Cover
Empieza ahora gratis Cursustekst Fysiologie van het voortplantingsstelsel.pdf
Summary
# Anatomie en fysiologie van het mannelijk voortplantingsstelsel
Dit gedeelte biedt een gedetailleerd overzicht van de anatomie, fysiologie en hormonale regulatie van het mannelijk voortplantingsstelsel [3](#page=3).
### 1.1 Algemene structuren van het mannelijk voortplantingsstelsel
De belangrijkste structuren omvatten de testes, de tractus genitalis (epididymis, zaadleider, ejaculatiekanaal, urethra), accessoire klieren (zaadblaasjes, prostaat, Cowperklieren) en de externe geslachtsorganen (scrotum, penis) [3](#page=3).
#### 1.1.1 De testes
* **Vorm en locatie:** Elke testis heeft de vorm van een afgeplat ei, meet ongeveer 5 cm lang, 3 cm breed en 2,5 cm dik, en weegt 10-15 gram. Ze hangen in het scrotum, een vlezige buidel onderverdeeld in twee compartimenten [3](#page=3).
* **Scrotum:** Het scrotum, omgeven door een sereus membraan, bestaat uit een huidlaag met de *tunica dartos* (glade spiervezels) en de *m. cremaster* (skeletspiervezels). Deze spieren reguleren de temperatuur in de testes door de testes dichterbij of verder van het lichaam te bewegen, aangezien spermacellen een temperatuur van 1,1 ℃ lager dan de lichaamstemperatuur vereisen voor normale ontwikkeling [3](#page=3).
* **Interne structuur:** Elke testis is omhuld door de *tunica albuginea*, een taai vezelig kapsel. Vanuit dit kapsel lopen septa die de testis verdelen in ongeveer 250 lobjes, die elk ongeveer achthonderd dunne, opgerolde *tubuli seminiferi* (testiskanaaltjes) bevatten. De gezamenlijke lengte van deze kanaaltjes in één testis bedraagt ongeveer 1,5 kilometer [3](#page=3).
* **Tubuli seminiferi:** De wanden van de testiskanaaltjes bevatten zich ontwikkelende spermacellen en *Sertolicellen* (steuncellen) die de zich ontwikkelende spermacellen voeden en de hormonale omgeving reguleren (#page=3, page=5). Tussen de kanaaltjes bevinden zich *interstitiële endocriene cellen* (cellen van Leydig) die mannelijke geslachtshormonen (androgenen), voornamelijk testosteron, produceren [3](#page=3) [5](#page=5).
* **Spermatogenese:** Dit is het proces van spermacelvorming dat begint bij de puberteit en doorgaat tot op hoge leeftijd. Het bestaat uit drie stappen [4](#page=4):
1. **Mitose:** Stamcellen (*spermatogonia*) delen zich mitotisch. Een dochtercel blijft op zijn plaats, de andere differentieert zich tot een *primaire spermatocyt* [4](#page=4).
2. **Meiose:** Een speciale vorm van celdeling die leidt tot de vorming van gameten. Primaire spermatocyten ondergaan meiose I en II, waarbij elk diploïde cel uitgroeit tot vier haploïde cellen (*spermatiden*) [4](#page=4).
* **Meiose I:** Chromosomen vormen paren (*tetraden*). Crossing-over vergroot genetische variatie. In anafase I worden zusterchromatideparen verdeeld, waarbij elke dochtercel (secundaire spermatocyt) een unieke combinatie van moederlijke en vaderlijke chromosomen krijgt [4](#page=4).
* **Meiose II:** Zusterchromatiden worden gescheiden, wat resulteert in vier haploïde spermatiden uit elke primaire spermatocyt (#page=4, page=5) [4](#page=4) [5](#page=5).
3. **Spermiogenese:** Spermatiden differentiëren zich tot fysiek rijpe spermacellen (#page=4, page=5) [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Tip:** De normale spermacelproductie vereist een temperatuur die 1,1 ℃ lager is dan de lichaamstemperatuur [3](#page=3).
> **Tip:** Cryptorchisme (niet-ingedaalde testes) kan leiden tot steriliteit en een verhoogd risico op testiskanker [4](#page=4).
#### 1.1.2 De mannelijke voortplantingsorganen (tractus genitalis)
* **Epididymis:** Een gekronkelde buis (ongeveer 7 meter lang) aan de achterzijde van elke testis, waar zich fysiek rijpe maar functioneel onrijpe spermacellen bevinden. Functies zijn: aanpassing van de vloeistofsamenstelling, recycling van beschadigde spermacellen, en opslag van rijpende spermacellen. Het duurt ongeveer twee weken voor een spermacel om de epididymis te doorlopen. De epididymis produceert een stof die voortijdige *capacitatie* (rijping tot bevruchtingscapaciteit) tegengaat [5](#page=5).
* **Zaadleider (Ductus deferens):** Een buis van 40-45 cm die spermacellen en vloeistoffen vanuit de epididymis via peristaltische contracties door de buis stuwt. Het verwijde, distale deel heet de *ampulla*, waar spermacellen tot enkele maanden inactief kunnen worden opgeslagen [5](#page=5).
* **Ejaculatiekanaal (Ductus ejaculatorius):** Een korte buis (2 cm) gevormd door de samensmelting van de ampulla van de zaadleider en de afvoerbuis van het zaadblaasje. Het loopt door de prostaat en mondt uit in de urethra [6](#page=6).
* **Urethra:** De urinebuis bij de man is 18-20 cm lang en transporteert zowel urine als sperma [6](#page=6).
#### 1.1.3 De accessoire klieren
Deze klieren leveren de meerderheid van het zaadvocht en activeren spermacellen, voorzien hen van voeding, bevorderen transport, en neutraliseren zuren [6](#page=6).
* **Zaadblaasjes (Vesicula seminalis):** Actieve klieren die ongeveer 60% van het zaadvocht produceren. Hun product bevat [6](#page=6):
* Fructose: Energierijke suiker voor spermacellen [6](#page=6).
* Prostaglandinen: Bevorderen contracties in de voortplantingsorganen [6](#page=6).
* Fibrinogeen: Vormt een tijdelijke prop zaad in de vagina na ejaculatie [6](#page=6).
* Bovendien neutraliseren deze licht basische producten de zuren in de urethra en vagina [6](#page=6).
* **Prostaatklier:** Een rond orgaan (ongeveer 4 cm diameter) rond de urethra. Het prostaatvocht vormt 20-30% van het zaadvocht en bevat *seminal plasma* (antibiotische eigenschappen) en een prostaat-enzym dat de stolling van sperma veroorzaakt [6](#page=6).
* **Cowperklieren (Glandulae bulbourethrales):** Gepaarde klieren aan de basis van de penis die een dik, kleverig, basisch slijm afscheiden dat de urethra smeert en urinezuur neutraliseert [6](#page=6).
#### 1.1.4 De uitwendige geslachtsorganen
* **Scrotum:** Beschermt en reguleert de temperatuur van de testes [3](#page=3).
* **Penis:** Een cilindrisch orgaan dat de urethra bevat. Het bestaat uit [6](#page=6):
* **Wortel:** Het vaste deel dat aan het lichaam is verbonden [7](#page=7).
* **Lichaam (schacht):** Bestaat voornamelijk uit drie cilinders van *erectiel weefsel*: twee *corpora cavernosa* (aan de dorsale zijde) en één *corpus spongiosum* (dat de urethra omgeeft en de glans penis vormt) [7](#page=7).
