Cover
Start now for free Hoofdstuk 4.pdf
Summary
# De rol van de VDAB en het participatiewiel
Dit document beschrijft de rol van de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) als regisseur van de Vlaamse arbeidsmarkt en introduceert het participatiewiel als instrument om activeringsprojecten te situeren.
## 1. De rol van de VDAB en het participatiewiel
De VDAB speelt een centrale rol op de Vlaamse arbeidsmarkt door werkzoekenden te koppelen aan jobs, opleidingen en begeleiding, en tegelijk werkgevers te ondersteunen bij het vinden van geschikte kandidaten. De dienst ontstond in 1989 na de staatshervorming, waarbij de bevoegdheid over arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding van het federale niveau naar de Vlaamse Gemeenschap werd overgedragen. Hierdoor kreeg Vlaanderen een eigen publieke arbeidsbemiddelingsdienst met als kerntaak het begeleiden van werkzoekenden naar werk en het ondersteunen van werkgevers [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 De VDAB in het activeringsproces
De VDAB is meer dan enkel een bemiddelaar; de organisatie fungeert ook als regisseur en controleur van de Vlaamse arbeidsmarkt [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.1.1 Bemiddelaar, regisseur en controleur
De VDAB vervult een bemiddelende rol door werkzoekenden te koppelen aan passende jobs, opleidingen en begeleiding, en werkgevers te helpen bij het vinden van geschikte kandidaten. Ze werkt hiervoor samen met gespecialiseerde organisaties zoals GTB, biedt online tools en vacaturesites, en begeleidt werkzoekenden met gepersonaliseerde trajecten om hun talenten te ontplooien en de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te verkleinen. Voorbeelden hiervan zijn taalcoaches en sollicitatietrainingen [1](#page=1) [2](#page=2).
De dienst heeft ook een controlerende bevoegdheid: wie onvoldoende inspanningen levert om werk te vinden, kan door de VDAB opgeroepen worden voor een verweerprocedure. Mensen die "de kansen niet grijpen" in onderwijs en op de arbeidsmarkt, worden nauwer opgevolgd en gesanctioneerd waar nodig. Dit controlerende luik is de voorbije jaren versterkt, in lijn met het Vlaamse activeringsbeleid dat sterk inzet op een hoge werkzaamheidsgraad (80%) en het idee van individuele verantwoordelijkheid [2](#page=2).
De regierol van de VDAB in arbeidsmarktactiveringsprocessen houdt in dat de organisatie coördinerend, verbindend en data-gedreven optreedt om werkzoekenden en werkgevers beter op elkaar af te stemmen. Dit omvat het inspireren en stroomlijnen van samenwerkingen met partners, het inzetten van data-inzichten voor betere besluitvorming, en het aanbieden van een kwalitatieve dienstverlening op maat om duurzaam werk voor iedereen te realiseren. Naast diensten die mensen moeten toeleiden naar de arbeidsmarkt, investeert de VDAB ook in diensten en coachingstrajecten op de werkvloer, zodat mensen die normaal gezien niet gemakkelijk aan werk zouden geraken toch functies gaan invullen waarvoor bedrijven geen geschikte werknemers vinden [2](#page=2).
Premies en subsidies zijn veelgebruikte instrumenten om mensen te stimuleren om een goede of betere positie te verwerven op de arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld, om te zorgen dat knelpuntberoepen sneller worden ingevuld, betaalt men vaak via subsidies de opleiding tot dit knelpuntberoep [2](#page=2).
De VDAB voert een deel van de dienstverlening zelf uit, maar besteedt een aanzienlijk deel uit aan partners in het veld. Dat past in de rol van de VDAB als "regisseur" van de arbeidsmarkt: de organisatie hoeft niet alles zelf te doen, maar coördineert en garandeert de kwaliteit van de trajecten die door anderen worden uitgevoerd. De keuze om samen te werken met partners is niet toevallig. Partners zijn vaak beter geplaatst om laagdrempelig te werken en hebben meer expertise rond specifieke doelgroepen, zoals personen met een migratieachtergrond, een handicap of jongeren in een kwetsbare positie. Door deze samenwerking kan de VDAB bovendien flexibeler inspelen op nieuwe uitdagingen op de arbeidsmarkt, zonder dat ze zelf alle kennis en capaciteit in huis hoeft te hebben [2](#page=2).
#### 1.1.2 Screening en advies
Bij inschrijving worden werkzoekenden gescreend. Op basis van deze screening kent de VDAB een advies toe dat aangeeft hoe ver iemand van de arbeidsmarkt staat. Het screeningsproces verloopt in drie fasen: intake en oriëntatie, competentieanalyse, en advies en doorverwijzing [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3).
1. **Intake en Oriëntatie**: Bij de eerste aanmelding worden werkzoekenden gescreend om hun vaardigheden, ervaring en interesses in kaart te brengen. Dit gebeurt vaak via gesprekken, tests en assessments [2](#page=2).
