Cover
Start now for free Les 6 - Emotionele ontwikkeling bij PB (SEO) - Anja (1).pptx
Summary
# Definitie en model van Anton Došen
Dit topic introduceert de definitie van mentale handicaps en het model van Anton Došen, met nadruk op de betekenis van emotionele ontwikkeling.
### 1.1 Definitie van mentale handicap
Een mentale handicap wordt gedefinieerd als een significant benedenmatig functioneren op verstandelijk gebied, dat zich manifesteert tijdens de ontwikkelingsperiode en gepaard gaat met tekorten in aangepast gedrag. In het verleden lag de focus voornamelijk op de intelligentiequotiënt (IQ) en de cognitieve mogelijkheden van een persoon.
### 1.2 Het model van Anton Došen
Anton Došen (geboren 26 december 1939, overleden 3 januari 2023) was een psychiater die zich specialiseerde in de psychiatrie en kinderpsychiatrie en sinds 1969 in Nederland woonde. Hij bracht een cruciaal element in de benadering van mensen met een verstandelijke beperking door de emotionele ontwikkeling centraal te stellen.
#### 1.2.1 Uitgangspunten van Došen
Došen stelde dat de gangbare definities van een verstandelijke beperking onvoldoende rekening houden met de emotionele ontwikkeling. Hij constateerde dat mensen met een verstandelijke beperking vaak een **disharmonisch profiel** vertonen tussen hun cognitieve en emotionele ontwikkeling. Wanneer er te weinig wordt aangesloten bij hun emotionele noden, kan dit leiden tot probleemgedrag, oftewel mal-adaptief gedrag.
Došen's model beoogt de emotionele ontwikkeling in kaart te brengen om de begeleiding hierop af te stemmen. Dit leidt tot meer harmonie, het gevoel begrepen, gehoord en erkend te worden, wat de motivatie tot leren bevordert, sociaal gedrag stimuleert en de kwaliteit van bestaan verhoogt.
#### 1.2.2 Emotionele ontwikkeling volgens Došen
Emotionele ontwikkeling verwijst naar de ontwikkelingsfasen die ook kinderen met een verstandelijke beperking doorlopen. Hoewel deze fasen dezelfde zijn als bij andere kinderen, verlopen ze trager en kan de ontwikkeling in een bepaalde fase stagneren.
#### 1.2.3 De schaal van de emotionele ontwikkeling (SEO-R²)
De schaal van de emotionele ontwikkeling, met name de SEO-R² (een aangepaste versie), evalueert de ontwikkelingsfase van een cliënt aan de hand van 13 domeinen die constant aanwezig zijn in het psychosociaal leven en meeveranderen met de ontwikkelingsstadia. Deze domeinen omvatten:
* Omgaan met emotioneel belangrijke anderen
* Omgaan met het eigen lichaam
* Beleving van zichzelf in interactie met de omgeving
* Omgaan met een veranderende omgeving (permanentie van object)
* Angsten
* Omgang met 'gelijken' (medecliënten/leeftijdsgenoten)
* Omgaan met materiaal
* Communicatie
* Differentiatie van emoties
* Agressieregulatie
* Invulling vrije tijd - spelontwikkeling
* Morele ontwikkeling
* Regulatie van emoties (affectregulatie)
De afname van de SEO gebeurt middels gedragsobservatie en gesprekken met minimaal twee informanten uit verschillende contexten. De scoring richt zich op de zeven laagst gescoorde domeinen.
#### 1.2.4 Fasen van emotionele ontwikkeling volgens Došen
Došen beschrijft meerdere fasen van emotionele ontwikkeling, met bijbehorende begeleidingsstijlen. Hieronder een overzicht van de eerste vijf fasen:
##### 1.2.4.1 Fase 1: Adaptatiefase of aanpassingsfase (0 tot 6 maanden) - Wij-gevoel
* **Kenmerken:** Fysieke aanpassing aan het leven buiten de baarmoeder (voeding, waak/slaap, temperatuur, aanraking). Contact via nabijheidszintuigen, aandacht vragen via huilen. Het kind ontdekt eigen lichaamsdelen. Geen besef van het externe, het 'weg is weg'-principe is van toepassing.
* **Begeleidingsstijl:** Psycho-fysiologisch evenwicht, individuele benadering, lichamelijk contact, responsiviteit op signalen, rust, ontspanning en prikkelregulering.
##### 1.2.4.2 Fase 2: Eerste socialisatie of hechtingsfase (6 tot 18 maanden) - Wij-gevoel
* **Kenmerken:** Belangrijke hechtingsfase waarbij de verzorger als een verlengstuk wordt gezien. Er is nog geen differentiatie tussen kind en de ander. Het lichaam wordt als instrument gebruikt (bijv. grijpen). Het kind mist de vertrouwde persoon wanneer deze afwezig is. In nabijheid van de vertrouwde persoon experimenteert het kind, ook communicatief (pointing).
* **Begeleidingsstijl:** Individuele benadering, voorspelbaarheid, begrenzing van de omgeving, veel structuur en veiligheid. Uitnodiging tot exploratie (sensorisch en relationeel). Communicatie via lichaamstaal en korte zinnetjes. Gelaatsexpressie en aanraken zijn belangrijk.
