijven.
### 1.35 Enige versus enigste
'Enigst(e)' is geen standaardtaal. Gebruik 'enig(e)'.
* **Voorbeeld:**
> 35a. Hij is de enige die wist dat ik de antwoorden op mijn hand had geschreven.
> 35b. Hij is de enigste die wist dat ik de antwoorden op mijn hand had geschreven. (Incorrect)
* **Correct:** Hij is de enige die het weet. Ik ben enig kind.
### 1.36 Eens versus 'ns / 's
Het bijwoord 'eens' kan verkort worden tot 'ns of 's. Deze schrijfwijzen hebben een informeel karakter.
* **Voorbeeld:**
> 36a. Toen ik het is ging vragen aan de andere studenten, zeiden ze hetzelfde als ik. (Incorrect)
> 36b. Toen ik het eens ging vragen aan de andere studenten, zeiden ze hetzelfde als ik.
### 1.37 Mijn versus men
'Men zus' is fout in schrijftaal. Gebruik 'mijn zus'. Voor een informelere variant kan 'm'n zus' gebruikt worden.
* **Voorbeeld:**
> 37a. Meestal ga ik op zaterdag zwemmen met mijn zus.
> 37b. Meestal ga ik op zaterdag zwemmen met men zus. (Incorrect)
### 1.38 Langs versus naast
Combinaties als 'langs iemand zitten' of 'langs iemand staan' behoren niet tot de standaardtaal. Gebruik 'naast'.
* **Voorbeeld:**
> 38a. Mag ik langs jou zitten? Dan kan ik meelezen in je cursus. (Incorrect)
> 38b. Mag ik naast jou zitten? Dan kan ik meelezen in je cursus.
### 1.39 Vanvoor versus vooraan
In België komen 'vanvoor' en 'vanachter' voor met de betekenissen 'aan de voorkant' en 'aan de achterkant'. Dat gebruik is geen standaardtaal. Gebruik wel: aan de voorkant, van voren, vooraan, aan de achterkant, van achteren en achteraan.
* **Voorbeeld:**
> 39a. Hij zit bijna altijd helemaal vooraan in de klas.
> 39b. Hij zit bijna altijd helemaal vanvoor in de klas. (Incorrect in standaardtaal)
### 1.40 Naar voor versus naar voren
In de standaardtaal krijgen bijwoorden van plaats (bv. 'achter', 'onder', 'voor') in combinatie met de voorzetsels 'van' of 'naar' de uitgang '-en', tenzij ze al op '-en' uitgaan.
* **Voorbeeld:**
> 40a. Als deze man je een teken geeft, mag je naar voor komen. (Incorrect)
> 40b. Als deze man je een teken geeft, mag je naar voren komen.
### 1.41 Waarover, waarmee, etc.
Gebruik 'waarover' in plaats van 'over wat', 'waarmee' in plaats van 'met wat', 'waardoor' in plaats van 'door wat', enz. wanneer je naar dingen verwijst. Voor personen gebruik je 'wie' (bv. 'over wie', 'met wie', 'door wie').
* **Voorbeeld:**
> 41a. Waarover gaat de tekst?
> 41b. Over wat gaat de tekst? (Incorrect voor dingen)
### 1.42 Alweer versus weeral
'Weeral' is geen standaardtaal. In de standaardtaal gebruiken we 'alweer', 'weer' of 'opnieuw'.
* **Voorbeeld:**
> 42a. De buurman heeft alweer een boete voor te snel rijden gekregen.
> 42b. De buurman heeft weeral een boete voor te snel rijden gekregen. (Incorrect)
### 1.43 Zo'n versus zulke
* **'Zo'n'**: Gebruik je voor een enkelvoud (bv. zo een).
* **'Zulke'**: Gebruik je voor een meervoud.
* **Voorbeeld:**
> 43a. Ik heb nooit zo'n hond gehad.
> 43b. Ik heb nooit zulke hond gehad. (Incorrect)
* **Voorbeeld meervoud:** Uit zulke glazen kan ik niet drinken.
### 1.44 Een beroep doen op
De standaardtaal is 'een beroep doen op'.
* **Voorbeeld:**
> 44a. In geval van nood kan je altijd een beroep doen op een advocaat.
> 44b. In geval van nood kan je altijd beroep doen op een advocaat. (Incorrect)
### 1.45 Ten slotte versus tenslotte
De schrijfwijze hangt af van de betekenis:
* **'Ten slotte'**: 'Tot slot' (einde van een opsomming of betoog).
* **'Tenslotte'**: 'Per slot van rekening', 'uiteindelijk' (conclusie).
* **Voorbeeld:**
> 45a. Ten slotte nam de directeur nog het woord om iedereen te bedanken. ('Tot slot' werd gesproken)
> 45b. Tenslotte nam de directeur nog het woord om iedereen te bedanken. (Incorrect in de betekenis van 'tot slot')
### 1.46 Heten versus noemen
* **'Nemen'**: Betekent 'een naam geven'.
* **'Heten'**: Betekent 'als naam hebben', 'genoemd worden'.
* **Voorbeeld:**
> 46a. Ik zal mezelf even voorstellen. Ik noem Anna. (Incorrect)
> 46b. Ik zal mezelf even voorstellen. Ik heet Anna.
### 1.47 Op zoek versus opzoek
* **'Op zoek zijn/gaan/blijven naar'**: Dit zijn woordgroepen met een spatie tussen 'op' en 'zoek'.
* **'Opzoek' (aaneen)**: Wordt gebruikt als het een vervoegde vorm is van het werkwoord 'opzoeken'.
* **Voorbeeld:**
> 47a. Hij ging op zoek naar een grappig jeugdboek.
> 47b. Hij ging opzoek naar een grappig jeugdboek. (Incorrect)
* **Voorbeeld werkwoord:** Wil je dat ik dat boek even voor je opzoek?
### 1.48 Opnieuw versus terug
* **'Weer', 'opnieuw', 'alweer', 'nogmaals'**: Behoeren in de betekenis van 'wederkerend' tot de standaardtaal.
* **'Terug'**: Is alleen correct als er sprake is van een beweging naar de plaats van herkomst of naar het uitgangspunt.
* **Voorbeeld:**
> 48a. Morgen zijn we terug bereikbaar. (Incorrect, tenzij ze terugkomen naar de plaats waar ze bereikbaar waren)
> 48b. Morgen zijn we opnieuw bereikbaar.
* **Voorbeeld met 'terug'**: Veronique is net terug uit Cuba.
### 1.49 Vergeten hebben versus vergeten zijn
* **'Vergeten zijn'**: Gebruik dit als 'niet meer weten', 'zich niet meer herinneren' de betekenis is.
* **'Vergeten hebben'**: Kan gebruikt worden als 'verzuimen te doen of mee te nemen' of 'er niet aan denken'.
* **Voorbeeld:**
> 49a. Ik kan het me niet meer herinneren. Ik ben het vergeten.
> 49b. Ik kan het me niet meer herinneren. Ik heb het vergeten. (Incorrect in de betekenis van 'niet meer herinneren')
### 1.50 Mogelijk versus mogelijks
'Mogelijks' is geen standaardtaal. Correct is 'mogelijk', 'misschien' of 'wellicht'.
* **Voorbeeld:**
> 50a. Het zal mogelijks pas volgende week opnieuw beschikbaar zijn. (Incorrect)
> 50b. Het zal mogelijk pas volgende week opnieuw beschikbaar zijn.
### 1.51 Bij jou thuis versus bij jouw thuis
De correcte vorm is 'bij jou thuis'. 'Thuis' is in deze constructie een bijwoord van plaats dat 'bij jou' nader bepaalt.
* **Voorbeeld:**
> 51a. Spreken we af bij jouw thuis om te carpoolen? (Incorrect)
> 51b. Spreken we af bij jou thuis om te carpoolen?
### 1.52 Lidwoorden bij zelfstandige naamwoorden
Bij een onzijdig zelfstandig naamwoord gebruik je het bepaald lidwoord 'het'. Bij een mannelijk/vrouwelijk zelfstandig naamwoord gebruik je het bepaald lidwoord 'de'.
* **Voorbeeld:**
> 52a. Het doel van deze opdracht is om te leren ontwerpen.
> 52b. Doel van deze opdracht is om te leren ontwerpen. (Incorrect, 'doel' is onzijdig)
### 1.53 Hun versus zij
* **'Zij'**: Gebruik je als onderwerp in de zin (enkelvoud en meervoud).
