Cover
Empieza ahora gratis PPT PRINT presentatie Osteologie en artrologie DEEL 2 Axiaal skelet_DOM.pptx
Summary
# Het axiale skelet: de schedel
De schedel is een complex botstructuur die de hersenen beschermt, de zintuigen huisvest, en aanhechtingsplaatsen biedt voor aangezichtsspieren en spieren voor de beweging van hoofd en nek.
### 1.1 Structuur en functie van de schedel
De schedel bestaat uit 22 beenderen, onderverdeeld in de hersenschedel (neurocranium) en de aangezichtsbeenderen, aangevuld met zeven aan de schedel gerelateerde beenderen waaronder de gehoorbeentjes en het tongbeen.
#### 1.1.1 De hersenschedel (neurocranium)
Het neurocranium omvat acht beenderen die de hersenholte omsluiten. Deze beenderen bieden bescherming aan de hersenen, stabiliseren de positie van de hersenvliezen, en dienen als aanhechtingsplaatsen voor spieren die bewegingen van de ogen, kaken en het hoofd mogelijk maken.
* **Os frontale (voorhoofdsbeen):** Vormt het voorhoofd en het dak van de oogkassen. Het heeft een foramen supraorbitale voor de passage van bloedvaten en zenuwen naar de wenkbrauwen en oogleden, en bevat frontale sinussen die slijm produceren.
* **Ossa parietalia (wandbeenderen):** Twee beenderen die de dak- en bovenste wanden van de schedel vormen. Ze worden verbonden door de sutura sagittalis en met andere schedelbeenderen door de sutura coronalis, sutura squamosa en sutura lamboidea.
* **Os occipitale (achterhoofdsbeen):** Vormt de achterste en onderste delen van de schedel. Het kenmerkt zich door het foramen magnum, dat de hersenholte verbindt met het wervelkanaal, en de condyli occipitales die de verbinding met de eerste nekwervels vormen.
* **Ossa temporalia (slaapbeenderen):** Vormen de zijkanten van de schedel en de arcus zygomaticus (jukbeenboog). Ze bevatten de uitwendige gehoorgang die naar het trommelvlies leidt, de fossa mandibularis voor de verbinding met de onderkaak, de processus mastoideus voor spieraanhechting, en de processus styloideus voor de aanhechting van ligamenten en spieren. In het middenoor bevinden zich de gehoorbeentjes: malleus (hamer), incus (aambeeld) en stapes (stijgbeugel).
* **Os sphenoidale (wiggenbeen):** Vormt een deel van de schedelbasis en verbindt de schedelbeenderen met de aangezichtsbeenderen. Het heeft een vleermuisachtige vorm en bevat sphenoidale sinussen. De sella turcica is een centrale instulping die de hypofyse omsluit.
* **Os ethmoidale (zeefbeen):** Bestaat uit twee honinggraatvormige massa's en vormt delen van de schedelbasis, de mediale wanden van de oogkassen, en het dak en de zijkanten van de neusholte. De crista galli is een opvallende uitsteeksel, en de zeefplaat laat de reukzenuwen passeren. Ethmoïdale sinussen voeren vocht af naar de neusholte. De bovenste en middelste neusschelpen maken deel uit van dit bot.
#### 1.1.2 De aangezichtsbeenderen
De 14 aangezichtsbeenderen vormen de structuur van het gezicht, bieden ondersteuning aan de toegangswegen van het spijsverterings- en ademhalingsstelsel, en zijn aanhechtingsplaatsen voor gelaatsspieren.
* **Maxillae (bovenkaakbeenderen):** Vormen de mondbodem, de mediale delen van de oogkaswanden, de neusholte en het voorste deel van het harde gehemelte. De sinus maxillares produceren slijm en maken het bot lichter. Het foramen infraorbitale biedt doorgang voor een sensorische zenuw.
* **Ossa palatina (gehemeltebeenderen):** Vormen het achterste deel van het harde gehemelte, en dragen bij aan de bodem van de neusholte en de oogkassen.
* **Os vomer (ploegschaarbeen):** Vormt samen met het os ethmoidale het onderste deel van het neustussenschot.
* **Os zygomaticum:** Vormt de laterale wand van de oogkas en de arcus zygomaticus (jukboog) in samenwerking met het os temporale.
