Cover
Start now for free InlPW_Les7_Kiessstemen+en+stemgedrag_2526_Canvas.pdf
Summary
# Democratische verkiezingen en hun functies
Democratische verkiezingen zijn een fundamentele pijler van democratieën en vervullen diverse cruciale functies binnen een politiek systeem [5](#page=5).
### 1.1 Essentiële voorwaarden voor democratische verkiezingen
Verkiezingen zijn een noodzakelijke voorwaarde voor democratie, maar niet alle verkiezingen voldoen per definitie aan democratische principes. Om als democratisch te worden beschouwd, moeten verkiezingen aan een reeks essentiële voorwaarden voldoen. Deze omvatten onder meer [4](#page=4):
* **Vrij en eerlijk verloop:** Verkiezingen moeten in een sfeer van vrijheid en eerlijkheid plaatsvinden, zonder dwang of manipulatie [4](#page=4).
* **Universeel stemrecht:** Alle volwassen burgers moeten het recht hebben om te stemmen, zonder discriminatie op basis van ras, geslacht, religie of andere kenmerken [4](#page=4).
* **Geheime stemming:** De stem van elke kiezer moet geheim zijn om intimidatie of beïnvloeding te voorkomen [4](#page=4).
* **Onpartijdige electorale administratie:** De organisatie en uitvoering van de verkiezingen moeten in handen zijn van een neutrale en onpartijdige instantie [4](#page=4).
* **Vrije en gelijke toegang tot stembureaus:** Alle kiezers moeten op een eerlijke en gelijke manier toegang hebben tot de stembureaus om hun stem uit te brengen [4](#page=4).
> **Tip:** Hoewel deze voorwaarden de basis vormen, kunnen de specifieke invulling en implementatie ervan per land verschillen.
### 1.2 Functies van democratische verkiezingen
Democratische verkiezingen zijn meer dan alleen een mechanisme voor de selectie van leiders; zij vervullen een reeks vitale functies die bijdragen aan de legitimiteit en stabiliteit van een democratie. De belangrijkste functies zijn [5](#page=5):
* **Verbinden van burgers met het politieke systeem:** Verkiezingen bieden burgers een formeel kanaal om deel te nemen aan het politieke proces en invloed uit te oefenen op het bestuur. Dit versterkt de band tussen de bevolking en de overheid [5](#page=5).
* **Organiseren van partijcompetitie:** Verkiezingen creëren een kader waarin politieke partijen kunnen concurreren om de gunst van de kiezers. Dit concurrentieproces stimuleert politieke dynamiek en biedt kiezers een keuze uit verschillende beleidsopties [5](#page=5).
* **Selectie van politiek personeel:** De meest zichtbare functie van verkiezingen is het selecteren van individuen die politieke functies zullen bekleden. Dit proces zorgt voor de continuïteit van het bestuur en de vernieuwing van politieke elites [5](#page=5).
* **'Wil van het volk' leren kennen:** Via verkiezingen krijgen politieke leiders en beleidsmakers inzicht in de voorkeuren, wensen en meningen van de bevolking. Dit helpt bij het vormgeven van beleid dat beter aansluit bij de behoeften van de samenleving [5](#page=5).
> **Tip:** Het is belangrijk om te beseffen dat verkiezingen slechts één van de instrumenten zijn om de 'wil van het volk' te peilen. Andere vormen van burgerparticipatie zijn ook essentieel.
---
# Kiesrecht en stemgedrag
Dit onderwerp onderzoekt wie het recht heeft om te stemmen, de historische ontwikkeling daarvan, en de factoren die de opkomst bij verkiezingen beïnvloeden, inclusief de discussie rond opkomstplicht.
### 2.1 Wie mag stemmen?
#### 2.1.1 Universeel kiesrecht en de historische evolutie
Het concept van kiesrecht heeft een aanzienlijke evolutie gekend, evoluerend van beperkte vormen naar het hedendaagse streven naar universeel kiesrecht, waarbij in principe alle volwassen burgers het recht hebben om te stemmen en verkozen te worden [7](#page=7).
