Cover
Empieza ahora gratis H 2; BETROKKENHEID EN WELBEVINDEN.docx
Summary
# Welbevinden
Dit onderwerp behandelt de definitie, signalen en het ontstaan van welbevinden bij kinderen, waarbij het bevredigen van basisbehoeften centraal staat. Er wordt ingegaan op hoe welbevinden gemeten kan worden en wat de positieve effecten ervan zijn op de ontwikkeling.
## 2.1 Welbevinden
### 2.1.1 Definitie
Welbevinden kan omschreven worden als het gevoel dat je erbij hoort, je gewaardeerd voelt en dat je leven zinvol is. Het is een procesvariabele die contextgebonden is en geen structureel kenmerk van een persoon. Welbevinden wordt beïnvloed door wat iemand meemaakt op een bepaald moment, het zelfbeeld en een gezonde emotionele basis. Hoe sterker deze basis, hoe groter de kans op positieve gevoelens in diverse situaties.
### 2.1.2 Signalen van welbevinden
Signalen van welbevinden kunnen divers zijn en individueel verschillen. Enkele veelvoorkomende indicatoren zijn:
* **Genieten:** Een algemeen gevoel van plezier en tevredenheid.
* **Spontaan en zichzelf kunnen zijn:** Zonder terughoudendheid kunnen handelen en uiten.
* **Open en ontvankelijk zijn:** Bereidheid om nieuwe ervaringen aan te gaan en contact te maken.
* **Ontspanning en innerlijke rust:** Een kalme en serene gemoedstoestand.
* **Vitaliteit:** Energiek, levendig en alert zijn.
Bij het observeren van deze signalen is het belangrijk om voorzichtig te zijn en rekening te houden met individuele verschillen.
### 2.1.3 Het ontstaan van welbevinden: de bevrediging van basisbehoeften
Welbevinden ontstaat wanneer basisbehoeften worden bevredigd. Deze behoeften kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën:
* **Lichamelijke behoeften:** Denk hierbij aan voldoende bewegen, goede hygiëne, adequate voeding en drinken, en voldoende rust en slaap wanneer het kind aangeeft moe te zijn. Een open houding aannemen om aan deze behoeften tegemoet te komen is essentieel.
* **Behoefte aan affectie, warmte en tederheid:** Kinderen moeten de ruimte krijgen om hun emoties te tonen. Dit kan door middel van knuffels en door te laten weten dat emoties geuit mogen worden, in plaats van kinderen bijvoorbeeld voor de klas te berispen.
* **Behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit:** Een veilige emotionele omgeving, een vaste dagstructuur met vaste terugblikmomenten, en het gevoel dat een kind bij de opvoeder terecht kan om mentale zaken te bespreken, dragen bij aan dit gevoel.
* **Behoefte aan erkenning en bevestiging:** Het kind laten weten dat het goed bezig is, gewaardeerd wordt en gezien wordt, versterkt het welbevinden. Aandacht geven aan het kind is hierbij cruciaal.
* **Behoefte om zichzelf als competent te ervaren:** Complimenten geven, het kind een speciale taak geven (zoals het 'kindje van de dag'), en uitspreken dat ze iets kunnen, bevordert dit gevoel.
* **Behoefte aan zingeving en morele waarde:** Samen met kinderen afspraken maken over wat mag en niet mag, en hen leren over het belang van goed gedrag, draagt bij aan een gevoel van zingeving.
Wanneer deze behoeften bevredigd worden, beschikken kinderen over een gezonde emotionele basis, zitten ze goed in hun vel en hebben ze een positief zelfbeeld.
### 2.1.5 Welbevinden meten
Welbevinden kan worden gemeten met behulp van verschillende instrumenten, zoals de Vijfpuntenschaal van het Leuvense Welbevinden Schaal (LWS) of de Vijfpuntenschaal uit het Procesgericht Kindvolgsysteem (PKVS). Deze instrumenten bieden een systematische manier om het welbevinden van kinderen te observeren en registreren.
**De Leuvense Welbevinden Schaal (LWS)** hanteert een continuüm van 1 tot 5, waarbij:
* **Niveau 1 (heel laag):** Lichaamshouding, mimiek en gedrag duiden op ernstig onbehagen. Het kind kan bedrukt, verdrietig, gespannen, onzeker, angstig of boos zijn. Contact wordt vermeden.
* **Niveau 2 (laag):** De signalen van onbehagen zijn minder uitgesproken dan op niveau 1, maar het kind voelt zich nog steeds niet goed.
* **Niveau 3 (matig):** Het gedrag van het kind oogt neutraal of onverschillig. Er is weinig emotie zichtbaar en contacten zijn oppervlakkig. Positieve en negatieve gevoelens kunnen afwisselen.
* **Niveau 4 (hoog):** De lichaamshouding, mimiek en gedrag duiden op een goed gevoel, maar de signalen zijn minder uitgesproken dan op niveau 5.
