Cover
Start now for free Les 8 en 9 Doelgericht onderwijzen.pptx
Summary
# Doelen in mens- en maatschappijbeeld
Hier is een uitgebreide samenvatting over "Doelen in mens- en maatschappijbeeld", bedoeld als studiehandleiding voor je examens.
## 1. Doelen in mens- en maatschappijbeeld
De relatie tussen de samenleving, haar krachten en onderwijsdoelen wordt verkend, inclusief de competenties voor de 21e eeuw en de rol van het ministerie van onderwijs.
### 1.1 De rol van de samenleving in onderwijsdoelen
De samenleving uit de noodzaak tot de ontwikkeling van bepaalde competenties om succesvol te functioneren in de huidige wereld. Een competentie wordt gezien als een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden en attitudes. Onderwijsopdrachten komen extern, vanuit de maatschappij, en manifesteren zich in concrete vragen zoals aandacht voor verkeerseducatie, gezonde voeding of sociale media wijsheid. Deze doelstellingen komen niet uit het niets, maar sluiten aan bij de heersende ethische, religieuze, politieke, wetenschappelijke, sociale en economische opvattingen in de samenleving. Onderwijs draagt hiermee bij aan een democratische samenleving en wereldburgerschap.
#### 1.1.1 De opdracht van de basisschool volgens het ministerie
Het ministerie van Onderwijs formuleert overheidsdoelen in de vorm van minimumdoelen. Zo pleitte Minister Zuhal Demir voor een verhoging van de onderwijskwaliteit met minimumdoelen voor het vierde en zesde leerjaar. Deze zijn geordend per vakdiscipline en stellen dat de meerderheid van de leerlingen ze dient te bereiken. Voor Nederlands en wiskunde in het zesde leerjaar geldt een individueel bereikbaarheidsniveau. De eindtermen worden stapsgewijs afgebouwd tot 2030.
### 1.2 Verbanden tussen verschillende doelenniveaus
De doelen in het onderwijs kunnen worden hiërarchisch geordend:
* **Minimumdoelen/Eindtermen:** Geformuleerd door de overheid, vormen een bindend minimum.
* **Leerplandoelen:** Opgesteld door onderwijsnetten (zoals GO!, OVSG, KOV) om concretisering te geven aan de minimumdoelen/eindtermen.
* **Lesdoelen:** Door de leerkracht geformuleerd, zijn specifiek voor een les of lesmoment en vertrekken vanuit de leerplandoelen en/of minimumdoelen, aangepast aan de klascontext.
De essentie is de vertaling van maatschappelijke noden naar concrete leerinhouden en te verwachten gedragingen bij leerlingen.
> **Tip:** Het is cruciaal om te begrijpen hoe deze niveaus met elkaar verbonden zijn, van de abstracte overheidsdoelen tot de concrete leerervaringen in de klas.
### 1.3 Leerplannen van de verschillende onderwijsnetten
#### 1.3.1 Leerplan GO! (Gemeenschapsonderwijs)
De Poolstervisie 2030 van Leerplan GO! beschouwt de school als een dynamische leer- en leefgemeenschap met een open blik op de wereld. Leeromgevingen worden afgestemd op individuele verschillen, met ondersteuning op maat voor leerwinst en motivatie. Leren is een sociaal gebeuren waarbij ook maatschappelijke actoren betrokken worden. Leerplan GO! onderscheidt algemene doelstellingen, basisdoelstellingen (het minimumprogramma), differentiële doelstellingen (rekening houdend met individuele verschillen) en verdiepingsdoelstellingen.
#### 1.3.2 Leerplan OVSG (Officieel Gesubsidieerd Onderwijs)
OVSG hanteert kennisverwerving, zorgzaamheid, diversiteit en een brede blik op de wereld als pijlers. Ze integreren de 16 Europese sleutelcompetenties en faciliteren kenniscreatie via geïntegreerd werken. De nadruk ligt op de samenhang van leerinhouden, continue ontwikkeling en het begeleiden van leerlingen. Leer Lokaal is hun nieuwe leerplan, opgebouwd rond leergebieden en leeftijdsfasen, met een basisleerlijn, aanloop- en uitbreidingsfasen, en een ondersteuningsleerlijn voor gedifferentieerd lesgeven.
#### 1.3.3 Leerplan KOV (Katholiek Onderwijs Vlaanderen)
Het ZILL (Zin in Leren, zin in Leven) leerplan van KOV integreert kleuter- en lager onderwijs in één doorlopende leerlijn van 2,5 tot 12 jaar. Het bevordert een harmonische ontwikkeling vanuit persoonsgebonden en cultuurgebonden ontwikkelvelden. Deze velden omvatten onder andere socio-emotionele ontwikkeling, oriëntatie op de wereld en taalontwikkeling. ZILL werkt met generieke doelen die de rode draad vormen voor leerlijnen met specifieke ontwikkelstappen. De leerplannen voorzien in leerlijnen die een vakinhoudelijke logica volgen en ontwikkelingsstappen beschrijven.