* **'Hun'**: Gebruik je als bezittelijk voornaamwoord of als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
* **Voorbeeld:**
> 53a. Hun hebben gezegd dat dit een goed boek is. (Incorrect)
> 53b. Zij hebben gezegd dat dit een goed boek is.
* **Voorbeeld bezit:** Hun leesboeken zijn al binnen.
* **Voorbeeld meewerkend voorwerp:** De trainer gaf hun een uitdagende les vandaag.
### 1.54 Ergeren versus irriteren
De werkwoorden 'irriteren' en 'ergeren' betekenen ongeveer hetzelfde. 'Ergeren' kan ook wederkerend ('zich ergeren') gebruikt worden, maar 'irriteren' niet.
* **Voorbeeld:**
> 54a. Ik irriteer me aan haar houding. (Incorrect)
> 54b. Ik erger me aan haar houding.
### 1.55 De 'n' aan het einde van een woord
Een meervoudsvorm op '-en', een infinitief en een voltooid deelwoord op '-en' eindigen steeds op '-en'.
* **Voorbeeld:**
> 55a. De kindere ginge naar huis nadat ze hun vermiste hond gevonde hadden. (Incorrect)
> 55b. De kinderen gingen naar huis nadat ze hun vermiste hond gevonden hadden.
---
# Gebruik van 'als' en 'toen', 'als' en 'dan', en 'dan ik' / 'dan mij'
Dit onderwerp behandelt de correcte toepassing van voegwoorden en vergelijkende constructies om nauwkeurigheid en helderheid in de Nederlandse taal te waarborgen.
### 2.1 ‘Als’ en ‘toen’ in het verleden
De keuze tussen ‘als’ en ‘toen’ hangt af van de aard van de gebeurtenis in het verleden.
* **‘Toen’** wordt gebruikt voor een eenmalige gebeurtenis of een specifieke periode in het verleden. Het duidt op eenmaligheid, vergelijkbaar met 'die keer dat' of 'op het moment dat'.
> **Voorbeeld:** Toen we aankwamen, begon het te regenen.
* **‘Als’** wordt gebruikt voor gebeurtenissen in het verleden die zich herhaaldelijk of telkens voordeden. Het duidt op herhaling, vergelijkbaar met 'elke keer dat'.
> **Voorbeeld:** Mijn vader had de gewoonte de radio aan te zetten als we aan tafel gingen.
### 2.2 ‘Als’ en ‘dan’ bij vergelijkingen
Bij het maken van vergelijkingen is het onderscheid tussen ‘als’ en ‘dan’ cruciaal.
* **‘Als’** wordt gebruikt bij gelijkheid.
> **Voorbeelden:**
> * ... even groot als ...
> * ... net zo groot als ...
* **‘Dan’** wordt gebruikt bij ongelijkheid.
> **Voorbeelden:**
> * ... groter dan ...
> * ... meer dan voldoende.
> * ... niets (anders) dan ...
> * ... andere ... dan ...
### 2.3 ‘Dan ik’ versus ‘dan mij’
De correcte vorm na ‘dan’ hangt af van de context, met name de verkorte vorm van de vergelijking.
* De constructie ‘dan ik’ is correct wanneer de zin een verkorte versie is van een volledige zin waarin ‘ik’ het onderwerp is.
> **Voorbeeld:** Ze was hier al vroeger dan ik. (Verkorte versie van: Ze was hier al vroeger dan ik hier was.)
* De constructie ‘dan mij’ is in deze context niet standaardtaal.
### 2.4 ‘Als’ in veronderstellende bijzinnen
In veronderstellende bijzinnen is het voegwoord ‘als’ altijd correct om een onzekere maar reële mogelijkheid aan te duiden. Ook bijzinnen die beginnen met ‘mocht(en)’ zijn mogelijk in deze context.
> **Voorbeelden:**
> * Als er toch nog vragen zijn, dan kunt u ons bellen.
> * Mochten er toch nog vragen zijn, dan kunt u ons bellen.
* Het gebruik van ‘moest’ om de voorwaardelijke wijs uit te drukken, wordt in de standaardtaal afgeraden.
### 2.5 ‘Of’ bij onzekerheid
Bij het uitdrukken van onzekerheid in bijzinnen gebruikt men altijd ‘of’, niet ‘als’.
> **Voorbeelden:**
> * Ik weet niet zeker of zij morgen komt.
> * Ze vraagt of jullie er zullen zijn.
---
# Concordantie: onderwerp en persoonsvorm, en bijvoeglijke naamwoorden
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt de regels voor grammaticale overeenkomst tussen het onderwerp en de persoonsvorm in een zin, alsmede de juiste verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden.
### 3.1 Concordantie: onderwerp en persoonsvorm
Concordantie, ook wel zinsbouwconcordantie genoemd, zorgt voor een correcte grammaticale overeenkomst tussen het onderwerp en de persoonsvorm in een zin. Dit geldt zowel voor het enkelvoud als voor het meervoud.
#### 3.1.1 Enkelvoudige onderwerpen en meervoudige onderwerpen
* **Grammaticaal enkelvoud:** Bepaalde zelfstandige naamwoorden die een groep of verzameling aanduiden, worden grammaticaal als enkelvoud beschouwd en vereisen daarom een persoonsvorm in het enkelvoud. Voorbeelden hiervan zijn: *een kudde*, *een massa*, *een groep*, *een menigte*, *een bende*.
* **Voorbeeld:** Een kudde schapen versperde de weg.
* **Procent:** Het woord 'procent' vraagt ook altijd een grammaticaal enkelvoud.
* **Voorbeeld:** Vijftien procent van de ondervraagden vindt dat de overheid veel geld verspilt.
#### 3.1.2 Samengestelde onderwerpen
* **Meervoud bij opsomming:** Wanneer de delen van een opsomming als afzonderlijke entiteiten worden beschouwd, wordt de persoonsvorm in het meervoud geplaatst.
* **Voorbeeld:** Het water en de lucht maken van de kust een buitengewone plaats.
* **Enkelvoud bij keuze of nadruk:** Als er weinig nadruk ligt op de afzonderlijke delen van een opsomming, of wanneer de keuze tussen de opties minder belangrijk is, is het enkelvoud ook correct.
* **Voorbeeld:** Opa of oma lost dat wel op.
* **"Zowel ... als":** Na de constructie 'zowel ... als' met twee enkelvoudige delen volgt een persoonsvorm in het enkelvoud. Bij twee meervoudige delen wordt de persoonsvorm in het meervoud geplaatst.
* **Voorbeeld met enkelvoud:** Na ‘zowel … als’ + 2 enkelvoudigen volgt een PV in het enkelvoud.
* **Voorbeeld met meervoud:** Zowel de jongens als de meisjes waren erg enthousiast bij het zien van hun nieuwe klaslokaal.
#### 3.1.3 Bijzondere gevallen van concordantie
* **"Die" en "wie":** In betrekkelijke bijzinnen met 'die' of 'wie', moet de persoonsvorm in de bijzin overeenkomen met het antecedent van het betrekkelijk voornaamwoord.
* **Voorbeeld:** Als ik de enige ben die nog blijf, dan hoeft het voor mij ook niet meer. (Vereenvoudigd: Ik ben de enige die blijft.)
* **Onderwerp of meewerkend voorwerp:** Het is cruciaal om het correcte onderwerp van de zin te identificeren om de juiste persoonsvorm te kiezen. In passieve zinnen kan het lijdend voorwerp van de actieve zin het onderwerp van de passieve zin worden. Soms wordt er verwarring veroorzaakt met een meewerkend voorwerp.
* **Voorbeeld:** Alle deelnemers worden gevraagd op tijd te vertrekken. (Hier is "Alle deelnemers" het meewerkend voorwerp; het feitelijke onderwerp is de handeling van "op tijd te vertrekken", wat enkelvoud is. De zin is echter correct omdat "gevraagd worden" een passieve constructie is waarbij "Alle deelnemers" het onderwerp is van "worden gevraagd".)
* **"Hun" als bezittelijk voornaamwoord versus "zij" als onderwerp:**
* "Zij" wordt gebruikt als onderwerp in de zin, zowel in het enkelvoud als in het meervoud.
* **Voorbeeld:** Zij hebben gezegd dat dit een goed boek is.
* "Hun" wordt gebruikt als bezittelijk voornaamwoord en als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
* **Voorbeeld bezittelijk:** Hun leesboeken zijn al binnen.
* **Voorbeeld meewerkend voorwerp:** De trainer gaf hun een uitdagende les vandaag. (hun = aan hen)
### 3.2 Verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden die voor een zelfstandig naamwoord staan, worden over het algemeen verbogen door er een "-e" aan toe te voegen, tenzij het een onzijdig zelfstandig naamwoord betreft in combinatie met het onbepaald lidwoord 'een'.