2. **Competentieanalyse**: De VDAB voert een gedetailleerde analyse uit van de competenties van de werkzoekende. Dit helpt om te bepalen welke beroepen en sectoren het beste passen bij hun profiel [2](#page=2).
3. **Advies en Doorverwijzing**: Op basis van de screening krijgt de werkzoekende een bemiddelingsadvies dat varieert afhankelijk van de individuele situatie en behoeften [2](#page=2).
Sommige werkzoekenden kunnen via het zogenaamde "wiel van maatschappelijke participatie" alsnog doorstromen naar betaalde arbeid. Bij anderen zijn de drempels echter te groot of te structureel, waardoor een volledige arbeidsinschakeling op korte termijn niet realistisch is. Voor hen ligt de nadruk eerder op zinvolle maatschappelijke participatie in bredere zin, zoals vrijwilligerswerk, opleiding of sociale activering [3](#page=3).
### 1.2 Het participatiewiel
Het participatiewiel (zie figuur) visualiseert waar mensen met afstand tot de arbeidsmarkt terecht kunnen komen. Het instrument wordt gebruikt om activeringsprojecten te situeren [1](#page=1) [3](#page=3).
Voor wie weinig drempels ervaart, worden activeringsprojecten aangeboden die snel kunnen leiden tot betaalde arbeid. Denk hierbij aan begeleiding naar vacatures, sollicitatietraining of korte opleidingen die direct inzetbaar zijn [3](#page=3).
Wanneer de inschatting is dat er grotere obstakels zijn tussen de werkzoekende en betaald werk – bijvoorbeeld door een gebrek aan opleiding, gezondheidsproblemen of sociale omstandigheden – wordt een ander traject voorgesteld. In dat geval ligt de focus eerst op het wegwerken van die drempels, zoals het versterken van basiscompetenties, het opbouwen van werkervaring of het verbeteren van welzijn en motivatie [3](#page=3).
Het participatiewiel helpt dus om in te schatten hoe groot de afstand tot de arbeidsmarkt is en welke trajecten daarvoor het meest geschikt zijn [2](#page=2) [3](#page=3).
> **Tip:** Begrijp dat het participatiewiel niet alleen gericht is op directe tewerkstelling, maar ook op maatschappelijke participatie als tussenstap of alternatief voor individuen met grotere drempels.
### 1.3 Verschil met de RVA
De VDAB moet worden onderscheiden van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA), die een federale instelling blijft. Waar de VDAB focust op bemiddeling, begeleiding en opleiding, staat de RVA in voor de werkloosheidsverzekering en het beheer van uitkeringen. Concreet: wie werkloos is, ontvangt zijn uitkering via de RVA (via de vakbond of de Hulpkas), maar de zoektocht naar werk en opleidingstrajecten verloopt via de VDAB. Beide instellingen zijn nauw verbonden, maar hebben een duidelijk verschillend takenpakket [1](#page=1).
---
# Arbeidszorg en sociale economie
Dit gedeelte van het document verklaart de concepten arbeidszorg en sociale economie, en maakt onderscheid tussen verschillende benaderingen en projecten die gericht zijn op het bevorderen van arbeidsparticipatie en sociale integratie voor diverse doelgroepen [4](#page=4).
### 2.1 Arbeidszorg
Arbeidszorg wordt gedefinieerd als een methodiek waarbij personen die omwille van cognitieve, medische, psychische, psychiatrische en/of sociale (CMPPS) uitdagingen (nog) niet (meer) op de betaalde arbeidsmarkt terecht kunnen, onbetaald werk verrichten onder intensieve begeleiding op het vlak van werk en zorg. Het doel is om, ondanks de huidige ongeschiktheid voor betaald werk, welzijn te bieden door zinvolle daginvulling en begeleiding. Via arbeidsmatige activiteiten (AMA), vrijwilligerswerk en begeleid werken worden werkritme, sociale vaardigheden en motivatie opgebouwd [4](#page=4).
#### 2.1.1 Onderscheid tussen AMA sociale economie (AMA WSE) en AMA welzijn (AMA WVG)
Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen AMA sociale economie (ook bekend als AMA WSE) en AMA welzijn (ook bekend als AMA WVG) [4](#page=4).
* **AMA sociale economie (AMA WSE)**: Het traject voor deze doelgroep is in principe gericht op doorstroom naar betaald werk. Dit betreft een samenwerking tussen de VDAB en het Departement Werk en Sociale Economie [4](#page=4).
* **AMA welzijn (AMA WVG)**: Dit valt onder de bevoegdheid van het Departement Zorg en is eerder gericht op participatie in de maatschappij en het voorkomen van sociaal isolement. Projecten binnen AMA Welzijn kunnen wel op dezelfde werkvloer als AMA sociale economie georganiseerd zijn [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 2.1.2 Doelgroep en aanpak binnen arbeidszorg
De doelgroep binnen arbeidszorg omvat personen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt, vaak sociaal geïsoleerd, met psychosociaal problemen of langdurige inactiviteit. Deze projecten leunen dicht aan bij vormen van maatschappelijk herstel en sociale activering. Het doel van deze projecten is hulpverlening, herstel van basisvertrouwen, sociale contacten en maatschappelijke betrokkenheid. Activiteiten zijn gericht op hulpverlening, het versterken van zelfvertrouwen of het doorbreken van isolement. Voorbeelden hiervan zijn de MIRIAM-projecten, buurthuizen, sportparticipatie, cultuurparticipatie en taalactiviteiten [4](#page=4).
