Cover
Start now for free GEPUPO - 7,8,9.pdf
Summary
# De Amerikaanse Revolutie en de vorming van de Verenigde Staten
De Amerikaanse Revolutie leidde tot de oprichting van de Verenigde Staten als een federale republiek, gebaseerd op verlichte ideeën en vastgelegd in een revolutionaire grondwet en Bill of Rights [1](#page=1).
### 1.1 Historische context en onafhankelijkheid
De onafhankelijkheid van Amerika was een direct gevolg van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog, die voortkwam uit groeiende spanningen tussen de dertien Britse kolonies aan de oostkust en het moederland. Deze kolonies, die grotendeels bevolkt werden door Engelse emigranten, voelden zich economisch uitgebuit door de Britse kroon en verzetten zich tegen belastingheffing zonder vertegenwoordiging in het Britse parlement, onder het devies "no taxation without representation". Belangrijke gebeurtenissen die leidden tot de onafhankelijkheid waren de Sugar Act de Stamp Act de Boston Massacre de Tea Act en de daaropvolgende Boston Tea Party [1](#page=1).
De formele onafhankelijkheidsverklaring vond plaats in 1776, opgesteld door Thomas Jefferson. In 1777 werden de Articles of Confederation opgesteld, die een confederatie tussen de dertien kolonies vormden, waarbij elke entiteit grotendeels zelfstandig bleef. Dit systeem evolueerde echter naar een federale staatsstructuur. De militaire overwinning in Yorktown in 1781 en de Vrede van Versailles in 1783 markeerden de de facto en de iure onafhankelijkheid van de Verenigde Staten [1](#page=1).
De Amerikaanse Revolutie had een tweeledig belang: intrinsiek, door de ontwikkeling van het publiekrecht en de mondiale impact van de Verenigde Staten als grootmacht. De revolutie was mede geïnspireerd door de ideeën van de Verlichting en de nieuwe republiek kreeg ook navolging in Europa en elders in de wereld [1](#page=1).
### 1.2 De Constitutionele Teksten
De Verenigde Staten bezitten de oudste nog geldende grondwet ter wereld. Deze grondwet, samen met de Bill of Rights, vormt de basis van de Amerikaanse staatsstructuur en fundamentele rechten [2](#page=2).
#### 1.2.1 De Grondwet (Constitution) van 1787
De Grondwet van 1787 werd opgesteld toen de staten samenkwamen om de organisatie van het land te bepalen, met nadruk op een federale structuur, scheiding der machten en fundamentele rechten. De preambule vat de doelstellingen samen: "We, the people of the United States, in order to make a more perfect union establish Justice, insure domestic tranquility, provide for the common defence, promote the general Welfare, and secure the Blessings of Liberty to ourselves and our Posterity, do ordain and establish this Constitution for the United States of America." [2](#page=2).
#### 1.2.2 De Bill of Rights .
De Bill of Rights, opgesteld in 1791, bestaat uit de eerste tien Amendments op de grondwet (inmiddels zijn er 27 Amendments). Deze dient als een verklaring van fundamentele rechten, geïnspireerd door eerdere rechtenverklaringen van de deelstaten, zoals die van Virginia in 1776 [2](#page=2).
### 1.3 De Amerikaanse Staatsstructuur
De Verenigde Staten zijn een republikeinse bondsstaat, wat betekent dat er een federale structuur is met toegewezen bevoegdheden naar het centrum (federaal niveau) en residuaire bevoegdheden voor de individuele staten [2](#page=2).
#### 1.3.1 Federalisme
Op federaal niveau worden bevoegdheden toegewezen zoals defensie, buitenlands beleid, muntbeheer en fundamentele vrijheden. Het federale niveau kan ook optreden op het gebied van "general welfare" indien dit noodzakelijk is voor het algemeen belang [2](#page=2).
De staten behouden de residuaire bevoegdheden, wat inhoudt dat elke staat zijn eigen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht heeft en eigen wetgeving en grondwetten kan opstellen, bijvoorbeeld op het gebied van privaatrecht. Dit is vergelijkbaar met de staatshervormingen in België, waarbij bevoegdheden worden toegewezen aan gemeenschappen en gewesten [2](#page=2).
#### 1.3.2 Scheiding der machten
De Amerikaanse staatsstructuur is gebaseerd op de scheiding der machten, die is onderverdeeld in de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.
##### 1.3.2.1 Wetgevende macht (Congress)
De wetgevende macht is in handen van het Congres, dat bikameralistisch is opgebouwd:
* **House of Representatives:** Volgens het aantal inwoners, vertegenwoordigt het de bevolking en hun belangen [2](#page=2).
* **Senate:** Elke staat wordt vertegenwoordigd door twee senatoren [2](#page=2).
Het Congres neemt initiatieven voor wetgeving. De president kan een veto uitspreken tegen wetten, maar het Congres kan deze beslissing overrulen met een tweederdemeerderheid, aangezien de volksvertegenwoordiging democratisch is gelegitimeerd [2](#page=2).
##### 1.3.2.2 Uitvoerende macht (President)
De uitvoerende macht is toebedeeld aan de President, die staatshoofd, regeringsleider en opperbevelhebber van het leger is. De President wordt indirect verkozen via kiesmannen, wat niet proportioneel is. Hij benoemt zijn "secretaries" (ministers) en heeft een "fast track"-bevoegdheid om meer te doen dan wat expliciet in de grondwet is vermeld, wat hem verregaande macht geeft. De President heeft ook de bevoegdheid om leden van het Hooggerechtshof te benoemen [2](#page=2).
##### 1.3.2.3 Rechterlijke macht
De rechterlijke macht omvat zowel federale als statelijke rechtbanken. Leden van het Hooggerechtshof worden door de President benoemd en kunnen niet meer afgezet worden, wat betekent dat ze levenslang benoemd worden. Dit kan leiden tot politiek gekleurde benoemingen, wat in andere landen (zoals België) minder wenselijk wordt geacht [3](#page=3).
Het **Supreme Court** staat aan het hoofd van de federale rechtbanken. Het is bevoegd voor bevoegdheidsgeschillen (wie mag wetten maken) en grondwettelijkheidscontrole (judicial review) op basis van een verzoek tot "Certiorari" [3](#page=3).
> **Tip:** In tegenstelling tot België, waar rechtbanken elke zaak moeten behandelen, beslist het Amerikaanse Hooggerechtshof oppervlakkig of een zaak wordt behandeld.
Het Hooggerechtshof kent "concurring" en "dissenting opinions". Als niet alle negen rechters het eens zijn over de motivering, schrijven rechters met een gelijkaardige redenering een "concurring opinion" (zelfde doel, andere weg), terwijl rechters die het fundamenteel oneens zijn een "dissenting opinion" schrijven. De meerderheid bepaalt het uiteindelijke arrest [3](#page=3).
**Judicial review (gerechtelijke herziening):**
* Eigenlijk niet expliciet in de grondwet voorzien [3](#page=3).
* Vloeit voort uit de scheiding der machten [3](#page=3).
* *Sensu lato:* elke gerechtelijke herziening [3](#page=3).
* *Sensu stricto:* grondwettelijkheidscontrole, waarbij wetten die in strijd zijn met de grondwet onwettig verklaard kunnen worden. Dit principe werd gevestigd door de zaak *Marbury vs. Madison* en later *Dred Scott* [3](#page=3).