* **Glans penis:** Het verbrede, distale deel rond de uitwendige urethrale opening (*ostium urethrae externum*) (#page=6, page=7) [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Voorhuid (preputium):** Een huidplooi die de glans penis omgeeft; de huid eronder produceert *smegma* [7](#page=7).
> **Tip:** Erectie wordt geïnitieerd door parasympathische zenuwen die stikstofoxide (NO) vrijgeven, wat leidt tot ontspanning van glad spierweefsel in de arteriewanden en verwijding van bloedvaten [7](#page=7).
#### 1.1.5 De bouw van een spermacel
Een rijpe spermacel bestaat uit:
* **Kop:** Bevat de kern met gecondenseerde chromosomen en het acrosoom met bevruchtingsenzymen [5](#page=5).
* **Hals:** Bevat de centriolen [5](#page=5).
* **Middelste gedeelte:** Bevat mitochondria voor energie (ATP) productie [5](#page=5).
* **Staart (zweephaar):** Zorgt voor voortbeweging door een kurkentrekkerachtige beweging [5](#page=5).
Rijpe spermacellen bevatten geen organellen zoals endoplasmatisch reticulum of Golgi-apparaat en moeten voedingsstoffen uit de omringende vloeistof opnemen [5](#page=5).
#### 1.1.6 Zaadvocht (Semen)
De vloeistof die spermacellen en klierproducten van accessoire klieren bevat. Bij een gemiddelde ejaculatie wordt 2-5 milliliter zaadvocht uitgescheiden (het ejaculaat) [6](#page=6).
* **Samenstelling:**
* **Spermacellen:** 20-100 miljoen per milliliter [6](#page=6).
* **Zaadvocht:** Vloeibaar deel (60% van de zaadblaasjes, 30% prostaat, 5% steuncellen/epididymis, <5% Cowperklieren) [6](#page=6).
* **Enzymen:** Protease (breekt slijm af), seminal plasma (doodt bacteriën), prostaat-enzym (veroorzaakt stolling), en een enzym dat het gestolde sperma vloeibaar maakt [6](#page=6).
### 1.2 Hormonale regulatie van de mannelijke voortplanting
De hypothalamus, hypofyse en testes werken samen via een complexe hormonale as om de voortplantingsfuncties te reguleren [7](#page=7).
* **Hypothalamus:** Produceert Gonadotropin-releasing hormone (GnRH) [7](#page=7).
* **Hypofyse (lobus anterior):** Stimuleert de afgifte van Follikelstimulerend Hormoon (FSH) en Luteïniserend Hormoon (LH) door GnRH [7](#page=7).
* **FSH:** Stimuleert de Sertolicellen in de tubuli seminiferi, wat de spermatogenese bevordert [7](#page=7).
* **LH:** Stimuleert de interstitiële cellen (Leydig-cellen) om testosteron en andere androgenen te produceren [7](#page=7).
* **Testes:**
* **Interstitiële cellen:** Produceren testosteron onder invloed van LH [7](#page=7).
* **Sertolicellen:** Gestimuleerd door FSH en testosteron, bevorderen ze spermatogenese en spermiogenese. Ze produceren *inhibine*, dat de afgifte van FSH door de hypofyse remt [7](#page=7).
* **Negatieve terugkoppeling:** Een hoog testosterongehalte remt de afgifte van GnRH door de hypothalamus, wat leidt tot een verminderde secretie van LH en een daling van het testosterongehalte. Inhibine remt de FSH-productie [7](#page=7).
* **Perifere effecten van testosteron:**
* Handhaaft libido en aanverwant gedrag [7](#page=7).
* Stimuleert groei van botten en spieren [7](#page=7).
* Verantwoordelijk voor secundaire geslachtskenmerken [7](#page=7).
* Onderhoudt klieren en organen van het voortplantingsstelsel [7](#page=7).
---
# Anatomie en fysiologie van het vrouwelijk voortplantingsstelsel
Het vrouwelijke voortplantingsstelsel is complex en omvat de productie van geslachtshormonen en gameten, de bescherming en voeding van een zich ontwikkelend embryo, en de zoogvoeding van een pasgeborene. De belangrijkste organen zijn de ovaria, eileiders, uterus, vagina en externe geslachtsorganen, waarbij de cyclische hormonale regulatie centraal staat [8](#page=8).
### 19.3.1 De ovaria
De gepaarde ovaria zijn amandelvormige organen die zich in de bekkenholte bevinden en drie hoofdfuncties vervullen: de vorming van vrouwelijke gameten (oöcyten), de afgifte van vrouwelijke geslachtshormonen (oestrogenen en progestagenen), en de afgifte van inhibine voor de regulatie van FSH [8](#page=8).
#### Oögenese
Oögenese is het proces van eicelvorming dat voor de geboorte begint, tijdens de puberteit versnelt en eindigt bij de menopauze. Vrouwelijke primordiale kiemcellen (oögonia) ondergaan mitotische delingen voor de geboorte. Vanaf de derde tot zevende zwangerschapsmaand beginnen de dochtercellen, primaire oöcyten, met meiose I, die stopt in profase I en pas na de puberteit wordt voltooid. Van de ongeveer 2 miljoen oöcyten bij de geboorte blijven er 400.000 over bij de puberteit, de rest ondergaat atresie (degeneratie) [8](#page=8) [9](#page=9).
Belangrijke verschillen tussen oögenese en spermatogenese zijn:
1. **Ongelijke cytoplasmatische verdeling:** Bij oögenese ontstaat één secundaire oöcyt met het grootste deel van het cytoplasma en maximaal drie kleine, niet-functionele poollichaampjes [9](#page=9).
2. **Secundaire oöcyt afgifte:** Het ovarium geeft een secundaire oöcyt af die gestopt is in metafase II, welke pas voltooid wordt na bevruchting [9](#page=9).
#### Ontwikkeling follikels
Follikels zijn gespecialiseerde structuren in de ovaria waar de groei van de oöcyt en meiose I plaatsvinden [9](#page=9).
* **Primordiaal ovariumfollikel:** Een primaire oöcyt omgeven door één laag follikelcellen. Vanaf de puberteit worden deze voortdurend geactiveerd voor ontwikkeling, mogelijk door lokale hormonen of groeifactoren [9](#page=9).
* **Primair ovariumfollikel:** De follikelcellen groeien, delen zich en vormen meerdere lagen rond de primaire oöcyt. Ze beginnen oestrogenen te produceren en vormen de zona pellucida [9](#page=9).
* **Secundair ovariumfollikel:** De follikelwand wordt dikker en de follikelcellen beginnen follikelvloeistof af te geven, die zich ophoopt [9](#page=9).
* **Tertiair ovariumfollikel (vesiculair follikel):** De hoeveelheid follikelvloeistof neemt verder toe en het follikel groeit aanzienlijk. Dit stadium is gereed voor rijping als onderdeel van de ovariële cyclus [9](#page=9).
#### De ovariële cyclus
De ovariële cyclus is een cyclus van ongeveer 28 dagen, onderverdeeld in een folliculaire en een luteale fase, elk circa 14 dagen [9](#page=9).