#### 2.1.3 Trede 3: Tussen Arbeid en Welzijn
Deze trede bevindt zich aan de linker kant van het model, waar de economische finaliteit centraler staat. Het gaat over werkzoekenden met beperkte werkervaring of competenties, vaak leefloongerechtigden. Het doel van activiteiten binnen deze tijdelijke activeringsprojecten is het opdoen van werkervaring, versterken van arbeidsattitudes en voorbereiding op doorstroom naar regulier werk. Voorbeelden zijn wijkwerken, werkplekleren, artikel 60, starterslabo trajecten en GLOW-trajecten [5](#page=5).
#### 2.1.4 Trede 1 en 2: Hulpverlening en sociale activiteit buitenshuis
Deze treden, hoewel niet gedetailleerd beschreven in de relevante secties, lijken te verwijzen naar initiatieven gericht op basisbehoeften, sociale contacten en maatschappelijke betrokkenheid voor kwetsbare personen [4](#page=4).
### 2.2 Sociale economie
De sociale economie omvat ondernemingen en initiatieven die naast economische doelen ook maatschappelijke meerwaarde nastreven. Ze zetten in op duurzame ontwikkeling, democratische besluitvorming, transparantie en vooral op tewerkstelling van mensen uit kansengroepen. Dit gebeurt via collectief maatwerk en individueel maatwerk [5](#page=5).
#### 2.2.1 Maatwerkbedrijven
Maatwerkbedrijven zijn de vroegere beschutte en sociale werkplaatsen. Het maatwerkdecreet van 2019 voegde deze twee samen. Maatwerkbedrijven zijn organisaties of ondernemingen die de inschakeling van doelgroepwerknemers als kerntaak hebben. De economische activiteiten worden daaraan aangepast. Ze kunnen extra ondersteuning krijgen om hun kerntaak te realiseren en infrastructuuraanpassingen doen [5](#page=5).
* **Verschil met reguliere bedrijven**: In tegenstelling tot arbeidszorg, zijn maatwerkbedrijven relatief grote organisaties die in principe toegankelijk zijn voor alle inwoners van Vlaanderen. Ze moeten, net als reguliere bedrijven, rendabel zijn en voldoen aan de hoogste kwaliteitsnormen (ISO, HACCP, BRC, EFQM, etc.). Het verschil zit vooral in de focus op sociale impact: reguliere bedrijven zoeken werknemers voor hun werk, terwijl maatwerkbedrijven werk zoeken voor hun werknemers. Reguliere bedrijven streven naar winstmaximalisatie, maatwerkbedrijven naar maximale tewerkstelling van personen met een afstand tot de reguliere arbeidsmarkt [5](#page=5).
* **Historische context**: Vóór 2019 werden beschutte werkplaatsen voornamelijk geassocieerd met mensen met een fysieke of mentale handicap, en sociale werkplaatsen met mensen met een psychosociaal beperking (bv. laaggeschoold, langdurig werkloos, gezondheidsproblemen). Beschutte werkplaatsen ontstonden in de jaren '50 als zorgverstrekkers, en sociale werkplaatsen uit experimentele projecten in de jaren '80. Sinds 1 januari 2023 zijn de vroegere maatwerkafdelingen verdwenen en opgegaan in individueel maatwerk [5](#page=5).
#### 2.2.2 Individueel maatwerk (IMW)
Individueel maatwerk biedt werkgevers uit de privésector, lokale besturen en scholen een financiële ondersteuning voor het aanwerven en tewerkstellen van personen met een door VDAB erkende arbeidsbeperking. De ondersteuning bestaat uit een loonpremie (in de loonkosten) en/of een begeleidingspremie (forfaitaire vergoeding voor coaching en begeleiding op de werkvloer). Personen met een erkende arbeidsbeperking die zelfstandig aan de slag zijn, kunnen ook een beroep doen op individueel maatwerk en een ondersteuningspremie aanvragen [6](#page=6).
* **Doelgroepen voor IMW**:
1. **Personen met een arbeidshandicap**: Dit zijn mensen met een aangetaste mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden, voor wie het uitzicht op het verwerven en behouden van een arbeidsplaats en vooruitgang hierop, langdurig en in belangrijke mate beperkt is of bedreigd wordt [6](#page=6).
2. **Personen met een psychosociaal problematiek**: Dit kan medisch, mentaal, psychisch of sociaal (MMPS) van aard zijn. Het probleem is zodanig aanwezig dat aanpassingen nodig zijn om werk te vinden of de job goed uit te oefenen. Voorbeelden zijn langdurige werkloosheid, verslavingsverleden, zware financiële problemen of dreigende dakloosheid [6](#page=6).