* **Niveau 5 (heel hoog):** Het kind voelt zich duidelijk optimaal, geniet volop, is blij, opgewekt, spontaan, zelfverzekerd en ontspannen. Het is energiek en staat open voor interactie.
**Casusbesprekingen:**
> **Example:** Casus Elien: Elien zoekt contact en wil geknuffeld worden. Ze toont verlangen naar interactie. De observator geeft hieraan gehoor. Elien's welbevinden wordt gescoord op niveau 2, omdat ze nog steeds behoefte heeft aan meer interactie en bevestiging.
>
> **Example:** Casus Lowie: Lowie wordt geconfronteerd met een conflict, maar vindt een oplossing en gaat daarna opnieuw op in spel, zij het met een neutrale mimiek. Dit duidt op een herstel van welbevinden na de tegenslag. Zijn welbevinden wordt gescoord op niveau 3.
>
> **Example:** Casus Nasrine: Nasrine toont veel plezier, enthousiasme en zelfstandigheid tijdens de bewegingsles. Ze initieert contact, maar kan ook zelfstandig verder. Ze ervaart ontspanning en geniet van de activiteit. Haar welbevinden wordt gescoord op niveau 5.
### 2.1.6 Waar welbevinden goed voor is
Positief welbevinden heeft diverse gunstige effecten op de ontwikkeling van een kind:
* **Positief effect op het zelfbeeld:** Een kind dat zich goed voelt, ontwikkelt een positiever zelfbeeld.
* **Gave emotionele ontwikkeling:** Welbevinden is een voorwaarde voor een gezonde emotionele ontwikkeling.
* **Voorwaarde voor betrokkenheid:** Zonder welbevinden is er geen betrokkenheid mogelijk.
Het stimuleren van welbevinden is geen verwennen, maar het ondersteunen van kinderen zodat ze zelf hun basisbehoeften kunnen bevredigen. Dit leidt tot een positieve spiraal in hun ontwikkeling.
**Gevolgen van laag welbevinden:**
Laag welbevinden kan leiden tot verschillende problemen, zoals:
* Gevaar voor emotionele problemen.
* Overdreven hangerigheid.
* Angstig gedrag.
* Agressief gedrag.
* Teruggetrokken gedrag.
* Verlies van contact met zichzelf.
> **Tip:** Observeer welbevinden in je stageklas en reflecteer op de signalen die je ziet.
## 2.2 Betrokkenheid
### 2.2.1 Definitie
Betrokkenheid kan worden omschreven als een staat waarin een kind volledig opgaat in een activiteit. Het kind is op een intense, levendige manier bezig en de activiteit spreekt de cognitieve vermogens aan. Dit concept is nauw verbonden met de 'state of flow', een toestand van totale absorptie en mentale energie. Betrokkenheid speelt zich primair af binnen de persoon zelf en wordt gedreven door verschillende factoren, waaronder exploratiedrang, motivatie, en de behoefte aan cognitieve ontwikkeling.
### 2.2.2 Factoren die betrokkenheid bevorderen
Verschillende factoren bevorderen de betrokkenheid van een kind:
* **Sterke exploratiedrang:** Dit is een verzamelterm voor de activiteitsdrang, bewegingsdrang, de drang om de wereld te ervaren, zintuiglijke indrukken op te doen en grip te krijgen op de realiteit. Het is de motor van ontwikkeling.
* **Motivatie:** Dit is de bundeling van energie die een persoon in een bepaalde richting stuurt. Deze kan sterk verschillen per persoon.
* **Behoefte aan cognitieve ontwikkeling:** De drang om te begrijpen en de werkelijkheid te doorgronden.
* **Aan de grens van de mogelijkheden (zone van naaste ontwikkeling):** Betrokkenheid ontstaat wanneer de moeilijkheidsgraad van een activiteit aansluit bij de competenties van het kind. Het mag niet te moeilijk zijn (frustratie) en niet te makkelijk (verveling).
### 2.2.3 Signalen van betrokkenheid
Er zijn diverse signalen die duiden op betrokkenheid van een kind, die cruciaal zijn om te herkennen voor het examen:
* **Concentratie:** De aandacht is gericht op een beperkt gebied, waardoor het kind zich vastzet in de activiteit en niet snel geneigd is deze los te laten.
* **Algemene lichaamshouding:** Kan verraden of een kind geconcentreerd en betrokken is.
* **Motivatie en doorzetting (persistentie):** Het kind blijft langdurig met een activiteit bezig en probeert de staat van flow te behouden.
* **Intense mentale activiteit:** Dit uit zich in levendige waarneming, voorstellingsvermogen en denkprocessen.
* **Alertheid en aandacht voor details:** Het kind is ontvankelijk voor relevante prikkels en toont nauwgezetheid en alertheid.
* **Bevrediging van de exploratiedrang:** Het kind zoekt actief naar nieuwe ervaringen en uitdagingen.
