Cover
Empieza ahora gratis H11 - Economische Groei.pptx
Summary
# De feiten rond economische groei en levensstandaard
Dit deel verkent de meting van levensstandaard en economische groei, met een focus op het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd van de bevolking en internationale vergelijkingen, en onderzoekt tevens de relatie tussen inkomen en geluk.
### 1.1 Het meten van de levensstandaard
De economische groei is van belang vanwege de relatie met de levensstandaard. De relevante variabele hiervoor, zowel door de tijd als tussen landen, is de output per capita (BBP gedeeld door het aantal inwoners), en niet de output op zich.
#### 1.1.1 Vergelijken van BBP per capita tussen landen
Om BBP-reeksen tussen landen te vergelijken, is het gebruik van huidige wisselkoersen problematisch om twee redenen:
1. Wisselkoersen kunnen sterk schommelen.
2. Prijzen verschillen tussen landen; in landen met een lage output per capita zijn de prijzen van basisproducten doorgaans lager.
Een betere methode is het gebruik van eenzelfde set prijzen voor alle landen. Dit leidt tot het aangepaste reële BBP, dat rekening houdt met verschillen in koopkracht tussen landen. Dit wordt ook wel het BBP uitgedrukt in koopkrachtpariteiten (PPP - purchasing power parities) genoemd.
> **Tip:** De constructie van PPP-cijfers maakt internationale vergelijkingen van de levensstandaard betrouwbaarder door rekening te houden met lokale prijsniveaus.
De gemiddelde prijzen die hiervoor worden gebruikt, worden ook wel "internationale dollars" genoemd. De gegevens die vaak worden gebruikt, zijn afkomstig van de "Penn World Tables".
#### 1.1.2 Aantekeningen bij de levensstandaard
Er zijn drie belangrijke opmerkingen bij het meten van de levensstandaard:
* Consumptie is mogelijk belangrijker voor de welvaart van een individu dan inkomen.
* Vanuit het productiezicht is het interessanter om te kijken naar verschillen in productiviteit, gedefinieerd als output per arbeider, in plaats van verschillen in levensstandaard.
* De reden waarom men geïnteresseerd is in levensstandaard is de aanname dat een hogere levensstandaard leidt tot een hoger geluksniveau.
### 1.2 De relatie tussen inkomen en geluk
Onderzoek naar geluk heeft de volgende conclusies opgeleverd met betrekking tot inkomen:
* **Verschillende landen:** Inwoners van rijkere landen rapporteren doorgaans een hoger geluksniveau.
* **Binnen één land:** Rijkere inwoners zijn significant gelukkiger dan armere inwoners, wat het belang van relatief inkomen onderstreept.
* **Door de tijd:** Het gemiddelde geluksniveau in rijkere landen blijft min of meer stabiel.
#### 1.2.1 De Easterlin paradox
De Easterlin paradox stelt dat wanneer basisbehoeften bevredigd zijn, een stijgend inkomen per capita niet leidt tot een toename van het geluksgevoel op landenniveau. Binnen deze landen is echter nog steeds te zien dat rijkere individuen gelukkiger zijn dan armere individuen.
> **Voorbeeld:** Ondanks dat rijke landen gemiddeld een stabiel geluksniveau hebben, zijn rijke individuen binnen die landen gelukkiger dan hun minder welvarende landgenoten.
### 1.3 Groei in ontwikkelde landen vanaf 1950
Sinds 1950 hebben vier rijke landen een **sterke toename van de output per capita** gekend, mede door de kracht van samengestelde groei. Er is tevens **convergentie** waargenomen in het outputniveau per capita tussen deze landen. Landen met een lager BBP per capita in 1950 kenden doorgaans een sterkere economische groei.
#### 1.3.1 Convergentie en opkomende economieën
Convergentie is ook waarneembaar bij de Aziatische landen. Landen die sinds 1960 een gemiddelde groeivoet van meer dan 4% per jaar hebben gerealiseerd, zijn overwegend Aziatische landen. De "**vier tijgers**" (Singapore, Taiwan, Hong Kong en Zuid-Korea) begonnen in de jaren '60 aan hun inhaalmanoeuvre ten opzichte van Japan, gevolgd door China. Landen met een hoge BBP per capita groei en een laag BBP per capita worden vaak "emerging economies" of opkomende economieën genoemd. Convergentie is in Afrika op dit moment (nog) niet aan de orde.