3. **Langdurig werkzoekenden**: Uiterst kwetsbare personen die minstens 24 maanden geen betaalde beroepsarbeid hebben verricht om persoonlijke redenen die een deelneming aan het arbeidsleven verhinderen [6](#page=6).
* **Vereenvoudigd beleidskader**: Met de invoering van IMW is het beleidskader vereenvoudigd, waarbij vier vroegere systemen gebundeld zijn: de Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP), Sociale Inschakeleconomie (SINE), Lokale Diensten economie (LDE) en de maatwerkafdelingen (MWA). IMW is toegankelijk voor werkgevers uit de privésector, lokale besturen, scholen en voor zelfstandigen met een arbeidsbeperking [6](#page=6).
#### 2.2.3 Trede 5: Betaald werk met ondersteuning – Sociale Economie
Deze trede, geassocieerd met de sociale economie, impliceert betaald werk waarbij ondersteuning wordt geboden. Dit kan onder meer via de mechanismen van individueel maatwerk [5](#page=5) [6](#page=6).
### 2.3 Individueel Maatwerkdecreet van 2019
Sinds 2019 wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen sociale en beschutte werkplaatsen, en lopen de doelgroepen in theorie ook door elkaar [6](#page=6).
* **Doelgroepen onder het maatwerkdecreet**:
* **Niet-beroepsactieve personen**: Personen die in principe klaar zijn voor regulier werk zonder structurele ondersteuning worden rechtstreeks doorverwezen naar de laatste trede – met name de arbeidsmarktactivering. Het doel van deze trajecten is begeleiding naar duurzame tewerkstelling via klassieke VDAB-instrumenten zoals opleiding, jobmatching en sollicitatiebegeleiding. Actuele voorbeelden zijn bemiddelingsvouchers, IBO-trajecten, competentieversterkende trajecten (leren op de werkvloer/opleidingsvloer), knelpuntopleidingen en werkplekleren [6](#page=6).
* **Personen met een arbeidshandicap** [6](#page=6).
* **Personen met een psychosociale problematiek** [6](#page=6).
* **Langdurig werkzoekenden** [6](#page=6).
IMW biedt ondersteuning aan werkgevers bij de tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap en aan zelfstandigen met een arbeidshandicap. Dit verlaagt de drempel voor aanwerving en tewerkstelling en zorgt voor een goede werkomgeving en begeleiding. De ondersteuning kan variëren van 2 jaar bij een tijdelijke beperking tot 5 jaar (met mogelijkheid tot verlenging) bij een blijvende beperking [6](#page=6).
#### 2.3.1 Collectief maatwerk versus individueel maatwerk
Collectief maatwerk, zoals bij maatwerkbedrijven, focust op de inschakeling van doelgroepwerknemers als kerntaak, waarbij economische activiteiten daaraan worden aangepast. Individueel maatwerk daarentegen biedt financiële ondersteuning aan werkgevers voor het aanwerven van personen met een door VDAB erkende arbeidsbeperking [5](#page=5) [6](#page=6).
> **Tip:** Het onderscheid tussen AMA WSE en AMA WVG is cruciaal voor het begrijpen van de verschillende trajecten en bevoegdheden. AMA WSE focust op doorstroom naar betaald werk, terwijl AMA WVG meer gericht is op maatschappelijke participatie en welzijn.
> **Tip:** Maak een schema om de verschillende treden (1 t.e.m. 6) en hun relatie tot arbeidszorg en sociale economie duidelijk te visualiseren.
> **Tip:** Let goed op de evolutie van de terminologie, zoals de samenvoeging van beschutte en sociale werkplaatsen tot maatwerkbedrijven sinds 2019 en het verdwijnen van maatwerkafdelingen sinds 2023.
---
# Maatschappelijke activering: concepten, valkuilen en methoden
Dit onderwerp verkent het concept van maatschappelijke activering, de rol van OCMW's hierin, en de kritische analyse van activeringspraktijken, inclusief de concepten sociale actie, actiegroepen, strategieën en tactieken [7](#page=7) [8](#page=8).
### 3.1 Kritische analyse van maatschappelijke activering
De gangbare praktijk binnen OCMW's om te focussen op snelle tewerkstelling, vaak via interimbans, en de publieke opinie die activering ziet als dé oplossing voor armoede en sociale uitsluiting, roepen fundamentele bedenkingen op. Het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, is kritisch over de rol van activering binnen OCMW's en de impact ervan op armoedebestrijding [7](#page=7).
#### 3.1.1 Het concept activering en de bijhorende kritiek
Activering is geen neutraal concept. Het impliceert dat mensen in armoede onvoldoende deelnemen aan de samenleving, en dat dit hun eigen verantwoordelijkheid is. Dit beeld miskent echter de vele manieren waarop zij wel maatschappelijk actief zijn, zoals als vrijwilliger, mantelzorger of steunpilaar in hun netwerk. Vaak blijft dit onzichtbaar of wordt het negatief beoordeeld [7](#page=7).
