Cover
Empieza ahora gratis module 2 deel 1
Summary
# De omvang en samenstelling van de overheidsuitgaven in België
Dit onderwerp duikt in de omvang van de Belgische overheidsuitgaven, uitgedrukt als percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP), vergelijkt deze met andere landen en ontleedt de uitgaven volgens de Eurostat-classificatie, met specifieke aandacht voor de COFOG-indeling en de belangrijkste uitgavenposten [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.1 De uitgavendruk als kengetal
#### 1.1.1 Het uitdrukken van overheidsuitgaven als percentage van het BBP
Het belangrijkste kengetal om het belang van overheidsuitgaven te meten is hun uitdrukking als een percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Dit percentage, ook wel de uitgavendruk genoemd, geeft de omvang van de overheidsuitgaven weer ten opzichte van de totale economische productie van een land. De overheidsuitgaven vloeien voort uit de publieke dienstverlening en de inkomensondersteuning die overheden bieden [3](#page=3).
#### 1.1.2 Methodes voor het meten van de uitgavendruk
Er zijn twee manieren om de uitgavendruk te meten:
* **Totale overheidsuitgaven inclusief rentelasten:** Dit betreft de volledige uitgaven van de overheid, inclusief de rentelasten die voortvloeien uit de publieke schuld [3](#page=3).
* **Primaire uitgavendruk (exclusief rentelasten):** Dit kengetal sluit de rentelasten op de publieke schuld uit en wordt berekend als de totale overheidsuitgaven zonder de rentelasten. De redenering hierachter is dat overheden meer directe controle hebben over de primaire uitgaven dan over rentelasten, die afhankelijk zijn van marktomstandigheden en de omvang van de schuld. Volgens Eurostat is de primaire uitgavendruk een belangrijkere maatstaf voor internationale vergelijkingen van het bestedingspatroon, aangezien landen aanzienlijke verschillen kunnen vertonen in hun rentelasten [3](#page=3).
#### 1.1.3 Cijfers voor België
In 2019 bedroegen de totale overheidsuitgaven in België 52,1% van het BBP. Dit betekent dat voor elke euro aan productie, de overheid 52,1 eurocent uitgaf. Door de Covid-19 crisis steeg dit kengetal tot 53,9% in 2021, waarvan 2,4% toe te schrijven was aan steunmaatregelen ter ondersteuning van burgers en sectoren [3](#page=3).
#### 1.1.4 Internationale vergelijking
België behoort tot de landen met een hoog overheidsbeslag. Over de tijd heen lopen de patronen van de Belgische overheidsuitgaven grotendeels gelijk met het EU-gemiddelde, wat de invloed van het Europees begrotingskader weerspiegelt. Internationaal gezien heeft enkel Frankrijk en Finland een hoger overheidsbeslag dan België. De primaire druk van België is na Frankrijk en Finland het hoogst van alle Eurozone-landen [3](#page=3).
> **Tip:** Het onderscheid tussen de totale en primaire uitgavendruk is cruciaal voor internationale vergelijkingen, omdat rentelasten sterk kunnen variëren tussen landen.
### 1.2 De Eurostat classificatie van overheidsuitgaven
Eurostat hanteert twee classificaties voor overheidsuitgaven [4](#page=4).
#### 1.2.1 Classificatie naar aard van de uitgaven
De eerste classificatie deelt uitgaven in naar hun aard, zoals subsidies, inkomenssteun aan werknemers, intermediaire consumptie, sociale voordelen, bruto kapitaalvorming en andere transfers. Deze classificatie wordt minder vaak gebruikt in de analyse [4](#page=4).