* **Regelmatige verbuiging:**
* Enkelvoud mannelijk: een grot**e** man / de grot**e** man
* Enkelvoud vrouwelijk: een vriendelijk**e** vrouw / de vriendelijk**e** vrouw
* Enkelvoud onzijdig: een rustig kind / het rustig**e** kind (geen "-e" bij 'een')
* Meervoud: beleefd**e** mensen / de beleefd**e** mensen
* **Specifieke betekenis:** In sommige gevallen is de verbuiging afhankelijk van de specifieke betekenis die wordt uitgedrukt.
* **Voorbeeld:** Bach was een grote componist. (Verwijst naar zijn potentieel of omvang, niet naar zijn fysieke grootte.)
* **Voorbeeld:** Bach was een groot componist. (Dit is de meest gangbare en correcte vorm wanneer men spreekt over iemands artistieke prestaties.)
* **Vaste constructies:** In vaste woordgroepen en uitdrukkingen kan de grammaticale vorm afwijken van de algemene regels.
* **Voorbeeld:** Het gaat hier om een vaste constructie: 'het cultureel centrum'. Andere voorbeelden zijn: ‘het bijvoeglijk naamwoord’, ‘het koninklijk besluit’.
* **Voorbeeld:** In vaste uitdrukkingen mag je geen woorden weglaten: 'mooi om te zien'.
* **"Zo'n" versus "zulke":**
* Voor een enkelvoudig zelfstandig naamwoord gebruikt men "zo'n" (wat staat voor "zo een").
* **Voorbeeld:** Ik heb nooit zo'n hond gehad.
* Voor een meervoudig zelfstandig naamwoord gebruikt men "zulke".
* **Voorbeeld:** Uit zulke glazen kan ik niet drinken.
#### 3.2.1 Bijkomende opmerkingen over verbuiging en gebruik
* **"Enige" vs. "enigste":** "Enigst(e)" is geen standaardtaal. Gebruik "enig(e)".
* **Voorbeeld:** Hij is de enige die het weet.
* **Voorbeeld:** Ik ben enig kind.
* **De "-n" aan het einde van een woord:** Meervoudsvormen op "-en", infinitieven en voltooide deelwoorden op "-en" eindigen steeds op "-en".
* **Voorbeeld:** De kinderen gingen naar huis nadat ze hun vermiste hond gevonden hadden.
* **"Sommige(n)", "vele(n)", "alle(n)", "beide(n)", "enkele(n)":**
* Als deze woorden verwijzen naar mensen, wordt er een "-n" toegevoegd (bv. sommigen).
* Als ze verwijzen naar zaken, dieren, etc., wordt er geen "-n" toegevoegd (bv. sommige).
* Als ze verwijzen naar dieren én mensen, wordt er geen "-n" toegevoegd.
* **Belangrijk:** De "-n" wordt alleen toegevoegd wanneer het woord zelfstandig wordt gebruikt.
* **Correct:** Sommigen zullen me naïef noemen.
* **Fout:** *Somme n mensen zijn saai.
* **"Mijn" versus "men":** "Men zus" is fout in schrijftaal. Voor een informelere of minder benadrukte vorm van "mijn zus" kan men "'m'n zus" gebruiken.
* **Correct:** Meestal ga ik op zaterdag zwemmen met mijn zus.
* **Fout:** *Meestal ga ik op zaterdag zwemmen met men zus.
* **"Jou" versus "jouw":** "Jouw" drukt bezit uit en krijgt, net als "mijn", een extra letter ten opzichte van "jou" en "mij".
* **Voorbeeld:** Als ik mijn boek zou vergeten, kan ik dan meekijken in jouw boek?
* **"Bij jou thuis":** De correcte vorm is "bij jou thuis". "Thuis" fungeert hier als een bijwoord van plaats dat "bij jou" nader bepaalt.
* **Correct:** Spreken we af bij jou thuis om te carpoolen?
* **Fout:** *Spreken we af bij jouw thuis om te carpoolen?
* **"Vanvoor" versus "vooraan":** In België komen "vanvoor" en "vanachter" voor, maar dit is geen standaardtaal. Gebruik: "aan de voorkant", "van voren", "vooraan" of "aan de achterkant", "van achteren", "achteraan".
* **Correct:** Hij zit bijna altijd helemaal vooraan in de klas.
* **Standaardtaal afwijkend gebruik:** Hij zit bijna altijd helemaal vanvoor in de klas.
* **"Naar voor" versus "naar voren":** Bijwoorden van plaats (zoals 'achter', 'onder', 'voor') krijgen in combinatie met 'van' of 'naar' in de regel de uitgang "-en", tenzij ze al op "-en" eindigen.
* **Correct:** Als deze man je een teken geeft, mag je naar voren komen.
* **"Waarover" versus "over wat":** Gebruik "waarover" (en vergelijkbare constructies zoals "waarmee", "waardoor") in plaats van "over wat" wanneer je verwijst naar zaken. Voor personen gebruik je "wie".
* **Correct:** Waarover gaat de tekst?
* **Fout:** *Over wat gaat de tekst?
* **"Alweer" versus "weeral":** "Weeral" is geen standaardtaal. Gebruik "alweer", "weer" of "opnieuw".
* **Correct:** De buurman heeft alweer een boete voor te snel rijden gekregen.
* **"Een beroep doen op":** Dit is een standaardtaal-woordgroep. "Beroep doen op" is dat niet.
* **Correct:** In geval van nood kan je altijd een beroep doen op een advocaat.
* **"Ten slotte" versus "tenslotte":** De schrijfwijze hangt af van de betekenis. Los geschreven ("ten slotte") behoudt de letterlijke betekenis ('tot slot'). Aaneengeschreven ("tenslotte") krijgt een figuurlijke betekenis ('per slot van rekening, uiteindelijk').
* **Voorbeeld:** Ten slotte nam de directeur nog het woord om iedereen te bedanken.
* **"Heten" versus "noemen":** "Noemen" betekent 'een naam geven'. "Heten" betekent 'als naam hebben, genoemd worden'.
* **Correct:** Ik zal mezelf even voorstellen. Ik heet Anna.
* **Fout:** *Ik zal mezelf even voorstellen. Ik noem Anna.
* **"Op zoek" versus "opzoek":** "Op zoek zijn/gaan/blijven naar" zijn woordgroepen met een spatie. Alleen als het een vervoegde vorm is van het werkwoord 'opzoeken' (met de betekenis 'zoeken om te vinden'), schrijf je 'opzoek' aan elkaar.
* **Correct:** Hij ging op zoek naar een grappig jeugdboek.
* **Correct:** Wil je dat ik dat boek even voor je opzoek?
* **"Opnieuw" versus "terug":** "Weer", "opnieuw", "alweer" en "nogmaals" zijn standaardtaal voor herhaling. "Terug" is correct bij een beweging naar de plaats van herkomst.
* **Correct:** Morgen zijn we opnieuw bereikbaar.
* **Fout:** *Morgen zijn we terug bereikbaar. (tenzij het gaat om terugkomen naar de oorspronkelijke locatie.)
* **"Vergeten hebben" versus "vergeten zijn":**
* Als 'vergeten' de betekenis 'niet meer weten' of 'zich niet meer herinneren' heeft, wordt het met 'zijn' vervoegd.
* **Voorbeeld:** Ik ben het vergeten.
* Als 'vergeten' de betekenis 'verzuimen te doen' of 'er niet aan denken' heeft, kan het zowel met 'hebben' als met 'zijn' vervoegd worden.
* **Voorbeeld:** Ik heb het vergeten. (in de zin van: Ik heb verzuimd het mee te nemen.)
* **"Mogelijk" versus "mogelijks":** "Mogelijks" is geen standaardtaal. Gebruik "mogelijk", "misschien" of "wellicht".
* **Correct:** Het zal mogelijk pas volgende week opnieuw beschikbaar zijn.
* **"Ergeren" versus "irriteren":** "Ergeren" kan wederkerend gebruikt worden (zich ergeren), "irriteren" niet.
* **Correct:** Ik erger me aan haar houding.
* **Fout:** *Ik irriteer me aan haar houding.
### 3.3 Verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden: algemene principes
Wanneer een bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord staat, wordt het over het algemeen verbogen (een -e wordt toegevoegd), behalve bij onzijdige zelfstandige naamwoorden in combinatie met het onbepaald lidwoord 'een'.