##### 1.3.2.4 Impeachment
Impeachment is een mechanisme van controle op de uitvoerende en rechterlijke macht door de wetgevende macht. Dit komt voort uit de middeleeuwse common law, waarbij een ambtenaar werd bevolen zijn ambt neer te leggen. Tegen de president kan een inbeschuldigingstelling plaatsvinden in het Huis van Afgevaardigden, waarna de Senaat de beoordeling doet om tot afzetting te besluiten. Dit is al meerdere malen geprobeerd tegen verschillende presidenten, maar is nog nooit succesvol geweest [3](#page=3).
---
# De Franse Revolutie en haar invloed
De Franse Revolutie was een transformerende periode die fundamentele veranderingen teweegbracht in de Franse samenleving en een blijvende invloed had op het recht in zowel Frankrijk als Europa, met name door de totstandkoming van de Déclaration des Droits de l'Homme et du Citoyen en latere codificaties [4](#page=4) [5](#page=5).
### 2.1 Oorzaken en fasen van de Franse Revolutie
De revolutie begon met de samenroeping van de Staten-Generaal, een crisisinstelling bedoeld om belastingen te innen, waarbij vertegenwoordigers van de verschillende standen aanwezig waren. De 'cahiers de doléances' (klachtenschriften) werden ingediend, waarin onder meer werd geprotesteerd tegen 'lettres de cachet' en werd gepleit voor codificatie. Er ontstond een conflict over de werking van de Staten-Generaal (hoofd per stand of hoofd per afgevaardigde), wat leidde tot de vorming van de Assemblée Nationale door de Derde Stand, die zichzelf zag als vertegenwoordiger van de gehele natie. De beroemde 'kaatsbaaneed' in Versailles op 20 juni 1789 benadrukte hun vastberadenheid om niet uiteen te gaan totdat een solide grondwet was gevestigd. Dit markeerde de overgang naar een representatieve democratie, gevoed door de wens om de macht van de koning te beperken met ideeën uit de Verlichting, zoals die van Montesquieu en Rousseau [4](#page=4).
Abbé Emmanuel-Joseph Sieyès, een clericus, speelde een sleutelrol met zijn werk "Qu’est-ce que le tiers état?", waarin hij de Derde Stand identificeerde als de natie en de economisch bijdragende bevolking. Hij bepleitte zelfstandige vertegenwoordiging voor de Derde Stand en was actief binnen de Assemblée, en later lid van het Directoire en Senaatsvoorzitter onder Napoleon [4](#page=4).
Belangrijke realisaties in deze fase omvatten de afschaffing van de feodaliteit, waardoor leenmannen volle eigenaars werden van hun gronden, en de intrekking van adellijke en kerkelijke privileges. Het decreet d’Allarde in 1791 introduceerde de vrijheid van handel en arbeid, wat gezien kan worden als een eerste stap naar een grondwet. De Wet Le Chapelier daarentegen verbood coalities van arbeiders en ambachtslieden, vanuit het principe van individuele vrijheid, wat betekende dat afspraken tussen werknemers strafrechtelijk verboden waren [4](#page=4).
Het onderscheid met de Amerikaanse Revolutie ligt in het feit dat de VS één grondwet kende die slechts licht werd aangepast, terwijl Frankrijk na 1791 een reeks opeenvolgende grondwetten kende. De Grondwet van 1791 was gericht op machtenscheiding met behoud van de monarchie [4](#page=4).
De Franse Revolutie kan worden ingedeeld in de volgende fasen:
* **Eerste Fase (1789-1792):** De Staten-Generaal en de gematigde fase, met een monarchie [5](#page=5).
* **Tweede Fase (1792-1794):** De periode van de Jacobijnen en de Terreur, onder leiding van Robespierre en het Comité du salut public. Deze fase kenmerkte zich door een zeer revolutionaire grondwet (het Jaar I), anti-clericalisme, anti-monarchisme (uitroepen van de Republiek) en sociale herverdeling [5](#page=5).
* **Directoire (1795-1799):** Gematigder, met de Grondwet van het Jaar III, een bicameraal parlement, en een uitvoerende macht van vijf directeurs. Deze periode werd gekenmerkt door buitenlandse veroveringen en annexaties [5](#page=5).
* **Napoleon (1799-1815):** Begon met het Consulaat (1799-1802/1804) en ging over in het Eerste Keizerrijk (1802-1815). Napoleons bewind, ook wel 'Bonapartisme' genoemd, streefde naar ordehandhaving en het behoud van nieuwe verworvenheden, zoals het Concordaat van 1801 met de kerk. Hij sloot een akkoord met de paus over de benoeming van bisschoppen en zorgde ervoor dat geestelijken door de staat werden betaald [5](#page=5).
### 2.2 De Déclaration des Droits de l'Homme et du Citoyen
De Déclaration des Droits de l'Homme et du Citoyen, aangenomen op 26 augustus 1789, geïnspireerd door Anglo-Amerikaanse ideeën, is van fundamenteel belang en vormt de basis voor latere grondwetsartikelen in Europa [4](#page=4).
**Betekenis en Kernbegrippen:**
* **Représentants du Peuple:** Vertegenwoordiging van het volk [5](#page=5).
* **Liberté:** Vrijheid [5](#page=5).
* **Droits de l'Homme:** Mensenrechten, met de eerste vermelding van deze term, van toepassing op zowel mannen als vrouwen [5](#page=5).
* **Propriété:** Eigendom, erkend als een fundamenteel recht [5](#page=5).
* **Droits naturels, inaliénables et sacrés:** Natuurlijke, onvervreemdbare en heilige rechten die niet verloren kunnen gaan door ze niet te gebruiken [5](#page=5).
* **Résistance:** Het recht op verzet, gericht op rechtszekerheid en veiligheid binnen de samenleving [5](#page=5).
* **La volonté générale:** De wet moet de uitdrukking zijn van de algemene wil van het volk, een idee uit de Verlichting gericht op het grootste geluk voor de meesten [5](#page=5).
* **Égaux:** Gelijkheid voor de wet, waardoor iedereen kan deelnemen aan de staat [5](#page=5).
* **Égaux en droits:** Gelijke rechten [5](#page=5).
* **Principes:**
* Je kunt niet beschuldigd, aangehouden of gedetineerd worden anders dan in gevallen bepaald door de wet en volgens de voorgeschreven procedures. Dit betekent dat er geen misdrijf zonder wet is, en dat de wijze van strafoplegging in de wet moet zijn vastgelegd [5](#page=5).
* Geen straf zonder wet: een straf mag alleen worden opgelegd op basis van een wet die is vastgesteld en afgekondigd vóór het misdrijf [5](#page=5).
* Het doel van elke politieke vereniging is het behoud van de natuurlijke rechten van de mens; deze rechten zijn onderscheidend, gebaseerd op het nut van de gemeenschap, behoren toe aan de mens, en kunnen niet worden verloren door ze niet te gebruiken [5](#page=5).
* Vrijheid van meningsuiting en de vrije communicatie van gedachten en meningen. Dit omvat de vrijheid om te spreken, schrijven en drukken, zonder censuur. Echter, misbruik van deze vrijheid is strafbaar en de strafwet moet strikt geïnterpreteerd worden [5](#page=5).
### 2.3 Blijvende invloed op de Franse en Europese rechtspraak
De Franse Revolutie en de daaropvolgende Napoleontische periode hebben een diepgaande en blijvende invloed gehad op het recht in Frankrijk en daarbuiten [4](#page=4).