#### 1.2.2 Classificatie naar functies van de overheid (COFOG)
De tweede en meer gebruikte classificatie is gebaseerd op de functies van de overheid, de zogenaamde Classification of the Functions of Government (COFOG). Deze classificatie, ontwikkeld door de OESO, identificeert tien hoofdfuncties [4](#page=4):
* Algemene publieke dienstverlening
* Defensie
* Publieke veiligheid
* Economische zaken
* Bescherming van het leefmilieu
* Woonbeleid
* Gezondheidszorg
* Recreatie, cultuur en religie
* Onderwijs
* Sociale bescherming
### 1.3 Samenstelling van de Belgische overheidsuitgaven (COFOG-analyse)
De analyse van de Belgische overheidsuitgaven volgens de COFOG-indeling toont de volgende verdeling:
* **Sociale bescherming en gezondheidszorg:** Deze twee posten vormen meer dan de helft van alle overheidsuitgaven. Sociale bescherming alleen al vertegenwoordigt 37% van het totaal, terwijl gezondheidszorg 15% bedraagt [5](#page=5).
* **Andere belangrijke uitgavenposten (elk 12-13% van het totaal):**
* **Algemene publieke dienstverlening:** Dit omvat de staatsadministratie en controlefuncties op federaal, lokaal en regionaal niveau [5](#page=5).
* **Onderwijs:** Op Vlaams niveau is onderwijs een zeer grote post, maar op Belgisch niveau als lidstaat is het aandeel lager, hoewel nog steeds aanzienlijk [5](#page=5).
* **Economisch beleid:** Dit betreft onder meer subsidies die aan ondernemingen worden verleend [5](#page=5).
### 1.4 Vergelijking met buurlanden (COFOG-analyse door NBB)
Om te bepalen of België meer uitgeeft aan specifieke overheidsfuncties dan vergelijkbare landen, voerde de Nationale Bank van België (NBB) een COFOG-analyse uit. Hierbij werd de afwijking ten opzichte van het gemiddelde van de ons omringende landen in procentpunten van het BBP berekend. Donkerrode cellen in de analyse duiden op een grotere positieve afwijking (hogere uitgaven in België), terwijl blauwe cellen wijzen op een negatieve afwijking (lagere uitgaven in België) [6](#page=6).
#### 1.4.1 Gebieden waar België meer uitgeeft dan buurlanden
België geeft beduidend meer uit aan de volgende functies in vergelijking met de buurlanden:
* **Algemene overheidsdienstverlening:** Een stijging van +1.8 procentpunten van het BBP. Dit wordt met name toegeschreven aan hogere uitgaven voor basisonderzoek, publieke administraties, organen en de betaling van interesten op de publieke schuld [6](#page=6).
* **Economisch beleid:** Een stijging van +2.3 procentpunten van het BBP. Dit komt door hogere steun aan openbaar vervoer (zoals NMBS en De Lijn) en een algemeen gulhartiger beleid ten aanzien van bedrijven [6](#page=6).
* **Onderwijs:** Een stijging van +1.3 procentpunten van het BBP. Hierbij zijn de uitgaven voor lager en secundair onderwijs hoger [6](#page=6).
#### 1.4.2 Gebieden waar België minder uitgeeft dan buurlanden
België geeft minder uit aan de volgende functies in vergelijking met de buurlanden:
* **Gezondheidszorg (en sociale woningsbouw):** Ongeveer 0,5 procentpunt BBP minder dan de referentiegroep [6](#page=6).
* **Defensie:** Ook hier geeft België minder uit dan de referentiegroep [6](#page=6).
> **Tip:** De COFOG-analyse biedt een gedetailleerd inzicht in waar overheidsgeld precies naartoe gaat en hoe België zich positioneert ten opzichte van zijn buurlanden. Focus op de grotere afwijkingen om de meest significante verschillen te identificeren.
---
# Verantwoordelijkheden en verdeling van overheidsuitgaven per overheidsniveau
Dit deel van de analyse onderzoekt de verdeling van de overheidsuitgaven binnen de Belgische federale staat, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de federale overheid en sociale zekerheid enerzijds, en de gewesten, gemeenschappen en lokale besturen anderzijds. Specifieke uitgavenposten per niveau, zoals die van de federale overheid, de regio's (met focus op Vlaanderen) en de lokale besturen, worden besproken.