* **Intrinsieke motivatie:** De activiteit wordt als leuk, interessant of waardevol ervaren vanuit de persoon zelf, niet gedreven door externe factoren.
**Vormen van betrokkenheid:**
* **Intrinsieke betrokkenheid:** Komt van binnenuit, omdat de activiteit goed voelt, betekenisvol is of aansluit bij de waarden van het kind.
* **Extrinsieke betrokkenheid:** Wordt gedreven door externe redenen of beloningen.
* **Functionele betrokkenheid:** Het kind is betrokken vanwege een gevolg dat aan de taak verbonden is, zoals een beloning.
* **Emotionele betrokkenheid:** Ontstaat wanneer de activiteit veel emoties oproept en het kind raakt.
### 2.2.4 Betrokkenheid meten
Betrokkenheid kan systematisch worden geobserveerd en geregistreerd met de Vijfpuntenschaal van de Leuvense Betrokkenheidsschaal (LBS). Deze schaal kent vijf niveaus:
* **Niveau 1 (heel laag):** Geen activiteit, non-actief, volledig afgehaakt. Afwezige blik, geen mentale activiteit, geen exploratie of interesse. Eventuele actieve handelingen zijn doelloos.
* **Niveau 2 (laag):** Vaak onderbroken activiteit met talrijke, lange, ongerichte onderbrekingen. Snel afgeleid, beperkt resultaat, activiteit wordt niet als zinvol beleefd.
* **Niveau 3 (matig):** Min of meer aangehouden activiteit met zekere voortgang. Echte betrokkenheidssignalen ontbreken, weinig inzet en motivatie. Capaciteiten worden beperkt aangesproken, er is geen uitdaging en de beleving is neutraal.
* **Niveau 4 (hoog):** Activiteit met intense momenten en ononderbroken activiteit voor minstens de helft van de observatietijd. Het kind is gemotiveerd, de activiteit heeft betekenis en geeft voldoening. Capaciteiten worden aangesproken.
* **Niveau 5 (heel hoog):** Aangehouden intense activiteit met maximale concentratie, het kind is onafleidbaar, opgeslorpt en gefascineerd. Capaciteiten worden ten volle aangesproken, er is mentale inspanning op de grens van de mogelijkheden, en het kind doet diepgaande nieuwe ervaringen op en geniet.
> **Tip:** De 'state of flow' is een belangrijk concept bij betrokkenheid. Een kind bevindt zich in deze toestand wanneer de moeilijkheidsgraad van de taak optimaal aansluit bij de competenties van het kind.
### 2.2.5 Waar betrokkenheid goed voor is
Hoge betrokkenheid heeft positieve consequenties voor de ontwikkeling van een kind:
* **Empowerend:** Het kind krijgt energie en kracht van de activiteit.
* **Gevoel van competentie:** Het kind ervaart dat het iets kan, wat het zelfwaardegevoel versterkt.
* **Hoog zelfwaardegevoel:** Een direct gevolg van het ervaren van competentie.
* **Identiteitsontwikkeling:** Door actieve deelname en het opdoen van ervaringen, draagt betrokkenheid bij aan de identiteitsvorming.
* **Fundamenteel leren (deep level learning):** Betrokkenheid is essentieel voor diepgaand en betekenisvol leren.
**Gevolgen van lage betrokkenheid:**
Lage betrokkenheid kan leiden tot:
* Weinig exploratie.
* Daling van zelfvertrouwen en zelfbeeld.
* Geen of weinig ontwikkeling.
* Gebrek aan diepgaand leren.
> **Tip:** Als je lage betrokkenheid bij een kind constateert, reflecteer dan op je eigen aanpak en de mogelijkheden om de betrokkenheid te verhogen. Een ervaringsgerichte leerkrachtstijl kan hierbij helpend zijn.
## 2.3 Welbevinden en betrokkenheid
Welbevinden is een cruciale voorwaarde voor betrokkenheid. Een kind dat zich niet goed voelt, kan zich ook niet volledig inzetten voor een activiteit. Eenmaal deze basis op orde is, kan welbevinden worden gemeten en kan er een analyseproces gestart worden om de aanpak van de leerkracht te richten. Het in kaart brengen van zowel welbevinden als betrokkenheid geeft inzicht in de kwaliteit van het onderwijs.
---
# Betrokkenheid
Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van het thema "Betrokkenheid", essentieel voor uw studiehandleiding, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2. Betrokkenheid
Dit thema focust op de definitie, signalen en meting van betrokkenheid bij kinderen, waarbij de nadruk ligt op concentratie, motivatie en mentale activiteit, evenals de rol van exploratiedrang en de zone van naaste ontwikkeling.
