Cover
Empieza ahora gratis 02bmw uitbreiding ArthropodaEchinodermataChordata (1).pdf
Summary
# Classificatie van insecten
Dit onderwerp behandelt de taxonomische indeling van het fylum Arthropoda, met een specifieke focus op het subfylum Insecta, waarbij verschillende klassen en subclasses worden onderscheiden op basis van kenmerken zoals vleugels en metamorfose.
### 1.1 Taxonomische indeling van Arthropoda tot Insecta
Het fylum Arthropoda wordt onderverdeeld in verschillende subphylums, waaronder Hexapoda. Binnen Hexapoda bevindt zich het subfylum Insecta [2](#page=2).
### 1.2 Classificatie van Insecta
De classis Insecta wordt verder onderverdeeld in twee hoofdcategorieën: Apterygota en Pterygota [2](#page=2).
#### 1.2.1 Classis Apterygota
Insecten die tot de classis Apterygota behoren, zijn gekenmerkt door het ontbreken van vleugels. Ze ondergaan geen gedaanteverwisseling. Voorbeelden van ordes binnen Apterygota zijn Diplura, Protura, Collembola, Archaeognatha en Zygentoma. Zygentoma omvat onder andere het zilvervisje [2](#page=2) [6](#page=6).
#### 1.2.2 Classis Pterygota
Insecten die tot de classis Pterygota behoren, bezitten vleugels. Deze classis wordt verder onderverdeeld in twee subclasses: Exopterygota en Endopterygota [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
##### 1.2.2.1 Subclassis Exopterygota
Exopterygota insecten ondergaan een onvolledige metamorfose, ook wel hemimetabool genoemd. Bij deze vorm van gedaanteverwisseling zijn de vleugels al zichtbaar tijdens verschillende levensstadia [3](#page=3).
Ordes binnen Exopterygota zijn onder andere Ephemeroptera, Odonata, Plecoptera, Embyoptera, Grylloblattodea, Dermaptera, Mantodea, Blattodea, Isoptera, Phasmatodea, Mantophasmatodea, Ensifera, Caelifera, Zoraptera, Psocoptera, Mallophaga, Anoplura, Hemiptera en Thysanoptera [6](#page=6).
##### 1.2.2.2 Subclassis Endopterygota
Endopterygota insecten ondergaan een volledige metamorfose, ook wel holometabool genoemd. Bij deze vorm van gedaanteverwisseling zijn de vleugels enkel aanwezig in het volwassen stadium (adult) [4](#page=4).
Ordes binnen Endopterygota omvatten Megaloptera, Rhaphidioptera, Planipennia, Coleoptera, Hymenoptera, Lepidoptera, Trichoptera, Diptera, Mecoptera, Siphonaptera en Strepsiptera [6](#page=6).
> **Tip:** Het onderscheid tussen Exopterygota en Endopterygota ligt cruciaal in de wijze van metamorfose en de ontwikkeling van de vleugels. Exopterygota ontwikkelen vleugels geleidelijk, terwijl Endopterygota een larvale en popstadium kennen waarin de vleugels volledig gevormd worden [4](#page=4).
---
# Ordes binnen de Insecta
Dit overzicht behandelt de kenmerkende eigenschappen en voorbeelden van diverse ordes binnen de insecten, met nadruk op de Exopterygota en Endopterygota.
### 2.1 Orde Blattodea
Blattodea, ook bekend als kakkerlakken, kenmerken zich door een afgeplat lichaam en stevige poten. Ze zijn saprofaag en er zijn verschillende wijdverspreide pestsoorten binnen deze orde [7](#page=7).
### 2.2 Orde Hemiptera
Hemiptera, of snavelinsecten, variëren van zeer klein tot zeer groot en vertonen een grote vormendiversiteit. Hun monddelen zijn omgevormd tot een steek-zuigsnuit, waarmee ze plantensappen of bloed zuigen. Deze orde kent twee subordines: Heteroptera (wantzen) en Homoptera (cicaden en plantenluizen) [10](#page=10) [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Bedwants ($Cimex$ $lectularius$) Groene schildwants [10](#page=10) [9](#page=9).
### 2.3 Orde Mallophaga
Mallophaga, de bijtende luizen of vachtluizen, zijn klein, afgeplat en ongevleugeld. Ze leven ectoparasitair, voornamelijk op vogels, en beschikken over bijtende monddelen. Hun kop is veel breder dan de thorax, en ze voeden zich met keratine en soms bloed uit wonden [11](#page=11).