### 1.4 Eindtermen versus minimumdoelen
Eindtermen en minimumdoelen zijn door de overheid geformuleerde leerdoelen die voor alle scholen bindend zijn. Ze omvatten kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes.
* **Basisprincipes van eindtermen:**
* **Brede vorming:** Aandacht voor cognitieve, psychomotorische, dynamisch-affectieve en sociale ontwikkeling.
* **Actief leren:** Kennis wordt actief geconstrueerd door de leerling zelf, in plaats van passieve reproductie.
* **Zorgbreedte:** Zoveel mogelijk kinderen een brede basisvorming meegeven, met aandacht voor aangepaste remediëring.
* **Horizontale en verticale samenhang:** Zorgen voor verbindingen tussen leergebieden (horizontaal) en een logische progressie door de schoolloopbaan heen (verticaal).
* **Verschillen tussen eindtermen en minimumdoelen:**
* **Ambitieniveau:** Eindtermen zijn breder en ambitieuzer; minimumdoelen definiëren een ondergrens.
* **Omvang en concreetheid:** Minimumdoelen zijn sterk ingeperkt, concreter en haalbaarder dan de eerdere, vaak als overladen ervaren eindtermen.
* **Rol voor scholen en koepels:** Minimumdoelen laten meer vrijheid voor eigen accenten en leerplannen.
* **Toetsbaarheid:** Minimumdoelen zijn expliciet bedoeld om toetsbaar te zijn.
De minimumdoelen voor het basisonderwijs zijn geldig vanaf 1 september 2025, met een gefaseerde verplichte invoering. De eindtermen zijn in afbouw tot 2028/2030.
#### 1.4.1 Minimumdoelen op populatie- en individueel niveau
* **Populatieniveau:** De school moet aantonen dat de meerderheid van de leerlingen de doelen bereikt.
* **Individueel niveau:** Elke individuele leerling moet de doelen bereiken. Dit vereist directe garanties van de school voor remediëring en ondersteuning.
### 1.5 Classificeren van doelen
Het classificeren van doelen is essentieel om een overzicht te behouden en te zorgen voor een gebalanceerde ontwikkeling. Dit kan op twee manieren:
#### 1.5.1 Classificatie naar persoonlijkheidsdomein
Dit onderscheidt drie domeinen:
* **Cognitief:** Kennis en intellectuele vaardigheden (kennis, geheugen, creatief denken, toepassen, kritisch denken).
* **Psychomotorisch:** Zintuiglijke, lichamelijke en motorische vaardigheden (balvaardigheid, muzikale vaardigheid, schrijfvaardigheid).
* **Dynamisch-affectief/sociaal:** Bewustwording van gevoelens, houding, waarden, interesses en normen.
> **Tip:** Hoewel de domeinen te onderscheiden zijn, zijn ze in de praktijk niet te scheiden. Een lesdoel kan elementen uit meerdere domeinen bevatten.
#### 1.5.2 Classificatie naar gedragsniveau
Dit onderscheidt vier niveaus, van lager naar hoger:
* **Weten:** Eerste bewustzijn, kunnen reproduceren, nadoen, aannemen.
* **Inzien:** De essentie zien, met eigen woorden kunnen zeggen, zich inleven, aanvoelen.
* **Toepassen:** In andere situaties kunnen aanwenden, creatief zijn, zich actief inzetten.
* **Integreren:** Spontaan handelen in open situaties, het geleerde verdedigen, erin opgaan.
Deze niveaus overlappen met de persoonlijkheidsdomeinen en duiden op de fasen van een leerproces. Harmonische vorming betekent aandacht voor alle domeinen en alle gedragsniveaus.
#### 1.5.3 Waarom doelen classificeren?
* Controle op totale, harmonische vorming van leerlingen (persoonlijkheidsdomeinen).
* Controle op stapsgewijze vooruitgang in het leerproces (gedragsniveaus).
* Hulpmiddel bij het opstellen van evaluatie-instrumenten.
* Hulpmiddel bij het nemen van aangepaste differentiatiemaatregelen.
### 1.6 Formuleren van concrete lesdoelen
Goede lesdoelen geven de essentie van de les weer en bevatten een duidelijke inhouds- en gedragscomponent.
* **Inhoudscomponent:** De concrete leerinhoud.
* **Gedragscomponent:** Het observeerbaar leerlingengedrag, met een actief werkwoord in de infinitief.