### 2.1 Definitie van betrokkenheid
Betrokkenheid wordt gedefinieerd als een toestand waarin een kind intensief en volledig in beslag wordt genomen door een activiteit. Dit wordt ook wel de 'state of flow' genoemd, een toestand waarin mentale energie stroomt en die spontaan vrijkomt wanneer de omstandigheden optimaal zijn. Betrokkenheid speelt zich primair af binnen de persoon en wordt gevoed door intrinsieke motivatie, exploratiedrang en de aansluiting bij iemands interesse- en behoeftepatroon. Het is een cruciale conditie voor diepgaande en fundamentele leerervaringen.
### 2.2 Signalen van betrokkenheid
De signalen van betrokkenheid kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën:
#### 2.2.1 Concentratie
* **Gerichte aandacht:** Het kind richt zijn aandacht op een relatief beperkte cirkel, wat waargenomen kan worden aan de lichaamshouding en mimiek. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen kinderen die dromerig staren en kinderen die geïnteresseerd en ingespannen naar iets kijken.
* **Vasthoudendheid:** Eenmaal geconcentreerd, is het kind geneigd om de activiteit niet zomaar los te laten. Dit leidt tot persistentie, oftewel aangehouden bezig zijn.
#### 2.2.2 Motivatie en doorzetting
* **Doorzettingsvermogen:** Kinderen zoeken en houden de 'state of flow' instinctief in stand. Dit uit zich in een sterke motivatie en de wil om door te zetten, zelfs bij uitdagingen.
#### 2.2.3 Intense mentale activiteit
* **Cognitieve betrokkenheid:** Er is sprake van actieve betrokkenheid van waarnemen, voorstellingsvermogen en denken. De zintuiglijke waarnemingen zijn levendig en fris, en het kind is hierdoor diep geraakt.
* **Alertheid en aandacht voor details:** Een betrokken kind toont ontvankelijkheid voor prikkels die relevant zijn voor de activiteit. Er is een antenne uitgestoken voor nieuwe en boeiende elementen. Dit kan zich uiten in nauwgezetheid, alertheid en oog voor relevante details. Soms komt dit tot uiting door het uitsteken van de tong bij grote inspanning.
#### 2.2.4 Bevrediging van exploratiedrang
* **Nieuwsgierigheid en ontdeklust:** Betrokkenheid ontstaat wanneer een activiteit aansluit bij de exploratiedrang, wat een verzamelterm is voor de drang om te onderzoeken, te bewegen, de wereld te ervaren en zintuiglijke indrukken op te doen. Dit is de 'motor van ontwikkeling'.
* **Begrijpen en ervaren van de werkelijkheid:** Er is een drang om de werkelijkheid te begrijpen en er grip op te krijgen, zowel cognitief als door actief bezig te zijn met 'problem solving' of scheppende activiteiten.
#### 2.2.5 Aan de grens van de mogelijkheden
* **Zone van naaste ontwikkeling:** Betrokkenheid treedt op in het gebied tussen 'al kunnen' en 'nog niet kunnen', en tussen 'al begrijpen' en 'nog net niet begrijpen'. De activiteit spreekt alle mogelijkheden aan en daagt het kind uit, waardoor het op zijn best is, ongeacht het niveau. Dit is cruciaal voor fundamenteel leren.
### 2.3 Vormen van betrokkenheid
Er worden verschillende vormen van betrokkenheid onderscheiden:
* **Intrinsieke betrokkenheid:** Dit is betrokkenheid die van binnenuit komt, omdat de activiteit als prettig, betekenisvol of waardevol wordt ervaren. Exploratiedrang is hier de belangrijkste motor.
* **Extrinsieke betrokkenheid:** Dit is betrokkenheid die wordt gestuurd door externe factoren, zoals beloningen of de wens om iets te vermijden. Het kind is (alsof) betrokken vanwege een extern gevolg.
* **Functionele betrokkenheid:** De activiteit wordt uitgevoerd omdat er een gevolg aan verbonden is, zoals een beloning.
* **Emotionele betrokkenheid:** Dit type betrokkenheid ontstaat wanneer de activiteit sterke emoties oproept en het kind raakt, bijvoorbeeld bij rampen of situaties die veel aandacht trekken.
### 2.4 Betrokkenheid meten
Betrokkenheid kan systematisch worden geobserveerd en geregistreerd met behulp van de **Leuvense Betrokkenheidsschaal (LBS)**. Dit instrument omvat een lijst met betrokkenheidssignalen en vijf schaalwaarden, van niveau 1 (heel laag) tot niveau 5 (zeer hoog).
> **Tip:** Tijdens observaties is het cruciaal om zowel de signalen van welbevinden als betrokkenheid nauwkeurig te noteren, omdat deze samen een indicator vormen van de kwaliteit van het onderwijs.
#### 2.4.1 Vijfpuntenschaal voor betrokkenheid
* **Niveau 1 (heel laag):** Geen activiteit, volledig afgehaakt. Staren, afwezige blik, geen mentale activiteit, geen signalen van exploratie of interesse. Eventuele actieve handelingen zijn doelloos en stereotiep.