* **Ossa nasalia (neusbeenderen):** Vormen de neusbrug.
* **Ossa lacrimalia:** Bevinden zich aan de mediale zijde van de oogkas.
* **Conchae nasales inferiores:** Staan uit van de laterale wanden van de neusholte, vertragen de luchtstroom en leiden ingeademde lucht naar de reukzintuigen.
* **Mandibula (onderkaak):** Het enige beweegbare bot van de schedel, bestaande uit een corpus en twee rami. Elke ramus heeft een processus condylaris die articuleert met de fossa mandibularis van het os temporale, en een processus coronoideus voor de aanhechting van spieren.
#### 1.1.3 De neus en paranasale sinussen
De neusholte wordt gevormd door het septum nasi (os ethmoidale en os vomer) en de laterale wanden. De paranasale sinussen bevinden zich in het os frontale, os sphenoidale, os ethmoidale, os palatinum en de maxilla. Deze sinussen produceren slijm, reinigen de neusholte, verwarmen en bevochtigen de lucht, dienen als klankkast voor de stem, en verlichten het botgewicht.
#### 1.1.4 De wanden van de orbita (oogkas)
De oogkassen worden gevormd door de os frontale, os sphenoidale, os ethmoidale, os palatinum, maxilla, os zygomaticum en os lacrimale.
#### 1.1.5 Bijbehorende beenderen
* **Os hyoideum (tongbeen):** Een hoefijzervormig bot in de hals dat geen directe verbinding heeft met andere botten, maar dient als aanhechtingsplaats voor spieren van het strottenhoofd, de tong en de keelholte. Het ondersteunt en stabiliseert het strottenhoofd.
* **Gehoorbeentjes (malleus, incus, stapes):** Kleine botjes in het middenoor die betrokken zijn bij het gehoorproces.
### 1.2 Het axiale skelet: de wervelkolom
De wervelkolom, of columna vertebralis, is de centrale as van het lichaam en bestaat uit 26 beenderen: 24 wervels, het heiligbeen (os sacrum) en het staartbeen (os coccygis).
#### 1.2.1 Functie van de wervelkolom
De wervelkolom zorgt voor rechtopstaande houding, ondersteunt het hoofd, de schouders en het bekken, beschermt het ruggenmerg, en vormt de borstkas in samenwerking met de ribben.
#### 1.2.2 Onderverdeling van de wervelkolom
De wervelkolom wordt onderverdeeld in:
* Cervicale (halswervels): C1-C7
* Thoracale (borstwervels): T1-T12
* Lumbale (lendewervels): L1-L5
* Os sacrum (heiligbeen): 5 vergroeide sacrale wervels
* Os coccygis (staartbeen): 3-5 vergroeide staartwervels
#### 1.2.3 Krommingen van de wervelkolom
De wervelkolom heeft primaire krommingen (kyfose in de thoracale en sacrale regio) die reeds bij de geboorte aanwezig zijn, en secundaire krommingen (lordose in de cervicale en lumbale regio) die zich na de geboorte ontwikkelen.
#### 1.2.4 Anatomie van de wervels
Elke wervel bestaat uit:
* **Wervellichaam (corpus vertebrae):** Het massieve, gewichtdragende deel. Tussen de wervellichamen bevinden zich tussenwervelschijven (disci intervertebrales) van vezelig kraakbeen, behalve tussen C1 en C2, en in het sacrum en coccygis waar de wervels vergroeid zijn.
* **Wervelboog (arcus vertebrae):** Vormt de achterste begrenzing van het wervelgat. Deze boog bestaat uit pediculi (wanden) met dwarsuitsteeksels (processi transversi) en laminae die een dak vormen met een doornuitsteeksel (processus spinosus).
* **Gewrichtsuitsteeksels (processi articulares):** Vier uitsteeksels (twee superior en twee inferior) die de verbindingen tussen aangrenzende wervels vormen.
* **Tussenwervelgaten (foramina intervertebralia):** Openingen tussen de wervels waaruit zenuwen treden.