##### 1.2.4.3 Fase 3: Eerste individuatiefase of koppigheidsfase (18 tot 36 maanden) - Van wij-gevoel naar het ik-bén
* **Kenmerken:** Het onderscheid tussen ik en de ander wordt gemaakt. Het kind ontwikkelt een eigen wil en wil invloed uitoefenen op de omgeving. Het ontdekt 'neen' en wil dingen zelf doen, maar zoekt nog wel de nabijheid van de vertrouwde persoon. Er is nog geen gewetensontwikkeling; het kind onthoudt nog niet wat mag en niet mag en kent geen schuldgevoel. Het zoekt contact met andere kinderen, maar nog zonder samenspel. Er is al wel sprake van diverse emotionele belevingen (trots, verdriet, teleurstelling, blijdschap).
* **Begeleidingsstijl:** Gericht op het vergroten van autonomie, met een evenwicht tussen zelfbepaling en begrenzing. Belonen van sociaal gedrag. Nood aan aanwezigheid is nog aanwezig, maar minder. Stimuleren van exploratie en afspraken maken en herhalen.
##### 1.2.4.4 Fase 4: Identificatiefase (3 tot 7 jaar) - Ik-gevoel, evenwicht tussen ZELF en de ANDEREN
* **Kenmerken:** Grotere zelfstandigheid. Regeltjes worden geautomatiseerd, wat leidt tot de ontwikkeling van een geweten. Er kan angst ontstaan om alleen gelaten te worden. De inleving in de ander is beperkt en de beleving is egocentrisch. Impulsiviteit overheerst, er is nog geen proactief denken.
* **Begeleidingsstijl:** Begrenzing en duidelijkheid zijn nog steeds nodig, omdat het kind het eigen gedrag nog niet kan corrigeren. Er is een evolutie van samen doen naar meer zelf doen. Zelfstandigheid wordt gestimuleerd door succeservaringen. Initiatief, verantwoordelijkheid en vormen van identiteit worden aangemoedigd. Het kind leert rekening houden met anderen.
##### 1.2.4.5 Fase 5: Relatiebewustwordingsfase (7 tot 12 jaar) - Ik-gevoel, ik en de wereld
* **Kenmerken:** De wereld gaat verder open, met name door de basisschool. Vaardigheden zoals lezen en schrijven worden ontwikkeld. Bij voldoende zelfvertrouwen ontstaat een wil tot presteren. Er is interesse in de omgeving en aansluiting bij andere kinderen. Er is sprake van verantwoordelijkheid, gewetensvorming en samenwerken.
* **Begeleidingsstijl:** Stimuleren van zelfstandigheid en zelfvertrouwen. Begeleiding en ondersteuning op afstand. Aanbieden van positieve leerervaringen.
#### 1.2.5 Toepassing en uitbreidingen
De SEO is inmiddels toegenomen in belang voor personen met een verstandelijke beperking en wordt ook toegepast bij andere doelgroepen, zoals mensen met autisme en normale begaafdheid, en jongeren met psychiatrische problematiek. Er is behoefte aan de uitwerking van twee extra fasen: fase 6 (sociale autonomie, 12 tot 18 jaar) en fase 7 (sociale verantwoordelijkheid, 18 tot 25 jaar). Er bestaan verkorte en uitgebreide versies van de schaal, zoals de SEO-R met 13 domeinen.
#### 1.2.6 Casusvoorbeelden
> **Voorbeeld 1: Casus Elise**
> Elise is ernstig verstandelijk beperkt en heeft steeds een knuffel bij zich. Wanneer de knuffel wordt weggezet tijdens het badderen, wordt Elise verdrietig. Aanvankelijk bleef ze huilen, ook al zag ze de knuffel. Pas toen de knuffel buiten haar gezichtsveld werd geplaatst, stopte het huilen.
>
> * **Fase:** Elise zit waarschijnlijk in **fase 1 (Adaptatiefase)**, omdat ze sterk reageert op de directe fysieke aanwezigheid van een object dat haar troost biedt. Het 'weg is weg'-principe is nog niet volledig doorbroken, en de primaire focus ligt op fysieke aanpassing en directe zintuiglijke stimulatie/troost.
> **Voorbeeld 2: Casus Jan**
> Jan is licht verstandelijk beperkt en gaat zelfstandig naar het dagcentrum vanuit zijn studio-woning, waar hij erg trots op is. Op weg naar het dagcentrum valt hij en bezeert zich. Hij huilt luid en uit agressie naar een mededeelnemer.
>
> * **Fase:** Jan bevindt zich waarschijnlijk in **fase 3 (Eerste individuatiefase / koppigheidsfase)** of mogelijk **fase 4 (Identificatiefase)**. De trots op zelfstandigheid ('dat hij wel alleen naar z'n woning kan') duidt op de ontwikkeling van het 'ik-bén'-gevoel en een beginnende wil om zelf dingen te doen. De intense emotionele reactie (huilen, agressie) na de val, ondanks de poging tot zelfredzaamheid, kan wijzen op de uitdagingen in emotieregulatie en het omgaan met tegenslag die kenmerkend zijn voor deze fasen, waar het onderscheid tussen ik en de ander (en de consequenties van falen) nog volop in ontwikkeling is. De agressieve uiting ('ik maak u kapot') is een uiting van frustratie en een nog onvolledige agressieregulatie.