* **Niveau 2 (laag):** Vaak onderbroken activiteit met talrijke en lange onderbrekingen (ongericht, dromen, prullen). Snel afgeleid, beperkt resultaat. Activiteit wordt niet als zinvol beleefd.
* **Niveau 3 (matig):** Nagenoeg constante activiteit met zekere voortgang. Echte betrokkenheidssignalen ontbreken. Weinig inzet, niet gemotiveerd. Capaciteiten worden beperkt aangesproken, geen uitdaging. Neutrale beleving.
* **Niveau 4 (hoog):** Activiteit met intense momenten, ononderbroken. Betrokkenheidssignalen voor minstens de helft van de observatietijd. Gemotiveerd, zin in activiteit. Capaciteiten worden aangesproken. Activiteit met betekenis en voldoening.
* **Niveau 5 (zeer hoog):** Aangehouden intense activiteit met grootst mogelijke concentratie, onafleidbaar. Opgeslokt bezig, gefascineerd. Spreekt capaciteiten ten volle aan. Mentale inspanning, op de grens van zijn mogelijkheden. Doet diepgaande nieuwe ervaringen op. Geniet.
### 2.5 Waar betrokkenheid goed voor is
Hoge betrokkenheid heeft diverse positieve consequenties:
* **Empowerment:** Het kind krijgt er kracht en energie van.
* **Gevoel van competentie:** Het kind ervaart 'ik kan dit', wat bijdraagt aan een goed zelfwaardegevoel.
* **Hoog zelfwaardegevoel:** Een directe gevolg van ervaren competentie.
* **Identiteitsontwikkeling:** Betrokkenheid draagt bij aan de vorming van de identiteit van het kind.
* **Fundamenteel leren:** Betrokkenheid is essentieel voor diepgaande leerervaringen.
### 2.6 Gevolgen van lage betrokkenheid
Lage betrokkenheid kan leiden tot:
* Weinig exploratie.
* Daling van zelfvertrouwen en zelfbeeld.
* Geen of weinig ontwikkeling.
* Gebrek aan diepgaand leren ('deep level learning').
### 2.7 Relatie tussen welbevinden en betrokkenheid
Welbevinden wordt beschouwd als een voorwaarde voor betrokkenheid. Zonder een basis van welbevinden kan betrokkenheid niet optimaal tot stand komen. Samen vormen welbevinden en betrokkenheid de meest populaire concepten van het EGO (Ervaringsgericht Onderwijs) en zijn ze cruciaal voor het sturen van de eigen aanpak als onderwijsprofessional.
> **Voorbeeld:** Een kind dat zich veilig en gewaardeerd voelt (hoog welbevinden) zal eerder geneigd zijn zich volledig te storten op een uitdagende taak (hoge betrokkenheid). Daarentegen zal een kind dat zich onzeker of verdrietig voelt (laag welbevinden) waarschijnlijk moeite hebben om zich te concentreren en gemotiveerd te blijven voor een activiteit (lage betrokkenheid).
---
# Meten van welbevinden en betrokkenheid
Dit onderdeel behandelt de methoden en instrumenten voor het meten van welbevinden en betrokkenheid bij kinderen, met focus op de Vijfpuntenschaal Leuvense Welbevinden Schaal en de Vijfpuntenschaal uit het Procesgericht Kindvolgsysteem.
### 3.1 Welbevinden
Welbevinden wordt beschouwd als een cruciale indicator voor de kwaliteit van onderwijs en de ontwikkeling van een kind. Een hoge mate van welbevinden impliceert dat het onderwijs heilzaam en ingrijpend is voor de ontwikkeling van het kind.
#### 3.1.1 Definitie en kenmerken van welbevinden
Welbevinden is een dynamisch proces dat contextgebonden is en geen vaststaand kenmerk van een persoon. Het is afhankelijk van de ervaringen van het kind op een bepaald moment, maar ook van het zelfbeeld en de emotionele basis die het kind bezit. Een gezonde emotionele basis en een positief zelfbeeld vergroten de kans dat een kind zich in veel situaties goed voelt.
#### 3.1.2 Signaleren van welbevinden
Signalen van welbevinden omvatten onder andere:
* Genieten (op diverse manieren)
* Spontaan en zichzelf kunnen zijn
* Open en ontvankelijk zijn
* Ontspanning en innerlijke rust ervaren
* Vitaliteit, zich energiek en levendig voelen
Het is belangrijk om te erkennen dat iedereen welbevinden anders uit, dus voorzichtigheid is geboden bij de interpretatie.
#### 3.1.3 Welbevinden als gevolg van bevredigde basisbehoeften
Welbevinden ontstaat wanneer basisbehoeften bevredigd worden. Deze basisbehoeften zijn onder te verdelen in:
* **Lichamelijke behoeften:** Dit omvat het kunnen voldoen aan basisbehoeften zoals naar het toilet gaan, voldoende bewegen, goede hygiëne, eten en drinken, en slaap wanneer nodig.