### 2.4 Orde Anoplura
Anoplura, de zuigende luizen, zijn klein, week en kunnen al dan niet gevleugeld zijn. Ze parasiteren op zoogdieren, hebben een dorso-ventraal afgeplat lichaam, en hun monddelen zijn stekend-zuigend. De kop is smaller dan de thorax, en de tarsi zijn eenledig met een klauw [12](#page=12).
> **Voorbeeld:** $Pediculus$ $humanus$ is bloedzuigend. De eieren, neten, worden vastgehecht aan haren. Nymfen ontwikkelen zich tot volwassenen in 2-3 weken, en de volwassen luizen leven ongeveer een maand. Ze kunnen ziekten overdragen zoals epidemische tyfus ($Rickettsia$ $prowazeki$), relapsing fever ($Borrelia$ $recurrens$) en tularemie ($Francisella$ $tularensis$). Overdracht vindt plaats via direct contact [13](#page=13).
### 2.5 Orde Siphonaptera
Vlooien (Siphonaptera) zijn vrij klein (minder dan 6 mm), vleugelloos en lateraal afgeplat. Ze beschikken over een springpoot (poot III) en slechts één ocel. Ctenidia zijn aanwezig op de wang en het pronotum. De larven leven van detritus, terwijl de volwassen vlooien hematofaag zijn en niet strikt gastheerspecifiek. Ze kunnen ziekten overbrengen, waaronder builenpest en myxomatosis [15](#page=15).
### 2.6 Orde Coleoptera
Coleoptera, de kevers, schildvleugeligen of torren, omvat meer dan 300.000 soorten. De voorvleugels zijn sterk gechitiniseerd, en de monddelen zijn altijd bijtend. Deze orde kent twee subordines: Adephaga, gekenmerkt door predatoren met twee paar maxillaire palpi en één paar labiale palpi, en Polyphaga, met één paar maxillaire palpi en gereduceerde labiale palpi [16](#page=16).
> **Voorbeelden:** Meikever, gouden loopkever, zevenstippelig lieveheersbeestje [16](#page=16).
### 2.7 Orde Hymenoptera
Hymenoptera, de vliesvleugeligen, telt ongeveer 100.000 soorten. Ze bezitten twee paar vliezige vleugels en hebben bijtende of likkende/zuigende monddelen. Kenmerkend is de aanwezigheid van een ovipositor of angel [17](#page=17).
> **Voorbeeld:** Sluipwesp [17](#page=17).
### 2.8 Orde Lepidoptera
Lepidoptera, de vlinders en schubvleugeligen, zijn herkenbaar aan vleugels en lichaam bedekt met schubjes. Ze beschikken over een roltong en omvatten circa 100.000 soorten met een ingewikkelde systematiek [18](#page=18).
### 2.9 Orde Diptera
Diptera, de tweevleugeligen (vliegen en muggen), variëren van klein tot middelgroot. Ze hebben vliezige voorvleugels en gereduceerde achtervleugels die kolfjes vormen. Met ongeveer 85.000 soorten zijn er talrijke parasieten en vectoren binnen deze orde [19](#page=19).
Er worden drie subordines onderscheiden:
* **Subo. Nematocera (muggen):** Antennen zijn langer dan de kop en snoervormig; het lichaam is slank; indien hematofaag, dan enkel de vrouwtjes [20](#page=20).
* **Subo. Brachycera + Cyclorrhapha:** Antennen zijn korter dan de kop en 3-ledig; indien hematofaag, dan enkel de vrouwtjes [20](#page=20).
> **Voorbeelden:** Tseetseevlieg, daas [20](#page=20).
---
# Modelorganismen in onderzoek
Dit onderwerp onderzoekt de specifieke diersoorten die essentieel zijn geworden als modelorganismen in diverse takken van wetenschappelijk onderzoek, vanwege hun unieke eigenschappen en toepasbaarheid [21](#page=21) [54](#page=54).
### 3.1 Drosophila melanogaster (fruitvlieg)
De fruitvlieg, *Drosophila melanogaster*, is een veelgebruikt modelorganisme vanwege zijn praktische eigenschappen voor onderzoek.
