Cover
Start now for free BG Les I 2025.pdf
Summary
# Bloedtransfusie en regelgeving
Bloedtransfusies zijn levensreddende medische procedures waarbij bloed of bloedbestanddelen van een donor aan een patiënt worden toegediend om tekorten aan te vullen, gedefinieerd door hun essentiële rol in het transport van zuurstof en voedingsstoffen binnen het lichaam [2](#page=2).
## 1. De noodzaak van bloedtransfusies
Bloedtransfusies zijn noodzakelijk wanneer er een tekort aan bloedbestanddelen ontstaat als gevolg van diverse medische situaties, zoals:
* Chirurgische ingrepen [2](#page=2).
* Traumatische gebeurtenissen, waaronder verkeersongevallen [2](#page=2).
* Behandelingen zoals chemotherapie [2](#page=2).
* Verschillende bloedziekten [2](#page=2).
In dergelijke gevallen kan een arts besluiten tot een bloedtransfusie om de ontbrekende bloedbestanddelen aan te vullen. Dit kan betrekking hebben op rode bloedcellen, bloedplaatjes of plasma [2](#page=2).
## 2. Het bloedtransfusieprotocol
Het bloedtransfusieproces is strikt gereguleerd om de veiligheid van zowel donor als patiënt te waarborgen. Elke fase in de transfusieketen volgt een nauwgezet protocol, waarbij zowel de donor, de patiënt als het bloedproduct uitgebreid worden getest door medische professionals [3](#page=3).
Medische laboratorium technologen (MLT's) spelen hierin een cruciale rol door:
* Het controleren van bloedwaarden [3](#page=3).
* Het selecteren van het juiste bloedproduct [3](#page=3).
* Het controleren van de compatibiliteit tussen donorbloed en ontvanger [3](#page=3).
Het transfusieproces kan zowel binnen als buiten het ziekenhuis plaatsvinden [4](#page=4).
## 3. Regelgeving rondom bloedtransfusies
De regelgeving met betrekking tot bloedtransfusies is veelzijdig en omvat Europese richtlijnen, specifieke Belgische wetgeving, en medische richtlijnen van instanties zoals de Hoge Gezondheidsraad en rondzendbrieven van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG). Deze wetgeving is gebaseerd op evidentie en is essentieel voor de veilige uitvoering van bloedtransfusies [5](#page=5).
### 3.1 Belgische wetgeving: Wet van 5 juli 1994
De Wet van 5 juli 1994 betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong, met latere wijzigingen door het Koninklijk Besluit van 1 februari 2005 en de wet van 19 juli 2011, vormt de basis voor bloedtransfusie-regelgeving in België [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 3.1.1 Principes van donatie
* **Vrijwillige en niet-vergoede donatie:** Bloeddonatie dient vrijwillig en onbetaald te gebeuren, met uitdrukkelijke toestemming van de donor [6](#page=6).
* **Leeftijdsgrenzen:** Voor allogene donaties geldt een leeftijdsgrens van 18 tot en met 70 jaar. Personen boven de 66 jaar mogen alleen doneren als hun laatste gift niet langer dan 3 jaar geleden was. Nieuwe donoren tussen 60 en 65 jaar vereisen een grondige medische beoordeling door de arts van de bloedinstelling [6](#page=6).
* **Bescherming identiteit:** De identiteit van zowel donor als ontvanger wordt beschermd [6](#page=6).
#### 3.1.2 Selectieprocedure van de donor
De selectie van een bloeddonor omvat verschillende stappen om de veiligheid te garanderen:
* **Informatie en ondervraging:** Potentiële donoren ontvangen een informatiefolder over AIDS en ondergaan een ondervraging om uitsluitingscriteria te achterhalen. Deze criteria zijn gedetailleerd opgesomd in de bijlage van het KB 01-02-2005 [6](#page=6).
* **Klinisch onderzoek:** Een beknopt lichamelijk onderzoek, inclusief een beoordeling van het uiterlijk en tekenen van geelzucht, wordt uitgevoerd [6](#page=6).