**Impact op België en Europa:**
* **Territoriale en Administratieve Indeling:** De Franse departementen werden de basis voor de Belgische provincies, wat een einde maakte aan de territoriale vorstendommen. De indeling in arrondissementen, kantons en gemeenten bleef eveneens behouden en is nooit meer afgeschaft [6](#page=6).
* **Kerk en Staat:** De revolutie zette de secularisering door met de invoering van de burgerlijke stand, het notariaat en de welzijnszorg. Tegelijkertijd werd door het concordaat een systeem ingesteld waarbij priesters door de staat werden betaald, wat een vorm van controle inhield. De indeling van bisdommen volgde de departementale grenzen, en er was een vergoeding voor geestelijken, wat deels voortkwam uit het beheer van 'zwart goed' [6](#page=6).
* **Codificaties:** Een van de meest significante nalatenschappen is de reeks codificaties: de Code Civil (Burgerlijk Wetboek), Code de Commerce (Wetboek van Koophandel), Code d’instruction (Wetboek van Rechtspleging), Code pénal (Strafwetboek) en Code de procédure civile (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Deze vijf Franse wetboeken bevatten veel Franse recht dat van oorsprong revolutionair was [6](#page=6).
* **Gerechtelijke Organisatie:** De Franse Revolutie hervormde ook de gerechtelijke organisatie [6](#page=6).
* **Verfransing:** De periode kende een sterke verfransing [6](#page=6).
> **Tip:** De Déclaration des Droits de l'Homme et du Citoyen is een cruciaal document om te bestuderen voor het begrijpen van de principes van mensenrechten en de rechtsstaat in Europa. Let goed op de formuleringen en de betekenis van elk artikel.
> **Example:** De vaststelling dat een straf alleen kan worden opgelegd op basis van een wet die vóór het misdrijf bestond (nullum crimen sine lege, nulla poena sine lege) is een direct gevolg van de revolutionaire wens om willekeur te voorkomen en rechtszekerheid te garanderen. Dit principe is nu een hoeksteen van veel rechtssystemen [5](#page=5).
---
# De vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en de Belgische Revolutie
Dit onderdeel behandelt de totstandkoming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, de oorzaken en het verloop van de Belgische Revolutie, en de oprichting van de onafhankelijke Belgische staat en diens grondwet.
### 3.1 Ontstaan van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
De periode die leidt tot de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kent een complexe voorgeschiedenis met betrekking tot de benaming "Nederlanden" en de politieke indeling [6](#page=6).
#### 3.1.1 De Franse Periode (1795-1815)
De Franse annexatie van de Zuidelijke Nederlanden en de daaropvolgende politieke reorganisaties legden de basis voor een verenigd staatsverband.
* **Aanhechting bij Frankrijk:** Vanaf 1795 werden de Zuidelijke Nederlanden geannexeerd bij Frankrijk als negen departementen. De indeling van deze departementen, zoals het Scheldedepartement, Nedermaasdepartement en het Departement der Wouden, heeft blijvende invloed gehad op de latere provinciale indeling van België [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Noordelijke Nederlanden:** In het noorden kende men de Bataafse Republiek (1795-1806), gevolgd door het Koninkrijk Holland onder Lodewijk-Napoléon (1806-1810), en een directe annexatie bij Frankrijk (1810-1813) [7](#page=7).
* **Willem I van Oranje:** Na de Franse nederlagen werd Willem I in 1813 koning van de Noordelijke Nederlanden. Hij genoot traditionele legitimiteit en hoopte op hereniging, mede ingegeven door een afkeer voor de Franse Revolutie en de wens voor een stabiele monarchie. De Franse Grondwet van 1791 diende als inspiratie voor een constitutionele monarchie met aanzienlijke macht voor de koning [7](#page=7).
#### 3.1.2 De Oprichting van het Verenigd Koninkrijk
Na de ballingschap van Napoleon en het Congres van Wenen (1814-1815), waarbij de grote Europese mogendheden de toekomst van Europa bepaalden, werd besloten tot de oprichting van een bufferstaat tegen Frankrijk [7](#page=7).
* **Verdrag der VIII Artikelen van Londen:** Dit verdrag legde de basis voor een "intime et complète" vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden tot één enkele staat [7](#page=7).
* **Verenigd Koninkrijk der Nederlanden:** Dit nieuwe koninkrijk omvatte de huidige Nederlandse provincies, België, en het Groothertogdom Luxemburg (dat formeel deel uitmaakte van de Duitse Bond tot 1867). Er was sprake van godsdiensttolerantie en gelijkheid, met als doel "l'amalgame le plus parfait". Willem I was de stichter van de Rijksuniversiteit Gent, wat de nadruk op onderwijs in zijn beleid weerspiegelt [7](#page=7).
#### 3.1.3 De Grondwet van 1814-1815
De definitieve grondwet van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd op 24 augustus 1815 goedgekeurd, na aanpassingen op basis van het Verdrag van Londen [8](#page=8).
* **Totstandkoming:** Gijsbert Karel van Hogendorp was een sleutelfiguur bij de redactie. Een volksraadpleging ("arithmétique hollandaise") werd gehouden, waarbij in het Zuiden een meerderheid van de stemmen voor de grondwet was, ondanks enige tegenstand vanwege religieuze bezwaren [8](#page=8).
* **Inhoud:** De grondwet voorzag in fundamentele rechten, geïnspireerd door Amerikaanse en Franse voorbeelden [8](#page=8).
* **Staatsstructuur:** Een monarchie, een unitaire staat, en een bicameraal parlement (Staten-Generaal) [8](#page=8).
* **Eerste Kamer:** Benoemd door de vorst [8](#page=8).
* **Tweede Kamer:** Aangeduid door de provinciale staten via een cijnskiesrecht [8](#page=8).
* **Ministeriële verantwoordelijkheid:** Ministers waren verantwoordelijk tegenover de vorst [8](#page=8).
### 3.2 Kroniek van een aangekondigde breuk
Verschillende inherente spanningen en grieven leidden onvermijdelijk tot de scheiding tussen Noord en Zuid [8](#page=8).
#### 3.2.1 Oorzaken van de Spanningen
De samenvoeging van twee historisch en cultureel verschillende regio's bracht diverse conflicten met zich mee:
* **Machtsverhoudingen:** De "derde stand" in het Zuiden voelde zich in het nadeel ten opzichte van de adel en de vorst [8](#page=8).
* **Unitarisme vs. Provinciale Belangen:** Willem I streefde naar een centrale, unitaire staat, wat botste met de sterkere provinciale belangen in het Zuiden [8](#page=8).
* **Religie:** De dominante positie van het protestantisme in het Noorden versus het katholicisme in het Zuiden leidde tot wrijvingen, met name op het gebied van onderwijs, waarbij Willem I probeerde invloed uit te oefenen [8](#page=8).
* **Taal:** De verfransing, met name in justitie en administratie, was een groot twistpunt. Hoewel de universiteit van Gent van Latijn naar Frans overstapte, sprak de elite in Wallonië en delen van Vlaanderen Frans, wat het Zuiden in een andere positie plaatste [8](#page=8).
* **Economie:** Het Noorden was georiënteerd op handel en scheepvaart, terwijl het Zuiden een meer industriële economie had [9](#page=9).
* **Institutionele Problemen:**
* **Centrum en Vertegenwoordiging:** Den Haag was het centrum van de Staten-Generaal, die afwisselend in Brussel en Den Haag zetelden. Het Zuiden was ondervertegenwoordigd in de Staten-Generaal gezien de bevolkingsaantallen [9](#page=9).
