Cover
Start now for free 26_S2 Syndromale lessen 2.pptx
Summary
# Huid- en wondinfecties
Hieronder vindt u een gedetailleerd studieoverzicht over huid- en wondinfecties, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1. Huid- en wondinfecties
Dit onderwerp behandelt infecties van de huid en aanverwante structuren, inclusief klinische beelden, symptomen, verwekkers, overdracht en behandelingsstrategieën, met nadruk op het onderscheid tussen infecties van intacte huid en huid na een wond.
### 1.1 Klinisch beeld en deelsyndromen
Infecties van de huid en adnexen (zoals haarfollikels en zweetklieren) kunnen optreden bij een intacte huid of na een wond. Het hoofdsymptoom is lokale ontsteking, eventueel met koorts. Complicaties kunnen leiden tot lokale of systemische uitbreiding van de ontsteking. Aanverwante ziekten en syndromen omvatten huiduitslag bij infecties en toxische aantasting van de huid.
#### 1.1.1 Symptomen en verwekkers
De klassieke tekenen van inflammatie (roodheid, warmte, pijn, zwelling) zijn vaak aanwezig. Koorts kan optreden bij uitgebreidere letsels. De verwekkers zijn divers en omvatten bacteriën, virussen en schimmels.
#### 1.1.2 Overdracht en incubatietijd
Overdracht vindt meestal plaats via direct contact. Vanuit de huidflora kan een infectie ontstaan als de huidbarrières verzwakt zijn. De incubatietijd varieert afhankelijk van de verwekker.
#### 1.1.3 Diagnose en behandeling
Diagnose wordt voornamelijk klinisch gesteld. Soms is afname van kweken relevant. Behandeling en preventie zijn afhankelijk van de verwekker; antibiotica of antimycotica kunnen noodzakelijk zijn.
### 1.2 Pathogenese en verloop
Lokale proliferatie van kiemen veroorzaakt weefselschade en bemoeilijkt de afweer. Virussen infecteren de intacte opperhuid moeilijk; een barrièrebreuk, zelfs discreet, is vaak nodig. Vreemde lichamen, zoals straatvuil in een wond, bemoeilijken de genezing. Reiniging van wonden en incisie van abcessen zijn belangrijk.
#### 1.2.1 Antibioticaresistentie bij Staphylococcus aureus
Vroeger waren alle $S. aureus$-stammen penicillinegevoelig. Tegenwoordig is 90-95% resistent door de productie van penicillinase, een smal-spectrum bèta-lactamase. Daarom worden huidinfecties behandeld met penicillinase-resistente penicillines zoals oxacilline of flucloxacilline. MRSA (methicilline-resistente $S. aureus$) is resistent tegen methicilline en alle bèta-lactam antibiotica, en vereist vaak behandeling met vancomycine intraveneus.
#### 1.2.2 Diagnosemethoden
Diagnose is voornamelijk klinisch. Voor verwekkeridentificatie zijn gramkleuring en kweek nuttig. Een uitstrijkje van pus met gramkleuring kan neutrofielen en stafylokokken tonen.
### 1.3 Specifieke huidinfecties
#### 1.3.1 Impetigo
* **Verwekker:** $Staphylococcus\ aureus$, menginfectie met groep A streptokokken, of enkel groep A streptokokken ($S.\ pyogenes$). $S.\ aureus$ kan exfoliërende toxines produceren, leidend tot blaarvorming. Bij uitgebreide gevallen kan dit leiden tot Staphylococcal scalded skin syndrome bij jonge kinderen.
* **Voorkomen:** Infectie van de epidermis met vorming van vesikels/pustels die indrogen tot korstjes. Vaker bij kinderen en bij beschadigde huid.
* **Verloop:** Geneest spontaan binnen enkele weken.
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen.
* **Preventie:** Hygiëne, ontsmetten van wondjes.
* **Behandeling:** Meestal geen behandeling, eventueel fusidinezuur zalf; bij uitgebreide infectie antibiotica (flucloxacilline).
#### 1.3.2 Folliculitis, furunkel en karbonkel
* **Verwekker:** Voornamelijk $Staphylococcus\ aureus$.
* **Voorkomen:**
* **Folliculitis:** Ontsteking van de haarfollikel, vaak met een geel puntje. Bevorderd door oliën en corticosteroïden.
* **Furunkel:** Lokaal abces (steenpuist).
* **Karbonkel:** Meerdere furunkels die samenvloeien, met fistelvorming naar diepte toe als etter doorbreekt subcutaan. Oppervlakkig kunnen individuele etterkopjes zichtbaar zijn ("negenoog").
* **Verloop:** Kan spontaan genezen.
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen.
* **Behandeling:**
* **Folliculitis:** Hygiëne, wassen, geen vette crèmes.
* **Furunkel/karbonkel:** Bij koorts of op gevaarlijke locaties (rond de neus vanwege mogelijke doorbraak naar de sinus cavernosus) antibiotica (flucloxacilline). Incisie en drainage kan noodzakelijk zijn.
#### 1.3.3 Erysipelas en cellulitis
* **Verwekker:** Groep A streptokokken; cellulitis ook $Staphylococcus\ aureus$.
* **Voorkomen:** Infectie van de dermis en subcutis, met (hoge) koorts en malaise. Cellulitis is minder scherp begrensd en dieper.
* **Verloop:** Zelden spontane genezing; ernstig verloop kan hospitalisatie vereisen.
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen.
* **Behandeling:** Antibiotica (flucloxacilline), oedeem inzwachtelen.
#### 1.3.4 Necrotiserende infectie
* **Verwekker:** Groep A streptokokken, $Staphylococcus\ aureus$, menginfecties met grampositieve en gramnegatieve anaeroben, $Clostridium\ perfringens$ (gasgangreen).
* **Voorkomen:** Heftige pijn en koorts, mogelijke evolutie naar sepsis. Kan optreden na trauma of chirurgie.
* **Verloop:** Weefsels sterven af door ischemie, snelle uitbreiding, sepsis en orgaanfalen. Gasgangreen wordt gekenmerkt door gasvorming onder de huid.
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen, eventueel naaldaspiratie.
* **Preventie:** Meedogenloze reiniging van vuile wonden, zuurstofwater, eventueel profylactische antibiotica.
* **Behandeling:** Chirurgie (debridering) + intraveneuze antibiotica + intensieve opvolging en ondersteuning van vitale functies.
#### 1.3.5 Bijtwonden
* **Verwekker:** Voornamelijk $Staphylococcus\ aureus$ en gemengde orale flora van het bijtende dier of mens.
* **Symptomen:** Roodheid, eventueel etter.
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen, anamnese.
* **Preventie:** Beten vermijden, reiniging, preventieve antibiotica bij katten- of mensenbeten, post-expositie profylaxe tegen tetanus.
* **Behandeling:** Breedspectrum antibiotica, bv. amoxicilline/clavulaanzuur (Augmentin).
#### 1.3.6 Gemengde bacteriële chronische wondinfectie
Chronische wonden worden snel gekoloniseerd door diverse bacteriën. Dit is op zich geen infectie, maar kan leiden tot infecties door toedoen van virulentere bacteriën.
### 1.4 Virale huidinfecties
#### 1.4.1 Herpes labialis (koortslip)
* **Verwekker:** HSV type 1 (typisch bovenste lichaamshelft, virus in ggl. trigeminale) en HSV type 2 (typisch onderste lichaamshelft, virus in sacrale ggl.).
* **Voorkomen:** Primaire infectie is vaak asymptomatisch. Reactivatie leidt tot vesikels met helder vocht, later korstjes. Lichte koorts en gezwollen submandibulaire klieren kunnen optreden. Reactivatie wordt uitgelokt door stress, menstruatie, koorts, zonlicht.
* **Transmissie:** Direct contact met blaasjes die nog niet verkorst zijn. Seropositiviteit voor HSV-1 is hoog (40-95%).
* **Verloop:** Het virus blijft definitief aanwezig in neuronen.
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen.
* **Preventie:** Direct contact vermijden.
* **Behandeling:** Afwachten; bij complicaties zinkoxide/zinksulfaat of aciclovir. Bij systemische infecties of immuundeficiëntie perorale middelen.
#### 1.4.2 Varicella (waterpokken) en zona (gordelroos)
* **Verwekker:** Varicella zostervirus (een herpesvirus).
* **Voorkomen:**
* **Varicella:** Vlekken met jeukende blaasjes die korstjes worden. Kan bacterieel geïnfecteerd raken (met $S.\ aureus$, $S.\ pyogenes$), wat littekens kan veroorzaken.
* **Zona:** Reactivatie van het virus volgens een dermatoom. Kan leiden tot maandenlange postherpetische pijn. Zelden complicaties zoals pneumonie, meningitis, encefalitis.
* **Verloop:** 90% wordt besmet bij contact met een zieke persoon zolang de blaasjes niet verkorst zijn. Incubatietijd is circa 14 dagen.
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen, voornamelijk bij kinderen.
* **Preventie:** Direct contact vermijden.
* **Behandeling:** Bij kinderen normaal niet behandeld. Acyclovir bij kinderen met verzwakt immuunsysteem of om koorts te verminderen. Antivirale therapie bij >12 jaar.
#### 1.4.3 Verrucae vulgares (wratjes)
* **Verwekker:** HPV (70 verschillende genotypes).
* **Verloop:** Transmissie door direct contact. Het virus dringt de huid binnen via minimale beschadigingen en vermenigvuldigt zich in de differentiërende basale cellen van de epidermis.
#### 1.4.4 Mollusca Contagiosa (waterwratjes)
* **Verwekker:** Molluscum contagiosum virus (molluscipoxvirus).
* **Verloop:** Transmissie door direct contact met een incubatietijd van maanden.
### 1.5 Schimmelinfecties
#### 1.5.1 Tinea pedis (voetschimmel, atleetvoet)
* **Verwekker:** Dermatofyten (keratinofiele schimmels), voornamelijk $Trichophyton\ rubrum$.
* **Voorkomen:** Erythemateuze huid, schilfering, jeuk, vaak in vochtige omstandigheden (gemeenschappelijke douches, slecht ventilerende schoenen, maceratie of zweetvoeten).
* **Verloop:** Geneest moeilijk.
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen, eventueel kweek.
* **Preventie:** Goede ventilatie van de voeten.
* **Behandeling:** Antimycotische zalf.
#### 1.5.2 Candidiasis
* **Voorkomen:** Vagina, huidplooien, mond (spruw).
* **Behandeling:** Antimycotica.