* **Enkelvoud mannelijk:** een grot**e** man, de grot**e** man
* **Enkelvoud vrouwelijk:** een vriendelijk**e** vrouw, de vriendelijk**e** vrouw
* **Enkelvoud onzijdig:** een rustig kind, het rustig**e** kind (let op: geen '-e' na 'een')
* **Meervoud:** beleefd**e** mensen, de beleefd**e** mensen
#### 3.3.1 Specifieke gevallen van bijvoeglijke naamwoorden
* **"Groot" (als persoonlijk kenmerk):** Verwijs je naar een persoonlijk kenmerk (bv. lengte), dan gebruik je "grote". Verwijs je naar iemands capaciteiten of manier van zijn, dan gebruik je "groot".
* **Voorbeeld:** Bach was een grote componist. (Dit is de standaard en correcte vorm voor artistieke prestaties).
* **Vaste constructies:** In vaste woordgroepen behoudt het bijvoeglijk naamwoord soms zijn onverbogen vorm.
* **Voorbeeld:** het cultureel centrum
* **Voorbeeld:** het bijvoeglijk naamwoord
* **Voorbeeld:** het koninklijk besluit
#### 3.3.2 Bijvoeglijke naamwoorden in vaste uitdrukkingen
In vaste uitdrukkingen mogen geen woorden worden weggelaten, wat invloed kan hebben op de vorm van bijvoeglijke naamwoorden.
* **Voorbeeld:** Het is mooi om te zien.
#### 3.3.3 Samentrekking en de vorm van bijvoeglijke naamwoorden
Samentrekking in nevengeschikte zinnen is alleen mogelijk als het gemeenschappelijke zinsdeel dezelfde grammaticale functie heeft. Dit kan invloed hebben op hoe bijvoeglijke naamwoorden in de verschillende delen van de zin worden behandeld.
* **Voorbeeld:** Spanje is een populair vakantieland, maar wij kennen het niet zo goed. (Samentrekking is hier niet mogelijk omdat 'Spanje' in het eerste deel het onderwerp is en in het tweede deel het lijdend voorwerp).
### 3.4 Concordantie en woordvolgorde
#### 3.4.1 Werkwoordelijke eindgroep
De werkwoordelijke eindgroep, die alle werkwoorden aan het einde van een bijzin omvat, moet bij elkaar blijven. Dit kan invloed hebben op de plaatsing van bijwoorden en de interpretatie van de zin.
* **Voorbeeld:** Ik ga vroeg slapen elke keer als ik vroeg moet opstaan. (Hier blijven "moet" en "opstaan" samen.)
---
# Overgankelijke werkwoorden en passieve vormen
Deze sectie behandelt de correcte vorming van de voltooid verleden tijd met de hulpwerkwoorden 'hebben' of 'zijn' bij overgankelijke werkwoorden en de constructie van passieve zinnen.
### 4.1 Overgankelijke werkwoorden
#### 4.1.1 Definitie en gebruik van lijdend voorwerp
Overgankelijke werkwoorden vereisen een lijdend voorwerp om een volledige betekenis te hebben. Zonder een lijdend voorwerp is de zin grammaticaal onvolledig of verliest deze zijn primaire betekenis.
* **Voorbeeld:**
> Ze betreurde zo vroeg te moeten vertrekken. (Zonder 'het' is de zin onvolledig).
> Ze betreurde **het** zo vroeg te moeten vertrekken.
Werkwoorden zoals '(iets) geven', '(iets) plukken' en '(iets) betreuren' worden doorgaans gebruikt in combinatie met een lijdend voorwerp.
#### 4.1.2 Hulpwerkwoord bij de voltooid verleden tijd
Bij overgankelijke werkwoorden in de voltooid verleden tijd wordt altijd het hulpwerkwoord 'hebben' gebruikt, ongeacht of het werkwoord intransitief is of een lijdend voorwerp heeft.
* **Voorbeeld:**
> De Rode Duivels hebben alweer gewonnen!
> **Let op:** De uitdrukking 'gewonnen zijn' wordt wel gebruikt in de betekenis van het goedkeuren van een idee, zoals in "gewonnen zijn voor een idee".
### 4.2 Passieve vorm van de voltooide tijd
#### 4.2.1 Correcte vorming
De passieve vorm van de voltooide tijd wordt correct gevormd zonder het hulpwerkwoord 'geweest'. De toevoeging van 'geweest' aan de passieve vorm van de voltooide tijd is incorrect en waarschijnlijk een beïnvloeding vanuit het Frans.
* **Voorbeeld:**
* ❌ **Incorrect:** Trotsky is vermoord geweest.
* ✅ **Correct:** Trotsky is vermoord.
### 4.3 Om te + infinitief
Wanneer een bijzin wordt ingeleid met 'om te + infinitief', gebruik dan het voegwoord 'om' en niet 'voor'.
* **Voorbeeld:**
* ❌ **Incorrect:** We zijn gekomen voor je te helpen.
* ✅ **Correct:** We zijn gekomen **om** je te helpen.
### 4.4 Werkwoordelijke eindgroep
De werkwoordelijke eindgroep, bestaande uit meerdere werkwoorden die samen één betekenis vormen, dient bij elkaar te blijven.
* **Voorbeeld:**
* ✅ **Correct:** Ik ga vroeg slapen elke keer als ik vroeg moet opstaan. (De groep 'moet opstaan' blijft samen.)
### 4.5 Laten zien / tonen
De standaardtaal is 'laten zien' en 'tonen'. De combinatie 'laten tonen' is een contaminatie.
* **Andere voorbeelden van contaminaties:** 'duur kosten' (in plaats van 'duur zijn' of 'veel kosten'), 'nachecken' (in plaats van 'nakijken' of 'checken'), 'afprinten' (in plaats van 'afdrukken' en 'printen').
### 4.6 Werkwoorden willen, zullen, kunnen
De werkwoorden 'willen', 'zullen' en 'kunnen' zijn onregelmatig. De vorm voor de derde persoon enkelvoud is gelijk aan die van de eerste persoon.
* **Voorbeelden:**
* Hij wil niet meewerken. (Correct)
* *Hij wilt niet meewerken.* (Incorrect)
Bij de tweede persoon enkelvoud ('je' en 'jij') zijn zowel 'je wil', 'je zal', 'je kan' als 'je wilt', 'je zult', 'je kunt' correct.
### 4.7 Hoeven / moeten
Het werkwoord 'hoeven' drukt uit dat iets niet verplicht is, maar wel toegestaan.
* **Voorbeeld:**
* Het water **hoeft** niet te koken als je de aardappelen erin doet. (Het is niet verplicht, maar mag wel.)
### 4.8 Aangezien / gezien
#### 4.8.1 'Gezien' als voorzetsel
'Gezien' is een voorzetsel en kan altijd vervangen worden door 'vanwege'.
* **Voorbeelden:**
* Het is niet verwonderlijk dat hij werd geselecteerd voor de jury, **gezien** zijn grote ervaring met kinderliteratuur. (Vervangbaar door: **vanwege** zijn grote ervaring...)
* **Gezien** zijn slechte gezondheid zal hij niet deelnemen aan het examen. (Vervangbaar door: **Vanwege** zijn slechte gezondheid...)
#### 4.8.2 'Aangezien' als voegwoord
'Aangezien' is een voegwoord, vergelijkbaar met 'omdat', en kondigt een reden aan. Na 'aangezien' volgt een bijzin die de reden uiteenzet. Het kan altijd vervangen worden door 'omdat'.
* **Voorbeelden:**
* We hebben de vergadering uitgesteld, **aangezien** (omdat) de directeur ziek is.
* **Aangezien** (Omdat) de directeur ziek is, hebben we de vergadering uitgesteld.
#### 4.8.3 Oefening en correcties
* **Voorbeeld 1:** Gezien de economische crisis verkopen we ons huis nog niet.
* ✅ **Correct:** Vanwege de economische crisis verkopen we ons huis nog niet.
* **Voorbeeld 2:** Ze wordt niet toegelaten tot het conservatorium, gezien de jury haar nog te jong vindt.
* ❌ **Incorrect:** Ze wordt niet toegelaten tot het conservatorium, **aangezien** de jury haar nog te jong vindt.
* **Voorbeeld 3:** Hij neemt bijles, aangezien zijn slechte cijfers.
* ❌ **Incorrect:** Hij neemt bijles, **gezien** zijn slechte cijfers.
* **Voorbeeld 4:** Aangezien er een grote reorganisatie plaatsvindt, worden er veel banen geschrapt.
* ✅ **Correct:** Omdat er een grote reorganisatie plaatsvindt, worden er veel banen geschrapt.