* **Folliculaire fase (pre-ovulatoire fase):** Aan het begin van de cyclus wordt één tertiair follikel dominant onder stimulering van FSH, terwijl andere follikels geresorbeerd worden. Dit dominante follikel (Graafs follikel) ontwikkelt zich tot dag 10-14 en produceert oestrogenen. Stijgende LH-concentraties stimuleren de primaire oöcyt tot voltooiing van meiose I, resulterend in een secundaire oöcyt in metafase II. Op dag 14 komen de secundaire oöcyt met de omringende follikelcellen (corona radiata) los [9](#page=9).
* **Ovulatie:** De tertiaire ovariumfollikel geeft de secundaire oöcyt af in de bekkenholte. De fimbriae van de eileiders vangen de oöcyt op [9](#page=9).
* **Luteale fase (post-ovulatoire fase):** De lege follikel verschrompelt tot het gele lichaam (corpus luteum), dat progesteron en oestrogenen afgeeft. Tenzij bevruchting optreedt, degenereren het corpus luteum na ongeveer 12 dagen tot het corpus albicans, wat het einde van de cyclus markeert [9](#page=9).
### 19.3.2 De eileiders
De tuba uterina (eileiders) zijn ongeveer 13 cm lange buizen die vanaf de uterus lopen naar de ovaria. Het uiteinde bij de ovarium is een trechtervormig infundibulum met vingervormige fimbriae die de bekkenholte omvatten. De binnenste oppervlakken zijn bekleed met trilharen die de oöcyt richting uterus transporteren, samen met peristaltische contracties van glad spierweefsel. Het transport duurt 3-4 dagen, waarbij bevruchting mogelijk is binnen 12-24 uur na ovulatie. Het epitheel bevat kliercellen die vocht en voedingsstoffen afgeven voor spermacapacitatie en pre-embryo [10](#page=10) [9](#page=9).
### 19.3.3 De uterus
De uterus (baarmoeder) beschermt, voedt en verwijdert afvalstoffen van het zich ontwikkelende embryo en de foetus, en is essentieel voor de uitdrijving van de foetus bij de geboorte. Het is een peervormig orgaan bestaande uit het corpus en de cervix. De wand bestaat uit het endometrium (slijmvlies), het myometrium (gladde spierlaag) en het perimetrium (buitenste peritoneumlaag). Het endometrium heeft een functionele laag die cyclische veranderingen ondergaat en een basale laag die constant blijft [10](#page=10).
#### De uteriene cyclus (menstruatiecyclus)
De 28-daagse cyclus bestaat uit drie fasen:
* **Menstruele fase (dag 1-7):** Gekenmerkt door de afstoting van de functionele laag van het endometrium, wat resulteert in menstruatie (menses), veroorzaakt door dalende oestrogeen- en progesteronspiegels [11](#page=11).
* **Proliferatieve fase (na menstruatie tot ovulatie):** Herstel en groei van het endometrium gestimuleerd door stijgende oestrogeenspiegels. De functionele laag wordt enkele millimeters dik en bevat nieuwe baarmoederklieren met glycogeenrijk slijm [11](#page=11).
* **Secretiefase (vanaf ovulatie):** Baarmoederklieren worden groter en produceren meer secreet, gestimuleerd door progesteron en oestrogenen van het gele lichaam. Deze fase duurt tot het gele lichaam degeneratie, waarna de cyclus opnieuw begint met de menstruatie [11](#page=11).
### 19.3.4 De vagina
De vagina is een elastische, gespierde buis die loopt van de uterus naar de buitenwereld, eindigend in het vestibulum. Het schedegewelf (fornix) omgeeft de uitstulping van de cervix uteri. De vaginawand bevat bloedvaten en glad spierweefsel, en de bekleding wordt vochtig gehouden door secreties van de baarmoederhalsklieren en het epitheel [11](#page=11).
Functies van de vagina:
1. Doorvoer van menstruatiebloed [11](#page=11).
2. Ontvangst van de penis en opslag van sperma [11](#page=11).
3. Vorming van het onderste deel van het geboortekanaal [11](#page=11).
Onder normale omstandigheden zorgt een zure omgeving, veroorzaakt door bacteriële stofwisseling, voor bescherming tegen pathogenen [11](#page=11).
### 19.3.5 De uitwendige geslachtsorganen
De uitwendige vrouwelijke geslachtsorganen worden gezamenlijk de vulva genoemd. Ze omvatten het vestibulum, begrensd door de labia minora, de opening van de urethra, de clitoris, de bulbi vestibuli (erectiel weefsel) en de labia majora. De glandulae vestibulares majores (klieren van Bartholin) scheiden klierproducten af tijdens seksuele opwinding [11](#page=11) [12](#page=12).
### 19.3.6 De melkklieren
De melkklieren produceren melk (lactatie) om een pasgeborene te voeden. Ze bestaan uit lobjes die melk produceren, afvoerbuizen (ductus lactiferus) die zich verenigen tot sinus lactiferi nabij de tepel [12](#page=12).
### 19.3.7 Hormonen en de voortplantingscyclus bij de vrouw
De vrouwelijke voortplantingsfuncties worden complex gereguleerd door hormonen van de hypofyse en de ovaria [12](#page=12).
* **Hormonen en de folliculaire fase:** GnRH uit de hypothalamus stimuleert FSH- en LH-productie uit de hypofyse. FSH stimuleert de groei van een dominant tertiair ovariumfollikel, dat oestrogenen (vooral oestradiol) produceert. Oestrogenen hebben diverse functies, waaronder invloed op het CZS, bevordering van bot- en spiergroei, ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken en stimulatie van de groei en herstel van het endometrium. Hoge oestrogeenconcentraties rond dag 10 leiden tot een LH-piek, die ovulatie teweegbrengt (#page=12, 13) [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Hormonen en de luteale fase:** De LH-piek stimuleert de vorming van het gele lichaam uit de resterende follikelcellen. Het gele lichaam produceert progesteron en oestrogenen, die het endometrium voorbereiden op zwangerschap. Als er geen zwangerschap is, degenereren het gele lichaam, dalen progesteron- en oestrogeenconcentraties, wat de GnRH-productie stimuleert en een nieuwe cyclus initieert [13](#page=13).
* **Hormonen en de menstruatiecyclus:** Dalende oestrogeen- en progesteronspiegels na degeneratie van het gele lichaam leiden tot menstruatie. Stijgende oestrogeenspiegels stimuleren de regeneratie van het endometrium (proliferatiefase), en de combinatie met progesteron leidt tot de secretiefase [13](#page=13).
* **Hormonen en lichaamstemperatuur:** De basale lichaamstemperatuur daalt tijdens de folliculaire fase en stijgt tijdens de luteale fase, een effect van progesteron (#page=13, 14). Ovulatie kan worden bepaald door LH-piekmetingen of basale lichaamstemperatuurmetingen [13](#page=13) [14](#page=14).
> **Tip:** De regulatie van de vrouwelijke voortplantingscycli is een dynamisch proces waarbij de interactie tussen de hypothalamus, hypofyse en ovaria cruciaal is. Begrip van de hormonale feedbacklussen is essentieel.
> **Voorbeeld:** De LH-piek is een sleutelgebeurtenis die ovulatie veroorzaakt. Zonder deze piek zou de ovariële cyclus niet normaal verlopen, wat leidt tot onvruchtbaarheid [13](#page=13).
#### Hormonale regulatie in de vrouwelijke voortplantingscyclus (samenvatting figuur 19-14)
1. **Hypothalamus:** Produceert Gonadotropin-Releasing Hormone (GnRH) [13](#page=13).
