Cover
Start now for free 4. Ppt_AB1 Controle en onderzoek placenta-2526.pptx
Summary
# Methodiek van de normale baring en placentacontrole
Dit gedeelte beschrijft de methodologie voor de controle en het onderzoek van de placenta, navelstreng en vliezen na de geboorte van een kind.
### 1.1 Controle en onderzoek van de placenta (secundinae)
De controle en het onderzoek van de placenta, navelstreng en vliezen vinden plaats onmiddellijk na de geboorte van het kind en vormen samen de nageboorte. Dit proces is essentieel voor het herkennen van mogelijke afwijkingen en voor risicoselectie.
#### 1.1.1 Methode van placenta-controle
De methodiek voor de placenta-controle omvat het volgende:
* **Materiaal:** De benodigde materialen voor de controle.
* **Uitvoering – methodiek:** Dit omvat de daadwerkelijke handelingen die worden uitgevoerd.
* **Onmiddellijk na geboorte:** De controle start direct na de geboorte van het kind.
* **Volledigheid:** Er wordt beoordeeld of de placenta compleet is.
* **Zichtbare afwijkingen:** Er wordt gelet op zichtbare afwijkingen aan zowel de maternale als de foetale zijde.
* **Wie verantwoordelijk:** De persoon die verantwoordelijk is voor de controle.
* **Rapportage:** De manier waarop de bevindingen worden gedocumenteerd.
#### 1.1.2 Methode van placenta-onderzoek
Naast de onmiddellijke controle, kan een later en uitvoiger onderzoek van de placenta plaatsvinden. Dit onderzoek richt zich op verschillende parameters:
* **Placenta:** Beoordeling van de volledigheid, grootte (Lengte, Breedte, Diameter, Gewicht), de placenta-index, en microscopische aspecten. Dit kan leiden tot een pathologisch-anatomisch onderzoek.
* **Vliezen:** Beoordeling van de volledigheid en het aspect van de vliezen.
* **Navelstreng:** Beoordeling van de lengte, diameter, aspect en insertie van de navelstreng. De aanwezigheid van bloedvaten (Arteria, Vena, Arteria - AVA) wordt ook gecontroleerd.
#### 1.1.3 Waar naartoe met de secundinae?
De secundinae (placenta, navelstreng en vliezen) mogen niet ingevroren worden voor routinematig microscopisch onderzoek, tenzij er specifieke redenen zijn voor een anatomisch-pathologisch onderzoek. Verwerking kan plaatsvinden voor industrieel gebruik of voor culturele bestemmingen.
#### 1.1.4 Reden voor controle en onderzoek
De controle en het onderzoek van de placenta zijn cruciaal om:
* Afwijkingen te herkennen.
* Risicoselectie te kunnen toepassen.
#### 1.1.5 Afwijkingen placenta
Verschillende afwijkingen van de placenta kunnen optreden:
* **Vormafwijkingen:**
* `Placenta succenturiata` (bijliggende placenta).
* `Placenta circumvallata` (rondom omwalde placenta).
* `Placenta bipartita` (dubbele placenta).
* **Andere afwijkingen:**
* Infarcten.
* Cysten of tumoren.
* Kalkafzetting.
* Oedeem van de placenta.
#### 1.1.6 Afwijkingen vliezen
Afwijkingen aan de vliezen kunnen zich uiten als:
* Te zwakke of te sterke vliezen.
* Premature vliesscheuren.
* "Met de helm" geboren vliezen.
#### 1.1.7 Afwijkingen navelstreng
Afwijkingen van de navelstreng omvatten:
* **Insertie:**
* Centraal
* Marginaal
* Lateraal
* Paracentraal
* Velamenteus: Dit is een ernstige afwijking waarbij de vaten van de navelstreng naar de placenta lopen zonder omhulling door het Wharton's jelly, wat kan leiden tot `Vasa previa` (voorliggende bloedvaten).
* **Aspect:**
* Echte knopen: Verstrengeling van de navelstreng die een knoop vormt.
* Valse knopen: Verdikkingen in de navelstreng die geen echte knopen zijn.
* **Andere afwijkingen:**
* Afknelling van de navelstreng door een vlies.
* Korte of lange navelstreng.