* Voor cognitieve (C) en psychomotorische (PM) doelen: "kunnen" + actief werkwoord.
* Voor dynamisch-affectieve (DA) en sociale (S) doelen: "willen", "durven", "bereid zijn tot" + actief werkwoord.
* **Didactische component (optioneel):** Precisering van de omstandigheden waaronder het doel bereikt moet worden (bv. pedagogisch klimaat, gebruikte hulpmiddelen, minimumprestatie).
> **Tip:** Formuleer slechts één persoonlijkheidsdomein en één gedragsniveau per lesdoel voor maximale duidelijkheid en toetsbaarheid. Zorg voor heldere, meetbare verwachtingen.
#### 1.6.1 Competenties voor de 21e eeuw
Hoewel niet expliciet uitgewerkt in termen van een definitieve lijst, impliceert de focus op een "sterk staan in de wereld van vandaag" en het bevorderen van "wereldburgerschap" de noodzaak tot ontwikkeling van vaardigheden zoals kritisch denken, probleemoplossend vermogen, samenwerking, digitale geletterdheid en aanpassingsvermogen. Deze competenties worden indirect ondersteund door de brede vorming en actieve leerprincipes die in de leerplannen en eindtermen worden benadrukt.
#### 1.6.2 Rol van het ministerie van onderwijs
Het ministerie van onderwijs speelt een cruciale rol door het vastleggen van minimumdoelen en eindtermen. Dit creëert een kader en een basisniveau dat alle scholen moeten nastreven, met als doel de onderwijskwaliteit te waarborgen en kansenongelijkheid tegen te gaan. Zij initiëren moderniseringstrajecten, zoals de invoering van nieuwe minimumdoelen en de afbouw van de eindtermen, om het onderwijs af te stemmen op de hedendaagse maatschappelijke behoeften.
---
# Soorten doelen naar functie en classificatie
Dit document behandelt de verschillende soorten onderwijsdoelen, hun functies en classificatiemethoden, met een focus op lesdoelen, leerplandoelen en eindtermen/minimumdoelen.
## 2. Soorten doelen naar functie en classificatie
Onderwijsdoelen zijn cruciaal voor doelgericht onderwijs en weerspiegelen de maatschappelijke behoeften en waarden. Ze variëren van abstracte overheidsdoelen tot concrete lesdoelen van de leerkracht.
### 2.1 De rol van doelen in mens- en maatschappijbeeld
De samenleving stelt eisen aan het onderwijs door de noodzaak van bepaalde competenties te benadrukken. Een competentie is een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om succesvol te functioneren in de hedendaagse wereld. Onderwijsdoelen komen niet zomaar tot stand, maar zijn verankerd in de heersende ethische, religieuze, politieke, wetenschappelijke, sociale en economische opvattingen binnen een samenleving. Ze dragen bij aan de vorming van een democratische samenleving en wereldburgerschap.
De overheid speelt een rol door minimumdoelen te formuleren die bindend zijn voor alle scholen. Deze minimumdoelen, zoals die in het basisonderwijs in Vlaanderen, zijn geordend per vakdiscipline en stellen een minimumniveau vast dat door de meerderheid van de leerlingen bereikt dient te worden. Voor specifieke vakken, zoals Nederlands en wiskunde, gelden er voor het zesde leerjaar zelfs minimumdoelen die door elke individuele leerling bereikt moeten worden. De eindtermen worden gefaseerd afgebouwd ten gunste van deze nieuwe minimumdoelen.
### 2.2 Soorten doelen naar functie
Er zijn verschillende niveaus van doelen te onderscheiden, variërend van abstract naar concreet:
* **Eindtermen/Minimumdoelen:** Dit zijn de doelen die door de overheid worden gesteld. Ze specificeren de minimumkennis, -inzichten, -vaardigheden en -attitudes die leerlingen aan het einde van een bepaalde onderwijsloopbaan moeten beheersen om deel te kunnen uitmaken van de samenleving. De huidige minimumdoelen zijn compacter en concreter geformuleerd dan de voorheen geldende eindtermen, met meer ruimte voor de onderwijskoepels en scholen om eigen accenten te leggen. Minimumdoelen kunnen op populatieniveau (de school toont aan dat de meerderheid de doelen bereikt) of op individueel niveau (elke leerling moet de doelen bereiken) worden gesteld.
* **Leerplandoelen:** Deze doelen worden door de onderwijsnetten (zoals GO!, OVSG, KOV) geformuleerd. Ze concretiseren hoe de eindtermen of minimumdoelen binnen de specifieke context van het onderwijsnet zullen worden nagestreefd. Leerplandoelen geven aan wat er gedurende een bepaald leerjaar of een bepaalde graad bereikt moet zijn. Ze zijn over het algemeen algemener geformuleerd dan lesdoelen en minder observeerbaar.