* **Leger:** De samenstelling van het leger gaf de voorkeur aan officieren uit het Noorden [9](#page=9).
* **Financiële Lasten:** De verdeling van de staatsschuld en de financiële lasten, met name via het "amortisatiesyndicaat" dat financiële controle buiten de overheidsinstanties wilde houden, zorgde voor onvrede [9](#page=9).
#### 3.2.2 Positieve Realisaties en Politiek Ongenoegen
Ondanks de spanningen werden er onder Willem I ook belangrijke realisaties doorgevoerd:
* **Onderwijs:** Oprichting van Rijksuniversiteiten te Gent, Luik en Leuven in 1817 [9](#page=9).
* **Infrastructuur:** Aanleg van kanalen en verbetering van de haven van Gent [9](#page=9).
* **Industriesteun:** Stimulering van de zware industrie, met bedrijven als Cockerill [9](#page=9).
* **Financiën:** Oprichting van de Société Générale en De Nederlandsche Bank [9](#page=9).
* **Tollen en Taalwetgeving:** Opheffen van tollen en taalwetgeving die het Vlaams "redde" in 1823 [9](#page=9).
Het politiek ongenoegen uitte zich in petities (1828-1829) en politieke processen, zoals die tegen Louis de Potter. De eisen varieerden van vrijheid van drukpers, onderwijs en taal, tot een onafhankelijke rechterlijke macht, juryrechtspraak, minder belastingen en een gelijke verdeling van ambten. De eis van ministeriële verantwoordelijkheid zou later in België in 1831 en in Nederland in 1848 gerealiseerd worden door Johan Rudolph Thorbecke, die tussen 1825 en 1830 aan de Universiteit Gent doceerde [10](#page=10) [9](#page=9).
### 3.3 Het onafhankelijke België
De grieven en de politieke onrust leidden uiteindelijk tot de Belgische Revolutie en de oprichting van een nieuwe staat [10](#page=10).
#### 3.3.1 De Belgische Revolutie
Diverse factoren droegen bij aan het uitbreken van de revolutie:
* **Economische Crisis:** Slechte oogsten en de "hongerwinter" van 1829 verergerden de onvrede [10](#page=10).
* **Julirevolutie in Parijs:** De liberale Julirevolutie in Parijs en de troonsbestijging van burgerkoning Louis-Philippe fungeerden als een inspiratiebron en katalysator. Vergelijkbare nationale revoluties in Griekenland en Polen vonden in hetzelfde jaar plaats [10](#page=10) .
* **25 Augustus 1830:** De opera "La Muette de Portici" in de Muntschouwburg in Brussel, met zijn patriottische aria's, zette de toon voor de opstand. De leuze "Wij Willen Willem Weg" werd populair [10](#page=10).
* **Opstand en Onafhankelijkheid:** De burgerwacht nam wapens op en de Belgische vlag, ontworpen door Lucien Jottrand en Eduard Ducpétiaux, werd geïntroduceerd. Na de gevechten in het park van Brussel riep het Voorlopig Bewind (met onder andere Louis De Potter, Charles Rogier) op 4 oktober 1830 de onafhankelijkheid uit [10](#page=10).
* **Nationaal Congres:** Verkiezingen leidden tot het Nationaal Congres (200 leden), dat de onafhankelijkheid bevestigde en opteerde voor een parlementaire monarchie. Zij stelden de Belgische Grondwet op (decreet 7 februari 1831) [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 3.3.2 De Internationale Context en de Vestiging van de Staat
De jonge Belgische staat moest internationaal erkend worden en haar grenzen veiligstellen.
* **Conferenties van Londen:** De Europese grootmachten erkenden de afscheiding en België kreeg een eeuwigdurende neutraliteit toegewezen [11](#page=11).
* **Verdrag der XVIII Artikelen:** Willem I weigerde dit verdrag te ondertekenen [11](#page=11) .
* **Verdrag der XXIV Artikelen:** Dit verdrag, met Nederland, werd wel aanvaard en regelde de staatsschuld, het lot van Duitstalig Luxemburg, Oost-Limburg, de Ijzeren Rijn, Zeeuws-Vlaanderen en de Scheldetol [11](#page=11) .
* **Leopold I:** Na de aanstelling van regent Erasme-Louis Surlet de Chokier werd Leopold I op 21 juli 1831 tot koning der Belgen beëdigd, wat de consolidatie van de staat markeerde [11](#page=11).
#### 3.3.3 De Belgische Grondwet van 1831
De Belgische Grondwet van 1831 was een compromis tussen traditie en vernieuwing, en genoot voor die tijd een progressief karakter.
* **Invloeden:** De grondwet putte uit praktische ervaringen en theoretische geschriften, met invloeden van de Nederlandse Grondwet van 1815 (40%), het Franse charter van 1814 (35%), de Franse revolutionaire Grondwet van 1791 (10%) en het Engelse ongeschreven constitutionele recht [12](#page=12).
* **Kenmerken:**
* **Pragmatisch Conservatisme:** Rekening houdend met tradities zoals de monarchie en het tweekamerstelsel, maar innoverend waar nodig [11](#page=11).
* **Democratische en Liberale Aspecten:**
* Ruime vrijheden: Persvrijheid, vrijheid van vergadering, vereniging, petitie, briefgeheim [12](#page=12).
* Beperking Koninklijke Macht: De koning had enkel expliciet toegewezen bevoegdheden en kon niet zonder "tegentekening" van een minister handelen [12](#page=12).
* Directe Verkiezingen: Voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers [12](#page=12).
* Gemeentelijke en Provinciale Autonomie: [12](#page=12).
* **Grote Godsdienstvrijheden:** Gevolg van de samenwerking tussen liberalen en katholieken, met vrijheid van eredienst, onderwijs, vereniging en meningsuiting [12](#page=12).
* **Bicamaraal Parlementair Systeem:**
* **Nationaal Overwicht:** Het parlement, de "natie", had overwicht op de andere machten [12](#page=12).
* **Ministeriële Verantwoordelijkheid:** Een cruciaal element dat de uitvoerende macht controleerde [12](#page=12).
* **Parlementaire Macht:** Wetgeving, initiatief, amendering, en controle op belastingen en begrotingen [12](#page=12).
* **Gerechtigheid:** De rechtbanken controleerden de grondwettelijkheid van wetten niet, wat de macht van het parlement versterkte [12](#page=12).
* **Redacteurs:** De grondwet werd opgesteld door voornamelijk jonge juristen zoals Joseph Lebeau, Paul Devaux, en Jean-Baptiste Nothomb, die zich bewust waren van zowel het Ancien Régime als de revolutionaire periodes [12](#page=12).
> **Tip:** Let bij het bestuderen van de Belgische Grondwet op de balans tussen de rechten die aan de burgers werden toegekend en de beperkingen die werden opgelegd aan de koninklijke macht. Dit weerspiegelt de reactie op de autoritaire regeerperiode van Willem I.
---
# De rechtsstaat en de evolutie van fundamentele rechten en het bestuur
Dit onderwerp verkent de ontwikkeling van de rechtsstaat, de uitbreiding van fundamentele rechten en de controle op het bestuur, met een focus op de internationalisering van rechtsbescherming en de evolutie van het stemrecht.