### 1.6 Genitale infecties (SOA's)
Infecties van de geslachtsorganen, meestal seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA). Complicaties kunnen opstijgende infecties met ontsteking (bv. Pelvic Inflammatory Disease - PID), infertiliteit, en verhoogd risico op extra-uteriene zwangerschap zijn. Sommige SOA's verhogen het risico op kanker (bv. HPV).
#### 1.6.1 Vaginitis
De vaginale flora, gedomineerd door lactobacillen, zorgt voor een zure pH. Verstoring van dit evenwicht kan leiden tot vaginitis.
* **Bacteriële vaginose:** Overgroei van bacteriën die tot de normale flora behoren (bv. $Prevotella\ spp.$, $Gardnerella\ vaginalis$). Kenmerkt zich door storend vaginaal verlies met geur. Verhoogt transmissie van SOA's en risico op vroeggeboorte.
* **Candida vaginitis:** Overgroei van $C.\ albicans$, met witverlies en branderig gevoel. Hogere incidentie na antibioticagebruik en bij diabetes.
* **Trichomonas vaginalis vaginitis:** Een echte SOA, veroorzaakt door een protozoön.
#### 1.6.2 SOA strictu sensu (specifieke SOA's)
* **Gonorroe ($Neisseria\ gonorrhea$):**
* **Kenmerken:** Urethritis bij mannen (branderigheid, wit-geel-groen secreet - "druiper"). Vrouwen vaak asymptomatisch of milde symptomen. Kan leiden tot PID, epididymitis.
* **Overdracht:** Seksueel contact (genitale, anale, orale).
* **Diagnostiek:** Gramkleuring, kweek, PCR.
* **Behandeling:** Antibiotica, rekening houdend met resistentie. Partners meebehandelen.
* **Chlamydia ($C.\ trachomatis$):**
* **Kenmerken:** Obligaat intracellulaire bacterie. Vaak asymptomatisch, vooral bij vrouwen. Kan leiden tot PID, infertiliteit. Overdracht bij bevalling mogelijk (conjunctivitis, pneumonie).
* **Diagnostiek:** PCR (niet zichtbaar op gramkleuring, niet kweekbaar in routine).
* **Behandeling:** Antibiotica (bv. doxycycline, azithromycine). Partners meebehandelen.
* **Genitale Mycoplasmata ($Mycoplasma\ hominis$, $Ureaplasma\ urealyticum$, $Mycoplasma\ genitalium$):**
* **Kenmerken:** Eenvoudige bacteriën zonder celwand, dus bèta-lactam resistent. Vaak commensalen, soms pathogeen ($M.\ genitalium$).
* **Diagnostiek:** PCR.
* **Behandeling:** Syndromale behandeling, gevoeligheid vergelijkbaar met Chlamydia.
* **Trichomonas vaginalis:**
* **Kenmerken:** Parasitair protozoön. Mannen: urethritis. Vrouwen: vulvitis, vaginitis (fluor, branderigheid, jeuk). Complicaties: PID, premature bevalling.
* **Overdracht:** Seksueel contact.
* **Behandeling:** Eenmalige behandeling met metronidazol per os. Partner meebehandelen.
* **Genitale herpes (HSV):**
* **Kenmerken:** DNA-virus (voornamelijk type 2). Infectie is definitief, virus blijft latent. Lokale symptomen: blaasjes/ulcera. Complicaties: pijnlijke recidieven, overdracht bij bevalling (herpes neonatorum).
* **Overdracht:** Seksueel contact, huid op huid.
* **Behandeling:** Aciclovir bij opstoten. Condoomgebruik ter preventie.
* **Genitale wratten (HPV):**
* **Kenmerken:** Naakt DNA-virus met vele types. Associatie met locatie en risico op carcinogeniciteit (bv. HPV16, 18 hoog-risico voor cervixkanker). Infectie kan geklaard worden.
* **Complicaties:** Lokale tumoren.
* **Preventie:** Vaccinatie (dekt niet alle types), condoomgebruik. Screening op metaplasie/kanker.
* **Syfilis ($Treponema\ pallidum$):**
* **Kenmerken:** Bacterie die zich systemisch verspreidt.
* **Primaire syfilis:** "Ulcus durum" (sjanker) - harde, pijnloze papel.
* **Secundaire syfilis:** Huid- en mucosale letsels, systemische symptomen.
* **Tertiaire syfilis:** Chronische inflammatie met onomkeerbare orgaanschade (neurologisch, cardiaal).
* **Overdracht:** Seksueel contact.
* **Diagnostiek:** Microscopie, serologie (sommige testen levenslang positief).
* **Behandeling:** Penicilline. Partner meebehandelen.
### 1.7 Infecties van het centraal zenuwstelsel (CZS)
Infecties van hersenen, ruggenmerg en omringende vliezen.
#### 1.7.1 Klinisch beeld en symptomen
Neurologische symptomen, die afhankelijk zijn van leeftijd (bv. nekstijfheid ontbreekt bij zuigelingen). Symptomen van intracraniële overdruk (braken, nekstijfheid, hypertensie, bradycardie). Koorts, hoofdpijn, fotofobie, fonofobie, bewustzijnsdaling, psychiatrische symptomen.
#### 1.7.2 Verwekkers
Virussen (herpes, enterovirus), bacteriën ($Neisseria\ meningitidis$, $Streptococcus\ pneumoniae$), opportunistische pathogenen, zeldzaam parasieten en schimmels.
#### 1.7.3 Overdracht en incubatietijd
Afhankelijk van de verwekker, via direct contact, druppelinfectie of hematogeen. Incubatietijd varieert van dagen tot weken.
#### 1.7.4 Diagnose
Detectie van pathogeen op lumbaal vocht (celtelling, biochemie), microscopie (gramkleuring), PCR, kweek. Hemokweken kunnen aanvullend zijn.
#### 1.7.5 Behandeling en preventie
Vaccinatie is beschikbaar voor enkele verwekkers. Antivirale middelen voor herpesvirussen. Antibiotica voor bacteriële infecties. Snelle diagnose en behandeling zijn cruciaal.
### 1.8 Infecties van de lever
Voornamelijk virale infecties (hepatitis A, B, C).
#### 1.8.1 Klinisch beeld en symptomen
Koorts, malaise, misselijkheid, verlies van eetlust, braken. Vaak donkere urine, ontkleurde ontlasting, geelzucht en jeuk. Soms huiduitslag en arthritis.
#### 1.8.2 Verwekkers
Virussen (HAV, HBV, HCV, HDV, HEV).
#### 1.8.3 Overdracht
Afhankelijk van het type virus: fecaal-oraal (HAV, HEV), bloed-bloed contact (HBV, HCV), seksueel contact (HBV).
#### 1.8.4 Verloop
* **HAV, HEV:** Meestal acuut, zelden chronisch.
* **HBV:** Ongeveer 10% wordt chronisch.
* **HCV:** Ongeveer 80% wordt chronisch, met risico op cirrose en leverkanker.
#### 1.8.5 Diagnose
Serologie (IgM, IgG, antigenen), PCR.
#### 1.8.6 Behandeling en preventie
Ondersteunende therapie voor acute infecties. Antivirale middelen bij chronische infecties (HBV, HCV). Preventie door vaccinatie (HAV, HBV) en hygiënemaatregelen.
### 1.9 Lymphadenopathieën van infectieuze oorsprong
Niet-pijnlijke, opgezette lymfeklieren verspreid over het lichaam, meestal als reactie op een virale infectie.
#### 1.9.1 Klinisch beeld en symptomen
Pijnloze, vergrote klieren in verschillende regio's. Matige tot afwezige koorts bij gegeneraliseerde lymfadenopathieën van virale oorsprong.
#### 1.9.2 Verwekkers
Virussen (bv. herpesvirussen zoals CMV en EBV, HIV), mazelen.
#### 1.9.3 Overdracht en verloop
Afhankelijk van de verwekker. EBV en CMV blijven levenslang aanwezig. HIV leidt tot immuunafbraak (aids).
#### 1.9.4 Diagnose
Klinische vaststelling, gevolgd door serologische uitwerking. Paul-Bunnell test voor EBV.
#### 1.9.5 Behandeling en preventie
Vaccinatie voor mazelen. Virusremmers voor CMV (bij immuundeficiëntie) en HIV.
### 1.10 Intravasale en endovasculaire infecties; Prothese-infecties
Aanwezigheid en vermenigvuldiging van micro-organismen in de bloedbaan of op geïmplanteerde materialen.
#### 1.10.1 Spectrum
* **Primaire endovasculaire infecties:** Infectie van endotheel (hartkleppen, bloedvaten) of geïmplanteerde biomaterialen (hartklepprothesen, katheters).
* **Secundaire bacteriëmie:** Infectiehaard buiten de bloedbaan met overloop van micro-organismen in de bloedbaan.
* **Transiënte bacteriëmie:** Tijdelijke aanwezigheid van micro-organismen in de bloedbaan, die normaal gesproken snel worden geklaard.
#### 1.10.2 SIRS en Sepsis
* **SIRS (Systemisch Inflammatoir Response Syndroom):** Veralgemeende ontsteking, niet exclusief infectieus.
* **Sepsis:** SIRS veroorzaakt door een infectie. Kan leiden tot septische shock, orgaanfalen (MOF).
#### 1.10.3 Endocarditis
Infectie van het endotheel van het hart, met name hartkleppen.
* **Subacute endocarditis:** Verwekt door minder virulente bacteriën (bv. Viridans-streptokokken, HACEK-groep, enterokokken), vaak op beschadigde hartkleppen.
* **Acute endocarditis:** Verwekt door virulente bacteriën ($Staphylococcus\ aureus$), met snelle destructie van de klep.
* **Diagnostiek:** Hartgeruis, echografie, bloedkweken (meerdere).
* **Behandeling:** Antibiotica (hoge dosis, soms combinatie), chirurgie bij falen of snelle achteruitgang.
* **Preventie:** Goede mondhygiëne, preventieve antibiotica bij risico-ingrepen bij patiënten met hartkleplijden.
#### 1.10.4 Prothese-infecties
Infecties op geïmplanteerde materialen (vasculair, gewrichten, borstimplantaten, pacemakers). Micro-organismen nestelen zich in een biofilm, wat klaring bemoeilijkt.
* **Behandeling:** Antibiotica zijn zelden voldoende; vaak is verwijdering van de prothese noodzakelijk.
---
# Genitale infecties en SOA's
Genitale infecties en seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) omvatten een breed scala aan infecties die de geslachtsorganen aantasten, met mogelijke uitbreiding naar andere organen, en die voornamelijk via seksueel contact worden overgedragen.