* Eén bloedvat (`1AV`) in plaats van de gebruikelijke twee arteriën en één vene (`AVA`).
> **Tip:** Het herkennen van een velamenteuze insertie van de navelstreng is van levensbelang vanwege het risico op vasa previa, waarbij de foetale bloedvaten vlak bij de baarmoedermond liggen en bij de bevalling gemakkelijk kunnen scheuren.
> **Tip:** Bij het beoordelen van de placenta is volledigheid een sleutelcriterium. Een incomplete placenta kan leiden tot postpartumbloedingen.
> **Tip:** Let goed op het onderscheid tussen echte en valse knopen in de navelstreng, aangezien echte knopen potentieel gevaarlijk kunnen zijn voor de foetus.
---
# Parameters voor onderzoek van placenta, vliezen en navelstreng
Dit onderdeel behandelt de diverse parameters die geëvalueerd worden tijdens het onderzoek van de placenta, de vliezen en de navelstreng na de geboorte.
### 2.1 Placenta
Het onderzoek van de placenta omvat zowel een controle op volledigheid als een gedetailleerder onderzoek naar specifieke parameters.
#### 2.1.1 Volledigheid
Direct na de geboorte dient de placenta gecontroleerd te worden op volledigheid. Een onvolledige placenta kan leiden tot postpartumbloedingen.
#### 2.1.2 Afmetingen en Aspect
Bij een uitvoeriger onderzoek worden diverse parameters van de placenta gemeten en beoordeeld. Deze omvatten:
* **Afmetingen:** Lengte (L), breedte (B), en dikte (D) van de placenta. Soms wordt een placenta-index gebruikt.
* **Aspect:** Beoordeling van de maternale zijde (decidua) en de foetale zijde (chorionvlies).
* **Pathologisch-anatomisch onderzoek:** Dit kan microscopisch onderzoek omvatten om afwijkingen zoals infarcten, cysten, tumoren, verkalkingen of oedeem te identificeren.
#### 2.1.3 Vormafwijkingen
Verschillende vormafwijkingen van de placenta kunnen voorkomen, waaronder:
* Placenta succenturiata (bijlot)
* Placenta circumvallata
* Placenta bipartita (dubbele placenta)
### 2.2 Vliezen
De vliezen (chorion en amnion) worden beoordeeld op volledigheid en aspect.
#### 2.2.1 Volledigheid
Net als bij de placenta is het cruciaal om te controleren of de vliezen volledig zijn verwijderd na de geboorte.
#### 2.2.2 Aspect
Het aspect van de vliezen wordt beoordeeld, waarbij aandacht wordt besteed aan of ze te zwak of juist te sterk zijn.
#### 2.2.3 Afwijkingen
Afwijkingen aan de vliezen kunnen prematuur zijn (te zwak of te sterk) of gerelateerd zijn aan de geboortemethode, zoals "met de helm geboren" (waarbij de vliezen intact blijven).
### 2.3 Navelstreng (Funiculus umbilicalis)
De navelstreng wordt onderzocht op diverse kenmerken om de gezondheid van de foetus en de normale ontwikkeling te beoordelen.
#### 2.3.1 Bloedvaten
Normaal gesproken bevat de navelstreng één vene (vena umbilicalis) en twee arteriën (arteriae umbilicales), aangeduid als AVA. Een afwijking is de aanwezigheid van slechts één arterie en één vene (1AV).
#### 2.3.2 Lengte
De lengte van de navelstreng (L) is een belangrijke parameter. Een abnormaal korte of lange navelstreng kan complicaties veroorzaken tijdens de bevalling.
#### 2.3.3 Diameter
De diameter van de navelstreng wordt ook beoordeeld als onderdeel van het aspect.
#### 2.3.4 Aspect
Het aspect van de navelstreng kan wijzen op specifieke condities:
* **Echte knopen:** Knopen die gevormd worden door de foetus die door de lus van de navelstreng gaat.
* **Valse knopen:** Verdikkingen in de navelstreng die niet door de foetus zijn veroorzaakt.
#### 2.3.5 Insertie
De plaats waar de navelstreng aan de placenta hecht, is een cruciale parameter:
* **Centraal:** De normale insertie, in het midden van de placenta.
* **Marginaal:** De insertie aan de rand van de placenta.