* **Behoefte aan affectie, warmte en tederheid:** Kinderen moeten hun emoties mogen tonen en zich gesteund voelen door bijvoorbeeld knuffels en niet voor de klas te worden geroepen.
* **Behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit:** Emotionele veiligheid, een vaste dagstructuur, en het gevoel veilig genoeg te zijn om mentale zaken te bespreken, zijn hierbij essentieel.
* **Behoefte aan erkenning en bevestiging:** Het uiten van waardering, complimenten geven en aandacht hebben voor het kind bevordert dit gevoel.
* **Behoefte zichzelf als competent te ervaren:** Taken geven, complimenten geven en kinderen het "kindje van de dag" laten zijn, versterkt dit gevoel.
* **Behoefte aan zingeving en morele waarde:** Samen met kinderen afspraken maken over wat mag en niet mag, en hen leren wat een goed persoon is, draagt bij aan dit aspect.
#### 3.1.4 Het meten van welbevinden
Welbevinden kan worden gemeten aan de hand van de volgende instrumenten:
* **Vijfpuntenschaal Leuvense Welbevinden Schaal (LWS):** Dit instrument biedt een vijfpuntschaal om welbevinden systematisch en betrouwbaar te observeren en te registreren. Het omvat een lijst met signalen en vijf schaalwaarden, van heel laag (niveau 1) tot heel hoog (niveau 5).
* **Vijfpuntenschaal uit het Procesgericht Kindvolgsysteem (PKVS):** Dit systeem is bedoeld voor de systematische opvolging van de ontwikkeling van kinderen en meet zowel welbevinden als betrokkenheid.
**De Leuvense Welbevinden Schaal (LWS) - Beschrijving per niveau:**
| Niveau | Beschrijving |
| :---------- | :----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **1 = heel laag** | Lichaamshouding, mimiek en gedrag geven aan dat het kind zich helemaal niet goed voelt. Bedrukt of verdrietig kijken (huilen, snikken, roepen). Niet reageren op omgeving, contact vermijden, wegkijken, terugtrekken. Gespannen, onrustig. Onzekerheid tonen, angstig reageren, paniek. Boos zijn, woedebui hebben, dingen stukmaken, anderen uitdagen en pijn doen. |
| **2 = laag** | De lichaamshouding, mimiek en gedrag geven aan dat het kind zich niet goed voelt. De signalen zijn minder uitgesproken dan bij niveau 1. |
| **3 = matig** | Gedrag van het kind laat een neutrale indruk na: lijkt onverschillig, onbewogen bij wat het meemaakt. Gelaat en lichaamshouding tonen weinig of geen emoties. Eventuele aanwijzingen voor positieve of negatieve gevoelens zijn zeer beperkt of wisselen elkaar af. Contacten met anderen zijn veeleer oppervlakkig. |
| **4 = hoog** | Lichaamshouding, mimiek en gedrag geven aan dat het kind zich goed voelt. Signalen zijn hier minder uitgesproken dan bij niveau 5. |
| **5 = heel hoog** | Het kind voelt zich duidelijk op en top, geniet van volle teugen. Het is blij en opgewekt, spontaan en kan zichzelf zijn, toont zelfvertrouwen. Het is ontspannen en vertoont geen signalen van stress. Het heeft een stralende blik, reageert energiek en staat open voor de omgeving, gaat vlot in interactie met anderen. |
> **Tip:** Bij het beoordelen van welbevinden is het essentieel om te kijken naar een combinatie van signalen en deze in de context van het kind te plaatsen. Het is geen statisch cijfer, maar een momentopname.
#### 3.1.5 Waar welbevinden goed voor is
Positief welbevinden heeft een gunstig effect op:
* Het zelfbeeld van het kind.
* De emotionele ontwikkeling.
* Het vormt een voorwaarde voor betrokkenheid.
Het stimuleren van welbevinden is niet gelijk aan kinderen verwennen, maar hen ondersteunen zodat ze zelf hun basisbehoeften kunnen bevredigen, wat leidt tot een positieve spiraal.
#### 3.1.6 Gevolgen van laag welbevinden
Laag welbevinden kan leiden tot:
* Gevaar voor emotionele problemen.
* Overdreven hangerigheid.
* Angstig gedrag.
* Agressief gedrag.
* Teruggetrokken gedrag.
* Verlies van contact met zichzelf.
### 3.2 Betrokkenheid
Betrokkenheid wordt gezien als een krachtige aanwijzer voor onderwijskwaliteit en de diepgaande ontwikkeling van kinderen.