* **Biologische analyses:** Standaard bloedanalyses worden uitgevoerd, waaronder een hemogram, bloedgroepbepaling (ABO/RhD), OAS, en tests op infectieuze agentia zoals HBV, HCV, HIV, en syfilis [6](#page=6).
#### 3.1.3 Donatiecriteria
De wet specificeert specifieke criteria voor verschillende soorten donaties:
* **Vol bloed:**
* De afgenomen hoeveelheid bloed mag niet meer bedragen dan 13% van het totale bloedvolume (GTBV), met een maximum van 500 ml [7](#page=7).
* Er moet minimaal 2 maanden wachttijd zijn tussen twee bloedafnames [7](#page=7).
* Per jaar zijn maximaal 4 afnames toegestaan, hoewel dit in uitzonderlijke gevallen hoger mag liggen mits de limiet van 32 ml/kg lichaamsgewicht niet wordt overschreden [7](#page=7).
* **Geprogrammeerde autologe transfusie:** Dit gebeurt op medisch voorschrift, waarbij de benodigde hoeveelheid bloed en de datum van de ingreep worden gespecificeerd [7](#page=7).
* **Plasma-aferese:**
* De afgenomen hoeveelheid plasma mag niet meer bedragen dan 650 ml per sessie, 2 liter per maand, en 15 liter per jaar [7](#page=7).
* Het eiwitgehalte moet minimaal 60 gram per liter bedragen en jaarlijks worden gecontroleerd [7](#page=7).
* **Trombocytenaferese en granulocytenaferese:**
* Afneming is verboden indien het aantal bloedplaatjes (trombocyten) lager is dan 150.000 per microliter [7](#page=7).
* Afneming is eveneens verboden indien het aantal granulocyten lager is dan 2000 per microliter [7](#page=7).
### 3.2 Doel van medische richtlijnen
Medische richtlijnen, opgesteld door instanties zoals de Hoge Gezondheidsraad, hebben als primair doel het beoordelen van de geschiktheid van kandidaat-donoren voor zowel allogene als autologe donaties van vol bloed of bloedbestanddelen via aferese. Dit omvat [10](#page=10):
* **Beoordeling van de gezondheidstoestand van de donor:** De gezondheid van de donor moet zodanig zijn dat de bloedafname geen schadelijke gevolgen heeft [10](#page=10).
* **Minimaliseren van infectieoverdracht:** Elk risico op de overdracht van besmettelijke ziekten moet tot een minimum worden beperkt [10](#page=10).
* **Toepassen van uitsluitingscriteria:** Criteria voor zowel tijdelijke als permanente uitsluiting van donatie worden toegepast [10](#page=10).
Deze richtlijnen houden rekening met diverse factoren:
* Gezondheidsrisico voor de donor [10](#page=10).
* Gezondheidsrisico voor de ontvanger [10](#page=10).
* De uitvoerbaarheid van de bloedafname [10](#page=10).
* De kwaliteit van het uiteindelijke bloedproduct [10](#page=10).
---
# Bloedgroepen en immunologie
Deze studiehandleiding biedt een gedetailleerd overzicht van de fundamentele immunologische concepten en de belangrijkste bloedgroepsystemen, inclusief hun antigenen, antistoffen en genetische overerving.
### 2.1 Inleidende immunologische begrippen
Immunologie bestudeert de reacties van het lichaam tegen lichaamseigen en lichaamsvreemde stoffen. Een cruciaal concept hierbij is het **antigen**: een stof die een immuunrespons opwekt. Voorbeelden van antigenen zijn bacteriën, virussen, kankercellen, en ook de antigenen die de bloedgroepen definiëren, zoals het A-antigen en het B-antigeen. Een **epitoop** is het specifieke deel van een antigen dat door antistoffen, B-cellen en T-cellen wordt herkend. **Antistoffen** (ook wel antilichamen of immunoglobulinen genoemd) zijn eiwitten geproduceerd door B-cellen als reactie op antigenen. Ze herkennen en binden specifieke epitoopen, wat helpt bij het verwijderen van het antigen [15](#page=15) [16](#page=16).