#### 3.1.1 Eigenschappen en voordelen
* **Gemakkelijk te kweken:** *Drosophila melanogaster* is eenvoudig te houden en te vermeerderen in een laboratoriumomgeving [21](#page=21).
* **Korte generatietijd:** De levenscyclus van ei tot volwassen insect is zeer kort, ongeveer twee weken [21](#page=21).
* Larve komt uit bevrucht ei na één dag [21](#page=21).
* Eerste vervelling op dag 2 [21](#page=21).
* Tweede vervelling op dag 4 [21](#page=21).
* Derde vervelling op dag 8 [21](#page=21).
* Start verpopping op dag 10 [21](#page=21).
* Uitsluipen imago op dag 14 [21](#page=21).
* Imago is geslachtsrijp na 12 uur [21](#page=21).
* Eieren ontwikkelen zich buiten het moederdier [21](#page=21).
* **Genoom gesequenced:** Het genoom van *Drosophila melanogaster* is volledig gesequenced, wat genetisch onderzoek vergemakkelijkt [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Polytene chromosomen:** De soort bezit grote polytene chromosomen die herkenbare bandenpatronen vertonen, nuttig voor cytogenetisch onderzoek [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Goed gedocumenteerde mutaties:** Er is een grote hoeveelheid bekende en goed gedocumenteerde mutaties beschikbaar, wat cruciaal is voor genetisch onderzoek [24](#page=24).
* **Verwante soorten:** Het bestaan van verwante soorten maakt vergelijkend onderzoek mogelijk [24](#page=24).
#### 3.1.2 Onderzoeksgebieden
* Ontwikkelingsbiologie, inclusief celdifferentiatie, oriëntatie en specificatie [23](#page=23).
### 3.2 Chordata modelorganismen
Binnen de Chordata worden verschillende soorten ingezet voor biomedisch onderzoek, elk met specifieke voordelen.
#### 3.2.1 Lancetvisje (Amphioxus)
Het lancetvisje (*Amphioxus*), een vertegenwoordiger van de Cephalochordata, wordt gebruikt in biomedisch onderzoek, met name voor het bestuderen van regeneratieprocessen en stamcellen [55](#page=55).
#### 3.2.2 Zebravis (Danio rerio)
De zebravis (*Danio rerio*), een beenvis (Osteichtyes), is een belangrijk modelorganisme voor biomedisch onderzoek [56](#page=56) [57](#page=57).
* **Voordelen:**
* Makkelijk te houden in een laboratoriumomgeving [56](#page=56).
* Produceert een groot aantal bevruchte eieren [56](#page=56).
* Lage kost per embryo [56](#page=56).
* Grote, doorzichtige embryo's die gemakkelijke observatie mogelijk maken [56](#page=56).
* Redelijk eenvoudige micro-manipulatie van embryo's [56](#page=56).
* Snelle embryonale ontwikkeling [56](#page=56).
* Is een gewerveld dier (vertebrate) [56](#page=56).
* **Nadelen:**
* Evolutionair relatief ver verwijderd van de mens [56](#page=56).
* **Onderzoeksgebieden:**
* Celdifferentiatie tijdens embryogenese [56](#page=56) [57](#page=57).
* Onderzoek naar genexpressie [57](#page=57).
* Kankeronderzoek [57](#page=57).
* Ecotoxicologie [57](#page=57).
* Immunologie [57](#page=57).
#### 3.2.3 Afrikaanse klauwkikker (Xenopus laevis)
De Afrikaanse klauwkikker (*Xenopus laevis*) en andere *Xenopus* soorten behoren tot de Amfibieën en zijn waardevolle modelorganismen [58](#page=58).
* **Voordelen:**
* Produceert een zeer groot aantal bevruchte eieren (500-3000) [58](#page=58).
* Lage kost per embryo [58](#page=58).
* Gemakkelijke micro-manipulatie van embryo's [58](#page=58).
* Is een gewerveld dier (vertebrate) [58](#page=58).
* **Nadelen:**
* Evolutionair relatief ver verwijderd van de mens [58](#page=58).
* **Onderzoeksgebieden:**
* Ontwikkelingsbiologie [58](#page=58).
* Celbiologie en moleculaire biologie [58](#page=58).
* Evolutie van genomen [58](#page=58).
* Toxicologie [58](#page=58).
* Vroeger ook gebruikt als "zwangerschapstest" [58](#page=58).