De focus op het individu bij activering laat structurele obstakels buiten beschouwing, zoals uitsluiting in onderwijs, de arbeidsmarkt of het verenigingsleven, negatieve ervaringen (pestgedrag, afwijzing), en systemische drempels die participatie bemoeilijken. Activering miskent zo het onrecht dat mensen in armoede ervaren [7](#page=7).
Het wettelijk kader, met de RMI-wet die maatschappelijke integratie via werk of leefloon garandeert en de OCMW-wet die recht op een menswaardig leven stelt, plaatst activering als slechts één instrument naast budgetbeheer of schuldbemiddeling. Voor velen is overleven een voltijdse opdracht; verplicht activeren helpt hen niet verder. Eerst moeten basisproblemen (schulden, gezondheid, huisvesting) aangepakt worden [7](#page=7).
Het ultieme doel van activering zou sociale inclusie moeten zijn, niet louter opleiding, werk of vrijwilligerswerk. Dit vereist kwaliteitsvolle, empowerende trajecten met begeleiding en groeikansen. Het koppelen van leefloon aan activering wordt als onrechtvaardig beschouwd, aangezien beide instrumenten op zichzelf staan om integratie te waarborgen. Deze koppeling vergroot armoede en uitsluiting, en versterkt de afstand tot de arbeidsmarkt [7](#page=7).
#### 3.1.2 Economische activering en haar valkuilen
#### 3.1.2.1 De valkuilen van economische activering
Onderzoek van Jans en Dierckx identificeert twee grote valkuilen in het activeringsbeleid :
* **De snel-werk-val:** Activeringstrajecten die enkel focussen op zo snel mogelijk werk vinden, zonder oog voor welzijn, huisvesting of persoonlijke ontwikkeling. Studies tonen aan dat dergelijke jobs vaak slechts tijdelijk succes bieden. Vooral bij generatiearmen leidt duurzame uitstroom pas tot resultaat als er ook aandacht is voor zelfbeeld, schulden en welzijn. Voortrajecten, nazorg en een aangepast tempo zijn cruciaal om terugval in armoede te voorkomen [8](#page=8).
* **De rechten-en-plichtenval:** Een te sterke nadruk op verplichtingen kan contraproductief werken. Wanneer werkzoekenden vooral hun plicht voelen, maar hun rechten en ondersteuning tekortschieten, kan dit leiden tot demotivatie en inactiviteit. Zeker als de aangeboden banen laagbetaald, onzeker of zonder perspectief zijn. Activering dreigt dan niet emancipatorisch, maar disciplinair te worden [8](#page=8).
Activering binnen OCMW's biedt mogelijkheden, maar ook aanzienlijke gevaren. Het concept vertrekt vaak van een verkeerd uitgangspunt: dat armoede vooral een individueel probleem is. Bovendien dreigt activering de kerntaak van OCMW's te overschaduwen: het garanderen van een menswaardig bestaan [8](#page=8).
#### 3.1.2.2 Sociale activering en haar voorwaarden
Naast werktrajecten zetten OCMW's ook in op sociale activering: vrijwilligerswerk of
arbeidszorg. Dit kan waardevol zijn, want vrijwilligerswerk biedt kansen om talenten te ontdekken, sociale netwerken uit te bouwen en zelfvertrouwen te winnen. Het kan sociale inclusie bevorderen, zeker voor wie ver van de arbeidsmarkt staat. Er zijn echter voorwaarden waaraan voldaan moet worden [8](#page=8):
* **Vrijwilligheid:** Vrijwilligerswerk moet een bewuste keuze zijn. Onder druk of uit angst voor verlies van uitkering verliest het zijn intrinsieke waarde [8](#page=8).
* **Zinvolle invulling:** Cliënten moeten inspraak hebben in hun taken en verantwoordelijkheden. Het gaat niet enkel om werk verrichten, maar ook om ontmoeting, verbinding en zingeving [8](#page=8).
* **Begeleiding en groeikansen:** Net als werktrajecten moet sociale activering competenties versterken en welzijnsproblemen aanpakken. Mensen moeten perspectief behouden op groei, in vrijwilligerswerk of richting werk [8](#page=8).
* **Recht op werk bewaken:** Vrijwilligerswerk mag geen verplichte tussenstop zijn wegens tekort aan jobs of opleidingen. Iedereen heeft recht op passend werk, niet op ondermàats werk [8](#page=8).
Wanneer deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, dreigt sociale activering uitbuiting te worden in plaats van inclusie [8](#page=8).
### 3.2 Maatschappelijke activering als concept en praktijk
Maatschappelijke activering is een tweesporig beleid- en praktijk nodig. Enerzijds het activeren van actoren in de maatschappelijke dienstverlening om hun beleid zelfkritisch bij te sturen, en anderzijds inzetten op de weerbaarheid van kinderen, jongeren en hun families zodat zij sterker worden in hun relaties met maatschappelijke instituties en sociale voorzieningen. Binnen maatschappelijke activering wordt er op beide sporen ingezet [9](#page=9).