### 2.2 Bloedgroepen: basisconcepten
Bloedgroepen zijn membraanstructuren op rode bloedcellen (erytrocyten) die bijdragen aan hun functie en eigenschappen. Er zijn meer dan 250 bloedgroepen bekend, georganiseerd in ongeveer 30 bloedgroepsystemen, bestaande uit suikers, eiwitten en glycoproteïnen. De belangrijkste bloedgroepsystemen die in dit document worden besproken zijn ABO, Rhesus, Duffy, Kell, Kidd en MNS [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 2.2.1 Genetische overerving van bloedgroepen
Bloedgroepen worden genetisch overgeërfd, wat betekent dat er individuele verschillen zijn in de aanwezigheid van bepaalde bloedgroepantigenen op de rode bloedcellen. Een individu kan homozygoot of heterozygoot zijn voor een bepaalde bloedgroep [21](#page=21).
#### 2.2.2 Bloedgroepen als antigenen en de vorming van antistoffen
Bloedgroepantigenen kunnen de vorming van antistoffen induceren als ze als lichaamsvreemd worden beschouwd. Antistoffen worden ingedeeld in drie groepen [22](#page=22):
* **Natuurlijke antistoffen**: Deze zijn aanwezig zonder dat de persoon in contact is geweest met vreemde bloedgroepantigenen. Ze ontstaan meestal rond de leeftijd van zes maanden, vaak door de aanwezigheid van darmbacteriën die lijken op bepaalde bloedgroepantigenen [24](#page=24) [37](#page=37).
* **Irreguliere antistoffen**: Deze worden gevormd na contact met vreemde bloedgroepantigenen, bijvoorbeeld na een bloedtransfusie of tijdens een zwangerschap (foetomaternale hemorragie). Voorbeelden zijn anti-D, anti-C, anti-Jka [23](#page=23) [25](#page=25).
* **Auto-antistoffen**: Dit zijn antistoffen die gericht zijn tegen de eigen bloedgroepantigenen en hemolyse kunnen veroorzaken [26](#page=26).
#### 2.2.3 Klinisch belang van antistoffen
Antistoffen kunnen leiden tot hemolytische transfusiereacties. Er zijn twee hoofdtypen hemolyse:
* **Intravasculaire hemolyse**: Antistoffen, zoals anti-A en anti-B, kunnen het complementsysteem volledig activeren, wat leidt tot een opening in de erytrocytenmembraan en lysering van de rode bloedcellen in de bloedvaten. Dit kan fataal aflopen [27](#page=27) [38](#page=38).
* **Extravasculaire hemolyse**: Erytrocyten worden indirect afgebroken in de milt of lever. In de milt gebeurt dit via opsonisatie door IgG en herkenning door macrofagen. In de lever vindt het plaats via opsonisatie door complement en herkenning door macrofagen [27](#page=27).
> **Tip:** Begrijpen hoe de aanwezigheid of afwezigheid van specifieke bloedgroepantigenen leidt tot de vorming van natuurlijke, irreguliere of auto-antistoffen is essentieel voor het voorkomen van transfusiereacties en hemolytische ziekten bij de foetus en pasgeborene.
### 2.3 Belangrijke bloedgroepsystemen
#### 2.3.1 Het ABO bloedgroepsysteem
Het ABO-systeem, ontdekt door Karl Landsteiner, is het belangrijkste bloedgroepsysteem voor transfusiedoeleinden [32](#page=32).
* **Antigenen**: Het systeem kent A-antigenen en B-antigenen die op de rode bloedcellen aanwezig kunnen zijn in combinaties A, B, AB, of afwezig (O). Deze antigenen zijn delen van de glycocalyx en bieden bescherming. Ze komen ook voor op andere weefsels en cellen [32](#page=32).
* **Genetica**: Drie allelen – A, B en O – bepalen het ABO-fenotype. A en B zijn codominant, terwijl O een silent allel is. Er zijn zes mogelijke genotypen (AA, AO, BB, BO, AB, OO) en vier fenotypen (A, B, AB, O). Gen A en B coderen voor een transferase-enzym [33](#page=33).