2. **Hypofyse (lobus anterior):** Reageert op GnRH door Follicle-Stimulating Hormone (FSH) en Luteinizing Hormone (LH) af te geven [13](#page=13).
* **Folliculaire fase:** FSH stimuleert de groei van follikels; oestrogenen worden afgescheiden. Lage oestrogeenconcentraties remmen FSH/LH; hoge oestrogeenconcentraties stimuleren LH.
* **Ovulatie:** Een LH-piek veroorzaakt ovulatie en de vorming van het corpus luteum.
* **Luteale fase:** Het corpus luteum produceert progesteron en oestrogenen. Hoge progesteronspiegels onderdrukken GnRH.
3. **Ovaria:**
* **Follikelontwikkeling:** FSH stimuleert groei van follikels.
* **Hormoonproductie:** Follikels produceren oestrogenen en inhibine. Corpus luteum produceert progesteron en oestrogenen.
* **Oögenese:** Meiose I voltooid door LH-piek. Meiose II voltooid na bevruchting.
4. **Effecten:**
* **CZS:** Oestrogenen beïnvloeden geslachtsdrift.
* **Botten en spieren:** Oestrogenen stimuleren groei.
* **Secundaire geslachtskenmerken:** Oestrogenen zorgen voor ontwikkeling en instandhouding.
* **Accessoire klieren en organen:** Oestrogenen houden deze in stand.
* **Endometrium:** Oestrogenen stimuleren groei en herstel; progesteron stimuleert verdere ontwikkeling en secretie.
#### Basale lichaamstemperatuur
* **Folliculaire fase:** Lagere basale lichaamstemperatuur (ongeveer 0,3 graden Celsius lager dan luteale fase) [14](#page=14).
* **Luteale fase:** Hogere basale lichaamstemperatuur door progesteron (#page=13, 14) [13](#page=13) [14](#page=14).
---
---
# Seksueel functioneren en veroudering van het voortplantingsstelsel
Dit deel beschrijft de fysiologie van seksueel functioneren bij beide geslachten en de leeftijdsgebonden veranderingen in het voortplantingsstelsel, inclusief menopauze en het mannelijk climacterium.
### 3.1 Seksueel functioneren bij de mens
Seksueel functioneren, ook wel coïtus of copulatie genoemd, is het proces waarbij sperma in de vrouwelijke voortplantingsorganen wordt ingebracht. Dit proces wordt gecoördineerd door reflexen waarbij beide delen van het autonome zenuwstelsel (AZS) betrokken zijn [14](#page=14).
#### 3.1.1 Seksueel functioneren bij de man
Tijdens seksuele opwinding wordt de activiteit van de parasympathische bekkenzenuwen verhoogd door erotische gedachten of directe prikkeling van de geslachtsorganen. Dit leidt tot een erectie van de penis, waarbij de gevoeligheid van de zintuigen in de glans penis toeneemt door de spanning op de huid. De afgifte van klierproducten uit de Cowperklieren neemt toe, wat de urethra en het oppervlak van de glans penis bevochtigt [14](#page=14).
Tijdens geslachtsgemeenschap leiden ritmische prikkelingen van de zintuigen in de penis tot emissie en ejaculatie. Emissie, gestimuleerd door sympathische zenuwen, omvat peristaltische samentrekkingen van de ampulla van de zaadleiders, waardoor spermacellen naar de urethra worden gestuwd. Vervolgens trekken de zaadblaasjes en de prostaatklier samen. Tijdens deze contracties sluit de interne urethrale sfincter zich door sympathische impulsen, wat voorkomt dat zaadvocht in de blaas terechtkomt [14](#page=14).
Ejaculatie vindt plaats door krachtige en ritmische samentrekkingen van de m. ischiocavernosus en m. bulbocavernosus. Dit mannelijk orgasme gaat gepaard met intense genotvolle gevoelens, een tijdelijke stijging van de hartslagfrequentie en bloeddruk. Na ejaculatie treedt detumescentie op, het verdwijnen van de erectie door het verlaten van bloed uit de erectiele weefsels, veroorzaakt door het sympathisch zenuwstelsel. Het onvermogen om een erectie te krijgen of te handhaven wordt impotentie of erectiestoornis genoemd [14](#page=14).
#### 3.1.2 Seksueel functioneren bij de vrouw
Bij de vrouw zijn de fysiologische gebeurtenissen vergelijkbaar. Seksuele opwinding door parasympathische activering leidt tot het opzwellen van de erectiele weefsels van de clitoris en de bulbus vestibularis. Slijmklieren in de baarmoederhals en de glandulae vestibulares majores nemen toe in secretie, wat de vagina bevochtigt. De erectie van de clitoris verhoogt de gevoeligheid voor prikkeling, en de vagina wordt verder bevochtigd door vloeistof uit onderliggende bindweefsels. Parasympathische prikkeling veroorzaakt ook verwijding van bloedvaten bij de tepels, waardoor deze gevoeliger worden voor aanraking en druk [14](#page=14) [15](#page=15).
Tijdens geslachtsgemeenschap kan de sensatie van ritmisch contact versterkt worden door prikkels van borsten en andere sensorische input. Dit kan leiden tot een orgasme, dat gepaard gaat met peristaltische contracties van de baarmoeder- en vaginawand, en ritmische contracties van de m. bulbocavernosus en m. ischiocavernosus, wat het intense genot van het orgasme veroorzaakt [15](#page=15).
### 3.2 Leeftijdsgebonden veranderingen in het voortplantingsstelsel
Veroudering beïnvloedt alle orgaanstelsels, inclusief het voortplantingsstelsel. De meest significante leeftijdsgebonden veranderingen treden op tijdens de menopauze bij de vrouw, terwijl deze bij de man geleidelijker en over een langere periode plaatsvinden [15](#page=15).
#### 3.2.1 Menopauze
De menopauze wordt gedefinieerd als het stoppen van ovulatie en menstruatie, meestal tussen het 45e en 55e levensjaar. De periode die hieraan voorafgaat, de perimenopauze, wordt gekenmerkt door onregelmatige cycli en begint rond het 40e levensjaar. Een tekort aan primordiale ovariumfollikels is de oorzaak van deze onregelmatigheden. Het aantal oocyten daalt drastisch vanaf de foetale ontwikkeling tot aan de puberteit. Tegen het 50e levensjaar zijn er vaak geen primordiale follikels meer die op FSH kunnen reageren. Premature menopauze treedt op voor het 40e levensjaar [15](#page=15).
De menopauze gaat gepaard met een afname van oestrogenen en progesteron, en een sterke stijging van GnRH, FSH en LH. Lagere oestrogeenspiegels leiden tot krimp van uterus en borsten, en dunner wordende wanden van de urethra en vagina. Dit wordt geassocieerd met osteoporose en neurale effecten zoals opvliegers, nervositeit en depressie. Opvliegers gaan gepaard met pieken in LH-productie. Het risico op atherosclerose en hart- en vaatziekten neemt toe na de menopauze [15](#page=15).
Hormoonsuppletietherapie met oestrogenen en progestagenen kan effectief zijn tegen osteoporose en neurale veranderingen. Echter, langdurig gebruik van hormoonsuppletie kan het risico op hartaandoeningen, borstkanker, Alzheimer, trombose en herseninfarcten verhogen [15](#page=15).