* **Lesdoelen:** Dit zijn de concrete doelen die een leerkracht formuleert voor een specifieke les of lesmoment. Ze geven aan wat er aan het einde van de les bereikt moet zijn of waar de les aan bijdraagt. Lesdoelen zijn geformuleerd met een concrete leerinhoud en een observeerbaar leerlingengedrag, en worden ontleend aan de leerplandoelen maar vertaald naar de specifieke klascontext.
> **Tip:** Het is essentieel om de hiërarchische relatie tussen deze doelen te begrijpen: overheidsdoelen (minimumdoelen/eindtermen) vormen de basis, leerplandoelen concretiseren dit voor een specifiek net, en lesdoelen maken het vervolgens praktisch toepasbaar in de klas.
### 2.3 Classificeren van doelen
Om een goed overzicht te behouden en doelgericht te kunnen werken, is het nuttig om lesdoelen te classificeren. Dit kan op twee manieren:
#### 2.3.1 Classificeren naar persoonlijkheidsdomein
Deze classificatie richt zich op de verschillende facetten van de menselijke ontwikkeling:
* **Cognitief (C):** Dit domein omvat kennis en intellectuele vaardigheden, zoals algemene kennis, geheugen, creatief denken, toepassen en kritisch denken.
* *Voorbeeld:* De leerlingen kunnen de formule van de oppervlakteberekening van een rechthoek opnoemen.
* **Psychomotorisch (PM):** Dit domein betreft zintuiglijke, lichamelijke en motorische vaardigheden, zoals balvaardigheid, muzikale vaardigheid of schrijfvaardigheid.
* *Voorbeeld:* De leerlingen kunnen een aangeleerde dans nabootsen.
* **Dynamisch-affectief/sociaal (DAS):** Dit domein focust op het omgaan met gevoelens, het ontwikkelen van een houding, waarden, interesses en normen.
* *Voorbeeld:* De leerlingen staan open voor de problematiek in Afrika.
Het is belangrijk om te streven naar een **harmonische vorming** in plaats van een eenzijdige vorming. De persoonlijkheidsdomeinen zijn te onderscheiden, maar niet strikt te scheiden; er is vaak overlap.
#### 2.3.2 Classificeren naar gedragsniveau
Deze classificatie beschrijft de complexiteit van het leerdoel, van eenvoudig naar meer geavanceerd:
* **Weten:** Dit is het laagste niveau, waarbij de leerling het geleerde kan reproduceren, nadoen, of accepteren zoals geleerd. Het kan ook gaan om zintuiglijke gewaarwording, nabootsen, of openstaan voor nieuwe informatie.
* *Voorbeeld (cognitief):* De leerlingen kunnen de formule van de oppervlakteberekening van een rechthoek opnoemen.
* *Voorbeeld (psychomotorisch):* De leerlingen kunnen een aangeleerde dans nabootsen.
* *Voorbeeld (dynamisch-affectief/sociaal):* De leerlingen staan open voor de problematiek in Afrika.
* **Inzien:** Op dit niveau begrijpt de leerling de essentie, kan het geleerde met eigen woorden uitleggen, zich inleven, aanvoelen, of verwondering tonen.
* *Voorbeeld (cognitief):* De leerlingen kunnen de formule van de oppervlakteberekening van een rechthoek met eigen woorden omschrijven.
* *Voorbeeld (psychomotorisch):* De leerlingen kunnen een aangeleerde dans demonstreren.
* *Voorbeeld (dynamisch-affectief/sociaal):* De leerlingen onderschrijven problemen in Afrika.
* **Toepassen:** Hier kan de leerling het geleerde in andere situaties aanwenden, eventueel op een creatieve manier, en zich er actief voor inzetten. Dit kan gaan om ontwerpen, beoordelen of vaardig toepassen.
* *Voorbeeld (cognitief):* De leerlingen kunnen de oppervlakte van een rechthoek berekenen.
* *Voorbeeld (psychomotorisch):* De leerlingen kunnen een aangeleerde dans uitvoeren op muziek.
* *Voorbeeld (dynamisch-affectief/sociaal):* De leerlingen werken mee aan een project rond Afrika.
* **Integreren:** Dit is het hoogste niveau, waarbij de leerling het geleerde spontaan aanwendt, zelfs wanneer het niet expliciet gevraagd wordt. Dit omvat spontaan denkend handelen in open situaties, vloeiendheid, gretigheid om iets aan te grijpen en te verdedigen, en emotionele betrokkenheid.