---
# De schaal voor emotionele ontwikkeling (SEO)
Dit gedeelte behandelt de Schaal voor Emotionele Ontwikkeling (SEO), de structuur ervan, de dertien domeinen die het omvat, en de methoden voor afname en scoring.
### 2.1 Inleiding tot de emotionele ontwikkeling
Het model van Anton Došen, een psychiater gespecialiseerd in mensen met een verstandelijke beperking, erkent dat een verstandelijke beperking niet enkel cognitief is, maar ook invloed heeft op de emotionele ontwikkeling. Een disbalans tussen cognitieve en emotionele ontwikkeling kan leiden tot probleemgedrag. De SEO beoogt de emotionele ontwikkeling in kaart te brengen om de begeleiding hierop af te stemmen, wat kan leiden tot meer harmonie, begrip, motivatie tot leren, sociaal gedrag en een hogere levenskwaliteit.
Emotionele ontwikkeling omvat de ontwikkelingsfasen die een kind doorloopt. Personen met een verstandelijke beperking doorlopen dezelfde fasen, maar trager, en de ontwikkeling kan in een bepaalde fase stagneren.
### 2.2 Opbouw van de schaal voor emotionele ontwikkeling (SEO-R²)
De SEO-R² (Revised 2) is een aangepaste versie die de emotionele ontwikkeling in kaart brengt aan de hand van dertien domeinen. Deze domeinen zijn fundamenteel voor het psycho-sociale leven en veranderen mee met de ontwikkelingsstadia.
#### 2.2.1 De dertien domeinen van de SEO-R²
De dertien domeinen die in de SEO-R² worden onderzocht, zijn:
1. Omgaan met 'emotioneel belangrijke anderen'
2. Omgaan met het eigen lichaam
3. Beleving van zichzelf in interactie met de omgeving
4. Omgaan met een veranderende omgeving (permanentie van object)
5. Angsten
6. Omgang met 'gelijken' (medecliënten/leeftijdsgenoten)
7. Omgang met materiaal
8. Communicatie
9. Differentiatie van emoties
10. Agressieregulatie
11. Invulling vrije tijd - spelontwikkeling
12. Morele ontwikkeling
13. Regulatie van emoties (affectregulatie)
Er bestaan ook verkorte en uitgebreide schalen, waarbij soms een ander aantal domeinen wordt gehanteerd. Sommige overzichten van emotionele ontwikkeling vermelden expliciet acht domeinen, waaronder de eerste acht uit de volledige lijst, met uitzondering van 'angsten', 'morele ontwikkeling' en 'regulatie van emoties', en voegen daar 'omgaan met gelijken' en 'communicatie' aan toe.
#### 2.2.2 Afname en scoring van de SEO
De afname van de SEO gebeurt aan de hand van gedragsobservatie en gesprekken. Het is aan te raden om gesprekken te voeren met minimaal twee informanten uit verschillende contexten. De kern van de beoordeling ligt in het identificeren van de belangrijkste ontwikkeling per fase voor een bepaald domein, waarbij de ontwikkeling, mogelijke voorbeelden en uitingen worden verhelderd.
De scoring van de dertien domeinen vindt plaats door te kijken naar de zeven laagst gescoorde domeinen.
### 2.3 Fasen van emotionele ontwikkeling volgens Došen
Došen onderscheidt verschillende fasen in de emotionele ontwikkeling, elk gekenmerkt door specifieke kenmerken en een bijbehorende begeleidingsstijl.
#### 2.3.1 Fase 1: Adaptatiefase of aanpassingsfase (0 tot 6 maanden)
* **Kenmerken:** Deze fase, ook wel de 'aanpassingsfase' genoemd, focust op de fysieke aanpassing aan het leven buiten de baarmoeder (voeding, slaap-waakritme, temperatuur, aanraking). Contact vindt plaats via nabijheidszintuigen en aandacht wordt gevraagd via huilen. Het kind ontdekt eigen lichaamsdelen, maar heeft nog geen besef van het externe (weg is weg). Het 'wij-gevoel' is dominant.
* **Begeleidingsstijl:** Psycho-fysiologisch evenwicht, individuele benadering, veel lichamelijk contact en verzorging, aandacht voor lichaamstaal, responsiviteit op signalen van ongemak, rust, ontspanning en prikkelregulering.
#### 2.3.2 Fase 2: Eerste socialisatiefase of hechtingsfase (6 tot 18 maanden)
* **Kenmerken:** Dit is een belangrijke hechtingsfase waarin de verzorger als een verlengstuk wordt ervaren. Er is nog geen differentiatie tussen kind en de ander. Het lichaam wordt ontdekt als instrument (bv. grijpen). Het kind mist de vertrouwde persoon als deze afwezig is. In de nabijheid van de vertrouwde persoon gaat het kind experimenteren, ook communicatief (pointing). Het 'wij-gevoel' blijft aanwezig.
* **Begeleidingsstijl:** Individuele benadering, voorspelbaarheid, begrenzing van de omgeving, veel structuur en veiligheid. Uitnodiging tot exploratie (sensorisch en relationeel). Communicatie via lichaamstaal en korte zinnetjes. Gelaatsexpressie is belangrijk, net als aanraken.