### 4.9 Onderwerp of meewerkend voorwerp in passieve zinnen
Bij passieve zinnen moet men goed opletten of het zelfstandig naamwoord het onderwerp of het meewerkend voorwerp is.
* **Voorbeeld:**
* ✅ **Correct:** Alle deelnemers worden gevraagd op tijd te vertrekken.
* Hier is 'Alle deelnemers' het meewerkend voorwerp (aan alle deelnemers wordt iets gevraagd). De zin is in het meervoud, omdat 'deelnemers' meervoud is.
* ✅ **Correct (in specifieke context):** Alle deelnemers **wordt** gevraagd op tijd te vertrekken.
* Dit kan correct zijn als 'op tijd te vertrekken' als een enkelvoudige handeling wordt beschouwd die aan alle deelnemers wordt gevraagd. Echter, de eerste vorm met 'worden' is gebruikelijker.
### 4.10 Congruentie in betrekkelijke bijzinnen
De persoonsvorm in een betrekkelijke bijzin moet overeenkomen met het antecedent waar het betrekkelijk voornaamwoord ('die') naar verwijst.
* **Voorbeeld:**
* ✅ **Correct:** Als ik de enige **ben** die nog blijft, dan hoeft het voor mij ook niet meer.
* 'ben' verwijst naar 'ik'. 'blijft' verwijst naar 'die' (de enige).
### 4.11 Overgankelijk werkwoord = ww + lijdend voorwerp (lv)
Sommige werkwoorden zijn overgankelijk en vereisen een lijdend voorwerp.
* **Voorbeelden:** '(iets) geven', '(iets) plukken', '(iets) betreuren'.
* **Tip:** Wanneer een werkwoord alleen betekenisvol is met een lijdend voorwerp, is het een overgankelijk werkwoord.
### 4.12 Werkwoordelijke eindgroep (herhaling)
De werkwoordelijke eindgroep moet, indien deze uit meerdere werkwoorden bestaat, bij elkaar blijven. Dit geldt ook voor werkwoorden die deels van vorm veranderen.
* **Voorbeeld:**
* ✅ **Correct:** Ik ga vroeg slapen elke keer als ik vroeg moet opstaan.
* De werkwoordelijke eindgroep 'moet opstaan' blijft intact.
---
# Functie van voorzetsels en voegwoorden
Deze sectie behandelt de correcte toepassing van voorzetsels en voegwoorden, en richt zich specifiek op het onderscheid tussen vergelijkbare woorden en woordgroepen om taalgebruik te verfijnen.
### 5.1 Voorzetsels en voegwoorden: onderscheid en correct gebruik
#### 5.1.1 Voorwaardelijke bijzinnen met ‘als’, ‘mochten’ en ‘moesten’
* **‘Als’**: Is altijd correct in veronderstellende bijzinnen.
* **‘Mocht(en)’**: Kan gebruikt worden voor een onzekere maar reële mogelijkheid.
* **‘Moest’**: Het gebruik van ‘moest’ om de voorwaardelijke wijs uit te drukken, is geen standaardtaal.
> **Tip:** Let op het verschil in nuance tussen ‘als’ (algemene voorwaarde) en ‘mocht(en)’ (specifieke, onzekere voorwaarde).
#### 5.1.2 Bijzinnen van onzekerheid met ‘of’
Bijzinnen die een onzekerheid uitdrukken, beginnen met het voegwoord ‘of’.
* **Correct:** Ik weet niet zeker of zij morgen komt.
* **Incorrect:** Ik weet niet zeker als zij morgen komt.
#### 5.1.3 Tijdsbepaling met ‘als’ en ‘toen’
Het onderscheid tussen ‘als’ en ‘toen’ is cruciaal voor het correct aanduiden van gebeurtenissen in het verleden:
* **‘Toen’**: Gebruik je voor een eenmalige gebeurtenis of een specifieke periode in het verleden. Het duidt op ‘die keer dat’ of ‘op het moment dat’.
* **Voorbeeld:** Toen we aankwamen, begon het te regenen.
* **‘Als’**: Gebruik je voor een gebeurtenis in het verleden die zich elke keer of bij herhaling voordeed. Het duidt op ‘elke keer dat’.
* **Voorbeeld:** Mijn vader had de gewoonte de radio aan te zetten als we aan tafel gingen.
#### 5.1.4 Vergelijking met ‘als’ en ‘dan’
* **‘Als’**: Wordt gebruikt bij gelijkheid.
* Voorbeeld: … even groot als …
* Voorbeeld: … net zo groot als …
* **‘Dan’**: Wordt gebruikt bij ongelijkheid.
* Voorbeeld: … groter dan …
* Voorbeeld: … meer dan voldoende.
* Voorbeeld: … niets (anders) dan …
* Voorbeeld: … andere … dan …
> **Tip:** Denk bij vergelijkingen aan de structuur: gelijkheid met ‘als’, ongelijkheid met ‘dan’.
#### 5.1.5 Voornaamwoordelijk gezegde: ‘dan ik’ versus ‘dan mij’
De keuze tussen ‘dan ik’ en ‘dan mij’ hangt af van de volledige, verkorte zin:
* **‘Dan ik’**: Dit is de correcte vorm wanneer de zin eigenlijk een volledig werkwoord bevat dat weggelaten kan worden.
* **Correct:** Ze was hier al vroeger dan ik. (Verkorte versie van: Ze was hier al vroeger dan ik hier was.)
* **‘Dan mij’**: Dit is incorrect in deze constructie.
#### 5.1.6 Persoonlijke voornaamwoorden: ‘hen’ versus ‘hun’
Het onderscheid tussen ‘hen’ en ‘hun’ is afhankelijk van hun grammaticale functie:
* **‘Hen’**: Gebruik je voor een lijdend voorwerp, of na een voorzetsel.
* **Voorbeeld (lijdend voorwerp):** We zien hen.
* **Voorbeeld (na voorzetsel):** We geven de bos bloemen aan hen.
* **‘Hun’**: Gebruik je als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
* **Voorbeeld:** We geven hun de bos bloemen.
#### 5.1.7 Congruentie: onderwerp en persoonsvorm (1)
Een zelfstandig naamwoord als ‘een kudde’, ‘een massa’, ‘een groep’, ‘een menigte’, ‘een bende’ wordt grammaticaal als enkelvoud beschouwd. Dit geldt ook voor ‘procent’.
* **Incorrect:** Een kudde schapen versperden de weg.
* **Correct:** Een kudde schapen versperde de weg.
* **Correct:** Vijftien procent van de ondervraagden vindt dat de overheid veel geld verspilt.
#### 5.1.8 Congruentie: onderwerp en persoonsvorm (2)
Wanneer twee of meer delen van de opsomming als afzonderlijke delen worden beschouwd, gebruik je een meervoud.
* **Correct:** Het water en de lucht maken van de kust een buitengewone plaats.
Een meervoud is ook mogelijk als de nadruk op de afzonderlijke delen minder is.
* **Correct:** Opa of oma lossen dat wel op. (Ook het enkelvoud is hier correct: Opa of oma lost dat wel op.)
#### 5.1.9 Congruentie met ‘zowel … als’
Na de constructie ‘zowel … als’ met twee enkelvoudige onderwerpen volgt de persoonsvorm in het enkelvoud. Na ‘zowel … als’ met twee meervoudige onderwerpen volgt de persoonsvorm in het meervoud.
* **Correct:** Wat doen we als zowel de trein als de bus vertraging heeft?
* **Correct:** Zowel de jongens als de meisjes waren erg enthousiast bij het zien van hun nieuwe klaslokaal.
#### 5.1.10 Congruentie: betrekkelijke bijzinnen
Bij een betrekkelijke bijzin moet de persoonsvorm overeenkomen met het antecedent van het betrekkelijk voornaamwoord.
* **Correct:** Als ik de enige ben die nog blijf, dan hoeft het voor mij ook niet meer. ( ‘Blijf’ hoort bij ‘die’, wat verwijst naar ‘ik’.)
* **Correct:** Als ik de enige ben die nog blijft, dan hoeft het voor mij ook niet meer. ( ‘Blijft’ hoort bij ‘die’, wat verwijst naar ‘de enige’.)
#### 5.1.11 Overgankelijke werkwoorden en lijdend voorwerp
Sommige werkwoorden vereisen een lijdend voorwerp om correct gebruikt te worden.
* **Correct:** Ze betreurde het zo vroeg te moeten vertrekken.
* **Incorrect:** Ze betreurde zo vroeg te moeten vertrekken.