* **Census- of cijnskiesrecht:** Dit was de oudste vorm, waarbij enkel burgers die een bepaald bedrag aan belastingen betaalden (de 'cijns') stemrecht hadden. Dit systeem was in gebruik tot 1893 [7](#page=7).
* **Algemeen meervoudig stemrecht:** Vanaf 1893 werd het kiesrecht uitgebreid, maar bleef het meervoudig, wat betekende dat bepaalde groepen (bijvoorbeeld mannen met hogere opleiding of met een gezin) meerdere stemmen konden uitbrengen. Dit gold van 1893 tot 1918 [7](#page=7).
* **Algemeen enkelvoudig kiesrecht voor mannen:** In 1918 werd het algemeen enkelvoudig kiesrecht voor mannen ingevoerd, wat inhield dat elke man één stem had [7](#page=7).
* **Algemeen enkelvoudig kiesrecht voor vrouwen:** Vrouwen kregen het algemeen enkelvoudig kiesrecht pas in 1948 [7](#page=7).
#### 2.1.2 Opkomstplicht
Opkomstplicht is een verplichting om deel te nemen aan verkiezingen, maar het impliceert niet noodzakelijk dat men ook effectief een stem moet uitbrengen. De discussie over de wenselijkheid van opkomstplicht kent verschillende argumenten [9](#page=9).
**Argumenten voor opkomstplicht:**
* Het wordt beschouwd als een burgerplicht [10](#page=10).
* Het leidt tot een hogere opkomst bij verkiezingen [10](#page=10).
* Het kan sociale ongelijkheden bij het stemmen vermijden [10](#page=10).
* Een hoge opkomst dient als een belangrijke graadmeter voor de democratische legitimiteit van een verkozen orgaan [10](#page=10).
**Argumenten tegen opkomstplicht:**
* Het kan gezien worden als een beperking van de individuele vrijheid [10](#page=10).
* Het risico bestaat op het uitbrengen van ‘waardeloze’ stemmen, dat wil zeggen stemmen die willekeurig worden uitgebracht zonder overweging [10](#page=10).
### 2.2 Wie gaat (niet) stemmen?
#### 2.2.1 De evolutie van de opkomst
De opkomst bij verkiezingen, ook wel 'voter turnout' genoemd, toont een dalende trend en verschilt aanzienlijk van land tot land [11](#page=11).
#### 2.2.2 Factoren die de opkomst beïnvloeden
Verschillende factoren spelen een rol in de beslissing van burgers om wel of niet te gaan stemmen. Deze factoren kunnen worden onderverdeeld in kosten en baten vanuit het perspectief van de kiezer [12](#page=12):
* **Opkomstplicht:** Zoals eerder besproken, kan een opkomstplicht de opkomst verhogen [12](#page=12).
* **Aan/afwezigheid van grote ideologische tegenstellingen:** Wanneer er duidelijke en grote verschillen zijn tussen de politieke partijen, kan dit kiezers motiveren om te gaan stemmen [12](#page=12).
* **Belang van een verkiezing:** De waargenomen belangrijkheid van een specifieke verkiezing (bijvoorbeeld nationale verkiezingen versus lokale verkiezingen) beïnvloedt de opkomst [12](#page=12).
* **Regels omtrent kiezersregistratie:** Eenvoudige registratieprocedures bevorderen de opkomst, terwijl ingewikkelde regels drempels kunnen opwerpen [12](#page=12).
* **Burgerzin en gewoonte:** Een sterk ontwikkeld gevoel van burgerzin en de gewoonte om te stemmen, kunnen bijdragen aan een hogere opkomst [12](#page=12).
* **Kosten-batenanalyse bij kiezers:** Kiezers maken impliciet een afweging van de kosten en baten van het stemmen.
* **Kosten:** Deze omvatten de tijd die het kost om te stemmen, de energie die hiervoor nodig is, en eventuele drempels zoals lange wachtrijen of moeilijke bereikbaarheid van stemlokalen [12](#page=12).
* **Baten:** De baten omvatten het idee dat de eigen stem ertoe doet, het gevoel dat men een verschil kan maken, en de voldoening die voortkomt uit deelname aan het democratisch proces [12](#page=12).