#### 2.3.3 Fase 3: Eerste individuatiefase of koppigheidsfase (18 tot 36 maanden)
* **Kenmerken:** De overgang van het 'wij-gevoel' naar het 'ik-ben' gevoel wordt ingezet. Er ontstaat een onderscheid tussen het 'ik' en de 'ander'. Het kind ontwikkelt een eigen wil en wil invloed uitoefenen op de omgeving. Het ontdekt het 'neen' en wil dingen zelf doen, maar zoekt nog wel de nabijheid van de vertrouwde persoon. Er is nog geen gewetensontwikkeling. Contact met andere kinderen wordt gezocht, maar samenspel ontbreekt nog. Diverse emoties zoals trots, verdriet, teleurstelling en blijdschap worden ervaren.
* **Begeleidingsstijl:** Gericht op het vergroten van autonomie met een evenwicht tussen zelfbepaling en begrenzing. Beloning van sociaal gedrag. Minder nood aan constante aanwezigheid, maar wel stimuleren van exploratie. Afspraken maken en herhalen.
#### 2.3.4 Fase 4: Identificatiefase (3 tot 7 jaar)
* **Kenmerken:** Het 'ik-gevoel' wordt sterker en er ontstaat een evenwicht tussen het zelf en de anderen. De zelfstandigheid neemt toe. Regeltjes worden geautomatiseerd, wat leidt tot gewetensvorming. Er kan angst ontstaan om alleen gelaten te worden. De inleving in de ander is beperkt, de beleving is egocentrisch en impulsief (nog geen proactief denken).
* **Begeleidingsstijl:** Begrenzing en duidelijkheid van de begeleider zijn nog steeds nodig, aangezien het kind het eigen gedrag nog niet kan corrigeren. De evolutie gaat van samen doen naar meer zelf doen. Zelfstandigheid wordt gestimuleerd door succeservaringen. Initiatief, verantwoordelijkheid en identiteitsvorming worden bevorderd. Leren rekening houden met anderen staat centraal.
#### 2.3.5 Fase 5: Realiteitsbewustwording (7 tot 12 jaar)
* **Kenmerken:** Deze fase, ook wel de 'relatiebewustwordingsfase' genoemd, kenmerkt zich door het verder openen van de wereld, met name door basisschoolervaringen en het ontwikkelen van vaardigheden zoals lezen en schrijven. Bij voldoende zelfvertrouwen ontstaat de wil tot presteren. Er is interesse in de omgeving en aansluiting bij andere kinderen. Verantwoordelijkheid en gewetensvorming worden verder ontwikkeld, evenals samenwerken. Het 'ik-gevoel' staat centraal in relatie tot de wereld.
* **Begeleidingsstijl:** Stimuleren van zelfstandigheid en zelfvertrouwen. Begeleiding en ondersteuning op afstand. Aanbieden van positieve leerervaringen.
### 2.4 Toepassing en uitbreiding van de SEO
De SEO wordt inmiddels niet alleen toegepast bij personen met een verstandelijke beperking, maar ook bij doelgroepen zoals mensen met autisme en een normale begaafdheid, en jongeren met psychiatrische problematiek. Er is behoefte ontstaan aan de uitwerking van aanvullende fasen, zoals fase 6 (sociale autonomie, 12 tot 18 jaar) en fase 7 (sociale verantwoordelijkheid, 18 tot 25 jaar) om de ontwikkeling bij bredere doelgroepen te kunnen beschrijven.
> **Tip:** Het is cruciaal om de begeleidingsstijl af te stemmen op de specifieke fase waarin een cliënt zich emotioneel bevindt. Dit draagt bij aan een effectievere ondersteuning en bevordert de algemene ontwikkeling en welzijn.
> **Voorbeeld:** Een kind in fase 1 (adaptatie) heeft behoefte aan veel lichamelijk contact en responsiviteit op signalen, terwijl een kind in fase 4 (identificatie) baat heeft bij duidelijke grenzen en stimulatie van zelfstandigheid.
---
# Beschrijving van de emotionele ontwikkelingsfasen
Dit onderdeel beschrijft de verschillende fasen van emotionele ontwikkeling, zoals voorgesteld door Anton Došen, en de bijbehorende begeleidingsstijlen, met speciale aandacht voor personen met een verstandelijke beperking.
### 3.1 De schaal voor emotionele ontwikkeling (SEO)
De schaal voor emotionele ontwikkeling (SEO), en specifiek de herziene versie SEO-R², is een instrument dat de emotionele ontwikkelingsfasen van een kind of cliënt in kaart brengt aan de hand van 13 domeinen. Deze domeinen zijn constant aanwezig in het psychosociaal leven en veranderen mee met de ontwikkelingsstadia. De SEO helpt om de begeleiding af te stemmen op de emotionele noden, wat kan leiden tot harmonie, een gevoel van begrepen en erkend worden, verhoogde motivatie tot leren, verbeterd sociaal gedrag en een hogere kwaliteit van bestaan.
#### 3.1.1 Opbouw van de SEO
De schaal kijkt in welke ontwikkelingsfase een cliënt zich bevindt met betrekking tot 13 domeinen. Hoewel er 13 domeinen in de SEO-R² zijn, worden in de overzichten van de emotionele ontwikkeling vaak 8 domeinen benoemd.
**De 13 domeinen van de SEO-R² zijn:**
* Omgaan met 'emotioneel belangrijke anderen'.
* Omgaan met het eigen lichaam.
* Beleving van zichzelf in interactie met de omgeving.