### 4.1 De rechtsstaat en haar evolutie
#### 4.1.1 Het concept van de rechtsstaat
De term 'rechtsstaat' (Frans: 'état de droit', Engels: 'rule of law') staat tegenover een machts- of politiestaat. De kern van de rechtsstaat omvat afdwingbare fundamentele rechten en de gebondenheid van de overheid aan het recht. De oorsprong ligt in constituties en rechts- en politieke filosofie, met name het maatschappelijk verdrag. Een onafhankelijke rechter is hierbij een noodzakelijk correlaat. Het is belangrijk op te passen voor de 'formele' rechtsstaat, die ook de basis kan vormen voor repressieve regimes, en te streven naar een 'ethische' waardering van de rechtsstaat [17](#page=17).
#### 4.1.2 Internationalisering van rechtsbescherming
De rechtsbescherming is internationaal geëvolueerd, zowel intergouvernementeel als niet-gouvernementeel [18](#page=18).
* **Intergouvernementeel:** Dit gebeurt via verdragen tussen verschillende landen, zoals die gesloten door de Raad van Europa en de VN. Voorbeelden hiervan zijn de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) uit 1948, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) uit 1950, het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (BUPO) uit 1966, en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie uit 2000, dat sinds 2009 bindend is [18](#page=18).
* **Niet-gouvernementeel:** Organisaties zoals het Rode Kruis, Amnesty International (A.I.), Artsen Zonder Grenzen (MsF) en Human Rights Watch spelen ook een rol in internationale rechtsbescherming [18](#page=18).
* **Betrokkenen:** Zowel staten, organisaties als individuen kunnen betrokken zijn bij deze internationale rechtsbescherming [18](#page=18).
De Benelux Interparlementaire Raad was een vroege stap in de internationale samenwerking zonder verlies van soevereiniteit, gericht op eenvormige wetten en het stellen van prejudiciële vragen aan de Benelux-gerechtshof om de interpretatie van wetten te harmoniseren [18](#page=18).
### 4.2 Evolutie van fundamentele rechten en het bestuur
#### 4.2.1 Evolutie van het stemrecht
Het stemrecht heeft een significante evolutie gekend in België:
* **Franse Revolutie – 1848:** Een dalende trend in stemrecht, met na de Europese revolutiegolf van 1848 een grondwettelijke minimumcijns en het einde van het ambtenarenparlement [18](#page=18).
* **1893:** Invoering van algemeen meervoudig mannenstemrecht en de stemplicht ('opkomstplicht'), mede ingegeven door de stakingsgolf van 1886 [18](#page=18).
* **1919:** Algemeen enkelvoudig stemrecht, waarbij ook sommige vrouwen (zoals weduwen met kinderen) konden stemmen, en vrouwen konden verkozen worden. Dit was mede een gevolg van WO I [18](#page=18) .
* **1948:** Algemeen vrouwenstemrecht, mede door de impact van WO II. Er was echter een nood aan bijkomende maatregelen [18](#page=18).
* **1981:** Verlaging van de stemgerechtigde leeftijd naar 18 jaar [18](#page=18).
* **1998:** Invoering van stemrecht (lokaal en Europees) voor EU-burgers [18](#page=18).
* **2004:** Migrantenstemrecht op lokaal niveau, mits vijf jaar verblijf [18](#page=18).
* **2024:** Stemrecht vanaf 16 jaar voor Europese verkiezingen [18](#page=18).
#### 4.2.2 Het bestuur aan banden leggen en controleren
De rechtsbescherming tegen het bestuur en de controle op het bestuur zijn door de tijd heen uitgebreid:
* **1831:** Enkel de exceptie van illegaliteit was mogelijk [18](#page=18).
* **19e eeuw:** Geen controle op imperiumhandelingen (acte d’autorité), wel op handelingen van beheer (acte de gestion) [18](#page=18).
* **1920 (Flandria-arrest):** Er kwam controle op de uitvoering van beslissingen van de uitvoerende macht [18](#page=18).
* **1946:** Oprichting van de Raad van State, die ook annulatie van beslissingen mogelijk maakte [18](#page=18).
* **Jaren 1970:** Invoering van de beginselen van behoorlijk bestuur [18](#page=18).
**Controle door het Parlement:** Het parlement controleert het bestuur op zowel financieel als inhoudelijk vlak [18](#page=18).
* **Financieel:** Universaliteit en specialiteit van de begroting, rijksmiddelenbegroting en eindrekening [18](#page=18).
* **Inhoudelijk:** Aanwezigheid van vragen en eisen, zowel mondeling (Parlementaire Handelingen) als schriftelijk (Bulletin van Vragen en Antwoorden). Verder is er de interpellatie en motie (gewone, van vertrouwen, van wantrouwen, gemotiveerde of aanbeveling). Tot slot kunnen onderzoekscommissies worden ingesteld voor specifieke thema's zoals terrorisme, mensenhandel, de Bende van Nijvel of PFAS [18](#page=18).
#### 4.2.3 Evolutie van fundamentele rechten
De evolutie van fundamentele rechten kan worden begrepen aan de hand van verschillende generaties rechten:
* **Eerste generatie:** Deze rechten benadrukken de vrijheid van het individu en vereisen een onthouding van overheidsbemoeienis. Dit zijn klassieke burgerlijke en politieke rechten [19](#page=19).
* **Tweede generatie:** Deze rechten impliceren een plicht voor de overheid om bepaalde prestaties te leveren ten gunste van het individu. Dit betreft sociaal-economische rechten [19](#page=19).
* **Derde generatie:** Deze rechten gaan over inspraak in de overheid en collectieve rechten [19](#page=19).
De evolutie ging van een rechtsstaat naar een beschermingsstaat, waarbij elementen hiervan al aanwezig waren in het Ancien Régime (bv. pro deo-rechtsbijstand). Vervolgens evolueerde dit naar een verzorgingsstaat (welvaartsstaat). Deze rechten werden afdwingbaar en subjectief, en werden zowel via publiek als privaatrecht gerealiseerd [19](#page=19).
#### 4.2.4 Constitutionele toetsing
Ook de wetgevende macht is aan beperkingen en controle onderworpen [19](#page=19).
* **19e eeuw:** De exegetische school en het legisme domineerden, met de Cassatierechtspraak van 1849 als voorbeeld [19](#page=19).
* **1971 (Cassatie: Franco-Suisse):** Er kwam meer nadruk op rechtsbescherming [19](#page=19).
* **Europese invloed (EG, EVRM):** Met de opkomst van het monisme en de conforme interpretatie van richtlijnen door het Europees Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, is er een grotere rol voor supranationaal recht [19](#page=19).
* **Arbitragehof naar Grondwettelijk Hof:** De evolutie van het Arbitragehof naar het Grondwettelijk Hof versterkte de mogelijkheid om wetten te toetsen aan de grondwet, om te bepalen of het parlement binnen zijn bevoegdheden had gehandeld [19](#page=19).
> **Tip:** Begrijp de generaties van fundamentele rechten; dit is een cruciale conceptualisering voor het examen. Let goed op de juridische mechanismen die controle op het bestuur mogelijk maken naarmate de rechtsstaat evolueert.
> **Voorbeeld:** Het Flandria-arrest uit 1920 is een sleutelmoment omdat het de rechterlijke controle op handelingen van de uitvoerende macht introduceerde, wat een beperking betekende op de voorheen quasi-absolute autonomie van de overheid in haar beleidsuitvoering.
---
# Ideologische debatten en staatshervormingen in België
Dit gedeelte onderzoekt de evolutie van de Belgische staat door de lens van ideologische debatten, de ontwikkeling van de verzorgingsstaat, taalwetgeving en de daaruit voortvloeiende staatshervormingen die leidden tot de huidige federale structuur.