* Werkwoorden zoals ‘(iets) geven’, ‘(iets) plukken’, ‘(iets) betreuren’ zijn overgankelijk en hebben een lijdend voorwerp nodig.
#### 5.1.12 Hulpwerkwoord bij voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van overgankelijke werkwoorden krijgt altijd het hulpwerkwoord ‘hebben’.
* **Correct:** De Rode Duivels hebben alweer gewonnen!
* **Incorrect:** De Rode Duivels zijn alweer gewonnen!
> **Uitzondering:** ‘Gewonnen zijn voor een idee’ is een vaste uitdrukking die aangeeft dat men een idee leuk vindt.
#### 5.1.13 Passieve vorm van voltooide tijd
Bij de passieve vorm van een voltooide tijd is het woord ‘geweest’ overbodig en fout.
* **Incorrect:** Trotsky is vermoord geweest.
* **Correct:** Trotsky is vermoord.
> **Tip:** Vermijd de constructie ‘is geweest’ in de passieve voltooid tegenwoordige tijd, dit is waarschijnlijk een beïnvloeding uit het Frans.
#### 5.1.14 Gebruik van ‘om te’ versus ‘voor te’
Voor een infinitiefconstructie gebruik je het voegwoord ‘om’, niet ‘voor’.
* **Correct:** We zijn gekomen om je te helpen.
* **Incorrect:** We zijn gekomen voor je te helpen.
#### 5.1.15 Werkwoordelijke eindgroep
De werkwoordelijke eindgroep (bijvoorbeeld ‘moet … opstaan’) moet bij elkaar gehouden worden.
* **Correct:** Ik ga vroeg slapen elke keer als ik vroeg moet opstaan.
* **Incorrect:** Ik ga vroeg slapen elke keer als ik moet vroeg opstaan.
#### 5.1.16 ‘Laten zien’ versus ‘laten tonen’
‘Laten zien’ en ‘tonen’ zijn standaardtaal. ‘Laten tonen’ is een contaminatie.
* **Correct:** Ik wil je graag iets laten zien.
* **Correct:** Ik wil je graag iets tonen.
* **Incorrect:** Ik wil je graag iets laten tonen.
> **Tip:** Wees alert op contaminaties, zoals ‘duur kosten’ (in plaats van duur zijn of veel kosten), ‘nachecken’ (in plaats van nakijken of checken), of ‘afprinten’ (in plaats van afdrukken en printen).
#### 5.1.17 Werkwoord ‘willen’ in de derde persoon enkelvoud
Bij de werkwoorden ‘willen’, ‘zullen’ en ‘kunnen’ is de vorm voor de derde persoon enkelvoud gelijk aan die voor de eerste persoon.
* **Correct:** Hij wil niet meewerken.
* **Incorrect:** Hij wilt niet meewerken.
> **Let op:** Bij de tweede persoon enkelvoud (je/jij) zijn zowel ‘je wil’, ‘je zal’, ‘je kan’ als ‘je wilt’, ‘je zult’, ‘je kunt’ correct.
#### 5.1.18 Betekenis van ‘hoeven’
‘Hoefen’ geeft aan dat iets niet verplicht is, maar wel toegestaan.
* **Correct:** Het water hoeft niet te koken als je de aardappelen erin doet.
* **Minder correct (in deze context):** Het water moet niet koken als je de aardappelen erin doet.
#### 5.1.19 Voegwoord ‘aangezien’ versus voorzetsel ‘gezien’
Het onderscheid tussen ‘aangezien’ en ‘gezien’ is cruciaal:
* **‘Gezien’**: Is een voorzetsel en kan altijd vervangen worden door ‘vanwege’. Het wordt gevolgd door een zelfstandig naamwoord of een woordgroep die als zelfstandig naamwoord fungeert.
* **Correct:** Gezien de economische crisis verkopen we ons huis nog niet. (Vanwege de economische crisis...)
* **Correct:** Het is niet verwonderlijk dat hij werd geselecteerd voor de jury, gezien zijn grote ervaring met kinderliteratuur. (Vanwege zijn grote ervaring...)
* **Correct:** Gezien zijn slechte gezondheid zal hij niet deelnemen aan het examen. (Vanwege zijn slechte gezondheid...)
* **‘Aangezien’**: Is een voegwoord, vergelijkbaar met ‘omdat’. Het kondigt een reden aan en wordt gevolgd door een bijzin.
* **Correct:** Aangezien ik honger heb, wil ik straks een snack halen in het restaurant. (Omdat ik honger heb...)
* **Correct:** We hebben de vergadering uitgesteld, aangezien de directeur ziek is. (Omdat de directeur ziek is...)
* **Correct:** Aangezien er een grote reorganisatie plaatsvindt, worden er veel banen geschrapt. (Omdat er een grote reorganisatie plaatsvindt...)
> **Foutieve constructies:**
> * *Incorrect:* Ze wordt niet toegelaten tot het conservatorium, gezien de jury haar nog te jong vindt. (Moet zijn: aangezien/omdat...)
> * *Incorrect:* Hij neemt bijles, aangezien zijn slechte cijfers. (Moet zijn: gezien/vanwege...)
#### 5.1.20 Onderwerp of meewerkend voorwerp
Bepaal correct het onderwerp van de zin om congruentie te waarborgen.
* **Correct:** Alle deelnemers worden gevraagd op tijd te vertrekken. (Onderwerp: ‘Alle deelnemers’; ‘op tijd te vertrekken’ is het lijdend voorwerp.)
* **Incorrect:** Alle deelnemers wordt gevraagd op tijd te vertrekken. (Hier wordt het enkelvoudige werkwoord gebruikt alsof ‘alle deelnemers’ het onderwerp is, maar het is een meewerkend voorwerp.)
#### 5.1.21 Volgorde: ‘eerste drie’ versus ‘drie eerste’
De correcte volgorde is ‘eerste drie’. Er kan immers maar één eerste vraag zijn.
* **Correct:** De eerste drie vragen zijn niet zo moeilijk.
* **Incorrect:** De drie eerste vragen zijn niet zo moeilijk.
#### 5.1.22 Verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden (1)
Een bijvoeglijk naamwoord dat voor een zelfstandig naamwoord staat, wordt verbogen (er wordt een –e aan toegevoegd), behalve bij onzijdige zelfstandige naamwoorden die met ‘een’ worden gecombineerd.
* **Enkelvoud mannelijk:** een grote man / de grote man
* **Enkelvoud vrouwelijk:** een vriendelijke vrouw / de vriendelijke vrouw
* **Enkelvoud onzijdig:** een rustig kind / het rustige kind
* **Meervoud:** beleefde mensen / de beleefde mensen
#### 5.1.23 Verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden (2)
De vorm van het bijvoeglijk naamwoord kan variëren afhankelijk van de betekenis:
* **‘Grote’**: Verwijst naar een persoonlijk kenmerk, zoals lengte.
* **Correct:** Bach was een grote componist. (Hier verwijst het naar zijn statuur, niet direct naar zijn compositorische stijl.)
* **‘Groot’**: Verwijst naar de manier van ‘componist zijn’.
* **Correct:** Bach was een groot componist. (Dit benadrukt de kwaliteit en omvang van zijn werk.)
#### 5.1.24 Vaste constructies
Sommige combinaties van woorden vormen vaste constructies die in hun geheel correct zijn.
* **Correct:** We gaan naar de film in het cultureel centrum.
* **Incorrect:** We gaan naar de film in het culturele centrum.
> **Voorbeelden van vaste constructies:** ‘het cultureel centrum’, ‘het bijvoeglijk naamwoord’, ‘het koninklijk besluit’.
#### 5.1.25 Vaste uitdrukkingen
In vaste uitdrukkingen mogen geen woorden worden weggelaten.
* **Correct:** Het is mooi om te zien hoe ze met die hondjes speelt.
* **Incorrect:** Het is mooi om zien hoe ze met die hondjes speelt.
#### 5.1.26 Samentrekking in nevenschikkende zinnen
Samentrekking in nevenschikkende zinnen is alleen mogelijk als het gemeenschappelijke zinsdeel dezelfde grammaticale functie heeft.
* **Incorrect:** Spanje is een populair vakantieland, maar kennen wij niet zo goed. (Hier heeft ‘Spanje’ een andere functie: onderwerp in de eerste zin, lijdend voorwerp in de tweede.)
* **Correct:** Spanje is een populair vakantieland, maar wij kennen het niet zo goed.
#### 5.1.27 Vermijden van dubbele ontkenningen
Dubbele ontkenningen zoals ‘nooit geen’ moeten in verzorgde gesproken taal en geschreven taal vermeden worden, hoewel ze in informele gesproken taal als versterking worden gebruikt.