### 2.1 Klinisch beeld en deelsyndromen
Genitale infecties manifesteren zich als verschillende klinische syndromen, waaronder vaginitis, urethritis, cervicitis, en infecties die leiden tot ulcera of vesikels. Daarnaast kunnen genitale infecties asymptomatisch verlopen, tumoren of wratten veroorzaken, of leiden tot infecties van andere organen zoals de lever (bv. hepatitis B) of een algemene immuunsuppressie (bv. hiv).
#### 2.1.1 Complicaties
Complicaties van genitale infecties kunnen variëren van opstijgende infecties (pelvic inflammatory disease, PID) met mogelijke infertiliteit en verhoogd risico op extra-uteriene zwangerschappen, tot systemische infecties en het ontwikkelen van kanker (bv. door HPV). Bij soa's is behandeling van de partner essentieel.
#### 2.1.2 Soa vs. niet-soa
Het onderscheid tussen soa's en andere infecties is cruciaal. Soa's worden seksueel overgedragen en vereisen behandeling van de partner(s), terwijl niet-soa's andere overdrachtsroutes hebben en meestal niet de partner(s) betreffen.
### 2.2 Vaginitis
Vaginitis is een ontsteking van de vagina, vaak veroorzaakt door een verstoring van de normale flora, die rijk is aan lactobacillen en zorgt voor een zure pH.
#### 2.2.1 Oorzaken van vaginitis
* **Bacteriële vaginose:** Overgroei van bacteriën die normaal tot de flora behoren, zoals *Prevotella spp.* en *Gardnerella vaginalis*. Dit veroorzaakt een storend vaginaal verlies, vaak met een kwalijke geur. Het kan leiden tot een verhoogde transmissie van soa's en vroeggeboorte.
* **Symptomen:** Vaak asymptomatisch, stinkende fluor (soms jeuk).
* **Objectieve tekenen (Amsel criteria):** Stinkend, grijs, homogeen beslag/fluor; verhoogde pH van vaginale mucus ($> 5$); hoge concentratie van amines (sniff test); clue cells bij microscopie.
* **Behandeling:** Metronidazol of clindamycine per os of lokaal. Hoge recidiefkans.
* **Candida vaginitis (Candidiasis):** Overgroei van *Candida albicans*, een gist. Typisch met witverlies en een branderig gevoel. Komt vaker voor na antibioticagebruik of bij diabetes.
* **Behandeling:** Antischimmelmiddelen.
* **Trichomonas vaginalis vaginitis (Trichomoniasis):** Een protozoaire infectie, beschouwd als een echte soa.
* **Symptomen:** Vrouwen: vulvitis, vaginitis (fluor, branderigheid, jeuk). Mannen: urethritis (branderigheid, jeuk).
* **Complicaties:** PID, premature bevalling.
* **Diagnose:** Microscopie (wet stain) op vers staal.
* **Behandeling:** Eenmalige behandeling met metronidazol per os. Partnerbehandeling is essentieel.
### 2.3 Soa's strictu sensu
Dit omvat soa's die primair de geslachtsorganen aantasten.
#### 2.3.1 Gonorroe (*Neisseria gonorrhoeae*)
Een bacterie met efficiënte aanhechting aan epithelia, die urethritis bij mannen (branderigheid, wit-geel-groen secreet, "druiper") en vaak milde of geen symptomen bij vrouwen veroorzaakt.
* **Locaties:** Urethra, cervix, rectum, farynx.
* **Symptomen:** Mannen: urethritis. Vrouwen: milde symptomen, vaginale afscheiding, tussentijds bloedverlies. Rectale infecties en faryngitis zijn ook mogelijk.
* **Systemische symptomen:** Artritis, tenosynovitis, dermatitis (immunologische kruisreacties).
* **Complicaties:** PID bij vrouwen (leidend tot infertiliteit, ectopische zwangerschappen); epididymitis bij mannen. Overdracht bij bevalling kan leiden tot artritis, keratitis of sepsis bij het kind.
* **Diagnose:** Gramkleuring (gram-negatieve diplokokken), kweek, PCR.
* **Behandeling:** Antibiotica (rekening houdend met resistentie en co-infectie met chlamydia). Partnerbehandeling is noodzakelijk.
#### 2.3.2 Chlamydia (*Chlamydia trachomatis*)
Een obligaat intracellulair levende bacterie die epitheelcellen infecteert.
* **Locaties:** Geslachtsorganen, ook oog (trachoma) en lymfevaten (lymphogranuloma venerum).
* **Symptomen:** Vaak asymptomatisch, vooral bij vrouwen. Mannen: mucopurulente urethritis. Vrouwen: cervicitis.
* **Complicaties:** PID (belangrijke oorzaak van infertiliteit), conjunctivitis en pneumonie bij pasgeborenen.
* **Diagnose:** PCR (niet zichtbaar op gramkleuring, niet kweekbaar in routine).
* **Behandeling:** Antibiotica (doxycycline of azithromycine, eventueel gecombineerd met ceftriaxon voor gonorroe). Partnerbehandeling is noodzakelijk.
#### 2.3.3 Genitale Mycoplasmata
Eenvoudige bacteriën zonder celwand, resistent tegen bèta-lactams.
* **Species:** *Mycoplasma hominis*, *Ureaplasma urealyticum* (commensalen, geassocieerd met bacteriële vaginose), *Mycoplasma genitalium* (pathogeen, vergelijkbaar met *C. trachomatis*).
* **Diagnose:** PCR.
* **Behandeling:** Syndromale behandeling, gevoeligheid vergelijkbaar met chlamydia.
#### 2.3.4 Trichomonas vaginalis
Een parasitaire protozoön.
* **Symptomen:** Mannen: urethritis. Vrouwen: vulvitis, vaginitis (fluor, branderigheid, jeuk).
* **Complicaties:** PID, premature bevalling.
* **Diagnose:** Microscopie (wet stain).
* **Behandeling:** Eenmalige behandeling met metronidazol per os. Partnerbehandeling is essentieel.
#### 2.3.5 Genitale herpes (HSV)
Een DNA-virus, voornamelijk type 2 is geassocieerd met genitale infecties. De infectie is definitief; het virus blijft latent in sensoriële neuronen.
* **Symptomen:** Typische polycyclische blaasjes/ulcera.
* **Complicaties:** Pijnlijke recidieven, overdracht bij bevalling (herpes neonatorum).
* **Overdracht:** Direct contact met geslachtsorganen, ook indirect.
* **Diagnose:** Klinisch, eventueel PCR.
* **Behandeling:** Acyclovir bij opstoten. Preventie met condoom (dekt niet alle oppervlakken).
#### 2.3.6 Genitale wratten (HPV)
Veroorzaakt door humane papillomavirussen (HPV), met meer dan 100 types.
* **Types:** Geassocieerd met locatie en risico op carcinogeniciteit (bv. HPV 16 en 18 zijn hoog-risico types voor cervixkanker).
* **Symptomen:** Lokaal asymptomatisch, maar kan leiden tot tumoren.
* **Complicaties:** Cervixkanker, peniskanker, anale kanker, orofaryngeale kanker.
* **Overdracht:** Direct contact met geslachtsorganen, ook indirect.
* **Diagnose:** PCR, screening op metaplasie/kanker.
* **Behandeling/Preventie:** Geen directe behandeling, wel preventie door vaccinatie (dekt niet alle types). Screening blijft nodig.
#### 2.3.7 Syfilis (*Treponema pallidum*)
Een bacterie die zich systemisch kan verspreiden en levenslang aanwezig kan blijven.
* **Fasen:**
* **Primaire syfilis:** Lokale infectie ("ulcus durum" of sjanker): pijnloze, harde papel die spontaan geneest, maar de bacterie verspreidt zich.
* **Secundaire syfilis (na maanden):** Systemische verspreiding met huid- en mucosa letsels. Kan ook spontaan genezen.
* **Tertiaire syfilis (na jaren):** Chronische inflammatie met onomkeerbare orgaanschade (neurologische, psychiatrische, cardiale complicaties, gummata).
* **Overdracht:** Contact met geslachtsorganen, congenitaal mogelijk.
* **Diagnose:** Microscopie (zelden gebruikt), serologie (TPPA is levenslang positief, VDRL kan negatief worden na behandeling).
* **Behandeling:** Penicilline (meestal éénmalig). Preventie door veilige seks en partnerbehandeling.
### 2.4 Hiv en zwangerschap
Tijdens de zwangerschap worden diverse infecties gescreend, waaronder syfilis, om overdracht naar de foetus te voorkomen. Behandeling van hiv met antiretrovirale therapie (ART) vermindert de overdracht.
### 2.5 Overige genitale infecties
* **Herpes labialis (HSV type 1 & 2):** Hoewel typisch geassocieerd met de bovenste (HSV-1) of onderste (HSV-2) lichaamshelft, kan HSV-2 genitaal voorkomen. Infectie blijft levenslang latent.
* **Varicella en zona:** Veroorzaakt door het varicella zostervirus. Primaire infectie veroorzaakt waterpokken, reactivatie leidt tot gordelroos (zona). Overdracht is via direct contact.
* **Verrucae vulgares (wratjes) & Mollusca Contagiosa (waterwratjes):** Virale infecties veroorzaakt door HPV en molluscum contagiosum virus respectievelijk, overgedragen door direct contact.
* **Tinea pedis (atleetvoet) & Candidiasis:** Schimmelinfecties veroorzaakt door dermatofyten of *Candida albicans*. Overgedragen via directe contact, vaak in vochtige omgevingen.
### 2.6 Preventie en diagnostiek
Preventie van genitale infecties en soa's is voornamelijk gericht op veilige seks (condoomgebruik). Vaccinatie is beschikbaar voor HPV en hepatitis B. Diagnostiek omvat klinische evaluatie, microscopie, kweek, serologie en PCR, afhankelijk van de vermoedelijke verwekker. Het behandelen van partners is cruciaal om herinfectie en verdere verspreiding te voorkomen.
---
# Infecties van het centraal zenuwstelsel
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting van "Infecties van het centraal zenuwstelsel", opgesteld als een studiemateriaal voor examens.
## 7. Infecties van het centraal zenuwstelsel
Infecties van het centraal zenuwstelsel (CZS), waaronder de hersenen, het ruggenmerg en de hersenvliezen, manifesteren zich primair door neurologische symptomen die sterk afhankelijk zijn van de leeftijd van de patiënt. Deze infecties zijn potentieel levensbedreigend en kunnen leiden tot ernstige, blijvende neurologische restletsels.
### 7.1 Klinisch beeld en deel-syndromen
De symptomatologie is divers en kan variëren van algemene (koorts, hoofdpijn) tot specifieke neurologische en psychiatrische uitingen.
* **Symptomen:**
* Neurologische symptomen: hoofdpijn, fotofobie (lichtgevoeligheid), fonofobie (geluidsgevoeligheid), sensoriële defecten, bewustzijnsdaling.