* Omgaan met een veranderende omgeving (permanentie van object).
* Angsten.
* Omgang met 'gelijken' (medecliënten/leeftijdsgenoten).
* Omgang met materiaal.
* Communicatie.
* Differentiatie van emoties.
* Agressieregulatie.
* Invulling vrije tijd - spelontwikkeling.
* Morele ontwikkeling.
* Regulatie van emoties (affectregulatie).
De afname van de SEO gebeurt via gedragsobservatie en gesprekken met minimaal twee informanten uit verschillende contexten. De scoring is gebaseerd op de zeven laagst gescoorde domeinen.
#### 3.1.2 Toepassing van de SEO
De SEO wordt niet alleen toegepast bij personen met een verstandelijke beperking, maar ook bij mensen met autisme en een normale begaafdheid, en jongeren met psychiatrische problematiek. Er bestaan verkorte en uitgebreide schalen, en er zijn ook uitbreidingen naar hogere fases (fase 6 en 7) voor bredere doelgroepen.
### 3.2 De emotionele ontwikkelingsfasen (model van Došen)
Personen met een verstandelijke beperking doorlopen dezelfde emotionele ontwikkelingsfasen als kinderen met een normale begaafdheid, maar deze fasen kunnen trager verlopen of stagneren. Het model van Došen beschrijft de volgende fasen:
#### 3.2.1 Fase 1: Adaptatiefase of aanpassingsfase (0 tot 6 maanden)
* **Kenmerken:**
* Fysieke aanpassing aan het leven buiten de baarmoeder (voeding, waak/slaap, temperatuur, aanraking).
* Contact via nabijheidszintuigen.
* Aandacht vragen via huilen.
* Kind ontdekt eigen lichaamsdelen.
* Geen besef van het externe; "weg is weg".
* Nadruk op "wij-gevoel".
* **Begeleidingsstijl:**
* Psycho-fysiologisch evenwicht.
* Individuele benadering.
* Lichamelijk contact, lichamelijke verzorging, lichaamstaal.
* Responsiviteit op signalen van lichamelijk ongemak.
* Rust en ontspanning.
* Prikkelregulering.
> **Tip:** In deze fase is het cruciaal om te anticiperen op de basisbehoeften van het kind en een gevoel van veiligheid te creëren door middel van sensitieve responsiviteit en lichamelijk contact.
#### 3.2.2 Fase 2: Eerste socialisatie- of hechtingsfase (6 tot 18 maanden)
* **Kenmerken:**
* Belangrijke hechtingsfase.
* Verzorger wordt als een verlengstuk ervaren.
* Nog weinig differentiatie tussen kind en de ander.
* Begint het lichaam als instrument te gebruiken (bv. grijpen).
* Mist de vertrouwde persoon als deze afwezig is.
* In nabijheid van de vertrouwde persoon gaat het kind experimenteren (ook communicatief, bv. wijzen).
* Nadruk op "wij-gevoel".
* **Begeleidingsstijl:**
* Individuele benadering.
* Voorspelbaarheid en begrenzing van de omgeving.
* Veel structuur en veiligheid.
* Uitnodiging tot exploratie (sensorisch en relationeel).
* Communicatie met lichaamstaal en korte zinnetjes.
* Aanraken is belangrijk.
> **Voorbeeld:** Een baby die zijn speelgoed pakt en naar zijn ouder reikt om het te laten zien, illustreert de ontwikkeling van het lichaam als instrument en het relationele experimenteren.
#### 3.2.3 Fase 3: Eerste individuatie- of koppigheidsfase (18 tot 36 maanden)
* **Kenmerken:**
* Onderscheid tussen 'ik' en 'de ander' wordt gemaakt.
* Kind ontwikkelt een eigen wil en wil invloed uitoefenen op de omgeving.
* Ontdekt het "neen" en wil dingen zelf doen, maar zoekt wel nabijheid van de vertrouwde persoon.
* Nog geen gewetensontwikkeling; geen schuldgevoel.
* Zoekt contact met andere kinderen, maar nog geen echt samenspel.
* Ervaart diverse emoties (trots, verdriet, blijdschap).
* Overgang van "wij-gevoel" naar "ik-ben".
* **Begeleidingsstijl:**
* Gericht op het vergroten van autonomie.
* Evenwicht tussen zelfbepaling en begrenzing.
* Belonen van sociaal gedrag.
* Stimuleren van exploratie.
* Afspraken maken en herhalen.
> **Tip:** Deze fase kenmerkt zich door de ontwikkeling van de eigen wil. Het is belangrijk om hierin mee te gaan waar mogelijk, maar ook duidelijke grenzen te stellen.
#### 3.2.4 Fase 4: Identificatiefase (3 tot 7 jaar)
* **Kenmerken:**
* Grotere zelfstandigheid.
* Begint regeltjes te automatiseren (ontwikkelt gewetensvorming).
* Kan angst ontwikkelen om alleen gelaten te worden.
* Beperkte inleving in de ander; egocentrische beleving.
* Impulsief, nog geen proactief denken.
* "Ik-gevoel" in evenwicht tussen ZELF en de ANDEREN.
* **Begeleidingsstijl:**
* Begrenzing en duidelijkheid vanuit de begeleider, omdat het kind eigen gedrag nog niet kan corrigeren.