#### 3.2.1 De rol van SAM vzw en SAAMO
Organisaties zoals SAM vzw (Steunpunt Mens en Samenleving) en SAAMO (voorheen Samenlevingsopbouw) spelen een cruciale rol in maatschappelijke activering [10](#page=10) [12](#page=12) [9](#page=9).
* **SAAMO**: Deze organisatie werkt projectmatig en rond actuele thema's waar mensen in kwetsbare posities tegenaan lopen of waar rechten niet voldoende gegarandeerd lijken. De maatschappelijke opdracht van SAAMO is structureel werken aan collectieve problemen van achterstelling en uitsluiting op vlak van grondrechten en leefbaarheid van maatschappelijk kwetsbare groepen. Ze werken aan de realisatie van grond- en mensenrechten, sterkere buurten en steden, en collectief burgerschap met een versterkt gevoel van solidariteit [10](#page=10).
SAAMO werkt vanuit een dubbele kernopdracht: de agogische kernopdracht en de politieke kernopdracht [11](#page=11).
* **Agogische kernopdracht:** Dit richt zich op het versterken van de doelgroep zodat zij zelf kunnen bijdragen aan het oplossen van hun problemen. Dit gebeurt via het opbouwen van vertrouwensbanden, het ondersteunen bij duurzame relaties, en het naar boven halen van hun krachten. Opbouwwerkers ontwikkelen oplossingen voor maatschappelijke problemen, samen met mensen in een kwetsbare positie [11](#page=11) [13](#page=13).
* **Politieke kernopdracht:** Dit richt zich op het werken aan structurele beleidsveranderingen. Dit omvat het bijdragen aan een sociaal-rechtvaardige en duurzame samenleving door situaties van maatschappelijke achterstelling en sociale uitsluiting weg te werken, met grond- en mensenrechten als kompas [11](#page=11) [14](#page=14).
* **Werkingsprincipes van SAAMO:**
* **Participatief:** Mensen in kwetsbare posities hebben het recht om te participeren in de samenleving en in het beleid. Participatie krijgt een dubbele lading: het is het doel én het onvoorwaardelijke werkingsmechanisme om mensen de ruimte te geven om te groeien [11](#page=11) [13](#page=13).
* **Autonoom vanuit visie:** Door de nadruk te leggen op het ontwikkelen van een gedeelde, sterke visie, kunnen keuzes en vraagstukken steeds hieraan afgetoetst worden, wat SAAMO in staat stelt op samenwerking in te zetten zonder autonomie te verliezen [12](#page=12).
* **Inzet op partnerschappen:** SAAMO maakt andere sectoren sterker via het aankaarten van de toegankelijkheid van lokale voorzieningen. Ze sluiten partnerschappen met publieke en private actoren en delen goede praktijken tussen de verschillende vzw's [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 3.2.2 Sociale actie: concepten, strategieën en tactieken
Sociale actie is een geheel van intentioneel gebruikte, samenhangende werkvormen, strategieën en actiemiddelen, waarbij minder machtigen zich bewust worden van problemen en handelend mogelijkheden ontdekken om hier oplossingen voor te geven. Het doel kan een concreet probleem zijn of een omvattender doel zoals het tot stand komen van een rechtvaardige samenleving [15](#page=15).
Een actiegroep is geen beweging; de actiegroep is de steen die beweging in de kikkerpoel veroorzaakt [15](#page=15).
#### 3.2.2.1 Strategieën van sociale actie
Hendriks onderscheidt vier strategieën, afhankelijk van de mate van escalatie :
1. **Samenwerkingsstrategie:** Gebaseerd op fundamenteel consensus over de te lossen problematiek, met als doel de herordening van middelen of hulpbronnen. Consensus is echter niet altijd mogelijk, aangezien de prioriteiten van partijen kunnen verschillen [16](#page=16).
2. **Campagnestrategie:** Partijen opereren binnen democratische spelregels, met als doel zoveel mogelijk mensen te overtuigen van het belang van de problematiek. Dit resulteert in onderhandelingen [17](#page=17).
3. **Protest/Verzetsstrategie:** Wordt ingezet wanneer een partij weigert een problematiek te erkennen of zich duidelijk tegen een voorstel verzet. Er wordt opzettelijk sociale, politieke, psychologische of economische schade toegebracht om de opponent aan de onderhandelingstafel te brengen [17](#page=17).
4. **Opstandstrategie:** Gebaseerd op de visie dat geweld soms nodig is om machthebbers tot verandering te bewegen. Dit kan gepaard gaan met buitensporig geweld, maar hoeft niet altijd [17](#page=17).
#### 3.2.2.2 Tactieken in sociale actie
Tactieken zijn de middelen die worden gebruikt om sociale actie uit te voeren. Er zijn veel verschillende technieken mogelijk, de meeste geweldloos. Een indeling naar mate van gewelddadigheid omvat zes niveaus [17](#page=17):
1. **Krachtig presenteren van posities:** Discussie, speeches, artikelen, debat [17](#page=17).