* Psychiatrische symptomen: soms aanwezig, zoals psychose of gedragsverandering.
* Symptomen van intracraniële overdruk: braken, nekstijfheid, hypertensie (verhoogde bloeddruk), bradycardie (trage hartslag).
* Koorts: Vaak aanwezig, maar niet altijd. De klassieke triade van koorts, nekstijfheid en veranderde geestestoestand wordt slechts bij ongeveer 50% van de patiënten gezien, met name bij pneumokokkenmeningitis.
* Bij zuigelingen en peuters kunnen typische tekenen zoals nekstijfheid ontbreken, wat de diagnose bemoeilijkt.
* **Complicaties:**
* Neurologische en psychiatrische restletsels.
* Snelle evolutie naar systemische infecties (sepsis), septische embolen, of bloedingen.
* Soms kan necrose optreden die amputaties vereist.
* Niet-wegdrukbare rode vlekken (petechiën/purpura) zijn een alarmteken van lokale bloedingen en kunnen wijzen op levensbedreigende sepsis, zoals bij meningokokkeninfectie.
* **Aanverwante ziekten en syndromen:**
* Andere oorzaken van meningeale prikkeling (niet-infectieus).
* Cerebrovasculaire accidenten (CVA).
### 7.2 Spectrum van symptomen en verwekkers
* **Verwekkers:**
* **Virussen:** Vooral herpesvirussen (bv. Herpes Simplex Virus (HSV)) en enterovirussen.
* **Bacteriën:** Belangrijkste zijn *Neisseria meningitidis* (meningokok), *Streptococcus pneumoniae* (pneumokok). *Haemophilus influenzae* is door vaccinatie in België nauwelijks meer een probleem. Opportunistische pathogenen kunnen binnendringen na doorbraak van barrières (bv. na trauma).
* **Schimmels en parasieten:** Zeldzamer, meestal bij immuungecompromitteerde patiënten.
* **Overdracht:**
* Afhankelijk van de verwekker. Typische pathogenen worden vaak overgedragen via directe contacten of druppelinfecties (bv. na kolonisatie van de keel). Virussen zoals HSV kunnen via zenuwbanen het CZS bereiken.
* **Incubatietijd:**
* Varieert van dagen tot weken, afhankelijk van de verwekker.
### 7.3 Diagnose
De diagnose wordt voornamelijk gesteld op basis van klinische symptomen en de analyse van lumbaal vocht (ruggenprik).
* **Lumbaal vocht analyse:**
* **Celtelling:**
* Virale infecties: Typisch een beperkte stijging van het aantal cellen, voornamelijk lymfocyten.
* Bacteriële infecties: Sterk verhoogd aantal cellen, voornamelijk neutrofielen.
* **Biochemie:**
* Virale infecties: Eiwit en glucose normaal of licht gestoord.
* Bacteriële infecties: Eiwit verhoogd, glucose verlaagd, lactaat verhoogd.
* **Aantonen van de verwekker:**
* Microscopie (bv. Gramkleuring voor bacteriën).
* Antigendetectie.
* PCR (Polymerase Chain Reaction) – zeer gevoelig en specifiek.
* Kweek.
* **Serologie:** Kan aanvullend worden gebruikt op lumbaal vocht of bloed.
* **Andere diagnostische methoden:**
* Bloedkweken (hemokulturen): Essentieel bij verdenking op bacteriële infectie, meerdere kweken afnemen.
* Beeldvorming (MRI/CT-scan): Om structurele afwijkingen of oedeem te beoordelen, vooral bij verdenking op intracraniële overdruk of als de lumbaalpunctie gecontra-indiceerd is.
> **Tip:** De diagnostiek moet snel plaatsvinden. Bij een ernstige klinische presentatie kan een empirische (blind) behandeling gestart worden, bij voorkeur na afname van een lumbaalpunctie.
### 7.4 Pathogenese
Inflammatie en directe schade aan het CZS-weefsel verstoren de neurale functie. Bij bacteriële infecties kan dit leiden tot sepsis, infectie van andere organen, orgaanfalen, diffuse intravasculaire stolling (DIC), septische embolen en bloedingen. Het CZS is een immuungepriviligeerde zone; ontsteking moet beperkt worden om oedeem en overdruk te voorkomen.
* **Virale infecties:** Kunnen leiden tot zelflimiterende ziekten met goede prognose (enterovirus) of ernstige restletsels (herpes simplex virus).
* **Bacteriële infecties:** Zonder behandeling zijn deze vaak fataal of leiden ze tot ernstige restletsels.
* **Schimmelinfecties:** Opportunistisch bij verminderde weerstand, zelden spontaan herstel.
### 7.5 Behandeling en preventie
* **Behandeling:**
* **Empirische behandeling:** Vaak wordt gestart met een combinatie van breed-spectrum antibiotica (tegen bacteriën) en antivirale middelen (zoals aciclovir voor herpesvirussen), omdat de verwekker op het moment van starten nog niet bekend is. De behandeling wordt bijgesteld op basis van de diagnostiek.
* **Antibiotica:** Cruciaal bij bacteriële infecties om restletsels te verminderen en levens te redden.
* **Antivirale middelen:** Zoals aciclovir, essentieel bij herpes-encefalitis.
* **Schimmelwerende middelen:** Vereist gespecialiseerde zorg.
* **Supportieve therapie:** Behandeling van symptomen, zoals sedatie, respiratoire ondersteuning en bloeddrukregulatie.
* **Preventie:**
* **Vaccinatie:** Beschikbaar tegen *Haemophilus influenzae* type b, *Neisseria meningitidis* (diverse serotypes, o.a. C), *Streptococcus pneumoniae* (pneumokokken), en poliovirus.
* Het vermijden van contact met zieke individuen en het bevorderen van algemene hygiëne zijn ook preventieve maatregelen.
### 7.6 Belangrijke overwegingen
* Het onderschatten van CZS-infecties kan fataal zijn. De snelle evolutie naar ernstige complicaties vereist een prompte diagnose en adequate behandeling.
* Bij patiënten met een verhoogd risico op intracraniële overdruk dient voorzichtig te worden omgegaan met lumbaalpuncties om hersenherniatie te voorkomen. Een fundoscopie kan hierbij helpen.
* Gezien de ernst van de infecties, is het starten van empirische behandeling, vaak in combinatie met antibiotica en antivirale middelen, essentieel, zelfs voordat de definitieve diagnose gesteld is.
---
# Leverinfecties
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over leverinfecties, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 4. Leverinfecties
Leverinfecties zijn voornamelijk viraal van aard en kunnen leiden tot leverfunctiestoornissen, waarbij hepatitis A, B en C de meest voorkomende verwekkers zijn.
### 4.1 Klinisch beeld en deelsyndromen
### 4.1.1 Algemeen beeld
Infecties van de lever, typisch viraal van oorsprong, kunnen ook veroorzaakt worden door parasieten, hoewel dit in West-Europa minder frequent is. Complicaties kunnen variëren van leverfalen bij chronische infecties tot cirrose en hepatocellulair carcinoom. Niet-infectieuze oorzaken zoals toxische of auto-immuun hepatitis, en galwegobstructie, kunnen vergelijkbare symptomen vertonen, met name geelzucht.
### 4.1.2 Symptomen
De symptomen van leverinfecties kunnen uiteenlopen:
* Koorts
* Malaise (vermoeidheid, misselijkheid, verlies van eetlust, soms braken)
* Donkere urine
* Ontkleurde ontlasting
* Geelzucht (icterus)
* Jeuk
* Huiduitslag
* Artritis
### 4.1.3 Verwekkers
De meest voorkomende verwekkers zijn virussen, met name:
* **Hepatitis A virus (HAV)**
* **Hepatitis B virus (HBV)**
* **Hepatitis C virus (HCV)**
Zeldzamere verwekkers zijn onder andere:
* Hepatitis D virus (HDV), altijd in combinatie met HBV
* Hepatitis E virus (HEV)
* Opportunistische micro-organismen
### 4.1.4 Overdracht
De overdrachtswegen variëren afhankelijk van het type virus:
* **HAV:** Fecaal-oraal, via besmet voedsel of water, geassocieerd met lagere hygiënestandaarden.
* **HBV en HCV:** Voornamelijk via bloed-bloedcontact (bv. intraveneus druggebruik, iatrogeen). HBV kan ook efficiënt overgedragen worden via seksueel contact, intiem niet-seksueel contact (bv. speeksel, delen van tandenborstels) en perinatale transmissie van moeder op kind. HCV kan tot een week buiten het lichaam infectieus blijven.
* **HEV:** Via besmet water (zoönose) en voedsel.
* **HDV:** Altijd samen met HBV.
### 4.1.5 Incubatietijd
De incubatietijd varieert per virus:
* HAV: Ongeveer 4 ± 2 weken
* HBV: Ongeveer 3 ± 2 maanden
* HCV: Ongeveer 6 weken (variërend van 2 weken tot 6 maanden)
* HDV: Gelijk aan HBV, met een ernstiger verloop bij co-infectie.
* HEV: Ongeveer 6 ± 3 weken
### 4.1.6 Diagnose
Diagnostiek omvat voornamelijk:
* **Serologie:** Voor screening en monitoring van HCV en HBV. Detectie van antilichamen (IgM voor recent, IgG voor oudere infectie/vaccinatie) en antigenen.
* Bij HAV: IgM en IgG.
* Bij HBV: anti-HBs (genezen/gevaccineerd), anti-HBc (contact huidig/verleden), anti-HBe. Detectie van HBsAg (actief acuut/chronisch) en HBeAg.
* Bij HCV: IgG (kan pas na 6 maanden positief zijn).
* Bij HEV: IgG en IgM.
* **Antigeen en genoomdetectie:**
* HBV: HBsAg, HBeAg, PCR.
* HCV: RT-PCR, genotypering.
* **PCR:** Cruciaal voor de detectie van HBV en HCV.
* Sommige leverinfecties zijn **aangifteplichtig**.
### 4.1.7 Behandeling en preventie
* **HAV:** Geen specifieke behandeling, enkel supportief. Preventie door **vaccinatie** is effectief. Passieve immunisatie is mogelijk bij ongevaccineerde contacten.
* **HBV:** Geen specifieke behandeling voor acute infectie, enkel supportief. Bij chronische infectie worden antivirale middelen (reverse transcriptase inhibitoren) ingezet. Preventie door **vaccinatie** is zeer effectief. Passieve immunisatie met anti-HBs is mogelijk bij ongevaccineerde contacten, gelijktijdig met vaccinatie.