* *Voorbeeld (cognitief):* De leerlingen kunnen de oppervlakte van een rechthoek spontaan berekenen.
* *Voorbeeld (psychomotorisch):* De leerlingen kunnen een aangeleerde dans vloeiend uitvoeren.
* *Voorbeeld (dynamisch-affectief/sociaal):* De leerlingen engageren zich spontaan voor een project rond Afrika.
> **Tip:** De gedragsniveaus vormen de fasering van een goed leerproces. Streven naar **integrale vorming** betekent dat de leerdoelen alle niveaus en domeinen omvatten, in tegenstelling tot **partiële vorming** waarbij slechts een deel van de ontwikkeling wordt aangesproken.
### 2.4 Waarom doelen classificeren?
Het classificeren van lesdoelen biedt vier belangrijke voordelen:
1. **Controle op harmonische vorming:** Het helpt te controleren of er gewerkt wordt aan de totale persoonlijkheidsvorming van de leerlingen, door alle persoonlijkheidsdomeinen aan te spreken.
2. **Controle op leerproces:** Het dient als hulpmiddel om te controleren of het leerproces stapsgewijs verloopt, door de verschillende gedragsniveaus te volgen.
3. **Ondersteuning bij evaluatie:** Het is een waardevol hulpmiddel bij het opstellen van evaluatie-instrumenten, omdat de classificatie de toetsbaarheid van doelen kan verduidelijken.
4. **Ondersteuning bij differentiatie:** Het helpt bij het nemen van aangepaste differentiatiemaatregelen, door inzicht te geven in de ontwikkelingsniveaus van individuele leerlingen.
### 2.5 Formuleren van concrete lesdoelen
Een goed geformuleerd lesdoel omvat zowel een inhoudscomponent als een gedragscomponent. Optioneel kan er ook een didactische component worden toegevoegd voor extra precisering.
* **Inhoudscomponent:** Beschrijft concreet waar de les over gaat.
* *Voorbeeld:* "...de 10 provincies van België opsommen..."
* **Gedragscomponent:** Definieert het observeerbare gedrag dat de leerling aan het einde van de les moet vertonen. Dit vereist de formulering van een actief werkwoord.
* Voor cognitieve en psychomotorische doelen: Gebruik "kunnen" + actief werkwoord in de infinitief (bv. kunnen opsommen, kunnen tekenen).
* Voor dynamisch-affectieve en sociale doelen: Gebruik "willen", "durven", "bereid zijn tot" + actief werkwoord (bv. willen samenwerken, durven meningen uiten).
* *Voorbeeld:* "De leerlingen kunnen de 10 provincies van België opsommen."
* **Didactische component (optioneel):** Specificeert de omstandigheden waaronder het doel bereikt moet worden, bijvoorbeeld het pedagogisch klimaat, het gebruik van leermiddelen, of een minimumprestatie.
* *Voorbeeld:* "De leerlingen kunnen in een rustige sfeer discussiëren over het klimaat."
Elk lesdoel zou idealiter gericht moeten zijn op één persoonlijkheidsdomein en één gedragsniveau om de duidelijkheid en meetbaarheid te maximaliseren.
> **Example:**
> **Lesdoel:** De leerlingen kunnen het verschil tussen een straal en een diameter van een cirkel benoemen.
> * **Persoonlijkheidsdomein:** Cognitief (C)
> * **Gedragsniveau:** Weten (kan benoemen, is een basaal cognitief vermogen)
> * **Inhoudscomponent:** Het verschil tussen een straal en een diameter van een cirkel.
> * **Gedragscomponent:** Kunnen benoemen.
> * **Didactische component (niet expliciet vermeld, maar impliciet in de context):** In een les over cirkels.
> **Example:**
> **Lesdoel:** De leerlingen zijn bereid om met hun klasgenoten samen te werken aan een onderzoeksproject.
> * **Persoonlijkheidsdomein:** Dynamisch-affectief/sociaal (DAS)
> * **Gedragsniveau:** Toepassen (werkt actief mee, toont bereidheid in een specifieke situatie)
> * **Inhoudscomponent:** Samenwerken aan een onderzoeksproject.
> * **Gedragscomponent:** Bereid zijn samen te werken.
> * **Didactische component:** Met klasgenoten.
---
# Formuleren van concrete lesdoelen
Dit hoofdstuk behandelt de principes en componenten voor het formuleren van heldere, observeerbare en leerlinggerichte lesdoelen.
## 3.1 De functie van doelen in onderwijs
Onderwijsdoelen zijn niet willekeurig; ze weerspiegelen de waarden en behoeften van de maatschappij. De samenleving en de overheid drukken hun verwachtingen uit in competenties, minimumdoelen en eindtermen. Deze worden vervolgens door onderwijsnetten vertaald naar leerplandoelen, en uiteindelijk door leerkrachten naar concrete lesdoelen.