#### 3.2.2 Het mannelijk climacterium
Het mannelijk climacterium is de periode waarin de voortplantingsfuncties bij de man teruglopen, vergelijkbaar met de perimenopauze bij de vrouw. De concentratie testosteron begint tussen het 50e en 60e levensjaar te dalen, terwijl FSH en LH toenemen. Spermacelvorming gaat door, en mannen boven de 80 jaar kunnen nog kinderen verwekken. Seksuele activiteit neemt geleidelijk af, mogelijk door de lagere testosteronspiegels. Testosteronsuppletie kan het libido verhogen, maar kan het risico op prostaataandoeningen verhogen [15](#page=15).
---
# Hormonale regulatie en interacties van het voortplantingsstelsel
4. Hormonale regulatie en interacties van het voortplantingsstelsel
De hormonale regulatie van het voortplantingsstelsel is een complex samenspel tussen de hypothalamus, hypofyse en de gonaden, dat essentieel is voor de ontwikkeling, functie en instandhouding van de voortplantingsorganen en secundaire geslachtskenmerken, alsook voor de integratie met andere orgaanstelsels.
## 4.1 Hormonale regulatie van de mannelijke voortplanting
De voortplantingsfunctie bij de man wordt gereguleerd door een cascade van hormonen die afkomstig zijn uit de hypothalamus, de hypofyse (lobus anterior) en de testes. Dit systeem wordt onderhouden door feedbackmechanismen die de hormoonspiegels stabiel houden [7](#page=7).
### 4.1.1 De rol van de hypothalamus en hypofyse
* De hypothalamus produceert gonadotropin releasing hormone (GnRH) [13](#page=13) [7](#page=7).
* GnRH stimuleert de lobus anterior van de hypofyse om follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH) af te geven [7](#page=7).
### 4.1.2 De rol van de testes en hun hormonen
* **FSH (Follikelstimulerend hormoon)**: Richt zich primair op de sertolicellen in de tubuli seminiferi van de testes. FSH stimuleert, samen met testosteron, de sertolicellen om spermatogenese (vorming van spermacellen) en spermiogenese (rijping van spermacellen) te bevorderen [7](#page=7).
* **LH (Luteïniserend hormoon)**: Richt zich op de interstitiële cellen (Leydig-cellen) van de testes. LH induceert de secretie van testosteron en andere androgenen door deze cellen [7](#page=7).
* **Testosteron (en andere androgenen)**: Is het belangrijkste hormoon dat door de interstitiële cellen wordt afgescheiden, gestimuleerd door LH [16](#page=16) [7](#page=7).
* **Effecten van testosteron**:
* Stimuleert spermatogenese en spermiogenese in samenwerking met FSH [7](#page=7).
* Handhaaft het libido (geslachtsdrift) en aanverwant gedrag [7](#page=7).
* Stimuleert de groei van botten en spieren [13](#page=13) [7](#page=7).
* Is verantwoordelijk voor het ontstaan en aanblijven van de secundaire geslachtskenmerken [13](#page=13) [7](#page=7).
* Houdt klieren en organen van het mannelijk voortplantingsstelsel in stand [7](#page=7).
* Remt de afgifte van GnRH [16](#page=16).
### 4.1.3 Inhibine
* Sertolicellen geven **inhibine** af als respons op FSH en factoren van ontwikkelende spermacellen [16](#page=16) [7](#page=7).
* Inhibine onderdrukt de productie van FSH door de hypofyse en mogelijk ook de afgifte van GnRH door de hypothalamus. Hoe intensiever de spermaproductie, hoe meer inhibine er wordt afgegeven [16](#page=16) [7](#page=7).
### 4.1.4 Regulatie en terugkoppeling
* **Negatieve terugkoppeling**: Een hoog testosterongehalte remt de afgifte van GnRH door de hypothalamus, wat leidt tot een verminderde secretie van LH en daardoor een daling van het testosterongehalte [7](#page=7).
* De sertolicellen verzorgen ook een terugkoppelingscontrole van de spermatogenese via de productie van inhibine [7](#page=7).
## 4.2 Hormonale regulatie van de vrouwelijke voortplanting
De vrouwelijke voortplantingscyclus, bestaande uit de ovariële cyclus en de menstruatiecyclus, wordt gestuurd door een hormonale interactie tussen de hypothalamus, hypofyse en de ovaria. Deze cycli moeten op elkaar zijn afgestemd voor een succesvolle voortplanting [13](#page=13) [19](#page=19) [20](#page=20).
### 4.2.1 De rol van de hypothalamus en hypofyse
* De hypothalamus produceert **GnRH**. Bij vrouwen fluctueert het GnRH-gehalte gedurende de ovariële cyclus [13](#page=13).
* GnRH stimuleert de lobus anterior van de hypofyse tot de productie en secretie van **FSH** en de productie van **LH** [13](#page=13).
### 4.2.2 De ovariële cyclus en de rol van de ovaria
De ovariële cyclus omvat de ontwikkeling van follikels, ovulatie en de vorming van het corpus luteum (gele lichaam) [13](#page=13) [19](#page=19).
* **Folliculaire fase (pre-ovulatoire fase)**:
* Begint met GnRH, wat de productie van FSH en de productie van LH stimuleert [13](#page=13).
* **FSH** stimuleert de ontwikkeling van enkele secundaire follikels tot tertiaire follikels in de ovaria [13](#page=13) [16](#page=16).
* Zich ontwikkelende follikels scheiden **oestrogenen** af, met oestradiol als dominant hormoon voorafgaand aan de ovulatie [13](#page=13) [16](#page=16).
* Lage concentraties oestrogenen remmen de secretie van LH, maar deze remming neemt af naarmate de oestrogeengehaltes stijgen [13](#page=13).
* Naarmate de follikels zich ontwikkelen, daalt het FSH-gehalte als gevolg van negatieve terugkoppeling door **inhibine** (afgegeven door follikelcellen) [13](#page=13) [16](#page=16).
* **Ovulatie**:
* Een grote stijging van het **LH**-gehalte (rond dag 14) zorgt voor:
* Voltooiing van de meiose I door de primaire oocyt [13](#page=13).
* Openbreken van de folliculaire wand [13](#page=13).
* Ovulatie (ruwweg 9 uur na de LH-piek) [13](#page=13).
* Vorming van het corpus luteum [13](#page=13).
* **Luteale fase (postovulatoire fase)**:
* De overblijvende follikelcellen ontwikkelen zich tot het **gele lichaam** (corpus luteum) [13](#page=13).
* Het gele lichaam produceert **progesteron** (het belangrijkste hormoon van deze fase) en ook oestrogenen [13](#page=13) [16](#page=16).
* **Progesteron**:
* Bereidt de uterus voor op zwangerschap door groei van bloedvaten en klieren van het endometrium te bevorderen [13](#page=13) [16](#page=16).
* Bevordert de stofwisseling en leidt tot een stijging van de lichaamstemperatuur [13](#page=13).
* Remt de afgifte van GnRH [13](#page=13) [16](#page=16).
* De LH-concentratie blijft slechts twee dagen verhoogd [13](#page=13).
* Tenzij er een zwangerschap optreedt, degenereert het gele lichaam ongeveer twaalf dagen na de ovulatie. Dit leidt tot een daling van progesteron en oestrogeen [13](#page=13).
### 4.2.3 Hormonale regulatie van de menstruatiecyclus (uteruscyclus)
* De menstruatiecyclus is nauw verbonden met de ovariële cyclus en wordt gereguleerd door de fluctuerende oestrogeen- en progesteronspiegels [13](#page=13) [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Menstruatie**: Treedt op door de afname van oestrogeen en progesteron wanneer het corpus luteum degenereert. Het endometriumweefsel wordt afgestoten [13](#page=13) [20](#page=20).