### 2.1 Concept van overheidsniveaus in België
Gezien de federale aard van België, zijn er meerdere overheidsniveaus verantwoordelijk voor de overheidsuitgaven. Voor de analyse van deze uitgaven wordt er gewerkt met twee entiteiten [7](#page=7):
1. **Entiteit 1:** De federale overheid en de sociale zekerheid [7](#page=7).
2. **Entiteit 2:** De gewesten, gemeenschappen en de lokale besturen, inclusief provincies, autonome gemeentebedrijven en welzijnsverenigingen [7](#page=7).
### 2.2 Verdeling van de totale overheidsuitgaven .
In 2019 bedroeg het aandeel van entiteit 2 (gewesten, gemeenschappen en lokale besturen) 47% van de totale Belgische overheidsuitgaven. Drie belangrijke COFOG-functies waar België hogere uitgaven in procentpunten van het bbp heeft vergeleken met buurlanden, zijn toegewezen aan entiteit 2, met name onderwijs en economisch beleid. Algemene overheidsdienstverlening valt daarentegen hoofdzakelijk onder entiteit 1, vanwege de federale verantwoordelijkheid voor de staatschuld [8](#page=8).
### 2.3 Begroting van de federale overheid
Volgens het Rekenhof had de federale staat in haar begroting voor 2022 112,6 miljard euro aan uitgavenkredieten ingeschreven. Zonder de aflossing van de staatsschuld, kwam de uitgavenlast neer op 81 miljard euro. Deze uitgaven werden als volgt verdeeld [8](#page=8):
* 30,4%: Uitgaven voor eigen federale overheidsdiensten (FOD's) [8](#page=8).
* 27,6%: Uitgaven voor de sociale zekerheid [8](#page=8).
* 18,2%: Transfers naar gewesten en gemeenschappen via de bijzondere financieringswet [8](#page=8).
* 7,8%: Intrestlasten op de staatsschuld [8](#page=8).
* 5%: Afdrachten aan de Europese Unie [8](#page=8).
### 2.4 Uitgaven van regio's (Vlaanderen, 2022)
De uitgavenposten van de regio's zijn direct gekoppeld aan de bevoegdheden die tijdens de verschillende staatshervormingen zijn overgedragen. Voor Vlaanderen in 2022 waren de top 3 uitgavenposten [9](#page=9):
1. **Onderwijs & vorming:** 27% van de Vlaamse uitgaven [9](#page=9).
2. **Welzijn, volksgezondheid & gezin:** 27% van de Vlaamse uitgaven [9](#page=9).
3. **Economische zaken** (voornamelijk subsidies aan bedrijven en O&O) **en mobiliteit:** 19% van de Vlaamse uitgaven [9](#page=9).
Het belang van de regio's in de publieke uitgaven is aanzienlijk toegenomen na de diverse staatshervormingen, met een duidelijke piek in 2014 als gevolg van nieuwe overgedragen bevoegdheden. De uitgaven zijn in het algemeen blijven stijgen [9](#page=9).
### 2.5 Uitgaven van lokale besturen
Voor lokale besturen, zoals gemeenten en OCMW's, bedragen de uitgaven meer dan 20 miljard euro, wat neerkomt op ongeveer een derde van de Vlaamse overheid. Van elke 100 euro uitgaven op gemeentelijk niveau gaat [10](#page=10):
* 22 euro naar algemeen overheidsbestuur, wat ook dotaties voor het gemeentefonds omvat [10](#page=10).
* Zorg en opvang zijn eveneens belangrijke uitgavencategorieën [10](#page=10).
* Cultuur en vrije tijd zijn goed voor circa 13% van de uitgaven [10](#page=10).
* Veiligheid en mobiliteit vervolledigen de top 5 uitgavendomeinen [10](#page=10).