### 3.1.1 Soorten doelen en hun onderlinge relatie
Er zijn verschillende niveaus van doelen die met elkaar in verband staan:
* **Minimumdoelen/Eindtermen:** Deze worden door de overheid vastgelegd en specificeren de essentiële kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen minimaal moeten beheersen. Minimumdoelen zijn gericht op de gehele leerlingenpopulatie (populatieniveau), maar kunnen ook individuele eisen stellen voor specifieke vakken of leerjaren (individueel niveau). Eindtermen zijn breder en ambitieuzer, terwijl minimumdoelen een ondergrens definiëren. De nieuwe minimumdoelen zijn concreter en toetsbaarder dan de oude eindtermen.
* **Leerplandoelen:** Deze worden opgesteld door onderwijsnetten (zoals GO!, OVSG, Katholiek Onderwijs Vlaanderen) en geven aan wat in de loop van een leerjaar of graad bereikt moet worden. Ze zijn ontleend aan de minimumdoelen/eindtermen, maar verder uitgewerkt voor de specifieke onderwijskoepel en houden rekening met de eigen visie en structuur (bv. leergebieden, leeftijdsfasen).
* **Lesdoelen:** Dit zijn de meest concrete doelen en specificeren wat aan het einde van een les of lesmoment bereikt moet zijn. Ze worden geformuleerd door de leerkracht, rekening houdend met de leerplandoelen en de specifieke klascontext. Lesdoelen bevatten een concrete leerinhoud en een observeerbaar leerlingengedrag.
## 3.2 Classificeren van doelen
Om lesdoelen beter te begrijpen en te beoordelen, kunnen ze geclassificeerd worden op twee manieren: naar persoonlijkheidsdomein en naar gedragsniveau. Dit helpt om te controleren of er gewerkt wordt aan de totale harmonische vorming van de leerling.
### 3.2.1 Classificatie naar persoonlijkheidsdomein
Dit schema onderscheidt drie domeinen, die weliswaar te onderscheiden, maar niet te scheiden zijn:
* **Cognitief (C):** Doelen die gericht zijn op kennis en intellectuele vaardigheden, zoals geheugen, begrip, toepassing, analyse, synthese en evaluatie.
* **Psychomotorisch (PM):** Doelen die betrekking hebben op zintuiglijke, lichamelijke en motorische vaardigheden, zoals balvaardigheid, muzikale vaardigheden of schrijfvaardigheid.
* **Dynamisch-affectief/sociaal (DAS):** Doelen die focussen op bewustwording, houdingen, waarden, interesses, normen en omgang met gevoelens. Dit omvat ook sociale vaardigheden en attitudes.
### 3.2.2 Classificatie naar gedragsniveau
Dit schema beschrijft de progressie in leerprocessen, van een basisbewustzijn tot spontaan handelen:
* **Weten:** Het kunnen reproduceren van geleerde informatie, nadoen, accepteren of een eerste bewustzijn hebben van iets.
* **Inzien:** Het begrijpen van de essentie, het kunnen herformuleren met eigen woorden, zich inleven, aanvoelen of verwonderen.
* **Toepassen:** Het geleerde kunnen aanwenden in andere of nieuwe situaties, mogelijk op een creatieve manier, en zich er actief voor inzetten.
* **Integreren:** Het spontaan en vloeiend aanwenden van het geleerde in open situaties, ook wanneer het niet expliciet gevraagd wordt, en er volledig in opgaan.
Deze gedragsniveaus kunnen worden gekoppeld aan de persoonlijkheidsdomeinen om een volledig beeld te krijgen van de gewenste gedragsverandering.
> **Tip:** Een goede lesdoelstelling streeft naar een balans tussen de verschillende persoonlijkheidsdomeinen en de gedragsniveaus, om zo te komen tot integrale vorming in plaats van eenzijdige of partiële vorming.
## 3.3 Formuleren van concrete lesdoelen
Het formuleren van concrete lesdoelen is cruciaal voor doelgericht onderwijs. Een goed lesdoel is helder, meetbaar en leerlinggericht.
### 3.3.1 Componenten van een lesdoel
Een effectief lesdoel bevat de volgende componenten:
* **Gedragscomponent:** Dit beschrijft het observeerbaar leerlinggedrag dat aan het einde van de les waargenomen moet kunnen worden. Het focust op één persoonlijkheidsdomein en één gedragsniveau per lesdoel.
* Voor cognitieve en psychomotorische doelen wordt vaak het hulpwerkwoord 'kunnen' gebruikt, gevolgd door een actief werkwoord in de infinitief (bv. "De leerlingen kunnen de tien provincies van België opsommen").