* **Proliferatieve fase**: Gestimuleerd door een stijgende oestrogeenconcentratie, waarbij de functionele laag van het endometrium zich herstelt en verdikt [13](#page=13) [20](#page=20).
* **Secretiefase**: Gestimuleerd door de combinatie van oestrogeen en progesteron, waarbij de klieren in het endometrium actief worden en meer klierproducten afgeven om de uterus voor te bereiden op de aankomst van een embryo [13](#page=13) [20](#page=20).
### 4.2.4 Hormonen en lichaamstemperatuur
* Op het moment van ovulatie daalt de basale lichaamstemperatuur sterk, waarna een duidelijke stijging optreedt. Deze temperatuurstijging, mede door progesteron, kan worden gebruikt als indicatie van ovulatie [13](#page=13).
## 4.3 Hormonale veranderingen bij veroudering
### 4.3.1 Menopauze bij de vrouw
* De menopauze markeert het einde van de ovulatie en menstruatie, meestal tussen het 45e en 55e levensjaar [15](#page=15).
* De jaren ervoor, de perimenopauze, kenmerken zich door onregelmatige cycli [15](#page=15).
* De achterliggende oorzaak is een tekort aan primordiale follikels in de ovaria [15](#page=15).
* **Hormonale veranderingen**:
* Afname van oestrogenen en progesteron in het bloed [15](#page=15).
* Sterke en blijvende stijging van de productie van GnRH, FSH en LH [15](#page=15).
* **Gevolgen van oestrogeentekort**:
* Afname van de grootte van de uterus en borsten [15](#page=15).
* Verdunnen van de wanden van de urethra en vagina [15](#page=15).
* Verhoogd risico op osteoporose (vermoedelijk door tragere botafzetting) [15](#page=15).
* Neurale effecten zoals 'opvliegers', nervositeit en depressie. Opvliegers gaan gepaard met pieken in de LH-productie [15](#page=15).
* Toegenomen risico op atherosclerose en hart- en vaatziekten [15](#page=15).
### 4.3.2 Mannelijk climacterium
* Dit is de periode waarin de voortplantingsfuncties bij de man geleidelijker teruglopen, vergelijkbaar met de perimenopauze bij de vrouw [15](#page=15).
* **Hormonale veranderingen**:
* Daling van de testosteronconcentratie in het bloed (tussen het 50e en 60e levensjaar) [15](#page=15).
* Toename van de FSH- en LH-concentratie [15](#page=15).
* De vorming van spermacellen gaat door en mannen ouder dan 80 jaar kunnen nog kinderen verwekken. De afname van seksuele activiteit kan verband houden met de daling van testosteron [15](#page=15).
## 4.4 Interacties met andere orgaanstelsels
De voortplanting is een integraal proces waarbij het voortplantingsstelsel nauw samenwerkt met diverse andere orgaanstelsels, gecoördineerd door hormonen [20](#page=20).
* **Essentiële orgaanstelsels voor voortplanting**:
* Spijsverteringsstelsel
* Hormoonstelsel (endocrien systeem)
* Zenuwstelsel
* Cardiovasculair stelsel
* Urinair stelsel [16](#page=16) [20](#page=20).
* **Voorbeelden van interacties**:
* **Cardiovasculair stelsel**: Bloedvaten spelen een cruciale rol bij erectie. De circulatie is essentieel voor hormoontransport en de instandhouding van weefsels [16](#page=16) [7](#page=7).
* **Beenderstelsel**: Hormonen uit het voortplantingsstelsel (oestrogenen, testosteron) beïnvloeden de botgroei en -dichtheid [15](#page=15) [7](#page=7).
* **Zenuwstelsel**: Het autonome zenuwstelsel is direct betrokken bij seksueel functioneren, inclusief opwinding, erectie en orgasme [15](#page=15) [20](#page=20).
> **Tip**: Begrijpen hoe de hormonale feedbacklussen werken (positief en negatief) is cruciaal voor zowel de mannelijke als vrouwelijke voortplanting. Let op de rollen van GnRH, FSH, LH, en de specifieke hormonen die door de gonaden worden geproduceerd.
> **Voorbeeld**: De negatieve feedbacklus van testosteron op de hypothalamus en hypofyse bij mannen zorgt ervoor dat de testosteronspiegel binnen een bepaald bereik blijft, wat essentieel is voor de continue spermaproductie. Bij vrouwen leidt de fluctuatie van oestrogenen en progesteron tot de cyclische veranderingen in de uterus.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Acrosoom | Een enzymatische structuur in de kop van een spermacel, essentieel voor het doordringen van de eicel. |
| Amenorroe | Het uitblijven van de menstruatie, hetzij voor het eerst (primair) of na een periode van regelmatige cycli (secundair). |
| Antrum | Een holte of kamer, bijvoorbeeld in een ovariumfollikel, die gevuld is met vloeistof. |
| Areola | Het gepigmenteerde gebied rond de tepel van de borst, dat een korrelige structuur heeft door talgklieren. |
| Borstkanker | Een kwaadaardige tumor die ontstaat in het melkklierweefsel, met het potentieel om uit te zaaien naar andere delen van het lichaam. |
| Capacitatie | Een fysiologische verandering in spermacellen die hen in staat stelt om de eicel te bevruchten, plaatsvindend na menging met klierproducten en in de vrouwelijke voortplantingsorganen. |
| Cavum uteri | De holte van de baarmoeder, waar een bevruchte eicel zich kan innestelen. |
| Cervix uteri | De baarmoederhals, het onderste, nauwere deel van de baarmoeder dat uitmondt in de vagina. |
| Chirurgische ligatie | Een chirurgische procedure waarbij de eileiders worden afgebonden of doorgesneden om steriliteit te bewerkstelligen. |
| Chlamydia | Een seksueel overdraagbare aandoening die kan leiden tot ontstekingen van de eileiders en onvruchtbaarheid bij vrouwen. |
| Climacterium | De periode bij de man waarin de voortplantingsfuncties geleidelijk afnemen, vergelijkbaar met de menopauze bij de vrouw. |
| Clitoris | Een klein, erectiel orgaan bij de vrouw, embryologisch equivalent aan de penis bij de man, dat een rol speelt bij seksuele opwinding. |
| Coïtus | De wetenschappelijke term voor geslachtsgemeenschap of copulatie, waarbij sperma in de vrouwelijke voortplantingsorganen wordt gebracht. |
| Condoom | Een anticonceptiemiddel dat de penis van de man bedekt tijdens geslachtsgemeenschap om zwangerschap en de verspreiding van seksueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen. |
| Corona radiata | Een laag follikelcellen die de secundaire oöcyt omringt op het moment van ovulatie. |
| Corpora cavernosa | Twee cilindervormige structuren van erectiel weefsel in de penis, die zich vullen met bloed tijdens een erectie. |
| Corpus luteum | Het "gele lichaam", een tijdelijke endocriene structuur in het ovarium die ontstaat na ovulatie en progesteron produceert. |
| Corpus spongiosum | Een cilindervormig erectiel weefsel in de penis dat de urethra omgeeft en voorkomt dat deze tijdens een erectie dichtgedrukt wordt. |
| Corpus uteri | Het hoofdlichaam van de baarmoeder, het grootste deel van het orgaan. |