#### 3.2.1 Definitie van betrokkenheid
Betrokkenheid is een toestand waarin een kind volledig opgaat in een activiteit, er intensief mee bezig is. Het kan plots opkomen, pieken bereiken en weer wegebben, maar kan ook een element zijn dat gedurende langere tijd aanhoudt. Csikszentmihalyi beschrijft dit als de "state of flow", een toestand van mentale energie waarin alle condities voor ontwikkeling vervuld zijn. Betrokkenheid speelt zich primair af binnen de persoon zelf.
#### 3.2.2 Factoren die betrokkenheid bevorderen
Betrokkenheid komt gemakkelijker voor bij kinderen met:
* Een sterke exploratiedrang (de drijvende kracht achter onderzoekend en ontdekkend leren).
* Brede interesse.
* Verbeeldingskracht.
* Ondernemingszin.
De exploratiedrang wordt gezien als de motor van ontwikkeling, die kinderen stimuleert om ervaringen op te doen aan de grens van wat zij al beheersen en begrijpen. Motivatie, als een bundeling van energie, verschilt sterk per persoon en kan worden beïnvloed door verschillende basisbehoeften zoals sociaal contact, competentie, comfort of affectie.
#### 3.2.3 Signaleren van betrokkenheid
Signalen van betrokkenheid zijn cruciaal om te herkennen:
* **Concentratie:** Het kind richt zich op een beperkte cirkel. Dit kan ook afgeleid worden uit mimiek (geconcentreerd staren versus dromerig kijken).
* **Algemene lichaamshouding:** Kan veel verraden over de mate van betrokkenheid.
* **Motivatie en doorzetting:** Persistentie, oftewel aangehouden bezig zijn, is een duidelijk teken. Kinderen proberen deze "state of flow" instinctief op te zoeken en te behouden.
* **Intense mentale activiteit:** Dit betreft waarnemen, voorstellingsvermogen en denken. Waarnemingen zijn levendig en de omgeving maakt indruk.
* **Alertheid en aandacht voor details:** Een betrokken kind is ontvankelijk voor prikkels die relevant zijn voor de activiteit. Dit uit zich in antennes die gericht zijn op iets nieuws of boeiends, en een nauwgezetheid en alertheid bij het uitvoeren van taken.
* **Bevrediging van exploratiedrang:** Betrokkenheid treedt op wanneer de activiteit aansluit bij de exploratiedrang van het kind, die een verzamelnaam is voor activiteitsdrang, bewegingsdrang, de drang om de wereld te ervaren en zintuiglijke indrukken op te doen, en de behoefte om greep te krijgen op de realiteit.
> **Tip:** Betrokkenheid ontstaat vooral wanneer een activiteit aansluit bij de exploratiedrang en de behoefte- of interessepatroon van het kind, en wanneer het kind zich aan de grens van zijn mogelijkheden beweegt (de zone van naaste ontwikkeling).
#### 3.2.4 Betrokkenheid en de zone van naaste ontwikkeling
Betrokkenheid manifesteert zich in het gebied waar kinderen net iets kunnen en net iets nog niet kunnen, of net iets begrijpen en net iets nog niet begrijpen. Dit overlapt met Vygotsky's concept van de zone van naaste ontwikkeling, waar de moeilijkheidsgraad van de taak optimaal is voor de competenties van het kind. Dit leidt tot een "state of flow", wat essentieel is voor fundamenteel leren.
#### 3.2.5 Soorten betrokkenheid
* **Intrinsieke betrokkenheid:** De activiteit wordt als leuk, interessant of waardevol ervaren vanuit het kind zelf, met de exploratiedrang als motor. Dit is nodig voor diepgaand leren.
* **Extrinsieke betrokkenheid:** Motivatie komt van buitenaf, door een externe reden of beloning.
* **Functionele betrokkenheid:** Het kind is betrokken omdat er een gevolg aan de activiteit vastzit, zoals een beloning.
* **Emotionele betrokkenheid:** Betrokkenheid ontstaat door sterke emoties die de activiteit oproept.
#### 3.2.6 Het meten van betrokkenheid
Betrokkenheid kan worden gemeten met de:
* **Vijfpuntenschaal Leuvense Betrokkenheidsschaal:** Dit instrument maakt een momentopname om betrokkenheid systematisch te observeren en te registreren. Het kent twee delen: een lijst met betrokkenheidssignalen en vijf schaalwaarden voor betrokkenheid, van heel laag (niveau 1) tot heel hoog (niveau 5).