2. **Trotseren van normatief gedrag:** Betoging, boycot, posten, hinderlijk volgen [17](#page=17).
3. **Schending van wettelijke normen:** Dienstweigering, burgerlijke ongehoorzaamheid [17](#page=17).
4. **Opzettelijke pogingen tot beschadiging:** Imagobeschadiging, sabotage, kraken, bezetten [17](#page=17).
5. **Guerrillatactiek:** Overvallen, ontvoeringen, gijzelingen, bomaanslagen [17](#page=17).
6. **Directe poging tot machtsovername:** Gevangenneming, onschadelijk maken, bezetten [17](#page=17).
#### 3.2.3 Belang van gegevensverzameling en analyse
Gegevensverzameling en analyse worden vaak onderschatte fasen bij actiegroepen. De drang tot handelen is dikwijls zo groot dat men tot actie overgaat zonder over voldoende cruciale gegevens te beschikken. Een goede gegevensverzameling en analyse reikt ook de nodige actiemiddelen aan. Veel acties van Saul Alinsky waren gebaseerd op de interne reglementen van de tegenstander, waarbij hij gebruik maakte van de 'zwakheden' in die reglementen. Bij gebrek aan voldoende gegevens kan de actie doodbloeden, de verkeerde tegenstander aangepakt worden, etc. [16](#page=16).
#### 3.2.4 Verschillende invalshoeken op maatschappelijke activering
Organisaties kunnen zich profileren vanuit verschillende kernopdrachten. Sommigen blinken uit in de politieke opdracht (bv. 'recht-op' in Antwerpen, buurtwerk 'het Lampeke' in Leuven). Anderen focussen meer op de agogische kernopdracht (welzijnsschakels, buurthuizen, initiatieven voor specifieke kansengroepen). Maatschappelijke activering vereist een tweesporenbeleid: het activeren van actoren in de maatschappelijke dienstverlening én het inzetten op de weerbaarheid van kwetsbare groepen. Dit werk vindt plaats op micro/meso en macroniveau [9](#page=9).
#### 3.2.5 De rol van OCMW's en maatschappelijke activering
OCMW's ontwikkelden de voorbije jaren talloze activeringsprojecten. De koppeling van leefloon of aanvullende steun aan activering is een breed gedragen praktijk geworden. Activering is een instrument naast andere instrumenten. Voor veel mensen is overleven een voltijdse opdracht; verplicht activeren helpt hen niet verder. Eerst moeten basisproblemen aangepakt worden. Het doel van activering is sociale inclusie, wat kwaliteitsvolle, empowerende trajecten vraagt [7](#page=7).
Het Vlaams Netwerk stelt zich ernstige vragen bij de rol van OCMW's en de impact van activering op armoedebestrijding. Jans en Dierckx pleiten voor maatwerk, voortrajecten en nazorg, met focus op kwalitatieve, duurzame werkgelegenheid die bijdraagt aan de levenskwaliteit. Sociale activering via vrijwilligerswerk of arbeidszorg kan waardevol zijn, mits aan voorwaarden zoals vrijwilligheid, zinvolle invulling, begeleiding en groeikansen wordt voldaan. Vrijwilligerswerk mag geen verplichte tussenstop zijn [7](#page=7) [8](#page=8).
### 3.3 Methodes binnen maatschappelijke activering en sociale actie
De gebruikte methodes van individueel maatschappelijk werk, groepswerk en opbouwwerk zijn in de praktijk sterk gericht op het lenigen van individuele nood en het aanpassen van de maatschappelijk onaangepasten aan de bestaande structuren, gericht op integratie en harmonie [14](#page=14).
#### 3.3.1 Het werk van opbouwwerkers
Opbouwwerkers werken met mensen die op diverse manieren geconfronteerd worden met maatschappelijke kwetsbaarheid. Ze creëren ruimte voor het opbouwen van een vertrouwensband, ondersteunen bij het aangaan van duurzame relaties en werken aan het naar boven halen van krachten. Ze ontwikkelen oplossingen voor maatschappelijke problemen, samen met de doelgroep [13](#page=13).
#### 3.3.2 De politieke kernopdracht en sociale actie
De politieke kernopdracht van maatschappelijke activering omvat het bijdragen aan een sociaal-rechtvaardige en duurzame samenleving door situaties van maatschappelijke achterstelling en sociale uitsluiting weg te werken, met grond- en mensenrechten als kompas. Dit vereist het opnemen van een politiserende rol om bij te dragen aan structurele veranderingen [14](#page=14).
Sociale actie stamt uit de jaren '60 en '70 van de 20e eeuw, een periode van emancipatie- en democratiseringsbewegingen. Tegenwoordig lijkt er minder ruimte voor conflicten en meer focus op harmoniemodellen [14](#page=14).