---
# Classificatie en gevolgen van kiessystemen
Dit deel behandelt de classificatie van kiessystemen, onderverdeeld in meerderheids- en proportionele systemen, en analyseert hun impact op het partijsysteem, regeringsvorming, maatschappelijke afspiegeling en de vertegenwoordiging van vrouwen [14](#page=14) [36](#page=36).
### 3.1 Classificatie van kiessystemen
Kiessystemen omvatten de regels en procedures voor de organisatie van verkiezingen, met name hoe stemmen worden omgezet in zetels. De classificatie kan gebaseerd zijn op verschillende criteria [14](#page=14):
* **Verhouding tussen stemmen en zetels:** proportioneel versus meerderheid [14](#page=14).
* **Aantal zetels per kieskring:** uninominaal (één zetel) of plurinominaal (meerdere zetels) [14](#page=14).
* **Vereiste steun voor verkiezing:** absolute meerderheid, relatieve meerderheid of een bepaald quotum [14](#page=14).
De hoofdindeling van kiessystemen is in meerderheidssystemen en proportionele systemen [15](#page=15).
#### 3.1.1 Meerderheidssystemen
Meerderheidssystemen zetten stemmen doorgaans niet evenredig om in zetels, wat voordeel biedt aan grotere partijen [18](#page=18).
* **Plurality (relatieve meerderheid):**
* **First past the post (uninominaal):** Het grondgebied is verdeeld in relatief kleine kieskringen waar één zetel te winnen valt. De kandidaat met het hoogste aantal stemmen wint de zetel. Voorbeelden zijn het Verenigd Koninkrijk (House of Commons), de VS (House of Representatives), Canada en India [16](#page=16).
> **Gevolg:** Dit systeem leidt vaak tot een tweepartijensysteem, waarbij de strijd zich meestal tussen twee grote partijen toelegt [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** Stel dat 3 zetels verdeeld moeten worden. Als Partij 1 in drie districten 40% van de stemmen krijgt en de andere partijen minder, wint Partij 1 alle zetels, hoewel de meerderheid van de stemmen niet op hen werd uitgebracht [19](#page=19).
> **Voorbeeld:** De Britse algemene verkiezingen van 2019 toonden een duidelijke discrepantie tussen het percentage stemmen en het percentage zetels voor de Conservatieven (43.6% stemmen, 56.2% zetels) en Labour (32.2% stemmen, 31.1% zetels) [20](#page=20).
* **Winner takes all (plurinominaal):** In elke kieskring worden meerdere zetels verdeeld. De lijst met het hoogste aantal stemmen wint alle zetels in die kieskring (via relatieve meerderheid). Derde kandidaten of partijen hebben het hierbij moeilijk. Een bekend voorbeeld is de presidentsverkiezing in de VS [21](#page=21).
* **Absolute meerderheid in twee ronden (uninominaal):** In elke kieskring wordt één zetel verkozen. Een kandidaat of partij wint de zetel enkel bij het behalen van de absolute meerderheid (meer dan 50% van de stemmen). Indien geen enkele kandidaat dit haalt in de eerste ronde, volgt een tweede ronde (runoff). Dit systeem wordt onder andere gebruikt in Frankrijk (parlement en president) en voor presidentsverkiezingen in landen als Brazilië, Oostenrijk en Polen [23](#page=23).
> **Voorbeeld:** Bij de presidentsverkiezing in Moldavië in 2024 won Sandu de eerste ronde met 42.49% van de stemmen en de tweede ronde met 55.35% [24](#page=24).
#### 3.1.2 Proportionele systemen
Bij proportionele systemen worden zetels op (min of meer) evenredige wijze verdeeld over de partijen, gebaseerd op het behaalde aantal stemmen. Een perfecte proportionaliteit betekent dat 20% van de stemmen ook 20% van de zetels oplevert [25](#page=25).
* **Kenmerken:** Partijen presenteren lijsten met meerdere kandidaten per kieskring, die doorgaans groter zijn dan bij meerderheidssystemen. In elke kieskring worden meerdere kandidaten verkozen (plurinominaal) [25](#page=25) [27](#page=27).
* **Voorbeelden:** Nationale en federale verkiezingen in België, Nederland, Spanje, Letland, Zuid-Afrika en Noorwegen [25](#page=25) [26](#page=26).