* Stimuleren van zelfstandigheid door succeservaringen.
* Stimuleren van initiatief, verantwoordelijkheid en vormen van identiteit.
* Leren rekening te houden met de ander(en).
* Evolutie van samen doen naar meer zelf doen.
> **Voorbeeld:** Een kind dat de regels van een spel kent, maar moeite heeft om zijn beurt af te wachten omdat het impulsief is.
#### 3.2.5 Fase 5: Relatiebewustwordingsfase (7 tot 12 jaar)
* **Kenmerken:**
* Basisschoolleeftijd, de wereld gaat verder open.
* Ontwikkelen van vaardigheden (lezen, schrijven).
* Bij voldoende zelfvertrouwen ontstaat een wil tot presteren.
* Interesse in de omgeving en aansluiting bij andere kinderen.
* Ontwikkeling van verantwoordelijkheid en gewetensvorming.
* Mogelijkheid tot samenwerken.
* "Ik-gevoel" in relatie tot de wereld.
* **Begeleidingsstijl:**
* Stimuleren van zelfstandigheid en zelfvertrouwen.
* Begeleiding en ondersteuning op afstand.
* Aanbieden van positieve leerervaringen.
> **Tip:** Deze fase is cruciaal voor het ontwikkelen van sociale vaardigheden en het vergroten van zelfvertrouwen door middel van leerervaringen en autonomie.
Het model van Došen biedt een waardevol kader om de emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke beperking te begrijpen en hun begeleiding hierop af te stemmen, wat essentieel is voor hun welzijn en participatie.
---
# Toepassing en uitbreiding van de SEO
Dit topic verkent de bredere toepassingen van de schaal voor emotionele ontwikkeling (SEO) bij diverse doelgroepen en de noodzaak voor het uitwerken van extra fases.
### 4.1 Achtergrond van de schaal voor emotionele ontwikkeling (SEO)
De schaal voor emotionele ontwikkeling (SEO), ontwikkeld door Anton Došen, richt zich op de emotionele ontwikkeling van individuen, met een specifieke focus op mensen met een verstandelijke beperking. Došen stelde dat de traditionele definitie van een verstandelijke beperking, die zich voornamelijk richt op cognitieve capaciteiten (IQ), de emotionele ontwikkeling onvoldoende in kaart brengt. Een disharmonisch profiel tussen cognitieve en emotionele ontwikkeling, en een te geringe afstemming op emotionele noden, kan leiden tot probleemgedrag. De SEO beoogt dit gat te dichten door de emotionele ontwikkeling in kaart te brengen, wat leidt tot een betere afstemming van begeleiding, wat op zijn beurt harmonie, begrip, erkenning, motivatie tot leren, verbeterd sociaal gedrag en een hogere kwaliteit van bestaan bevordert.
#### 4.1.1 Conceptuele basis van de SEO
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking doorlopen dezelfde emotionele ontwikkelingsfasen als neurotypische personen, zij het trager, en ontwikkeling kan in een bepaalde fase stagneren. De SEO is opgebouwd rond dertien domeinen die constant aanwezig zijn in het psycho-sociale leven van elk persoon en meeveranderen met de ontwikkelingsstadia. De herziene versie, SEO-R², omvat deze dertien domeinen:
* Omgaan met emotioneel belangrijke anderen
* Omgaan met het eigen lichaam
* Beleving van zichzelf in interactie met de omgeving
* Omgaan met een veranderende omgeving (objectpermanentie)
* Angsten
* Omgang met gelijken (medecliënten/leeftijdsgenoten)
* Omgang met materiaal
* Communicatie
* Differentiatie van emoties
* Agressieregulatie
* Invulling vrije tijd (spelontwikkeling)
* Morele ontwikkeling
* Regulatie van emoties (affectregulatie)
Bij de afname van de SEO wordt gekeken naar de belangrijkste ontwikkeling per fase voor een bepaald domein (kern), ter verduidelijking van de ontwikkeling en om mogelijke voorbeelden en uitingen te identificeren. De afname geschiedt door middel van gedragsobservatie en gesprekken, bij voorkeur met minimaal twee informanten uit verschillende contexten. De scoring is gebaseerd op de zeven laagst gescoorde domeinen.
#### 4.1.2 Beschrijving van de emotionele ontwikkelingsfasen
De SEO onderscheidt verschillende fasen van emotionele ontwikkeling, elk met specifieke kenmerken en bijpassende begeleidingsstijlen. De belangrijkste fasen die in de documentatie naar voren komen, zijn:
* **Fase 1: Adaptatiefase of aanpassingsfase (tot 6 maanden)**
* **Kenmerken:** Fysieke aanpassing aan het leven buiten de baarmoeder (voeding, waak/slaap, temperatuur, aanraking). Contact verloopt via nabijheidszintuigen. Aandacht wordt gevraagd via huilen. Kind ontdekt eigen lichaamsdelen. Er is geen besef van het externe (weg is weg).
* **Begeleidingsstijl:** Psycho-fysiologisch evenwicht, individuele benadering, lichamelijk contact, lichamelijke verzorging, lichaamstaal, responsiviteit op signalen, rust, ontspanning, prikkelregulering.