### 5.1 De relatie tussen kerk en staat en het ideologisch debat
De oprichting van België kenmerkte zich door een "monsterverbond" tussen liberalen en katholieken, wat leidde tot principes van vrijheid en scheiding tussen kerk en staat, zij het met behoud van de betaling van religieuze bedienaren en de subsidiëring van wereldlijke middelen door de staat (nu gewest). Erkenning geldt voor diverse erediensten, waaronder het Rooms-katholicisme, protestantisme, anglicanisme, jodendom, orthodox christendom en de islam, naast vrijzinnige lekenconsulenten [19](#page=19) [20](#page=20).
De periode werd gekenmerkt door twee schoolstrijden:
* **Eerste schoolstrijd (1879-1884):** Gericht op het lager onderwijs, waarbij gemeenten verplicht werden neutraal onderwijs met moraal aan te bieden, wat leidde tot het einde van de liberale hegemonie [20](#page=20).
* **Tweede schoolstrijd (1954-1958):** Betrof het middelbaar onderwijs en zag een vermindering van subsidies voor religieuze scholen ten gunste van nieuwe rijksscholen, resulterend in het Schoolpact [20](#page=20).
Daarnaast was er het Cultuurpact (1972-1973) [20](#page=20).
### 5.2 Naar de verzorgingsstaat via de overlegdemocratie
De opkomst van het socialisme na stakingsgolven had een significante impact op de sociale wetgeving, mede beïnvloed door Duitse modellen. Socialisten speelden een cruciale rol in de ontwikkeling van de sociale zorgstaat door de beperking van kinder- en vrouwenarbeid, de invoering van een arbeidsongevallenverzekering, verplichte ziekteverzekering, en de codificatie van arbeidsvoorwaarden en inspectie [20](#page=20).
De periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog was er een van instabiliteit, maar ook van belangrijke realisaties binnen de overlegdemocratie:
* De oprichting van **paritaire comités**, met gelijke vertegenwoordiging van werkgevers en werknemers, faciliteerde overleg en het sluiten van akkoorden [20](#page=20).
* Belangrijke sociale verworvenheden uit deze periode waren de achturige werkdag, bijdragen voor pensioenen en kinderbijslag [20](#page=20).
* Het **Plan van de Arbeid** van Hendrik De Man beoogde een geleide staatseconomie, gebaseerd op Keynesiaanse principes, om investeringen te stimuleren en werkloosheid te bestrijden door overheidsinvesteringen in natuurlijke rijkdommen [20](#page=20).
Na de Tweede Wereldoorlog werd de sociale staat verder uitgebouwd. Het einde van het stakingsverbod en de oprichting van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering (RSZ) in 1945 markeerden de verdere groei van de staat en de behoefte aan meer ambtenaren [20](#page=20).
### 5.3 Van Vlaamse ontvoogding tot federale staat
#### 5.3.1 De taalkwestie
België begon als een staat die zichzelf als eentalig Frans beschouwde, wat leidde tot een groeiende Vlaamse beweging vanaf de jaren 1840. Deze beweging begon cultureel-literair, met initiatieven als het Davidsfonds, en evolueerde naar een politieke ontvoogding. Verzuiling speelde een rol, waarbij culturele organisaties zoals het Willemsfonds verbonden waren met liberale stromingen [21](#page=21).
Na eerdere pogingen, zoals de Commissie der Vlaamse grieven in 1856 en geconfronteerd met gerechtelijke misstanden (bv. Coucke en Goethals), werden diverse taalwetten ingevoerd [21](#page=21):
* **1873:** Strafzaken in het Nederlands [21](#page=21).
* **1878:** Bestuur in het Nederlands in Vlaanderen (Frans bleef toegestaan) [21](#page=21).
* **1883:** Officieel middelbaar onderwijs in het Nederlands [21](#page=21).
* **1890:** Nederlandstalige colleges aan de rijksuniversiteit [21](#page=21).
* **1898:** Gelijkheidswet (Coremans-De Vriendt), die stelde dat alle normen van de overheid in het Nederlands en Frans moesten worden gemaakt, afgekondigd en gepubliceerd, waarbij beide talen authentiek werden verklaard [21](#page=21).
De Eerste Wereldoorlog fungeerde als katalysator voor zowel Vlaamse als democratiseringsclaims, onder meer binnen het leger. In het interbellum werden verdere stappen gezet [21](#page=21):
* **1930:** Vernederlandsing van de Universiteit Gent [21](#page=21).
* **1921 en 1932:** Wetten op bestuurszaken en onderwijs, gebaseerd op het territorialiteitsbeginsel en faciliteiten. De definitieve taalgrens werd vastgelegd, waarbij elke gemeente tot één taalgebied behoorde, met faciliteiten voor minderheden in bepaalde gemeenten [21](#page=21).
* **1935:** Taalwetgeving voor gerechtszaken [21](#page=21).
#### 5.3.2 De defederalisering
Tijdens het interbellum werd het **Compromis der Belgen** gesloten, wat de erkenning inhield van meerdere taalgroepen en een geleidelijke erkenning van deze groepen bij een eventueel voortbestaan van België. Er werd een Studiecentrum tot hervorming van de staat opgericht. In **1938** werden adviserende cultuurraden opgericht, die bij de eerste staatshervorming in 1970 de basis vormden voor de Vlaamse en Franse volksvertegenwoordiging [21](#page=21).
Na de Tweede Wereldoorlog, en geconfronteerd met de problematiek van collaboratie en amnestie, en met de Vlaamse eisen in de jaren 1960 (talentellingen, taalgrens, Leuven Vlaams), volgde de **eerste staatshervorming in 1970**. Deze hervorming creëerde drie cultuurgemeenschappen (Duitstalige, Franse en Vlaamse) met een dubbelmandaat voor parlementsleden. Latere akkoorden (Egmont- en Stuyvenbergakkoorden, 1977-1978) beoogden een beleid voor cultuur (musea, toneel, etc.) te decentraliseren [21](#page=21).
De verdere staatshervormingen evolueerden als volgt:
* **1980 (Tweede staatshervorming):** De cultuurgemeenschappen werden gemeenschappen (met persoonsgebonden bevoegdheden) en er werden gewesten opgericht met eigen raden (parlementen) en directies (executieven). Vier taalgebieden werden erkend: Duitstalige, Franstalige, Nederlandstalige en tweetalige Brussel. Persoonsgebonden aangelegenheden werden aan de gemeenschappen toegevoegd, terwijl gewesten bevoegd werden voor economie en territorium. Er was nog steeds sprake van een dubbel mandaat voor de Vlaamse en Waalse gewesten [22](#page=22).
* **1988 (Derde staatshervorming):** Brussel kreeg een eigen raad en directie. Onderwijs werd een bevoegdheid van de gemeenschappen. De wet op de financiering van gemeenschappen en gewesten werd aangenomen om inkomsten uit belastingen toe te kennen [22](#page=22).
* **1993 (Sint-Michielsakkoord, vierde staatshervorming):** België werd formeel een federale staat met toegewezen bevoegdheden. Het dubbelmandaat werd afgeschaft, het bicameralisme werd bijgestuurd, en de provincie Brabant werd gesplitst in Waals-Brabant en Vlaams-Brabant. De Senaat kreeg een nieuwe rol als vertegenwoordiger van de deelstaten [22](#page=22).