#### 3.2.4 Huismuis (Mus musculus)
De huismuis (*Mus musculus domesticus*), behorend tot de orde Rodentia binnen de Mammalia, is een cruciaal modelorganisme in biomedisch onderzoek vanwege zijn nauwe evolutionaire verwantschap met de mens [59](#page=59).
* **Voordelen:**
* Is een gewerveld dier (vertebrate) [59](#page=59).
* Evolutionair zeer dicht bij de mens geplaatst, wat de vertaling van onderzoeksresultaten vergemakkelijkt [59](#page=59).
* Er is veel informatie beschikbaar over de biologie en genetica van de muis [59](#page=59).
* **Nadelen:**
* Klein aantal nakomelingen per worp [59](#page=59).
* Hoge kost per embryo [59](#page=59).
* Moeilijke micro-manipulatie van embryo's [59](#page=59).
* Trage ontwikkeling (ongeveer 3 weken tot volwassenheid) [59](#page=59).
* **Onderzoeksgebieden:**
* Infectieonderzoek [59](#page=59).
* Toxicologie [59](#page=59).
* Ontwikkeling van medicijnen [59](#page=59).
* Genetica [59](#page=59).
* Gene knock-out studies [59](#page=59).
* Fysiologie en biologie [59](#page=59).
**Andere belangrijke knaagdierenmodelorganismen:** *Rattus norvegicus* (bruine rat) [59](#page=59).
---
# Fylum Echinodermata
Dit fylum omvat een afwijkende groep van Deuterostomia, gekenmerkt door een watervatenstelsel en secundaire vijfstralige symmetrie [25](#page=25) [27](#page=27).
### 4.1 Kenmerken en morfologie
Echinodermen zijn exclusief mariene, vrijlevende organismen met een wereldwijde verspreiding. Ze variëren in grootte van enkele millimeters tot ongeveer 2 meter [27](#page=27).
#### 4.1.1 Algemene kenmerken
De belangrijkste diagnostische kenmerken van Echinodermata zijn:
* Secundaire vijfstralige radiale symmetrie; oorspronkelijk zijn ze bilateraal symmetrisch [27](#page=27).
* Afwezigheid van een duidelijke kop [27](#page=27).
* Een endoskelet opgebouwd uit kalkplaatjes (ossikels) die bedekt zijn met knobbels of stekels [27](#page=27).
* Het coeloom is opgedeeld in een periviscerale coeloom en een hydrocoel [27](#page=27).
#### 4.1.2 Symmetrie
Hoewel volwassen echinodermen een radiale symmetrie vertonen, is deze secundair ontstaan. De larven van echinodermen zijn bilateraal symmetrisch [27](#page=27) [40](#page=40).
#### 4.1.3 Het watervatenstelsel (ambulacraalstelsel)
Een uniek kenmerk van de echinodermen is het watervatenstelsel, ook wel ambulacraalstelsel genoemd. Dit systeem is essentieel voor voortbeweging, gasuitwisseling en voedselopname [27](#page=27) [35](#page=35) [38](#page=38).
Het systeem bestaat uit:
* Een madreporenplaat, die dient als filter voor zeewater [38](#page=38).
* Een steenkanaal dat de madreporenplaat verbindt met het ringkanaal [38](#page=38).
* Een ringkanaal dat de inwendige organen omringt [38](#page=38).
* Radiale kanalen die vanuit het ringkanaal naar de armen of lichaamsdelen lopen [38](#page=38).
* Ampullae, gespierde zakjes aan de basis van de buisvoetjes [38](#page=38).
* Buisvoetjes, die uit kleine openingen aan de onderzijde van de organismen steken en vaak voorzien zijn van zuignapjes voor voortbeweging en grip [27](#page=27) [38](#page=38).
#### 4.1.4 Schedel en skelet
Het skelet van echinodermen is endoskeletaal en bestaat uit kalkplaatjes die met elkaar verbonden zijn. Deze plaatjes kunnen variëren in vorm en grootte, en zijn vaak bedekt met stekels of knobbels [27](#page=27).
### 4.2 Fysiologie
#### 4.2.1 Zenuwstelsel
Echinodermen hebben een diffuus zenuwstelsel zonder hersenen of centraal zenuwcentrum. Het systeem bestaat uit een periorale zenuwring met radiale zenuwen die zich door het lichaam verspreiden. Ze beschikken over beperkte zintuiglijke waarneming [27](#page=27).