#### 1.2.5 Specifieke wervels
* **Cervicale wervels (C3-C7):** Kenmerken zich door een relatief groot wervelgat, een stomp, ingekerfd processus spinosus, en een foramen transversarium voor de passage van bloedvaten naar de hersenen.
* **Atlas (C1):** Een ring zonder wervellichaam of processus spinosus, met gewrichtsvlakken voor de condyli occipitales, waardoor 'ja' knikken mogelijk is.
* **Axis (C2):** Heeft een dens (tand) die articuleert met de atlas, wat 'nee' schudden mogelijk maakt.
* **Thoracale wervels (T1-T12):** Hebben een kleiner wervelgat, een groter wervellichaam met gewrichtsvlakken voor de ribben, en een lang, dun, naar omlaag wijzend processus spinosus.
* **Lumbale wervels (L1-L5):** Zijn de grootste wervels, met een dik wervellichaam, een stomp processus spinosus voor spieraanhechting, en platte processi transversi zonder ribverbindingen.
* **Os sacrum:** Gevormd door de vergroeiing van vijf sacrale wervels. Het beschermt de interne organen van de buik- en bekkenholte en biedt een groot aanhechtingsoppervlak voor spieren. Het bevat het sacrale kanaal voor zenuwen en mediane sacrale kammen, met foramina sacralia.
* **Os coccygis:** Ontstaat uit de vergroeiing van drie tot vijf staartwervels en dient als aanhechtingsplaats voor spieren die de anale opening sluiten.
### 1.3 Het axiale skelet: de thorax
De thorax, oftewel borstkas, bestaat uit de thoracale wervels, de ribben (costae) en het borstbeen (sternum).
#### 1.3.1 Functie van de thorax
De borstkas biedt een benige bescherming aan vitale organen zoals het hart en de longen, en dient als aanhechtingsplaats voor spieren die betrokken zijn bij de ademhaling. De beweeglijkheid van de ribben bepaalt het volume van de borstholte.
#### 1.3.2 De ribben (costae)
Er zijn 12 paar ribben:
* **Ware ribben (vertebrosternale ribben):** 7 paar die direct via ribkraakbeen verbonden zijn met het sternum.
* **Valse ribben:** 5 paar, waarvan 3 paar (vertebrochondrale ribben) via gezamenlijk kraakbeen verbonden zijn met het sternum, en 2 paar (zwevende ribben) die niet met het sternum verbonden zijn. Het ribkraakbeen is van het type hyalien kraakbeen.
#### 1.3.3 Het sternum (borstbeen)
Het sternum is een plat bot aan de voorzijde van de thorax en bestaat uit drie delen:
* **Manubrium sterni:** Het bovenste deel.
* **Corpus sterni:** Het middelste, grootste deel.
* **Processus xiphoideus:** Een zwaardvormig uitsteeksel aan de onderzijde. De vergroeiing van deze delen vindt plaats na de puberteit.
---
# Het axiale skelet: de wervelkolom
De wervelkolom, het centrale onderdeel van het axiale skelet, biedt structurele ondersteuning, bescherming aan het ruggenmerg en maakt diverse bewegingen van het hoofd, de nek en de romp mogelijk.
## 2. Het axiale skelet: de wervelkolom
Het axiale skelet, de verticale as van het lichaam, omvat de schedel, de borstkas, het borstbeen en de wervelkolom. Het biedt stevigheid, bescherming aan vitale organen zoals de hersenen en het ruggenmerg, en dient als aanhechtingspunt voor spieren die beweging van het hoofd, de hals en de romp aansturen.
### 2.1 Functie van de wervelkolom
De wervelkolom heeft meerdere cruciale functies:
* **Ondersteuning en houding:** Het biedt stevigheid voor het rechtop staan en zitten, ondersteunt het hoofd, de schouders en het bekken.
* **Bescherming:** Het omhult en beschermt het ruggenmerg.
* **Beweging:** Het draagt bij aan de beweging van het hoofd, de hals en de romp.
* **Aanhechting:** Het dient als aanhechtingspunt voor de ribben, waardoor de borstkas wordt gevormd.
### 2.2 Onderverdelingen van de wervelkolom
De wervelkolom is opgedeeld in vijf regio's, gebaseerd op de bouw van de wervels:
#### 2.2.1 Cervicale wervels (halswervels)
* **Aantal:** Zeven wervels (C1-C7).