* **Lateraal:** Een insertie aan de zijkant van de placenta.
* **Paracentraal:** Een insertie dichtbij het centrum, maar niet precies in het midden.
* **Velamenteus:** De navelstreng hecht aan de vliezen buiten de placenta, waarna de bloedvaten zich spreiden naar de placenta. Dit brengt een verhoogd risico op vasa praevia met zich mee.
> **Tip:** Bij een velamenteuze insertie is extra alertheid geboden op vasa praevia, een potentieel levensbedreigende situatie waarbij foetale bloedvaten over de baarmoedermond lopen.
### 2.4 Verwerking van de Secundinae
Na het onderzoek dienen de placenta, vliezen en navelstreng op de juiste wijze verwerkt te worden. Invriezen is doorgaans niet aanbevolen, tenzij voor specifieke medische of onderzoeksdoeleinden. Andere verwerkingsmethoden kunnen culturele bestemmingen of industriële toepassingen omvatten.
### 2.5 Reden voor Controle en Onderzoek
De controle en het onderzoek van de placenta, vliezen en navelstreng zijn essentieel om:
* Afwijkingen te herkennen.
* Risicoselectie te verrichten voor verdere opvolging.
* Mogelijke oorzaken van complicaties tijdens de zwangerschap of bevalling te identificeren.
---
# Afwijkingen en risicoselectie gerelateerd aan de placenta, vliezen en navelstreng
Dit onderwerp behandelt de identificatie van afwijkingen aan de placenta, vliezen en navelstreng en hoe deze informatie gebruikt wordt voor risicoselectie, inclusief specifieke vormen van afwijkingen.
### 3.1 Controle en onderzoek van de placenta, vliezen en navelstreng
Na de geboorte is het cruciaal om de placenta, vliezen en navelstreng te controleren en te onderzoeken. Dit dient primair om afwijkingen te herkennen die kunnen leiden tot risicoselectie.
#### 3.1.1 Methode van controle en onderzoek
Er zijn twee fasen te onderscheiden in de methodiek:
1. **Onmiddellijke controle na de geboorte:**
* **Doel:** Nagaan van volledigheid en het detecteren van zichtbare afwijkingen aan de maternale en foetale zijde.
* **Materiaal:** Afhankelijk van de situatie, maar kan routinematig materiaal omvatten.
* **Uitvoering:** Visuele inspectie direct na de geboorte.
2. **Later, uitvoeriger onderzoek:**
* **Doel:** Gedetailleerdere analyse van verschillende parameters van de placenta, vliezen en navelstreng.
* **Materiaal:** Specifiek materiaal voor onderzoek, inclusief de secundinae zelf.
* **Uitvoering:** Uitgebreider onderzoek op een later moment, mogelijk met microscopische analyse.
#### 3.1.2 Parameters voor onderzoek
* **Placenta:**
* **Volledigheid:** Is de placenta volledig of ontbreken er delen?
* **Afmetingen:** Lengte (L), breedte (B), dikte (D) en gewicht (G).
* **Placenta-index:** Een mogelijke score die de gezondheid van de placenta aangeeft.
* **Microscopisch aspect:** Beoordeling van weefselstructuren op cellulair niveau.
* **Pathologisch-anatomisch onderzoek:** Gedetailleerd onderzoek door een patholoog.
* **Vliezen:**
* **Volledigheid:** Zijn de vliezen intact of is er sprake van vliesscheuren?
* **Aspect:** Visuele kenmerken van de vliezen.
* **Navelstreng (Funiculus umbilicalis):**
* **Bloedvaten:** Aantal slagaders (AVA) en aders.
* **Lengte (L):** De totale lengte van de navelstreng.
* **Diameter:** De dikte van de navelstreng.
* **Aspect:** Visuele kenmerken van de navelstreng.
* **Insertie:** Waar de navelstreng aan de placenta vastzit.
#### 3.1.3 Verwerking van de secundinae
Na de geboorte worden de secundinae (placenta, vliezen en navelstreng) niet zomaar weggegooid. Mogelijke verwerking omvat:
* **Microscopisch onderzoek.**
* **Anatomo-pathologisch onderzoek.**
* **Invriezen** voor wetenschappelijk onderzoek of klinische doeleinden.