* **H-antigen en precursor**: De ABO-antigenen worden gesynthetiseerd door het toevoegen van een suikermolecuul aan een grondsubstantie, het H-antigeen, dat wordt gecodeerd door het H-gen [34](#page=34).
* **Subgroepen**: Bloedgroep A en B kennen subgroepen (bv. A1, A2, B3) die kwalitatieve en kwantitatieve verschillen in antigenexpressie vertonen. Een "cis AB" genotype treedt op wanneer A en B op hetzelfde chromosoom liggen [35](#page=35).
* **Bombay bloedgroep (hh)**: Bij deze zeldzame bloedgroep is het H-antigeen afwezig [36](#page=36).
* **Secretors en non-secretors**: Ongeveer 80% van de bevolking scheidt A, B en H antigenen uit in lichaamsvloeistoffen, gereguleerd door het Se-gen [36](#page=36).
* **Antistoffen**: Anti-A en anti-B antistoffen zijn natuurlijk voorkomend en aanwezig bij afwezigheid van het corresponderende antigen. Ze zijn voornamelijk IgM, maar kunnen ook IgG zijn. Ze zijn complementbindend en kunnen intravasculaire hemolyse veroorzaken. Anti-A1 komt voor bij A2 en A2B individuen en is doorgaans IgM en koud reagerend. Anti-H kan leiden tot hemolyse, met name bij de Bombay bloedgroep. Anti-A,B wordt gevonden bij bloedgroep O [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39).
#### 2.3.2 Het Rhesus bloedgroepsysteem
Het Rhesus (Rh) systeem, ontdekt in 1940, is zeer immunogeen en van groot belang naast het ABO-systeem [40](#page=40).
* **Antigenen**: De belangrijkste antigenen zijn RhD, C, c, E, en e. De aanwezigheid van RhD bepaalt of iemand RhD-positief of -negatief is [40](#page=40) [41](#page=41).
* **Genetica**: Twee nauw gekoppelde genen, RHD en RCE, zijn verantwoordelijk voor de expressie van de Rhesus antigenen. Er zijn vier allelen voor het RCE-gen (Ce, cE, CE, ce) en twee voor het RHD-gen (D of d). Een `d`-allel codeert niet voor een antigen [41](#page=41).
* **Prevalentie**: De prevalentie van RhD-negativiteit varieert sterk per bevolkingsgroep [42](#page=42).
* **Variaties in RhD**: Er bestaat een "zwakke D" (minder D-antigenen per cel) en "partiële D" (varianten met ontbrekende epitopen op het RhD-eiwit) [44](#page=44).
* **Antistoffen**: Rhesusantistoffen, zoals anti-D, anti-C, anti-E, en anti-e, zijn IgG, niet complementbindend, en veroorzaken extravasculaire hemolyse. Ze ontstaan na transfusie of zwangerschap. Anti-D is cruciaal voor de preventie van de hemolytische ziekte van de foetus en pasgeborene (HZFP) [45](#page=45) [46](#page=46).
* **Hemolytische ziekte van de foetus en pasgeborene (HZFP)**: Symptomen bij de foetus kunnen hydrops foetalis, ascites en hepatosplenomegalie omvatten, leidend tot mors in utero. Bij pasgeborenen kunnen icterus en anemie optreden. Behandelingen variëren van intra-uteriene transfusie tot wisseltransfusie bij de pasgeborene [48](#page=48).
* **Preventie met Anti-D-Ig**: Toediening van anti-D-immunoglobulinen (Ig) onderdrukt de immuunreactie tegen RhD-positieve rode bloedcellen. Routine antenatale anti-D profylaxe (RAADP) wordt aanbevolen voor RhD-negatieve vrouwen [49](#page=49) [50](#page=50).
#### 2.3.3 Het Kell bloedgroepsysteem
Het Kell-systeem heeft meer dan 28 antigenen, waarvan K, k en Kpa, Kpb de belangrijkste zijn [51](#page=51).
* **Genetica**: Gecodeerd door genen zoals K, k en Kpa, Kpb [51](#page=51).
* **Functie**: Speelt een rol in peptidase functies. K en k zijn vroeg aantoonbaar bij de foetus [51](#page=51).