* **Kenmerken (algemeen, C3-C7):** Relatief kleine wervellichamen en foramina vertebralia. De processus spinosi zijn stomp en hebben vaak een ingekerfd uiteinde. Kenmerkend is het ronde foramen transversarium, dat bloedvaten naar de hersenen beschermt.
* **Atlas (C1):** Dit is een ringvormige wervel zonder wervellichaam en processus spinosus. De atlas heeft twee gewrichtsvlakken die met de achterhoofdsknobbels van de schedel articuleren, waardoor "ja"-bewegingen van het hoofd mogelijk zijn.
* **Axis (C2):** De axis heeft een processus, de dens (tand), die door het foramen vertebrale van de atlas heen steekt. Dit maakt rotatie van het hoofd mogelijk, verantwoordelijk voor "nee"-bewegingen.
#### 2.2.2 Thoracale wervels (borstwervels)
* **Aantal:** Twaalf wervels (T1-T12).
* **Kenmerken:** De diameter van het ruggenmerg neemt hier af. De foramina vertebralia zijn kleiner dan in de cervicale regio. De wervellichamen zijn groter en de processus spinosi zijn lang, dun en wijzen naar beneden. Deze wervels hebben gewrichtsvlakken voor de articulatie met de kop van de ribben.
#### 2.2.3 Lumbale wervels (lendewervels)
* **Aantal:** Vijf wervels (L1-L5).
* **Kenmerken:** Dit zijn de grootste en meest robuuste wervels van de wervelkolom, vanwege hun rol in het dragen van het lichaamsgewicht. Ze hebben dikke, stompe processus spinosi die een groot aanhechtingsoppervlak bieden voor de spieren van de onderrug. De processus transversi zijn plat en er zijn geen verbindingen met ribben.
#### 2.2.4 Os sacrum (heiligbeen)
* **Opbouw:** Het heiligbeen is een driehoekig bot dat ontstaat door de vergroeiing van vijf sacrale wervels. Deze vergroeiing begint in de puberteit en is meestal volledig voltooid rond de leeftijd van 25 tot 30 jaar.
* **Functie:** Het heiligbeen biedt bescherming aan de voortplantings-, spijsverterings- en uitscheidingsorganen. Het verbindt het axiale skelet via de bekkenbeenderen met de bovenbenen en biedt een groot aanhechtingsoppervlak voor de spieren die betrokken zijn bij beenbewegingen.
* **Kenmerken:** De eerste sacrale wervel articuleert met de onderste lumbale wervel. Het heeft een sacraal kanaal voor de doorgang van zenuwen, een mediane sacrale kam en sacrale foramina.
#### 2.2.5 Os coccygis (staartbeen)
* **Opbouw:** Het staartbeen bestaat uit de vergroeiing van drie tot vijf staartwervels. Bij ouderen kan het staartbeen soms vergroeid zijn met het heiligbeen.
* **Functie:** Het biedt aanhechting aan een spier die de anale opening sluit.
### 2.3 Krommingen van de wervelkolom
De wervelkolom vertoont natuurlijke krommingen die cruciaal zijn voor de veerkracht en het dragen van gewicht. Er zijn twee soorten krommingen:
* **Primaire krommingen:** Deze zijn aanwezig bij de geboorte en vormen een C-vormige boog.
* **Thoracale kyfose:** De kromming in de borstregio.
* **Sacrale kyfose:** De kromming in de sacrale regio.
* **Secundaire krommingen:** Deze ontwikkelen zich na de geboorte als reactie op de zwaartekracht en de houding.
* **Cervicale lordose:** De kromming in de halsregio, die zich ontwikkelt wanneer een baby leert het hoofd op te tillen.
* **Lumbale lordose:** De kromming in de lumbale regio, die zich ontwikkelt wanneer een baby leert zitten en lopen.
### 2.4 Anatomie van de wervels
Elke wervel, met uitzondering van de atlas, de axis en de vergroeide sacrale en coccygeale wervels, deelt een algemene anatomische structuur:
* **Wervellichaam (corpus vertebrae):** Dit is het massieve, voorste deel van de wervel dat hoofdzakelijk de gewichtdragende functie vervult. Tussen de wervellichamen bevinden zich tussenwervelschijven (disci intervertebrales) van vezelig kraakbeen, die contact voorkomen en als schokdempers fungeren. Deze schijven ontbreken tussen C1 en C2, in het heiligbeen en het staartbeen.