| Cowperklieren | Kleine, gepaarde klieren bij de man die een basisch, slijmerig vocht afscheiden dat de urethra smeert en urinezuur neutraliseert. Ook wel glandulae bulbourethrales genoemd. |
| Cryptorchisme | Een aandoening waarbij een of beide testes bij de geboorte niet volledig zijn ingedaald in het scrotum. |
| Diploïd | Cellulaire toestand waarbij de cel twee complete sets chromosomen bezit, één van elke ouder. Dit geldt voor somatische cellen van de mens. |
| Dochtercellen | Cellen die ontstaan na celdeling, genetisch identiek aan de moedercel bij mitose. |
| Ductus ejaculatorius | Een korte buis die ontstaat uit de samensmelting van de zaadleider en de afvoerbuis van het zaadblaasje, en die door de prostaat loopt om uit te monden in de urethra. |
| Ductus lactiferus | Een afvoerbuis van een melkklierlobje, die melk naar de tepel transporteert. |
| Eicel | De vrouwelijke gameet of voortplantingscel, gevormd in de ovaria. |
| Ejaculaat | Het sperma dat bij een ejaculatie uit het lichaam wordt uitgestoten, bestaande uit zaadvocht en spermacellen. |
| Ejaculatie | Het proces van het uitstoten van sperma uit de penis, meestal gepaard gaande met een orgasme bij de man. |
| Emissie | Het verzamelen van sperma en klierproducten in de urethra, voorafgaand aan ejaculatie. |
| Endometrium | Het slijmvlies dat de binnenkant van de baarmoeder bekleedt en periodiek wordt afgestoten tijdens de menstruatie. |
| Epididymis | Een sterk gekronkelde buis die gelegen is op de testes, waar spermacellen rijpen en worden opgeslagen. |
| Erectie | Het stijf worden en omhoog komen van de penis, veroorzaakt door de bloedtoevoer naar het erectiele weefsel. |
| Erectiel weefsel | Speciale weefselstructuren, bestaande uit bloedvaten en glad spierweefsel, die zich in de penis en clitoris bevinden en verantwoordelijk zijn voor erecties. |
| Externe geslachtsorganen | De zichtbare geslachtsdelen, bij de man bestaande uit de penis en het scrotum, en bij de vrouw de vulva. |
| Fimbriae | Vingervormige uitsteeksels aan het uiteinde van de eileider nabij het ovarium, die helpen bij het opvangen van de vrijgekomen eicel. |
| Fornix | Het schedegewelf, de holte die ontstaat waar de cervix uteri in de vagina uitsteekt. |
| Gameten | Geslachtscellen (spermacellen en eicellen) die de helft van het normale aantal chromosomen bevatten en nodig zijn voor voortplanting. |
| Glandulae vestibulares majores | De klieren van Bartholin, slijmklieren gelegen aan weerszijden van de vaginale opening die vocht afscheiden bij seksuele opwinding. |
| Glandulae vestibulares minores | Kleine slijmklieren in het vestibulum van de vrouwelijke uitwendige geslachtsorganen die het gebied bevochtigen. |
| Glans penis | Het verdikte, gevoelige uiteinde van de penis, rond de opening van de urethra. |
| Gonaden | De primaire geslachtsklieren; bij de man de testes, bij de vrouw de ovaria, die gameten en hormonen produceren. |
| Gonorroe | Een seksueel overdraagbare aandoening die door een bacterie wordt veroorzaakt en infecties van de geslachtsorganen kan veroorzaken. |
| Grote schaamlippen | De buitenste, vlezige plooien van de vulva die de kleinere schaamlippen en de vaginale opening bedekken. |
| Haploid | Cellulaire toestand waarbij de cel slechts één set chromosomen bezit. Dit geldt voor gameten (spermacellen en eicellen). |
| Hormonale anticonceptie | Methoden van geboortebeperking die gebruik maken van hormonen om ovulatie te voorkomen of te reguleren. |
| Hymen | Het maagdenvlies, een dunne epitheliale plooi die de vaginale opening gedeeltelijk kan bedekken. |
| Impotentie | De medische term voor erectiestoornis, het onvermogen om een erectie te krijgen of te behouden. |
| Isthmus | Een vernauwing, specifiek het bovenste deel van de baarmoederhals dat overgaat in het baarmoederlichaam. |
| Kleine schaamlippen | De binnenste, dunnere plooien van de vulva die het vestibulum omsluiten. |
| Labia | Lippen; verwijst naar de labia majora (grote schaamlippen) en labia minora (kleine schaamlippen) in de vrouwelijke uitwendige geslachtsorganen. |
| Lactatie | Het proces van melkproductie en afscheiding door de melkklieren na de bevalling. |
| Lichaam (penis) | De schacht van de penis, het verlengde deel dat bestaat uit erectiel weefsel. |
| Lieskanaal | Een kanaal in de buikwand waar de zaadstreng doorheen loopt, een belangrijke route voor de indaling van de testes. |
| Luteale fase | Het deel van de ovariële cyclus dat volgt op de ovulatie, gekenmerkt door de vorming en activiteit van het corpus luteum. |
| m. cremaster | Een spier in de zaadstreng die de testes dichter naar het lichaam kan trekken om de temperatuur te reguleren. |
| Melkklieren | Gespecialiseerde huidklieren in de borsten die verantwoordelijk zijn voor de productie van melk. |
| Menarche | De eerste menstruatie bij een meisje, wat het begin van de vruchtbare periode markeert. |
| Menopauze | Het definitieve einde van de menstruatie bij vrouwen, meestal tussen het 45e en 55e levensjaar, wat gepaard gaat met hormonale veranderingen. |
| Menstruatie | Het maandelijks afstoten van het baarmoederslijmvlies, gepaard gaande met bloedverlies, wanneer bevruchting niet heeft plaatsgevonden. |
| Menstruatiecyclus | De periodieke reeks hormonale en fysiologische veranderingen bij vrouwen tussen de menarche en de menopauze, gericht op voorbereiding op mogelijke zwangerschap. |
| Myometrium | De dikke, gespierde laag van de baarmoederwand, voornamelijk bestaande uit glad spierweefsel, dat tijdens de bevalling samentrekt. |
| Oestradiol | Het belangrijkste oestrogeen, geproduceerd door de follikelcellen in de ovaria, dat een cruciale rol speelt in de folliculaire fase van de ovariële cyclus. |
| Onvruchtbaarheid | Het onvermogen om zwanger te worden na een jaar van regelmatige, onbeschermde geslachtsgemeenschap. |
| Oöcyt | Een onrijpe eicel die zich in het ovarium bevindt en onderhevig is aan meiotische delingen. |
| Oögenese | Het proces van de vorming van eicellen (oöcyten) in de ovaria. |
| Oögonia | Stamcellen in de foetale ovaria die zich delen om primaire oöcyten te vormen. |
| Opwinding (seksuele) | De fysiologische en psychologische respons op seksuele stimuli, leidend tot lichamelijke veranderingen zoals erectie en verhoogde hartslag. |
| Orgasme | Het hoogtepunt van seksuele opwinding, gekenmerkt door intense plezierige gevoelens en ritmische spiercontracties, bij mannen gepaard gaande met ejaculatie. |
| Ostium uteri | De uitwendige opening van de baarmoederhals naar de vagina. |
| Ovaria | De vrouwelijke geslachtsklieren, gelegen aan weerszijden van de uterus, verantwoordelijk voor de productie van eicellen en hormonen. |