Ondanks de algemene indeling van de uitgaven, variëren de totale uitgaven per inwoner sterk tussen de gemeenten. Factoren die hierbij een rol spelen zijn onder andere de verstedelijkingsgraad en de specifieke noden van gemeenten, zoals kustgemeenten die hogere uitgaven per inwoner hebben vanwege investeringen in veiligheid en infrastructuur ten gevolge van een hoge bevolkingsdichtheid [11](#page=11).
> **Tip:** Het is essentieel om het onderscheid tussen entiteit 1 en entiteit 2 te begrijpen, aangezien dit de basis vormt voor de analyse van de overheidsuitgaven in België. De toegenomen bevoegdheden van de gewesten en gemeenschappen na staatshervormingen hebben hun aandeel in de uitgaven significant vergroot.
---
# Economische theorieën en factoren die de groei van overheidsuitgaven verklaren
Dit onderwerp onderzoekt de economische, politieke en sociale theorieën en factoren die de toenemende omvang van overheidsuitgaven in de loop van de tijd verklaren, evenals het verband tussen de omvang van de overheid en economische groei.
### 3.1 Evolutie van overheidsuitgaven
Onderzoekers hebben zich gericht op het verklaren van de groei van de overheidsomvang, die in veel OESO-landen, waaronder België, als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) sinds de Tweede Wereldoorlog een gestage stijging vertoont. De Wet van Wagner stelt dat overheidsuitgaven per hoofd van de bevolking in de tijd stijgen. Sterke stijgingen van overheidsuitgaven worden vaak waargenomen tijdens crisissituaties, zoals de jaren '70, de periode 2008-2010 en de periode vanaf 2020. Een opmerkelijke uitzondering was de periode van consolidatie in de jaren '80, mede gedreven door de voorbereiding op de toetreding tot de euro [12](#page=12) [15](#page=15).
De conjunctuur speelt een belangrijke rol in overheidsuitgaven en -inkomsten; in tijden van economische groei stijgen de inkomsten vanzelf door meer werkgelegenheid en hogere inkomens, terwijl de uitgaven voor bijvoorbeeld werkloosheidsuitkeringen dalen. Omgekeerd verslechtert het begrotingssaldo bij negatieve economische groei [13](#page=13).
### 3.2 Factoren die overheidsuitgaven beïnvloeden
De groei van overheidsuitgaven kan worden ingedeeld in drie hoofdcategorieën: economische, politieke en sociale factoren [14](#page=14).
#### 3.2.1 Economische factoren
Verschillende economische theorieën proberen de groei van overheidsuitgaven te verklaren:
* **Wet van Wagner**: Toenemende industrialisatie en inkomen leiden tot meer behoeften op het gebied van orde, veiligheid, welzijn en infrastructuur, wat resulteert in hogere overheidsuitgaven [15](#page=15).
* **Displacement effect (Peacock & Wiseman)**: De verhouding van overheidsuitgaven tot het bbp blijft meestal constant, behalve tijdens oorlogen of sociale crises. Na deze gebeurtenissen blijven de uitgaven op een hoger niveau omdat burgers de bijbehorende diensten wensen en de belastingstijgingen accepteren [15](#page=15).
* **Unbalanced growth hypothesis (Baumol)**: De groei van de overheid wordt verklaard doordat de productiviteit in de publieke sector minder stijgt dan in de private sector, terwijl het loonpeil voor ambtenaren wel meestijgt met het private sector loonpeil [15](#page=15).
* **Concentration effect (Oates)**: Overheidsuitgaven stijgen doordat overheden zich richten op kapitaalintensieve investeringen in transport, energie, infrastructuur en communicatie om technologische vooruitgang te ondersteunen en private monopolies te vermijden [15](#page=15).
* **Low Efficiency Hypothesis (Orzechowski)**: De overheid wordt gekenmerkt door een lagere efficiëntie dan de private sector, wat leidt tot hogere overheidsuitgaven [15](#page=15).