* **Antistoffen**: Anti-K is relatief immunogeen en komt vaak voor. Het is een IgG-antistof die ernstige transfusiereacties en HZFP kan veroorzaken, inclusief onderdrukking van hematopoïese. Anti-k en anti-Kpb zijn zeldzamer [52](#page=52).
#### 2.3.4 Het Duffy bloedgroepsysteem
Dit systeem heeft minstens 7 antigenen, met Fya en Fyb als de belangrijkste [53](#page=53).
* **Genetica**: Gecodeerd door antithetische allelen Fya en Fyb [53](#page=53).
* **Functie**: Fungeert als een chemokinereceptor en is een receptor voor *Plasmodium Vivax* (malaria). De Fy(a-b-) fenotype is frequent bij de Afrikaanse bevolking als gevolg van een GATA-box mutatie [53](#page=53).
* **Antistoffen**: Anti-Fya en anti-Fyb zijn IgG, soms complementbindend, en kunnen transfusiereacties en HZFP veroorzaken. Anti-Fy3 is zeldzaam en aanwezig bij Fy(a-b-) individuen [54](#page=54).
#### 2.3.5 Het Kidd bloedgroepsysteem
Dit systeem kent drie allelen: Jka, Jkb, en Jk (een stom allel) [55](#page=55).
* **Functie**: Betrokken bij het ureumtransportsysteem. Het Jk(a-b-) fenotype komt voor bij bevolkingsgroepen uit Nieuw-Zeeland en Hawaï [55](#page=55).
* **Antistoffen**: Kidd-antistoffen zijn zwak immunogeen, komen voor na transfusie of zwangerschap, zijn meestal IgG, en kunnen complementbindend zijn en HTR en HZFP veroorzaken [56](#page=56).
#### 2.3.6 Het MNS bloedgroepsysteem
Het MNS-systeem telt 46 antigenen, met M, N, S, s en U als de belangrijkste [57](#page=57).
* **Structuur**: Het systeem bestaat uit twee aparte membraanstructuren: glycofore A (GPA, met M en N) en glycofore B (GPB, met U, S, en s). Deze creëren een negatieve lading rond de RBC. De genen worden samen overgeërfd [57](#page=57).
* **Antistoffen**: Anti-M en anti-N zijn natuurlijk voorkomend IgM en koud reagerend. Anti-S, anti-s, en anti-U zijn IgG en ontstaan na immunisatie, waarbij anti-U IgG is, niet complementbindend, en hoogfrequent aanwezig (HFA) [57](#page=57).
#### 2.3.7 Het Lewis bloedgroepsysteem
De antigenen in het Lewis-systeem worden geadsorbeerd uit plasma en niet op de RBC zelf gevormd [58](#page=58).
* **Genetica**: Afhankelijk van twee paren antithetische genen: Le/le en Se/se, resulterend in de antigenen Lea en Leb [58](#page=58).
* **Antistoffen**: Lewis antistoffen (anti-Lea, anti-Leb) zijn natuurlijk voorkomend, IgM en koud reagerend. Ze komen voor bij personen met specifieke Lewis-fenotypen (bv. Le(a-b-)). Lewis antistoffen spelen geen rol tijdens de zwangerschap omdat Lewis antigenen nog niet bij de foetus aanwezig zijn [60](#page=60).
#### 2.3.8 Andere bloedgroepsystemen
* **Lutheran bloedgroepsysteem**: Kent antigenen Lua en Lub. Antistoffen anti-Lua en anti-Lub kunnen natuurlijk voorkomend of immuun zijn; anti-Lub is hoogfrequent aanwezig (HFA) [61](#page=61).
* **P bloedgroepsysteem**: Kent antigen P1, waarbij de afwezigheid P2 genoemd wordt. Het is gerelateerd aan de Lewis- en ABO-systemen qua precursor. Antistoffen zijn anti-P1 (IgM, koud) [61](#page=61).
### 2.4 Bloedgroep-verzamelingen
Bloedgroepen worden onderscheiden op basis van hun frequentie in de populatie [62](#page=62).