* **Industriële verwerking** voor specifieke toepassingen.
* **Culturele bestemming** in bepaalde culturen.
> **Tip:** Een grondige controle van de placenta, vliezen en navelstreng is een belangrijk onderdeel van de post-partumperiode en draagt bij aan de preventie en vroegtijdige detectie van complicaties.
### 3.2 Afwijkingen en risicoselectie
Het herkennen van afwijkingen aan de placenta, vliezen en navelstreng is essentieel voor risicoselectie. Deze afwijkingen kunnen namelijk duiden op potentiële problemen voor de moeder of het kind.
#### 3.2.1 Placenta-afwijkingen
* **Vormafwijkingen:**
* **Placenta succenturiata:** Een extra lob van de placenta die verbonden is met de hoofdplacenta via bloedvaten.
* **Placenta circumvallata:** De rand van de placenta is verdikt en omvat de foetale oppervlakte, wat kan leiden tot bloedingen.
* **Placenta bipartita:** De placenta is in twee helften verdeeld.
* **Andere afwijkingen:**
* **Infarct:** Een gebied van afgestorven weefsel in de placenta, vaak veroorzaakt door verstoring van de bloedtoevoer.
* **Cyste / tumor:** Aanwezigheid van abnormale holtes of gezwellen.
* **Kalkafzetting:** Overmatige neerslag van calciumzouten in de placenta, wat de functionaliteit kan beïnvloeden.
* **Oedeem placenta:** Zwelling van de placenta door vochtophoping.
#### 3.2.2 Vliezen-afwijkingen
* **Zwakte of sterkte:** Vliezen kunnen te zwak of te sterk zijn, wat kan leiden tot problemen tijdens de bevalling.
* **Premature vliezenbreuk:** Het breken van de vliezen vóór het begin van de bevalling.
* **Met de helm geboren:** De vliezen blijven intact rond het hoofdje van de baby bij de geboorte.
#### 3.2.3 Navelstreng-afwijkingen
* **Insertie-afwijkingen:**
* **Centraal:** De navelstreng is in het midden van de placenta ingeplant.
* **Marginaal:** De navelstreng is aan de rand van de placenta ingeplant.
* **Lateraal:** De navelstreng is zijdelings ingeplant.
* **Paracentraal:** De navelstreng is dicht bij het centrum ingeplant, maar niet direct centraal.
* **Velamenteus:** De navelstreng is ingeplant in de vliezen, buiten de placenta zelf. Dit brengt een verhoogd risico met zich mee, met name **Vasa Previa**. Vasa previa is een levensbedreigende aandoening waarbij foetale bloedvaten (die in de vliezen lopen) zich onder het voorliggende deel van de foetus bevinden, vlakbij de cervix. Bij ruptuur van de vliezen kunnen deze vaten makkelijk beschadigd raken en tot ernstig foetaal bloedverlies leiden.
* **Aspect-afwijkingen:**
* **Echte knopen:** Een knoop in de navelstreng die daadwerkelijk door de navelstreng zelf is gevormd. Dit kan de bloedstroom bemoeilijken.
* **Valse knopen:** Verdikkingen of lussen in de navelstreng die lijken op echte knopen, maar geen significante klinische betekenis hebben.
* **Andere navelstreng-afwijkingen:**
* **Afknelling van navelstreng door vlies:** Een vlies kan de navelstreng afknellen, wat de bloedtoevoer kan belemmeren.
* **Korte/lange navelstreng:** Een abnormaal korte of lange navelstreng kan complicaties veroorzaken tijdens de zwangerschap en bevalling.
* **1 AV ipv AVA:** Aanwezigheid van slechts één navelslagader (arteria umbilicalis) in plaats van twee. Dit kan geassocieerd zijn met andere aangeboren afwijkingen.
> **Tip:** De aanwezigheid van een velamenteuze insertie van de navelstreng is een belangrijke indicator voor het risico op Vasa Previa en vereist extra aandacht en monitoring.
> **Example:** Een patiënte wordt gecontroleerd na de bevalling. Bij de inspectie van de placenta wordt een klein extra lobje opgemerkt, verbonden met de hoofdplacenta. Dit wordt geïdentificeerd als een *placenta succenturiata*. Hoewel dit op zich geen direct gevaar oplevert, kan het een teken zijn van een verhoogd risico op placentaretentie en bloedingen na de bevalling, wat leidt tot verdere monitoring en mogelijke interventie.