> **Voorbeeld:** De Noorse parlementsverkiezingen van 2017 laten zien dat de verdeling van zetels per partij sterk overeenkomt met hun percentage stemmen [26](#page=26).
* **Zetelverdelingsmethoden:** De verdeling van zetels tussen partijen kan op verschillende manieren gebeuren. In België worden het Systeem D’Hondt gebruikt voor parlementsverkiezingen en het Systeem Imperiali voor lokale verkiezingen [27](#page=27).
> **Voorbeeld:** Een illustratie van de zetelverdeling in Luik in 2007 toont hoe het Systeem D’Hondt toegepast werd om 15 zetels te verdelen tussen verschillende partijen op basis van hun stemmenaantallen [28](#page=28).
* **Kiesdrempel:** Soms wordt een wettelijke kiesdrempel ingevoerd (bv. 5% in België en Duitsland, 4% in Oostenrijk, 10% in Turkije) om versplintering van het partijsysteem tegen te gaan. Partijen kunnen pre-electorale allianties (kartels) aangaan om deze drempel te halen [29](#page=29).
### 3.2 Gevolgen van kiessystemen
Kiessystemen hebben aanzienlijke gevolgen voor verschillende aspecten van de politiek [36](#page=36).
#### 3.2.1 Gevolgen voor het partijsysteem
* **Meerderheidssystemen** neigen naar een **tweepartijensysteem** [36](#page=36).
* **Proportionele systemen** leiden doorgaans tot een **meerpartijensysteem** [36](#page=36).
#### 3.2.2 Gevolgen voor de regeringsvorming
* **Meerderheidssystemen** faciliteren **één-partijregeringen** met een duidelijke winnaar die zijn verkiezingsprogramma kan uitvoeren [36](#page=36).
* **Proportionele systemen** leiden vaker tot **coalitieregeringen**, waarbij verschillende partijen compromissen moeten sluiten [36](#page=36).
#### 3.2.3 Gevolgen voor de afspiegeling van de samenleving
* **Proportionele systemen** zijn **minder nadelig voor kleine partijen** en zorgen voor een **betere afspiegeling** van diverse ideeën en identiteiten in de samenleving [37](#page=37).
* Een **nadelig gevolg** van een zeer proportioneel systeem kan echter **versplintering** van het partijsysteem en **politieke instabiliteit** zijn door de aanwezigheid van veel kleine partijen [37](#page=37).
#### 3.2.4 Gevolgen voor de vertegenwoordiging van vrouwen
* **Proportionele systemen** resulteren over het algemeen in een **hoger aantal vrouwelijke verkozenen** [38](#page=38).
* Een **hogere party magnitude** (het aantal zetels dat een partij per kieskring behaalt) leidt tot meer vrouwelijke verkozenen [38](#page=38).
* Het toepassen van **structurele maatregelen zoals genderquota** draagt ook bij aan een hogere vertegenwoordiging van vrouwen [38](#page=38).
> **Tip:** Elk kiessysteem heeft zowel voor- als nadelen [38](#page=38).
> **Voorbeeld:** Het percentage vrouwelijke verkozenen in het Belgische Federale Parlement toont de evolutie en het effect van deze systemen [39](#page=39).
---
# Selectie van gekozen kandidaten en verklaring van stemgedrag
Dit onderwerp verklaart hoe kandidaten worden geselecteerd binnen verschillende kiessystemen en biedt theoretische kaders om stemgedrag te begrijpen.
### 4.1 Selectie van gekozen kandidaten
De selectie van kandidaten hangt sterk af van het toegepaste kiessysteem, met name of er sprake is van een meerderheidssysteem of een proportioneel systeem [31](#page=31).
#### 4.1.1 Meerderheidssystemen
In meerderheidssystemen worden alle kandidaten van de winnende partijen automatisch gekozen [31](#page=31).
#### 4.1.2 Proportionele systemen
In proportionele systemen wordt doorgaans slechts een deel van de kandidaten per partij gekozen. Binnen deze systemen zijn er twee hoofdvarianten [31](#page=31):
* **Gesloten lijsten:** De volgorde waarin kandidaten op de lijst staan, bepaalt de volgorde waarin zij gekozen worden [31](#page=31).