* **2003 (Lambermont- en Lombardakkoord):** Verdere defederalisering van provincies en gemeenten [22](#page=22).
* **2011-2014 (Vlinderakkoord):** Aangepakte kwesties rond Brussel, Halle-Vilvoorde (splitsing kiesarrondissement en gerechtelijk arrondissement), en hervormingen van de Senaat en gezinsgerelateerde bevoegdheden [22](#page=22).
### 5.4 De rol van de vorst
De macht van de vorst is geëvolueerd door de geschiedenis heen:
* **Leopold I:** Gaf zelf leiding aan de Ministerraad, maar zijn macht nam af na de afschaffing van het ambtenarenparlement [22](#page=22).
* **Leopold II:** Was een ambitieuze bouwheer en droomde van koloniaal bezit in Congo [22](#page=22).
* **Albert I:** Werd gemytologiseerd na de Eerste Wereldoorlog en zag een toenemende democratisering [22](#page=22).
* **Leopold III:** De koningskwestie leidde tot politieke spanningen en de noodzaak voor een regent [22](#page=22).
* **Boudewijn:** Herstelde het vertrouwen in de monarchie, ondanks de "mini-koningskwestie" en zijn moreel gezag [22](#page=22).
* **Albert II en Filip:** Zijn opvolgers op de troon [22](#page=22).
Er waren twee periodes waarin een regent werd aangesteld: eerst de politicus Chokier en later Karel van Vlaanderen, de broer van Leopold III, tijdens de koningskwestie die met een volksraadpleging werd opgelost [22](#page=22).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ancien Régime | De oude politieke en sociale orde in Frankrijk vóór de Franse Revolutie, gekenmerkt door absolute monarchie, feodalisme en een strikte standenmaatschappij. |
| Verlichting | Een intellectuele en culturele beweging in de 18e eeuw die rationaliteit, individuele rechten en vooruitgang benadrukte, met grote invloed op politieke en sociale veranderingen. |
| Publiekrecht | Het rechtsgebied dat de relatie tussen de staat en individuen, en tussen verschillende staten, regelt, in tegenstelling tot privaatrecht dat de relaties tussen individuen regelt. |
| Federale staat | Een staatsvorm waarbij de soevereiniteit gedeeld wordt tussen een centrale overheid en deelstaten, die elk eigen bevoegdheden hebben. |
| Grondwet | De hoogste wet van een staat die de structuur van de overheid, de scheiding der machten en de fundamentele rechten van burgers vastlegt. |
| Bill of Rights | Een verklaring van fundamentele rechten en vrijheden die is toegevoegd aan de Amerikaanse Grondwet in 1791. |
| Scheiding der machten | Het principe dat de overheidsmacht verdeeld moet worden over verschillende organen (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht) om machtsmisbruik te voorkomen. |
| Federaal bikameralisme | Een tweekamerstelsel in een federale staat waarbij beide kamers een rol spelen in de wetgeving, vaak met vertegenwoordiging van zowel het volk als de deelstaten. |
| Judicial review | Het principe waarbij de rechterlijke macht de grondwettelijkheid van wetten en overheidsbesluiten kan toetsen. |
| Impeachment | Een formeel proces waarbij een hooggeplaatst functionaris (zoals een president) beschuldigd kan worden van wangedrag en mogelijk afgezet kan worden. |
| Staten-Generaal | In de context van de Franse Revolutie, een vergadering van de drie standen (clerus, adel en derde stand) die werd bijeengeroepen om de financiële crisis aan te pakken. |
| Cahiers de doléances | Lijsten met grieven en verzoeken die door de drie standen werden opgesteld ter presentatie aan de Staten-Generaal. |
| Derde stand | In de Franse Ancien Régime, de groep die de overgrote meerderheid van de bevolking omvatte, inclusief boeren, burgers en de middenklasse, en die geen deel uitmaakte van de clerus of de adel. |
| Assemblée Nationale | De Nationale Vergadering, gevormd door de vertegenwoordigers van de derde stand tijdens de Franse Revolutie, die zichzelf als vertegenwoordiger van de hele natie beschouwde. |
| Constituante | Een speciale vergadering, zoals de Assemblée Nationale, met als primair doel het opstellen van een grondwet. |
| Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen | De Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger, aangenomen tijdens de Franse Revolutie, die universele rechten en vrijheden vastlegde. |
| Feodaliteit | Een middeleeuws sociaal en politiek systeem gebaseerd op landbezit en verplichtingen tussen heren en vazallen. |
| Codificaties | Het systematisch verzamelen en vastleggen van wetten in wetboeken, zoals de Code Civil, met als doel rechtszekerheid en uniformiteit. |
| Monarchie | Een regeringsvorm waarbij het staatshoofd een monarch (koning of koningin) is, die zijn of haar positie meestal erft. |
| President | Het staatshoofd in een republiek, die direct of indirect gekozen wordt en vaak zowel ceremoniële als politieke bevoegdheden heeft. |
| Verenigde Staten van Amerika | Een federale republiek in Noord-Amerika, gevormd uit 13 oorspronkelijke koloniën, opgericht na de Onafhankelijkheidsoorlog. |
| Congres | Het federale wetgevende orgaan van de Verenigde Staten, bestaande uit het Huis van Afgevaardigden en de Senaat. |
| Senaat | Eén van de twee kamers van het Amerikaanse Congres, waarin elke staat twee senatoren heeft. |
| Huis van Afgevaardigden | Eén van de twee kamers van het Amerikaanse Congres, waarin het aantal afgevaardigden per staat gebaseerd is op de bevolkingsomvang. |
| Presidentieel systeem | Een regeringsvorm waarbij de uitvoerende macht, geleid door een president, gescheiden is van de wetgevende macht. |
| Supreme Court | Het hoogste federale gerechtshof in de Verenigde Staten, dat beslissingen neemt over constitutionele kwesties en belangrijke juridische precedenten schept. |
| Judicial review (in Amerikaanse context) | De bevoegdheid van de rechterlijke macht om wetten van het Congres en acties van de uitvoerende macht te toetsen aan de Grondwet. |
| Wet Le Chapelier | Een Franse wet uit 1791 die het vormen van coalities door arbeiders en ambachtslieden verbood, met als doel de economische vrijheid te bevorderen. |
| Verenigd Koninkrijk der Nederlanden | Een kortstondige staat die in 1815 werd gevormd door de samenvoeging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden onder koning Willem I. |
| Congres van Wenen | Een internationale conferentie in 1814-1815 die de politieke kaart van Europa hertekende na de val van Napoleon. |
| Verdrag der VIII Artikelen | Een overeenkomst die de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden regelde, met de nadruk op de intieme en volledige eenheid van beide delen. |
| Grondwet (van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden) | De grondwet die in 1815 werd aangenomen voor het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, met een monarchale en unitaire structuur. |
| Unitair | Een staatsvorm waarbij de macht geconcentreerd is bij de centrale overheid, zonder significante bevoegdheden voor deelstaten of regio's. |
| Parlementair systeem | Een regeringsvorm waarbij de uitvoerende macht (regering) verantwoording schuldig is aan de wetgevende macht (parlement). |
| Staten-Generaal (in Nederlandse context) | Het parlement van Nederland, bestaande uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. |
| Cijnskiesrecht | Een kiesstelsel waarbij het stemrecht beperkt is tot burgers die een bepaald bedrag aan belastingen betalen. |