#### 4.2.2 Osmoregulatie en ademhaling
Er vindt geen specifieke osmoregulatie plaats; de interne zoutconcentratie is gelijk aan die van het omringende zeewater. Ademhaling gebeurt over het gehele lichaamsoppervlak [27](#page=27).
#### 4.2.3 Spijsverteringsstelsel
Het spijsverteringsstelsel is relatief eenvoudig en bevat een mondopening aan de orale zijde en een anus, die soms afwezig kan zijn. Sommige soorten hebben een cardiale maag, een pylorische maag en pylorische caeca (spijsverteringsklieren) [27](#page=27) [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 4.2.4 Regeneratie
Echinodermen hebben een opmerkelijk vermogen tot regeneratie, waardoor verloren lichaamsdelen kunnen worden hersteld [27](#page=27).
### 4.3 Voortbeweging
Voortbeweging vindt voornamelijk plaats door middel van de buisvoetjes, die, soms met behulp van zuignapjes, het organismen laten kruipen, graven of zich vasthechten. Sommige soorten zijn sessiel, terwijl anderen zich actief verplaatsen [27](#page=27) [38](#page=38).
### 4.4 Voortplanting en ontwikkeling
#### 4.4.1 Voortplanting
Meestal zijn de geslachten gescheiden en is er weinig seksueel dimorfisme. De bevruchting is uitwendig [27](#page=27).
#### 4.4.2 Ontwikkeling
Echinodermen ondergaan indirecte ontwikkeling, beginnend met een bilateraal symmetrische dipleurula-larve. De ontwikkeling verloopt via een blastula met een grote blastocoel, waarbij de eerste invaginatie de anus vormt, kenmerkend voor deuterostomen [27](#page=27) [40](#page=40).
### 4.5 Diversiteit en belangrijke groepen
Er worden ongeveer 6.700 recente soorten beschreven. De belangrijkste recente klassen binnen het fylum Echinodermata zijn [27](#page=27):
* **Classis Asteroidea:** Zeesterren [28](#page=28) [29](#page=29).
* **Classis Echinoidea:** Zeeëgels [28](#page=28) [30](#page=30) [37](#page=37).
* **Classis Holothuroidea:** Zeekomkommers [28](#page=28) [31](#page=31).
* **Classis Ophiuroidea:** Slangsterren [28](#page=28) [32](#page=32).
* **Classis Crinoidea:** Zeelilies [28](#page=28) [33](#page=33).
* **Classis Concentricycloidea:** Een minder algemeen bekende groep [28](#page=28).
> **Tip:** Onthoud dat de vijfstralige symmetrie van echinodermen secundair is; hun larven zijn bilateraal symmetrisch. Dit is een belangrijk evolutionair kenmerk.
> **Voorbeeld:** Zeesterren (Asteroidea) tonen duidelijk de vijfstralige symmetrie, terwijl hun larven, zoals de dipleurula-larve, deze symmetrie nog niet bezitten. [27](#page=27) [40](#page=40).
---
# Fylum Chordata
Dit onderwerp behandelt het fylum Chordata en de onderverdelingen zoals Acrania, Urochordata, Cephalochordata en Vertebrata, met een gedetailleerde uitleg van de bouwplannen en kenmerken van de subfylla Urochordata (manteldieren) en Cephalochordata (lancetvisjes) [43](#page=43).
### 5.1 Indeling van Fylum Chordata
Het fylum Chordata wordt onderverdeeld in verschillende groepen, waaronder Acrania, Urochordata, Cephalochordata en Craniata (waaronder Vertebrata) [43](#page=43).
#### 5.1.1 Acrania
Acrania kenmerken zich door de afwezigheid van een schedel (cranium), kieuwbogen, wervels en gedifferentieerde hersenen [44](#page=44).
#### 5.1.2 Subphylum Urochordata (Manteldieren)
Urochordata, ook wel manteldieren of zakpijpen genoemd, zijn mariene organismen die variëren in grootte van 0.1 tot 30 centimeter. De volwassen vorm is sessiel, soms kolonie-vormend en tonvormig. De larve is echter dikkop-vormig en bezit een staart. Urochordata worden onderverdeeld in drie klassen: Larvacea, Thaliacea en Ascidiacea (zakpijpen) [50](#page=50).