* **Hoge frequentie antigenen (HFA)**: Dit zijn "public antigens" met een frequentie van meer dan 99%. Voorbeelden zijn Vel, Lan, Yta, Kpb, Lub. Ze vereisen speciale aandacht voor cryobiologie, familiale donoren en autologe donatie [62](#page=62).
* **Lage frequentie antigenen (LFA)**: Dit zijn "private antigens" met een frequentie die afhankelijk is van de origine, vaak minder dan 1%. Voorbeelden zijn Wra, Dia, Ytb. Ze veroorzaken geen hoogfrequente transfusiereacties (HTR), maar wel HZFP [62](#page=62).
> **Tip:** De frequentie van RBC-antigenen is cruciaal bij het selecteren van compatibel bloed, vooral bij patiënten die veel transfusies nodig hebben of die reeds gesensibiliseerd zijn [63](#page=63).
### 2.5 Frequentie van RBC antigenen
De frequentie van veelvoorkomende RBC-antigenen, zoals Rhesus D, C, c, E, e, Kell (K, k), MNS (M, N, S, s), Duffy (Fya, Fyb), en Kidd (Jka, Jkb), is weergegeven voor de Kaukasische bevolking. Deze data zijn essentieel voor het beoordelen van de waarschijnlijkheid van immunisatie en het belang van specifieke antistoffen [63](#page=63).
---
# Bloedproducten en testen
Dit gedeelte behandelt de verschillende bloedproducten die beschikbaar zijn voor transfusie en de essentiële laboratoriumtesten die worden uitgevoerd om de compatibiliteit en veiligheid van bloeddonaties te garanderen.
### 3.1 Verschillende bloedproducten
Er zijn diverse bloedproducten beschikbaar voor transfusiedoeleinden. De kosten voor deze producten variëren, met prijzen die kunnen oplopen van honderd twintig euro tot wel zeshonderd tot duizend euro [11](#page=11).
### 3.2 Vrijgave van bloedproducten
Voor de vrijgave van bloedproducten worden specifieke laboratoriumtesten uitgevoerd om de veiligheid en geschiktheid van de donatie te waarborgen [12](#page=12).
#### 3.2.1 Standaardtesten bij elke donatie
Bij elke bloeddonatie worden de volgende standaardtesten uitgevoerd:
* **Bloedgroepcontrole:** Bepaling van het ABO- en Rhesusbloedgroepsysteem [12](#page=12).
* **Hematologische telling:** Een algemene analyse van de bloedcellen [12](#page=12).
* **Infectieuze serologie:** Screening op de aanwezigheid van antistoffen of antigenen van specifieke infectieziekten, waaronder HIV, Hepatitis B, Hepatitis C en Syfilis [12](#page=12).
* **Multiplex-NAT (Nucleic Acid Test):** Een gevoelige test die nucleïnezuur van virussen detecteert. Dit omvat testen voor HIV, Hepatitis B en Hepatitis C [12](#page=12).
#### 3.2.2 Bijkomende testen
Afhankelijk van de situatie kunnen bijkomende testen noodzakelijk zijn:
* **Uitgebreide bloedgroepbepaling:** Dit kan nodig zijn bij nieuwe donoren of indien de anamnese daartoe aanleiding geeft [12](#page=12).
* **Antistoffen tegen rode bloedcellen (RBC):** Opsporing van irreguliere antistoffen die een transfusiereactie kunnen veroorzaken [12](#page=12).
* **Opsporen tropische ziekten:** Zoals malaria of de ziekte van Chagas, met name bij donoren met een relevante reisgeschiedenis of afkomst [12](#page=12).
* **Opsporen CMV-antistoffen:** Cytomegalovirus (CMV) antistoffen worden gescreend, wat belangrijk is voor immuungecompromitteerde patiënten [12](#page=12).
> **Tip:** De combinatie van serologische testen en NAT-testen maximaliseert de detectie van infectieuze agentia en verkort de window-periode.