* **HCV:** Behandeling met antivirale middelen (polymerase inhibitoren) is beschikbaar en zeer effectief, maar er is geen vaccin. Bij een prikongeval wordt onmiddellijk antivirale therapie gestart.
* **HEV:** Geen specifieke behandeling, enkel supportief.
* **HDV:** Behandeling is gericht op de onderliggende HBV-infectie.
**Preventiestrategieën omvatten:**
* Hygiëne (vooral voor HAV en HEV).
* Veilige seks (voor HBV en HCV).
* Preventie van overdracht via bloed en bloedproducten (voor HBV en HCV).
* Screening van bloeddonoren.
### 4.2 Pathogenese
* **HAV en HEV:** Deze "naakte" virussen zijn cytotoxisch en veroorzaken tijdelijke leverschade die doorgaans herstelt. Uitzonderlijk kan een fulminant verloop optreden.
* **HBV en HCV:** De leverschade en complicaties bij chronische infecties zijn grotendeels het gevolg van de **immuunrespons** van de gastheer. Bij een adequate immuunrespons worden geïnfecteerde cellen door T-cellen opgeruimd, wat leidt tot ontsteking en schade. Bij immuundepressie is de schade vaak minder uitgesproken, omdat het immuunsysteem de geïnfecteerde cellen minder agressief aanpakt.
### 4.3 Verloop
* **HAV:** Meestal acute infectie, zelden chronisch. Kinderen zijn vaak asymptomatisch.
* **HBV:** In ongeveer 10% van de gevallen wordt de infectie chronisch (virus langer dan een jaar aanwezig). Hiervan ontwikkelt 10% symptomatische leverziekte (cirrose, kanker).
* **HCV:** In ongeveer 80% van de gevallen wordt de infectie chronisch. Hiervan ontwikkelt 20% symptomatische leverziekte (cirrose, kanker). Dit maakt HCV een belangrijke oorzaak van chronische leverziekte wereldwijd.
* **HEV:** Meestal acuut, wordt uitzonderlijk chronisch bij immuungecompromitteerde personen.
* **HDV:** Altijd geassocieerd met HBV, leidt tot een ernstiger en sneller progressief chronisch leverlijden.
### 4.4 Complicaties
* Leverfalen
* Cirrose
* Hepatocellulair carcinoom (leverkanker)
* Fulminant leverfalen (zelden)
### 4.5 Specifieke aandachtspunten
* **Verschil tussen acute en chronische infecties:** Cruciaal voor prognose en behandeling.
* **Belang van vaccinatie:** Effectief voor HAV en HBV.
* **Kosten van behandeling:** Nieuwe antivirale middelen voor HCV kunnen erg duur zijn.
* **Risicogroepen:** IV-druggebruikers, personen met onbeschermde seks, gezondheidswerkers, reizigers naar gebieden met lage hygiëne.
* **Verschil in immuniteit:** Een effectief immuunsysteem kan bijdragen aan de schade (HBV, HCV), terwijl een verzwakt immuunsysteem de virale replicatie kan faciliteren.
---
# Intravasculaire en endovasculaire infecties, prothese-infecties
Dit deel behandelt infecties binnen het bloedvatenstelsel en infecties geassocieerd met implantaten zoals katheters en protheses, inclusief hun pathogenese, SIRS, sepsis, septische shock, MOF, en diagnostiek en behandeling.
### 5.1 Definitie en spectrum
Intravasculaire en endovasculaire infecties omvatten de aanwezigheid en vermenigvuldiging van micro-organismen in de bloedbaan en op structuren binnen de bloedvaten.
* **Primaire endovasculaire infecties:** Infecties van het endotheel (de binnenwand) van bloedvaten, inclusief het endotheel van het hart (endocarditis) en bloedvaten. Geïmplanteerde biomaterialen, zoals kunsthartkleppen en katheters, kunnen ook geïnfecteerd raken, wat leidt tot primaire bacteriëmie.
* **Secundaire bacteriëmie:** Hierbij bevindt de infectiehaard zich buiten de bloedbaan, maar komen de micro-organismen herhaaldelijk of in grote aantallen in de bloedbaan terecht.
* **Transiënte bacteriëmie/viremie:** Bij activiteiten zoals tandenpoetsen kunnen micro-organismen in de bloedbaan terechtkomen, maar worden ze doorgaans snel opgeruimd door het mononucleaire-fagocytensysteem in de capillairen. Dit stadium is ook belangrijk voor de migratie van micro-organismen naar andere organen met een specifiek tropisme.
### 5.2 Pathogenese en klinische verschijnselen
Infecties van de bloedbaan en met implantaten kunnen leiden tot ernstige systemische reacties.
* **SIRS (Systemisch Inflammatoir Respons Syndroom):** Een gegeneraliseerde inflammatoire reactie die niet uitsluitend infectieus is. Symptomen omvatten koorts of hypothermie, tachypneu, en tachycardie.
* **Sepsis:** Gedefinieerd als SIRS als gevolg van een infectie. De aanwezigheid van micro-organismen in de bloedbaan is hierbij cruciaal.
* **Septische shock:** Een levensbedreigende complicatie van sepsis, gekenmerkt door ernstige hypotensie (lage bloeddruk) en verminderde perfusie van vitale organen, leidend tot functioneel falen.
* **MOF (Multi-orgaanfalen):** Verdere progressie waarbij meerdere vitale organen falen. Dit kan voortkomen uit de systemische inflammatie of de infectie zelf, met onvoldoende orgaanperfusie (bv. acute nierinsufficiëntie, ARDS, leverfalen met stollingsstoornissen) of de strooiing van micro-organismen naar andere locaties in het lichaam, wat kan leiden tot metastatische infecties.
* **Klinische verschijnselen:** Naast de symptomen van SIRS/sepsis, kunnen er ook specifieke tekenen zijn zoals koorts, koude rillingen, petechiën (niet-wegdrukbare rode vlekjes door lokale bloedingen, een alarmsignaal dat duidt op metastatische infecties of diffuse intravasculaire stolling). De infectie kan ook leiden tot orgaanschade, zoals hartinsufficiëntie bij endocarditis of respiratoire problemen bij pneumonie.
### 5.3 Diagnose en behandeling
Snelle diagnostiek en agressieve behandeling zijn cruciaal bij intravasculaire en endovasculaire infecties.
* **Diagnostiek:**
* **Microbiologische kweken:** Afname van bloedkweken (hemokulturen) is essentieel. Meerdere kweken (idealiter 2-3) worden afgenomen, gescheiden in aerobe en anaerobe flessen, en met specifieke technieken om contaminatie te minimaliseren.
* **Beeldvorming:** Echografie wordt gebruikt om structurele afwijkingen, zoals vegetaties op hartkleppen bij endocarditis, te detecteren.
* **Laboratoriumparameters:** Monitoring van parameters zoals arteriële bloedgassen (pO2), lactaat, en nier- en leverfuncties is noodzakelijk.
* **Behandeling:**
* **Antibiotica:** Breed-spectrum intraveneuze antibiotica worden zo snel mogelijk gestart, bij voorkeur na afname van kweken. De keuze wordt aangepast zodra de verwekker bekend is.
* **Supportieve therapie:** Gericht op het stabiliseren van vitale functies, zoals bloeddrukondersteuning en mechanische ventilatie. Behandelingen gericht op het afremmen van lymfokines (bv. TNF) zijn zelden bewezen effectief.
* **Chirurgie:** Verwijdering van geïnfecteerde protheses (bv. katheters, kunstkleppen) is vaak noodzakelijk omdat antibiotica de biofilm moeilijk kunnen penetreren. Bij endocarditis kan klepvervanging nodig zijn bij falen van antibiotische therapie of snelle achteruitgang.
### 5.4 Specifieke infecties
#### 5.4.1 Endocarditis
Endocarditis is een infectie van het endotheel van het hart, voornamelijk ter hoogte van de hartkleppen.
* **Pathogenese:**
* **Subacute endocarditis:** Veroorzaakt door minder virulente bacteriën, zoals Viridans-streptokokken, HACEK-groep bacteriën (uit de mondholte), of enterokokken (uit de darm). Deze hechten zich aan beschadigde hartkleppen of kunstkleppen, vaak na transiënte bacteriëmie (bv. bij tandheelkundige ingrepen of manipulaties van het maagdarmkanaal of urinewegen). De bacteriën vormen een geïnfecteerde trombus ("vegetatie").
* **Acute endocarditis:** Veroorzaakt door zeer virulente bacteriën zoals *Staphylococcus aureus*. Dit kan leiden tot snelle destructie van de hartklep, ook zonder voorafgaande hartklepafwijkingen.
* **Gevolgen:** Beschadiging van de hartkleppen leidt tot hartgeruis en verminderde pompfunctie (hartinsufficiëntie). Strooi-infecties (metastatische infecties) kunnen optreden door bacteriën die via de bloedbaan worden verspreid.
* **Risicofactoren:** Congenitale of verworven hartklepafwijkingen, kunstkleppen, pacemakers, intra-vasculaire katheters, intraveneus drugsgebruik.
* **Preventie:** Goede mondhygiëne bij patiënten met hartklepafwijkingen. Preventieve antibiotica vóór risicovolle ingrepen (bv. tandheelkundige ingrepen met bloeding).
#### 5.4.2 Prothese-infecties
Met de toename van protheses in de geneeskunde, neemt ook het aantal infecties toe, met potentieel dramatische gevolgen.
* **Spectrum van prothesen:**
* **Endovasculair:** Tijdelijke intravasculaire katheters (perifeer en centraal), definitieve klepprothesen, pacemakers.
* **Niet endovasculair:** Gewrichtsprothesen, borstprothesen, intracerebrale katheters, hersenstimulatoren.
* **Pathogenese:** Micro-organismen bereiken de prothese:
* Per continuitatem (bv. katheters).
* Tijdens implantatie (bron: patiënt, team, omgeving).
* Via bacteriëmie.
Bacteriën nestelen zich in een biofilm, wat de klaring door het immuunsysteem bemoeilijkt. Huidbacteriën (bv. coagulase-negatieve stafylokokken, *Cutibacterium acnes*) kunnen laat symptomen geven, soms zonder duidelijke inflammatie, leidend tot loslating van de prothese of malfunctie (bv. pacemaker). Virulente bacteriën geven sneller duidelijke infectiesymptomen.
* **Behandeling:** Antibiotica zijn zelden voldoende om de infectie volledig te klaren. Vaak is verwijdering van de prothese noodzakelijk.
### 5.5 SIRS, sepsis en septische shock
* **SIRS (Systemisch Inflammatoir Respons Syndroom):** Een algemene ontstekingsreactie van het lichaam.
* **Sepsis:** SIRS veroorzaakt door een infectie.