* Voor dynamisch-affectieve en sociale doelen worden werkwoorden als 'willen', 'durven', 'bereid zijn tot' gebruikt, gekoppeld aan een niet-cognitieve activiteit (bv. "De leerlingen durven hun eigen mening te formuleren").
* **Inhoudscomponent:** Dit specificeert de concrete leerinhoud waarop het gedrag gericht is. Het moet duidelijk aangeven waar de les precies over gaat.
* **Didactische component (optioneel):** Dit kan de omstandigheden waaronder het lesdoel bereikt moet worden preciezer specificeren, zoals het pedagogisch klimaat, de gebruikte leermiddelen of een minimumprestatie.
### 3.3.2 Principes voor correcte formulering
* **Observeerbaarheid:** Het gedrag moet waarneembaar zijn. Vermijd vage termen.
* **Meetbaarheid:** Het gedrag moet beoordeelbaar zijn. Hoe weet je of het doel bereikt is?
* **Leerlinggerichtheid:** Het doel moet aangeven wat de leerling zal *kunnen* of *doen*.
* **Eén doel per formulering:** Vermijd de combinatie van meerdere persoonlijkheidsdomeinen of gedragsniveaus in één lesdoel.
* **Helderheid en eenvoud:** Gebruik duidelijke taal zonder jargon.
> **Voorbeeld:**
>
> * **Correct:** "De leerlingen kunnen de oppervlakte van een rechthoek berekenen met behulp van de formule $A = l \times b$." (Cognitief, Toepassen)
> * **Incorrect:** "De leerlingen kennen de formule van de oppervlakte van een rechthoek en kunnen die toepassen." (Combineert 'kennen' en 'toepassen' en meerdere componenten)
> **Voorbeeld:**
>
> * **Correct:** "De leerlingen zijn bereid om na te luisteren naar de mening van een klasgenoot tijdens een klassengesprek." (Dynamisch-affectief/sociaal, Toepassen/Integreren)
> * **Incorrect:** "De leerlingen respecteren elkaar." (Te algemeen en niet observeerbaar)
### 3.3.3 Oefeningen
Om de vaardigheid in het formuleren van lesdoelen te oefenen, kunnen de volgende oefeningen worden uitgevoerd:
* Classificeer bestaande lesdoelen naar persoonlijkheidsdomein en gedragsniveau.
* Beoordeel de correctheid van lesdoelen en verbeter ze indien nodig.
* Formuleer zelf concrete lesdoelen op basis van leerplandoelen of minimumdoelen, rekening houdend met de principes van de classificatie en de componenten van een lesdoel.
Deze oefeningen helpen leerkrachten om de 'essentie' van hun les te vatten in concrete, observeerbare en leerlinggerichte doelen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Doel | Een beoogd resultaat dat men wil bereiken door middel van een activiteit of proces. In onderwijscontext verwijst het naar wat leerlingen moeten kennen, begrijpen, kunnen of zijn aan het einde van een leerproces. |
| Minimumdoelen | Vastgestelde onderwijsdoelen die door de overheid als essentieel en bereikbaar worden beschouwd voor een specifieke leerlingenpopulatie, en die dus als een ondergrens voor kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes dienen. |
| Eindtermen | Onderwijsdoelen die specifiek zijn voor het gewoon lager en secundair onderwijs, en die door het Vlaams Parlement als noodzakelijk en bereikbaar worden beschouwd, met het oog op een brede vorming van leerlingen. |
| Leerplandoelen | Doelen die door een onderwijsnet (koepel) worden geformuleerd en die de vertaling vormen van de eindtermen of minimumdoelen naar de specifieke pedagogische visie en context van dat netwerk. |
| Lesdoelen | Concretiseerde leerdoelen die aangeven wat op het einde van een specifieke les of lesmoment bereikt moet zijn, geformuleerd met een observeerbaar leerlingengedrag en een duidelijke leerinhoud. |
| Competentie | Een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden en attitudes dat een persoon in staat stelt om bepaalde taken succesvol uit te voeren of problemen op te lossen in diverse situaties. |
| Kennisrijk curriculum | Een onderwijsprogramma dat gericht is op zowel brede als diepgaande kennisopbouw, met nadruk op coherentie, helderheid en de systematische ontwikkeling van leerondersteunende vaardigheden. |
| Persoonlijkheidsdomein | Een categorie waarin leerdoelen kunnen worden ingedeeld op basis van de specifieke aspecten van de menselijke persoonlijkheid die worden aangesproken, zoals cognitief, psychomotorisch, en dynamisch-affectief/sociaal. |