##### 5.1.2.1 Bouwplan en Kenmerken van Urochordata
De larve van Urochordata voedt zich niet. De darm van de larve bevat kieuwspleten en de chorda dorsalis strekt zich uit tot in de staart. Tijdens de metamorfose ondergaat de larve veranderingen om de volwassen vorm te bereiken [51](#page=51) [52](#page=52).
De volwassen vorm bezit een mantel, de tunica. Er is een atrium aanwezig, afgelijnd door ectodermale weefsel. Twee syfons faciliteren de waterstroom. De farynx is groot en bevat vele kieuwspleten. Een endostyle is aanwezig, vergelijkbaar met die in Cephalochordata. De musculatuur bestaat uit longitudinale en circulaire dwarsgestreepte spieren in het mesochym. Het spijsverteringsstelsel omvat een darm en een maag. Het hart is deel van een open bloedvatenstelsel. Een hersenganglion, gonade en cloaca zijn ook aanwezig. De term "sea squirt" wordt ook gebruikt voor deze dieren [53](#page=53).
#### 5.1.3 Subphylum Cephalochordata (Lancetvisjes)
Cephalochordata, ook wel lancetvisjes genoemd, zijn mariene organismen die voorkomen in gematigde en tropische zeeën. Ze variëren in lengte van 2.5 tot 10 centimeter. Deze dieren hebben een duidelijk gesegmenteerd lichaam en een groot aantal kieuwspleten. De zenuwbuis en notochorda reiken tot vooraan in de snuit. Een bekend voorbeeld is *Branchiostoma lanceolatum*, ook wel Amphioxus genoemd [45](#page=45).
##### 5.1.3.1 Bouwplan van Cephalochordata
Het bouwplan van Cephalochordata omvat een neuraal buis, notochorda en een reeks vinstralen. Aanwezig zijn ook gonaden, een anus, een leverzak en een pharynx. De pharynx bevat kieuwspleten. Het lichaam wordt omgeven door een atrium dat uitmondt via een atrioporus [46](#page=46) [47](#page=47).
###### 5.1.3.1.1 Voedseltransport
Voedseltransport in de pharynx geschiedt via een endostyle die slijm afscheidt. Dit slijm transporteert voedseldeeltjes langs de kiewbalkjes naar boven, waarna het via de epibranchiale groef naar de darm wordt geleid [47](#page=47).
###### 5.1.3.1.2 Skeletogene laag
Rond de chorda bevindt zich een bindweefsellaag, de skeletogene laag, die gelatineus en stijf is [47](#page=47).
##### 5.1.3.2 Levenswijze van Cephalochordata
Lancetvisjes leven ingegraven in het zand, waarbij enkel hun kop boven het zand uitsteekt. Ze voeden zich met filtervoeding [49](#page=49).
#### 5.1.4 Subphylum Vertebrata
Hoewel de details van Vertebrata niet volledig zijn uitgewerkt op de gegeven pagina's, wordt vermeld dat deze groep kenmerken vertoont zoals een schedel, kieuwbogen en wervels [43](#page=43) [44](#page=44).
**Tip:** Bij het bestuderen van Chordata is het nuttig om de basale kenmerken (chorda dorsalis, dorsale zenuwstreng, kieuwspleten, post-anale staart) te onthouden, aangezien deze essentieel zijn voor de classificatie binnen dit fylum. Concentreer je op de verschillen en overeenkomsten tussen de subfylla, vooral tussen Urochordata en Cephalochordata, in zowel de larvale als adulte stadia [43](#page=43).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Arthropoda | Een fylum van ongewervelde dieren die gekenmerkt worden door een exoskelet, een gesegmenteerd lichaam en gepaarde aanhangsels. Dit fylum omvat insecten, spinnen, kreeftachtigen en duizendpoten. |
| Insecta | Een klasse binnen het fylum Arthropoda, gekenmerkt door een lichaam opgedeeld in drie delen (kop, borststuk en achterlijf), drie paar poten en meestal twee paar vleugels bij volwassen dieren. |
| Apterygota | Een klasse van insecten die gekenmerkt wordt door het ontbreken van vleugels en het ontbreken van gedaanteverwisseling (ametabool). Voorbeelden zijn zilvervisjes. |
| Pterygota | Een klasse van insecten die gekenmerkt wordt door het al dan niet aanwezig zijn van vleugels bij volwassen dieren en het ondergaan van gedaanteverwisseling. |
| Exopterygota | Een subclassis van Pterygota insecten die een onvolledige gedaanteverwisseling (hemimetabool) ondergaan. Vleugels ontwikkelen zich extern tijdens de nimfstadia. |