* **Open lijsten:** Het aantal voorkeurstemmen dat kandidaten behalen, bepaalt de volgorde waarin zij gekozen worden [31](#page=31).
##### 4.1.2.1 Gemengd systeem in België
België kent een gemengd systeem, zowel op federaal als regionaal niveau. Hierbij bepalen zowel de lijstvolgorde als voorkeurstemmen welke kandidaten verkozen worden. Kandidaten die een bepaald aantal voorkeurstemmen behalen, zijn sowieso verkozen. De resterende lijststemmen worden verdeeld onder de overgebleven kandidaten, beginnend bij de hoogste op de lijst, totdat alle zetels zijn gevuld. Dit systeem is in het voordeel van kandidaten die hoger op de lijst staan, aangezien zij zichtbaarder zijn en meer voorkeurstemmen ontvangen, en als eersten in aanmerking komen voor bijkomende lijststemmen [32](#page=32).
##### 4.1.2.2 Hypothetisch voorbeeld van lijststemmenverdeling
Stel, een partij heeft 750 beschikbare lijststemmen en moet 3 zetels verdelen, met een verkiesbaarheidscijfer van 800. De voorkeurstemmen zijn als volgt verdeeld [33](#page=33):
* Kandidaat A: 500 voorkeurstemmen
* Kandidaat B: 300 voorkeurstemmen
* Kandidaat C: 450 voorkeurstemmen
* Kandidaat D: 400 voorkeurstemmen
* Kandidaat E: 250 voorkeurstemmen
* Kandidaat F: 800 voorkeurstemmen
Kandidaat F is sowieso verkozen door zijn 800 voorkeurstemmen, wat boven het verkiesbaarheidscijfer ligt. De resterende 750 lijststemmen worden verdeeld onder de andere kandidaten op basis van hun positie op de lijst, totdat de zetels gevuld zijn [32](#page=32) [33](#page=33).
##### 4.1.2.3 Open lijsten voor lokale verkiezingen in Vlaanderen
Vanaf 2024 gelden voor lokale verkiezingen in Vlaanderen open lijsten. Hierbij bepalen het aantal voorkeurstemmen van kandidaten de volgorde van hun verkiezing; de kandidaten met de meeste voorkeurstemmen worden gekozen. Er vindt geen herverdeling van lijststemmen plaats. De kandidaat met het hoogste aantal voorkeurstemmen binnen de grootste coalitiefractie wordt burgemeester (met uitzondering van randgemeenten) [34](#page=34).
### 4.2 Verklaring van stemgedrag
Stemgedrag kan verklaard worden vanuit verschillende theoretische perspectieven, waaronder structurele theorieën, rational-choice theorieën, en kortetermijnfactoren [41](#page=41).
#### 4.2.1 Structurele theorieën
Structurele theorieën benadrukken de invloed van bredere maatschappelijke structuren op individuele keuzes.
##### 4.2.1.1 Sociologische theorieën
De sociologische theorie stelt dat groepslidmaatschap de partijkeuze en partijtrouw bepaalt. Partijen worden gezien als vertegenwoordigers van de belangen van specifieke groepen. Echter, partijen zien een erosie van hun traditionele kiezersbasis [42](#page=42).
##### 4.2.1.2 Attituden en emoties
Naast groepslidmaatschap spelen ook de attituden, opinies en waarden van individuen een rol in hun partijkeuze. Emoties zoals woede, angst en hoop kunnen de stemkeuze eveneens beïnvloeden [42](#page=42).
#### 4.2.2 Rational-choice theorieën
Rational-choice theorieën gaan ervan uit dat individuen hun stemgedrag baseren op een rationele calculatie van hun eigen belangen, gebruikmakend van de beschikbare informatie. Dit kan zich uiten in strategisch stemmen, waarbij kiezers stemmen om een bepaald uitkomst te maximaliseren, of issue voting, waarbij kiezers stemmen op basis van specifieke beleidskwesties [43](#page=43).