| Ovariële cyclus | De maandelijkse cyclus van veranderingen in het ovarium die leidt tot de ontwikkeling en ovulatie van een eicel. |
| Ovulatie | Het proces waarbij een rijpe eicel (secundaire oöcyt) uit het ovarium wordt vrijgegeven. |
| Pelvic inflammatory disease (PID) | Een infectie van de vrouwelijke bekkenorganen, waaronder de eileiders, uterus en ovaria, vaak veroorzaakt door seksueel overdraagbare aandoeningen. |
| Penis | Het externe mannelijke geslachtsorgaan, dat dient voor urineafvoer en de introductie van sperma in de vagina tijdens geslachtsgemeenschap. |
| Perimetrium | De buitenste laag van de baarmoederwand, die deel uitmaakt van het buikvlies (peritoneum). |
| Periodieke onthouding | Een methode van geboortebeperking gebaseerd op het vermijden van geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode van de vrouw. |
| Poollichaampje | Kleine, niet-functionele cellen die tijdens de meiotische delingen van oöcyten worden gevormd en de chromosomen bevatten. |
| Postovulatoire fase | De luteale fase van de ovariële cyclus, waarin het corpus luteum actief is. |
| Preovulatoire fase | De folliculaire fase van de ovariële cyclus, voorafgaand aan de ovulatie, waarin de follikels zich ontwikkelen en oestrogenen produceren. |
| Preputium | De voorhuid, de losse huidplooi die de glans van de penis of clitoris bedekt. |
| Primaire follikel | Een stadium in de ontwikkeling van een ovariumfollikel, bestaande uit een primaire oöcyt omgeven door één laag follikelcellen. |
| Primordiaal ovariumfollikel | Het vroegste stadium van een ovariumfollikel, aanwezig bij de geboorte. |
| Progesteron | Een hormoon geproduceerd door het corpus luteum en de placenta, essentieel voor de voorbereiding van de uterus op zwangerschap en het behoud ervan. |
| Prostaatklier | Een accessoire klier bij de man die een vochtrijk secreet produceert dat deel uitmaakt van het sperma. |
| Prostatitis | Ontsteking van de prostaatklier. |
| Proliferatiefase | De fase van de menstruatiecyclus waarin het baarmoederslijmvlies herstelt en dikker wordt, gestimuleerd door oestrogenen. |
| Rete testis | Een netwerk van buisjes in de testes dat de testiskanaaltjes verbindt met de ductuli efferentes. |
| Schaamheuvel | De venusheuvel, een verhoging van vetweefsel boven de externe geslachtsorganen van de vrouw. |
| Scrotum | De zakvormige huidplooi die de testes buiten het lichaam van de man bevat en beschermt. |
| Secretiefase | De fase van de menstruatiecyclus waarin de baarmoederklieren actief secretoire producten afgeven, gestimuleerd door progesteron. |
| Secundair ovariumfollikel | Een verder ontwikkeld follikel met meerdere lagen follikelcellen rond de oöcyt. |
| Secundaire spermatocyten | De haploïde cellen die ontstaan na de eerste meiotische deling van primaire spermatocyten. |
| Semen | Zaadvocht, het mengsel van spermacellen en secreties van de accessoire klieren. |
| Seksueel overdraagbare aandoening (soa) | Een infectie die primair wordt overgedragen door seksueel contact. |
| Sinus lactiferus | Een verwijding van een melkgang nabij de tepel, die melk opslaat voor de zoogtijd. |
| Spermatelling | Het aantal spermacellen per milliliter sperma, een indicator van mannelijke vruchtbaarheid. |
| Spermatiden | De haploïde cellen die ontstaan na de tweede meiotische deling, die zich vervolgens ontwikkelen tot spermacellen. |
| Spermatocyt | Een cel in de testes die zich voorbereidt op of deelneemt aan de meiose tijdens de spermatogenese. |
| Spermatogenese | Het proces van de vorming van spermacellen in de testes. |
| Spermatogonium | Een stamcel in de testes die zich deelt door mitose en meiose om spermacellen te produceren. |
| Spermiogenese | Het proces van differentiatie en rijping van spermatiden tot functionele spermacellen. |
| Spiraaltje | Een intra-uterien anticonceptiemiddel (IUD) dat de innesteling van een embryo voorkomt. |
| Sterilisatie | Een chirurgische procedure om permanente onvruchtbaarheid te veroorzaken, zoals vasectomie bij mannen en ligatie van de eileiders bij vrouwen. |
| Steuncellen | Sertolicellen in de testiskanaaltjes die de zich ontwikkelende spermacellen voeden en ondersteunen. |
| Synapsis | Het proces waarbij homologe chromosomen zich paren tijdens de profase I van de meiose. |
| Tepel | Het uitsteeksel aan het oppervlak van de borst waar de melkbuizen uitmonden. |
| Tertiair ovariumfollikel | Een rijp follikel dat een grote holte bevat en gereed is voor ovulatie. |
| Testes | De mannelijke geslachtsklieren, verantwoordelijk voor de productie van sperma en mannelijke hormonen. |
| Testiskanaaltjes | De microscopische buisjes in de testes waar de spermatogenese plaatsvindt. |
| Tetrade | Een groep van vier chromatiden die ontstaat wanneer gepaarde chromosomen zich tijdens de meiose I dicht bij elkaar voegen. |
| Tuba uterina | De eileider, een buis die de eicel van het ovarium naar de uterus transporteert. |
| Tunica albuginea | Het taaie, vezelige kapsel dat elke testis omgeeft. |
| Uitwendige geslachtsorganen | De zichtbare geslachtsdelen. |
| Uterus | De baarmoeder, een gespierd orgaan in het bekken van de vrouw waar een bevruchte eicel zich innestelt en een foetus zich ontwikkelt. |
| Vagina | Een gespierde, elastische buis die van de uterus naar de buitenkant van het lichaam loopt, dienend als geboortekanaal en ontvangstkanaal voor de penis tijdens geslachtsgemeenschap. |
| Vaginale barrièremiddelen | Anticonceptiemiddelen zoals het pessarium en de femcap die voorkomen dat sperma de baarmoeder bereikt. |
| Vasectomie | Een chirurgische ingreep waarbij een deel van de zaadleider wordt verwijderd of afgebonden om mannelijke steriliteit te bewerkstelligen. |
| Vestibulum (vrouwelijke geslachtsorganen) | De ruimte tussen de kleine schaamlippen waar de uitmondingen van de urethra en vagina zich bevinden. |
| Voorhuid | De huidplooi die de glans van de penis bedekt. |
| Voortplantingsstelsel | Het geheel van organen en structuren dat verantwoordelijk is voor de voortplanting. |
| Vrouwelijke voortplantingscyclus | De reeks hormonale en fysiologische veranderingen die leiden tot de ovulatie en de voorbereiding van de uterus op zwangerschap. |
| Vulva (pudendum) | De verzamelnaam voor de vrouwelijke uitwendige geslachtsorganen. |
| Wortel (penis) | Het deel van de penis dat vastzit aan het bekken. |
| Zaadstreng | Een bundel van structuren die van de testes naar het lieskanaal loopt, inclusief de zaadleider, bloedvaten en zenuwen. |
| Zona pellucida | Een beschermende, glycoproteïnerijke laag rond de eicel, die een rol speelt bij de binding van sperma en de bevruchting. |