* **Fase 2: Eerste socialisatie of hechtingsfase (6 tot 18 maanden)**
* **Kenmerken:** Belangrijke hechtingsfase. De verzorger is een verlengstuk. Er is nog geen differentiatie tussen kind en de ander. Het lichaam wordt als instrument gebruikt (bv. grijpen). De vertrouwde persoon wordt gemist als deze er niet is. In de nabijheid van de vertrouwde persoon durft het kind te experimenteren, ook communicatief (pointing).
* **Begeleidingsstijl:** Individuele benadering, voorspelbaarheid, begrenzing van de omgeving, veel structuur en veiligheid, uitnodiging tot exploratie (sensorisch en relationeel), communicatie via lichaamstaal en korte zinnetjes, belang van gelaatsexpressie en aanraking.
* **Fase 3: Eerste individuatiefase of koppigheidsfase (18 tot 36 maanden)**
* **Kenmerken:** Onderscheid tussen 'ik' en 'de ander' ontstaat. Kind krijgt een eigen wil en wil invloed uitoefenen op de omgeving. Het ontdekt het 'neen' en wil dingen zelf doen, maar heeft wel de nabijheid van de vertrouwde persoon nodig. Er is nog geen gewetensontwikkeling (en dus geen schuldgevoel). Kind zoekt contact met andere kinderen, maar nog zonder samenspel. Er is al diverse emotionele beleving (trots, verdriet, teleurstelling, blijdschap).
* **Begeleidingsstijl:** Gericht op het vergroten van autonomie, evenwicht tussen zelfbepaling en begrenzing, beloning van sociaal gedrag, stimuleren van exploratie, afspraken maken en herhalen.
* **Fase 4: Eerste identificatiefase (3 tot 7 jaar)**
* **Kenmerken:** Grotere zelfstandigheid. Regeltjes worden geautomatiseerd (ontwikkeling van gewetensvorming). Het kind kan plots bang zijn om alleen gelaten te worden. Er is beperkte inleving in de ander en de beleving is egocentrisch. Het kind is impulsief en heeft nog geen proactief denken.
* **Begeleidingsstijl:** Begrenzing en duidelijkheid zijn nog nodig omdat het kind eigen gedrag nog niet kan corrigeren. Evolutie van samen doen naar meer zelf doen. Zelfstandigheid stimuleren door succeservaringen. Initiatief, verantwoordelijkheid en vormen van identiteit stimuleren. Leren rekening houden met anderen.
* **Fase 5: Realiteitsbewustwordingsfase (7 tot 12 jaar)**
* **Kenmerken:** Basisschoolleeftijd waarin de wereld verder opengaat. Vaardigheden zoals lezen en schrijven worden ontwikkeld. Bij voldoende zelfvertrouwen ontstaat er een wil tot presteren. Er is interesse in de omgeving en aansluiting bij andere kinderen. Verantwoordelijkheid en gewetensvorming nemen toe. Samenwerken wordt belangrijker.
* **Begeleidingsstijl:** Stimuleren van zelfstandigheid en zelfvertrouwen. Begeleiding en ondersteuning op afstand. Aanbieden van positieve leerervaringen.
### 4.2 Toepassing en uitbreiding van de SEO
#### 4.2.1 Bredere toepassingen van de SEO
Hoewel oorspronkelijk ontwikkeld voor mensen met een verstandelijke beperking, is het belang van de SEO inmiddels toegenomen en wordt de schaal toegepast bij een steeds bredere doelgroep. Dit omvat onder andere:
* Mensen met autisme en een normale begaafdheid.
* Mensen en jongeren met psychiatrische problematiek.
Een voorbeeld hiervan is de toepassing binnen IZPA (Internationaal Zorgnetwerk Provincie Antwerpen) en jeugdhulp, waar jongeren met een normale intellectuele begaafdheid maar met een lage score op de SEO-R (vaak vastzittend in fase 1 en 2) worden begeleid.
#### 4.2.2 Noodzaak voor aanvullende fasen
De bestaande fasen van de SEO blijken niet altijd toereikend voor de bredere doelgroepen. Daarom is er een noodzaak om de schaal uit te breiden met extra fases die de verdere sociale en emotionele ontwikkeling in kaart brengen. Specifiek is er behoefte aan de uitwerking van:
* **Fase 6: Sociale autonomie (12 tot 18 jaar)**
* **Fase 7: Sociale verantwoordelijkheid (18 tot 25 jaar)**
Deze uitbreiding is essentieel om een completer beeld te krijgen van de emotionele ontwikkeling bij oudere adolescenten en jongvolwassenen, met name binnen de context van toenemende zelfstandigheid en maatschappelijke participatie.
#### 4.2.3 Verkorte en uitgebreide schalen
Er bestaan zowel verkorte als uitgebreide versies van de SEO-schalen. De SEO-R² telt bijvoorbeeld dertien domeinen. Daarnaast zijn er specifieke formulieren en materialen beschikbaar, zoals het afnameformulier en documentatie zoals 'Over kunnen' en het 'Doboekje SEO'. Sommige auteurs, zoals Jolanda Vonk, hebben ook een inschalingsmethode ontwikkeld (VEO) om cliënten zelf te bevragen en beschrijven eveneens de fasen 6 en 7 voor bredere doelgroepen.
> **Tip:** Het is cruciaal om bij de toepassing van de SEO niet alleen naar de score te kijken, maar ook de onderliggende redenen voor het gedrag en de emotionele beleving van de cliënt te begrijpen. Dit bevordert een meer genuanceerde en effectieve begeleiding.