#### 4.2.3 Kortetermijnfactoren
Naast structurele en rationele overwegingen spelen ook kortetermijnfactoren een rol in stemgedrag. Deze factoren omvatten [41](#page=41) [44](#page=44):
* **Kandidaten:** De populariteit en mediageniekheid van individuele kandidaten kan de stemkeuze beïnvloeden [44](#page=44).
* **Campagne:** De zichtbaarheid en communicatie van politieke partijen tijdens een campagne is van belang [44](#page=44).
* **Economische factoren:** Economische groei of terugval kan een significante invloed hebben op het stemgedrag [44](#page=44).
* **Toeval:** Onverwachte (inter)nationale gebeurtenissen kunnen ook een rol spelen in de uiteindelijke stemkeuze [44](#page=44).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Democratische verkiezingen | Een verkiezingsprocedure die voldoet aan strikte voorwaarden zoals vrij en eerlijk stemrecht, geheime stemming en onpartijdige administratie, essentieel voor het functioneren van een democratie. |
| Universeel kiesrecht | Het principe waarbij alle volwassen burgers het recht hebben om te stemmen en verkozen te worden, zonder discriminatie op basis van ras, geslacht of sociale status. |
| Census- of cijnskiesrecht | Een historisch kiesrecht dat gebonden was aan het betalen van een bepaald bedrag aan belastingen (census of cijns), waardoor alleen welgestelde burgers mochten stemmen. |
| Algemeen meervoudig stemrecht | Een kiesrecht waarbij bepaalde groepen (bv. op basis van opleiding of beroep) meerdere stemmen mochten uitbrengen, wat leidde tot ongelijke vertegenwoordiging. |
| Algemeen enkelvoudig kiesrecht | Het principe waarbij elke volwassen burger één stem mag uitbrengen, wat de basis vormt voor moderne democratische verkiezingen. |
| Opkomstplicht | Een wettelijke verplichting voor burgers om deel te nemen aan verkiezingen, hoewel dit niet noodzakelijk inhoudt dat men ook effectief een stem moet uitbrengen. |
| Opkomst (voter turnout) | Het percentage van de stemgerechtigde bevolking dat daadwerkelijk deelneemt aan een verkiezing door te stemmen. |
| Kiessystemen | De verzameling van regels en procedures die bepalen hoe uitgebrachte stemmen worden omgezet in politieke vertegenwoordiging, zoals zetels in een parlement. |
| Proportioneel kiesstelsel | Een kiessysteem waarbij de zetels in een wetgevend orgaan zo evenredig mogelijk worden verdeeld onder de deelnemende partijen, naar rato van het aantal behaalde stemmen. |
| Meerderheidskiesstelsel | Een kiessysteem waarbij de kandidaat of partij die in een kieskring de meeste stemmen behaalt, de zetel(s) wint, wat vaak leidt tot een scheve zetelverdeling. |
| Plurality (relatieve meerderheid) | Een meerderheidsprincipe waarbij de kandidaat met het hoogste aantal stemmen wint, zelfs als deze geen absolute meerderheid van meer dan 50% van de stemmen heeft behaald. |
| Absolute meerderheid | Het vereiste dat een kandidaat of partij meer dan 50% van de uitgebrachte stemmen moet behalen om verkozen te worden. |
| Uninominaal kiesstelsel | Een kieskring waarin slechts één zetel te verdelen is. |
| Plurinominaal kiesstelsel | Een kieskring waarin meerdere zetels te verdelen zijn. |
| First past the post | Een meerderheidssysteem in een uninominaal kiesstelsel waarbij de kandidaat met de meeste stemmen de zetel wint, ongeacht of deze de absolute meerderheid heeft. |
| Winner takes all | Een meerderheidssysteem in een plurinominaal kiesstelsel waarbij de lijst met de meeste stemmen alle beschikbare zetels in die kieskring wint. |
| Tweede ronde (runoff) | Een extra stemronde die plaatsvindt als geen enkele kandidaat in de eerste ronde een absolute meerderheid behaalt, om zo alsnog een winnaar te bepalen. |
| Evenredige vertegenwoordiging | Een principe binnen proportionele kiessystemen dat streeft naar een zo nauwkeurig mogelijke weerspiegeling van de stemverhoudingen in de zetelverdeling. |