#### 3.2.3 De weg van het bloed
Het proces van bloeddonatie tot transfusie is complex en omvat meerdere stappen, waaronder testen, verwerking en distributie van bloedproducten. Een visuele weergave van dit traject is beschikbaar via een YouTube-video [13](#page=13).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bloedtransfusie | Een medische procedure waarbij bloed of bloedcomponenten van een donor aan een patiënt worden toegediend, meestal via een infuus, om een tekort aan bloedbestanddelen aan te vullen. |
| Antigeen | Een molecuul, vaak een eiwit of polysacharide, dat een immuunrespons kan opwekken, zoals de productie van antistoffen, en dat specifiek kan binden aan antistoffen. |
| Antistof (antilichaam) | Een Y-vormig eiwit (immunoglobuline) geproduceerd door B-cellen van het immuunsysteem als reactie op de aanwezigheid van een antigeen, en dat dit antigeen specifiek kan neutraliseren of markeren voor eliminatie. |
| Epitoop | Een specifiek deel van een antigeen dat door een antistof of een T-celreceptor wordt herkend en waaraan het bindt. |
| Rode bloedcel (erytrocyt) | Een cel in het bloed die verantwoordelijk is voor het transport van zuurstof van de longen naar de weefsels en koolstofdioxide terug naar de longen, dankzij hemoglobine. |
| Bloedgroep | Een classificatiesysteem gebaseerd op de aanwezigheid van specifieke antigenen op het oppervlak van rode bloedcellen, wat belangrijk is voor transfusiecompatibiliteit. |
| ABO bloedgroepsysteem | Het belangrijkste bloedgroepsysteem, gekenmerkt door de aanwezigheid van A- en B-antigenen op rode bloedcellen, wat resulteert in vier hoofdtypen: A, B, AB en O. |
| Rhesus bloedgroepsysteem | Een ander belangrijk bloedgroepsysteem, waarvan de belangrijkste factor het D-antigeen is (RhD-positief of RhD-negatief), dat cruciaal is bij zwangerschappen en transfusies om hemolytische reacties te voorkomen. |
| Allogeen | Afkomstig van een ander individu van dezelfde soort. Bij bloedtransfusie verwijst dit naar bloed van een donor. |
| Autoloog | Afkomstig van hetzelfde individu. Bij bloedtransfusie verwijst dit naar bloed dat van de patiënt zelf is afgenomen voor eigen gebruik. |
| Aferese | Een procedure waarbij specifiek één of meerdere componenten uit het bloed van een donor worden gescheiden en teruggegeven, zoals plasma of bloedplaatjes, terwijl de rest van het bloed wordt teruggegeven aan de donor. |
| Intravasculaire hemolyse | De afbraak van rode bloedcellen binnen de bloedvaten, vaak veroorzaakt door complement-geactiveerde antistoffen die het celmembraan direct beschadigen. |
| Extravasculaire hemolyse | De afbraak van rode bloedcellen buiten de bloedvaten, voornamelijk in de milt en lever, waar opsonized cellen worden herkend en gefagocyteerd door macrofagen. |
| Hemolytische ziekte van de foetus en pasgeborene (HZFP) | Een aandoening waarbij antistoffen van de moeder de rode bloedcellen van de foetus of neonaat afbreken, wat kan leiden tot ernstige anemie en icterus. |
| Immuunrespons | De reactie van het immuunsysteem op een antigeen, die kan leiden tot de productie van antistoffen, de activatie van T-cellen of andere immuunmechanismen. |
| Immunoglobuline (Ig) | Een ander woord voor antistof; dit zijn glycoproteïnen die een cruciaal onderdeel vormen van het immuunsysteem. Ze worden ingedeeld in verschillende klassen zoals IgG en IgM. |
| IgG | Een type immunoglobuline dat de belangrijkste circulerende antistof is, in staat om de placenta te passeren en betrokken te zijn bij de immuunrespons op infecties en auto-immuunziekten. |
| IgM | Een type immunoglobuline dat de eerste antistof is die wordt geproduceerd bij een primaire immuunrespons, en dat effectief is in het activeren van het complementsysteem; het kan de placenta niet passeren. |
| Complement | Een complex systeem van eiwitten in het bloed dat, wanneer geactiveerd, helpt bij de eliminatie van pathogenen en geïnfecteerde cellen, en betrokken is bij ontstekingsreacties en cellysis. |