---
# Verwerking van de nageboorte en culturele/industriële bestemming
Dit gedeelte behandelt de mogelijke bestemmingen van de nageboorte na de bevalling, met specifieke aandacht voor wat er niet mee gedaan moet worden, zoals invriezen, en de opties voor industriële of culturele verwerking.
### 4.1 De nageboorte: placenta, navelstreng en vliezen
Na de geboorte van de baby volgt de geboorte van de nageboorte, bestaande uit de placenta, navelstreng en vliezen. Controle en onderzoek van deze structuren zijn essentieel om afwijkingen te herkennen die risico's voor moeder of kind kunnen inhouden.
#### 4.1.1 Controle en onderzoek van de placenta
De controle en het onderzoek van de nageboorte kunnen op twee momenten plaatsvinden: onmiddellijk na de geboorte en later voor een uitgebreider onderzoek.
* **Onmiddellijk na geboorte:**
* **Doel:** Het beoordelen van de volledigheid en het opsporen van zichtbare afwijkingen.
* **Beoordeling:** Zowel de maternale zijde (kant die aan de baarmoederwand zat) als de foetale zijde (kant van de baby) worden geïnspecteerd.
* **Later onderzoek (uitvoeriger):**
* **Parameters:** Dit omvat een gedetailleerdere analyse van de placenta, vliezen en navelstreng.
* **Placenta:**
* Beoordeling van volledigheid (volledig of onvolledig).
* Metingen: lengte ($L$), breedte ($B$), diameter ($D$), gewicht ($G$).
* Berekening van de placenta-index.
* Microscopisch aspect.
* Pathologisch-anatomisch onderzoek indien geïndiceerd.
* **Vliezen:**
* Beoordeling van volledigheid (wel of niet compleet).
* Inspectie op vliesscheuren en het algemene aspect.
* **Navelstreng (Funiculus umbilicalis):**
* Aantal bloedvaten: normaal gesproken één arterie en twee venen (AVA).
* Lengte ($L$) en diameter.
* Aspect.
* Insertieplaats aan de placenta.
#### 4.1.2 Redenen voor controle en onderzoek
De controle en het onderzoek van de nageboorte dienen om potentiële afwijkingen te herkennen. Deze afwijkingen kunnen risico's met zich meebrengen, waardoor er sprake is van risicoselectie.
* **Placenta:** Vormafwijkingen, bloedingen, cysten, infarcten, kalkafzetting, oedeem.
* **Vliezen:** Te zwak of te sterk, prematuur geboren, met de helm geboren.
* **Navelstreng:** Insertie (centraal, marginaal, lateraal, paracentraal, velamenteus), lengte, echte knopen, valse knopen, afknelling door vlies, abnormaal aantal bloedvaten (bv. één arterie in plaats van twee).
> **Tip:** Een velamenteuze insertie van de navelstreng is een belangrijke risicofactor voor vasa previa, een potentieel levensbedreigende aandoening waarbij foetale bloedvaten door de vliezen lopen en zich onder de baarmoederhals bevinden.
#### 4.1.3 Waar naartoe met de secundinae?
Na de geboorte zijn er verschillende mogelijkheden voor de bestemming van de nageboorte.
* **Wat NIET te doen:**
* **Invriezen:** Het invriezen van de nageboorte voor toekomstig gebruik (bijvoorbeeld voor placentafotografie of als onderdeel van placentamedicijnen) wordt expliciet **afgeraden** in de context van standaard verwerking, tenzij er specifieke medische indicaties zijn die dit rechtvaardigen en onder strikte protocollen.
* **Mogelijke bestemmingen:**
* **Microscopisch onderzoek:** Voor diagnostische doeleinden bij verdenking op specifieke aandoeningen.
* **Anatomopathologisch onderzoek:** Een meer uitgebreid pathologisch onderzoek wanneer er specifieke klinische aanwijzingen zijn.