### 1.4 Een verdere kijk doorheen tijd en ruimte
Er is consensus onder economische historici over de evolutie van de globale output in de afgelopen 2000 jaar:
* **Vanaf het einde van het Romeinse Rijk tot 1500:** Geen toename van de output per capita in Europa.
* **Tussen 1500 en 1700:** Beperkte positieve groei in output per capita (ongeveer 0,1% per jaar).
* **Tussen 1700 en 1820:** Groei nam toe tot 0,2% per jaar. Deze periode van relatief constante output per hoofd wordt het Malthusiaans tijdperk genoemd, waarin Europa in een **Multhusiaanse val** zat en de output per capita niet kon verhogen.
De groei die we sinds 1820 kennen, is in het licht van de geschiedenis van de mensheid een zeer recent fenomeen. De Industriële Revolutie eind 18e eeuw effende het pad voor een sterke toename van het inkomen per capita in West-Europa.
#### 1.4.1 Groeivoeten en inhaalprocessen
Sinds 1960 is er geen duidelijk verband tussen de groeivoet van het BBP per capita en het outputniveau per capita in 1960 voor een groot aantal landen. Ongeveer alle OESO-landen hadden in 1960 een hoog BBP per capita (meer dan een derde van dat van de VS), en er is opnieuw duidelijk bewijs voor convergentie.
### 1.5 Een eerste kijk op groei: de aggregatieve productiefunctie
Om de feiten rond economische groei te kaderen, wordt een analytisch raamwerk gebruikt, ontwikkeld door **Robert Solow** (MIT). Dit raamwerk onderzoekt wat groei bepaalt, de rol van kapitaalaccumulatie en de rol van technologische vooruitgang.
De aggregatieve productiefunctie specificeert de relatie tussen de totale output ($Y$) en de productiefactoren:
* $Y$: aggregatieve (totale) output
* $K$: kapitaal (som van machines, fabrieken en kantoorruimtes in een economie)
* $N$: arbeid (aantal arbeiders)
De productiefunctie kan worden weergegeven als $Y = F(K, N)$. Het niveau van de technologie (F) beïnvloedt de output voor een gegeven hoeveelheid kapitaal en arbeid. Technologische vooruitgang is een set van ontwerpen ("blueprints") die het bereik van producten en technologieën weergeeft.
#### 1.5.1 Schaal- en factoropbrengsten
Een economie wordt gekenmerkt door **constante schaalopbrengsten** wanneer de output verdubbelt bij een verdubbeling van alle inputs ($K$ en $N$). Algemeen geldt voor alle $x > 0$:
F(xK, xN) = xF(K, N) = xY
Daarnaast kent een economie **afnemende factoropbrengsten**. Dit betekent dat toenames in de **kapitaalvoorraad** (op zichzelf) leiden tot steeds kleiner wordende toenames van de output, en toenames in de **hoeveelheid arbeiders** (op zichzelf) leiden tot steeds kleiner wordende toenames van de output.
**algemeen**: F wordt gekenmerkt door constante schaalopbrengsten en afnemende factoropbrengsten
Met constante schaalopbrengsten kan de aggregatieve productiefunctie worden herschreven als een functie van kapitaal per arbeider ($K/N$): $$ \\frac{Y}{N} = F\\left(\\frac{K}{N}, 1\\right) $$ Dit geeft aan dat de output per arbeider ($Y/N$) afhangt van de hoeveelheid kapitaal per arbeider ($K/N$).
Wanneer de hoeveelheid kapitaal per arbeider toeneemt, zal ook de output per arbeider toenemen
> **Tip:** Afnemende kapitaalopbrengsten betekenen dat simpelweg meer kapitaal toevoegen niet oneindige groei garandeert. Technologische vooruitgang is essentieel voor duurzame groei.
Figuur 11-5 illustreert hoe toenemende hoeveelheden kapitaal per arbeider leiden tot steeds kleinere toenames in de output per arbeider.
#### 1.5.2 Oorzaken van groei in output per arbeider
Een stijging in de output per arbeider ($Y/N$) kan het gevolg zijn van:
1. Een toename in de hoeveelheid kapitaal per arbeider ($K/N$).
2. Technologische verbeteringen die de productiefunctie $F$ doet verschuiven, waardoor de output per arbeider toeneemt bij een gegeven niveau van kapitaal per arbeider.