* **Incorrect (standaardtaal):** Ze hebben nooit geen geldproblemen gehad.
* **Correct:** Ze hebben nooit geldproblemen gehad.
#### 5.1.28 Woorden als ‘sommige(n)’ en ‘vele(n)’
De toevoeging van een ‘-n’ hangt af van waar het woord naar verwijst en of het zelfstandig gebruikt wordt.
* **Verwijzing naar mensen:** ‘velen’, ‘allen’, ‘sommigen’ (met -n).
* **Correct:** Sommigen zullen me naïef noemen.
* **Verwijzing naar zaken, dieren:** (geen –n).
* **Verwijzing naar dieren én mensen:** (geen –n).
> **Let op:** De –n wordt alleen toegevoegd als het woord zelfstandig wordt gebruikt (niet: *Sommige n mensen zijn saai).
#### 5.1.29 Aanwijzend voornaamwoord: ‘die’ versus ‘dat’
Het aanwijzend voornaamwoord moet overeenkomen met het geslacht van het zelfstandig naamwoord.
* **‘Dat’**: Gebruik je naar onzijdige zelfstandige naamwoorden.
* **Correct:** Kan je me dat boek even geven? (‘Het boek’ is onzijdig.)
* **‘Die’**: Gebruik je naar de-woorden (zowel mannelijk als vrouwelijk) en meervoudige zelfstandige naamwoorden.
* **Incorrect:** Kan je me die boek even geven?
#### 5.1.30 Betrekkelijk voornaamwoord: ‘dat’ versus ‘wat’
* **‘Dat’**: Gebruik je om te verwijzen naar onzijdige woorden.
* **Correct:** Ik heb echt genoten van het boek dat daar ligt.
* **‘Die’**: Gebruik je om te verwijzen naar mannelijke/vrouwelijke woorden.
* **Correct:** De jongen die daar staat…
* **‘Wat’**: Dit betrekkelijk voornaamwoord gebruik je niet voor specifieke zelfstandige naamwoorden.
#### 5.1.31 ‘Te veel’ versus ‘teveel’
De schrijfwijze hangt af van de woordsoort:
* **‘Teveel’ (aaneen)**: Is een zelfstandig naamwoord.
* **Correct:** Er is hier een teveel aan drama.
* **‘Te veel’ (in twee woorden)**: Gebruik je in alle andere gevallen, als bijwoordelijke bepaling.
* **Correct:** De meisjes maken te veel lawaai.
#### 5.1.32 Tijdsaanduidingen met ‘in’ en ‘op’
Het correcte voorzetsel hangt af van de specifieke tijdsaanduiding:
* **‘In het begin’**: Gebruik je voor een algemene startperiode.
* **Correct:** In het begin van de film, wist ik nog niet goed wie nu precies de moordenaar was.
* **‘Op het begin’**: Wordt gebruikt in specifieke contexten, vaak met een contrast met het einde.
* **Correct:** In het begin twijfelde hij vaak maar op het einde voelde hij zich zeker.
#### 5.1.33 Bezit aanduiden: ‘jou’ versus ‘jouw’
* **‘Jouw’**: Drukt een bezit uit, net als ‘mijn’. Deze woorden krijgen een extra letter in vergelijking met ‘jou’ en ‘mij’.
* **Correct:** Als ik mijn boek zou vergeten, kan ik dan meekijken in jouw boek?
* **‘Jou’**: Gebruik je zonder bezitsuitdrukking.
* **Correct:** Jij ziet mij, ik zie jou.
#### 5.1.34 ‘Hoewel’ versus ‘ondanks dat’
Gebruik ‘hoewel’ in plaats van ‘ondanks dat’.
* **Correct:** Mijn vrienden waren te laat op mijn feestje, hoewel ik vroeg op tijd te komen.
* **Incorrect:** Mijn vrienden waren te laat op mijn feestje, ondanks dat ik vroeg op tijd te komen.
* **Correct:** De leerlingen stormden de klas uit, hoewel de juf gevraagd had rustig te blijven.
#### 5.1.35 ‘Enige’ versus ‘enigste’
‘Enigst(e)’ is geen standaardtaal; gebruik ‘enig(e)’.
* **Correct:** Hij is de enige die wist dat ik de antwoorden op mijn hand had geschreven.
* **Incorrect:** Hij is de enigste die wist dat ik de antwoorden op mijn hand had geschreven.
* **Correct:** Ik ben enig kind.
#### 5.1.36 Verkorting van ‘eens’
Het bijwoord ‘eens’ kan informeel worden verkort tot ‘ns’ of ‘s’.
* **Correct:** Toen ik het eens ging vragen aan de andere studenten, zeiden ze hetzelfde als ik.
* **Informele variant:** Toen ik het ‘ns ging vragen... / Toen ik het ‘s ging vragen...
#### 5.1.37 Gebruik van ‘mijn’ versus ‘men’
‘Men zus’ is fout in schrijftaal.
* **Incorrect:** Meestal ga ik op zaterdag zwemmen met men zus.
* **Correct:** Meestal ga ik op zaterdag zwemmen met mijn zus.
* **Informeel alternatief:** Meestal ga ik op zaterdag zwemmen met m’n zus.
#### 5.1.38 ‘Langs’ versus ‘naast’ bij zitten/staan
Combinaties als ‘langs iemand zitten’ of ‘langs iemand staan’ behoren niet tot de standaardtaal. Gebruik ‘naast’.
* **Correct:** Mag ik naast jou zitten? Dan kan ik meelezen in je cursus.
* **Incorrect:** Mag ik langs jou zitten? Dan kan ik meelezen in je cursus.
#### 5.1.39 Locatieaanduiding: ‘vanvoor’ versus ‘vooraan’
In België komen ‘vanvoor’ en ‘vanachter’ voor met de betekenissen 'aan de voorkant' en 'aan de achterkant', maar dit is geen standaardtaal. Gebruik:
* **Correct:** Hij zit bijna altijd helemaal vooraan in de klas.
* **Correct:** Hij zit bijna altijd helemaal aan de voorkant in de klas.
* **Correct:** Gebruik ‘van voren’, ‘vooraan’, ‘aan de voorkant’. Evenzo voor de achterkant: ‘van achteren’, ‘achteraan’, ‘aan de achterkant’.
* **Incorrect (standaardtaal):** Hij zit bijna altijd helemaal vanvoor in de klas.
#### 5.1.40 Locatieaanduiding met ‘naar’ en plaatswoorden
Plaatswoorden krijgen in combinatie met ‘van’ of ‘naar’ doorgaans de uitgang ‘-en’ (tenzij ze al op ‘-en’ eindigen).
* **Correct:** Als deze man je een teken geeft, mag je naar voren komen.
* **Incorrect:** Als deze man je een teken geeft, mag je naar voor komen.
#### 5.1.41 Vraagwoorden: ‘waarover’ versus ‘over wat’
Bij verwijzing naar dingen gebruik je ‘waarover’, ‘waarmee’, ‘waardoor’, etc.
* **Correct:** Waarover gaat de tekst?
* **Incorrect:** Over wat gaat de tekst?
Voor personen gebruik je ‘wie’: ‘over wie’, ‘met wie’, ‘door wie’.
#### 5.1.42 Standaardtaal: ‘alweer’ versus ‘weeral’
‘Weeral’ is geen standaardtaal. Gebruik ‘alweer’, ‘weer’ of ‘opnieuw’.
* **Correct:** De buurman heeft alweer een boete voor te snel rijden gekregen.
* **Incorrect:** De buurman heeft weeral een boete voor te snel rijden gekregen.
#### 5.1.43 Vormgeving van ‘zo’n’ en ‘zulke’
* **‘Zo’n’**: Gebruik je voor een enkelvoud (zoals ‘zo een’).
* **Correct:** Ik heb nooit zo’n hond gehad.
* **‘Zulke’**: Gebruik je voor een meervoud.
* **Correct:** Uit zulke glazen kan ik niet drinken.
* **Incorrect:** Ik heb nooit zulke hond gehad.
#### 5.1.44 Vaste woordgroep: ‘een beroep doen op’
De standaardtaal is ‘een beroep doen op’.
* **Correct:** In geval van nood kan je altijd een beroep doen op een advocaat.
* **Incorrect:** In geval van nood kan je altijd beroep doen op een advocaat.
#### 5.1.45 Betekenis van ‘ten slotte’ en ‘tenslotte’
De schrijfwijze hangt af van de betekenis:
* **‘Ten slotte’**: Betekent 'tot slot'.