* **Septische shock:** Een levensbedreigende complicatie van sepsis, gekenmerkt door ernstige hypotensie en orgaanfalen door slechte perfusie.
* **MOF (Multi-Orgaanfalen):** Falen van meerdere vitale organen.
#### 5.5.1 Aanpak van sepsis/SIRS
* **Diagnostiek:** Hoge klinische verdenking, hemokulturen, beeldvorming, laboratoriumonderzoek (bloedgassen, lactaat, orgaanfuncties).
* **Behandeling:**
* Intraveneuze breed-spectrum antibiotica.
* Supportieve therapie (vloedstoffen, vasopressoren, beademing).
* Identificatie en behandeling van de bron van infectie.
> **Tip:** Sepsis is een medisch noodgeval. Snelle herkenning en interventie kunnen levensreddend zijn. Denken aan sepsis bij een patiënt met een infectie die acuut verslechtert, koorts heeft, of veranderingen in bewustzijn vertoont.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met een urineweginfectie ontwikkelt plotseling hoge koorts, verwardheid en een lage bloeddruk. Dit kan duiden op sepsis en vereist onmiddellijke medische aandacht.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Adnexen | Structuren die aan een orgaan hangen of ermee verbonden zijn, zoals bij de huid de haarfollikels, zweet- en talgklieren. |
| Amsel criteria | Een set van vier klinische bevindingen die samen een hoge waarschijnlijkheid voor bacteriële vaginose aangeven: een kenmerkende grijze, homogene fluor, een verhoogde vaginale pH, de aanwezigheid van amines (ruiktest) en clue cells bij microscopie. |
| Antigeendetectie | Een laboratoriumtechniek die specifieke moleculaire structuren (antigenen) van een micro-organisme aantoont om een infectie te diagnosticeren. |
| Antivirale middelen | Medicijnen die specifiek gericht zijn tegen virussen om hun replicatie te remmen of de infectie te bestrijden. |
| Asces | Een ophoping van pus, veroorzaakt door een bacteriële infectie, die zich kan vormen in een weefselholte. |
| Aviditeit | Een maat voor de bindingssterkte van antistoffen aan hun doelwit; een hoge aviditeit van IgG-antilichamen kan wijzen op een langdurige infectie, terwijl een lage aviditeit kan duiden op een recente infectie. |
| Bacteriële vaginose (BV) | Een verstoring van de normale vaginale flora, gekenmerkt door een overgroei van bepaalde bacteriën, wat kan leiden tot onaangename geuren en een verhoogd risico op andere infecties en complicaties zoals vroeggeboorte. |
| Bacteriëmie | De aanwezigheid van bacteriën in de bloedbaan. |
| Bèta-lactamase | Een enzym geproduceerd door sommige bacteriën dat de bèta-lactamring van antibiotica zoals penicilline en cefalosporines afbreekt, wat resulteert in resistentie tegen deze antibiotica. |
| Biofilm | Een gemeenschap van micro-organismen, ingebed in een zelfgeproduceerde matrix van polysachariden, eiwitten en nucleïnezuren, die zich hecht aan oppervlakken, inclusief medische implantaten. |
| Caput medusa | Een medische term voor de zichtbare dilatatie van oppervlakkige veneuze collateralen rond de navel, vaak een teken van portale hypertensie en levercirrose. |
| Cellulaire immuundeficiëntie | Een verzwakking van de celgemedieerde immuniteit, waarbij T-cellen en andere immuuncellen niet adequaat functioneren, wat leidt tot een verhoogde vatbaarheid voor infecties. |
| Cervicitis | Ontsteking van de baarmoederhals. |
| Chlamydia trachomatis | Een bacterie die obligaat intracellulair leeft en verschillende ziekten kan veroorzaken, waaronder Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA's), trachoom en lymphogranuloma venerum. |
| Clue cells | Vaginale epitheelcellen bedekt met bacteriën, kenmerkend voor bacteriële vaginose en zichtbaar onder de microscoop. |
| Cytokines | Signaalmoleculen die een rol spelen bij de regulatie van de immuunrespons en inflammatie. |
| Cytotoxisch | Schadelijk voor cellen; verwijst naar de eigenschap van sommige virussen of stoffen om cellen te doden. |
| Cytostatica | Medicijnen die de celdeling remmen, vaak gebruikt bij de behandeling van kanker, maar ook immunosuppressieve effecten kunnen hebben. |
| Cytotoxische T-cellen | Een type witte bloedcel dat geïnfecteerde of abnormale cellen kan herkennen en doden. |
| Dermatofyten | Een groep schimmels die de huid, haren en nagels kunnen infecteren doordat ze keratine afbreken. |
| Diffuse intravasculaire stolling (DIS) | Een ernstige aandoening waarbij de bloedstolling in het hele lichaam wordt geactiveerd, leidend tot zowel bloedstolsels als bloedingen. |
| Diplokokken | Bacteriën die van nature voorkomen in paren. |
| Dysbacteriose | Een onevenwicht in de normale microflora van het lichaam, bijvoorbeeld in de vagina of darm. |
| Ectopische zwangerschap | Een zwangerschap waarbij de bevruchte eicel zich buiten de baarmoeder innestelt, meestal in de eileider. |
| Echinococcus | Een geslacht van lintwormen dat parasitaire infecties kan veroorzaken, zoals hydatide cysten in organen zoals de lever. |
| Endocarditis | Infectie van het endotheel van het hart, met name de hartkleppen. |
| Endotheel | De binnenste laag van bloedvaten en holle organen. |
| Enterococcus | Een groep bacteriën die deel uitmaakt van de normale darmflora maar ook infecties kan veroorzaken, met name in de urinewegen en bloedbaan. |
| Enterovirus | Een type virus dat infecties kan veroorzaken, variërend van milde griepachtige klachten tot ernstige aandoeningen zoals meningitis en polio. |
| Epididymitis | Ontsteking van de bijbal. |
| Epitheliale cellen | Cellen die de bekledende lagen van organen en lichaamsoppervlakken vormen. |
| Erythemateuze huid | Huid die rood is door verwijding van bloedvaten, vaak als gevolg van inflammatie. |
| Erysepelas | Een acute, oppervlakkige huidinfectie die wordt gekenmerkt door een helder rode, scherp begrensde ontsteking, meestal veroorzaakt door groep A streptokokken. |
| Exantheem | Een huiduitslag die gepaard gaat met een infectieziekte. |
| Faryngitis | Keelontsteking. |
| Fecale-orale overdracht | Overdracht van ziekteverwekkers via de mond na contact met ontlasting, vaak door slechte hygiëne. |
| Fistelvorming | De aanleg van een abnormaal kanaal tussen twee organen of tussen een orgaan en de buitenkant van het lichaam. |
| Flucloxacilline | Een penicilline-resistent antibioticum dat veel wordt gebruikt voor de behandeling van Staphylococcus aureus infecties. |
| Fluor | Vaginale afscheiding. |
| Follikels | Kleine zakjes of holtes in de huid waaruit haar groeit. |
| Folliculitis | Ontsteking van een haarfollikel. |
| Fulminant verloop | Een zeer snel en ernstig verlopende ziekte. |
| Fundus | De bodem van een orgaan of holte, zoals de oogfundus (netvlies) of de fundus van de baarmoeder. |
| Furunkel | Een diepe huidinfectie die uitgaat van een haarfollikel en resulteert in een pijnlijke, met pus gevulde knobbel (steenpuist). |
| Gammaglobulinen | Antilichamen die worden geproduceerd door plasmacellen en een cruciale rol spelen in de immuniteit. |
| Ganglion | Een verzameling zenuwcellichamen buiten het centrale zenuwstelsel; in de context van herpesvirussen verblijven deze virussen latent in sensorische ganglia. |
| Gasgangreen | Een ernstige, snel voortschrijdende infectie veroorzaakt door Clostridium perfringens, gekenmerkt door gasvorming in het weefsel. |
| Genoomtypering | Een laboratoriumtechniek om verschillende stammen van een virus of bacterie te classificeren op basis van hun genetisch materiaal. |
| Glomerulonefritis | Ontsteking van de glomeruli, de filters van de nieren. |
| Glucose | Een eenvoudige suiker die dient als primaire energiebron voor cellen. |
| Glycogeen | Een opslagvorm van glucose in het lichaam, voornamelijk in de lever en spieren. |
| Gonokokken | Bacteriën van het type Neisseria gonorrhoeae, de verwekker van gonorroe. |
| Gramkleuring | Een differentiaal kleuringstechniek die gebruikt wordt om bacteriën te classificeren op basis van hun celwandstructuur (grampositief of gramnegatief). |
| Gramnegatieve diplokokken | Bacteriën die gramnegatief kleuren en voorkomen in paren. |
| Grampositieve staven | Bacteriën die grampositief kleuren en een staafvorm hebben. |
| Granulocyten | Een type witte bloedcel dat een belangrijke rol speelt in de aangeboren immuniteit, met name bij de bestrijding van bacteriële infecties. |
| Griepaal syndroom | Symptomen die lijken op die van de griep, zoals koorts, spierpijn en vermoeidheid. |
| Gummata | Zachte, tumorachtige laesies die kunnen ontstaan in de tertiaire fase van syfilis, vooral in bot, huid en hersenen. |
| HACEK groep | Een groep langzaam groeiende gramnegatieve bacteriën (Haemophilus, Actinobacillus, Cardiobacterium, Eikenella, Kingella) die vaak endocarditis veroorzaken. |
| Hematogene verspreiding | Verspreiding van micro-organismen via het bloed naar andere delen van het lichaam. |
| Hematopoëtische stamcellen | OngeSpecialiseerde cellen in het beenmerg die zich kunnen ontwikkelen tot alle soorten bloedcellen. |
| Hemoculturen | Bloedkweken; monsters bloed die worden onderzocht op de aanwezigheid van bacteriën of schimmels. |
| Hepatocellulair carcinoom | Kanker die ontstaat in de levercellen. |
| Hepatitis A | Een acute leverinfectie veroorzaakt door het Hepatitis A-virus, meestal overgedragen via besmet voedsel of water. |
| Hepatitis B | Een leverinfectie veroorzaakt door het Hepatitis B-virus, overgedragen via bloed, seksueel contact en van moeder op kind. Kan chronisch worden. |
| Hepatitis C | Een leverinfectie veroorzaakt door het Hepatitis C-virus, meestal overgedragen via bloedcontact. Vaak chronisch verlopend. |