* **Wervelboog (arcus vertebrae):** Dit is het achterste deel van de wervel dat het wervelgat (foramen vertebrale) omsluit. Samen vormen de wervelbogen het wervelkanaal (canalis vertebralis), waarin het ruggenmerg zich bevindt.
* **Pediculi:** De wanden van de wervelboog.
* **Laminae:** Vlakke botplaten die de pediculi aan de achterzijde verbinden en het dak van de wervelboog vormen.
* **Processus spinosus:** Een uitsteeksel dat naar achteren en beneden gericht is, en dient als aanhechtingspunt voor spieren.
* **Processi transversi:** Twee laterale uitsteeksels, die bij de cervicale wervels de foramina transversaria bevatten.
* **Gewrichtsuitsteeksels (processi articulares):** Elke wervel heeft vier gewrichtsuitsteeksels: twee superieure (bovenste) en twee inferieure (onderste). Deze articuleren met de overeenkomstige uitsteeksels van aangrenzende wervels en beperken of sturen beweging.
* **Tussenwervelgaten (foramina intervertebralia):** Deze openingen ontstaan tussen de opeenvolgende wervels, waar de spinale zenuwen de wervelkolom verlaten.
### 2.5 De thorax (borstkas)
De thorax, of borstkas, is een benige structuur die de borstholte omsluit en de vitale organen zoals het hart en de longen beschermt. Het bestaat uit:
* **Thoracale wervels:** De twaalf borstwervels.
* **Ribben (costae):** Er zijn 12 paar ribben.
* **Ware ribben (vertebrosternale):** 7 paren die direct via hun eigen kraakbeen met het sternum zijn verbonden.
* **Valse ribben (vertebrochondrale):** 5 paren waarvan de bovenste 3 paren hun kraakbeen fuseren en met het kraakbeen van de 7e rib aan het sternum hechten.
* **Zwevende ribben:** De onderste 2 paar die niet met het sternum verbonden zijn.
* **Functie van ribben:** Bescherming, aanhechting van spieren en bijdrage aan de ademhalingsbeweging door het vergroten en verkleinen van het volume van de borstholte.
* **Borstbeen (sternum):** Dit is een plat bot in het midden van de borstkas, bestaande uit drie delen:
* **Manubrium sterni:** Het bovenste deel.
* **Corpus sterni:** Het middelste, langste deel.
* **Processus xiphoideus:** Het zwaardvormige, onderste uitsteeksel dat pas rond het 25e levensjaar volledig verbeent.
---
# Het axiale skelet: de thorax
De thorax, oftewel de borstkas, is een essentieel onderdeel van het axiale skelet en biedt bescherming aan vitale organen en ondersteunt de ademhalingsfunctie.
### 3.1 De borstkas (thorax)
De thorax wordt gevormd door de thoracale wervels, de ribben en het borstbeen (sternum). Deze structuur dient ter versteviging van de wanden van de borstholte, beschermt inwendige organen zoals het hart en de longen, en biedt aanhechtingsplaatsen voor de ademhalingsspieren. De beweeglijkheid van de ribben is cruciaal voor het vergroten en verkleinen van het volume van de borstholte tijdens de ademhaling.
#### 3.1.1 De ribben (costae)
De ribben zijn lange, gebogen beenderen die de borstkas vormen. Er zijn in totaal twaalf paar ribben:
* **Ware ribben (vertebrosternale ribben):** Dit zijn de eerste zeven paar ribben. Ze zijn direct via hun eigen ribkraakbeen verbonden met het borstbeen.
* **Valse ribben:** Dit zijn de volgende vijf paar ribben.
* **Vertebrochondrale ribben:** De bovenste drie paar van de valse ribben fuseren met elkaar en met het kraakbeen van de zevende rib voordat ze aanhechten aan het borstbeen.
* **Zwevende ribben:** De onderste twee paar van de valse ribben hebben geen verbinding met het borstbeen.