* **Correct:** Ten slotte nam de directeur nog het woord om iedereen te bedanken.
* **‘Tenslotte’**: Betekent 'per slot van rekening, uiteindelijk'.
* **Correct:** Tenslotte nam de directeur nog het woord om iedereen te bedanken.
#### 5.1.46 Werkwoorden ‘heten’ en ‘noemen’
* **‘Noemen’**: Betekent 'een naam geven'.
* **Incorrect:** Ik zal mezelf even voorstellen. Ik noem Anna.
* **‘Heten’**: Betekent 'als naam hebben, genoemd worden'.
* **Correct:** Ik zal mezelf even voorstellen. Ik heet Anna.
#### 5.1.47 Woordgroep ‘op zoek’ versus ‘opzoek’
* **‘Op zoek’ (met spatie)**: Wordt gebruikt in woordgroepen als ‘op zoek zijn/gaan/blijven naar’.
* **Correct:** Hij ging op zoek naar een grappig jeugdboek.
* **‘Opzoek’ (aaneen)**: Wordt gebruikt als een vervoegde vorm van het werkwoord ‘opzoeken’.
* **Correct:** Wil je dat ik dat boek even voor je opzoek?
#### 5.1.48 Standaardtaal: ‘opnieuw’ versus ‘terug’
Alleen ‘weer’, ‘opnieuw’, ‘alweer’ en ‘nogmaals’ zijn standaardtaal in de betekenis van herhaling. ‘Terug’ is correct bij een beweging naar de oorspronkelijke plaats.
* **Correct:** Morgen zijn we opnieuw bereikbaar.
* **Incorrect:** Morgen zijn we terug bereikbaar.
* **Correct:** Veronique is net terug uit Cuba.
#### 5.1.49 Werkwoord ‘vergeten’ met ‘hebben’ of ‘zijn’
De keuze voor ‘hebben’ of ‘zijn’ hangt af van de betekenis:
* **Met ‘zijn’**: Als ‘vergeten’ de betekenis ‘niet meer weten’ of ‘zich niet meer herinneren’ heeft.
* **Correct:** Ik kan het me niet meer herinneren. Ik ben het vergeten.
* **Met ‘hebben’ of ‘zijn’**: Als ‘vergeten’ de betekenis ‘verzuimen te doen of mee te nemen’ of ‘er niet aan denken’ heeft.
* **Correct:** Ik heb het vergeten. (of: Ik ben het vergeten.)
#### 5.1.50 Standaardtaal: ‘mogelijk’ versus ‘mogelijks’
‘Mogelijks’ is geen standaardtaal. Correct is ‘mogelijk’, ‘misschien’ of ‘wellicht’.
* **Correct:** Het zal mogelijk pas volgende week opnieuw beschikbaar zijn.
* **Incorrect:** Het zal mogelijks pas volgende week opnieuw beschikbaar zijn.
#### 5.1.51 Locatieaanduiding: ‘bij jou thuis’
De correcte vorm is ‘bij jou thuis’, waarbij ‘thuis’ een bijwoord van plaats is dat ‘bij jou’ nader bepaalt.
* **Correct:** Spreken we af bij jou thuis om te carpoolen?
* **Incorrect:** Spreken we af bij jouw thuis om te carpoolen?
#### 5.1.52 Gebruik van lidwoorden
Bij onzijdige zelfstandige naamwoorden gebruik je het bepaald lidwoord ‘het’.
* **Correct:** Het doel van deze opdracht is om te leren ontwerpen.
* **Incorrect:** Doel van deze opdracht is om te leren ontwerpen.
#### 5.1.53 Persoonlijke voornaamwoorden: ‘hun’ versus ‘zij’
* **‘Zij’**: Gebruik je als onderwerp in de zin (enkelvoud en meervoud).
* **Correct:** Zij hebben gezegd dat dit een goed boek is.
* **‘Hun’**: Gebruik je als bezittelijk voornaamwoord of als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
* **Correct:** Hun leesboeken zijn al binnen.
* **Correct:** De trainer gaf hun een uitdagende les vandaag.
#### 5.1.54 Werkwoorden ‘ergeren’ en ‘irriteren’
De werkwoorden betekenen nagenoeg hetzelfde. ‘Ergeren’ kan wederkerend gebruikt worden (zich ergeren), ‘irriteren’ niet.
* **Correct:** Ik erger me aan haar houding.
* **Correct (minder gebruikelijk of andere nuance):** Ik irriteer me aan haar houding.
#### 5.1.55 ‘N’ aan het einde van een woord
Een meervoudsvorm op –en, een infinitief en een voltooid deelwoord op –en eindigen steeds op -(e)n.
* **Correct:** De kinderen gingen naar huis nadat ze hun vermiste hond gevonden hadden.
* **Incorrect:** De kindere ginge naar huis nadat ze hun vermiste hond gevonde hadden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Voorwaardelijke wijs | Een grammaticale modus die gebruikt wordt om situaties of acties uit te drukken die afhankelijk zijn van een voorwaarde, vaak ingeleid door voegwoorden als 'als' of 'mocht(en)'. |
| In veronderstellende bijzinnen | Zinnen die een voorwaarde of hypothese introduceren, vaak beginnend met 'als', 'mochten' of 'moesten', en die een mogelijke, maar niet zekere, situatie schetsen. |
| Standaardtaal | De taalvariant die algemeen geaccepteerd en gebruikt wordt in formele en officiële communicatie, en die de norm vormt voor correct taalgebruik. |
| Lijdend voorwerp | Het zinsdeel dat direct getroffen wordt door de handeling van het werkwoord; het antwoord op de vraag "wie of wat + werkwoord?". |
| Meewerkend voorwerp | Het zinsdeel dat aangeeft aan wie of voor wie iets gedaan wordt; het antwoord op de vraag "aan wie of voor wie + werkwoord + lijdend voorwerp?". |
| Grammaticaal enkelvoud | Een woordvorm die wordt beschouwd als enkelvoud, ongeacht of het verwijst naar één of meerdere entiteiten (bijvoorbeeld 'een kudde', 'een groep'). |
| Grammaticaal meervoud | Een woordvorm die wordt gebruikt om naar meerdere entiteiten te verwijzen, en die overeenkomt in getal met de persoonsvorm van de zin. |
| Congruentie | De overeenkomst in grammaticale kenmerken, zoals getal (enkelvoud/meervoud) en persoon, tussen verschillende zinsdelen, met name tussen onderwerp en persoonsvorm. |
| Overgankelijk werkwoord | Een werkwoord dat een lijdend voorwerp bij zich kan hebben om de betekenis te voltooien, zoals 'geven', 'lezen' of 'betreuren'. |
| Voltooid deelwoord | De vorm van een werkwoord die samen met een hulpwerkwoord ('hebben' of 'zijn') een samengestelde tijd vormt, zoals 'gegeven', 'gelezen' of 'betreurd'. |
| Passieve vorm | Een zinsconstructie waarbij het lijdend voorwerp van de actieve zin het onderwerp wordt, en de handeling ondergaan wordt; vaak gevormd met 'worden' + voltooid deelwoord. |
| Werkwoordelijke eindgroep | Het deel van de zin dat de persoonsvorm en de overige werkwoordsvormen bevat, die vaak bij elkaar gehouden moeten worden aan het einde van de zin. |
| Contaminatie | Een taalfout die ontstaat door het onbedoeld samenvoegen van twee woorden of uitdrukkingen, waardoor een mengvorm ontstaat die niet standaard is. |
| Dubbele ontkenning | Het gebruik van twee ontkennende woorden in één zin, wat in de standaardtaal vermeden wordt omdat het als overbodig of foutief wordt beschouwd. |
| Betrekkelijk voornaamwoord | Een woord dat een bijzin inleidt en verwijst naar een antecedent in de hoofdzin, zoals 'dat', 'die' of 'wat'. |
| Vast uitdrukking | Een groep woorden waarvan de betekenis niet letterlijk afgeleid kan worden uit de afzonderlijke woorden, en die altijd in een specifieke vorm gebruikt wordt. |
| Bezittelijk voornaamwoord | Een woord dat eigendom of bezit aangeeft, zoals 'mijn', 'jouw', 'zijn', 'haar', 'ons', 'hun'. |
| Voegwoord | Een woord dat zinnen, zinsdelen of woorden met elkaar verbindt, zoals 'en', 'maar', 'of', 'want', 'omdat', 'aangezien'. |
| Voorzetsel | Een woord dat de relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord en een ander zinsdeel, zoals 'in', 'op', 'naar', 'van', 'met'. |