| Monsterverbond | Een politieke alliantie in de 19e eeuw in de Zuidelijke Nederlanden, gevormd door liberalen en katholieken tegen het beleid van koning Willem I. |
| Belangrijke politieke partijen | Politieke groeperingen die zich in de 19e en 20e eeuw ontwikkelden, zoals liberalen, katholieken en socialisten, die de politieke landschappen van België en Nederland vormden. |
| Belgische Revolutie | De opstand in 1830 die leidde tot de onafhankelijkheid van België van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. |
| La Muette de Portici | Een opera die een belangrijke rol speelde bij het aanwakkeren van de Belgische Revolutie door de inspirerende aria's over vaderlandsliefde en vrijheid. |
| Voorlopig Bewind | Een tijdelijke regering die werd gevormd na de uitbraak van de Belgische Revolutie, verantwoordelijk voor het leiden van het land naar onafhankelijkheid. |
| Nationaal Congres | De assemblée die in 1830 werd verkozen om de Belgische onafhankelijkheid te bekrachtigen en een grondwet op te stellen. |
| Parlementaire monarchie | Een regeringsvorm waarbij een monarch het staatshoofd is, maar de politieke macht voornamelijk berust bij een verkozen parlement en de regering. |
| Saxe-Couburg | De dynastie die de Belgische troon bestijgt na de revolutie van 1830, met Leopold I als eerste koning. |
| Verdrag der XXIV artikelen | Een verdrag uit 1839 dat de onafhankelijkheid van België erkende en de grenzen met Nederland vastlegde, na de Belgische Revolutie. |
| België, land der vrijheden | Een aanduiding voor België vanwege de liberale grondwet die een breed scala aan burgerlijke en politieke vrijheden garandeerde. |
| Bicameraal parlementair systeem | Een parlementair systeem met twee kamers: een lagerhuis (bv. Kamer van Volksvertegenwoordigers) en een hogerhuis (bv. Senaat). |
| Ministeriële verantwoordelijkheid | Het principe dat ministers politiek verantwoordelijk zijn tegenover het parlement voor hun daden en het beleid van de regering. |
| Wetgevende macht | Het orgaan dat wetten maakt (parlement). |
| Uitvoerende macht | Het orgaan dat wetten uitvoert (regering, president). |
| Rechterlijke macht | Het orgaan dat wetten interpreteert en rechtspreekt (rechtbanken, hoven). |
| Constitutionele toetsing | Het proces waarbij rechtbanken de grondwettelijkheid van wetten beoordelen. |
| Juryrechtspraak | Een systeem waarbij een jury van burgers beslist over schuld of onschuld in strafzaken. |
| Rechtsstaat | Een staat waarin de overheid gebonden is aan het recht en fundamentele rechten van burgers worden beschermd. |
| Rechtsbescherming | De mechanismen en procedures die burgers bieden om hun rechten te beschermen tegen de overheid of andere partijen. |
| Mondialisering | Het proces van toenemende wereldwijde onderlinge afhankelijkheid op economisch, politiek, cultureel en sociaal gebied. |
| Rechtsstaat (formele vs. ethische) | Formele rechtsstaat: de overheid is gebonden aan het recht, ongeacht de inhoud van het recht. Ethische rechtsstaat: het recht moet ook rechtvaardig zijn en fundamentele waarden respecteren. |
| UVRM | De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, een belangrijk internationaal document dat universele rechten en vrijheden vastlegt. |
| EVRM | Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat individuele rechten beschermt binnen Europa. |
| Benelux | Een economische en politieke unie tussen België, Nederland en Luxemburg. |
| Stemrecht evolutie | De historische ontwikkeling van het kiesrecht, van beperkte kiezersgroepen tot algemeen stemrecht voor alle volwassenen. |
| Verzorgingsstaat | Een staat die zich actief inzet voor het welzijn van haar burgers door middel van sociale voorzieningen, zoals gezondheidszorg, onderwijs en sociale zekerheid. |
| Constitutionele toetsing (in België) | De bevoegdheid van het Arbitragehof (nu Grondwettelijk Hof) om de grondwettelijkheid van wetten te controleren. |
| Kerk en staat | De relatie tussen religieuze instituties en de overheid, variërend van scheiding tot nauwe samenwerking. |
| Schoolstrijd | Debatten en conflicten over de rol van religieus onderwijs versus neutraal of openbaar onderwijs in België en Nederland. |
| Verzuiling | De maatschappelijke indeling in groepen op basis van religieuze of ideologische overtuigingen, die elk hun eigen organisaties en instellingen hebben. |
| Socialisme | Een politieke en economische ideologie die streeft naar sociale rechtvaardigheid, gelijkheid en gemeenschappelijk eigendom van productiemiddelen. |
| Welvaartsstaat | Zie verzorgingsstaat. |
| Arbeidsongevallenverzekering | Een verzekering die werknemers beschermt tegen de financiële gevolgen van arbeidsongevallen. |
| Collectief overleg (CAO's) | Onderhandelingen tussen werkgevers en werknemersvertegenwoordigers over arbeidsvoorwaarden, die leiden tot collectieve arbeidsovereenkomsten. |
| Paritair comité | Een overlegorgaan bestaande uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, dat de arbeidsvoorwaarden in een bepaalde sector regelt. |
| Vlaamse beweging | Een politieke en culturele beweging die streeft naar erkenning en ontvoogding van de Nederlandstalige bevolking in België. |
| Taalwetten | Wetten die de status en het gebruik van talen in het openbare leven (bestuur, justitie, onderwijs) regelen. |
| Territoiraliteitsbeginsel | Het principe dat de taalwetgeving van toepassing is op basis van het geografische gebied waar men zich bevindt. |
| Defederalisering | Het proces van overdracht van bevoegdheden van de federale overheid naar lagere overheidsniveaus, zoals gewesten en gemeenschappen. |
| Staatshervorming | Het proces van herverdeling van bevoegdheden tussen verschillende overheidsniveaus binnen een staat, met name in België om de federale structuur te creëren. |
| Cultuurgemeenschap | Een overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor cultuurbeleid en persoonsgebonden aangelegenheden binnen een bepaalde taalgroep. |
| Gewesten | De territoriale entiteiten binnen de federale staat België, verantwoordelijk voor economisch beleid en ruimtelijke ordening. |
| Persoonsgebonden aangelegenheden | Bevoegdheden die betrekking hebben op individuen, zoals onderwijs, cultuur en gezondheidszorg, en die vaak worden toegewezen aan gemeenschappen. |
| Federalisme | Een staatsstructuur waarbij de soevereiniteit gedeeld wordt tussen een centrale federale overheid en deelstaten of regio's. |
| Vorst (in België) | De monarch van België, wiens rol en bevoegdheden in de loop der tijd zijn geëvolueerd. |
| Regent | Iemand die tijdelijk het koninklijk gezag uitoefent wanneer de monarch minderjarig is of niet in staat is te regeren. |
| Koningskwestie | Een politieke crisis in België na de Tweede Wereldoorlog over de terugkeer van koning Leopold III op de troon. |
| Troonsafstand | Het formele aftreden van een monarch. |
| Volksraadpleging | Een referendum waarbij burgers direct kunnen stemmen over een politieke kwestie. |
| Abortuswet | Wetgeving die de voorwaarden en regels voor het uitvoeren van abortus vastlegt. |
| Katholieke overtuiging | De religieuze overtuigingen van het katholicisme, die invloed kunnen hebben op politieke standpunten en wetgeving. |