| Cognitief domein | Het domein dat zich richt op kennis, intellectuele vaardigheden, denken en probleemoplossend vermogen, zoals het memoriseren van feiten, het toepassen van concepten en kritisch analyseren. |
| Psychomotorisch domein | Het domein dat zich bezighoudt met fysieke en motorische vaardigheden, zoals balvaardigheid, muzikale vaardigheden, schrijfvaardigheid en het uitvoeren van specifieke bewegingen. |
| Dynamisch-affectief/sociaal domein | Het domein dat betrekking heeft op gevoelens, attitudes, waarden, normen, zelfbewustzijn, sociale interactie en de ontwikkeling van een intern kompas en veerkracht. |
| Gedragsniveau | Een classificatie van leerdoelen op basis van de mate van complexiteit van het observeerbare gedrag dat van de leerling wordt verwacht, variërend van 'weten' tot 'integreren'. |
| Weten (gedragsniveau) | Het laagste gedragsniveau, waarbij de leerling het geleerde kan reproduceren, nadoen, accepteren zoals geleerd, of een eerste bewustzijn ervan heeft. |
| Inzien (gedragsniveau) | Het tweede gedragsniveau, waarbij de leerling de essentie van het geleerde begrijpt, het met eigen woorden kan uitleggen, zich kan inleven of verwonderen. |
| Toepassen (gedragsniveau) | Het derde gedragsniveau, waarbij de leerling het geleerde in nieuwe of andere situaties kan aanwenden, al dan niet op een creatieve manier, en zich er actief voor inzet. |
| Integreren (gedragsniveau) | Het hoogste gedragsniveau, waarbij de leerling het geleerde spontaan en autonoom aanwendt in open situaties, wat duidt op vloeiendheid en sterke betrokkenheid. |
| Harmonische vorming | Een onderwijsbenadering die streeft naar een evenwichtige ontwikkeling van alle aspecten van de persoonlijkheid van de leerling (cognitief, psychomotorisch, dynamisch-affectief/sociaal), in tegenstelling tot een eenzijdige focus. |
| Integrale vorming | Een vorm van vorming die alle aspecten van het gedrag en de persoonlijkheid omvat, waarbij leerlingen het geleerde spontaan en breed inzetten. |
| Partiële vorming | Een vorm van vorming die zich richt op specifieke deeldomeinen of vaardigheden, zonder noodzakelijkerwijs een volledige integratie of brede toepassing te beogen. |
| Leergebied | Een thematische of functionele cluster van onderwijsdoelen en inhoud, zoals Nederlands, wiskunde, geschiedenis, etc., die een specifiek domein van kennis en vaardigheden omvat. |
| Leerlijn | Een gestructureerd overzicht van ontwikkelingsstappen die leerlingen doorlopen om een bepaald leerdoel of een reeks doelen te bereiken, vaak binnen een specifiek leergebied of thema. |
| Leeromgeving | De fysieke en pedagogische context waarin leren plaatsvindt, inclusief de beschikbare materialen, de interacties tussen leerlingen en leerkrachten, en de algemene sfeer die leren bevordert. |
| Diversiteit | De erkenning en waardering van verschillen tussen leerlingen op het gebied van achtergrond, leerstijlen, capaciteiten en interesses, met als doel inclusief en gedifferentieerd onderwijs te bieden. |
| Gedifferentieerd lesgeven | Het aanpassen van het onderwijsaanbod, de instructiemethoden, de verwerkingsopdrachten en de evaluatie aan de individuele behoeften, interesses en leerstijlen van de leerlingen. |
| Zorgbreedte | De inspanningen van een school om een breed scala aan ondersteuningsbehoeften van leerlingen te adresseren, variërend van leerstoornissen en gedragsproblemen tot sociale en emotionele moeilijkheden. |
| Horizontale samenhang | De verbinding en integratie van leerinhouden en -doelen over verschillende leergebieden of domeinen heen, om een breder en meer coherent begrip van de werkelijkheid te bevorderen. |
| Verticale samenhang | De logische opeenvolging en voortbouwing van leerinhouden en -doelen van het ene onderwijsniveau op het andere (bv. kleuteronderwijs naar lager onderwijs, lager onderwijs naar secundair onderwijs), wat zorgt voor continuïteit en progressie. |
| Consecutiviteit | Het principe dat het ene onderwijsniveau voortbouwt op het voorgaande, waarbij de doelen en leerinhoud van het ene niveau als basis dienen voor het volgende, wat zorgt voor een vloeiende leerervaring. |
| Observatie | Het systematisch en doelgericht waarnemen van gedrag, interacties of processen om informatie te verzamelen voor analyse, evaluatie of het nemen van beslissingen. |