Het ribkraakbeen is van het type hyalien kraakbeen. De ribben bieden niet alleen bescherming, maar dienen ook als aanhechtingspunt voor de spieren van de borst, romp en de tussenribspieren. Hun relatieve beweeglijkheid draagt bij aan de veranderingen in de breedte en diepte van de borstholte.
#### 3.1.2 Het borstbeen (sternum)
Het borstbeen, of sternum, is een plat, langwerpig bot dat zich aan de voorkant van de thorax bevindt. Het bestaat uit drie delen:
* **Manubrium sterni:** Het bovenste deel van het borstbeen.
* **Corpus sterni:** Het middelste, grootste deel van het borstbeen.
* **Processus xiphoideus:** Het onderste, zwaardvormige uitsteeksel van het borstbeen.
De vergroeiing van deze drie delen vindt plaats in de volwassenheid, wat pas ten vroegste rond de leeftijd van vijfentwintig jaar volledig is.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Botmarkeringen | Kenmerkende eigenschappen van botten, gerelateerd aan specifieke functies zoals aanhechting van spieren, pezen en ligamenten, of waar aangrenzende beenderen een gewricht vormen, en waar bloedvaten, zenuwen langs lopen of binnendringen. |
| Axiaal skelet | Het deel van het skelet dat de verticale as van het lichaam vormt, bestaande uit de schedel, borstkas, borstbeen en wervelkolom. Dit skelet geeft stevigheid en bescherming aan vitale organen. |
| Schedel | De benige structuur die de hersenen beschermt, speciale zintuigen herbergt, een aanhechtingsplaats biedt voor aangezichtsspieren en toegang geeft tot het spijsverterings- en ademhalingsstelsel. |
| Neurocranium (hersenschedel) | Het deel van de schedel dat de hersenholte omsluit en beschermt, en dient als aanhechting voor spieren die beweging van ogen, kaken en hoofd mogelijk maken. |
| Aangezichtsbeenderen | De beenderen die het gezicht vormen, verantwoordelijk voor bescherming en ondersteuning van de toegang tot het spijsverteringskanaal en de luchtwegen, en voor gelaatsuitdrukkingen. |
| Os hyoideum (tongbeen) | Een enkelvoudig bot dat aan de onderkant van de tong ligt en geen directe verbinding heeft met andere beenderen, maar dient als aanhechtingsplaats voor spieren van de tong en de keelholte. |
| Foramen magnum | Een grote opening aan de onderzijde van het os occipitale (achterhoofdsbeen) die de hersenholte verbindt met het wervelkanaal, waar de overgang van de hersenen naar het ruggenmerg plaatsvindt. |
| Sutura | De naadachtige verbindingen tussen de beenderen van de schedel, zoals de sutura sagittalis, coronalis, squamosa en lambdoidea, die de schedel stevigheid geven. |
| Paranasale sinussen | Luchthoudende holtes in de beenderen van de schedel (os frontale, os sphenoidale, os ethmoidale, maxilla, os palatinum) die slijm produceren, de neusholte reinigen, de lucht verwarmen en bevochtigen, en de stemklank beïnvloeden. |
| Wervelkolom (columna vertebralis) | Een reeks van 26 wervels (inclusief het heiligbeen en staartbeen bij volwassenen) die de ruggengraat vormt, dient als steunpilaar, beschermt het ruggenmerg en ondersteunt de ribben. |
| Wervel (Vertebra) | Een individueel bot dat deel uitmaakt van de wervelkolom, bestaande uit een wervellichaam, wervelboog en diverse uitsteeksels, met specifieke kenmerken per regio (hals, borst, lenden). |
| Tussenwervelschijf (discus intervertebralis) | Een kraakbeenachtige schijf die tussen de wervellichamen van de meeste wervels ligt, om schokken op te vangen en contact tussen de wervels te voorkomen. |
| Thorax (borstkas) | De benige structuur gevormd door de thoracale wervels, ribben en het borstbeen, die de borstholte omsluit en beschermt, en een rol speelt bij de ademhaling. |
| Sternum (borstbeen) | Een plat bot in het midden van de borstkas, waaraan de ribben via kraakbeen zijn bevestigd, bestaande uit het manubrium, corpus en processus xiphoideus. |