#### 1.5.3 De rol van kapitaalaccumulatie en technologische vooruitgang
**Groei** kan worden gezien als een gevolg van **kapitaalaccumulatie** en **technologische vooruitgang**. Deze factoren spelen echter een verschillende rol in het groeiproces:
* **Kapitaalaccumulatie:** Kan op zichzelf geen permanente groei veroorzaken. De spaarquote, het deel van het inkomen dat gespaard wordt, is hierbij relevant.
* **Technologische vooruitgang:** Blijvende economische groei vereist blijvende technologische vooruitgang. De groei van de output per capita in een economie wordt bepaald door de snelheid van technologische vooruitgang.
Figuur 11-6 toont hoe technologische vooruitgang de productiefunctie naar boven verschuift, wat leidt tot een toename van de output per arbeider bij elk niveau van kapitaal per arbeider.
#### 1.5.4 Waarom het inkomen per capita in Europa afneemt ten opzichte van de VS?
Sinds de jaren '70 is het inkomen per capita in Europese landen afgenomen ten opzichte van dat in de VS. Hiervoor worden **drie redenen** aangewezen:
1. Te weinig mensen participeren in de economie.
2. De participanten kloppen te weinig uren.
3. De productiviteit van de arbeid ligt te laag.
Een decompositie van inkomen per capita in enkele Europese landen ten opzichte van de VS illustreert deze verschillen.
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Lange termijn (LT) | Periode waarin de nadruk ligt op economische groei, de bestendige toename van de geaggregeerde output doorheen de tijd. |
| Fluctuaties | Schommelingen in de economie waarbij de output (BBP) gedurende een bepaalde periode kan groeien of dalen. |
| Geaggregeerde output | De totale productie van goederen en diensten in een economie, ook wel het Bruto Binnenlands Product (BBP) genoemd. |
| Levensstandaard | Een maatstaf voor het welzijn van de bevolking, vaak gekoppeld aan de output per capita, wat het inkomen per hoofd van de bevolking weergeeft. |
| Output per capita | De totale economische productie van een land gedeeld door het aantal inwoners. Het is een belangrijke indicator voor de levensstandaard. |
| Wisselkoersen | De prijs van de ene valuta uitgedrukt in de andere, die gebruikt kan worden om economische variabelen tussen landen te vergelijken, maar die ook sterk kan schommelen. |
| Koopkrachtpariteiten (PPP) | Een methode om BBP-reeksen tussen landen te vergelijken door rekening te houden met verschillen in prijsniveaus en inflatie, zodat de koopkracht van verschillende valuta gelijkgesteld wordt. |
| Productiviteit | De efficiëntie waarmee inputs, zoals arbeid, worden omgezet in output. Output per arbeider of output per uur zijn veelgebruikte maten. |
| Convergentie | Het economische fenomeen waarbij landen met een lager inkomen per capita sneller groeien dan landen met een hoger inkomen per capita, wat leidt tot een verkleining van het inkomensverschil tussen deze landen. |
| Aggregatieve productiefunctie | Een economische functie die de relatie specificeert tussen de totale output van een economie en de totale hoeveelheid gebruikte productiefactoren zoals kapitaal en arbeid. |
| Kapitaalaccumulatie | Het proces waarbij de voorraad aan kapitaalgoederen (machines, gebouwen, etc.) in een economie toeneemt, wat kan leiden tot hogere productiviteit en economische groei. |
| Technologische vooruitgang | Verbeteringen in productiemethoden, kennis of innovaties die de efficiëntie en productiviteit van een economie verhogen, en daarmee de output voor een gegeven hoeveelheid inputs. |
| Constante schaalopbrengsten | Een eigenschap van de productiefunctie waarbij een verdubbeling van alle inputs leidt tot een verdubbeling van de output. |
| Afnemende factoropbrengsten | De eigenschap van een productiefunctie waarbij toenames in één productiefactor, terwijl andere constant blijven, leiden tot steeds kleinere toenames in de output. |
| Malthusiaans tijdperk | Een historische periode, vóór de Industriële Revolutie, waarin de bevolkingsgroei de productiegroei overtrof, wat resulteerde in een relatief stabiele of dalende output per hoofd van de bevolking. |