#### 4.2.4 Casusvoorbeelden
* **Casus Elise:** Elise is ernstig verstandelijk beperkt en heeft een knuffel die ze altijd bij zich heeft. Wanneer de knuffel tijdens badtijd uit haar gezichtsveld wordt gehaald, blijft ze huilen. Als de knuffel achter haar wordt geplaatst, stopt het huilen. Dit gedrag, met de nadruk op de behoefte aan een vertrouwde object en het effect van zichtbaarheid, suggereert dat Elise zich in **Fase 1 (Adaptatiefase)** bevindt, waar het besef van objectpermanentie nog beperkt is en directe fysieke aanwezigheid van objecten of personen belangrijk is.
* **Casus Jan:** Jan is licht verstandelijk beperkt en trots op zijn zelfstandigheid, zoals zelfstandig naar het dagcentrum gaan. Na een val en verwonding, waarbij hij moeite heeft zijn huilen in te houden, toont hij agressie naar een mededeelnemer en laat hij zijn wond zien, huilend. Dit gedrag, met de mix van trots op zelfstandigheid, impulsieve agressie na frustratie, het tonen van fysiek ongemak en emotionele uitingen, wijst op een ontwikkeling die verder gaat dan de initiële fasen. De zelfstandigheid en het 'ik-gevoel' dat hij tentoonspreidt, gecombineerd met de impulsieve reactie en de behoefte aan aandacht voor zijn verwonding, suggereert dat Jan zich in **Fase 3 (Eerste individuatiefase)** of mogelijk **Fase 4 (Identificatiefase)** bevindt, afhankelijk van de verdere nuances in zijn sociaal-emotionele gedrag en zelfbeeld. De agressie en het tonen van de wond, gekoppeld aan de trots op zelfstandigheid, passen bij de fase waar het 'ik' zich meer manifesteert en er sprake is van een beginnende sociale interactie met bijbehorende emotionele reacties.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Mentale handicap | Een toestand waarbij iemand op verstandelijk gebied beduidend beneden het gemiddelde functioneert, zich manifesterend tijdens de ontwikkelingsperiode en gepaard gaand met tekorten in aangepast gedrag. |
| Ontwikkelingsperiode | De levensfase waarin essentiële fysieke, cognitieve, emotionele en sociale vaardigheden worden ontwikkeld en gevormd. |
| Aangepast gedrag | Gedragingen die een persoon in staat stellen om effectief en adequaat te functioneren binnen zijn sociale en fysieke omgeving. |
| Dysharmonisch profiel | Een onevenwichtige ontwikkeling waarbij de cognitieve en emotionele ontwikkeling niet synchroon lopen, wat kan leiden tot problemen. |
| Mal-adaptief gedrag | Gedrag dat niet bijdraagt aan of zelfs de aanpassing van een persoon aan zijn omgeving belemmert, vaak een gevolg van een dysharmonisch profiel. |
| Emotionele ontwikkeling | Het proces van het leren begrijpen, uiten en reguleren van emoties, evenals het ontwikkelen van empathie en sociale interactievaardigheden. |
| Psycho-sociale leven | Het geheel van psychologische en sociale aspecten van iemands leven, inclusief relaties, emoties, cognitie en gedrag binnen een sociale context. |
| SEO-R² | Een aangepaste versie van de Schaal voor Emotionele Ontwikkeling, herzien om een betere beoordeling mogelijk te maken. |
| Domeinen | Specifieke gebieden of aspecten binnen de emotionele ontwikkeling die worden geëvalueerd door de SEO-R², zoals omgaan met belangrijke anderen of agressieregulatie. |
| Gedragsobservatie | Het systematisch observeren en registreren van gedragingen van een individu om informatie te verzamelen over zijn ontwikkeling en functioneren. |
| Adaptatiefase (Fase 1) | De eerste fase van emotionele ontwikkeling (0-6 maanden) gericht op fysieke aanpassing aan de omgeving buiten de baarmoeder en contact via nabijheidszintuigen. |
| Eerste socialisatiefase/hechtingsfase (Fase 2) | De tweede fase (6-18 maanden) die gekenmerkt wordt door de ontwikkeling van hechting met de primaire verzorger en het lichaam als instrument. |
| Eerste individuatiefase/koppigheidsfase (Fase 3) | De derde fase (18-36 maanden) waarin het kind een onderscheid begint te maken tussen zichzelf en anderen, en een eigen wil ontwikkelt. |
| Identificatiefase (Fase 4) | De vierde fase (3-7 jaar) waarin het kind grotere zelfstandigheid ontwikkelt, gewetensvorming begint en zich identificeert met anderen. |
| Relatiebewustwordingsfase (Fase 5) | De vijfde fase (7-12 jaar) waarin het kind zijn plaats in de wereld begint te begrijpen, vaardigheden ontwikkelt en interesse toont in de omgeving en medekinderen. |
| Sociale autonomie (Fase 6) | Een latere fase (12-18 jaar) die gericht is op het ontwikkelen van zelfstandigheid binnen sociale interacties en relaties. |
| Sociale verantwoordelijkheid (Fase 7) | De meest ontwikkelde fase (18-25 jaar) die focust op het nemen van verantwoordelijkheid binnen sociale kaders en gemeenschappen. |