* **T. Borcherding hypothese**: Stijging van overheidsuitgaven is te wijten aan economische groei, inflatie en bevolkingsgroei [15](#page=15).
* **S. Peltzman hypothese**: Inkomensongelijkheid leidt tot meer druk op de overheidsuitgaven, met name voor sociale uitgaven en veiligheidsmaatregelen [15](#page=15).
* **Fiscale illusie (Buchanan)**: Belastingbetalers hebben geen volledig beeld van de fiscale kostprijs van overheidsdiensten, waardoor uitgaven kunnen blijven groeien [16](#page=16).
#### 3.2.2 Politieke factoren
* **Electoral cycle hypothesis**: Overheidsuitgaven stijgen vooral in pre-verkiezingsjaren om kiezers gunstig te stemmen door middel van overheidsmiddelen en -diensten. Dit kan leiden tot politieke business cycles waarbij begrotingen ontsporen [14](#page=14) [16](#page=16).
* **Logrolling hypothesis**: In de politieke besluitvorming worden dossiers aan elkaar gekoppeld in plaats van dat er een keuze wordt gemaakt tussen dossiers, wat leidt tot stijgende uitgaven [16](#page=16).
* **Partisan hypothesis**: Linkse partijen laten de overheidsuitgaven sneller oplopen omdat zij inkomensondersteuning en publieke dienstverlening prefereren boven een begroting in evenwicht, wat overeenkomt met de voorkeuren van hun achterban [16](#page=16).
* **Niskanen hypothesis**: De groei van overheidsuitgaven is een gevolg van overheidsbureaucratieën die streven naar macht en aanzien, afgeleid van de omvang van hun diensten [16](#page=16).
#### 3.2.3 Sociale factoren
* **Sociale factoren**: Sociale problemen, mede door de bevolkingsdichtheid in steden, kunnen leiden tot hogere uitgaven voor bijvoorbeeld veiligheid [14](#page=14).
* **Pression groups hypothesis**: Bestuurders kunnen de druk van lobby's en drukkingsgroepen op de regering niet weerstaan, wat resulteert in een gestage stijging van overheidsuitgaven [16](#page=16).
### 3.3 Het verband tussen de omvang van de overheid en economische groei: de Armey curve
De invloed van hogere overheidsuitgaven op economische groei is een onderwerp van discussie. Neoklassieke economisten en endogene groeimodellen hebben zich hierover gebogen. Recente literatuur wijst echter op mogelijke niet-lineaire effecten, samengevat in de **Armey curve** [16](#page=16).
De Armey curve stelt dat:
1. In een eerste fase zijn toenemende overheidsuitgaven stimulerend voor de economische groei. Dit geldt voor publieke investeringen in onderwijs, wegen en welzijn [17](#page=17).
2. Op een bepaald punt bereikt dit effect saturatie [17](#page=17).
3. Na dit punt leidt een verdere toename van publieke uitgaven tot een reductie van de economische groei [17](#page=17).
Dit wordt weergegeven als een **omgekeerde U-vormige curve** (inverted U-shaped curve) [17](#page=17).