| Systeem D’Hondt | Een methode om zetels evenredig te verdelen, veel gebruikt in België, waarbij de stemmenaantallen van partijen door opeenvolgende delers worden gedeeld om zetels toe te kennen. |
| Systeem Imperiali | Een methode voor zetelverdeling in proportionele systemen, die in België wordt toegepast voor lokale verkiezingen en partijen die een bepaald percentage van de stemmen halen beloont. |
| Kiesdrempel | Een wettelijk vastgesteld percentage van de stemmen dat een partij moet behalen om aanspraak te maken op zetels, bedoeld om partijversplintering tegen te gaan. |
| Kartels (pre-electorale allianties) | Afspraken tussen politieke partijen om gezamenlijk deel te nemen aan verkiezingen, vaak om de kiesdrempel te halen of de eigen positie te versterken. |
| Gesloten lijsten | Een systeem waarbij de volgorde van kandidaten op een kieslijst vastligt en bepaalt wie er verkozen wordt, zonder rekening te houden met voorkeurstemmen. |
| Open lijsten | Een systeem waarbij kiezers voorkeurstemmen kunnen uitbrengen voor individuele kandidaten, en het aantal voorkeurstemmen mede bepaalt wie er verkozen wordt. |
| Verkiesbaarheidscijfer | Een drempelwaarde van stemmen die een kandidaat moet halen om in aanmerking te komen voor een zetel, vaak toegepast in combinatie met andere methoden. |
| Lijststemmen | Stemmen die worden uitgebracht op een politieke partij als geheel, en die vervolgens worden verdeeld onder de kandidaten van die partij. |
| Voorkeurstemmen | Stemmen die door kiezers specifiek worden uitgebracht op een individuele kandidaat binnen een partijlijst. |
| Partijsysteem | Het geheel van partijen dat actief is in het politieke systeem van een land, inclusief hun onderlinge relaties en dominantie. |
| Regeringsvorming | Het proces waarbij na verkiezingen een regering wordt samengesteld, wat kan leiden tot één-partijregeringen of coalitieregeringen. |
| Afspiegeling | De mate waarin de samenstelling van het parlement de diversiteit van de bevolking (bv. qua politieke voorkeuren, demografie) weerspiegelt. |
| Party magnitude | Het gemiddelde aantal zetels dat een partij per kieskring behaalt, wat een invloed kan hebben op de representativiteit en diversiteit. |
| Genderquota | Wettelijke bepalingen die een minimumaantal vrouwelijke kandidaten of verkozenen voorschrijven om de representatie van vrouwen te verhogen. |
| Structurele theorieën | Theorieën die stemgedrag verklaren op basis van langdurige, maatschappelijke factoren zoals groepslidmaatschap en sociologische kenmerken. |
| Sociologische theorie | Een benadering die stemgedrag verklaart door het belang van groepslidmaatschap, sociale identiteit en de rol van partijen als vertegenwoordigers van groepsbelangen. |
| Attituden en emoties | Persoonlijke overtuigingen, meningen, waarden en gevoelens (zoals woede, hoop) die de stemkeuze van een individu kunnen beïnvloeden. |
| Rational-choice theorieën | Theorieën die stemgedrag verklaren op basis van rationele beslissingen genomen door individuen om hun eigenbelang te maximaliseren, na afweging van kosten en baten. |
| Strategisch stemmen | Een stemkeuze waarbij een kiezer stemt op een kandidaat of partij die hij/zij niet de voorkeur geeft, maar die wel de grootste kans heeft om een ongewenste uitkomst te voorkomen. |
| Issue voting | Stemmen waarbij kiezers hun keuze baseren op specifieke beleidskwesties (issues) en hun voorkeur voor de standpunten van partijen of kandidaten over die kwesties. |
| Economische factoren | De invloed van de economische toestand van een land of regio (bv. groei, recessie, werkloosheid) op het stemgedrag van burgers. |
| Toeval | Onvoorziene gebeurtenissen of externe factoren (bv. internationale crises, onverwachte schandalen) die het stemgedrag op korte termijn kunnen beïnvloeden. |