| Hepatitis D | Een leverinfectie die alleen voorkomt bij personen die reeds geïnfecteerd zijn met Hepatitis B-virus. |
| Hepatitis E | Een leverinfectie veroorzaakt door het Hepatitis E-virus, meestal overgedragen via besmet water of voedsel, vooral in gebieden met slechte hygiëne. |
| Herpes simplex virus (HSV) | Een virus dat infecties kan veroorzaken zoals koortsblaasjes (HSV-1) en genitale herpes (HSV-2). Het virus blijft latent aanwezig in zenuwknopen. |
| Herpes zostervirus (VZV) | Het virus dat waterpokken (varicella) en gordelroos (herpes zoster) veroorzaakt. Het virus blijft latent aanwezig in zenuwknopen. |
| HIV | Human Immunodeficiency Virus; het virus dat AIDS veroorzaakt. Het tast het immuunsysteem aan. |
| Homogene fluor | Vaginale afscheiding die een egale textuur heeft, kenmerkend voor bacteriële vaginose. |
| HPV | Human Papillomavirus; een groep virussen die infecties aan de huid en slijmvliezen kunnen veroorzaken, waaronder genitale wratten en verschillende soorten kanker. |
| Hypertensie | Hoge bloeddruk. |
| Hypothermie | Een gevaarlijk lage lichaamstemperatuur. |
| Iatrogeen | Veroorzaakt door medische behandeling of ingreep. |
| Immuundeficiëntie | Een verzwakking van het immuunsysteem, waardoor het lichaam vatbaarder is voor infecties. |
| Immuunrespons | De reactie van het immuunsysteem op de aanwezigheid van vreemde stoffen of ziekteverwekkers. |
| Immuunsuppressie | Het onderdrukken van het immuunsysteem, bijvoorbeeld door medicatie na een orgaantransplantatie of chemotherapie. |
| Impetigo | Een veelvoorkomende, oppervlakkige huidinfectie, vooral bij kinderen, die wordt gekenmerkt door blaasjes en korstjes. |
| Incubatietijd | De periode tussen de blootstelling aan een ziekteverwekker en het optreden van de eerste symptomen. |
| Infertiliteit | Onvruchtbaarheid. |
| Inflammatie | Ontsteking; een lokale reactie van het lichaam op schade of infectie, gekenmerkt door roodheid, warmte, zwelling en pijn. |
| Invasieve bacteriëmie | Een bacteriëmie die zich snel verspreidt en systemische infecties kan veroorzaken. |
| Ischemie | Lokale vermindering van bloedtoevoer naar een weefsel of orgaan, wat leidt tot zuurstoftekort. |
| IV druggebruik | Intraveneus drugsgebruik; het injecteren van drugs in de bloedbaan. |
| Klierkoorts | Mononucleosis infectiosa, een veelvoorkomende virale infectie die vooral jonge volwassenen treft en zich uit in keelpijn, vermoeidheid en opgezwollen lymfeklieren. |
| Kolonisatie | De aanwezigheid en vermenigvuldiging van micro-organismen op een lichaamsoppervlak, zonder noodzakelijk een infectie te veroorzaken. |
| Lacterende cellen | Cellen die melk produceren; in de context van vaginaal microbioom, epitheelcellen die glycogeen leveren. |
| Lactobacillen | Bacteriën die van nature voorkomen in de vaginale flora en zorgen voor een zure pH. |
| Latente infectie | Een infectie waarbij de ziekteverwekker aanwezig is in het lichaam maar geen actieve symptomen veroorzaakt, totdat de omstandigheden gunstig zijn voor reactivatie. |
| Lege/lichte ontlasting | Ontlasting met een verminderde hoeveelheid pigment, wat kan wijzen op problemen met de galafvoer of leverfunctie. |
| Levenslang aanwezig | Een infectie of aandoening die permanent in het lichaam blijft, vaak in een latente fase. |
| Lymfeklieren | Kleine organen in het lymfestelsel die helpen bij de afweer tegen infecties door het filteren van lymfe en het produceren van immuuncellen. |
| Lymfeklieropzetting | Vergrote lymfeklieren, ook wel lymfadenopathie genoemd. |
| Lymfadenitis | Ontsteking van lymfeklieren. |
| Lymfocyt | Een type witte bloedcel dat een belangrijke rol speelt in het immuunsysteem, met name bij de adaptieve immuniteit. |
| Lymfocyten activatie | Het proces waarbij lymfocyten worden geactiveerd als reactie op een immuunstimulus, wat leidt tot proliferatie en differentiatie. |
| Lymfomen | Kanker van het lymfestelsel, waarbij lymfocyten ongecontroleerd groeien. |
| Lymfoom | Neoplastische groei van lymfocyten. |
| Lymfoproliferatie | Een overmatige deling van lymfocyten. |
| Malformaties | Ontwikkelingsstoornissen of misvormingen bij de geboorte. |
| Maceratie | Verzachting en afbraak van weefsel, vaak door langdurige blootstelling aan vocht. |
| Malaise | Een algemeen gevoel van onwelzijn, vaak gepaard gaand met vermoeidheid, spierpijn en soms koorts. |
| Metastatische infectie | Een infectie die zich verspreidt vanaf een primaire plaats naar andere delen van het lichaam. |
| Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) | Een stam van Staphylococcus aureus die resistent is tegen methicilline en veel andere bèta-lactam antibiotica, wat de behandeling bemoeilijkt. |
| Microscopie | Het gebruik van een microscoop om structuren te bestuderen die te klein zijn om met het blote oog zichtbaar te zijn. |
| Mollusca contagiosum | Een virale huidinfectie die wordt gekenmerkt door kleine, parelachtige bultjes (waterwratjes). |
| Mononucleaire cellen | Witte bloedcellen die een enkele, grote celkern hebben, zoals lymfocyten en monocyten. |
| Mononucleosis infectiosa | Klierkoorts, een virale ziekte (meestal veroorzaakt door EBV) met symptomen als keelpijn, koorts en vergrote lymfeklieren. |
| MOF | Multi-orgaanfalen; het falen van meerdere organen als gevolg van ernstige ziekte of schade. |
| Mycobaterium tuberculosis | De bacterie die tuberculose veroorzaakt. |
| Mycoplasma | Een geslacht van bacteriën die geen celwand hebben en daardoor resistent zijn tegen bèta-lactam antibiotica. Ze kunnen verschillende infecties veroorzaken, waaronder longontsteking en genitale infecties. |
| Necrose | Afsterven van weefsel. |
| Neisseria meningitidis | De bacterie die meningokokkenmeningitis veroorzaakt. |
| Neurale functie | De werking van het zenuwstelsel. |
| Neurosyfilis | Syfilis die het centrale zenuwstelsel aantast en neurologische symptomen kan veroorzaken. |
| Neutrofielen | Een type witte bloedcel dat een belangrijke rol speelt bij de afweer tegen bacteriële infecties door middel van fagocytose. |
| Non-responder | Een persoon die niet of onvoldoende reageert op een vaccin of behandeling. |
| Orgaanfalen | Het niet meer naar behoren functioneren van een orgaan. |
| Opportunistische pathogenen | Micro-organismen die normaal gesproken geen ziekte veroorzaken bij gezonde personen, maar wel bij personen met een verzwakt immuunsysteem. |
| Opsonisatie | Het proces waarbij pathogenen worden gemarkeerd met antistoffen of complementeiwitten, waardoor fagocyten ze gemakkelijker kunnen herkennen en fagocyteren. |
| P.I.D. (Pelvic Inflammatory Disease) | Pelvic Inflammatory Disease; bekkenontsteking, een infectie van de vrouwelijke voortplantingsorganen die kan leiden tot onvruchtbaarheid. |
| Palpatie | Het onderzoeken van het lichaam door middel van aanraking. |
| Panaritium | Een bacteriële infectie van de vingers of tenen, vaak rond de nagel. |
| Papel | Een kleine, verheven huidlaesie. |
| Parasitair | Veroorzaakt door parasieten. |
| Pathogenese | De ontwikkeling en het mechanisme van een ziekte. |
| PCR | Polymerase Chain Reaction; een laboratoriumtechniek om specifieke DNA- of RNA-sequenties te vermenigvuldigen, gebruikt voor diagnostiek. |
| Pelvic inflammatory disease | Zie P.I.D. |
| Penicilline-resistent | De eigenschap van bacteriën om ongevoelig te zijn voor penicilline, vaak door de productie van bèta-lactamase. |
| Penicillinase | Een type bèta-lactamase dat specifiek is voor penicilline. |
| Perfusie | De doorbloeding van een weefsel of orgaan. |
| Perinaal | Betreffende het gebied tussen de anus en de geslachtsdelen. |
| Perifeer | Aan de rand van het lichaam gelegen, weg van het centrum. |
| Petechiën | Kleine, niet-wegdrukbare rode vlekjes op de huid die wijzen op bloedingen uit kleine bloedvaatjes. |
| Pfeiffer, ziekte van | Zie Mononucleosis infectiosa. |
| PID (Pelvic Inflammatory Disease) | Bekkenontsteking; een infectie van de vrouwelijke voortplantingsorganen. |
| Portale hypertensie | Verhoogde bloeddruk in de poortader, die bloed van de spijsverteringsorganen naar de lever transporteert. |
| Postexpositie profylaxe | Medicatie die wordt toegediend na blootstelling aan een ziekteverwekker om een infectie te voorkomen. |
| Primitieve infectie | De eerste keer dat iemand geïnfecteerd raakt met een bepaalde ziekteverwekker. |
| Primo-infectie | Zie Primitieve infectie. |
| Profylaxe | Maatregelen ter voorkoming van ziekte. |
| Proliferatie | Snelle vermenigvuldiging of groei. |
| Prostata | Prostaatklier. |
| Prothese-infectie | Een infectie die optreedt rondom een chirurgisch geïmplanteerd prothese (kunstlichaamdeel). |
| Protozoön | Eencellige eukariote micro-organismen, waaronder parasieten zoals Trichomonas vaginalis. |
| Pseudomembranen | Valse membranen; een laag van dode cellen, slijm en ontstekingscellen die zich kan vormen op slijmvliezen. |
| Pseudo-mycelium | Een keten van vergroeide gistcellen, kenmerkend voor sommige schimmels. |
| Pus | Een dikke, gelige vloeistof die bestaat uit dode witte bloedcellen, bacteriën en weefselresten, gevormd tijdens een infectie. |
| Purpura | Een huidreactie die vergelijkbaar is met petechiën, maar groter in omvang en wijst op bloedingen uit grotere bloedvaten. |
| Pustel | Een kleine, met pus gevulde blaar. |
| Pyogene bacteriën | Bacteriën die pus produceren. |
| Pyogenes | Pusvormend; verwijst naar bacteriën die pus veroorzaken. |