Een studie naar Zuidoost-Aziatische, BRIC- en andere opkomende landen identificeerde een kantelpunt ("tipping point") bij overheidsuitgaven van 24,31% van het bbp. Boven dit punt neemt de economische groei substantieel af. Dit komt doordat een hoge uitgavedruk kan leiden tot een verhoogde druk op inkomens en vermogens, waardoor mensen stoppen met werken of ondernemen, bedrijven naar het buitenland verplaatsen, wat leidt tot minder bedrijven, meer werkloosheid en een negatieve spiraal. De belastingdruk heeft dus een impact op de economische groei [17](#page=17) [18](#page=18).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Uitgavendruk | De publieke uitgaven uitgedrukt als een percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP), wat de omvang van de overheidsbestedingen ten opzichte van de totale economische productie aangeeft. |
| Primaire uitgavendruk | De totale overheidsuitgaven exclusief de rentelasten op de publieke schuld, gebruikt om het bestedingspatroon van overheden internationaal beter vergelijkbaar te maken, aangezien rentelasten sterk kunnen variëren tussen landen. |
| COFOG (Classification of the Functions of Government) | Een internationale classificatie, ontwikkeld door de OESO, die overheidsuitgaven indeelt volgens de functies van de overheid, zoals gezondheidszorg, onderwijs, defensie en sociale bescherming, om een gestandaardiseerde analyse mogelijk te maken. |
| Sociale bescherming | Een brede categorie van overheidsuitgaven die gericht is op het bieden van inkomensoverdracht aan burgers in geval van ziekte, werkloosheid, ouderdom, gezinslasten en andere sociale risico's, en vormt een aanzienlijk deel van de totale overheidsuitgaven. |
| Algemene publieke dienstverlening | Omvat uitgaven gerelateerd aan de staatsadministratie, het functioneren van overheidsorganen, basisonderzoek, en de aflossing van en rentebetalingen op de publieke schuld, wat een belangrijk deel uitmaakt van de overheidsuitgaven. |
| Economisch beleid | Uitgaven die gericht zijn op het beïnvloeden van de economie, zoals subsidies aan bedrijven, investeringen in infrastructuur, en ondersteuning van sectoren, met als doel economische groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen te bevorderen. |
| Federale overheid + sociale zekerheid | De eerste entiteit in de Belgische overheidsstructuur, die verantwoordelijk is voor nationale aangelegenheden en de financiering van het sociale zekerheidssysteem, wat een groot deel van de totale overheidsuitgaven vertegenwoordigt. |
| Gewesten, gemeenschappen en lokale besturen | De tweede entiteit in de Belgische overheidsstructuur, die bevoegdheden heeft op regionaal en lokaal niveau, waaronder onderwijs, gezondheidszorg en ruimtelijke ordening, en een significant aandeel in de totale overheidsuitgaven heeft. |
| Automatische stabilisator | Mechanismen binnen de economie, zoals progressieve belastingen en werkloosheidsuitkeringen, die automatisch de conjunctuurschommelingen dempen door de overheidsinkomsten en -uitgaven aan te passen zonder specifieke beleidsinterventie. |
| Wet van Wagner | Een economische theorie die stelt dat toenemende industrialisatie en welvaart leiden tot een groeiende vraag naar overheidsdiensten zoals orde, veiligheid, welzijn en infrastructuur, wat resulteert in hogere overheidsuitgaven. |
| Displacement effect | Een hypothese die suggereert dat overheidsuitgaven, na schokken zoals oorlogen of crises, op een hoger niveau blijven door de acceptatie van hogere belastingen door burgers voor de bijbehorende diensten, waardoor de relatieve omvang van de overheid permanent toeneemt. |
| Unbalanced growth hypothesis (Baumol) | Stelt dat de groei van de overheidsuitgaven wordt veroorzaakt doordat de productiviteit in de publieke sector minder stijgt dan in de private sector, terwijl lonen in beide sectoren wel toenemen, wat leidt tot hogere kosten in de publieke sector. |
| Armey curve | Een grafische weergave die het niet-lineaire verband tussen de omvang van overheidsuitgaven als percentage van het BBP en economische groei illustreert, waarbij een initiële stijging van uitgaven de groei stimuleert, maar een verdere toename tot saturatie en vervolgens tot een reductie van de groei leidt. |
| Kantelpunt (Tipping point) | Het specifieke niveau van overheidsuitgaven als percentage van het BBP waarbij de stimulerende invloed op economische groei verzadigd raakt en een verdere toename juist leidt tot een afname van de groeivoet, zoals gesuggereerd door de Armey curve. |