**De Vijfpuntenschaal voor Betrokkenheid - Beschrijving per niveau:**
| Niveau | Beschrijving |
| :----- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ |
| **1** | Geen activiteit. Non-actief, volledig afgehaakt. Staren, afwezige blik. Geen mentale activiteit. Geen signalen van exploratie of interesse. Indien actief: doelloze stereotiepe handelingen (bv. uit verveling). |
| **2** | Vaak onderbroken activiteit. Momenten van activiteit, maar talrijke en lange onderbrekingen (ongericht, dromen, prullen). Snel afgeleid. Beperkt resultaat. Activiteit wordt niet als zinvol beleefd. |
| **3** | Min of meer aangehouden activiteit. Nagenoeg constante activiteit met zekere voortgang. Echte betrokkenheidssignalen ontbreken. Weinig inzet, niet gemotiveerd. Capaciteiten worden in beperkte mate aangesproken, geen uitdaging. Neutrale beleving. |
| **4** | Activiteit met intense momenten. Ononderbroken activiteit. Betrokkenheidssignalen voor minstens de helft van de observatietijd. Gemotiveerd, zin in de activiteit. Capaciteiten worden aangesproken. Activiteit met betekenis en voldoening. |
| **5** | Aangehouden intense activiteit. Grootst mogelijke concentratie, onafleidbaar. Opgeslokt bezig, gefascineerd. Spreekt capaciteiten ten volle aan. Mentale inspanning, op de grens van zijn mogelijkheden. Doet diepgaande nieuwe ervaringen op. Geniet. |
> **Tip:** Er is een beslissingsschema beschikbaar om de betrokkenheid van een kind te concluderen.
#### 3.2.7 Waar betrokkenheid goed voor is
Hoge betrokkenheid heeft consequenties die het kind empoweren:
* Het geeft kracht en energie.
* Het bevordert een gevoel van competentie en een goed zelfwaardegevoel.
* Het draagt bij aan identiteitsontwikkeling.
#### 3.2.8 Mogelijke gevolgen van lage betrokkenheid
Lage betrokkenheid kan leiden tot:
* Weinig exploratie.
* Daling van zelfvertrouwen en zelfbeeld.
* Geen of weinig ontwikkeling.
* Geen "deep level learning".
### 3.3 Welbevinden en betrokkenheid
Welbevinden is een voorwaarde voor betrokkenheid. Zonder welbevinden kan er geen sprake zijn van betrokkenheid. Beide concepten worden beschouwd als populaire en veelgebruikte concepten binnen het onderwijs. Na het inschatten van welbevinden en betrokkenheid start een analyseproces dat gericht is op de aanpak van de leerkracht.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Welbevinden | Welbevinden is een procesvariabele die ontstaat wanneer basisbehoeften bevredigd worden. Het is contextgebonden en wordt mede bepaald door het zelfbeeld en de emotionele basis van een persoon, en is een voorwaarde voor betrokkenheid. |
| Betrokkenheid | Betrokkenheid is een toestand van intense mentale activiteit waarbij een persoon volledig opgaat in een activiteit. Dit wordt bevorderd door exploratiedrang en vindt plaats aan de grens van iemands mogelijkheden, vaak geassocieerd met de "state of flow". |
| Basisbehoeften | Dit zijn de fundamentele behoeften die bevredigd moeten worden om welbevinden te ervaren. Ze omvatten lichamelijke behoeften, behoefte aan affectie, warmte en tederheid, behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit, behoefte aan erkenning en bevestiging, behoefte om zichzelf als competent te ervaren, en behoefte aan zingeving en morele waarde. |
| Exploratiedrang | Dit is een verzamelterm voor de drang tot activiteit, beweging, het ervaren van de wereld, het opdoen van zintuiglijke indrukken en de behoefte om grip te krijgen op de realiteit. Het is een belangrijke motor voor onderzoekend en ontdekkend leren. |
| Zone van naaste ontwikkeling | Dit concept, geïntroduceerd door Vygotsky, beschrijft het gebied tussen wat een kind zelfstandig kan en wat het kan bereiken met hulp van een meer deskundige ander. Betrokkenheid treedt vaak op binnen deze zone, waar de taak net uitdagend genoeg is. |
| State of Flow | Een psychologische toestand beschreven door Mihaly Csikszentmihalyi, waarin een persoon volledig opgaat in een activiteit, met een gevoel van energie en focus. Dit treedt op wanneer de moeilijkheidsgraad van de taak in evenwicht is met de vaardigheden van de persoon. |
| Intrinsieke betrokkenheid | Dit type betrokkenheid komt voort uit de persoon zelf; de motivatie is intern, gebaseerd op plezier, interesse of een gevoel van betekenisvolheid, zonder externe beloning. |
| Extrinsieke betrokkenheid | Dit type betrokkenheid wordt gemotiveerd door externe factoren, zoals beloningen, straffen of de verwachting van goedkeuring. De activiteit wordt uitgevoerd vanwege de consequenties, niet primair vanwege de intrinsieke waarde ervan. |
| Leuvense Welbevinden Schaal (LWS) | Een instrument dat gebruikt wordt om het welbevinden van kinderen te observeren en te registreren aan de hand van een vijfpuntenschaal, gebaseerd op lichaamshouding, mimiek en gedrag. |
| Leuvense Betrokkenheidsschaal | Een instrument dat systematisch de betrokkenheid van kleuters observeert en registreert aan de hand van een vijfpuntenschaal, met een lijst van betrokkenheidssignalen en schaalwaarden. |