* **Verwerking voor industrie:** De placenta en andere delen van de nageboorte kunnen grondstoffen leveren voor diverse industriële toepassingen, zoals cosmetica, farmaceutica (bijvoorbeeld voor stamcelopslag, hoewel dit specifieke procedures vereist en niet standaard is) of andere biologische producten. De exacte verwerking hangt af van de specifieke industriële toepassing en de benodigde eigenschappen van het materiaal.
* **Culturele bestemming:** In diverse culturen worden de placenta en andere delen van de nageboorte ceremonieel begraven of op andere wijze behandeld, vaak met symbolische betekenis die verband houdt met de verbinding tussen het kind, de moeder en de aarde. Deze praktijken variëren sterk per cultuur en regio.
> **Voorbeeld:** Sommige culturen begraven de placenta onder een boom om zo de groei en het welzijn van het kind te symboliseren, terwijl in andere culturen de placenta wordt gezien als een orgaan dat bescherming biedt aan het kind. De industriële verwerking kan bijvoorbeeld gericht zijn op het extraheren van bepaalde proteïnen of groeifactoren.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Secundinae | De collectieve benaming voor de placenta, navelstreng en vliezen die na de geboorte van de baby worden uitgedreven. |
| Placenta | Een tijdelijk orgaan dat zich tijdens de zwangerschap ontwikkelt in de baarmoeder en zorgt voor de voeding en zuurstofvoorziening van de foetus, evenals voor de afvoer van afvalstoffen. |
| Navelstreng | De buisvormige structuur die de foetus tijdens de zwangerschap verbindt met de placenta, en die bloedvaten bevat die essentieel zijn voor de uitwisseling van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen. |
| Vliezen | De membranen (amnion en chorion) die de vruchtzak omhullen en het vruchtwater bevatten, waarin de foetus zich ontwikkelt. |
| Maternele zijde | Het deel van de placenta dat vastzat aan de baarmoederwand, gekenmerkt door lobben (cotyledonen) en bloedvaten. |
| Foetale zijde | Het deel van de placenta dat naar de foetus gericht is, bedekt door de amnion en waar de navelstreng meestal in is ingeplant. |
| Placenta-index | Een index of score die mogelijk wordt gebruikt om de toestand of kenmerken van de placenta te kwantificeren of te classificeren. |
| Vliesscheur | Een scheuring of breuk in de vliezen die de vruchtzak vormen, wat kan leiden tot vroegtijdig gebroken vliezen. |
| Funiculus umbilicalis | De Latijnse term voor de navelstreng. |
| AVA (Arteriën en Veneën) | De bloedvaten in de navelstreng, bestaande uit één of twee navelstrengslagaders (arteriae umbilicales) en één navelstrengader (vena umbilicalis). |
| Insertie | De plaats waar de navelstreng aan de placenta vastzit; dit kan centraal, marginaal, lateraal, paracentraal of velamenteus zijn. |
| Velamenteus | Een type navelstrenginsertie waarbij de vaten van de navelstreng zich verspreiden in de vliezen voordat ze de placenta bereiken, wat een verhoogd risico op complicaties met zich meebrengt. |
| VASA PREVIA | Een ernstige verloskundige complicatie waarbij bloedvaten van de placenta of navelstreng (vaak bij een velamenteuze insertie) door de vliezen naar de interne opening van de cervix lopen, met een hoog risico op bloedingen bij het breken van de vliezen. |
| Anatomo-pathologisch onderzoek | Een medisch onderzoek waarbij weefselmonsters worden geanalyseerd om afwijkingen en ziektebeelden te diagnosticeren op cellulair en weefselniveau. |
| Placenta succenturiata | Een extra, kleinere placenta die naast de hoofddeltaplacenta wordt gevormd, verbonden door bloedvaten in de vliezen. |
| Placenta circumvallata | Een placenta waarbij de randen van de vliezen naar binnen gevouwen zijn, waardoor een verdikte, ringvormige rand ontstaat aan de foetale zijde van de placenta. |
| Placenta bipartita | Een placenta die in tweeën is gedeeld, maar nog steeds verbonden is door bloedvaten in de vliezen. |
| 1AV (één navelstrengader) | Een abnormale navelstreng waarin slechts één navelstrengader aanwezig is in plaats van de gebruikelijke twee, wat kan duiden op andere congenitale afwijkingen. |