| Endopterygota | Een subclassis van Pterygota insecten die een volledige gedaanteverwisseling (holometabool) ondergaan. Vleugels ontwikkelen zich intern en zijn alleen aanwezig bij het volwassen insect. |
| Metamorfose | Een biologisch proces waarbij een dier een aanzienlijke verandering ondergaat in zijn lichaamsstructuur na de geboorte of het uitkomen uit het ei. Bij insecten onderscheidt men onvolledige (hemimetabool) en volledige (holometabool) metamorfose. |
| Hemimetabool | Verwijst naar een type ontwikkeling bij insecten waarbij de gedaanteverwisseling onvolledig is. De nimfen lijken op de volwassen dieren, maar missen vleugels en geslachtsrijpheid. |
| Holometabool | Verwijst naar een type ontwikkeling bij insecten waarbij de gedaanteverwisseling volledig is. Dit omvat distincte stadia zoals ei, larve, pop en imago. |
| Coleoptera | Een orde van insecten, bekend als kevers. Ze hebben sterk gechitiniseerde voorvleugels (elytra) die de vliezige achtervleugels bedekken wanneer het dier niet vliegt. Ze hebben bijtende monddelen. |
| Hymenoptera | Een orde van insecten, waartoe mieren, bijen en wespen behoren. Kenmerkend zijn twee paar vliezige vleugels en bijtende of likkend-zuigende monddelen. Veel soorten hebben een ovipositor of angel. |
| Lepidoptera | Een orde van insecten, waartoe vlinders en motten behoren. Hun vleugels en lichaam zijn bedekt met schubjes. Ze hebben een roltong om nectar te zuigen. |
| Diptera | Een orde van insecten, bekend als tweevleugeligen, waartoe vliegen en muggen behoren. Ze hebben slechts één paar vliezige voorvleugels; de achtervleugels zijn gereduceerd tot kolfjes (halters). |
| Drosophila melanogaster | Een kleine vliegsoort die veel wordt gebruikt als modelorganisme in genetisch en ontwikkelingsbiologisch onderzoek vanwege zijn korte generatietijd, gemakkelijk te kweken en goed bestudeerde genoom. |
| Echinodermata | Een fylum van zeedieren dat kenmerkend is voor de vijfstralige radiale symmetrie (secundair ontstaan) en een watervatenstelsel. Voorbeelden zijn zeesterren, zee-egels en zeekomkommers. |
| Watervatenstelsel (Ambulacraalstelsel) | Een uniek hydraulisch systeem in weekdieren (Echinodermata) dat bestaat uit kanalen en buisvoetjes, gebruikt voor voortbeweging, voedselopname en ademhaling. |
| Chordata | Een fylum van dieren dat gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van een chorda dorsalis, een dorsale zenuwstreng, kieuwspleten en een post-anale staart in ten minste één levensstadium. |
| Chorda dorsalis | Een flexibele, staafvormige structuur die aan de dorsale zijde van het lichaam van chordaten loopt en dient als ondersteuning. Bij gewervelden wordt deze vervangen door de wervelkolom. |
| Urochordata (Manteldieren) | Een subfylum van Chordata waarvan de larven chordate kenmerken vertonen, maar de volwassen dieren vaak sessiel zijn en een mantel (tunica) hebben. Voorbeelden zijn zakpijpen. |
| Cephalochordata (Lancetvisjes) | Een subfylum van Chordata waarvan de dieren gedurende hun hele leven chordate kenmerken vertonen. Ze lijken op kleine, visachtige dieren en leven ingegraven in zeebodemzand. |
| Vertebrata | Een subfylum van Chordata dat gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van een wervelkolom die de chorda dorsalis vervangt, en een gedifferentieerde schedel en hersenen. Dit omvat vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren. |
| Regeneratie | Het vermogen van een organisme om verloren lichaamsdelen te herstellen of te laten aangroeien. Dit is bij sommige Echinodermata en Chordata een significant proces. |
| Stamcelonderzoek | Een onderzoeksgebied dat zich richt op stamcellen, die het potentieel hebben om te differentiëren tot verschillende celtypen. Dit is relevant bij modelorganismen zoals Echinodermata en Chordata voor studies naar regeneratie. |