| Radiografie | Een medische beeldvormingstechniek die gebruik maakt van röntgenstralen om het inwendige van het lichaam af te beelden. |
| Reanimatie | Herstel van levensfuncties na een hartstilstand of ademhalingsstop. |
| Rectaal | Betreffende het rectum (endeldarm). |
| Recidief | Het opnieuw optreden van een ziekte na een periode van verbetering of genezing. |
| Referentielaboratoria | Laboratoria die gespecialiseerd zijn in de identificatie van specifieke ziekteverwekkers en die een referentiefunctie vervullen voor andere laboratoria. |
| Remissie | Een periode waarin de symptomen van een ziekte verminderd of afwezig zijn. |
| Resistentie | De ongevoeligheid van bacteriën voor antibiotica. |
| Respiratoir | Betreffende de ademhaling. |
| Retrovirus | Een type virus dat zijn genetische informatie overbrengt van RNA naar DNA met behulp van het enzym reverse transcriptase. HIV is een retrovirus. |
| Reverse transcriptase | Een enzym dat een RNA-template gebruikt om een complementaire DNA-streng te synthetiseren. |
| Rhogam | Een geneesmiddel dat wordt gebruikt om rhesus-negatieve vrouwen te beschermen tegen het ontwikkelen van antistoffen tegen foetaal bloed. |
| Rigide omhulsel | Een stijve omhulling, zoals de schedel die de hersenen beschermt. |
| Risicogroepen | Populaties die een verhoogd risico lopen op het oplopen van bepaalde infecties of het ontwikkelen van complicaties. |
| Risicogedrag | Gedrag dat de kans op het oplopen van bepaalde ziekten, zoals SOA's, vergroot. |
| Rubella | Rodehond; een virale infectie die vooral gevaarlijk is voor zwangere vrouwen vanwege het risico op aangeboren afwijkingen bij de foetus. |
| S. aureus | Staphylococcus aureus; een veelvoorkomende bacterie die huidinfecties, voedselvergiftiging en ernstigere infecties kan veroorzaken. |
| Sepsis | Een levensbedreigende reactie van het lichaam op een infectie, waarbij systemische inflammatie optreedt. |
| Septische shock | Een levensbedreigende complicatie van sepsis, gekenmerkt door een gevaarlijk lage bloeddruk en verminderde bloedtoevoer naar vitale organen. |
| Serologie | De studie van bloedserum, met name de detectie van antilichamen en antigenen om infecties te diagnosticeren. |
| Seronegatief | Het ontbreken van specifieke antistoffen in het bloed, wat aangeeft dat er geen eerdere blootstelling aan een bepaalde ziekteverwekker is geweest. |
| Seropositief | De aanwezigheid van specifieke antistoffen in het bloed, wat kan wijzen op een huidige of eerdere infectie, of op vaccinatie. |
| Serostatus | De bepaling van de aanwezigheid van specifieke antistoffen of antigenen in het bloed, om aan te geven of iemand immuun is voor een ziekte of recentelijk geïnfecteerd is geweest. |
| Seroverspreiding | De mate waarin een ziekteverwekker circuleert in een populatie, gemeten aan de hand van serologische tests. |
| Serovar | Een subtype van een bacterie of virus, gedefinieerd door specifieke antigenen. |
| SIRS (Systemic Inflammatory Response Syndrome) | Systemisch Inflammatoir Respons Syndroom; een gegeneraliseerde ontstekingsreactie in het lichaam, die kan worden veroorzaakt door diverse factoren, waaronder infecties. |
| Sepsis | Zie Sepsis. |
| Sjanker | Een pijnloze, harde zweer die het eerste symptoom is van syfilis (primaire syfilis). |
| Slijmvliezen | De vochtige bekleding van lichaamsholtes die in verbinding staan met de buitenwereld, zoals het maagdarmkanaal, de luchtwegen en de geslachtsorganen. |
| SOA/SOI | Seksueel Overdraagbare Aandoening / Seksueel Overdraagbare Infectie; infecties die voornamelijk via seksueel contact worden overgedragen. |
| Speeksel | Speeksel; speeksel. |
| Splinterhemorragieën | Langwerpige, rode lijntjes onder de nagels, die kunnen wijzen op embolieën bij endocarditis. |
| Sporen | Inactieve, resistente vormen van bacteriën (bijvoorbeeld Clostridium) die kunnen overleven in ongunstige omstandigheden. |
| Spruw | Een schimmelinfectie in de mond, meestal veroorzaakt door Candida albicans. |
| S. pyogenes | Streptococcus pyogenes; een bacterie die keelontstekingen, huidinfecties en andere infecties kan veroorzaken. |
| Stafylokokken | Een groep bacteriën die vaak huid- en weke delen infecties veroorzaken. Ze worden onderscheiden in coagulase-positieve (zoals S. aureus) en coagulase-negatieve stafylokokken. |
| Stenose | Vernauwing van een opening of kanaal. |
| Sti | Spoedinterventie |
| Streptococcus | Een groep bacteriën die diverse infecties kan veroorzaken, waaronder keelontsteking, roodvonk en huidinfecties. |
| Stuiptrekkingen | Onwillekeurige spiersamentrekkingen, vaak als symptoom van neurologische aandoeningen. |
| Subcutis | Het weefsel direct onder de huid, bestaande uit vetweefsel en bindweefsel. |
| Syfilis | Een seksueel overdraagbare infectie veroorzaakt door de bacterie Treponema pallidum, die in verschillende stadia verschillende symptomen kan veroorzaken. |
| Synergetisch effect | Wanneer de gecombineerde werking van twee of meer middelen (bijvoorbeeld antibiotica) groter is dan de som van hun individuele effecten. |
| Systemische infectie | Een infectie die zich door het hele lichaam verspreidt via de bloedbaan of het lymfestelsel. |
| T-cellen | Een type lymfocyten dat een centrale rol speelt in de celgemedieerde immuniteit. |
| T-helpercellen (CD4+) | Een subpopulatie van T-cellen die essentieel zijn voor de coördinatie van de immuunrespons. |
| T-lymfocyten | Zie T-cellen. |
| T-lymfocyten | Een type witte bloedcel dat cruciaal is voor de immuunrespons. |
| Talgklieren | Zweetklieren; klieren die talg produceren. |
| Tandheelkundige ingrepen | Behandelingen aan het gebit of tandvlees, zoals extracties of wortelkanaalbehandelingen. |
| Teratogeen | Een stof of agentia die aangeboren afwijkingen kan veroorzaken tijdens de zwangerschap. |
| Tertiaire syfilis | Het eindstadium van syfilis, gekenmerkt door ernstige schade aan organen zoals het zenuwstelsel en het hart. |
| Tetanie | Een medische toestand gekenmerkt door onwillekeurige spiersamentrekkingen, veroorzaakt door een tekort aan calcium of magnesium. |
| Trachoom | Een chronische conjunctivitis veroorzaakt door Chlamydia trachomatis, die kan leiden tot blindheid, vooral in Afrika en Azië. |
| Transiënte bacteriëmie | Kortdurende aanwezigheid van bacteriën in de bloedbaan, die meestal snel wordt opgeruimd door het immuunsysteem. |
| Transmissie | De overdracht van ziekteverwekkers van de ene persoon naar de andere, of van dier op mens. |
| Transplantatie | Het chirurgisch vervangen van een beschadigd of ziek orgaan door een gezond donororgaan. |
| Treponema pallidum | De spirocheetbacterie die syfilis veroorzaakt. |
| Trichomonas vaginalis | Een protozoön die genitale infecties kan veroorzaken, bekend als trichomoniasis. |
| Tropisme | De neiging van een micro-organisme om specifieke weefsels of cellen te infecteren. |
| Tuberculose (TBC) | Een infectieziekte, meestal veroorzaakt door Mycobacterium tuberculosis, die voornamelijk de longen aantast maar ook andere organen kan beïnvloeden. |
| Tumor | Een abnormale massa van cellen, goedaardig of kwaadaardig (kanker). |
| Urethritis | Ontsteking van de urinebuis. |
| UWI | Urineweginfectie. |
| Vaginaal verlies | Afscheiding uit de vagina. |
| Vaginitis | Ontsteking van de vagina. |
| Varicella | Waterpokken; een zeer besmettelijke virale infectie, meestal bij kinderen, die zich manifesteert als jeukende blaasjes. |
| VZV | Varicella Zoster Virus; zie Herpes zostervirus. |
| Virulente factoren | Eigenschappen van een micro-organisme die bijdragen aan zijn vermogen om ziekte te veroorzaken. |
| Virussen | Microscopisch kleine deeltjes die cellen infecteren en zich daarin vermenigvuldigen om ziekte te veroorzaken. |
| Viraal | Veroorzaakt door virussen. |
| Viremie | De aanwezigheid van virussen in het bloed. |
| Vitale functies | Levensnoodzakelijke lichaamsfuncties zoals ademhaling, hartslag en bloeddruk. |
| Vocaal | Betreffende de stembanden. |
| Vocht | Vloeistof. |
| Vochtverlies | Verlies van lichaamsvocht, bijvoorbeeld door diarree of braken. |
| Vulvitis | Ontsteking van de vulva (uitwendige vrouwelijke geslachtsdelen). |
| W-Europees | Betrekking hebbend op West-Europa. |
| Waterpokken | Zie Varicella. |
| Waterwratjes | Kleine, parelachtige bultjes veroorzaakt door het Molluscum contagiosum virus. |
| Weefsel | Een groep cellen die samen een bepaalde functie uitoefenen. |
| Weke delen infectie | Een infectie van spieren, vetweefsel, pezen, ligamenten of huid. |
| Wet stain | Een microscopische preparaat dat vochtig wordt bekeken, vaak gebruikt voor snelle diagnose van bepaalde infecties. |
| Wondinfectie | Een infectie die optreedt in een wond. |
| Wondverzorging | De zorg voor een wond om genezing te bevorderen en infectie te voorkomen. |
| Wratten | Kleine, goedaardige huidtumoren veroorzaakt door het Human Papillomavirus (HPV). |
| Ziekte van Pfeiffer | Zie Mononucleosis infectiosa. |
| Zikavirus | Een virus dat voornamelijk wordt overgedragen door muggen en geassocieerd kan worden met aangeboren afwijkingen bij baby's van besmette zwangere vrouwen. |
| Zinkoxide/zinksulfaat | Stoffen die lokaal worden gebruikt om de huid te behandelen, bijvoorbeeld bij huidirritaties of herpes. |
| Zoönose | Een infectieziekte die van dier op mens kan overgaan. |
| Zuurstofwater | Waterstofperoxide, gebruikt als antisepticum. |
| Zweetvoeten | Overmatig zweten van de voeten, wat de groei van schimmels en bacteriën kan bevorderen. |