* **Saul Alinsky:** Een Amerikaanse opbouwwerker die een strategie ontwikkelde gebaseerd op de macht van massale volksorganisatie. Hij organiseerde het volk tegen de machtigen. Alinsky's motto was: "To hell with charity. The only thing you get is what you are strong enough to get – so you had better organize" [14](#page=14).
* **Definitie van sociale actie (De Vriendt, 2005):** Een geheel van intentioneel gebruikte, samenhangende werkvormen, strategieën en actiemiddelen, waarbij minder machtigen zich bewust worden van problemen en handelend mogelijkheden ontdekken om hier oplossingen voor te geven [15](#page=15).
#### 3.3.3 Strategieën en tactieken binnen sociale actie
* **Strategieën:** Naast samenwerking, zijn er ook protest/verzetsstrategieën en opstandstrategieën [16](#page=16) [17](#page=17).
* **Tactieken:** Diverse technieken, grotendeels geweldloos, worden gebruikt, variërend van presenteren van posities en protest tot burgerlijke ongehoorzaamheid, sabotage, en in extreme gevallen guerrillatactieken of machtsovername. Harry Specht deelt technieken in naar mate van gewelddadigheid [17](#page=17).
Belangrijk is een grondige gegevensverzameling en analyse, en het vermogen tot onderhandelen. De keuze voor een strategie hangt af van de specifieke context en de beschikbare middelen [16](#page=16) [17](#page=17).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| VDAB | De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, een publieke dienst die werkzoekenden begeleidt naar werk en werkgevers ondersteunt bij het vinden van geschikte kandidaten. |
| Participatiewiel | Een instrument dat helpt bij het situeren van individuen ten opzichte van de arbeidsmarkt en de bredere samenleving, en om passende activerings- en begeleidingstrajecten te bepalen. |
| Arbeidszorg | Een methodiek waarbij personen met cognitieve, medische, psychische, psychiatrische en/of sociale uitdagingen (CMPPS) onbetaald werk verrichten onder intensieve begeleiding op het gebied van werk en zorg, ook als ze nog niet klaar zijn voor betaalde arbeid. |
| Sociale economie | Een sector die ondernemingen en initiatieven omvat die naast economische doelen ook maatschappelijke meerwaarde nastreven, met focus op duurzame ontwikkeling, democratische besluitvorming en tewerkstelling van kansengroepen. |
| Individueel maatwerk | Een vorm van ondersteuning die werkgevers financiële steun biedt voor het aanwerven en tewerkstellen van personen met een door de VDAB erkende arbeidsbeperking, inclusief loonpremies en begeleidingspremies. |
| OCMW | Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, een lokale overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor maatschappelijke dienstverlening, waaronder het bieden van steun aan personen in armoede. |
| AMA sociale economie | Arbeidsmatige activiteiten die gericht zijn op doorstroom naar betaald werk, in samenwerking tussen de VDAB en het Departement Werk en Sociale Economie. |
| AMA welzijn | Arbeidsmatige activiteiten die primair gericht zijn op participatie in de maatschappij en het voorkomen van sociale isolatie, vallend onder de bevoegdheid van het Departement Zorg. |
| Burgerparticipatie | De actieve betrokkenheid van burgers bij het vormgeven van de samenleving, zowel op lokaal niveau als bij grootschalige veranderingen, waarbij ze bijdragen aan hoe de samenleving eruitziet. |
| Sociale actie | Een geheel van intentioneel gebruikte, samenhangende werkvormen, strategieën en actiemiddelen, waarbij minder machtigen zich bewust worden van problemen in de samenleving en oplossingen zoeken, al dan niet met gebruik van conflict. |
| Actiegroep | Een specifieke groep die zich, vaak als steen in een kikkerpoel, inzet om beweging te veroorzaken in de samenleving en problemen aan te pakken door middel van gerichte acties en strategieën. |
| Politieke kernopdracht | De taak om bij te dragen aan een sociaal rechtvaardige en duurzame samenleving door situaties van maatschappelijke achterstelling en sociale uitsluiting weg te werken, met grond- en mensenrechten als leidraad. |
| Agogische kernopdracht | De taak om individuen in kwetsbare posities te versterken zodat zij zelf kunnen bijdragen aan het oplossen van hun problemen en zich kunnen ontwikkelen, met als doel sociale inclusie. |
| SAAMO | Een organisatie die zich richt op maatschappelijke activering en burgeropbouw, met als doel het aanpakken van achterstelling en uitsluiting, en het versterken van grond- en mensenrechten. |
| Maatschappelijk kwetsbare groepen | Individuen of groepen die door diverse factoren minder kansen hebben op het gebied van gezondheid, huisvesting, onderwijs, werk en inkomen, en daardoor beperkte toegang hebben tot maatschappelijke kanalen en besluitvorming. |
| Vrijwilligerswerk | Onbetaalde arbeid die een bewuste keuze is, bedoeld om talenten te ontdekken, sociale netwerken op te bouwen, zelfvertrouwen te winnen en sociale inclusie te bevorderen, mits het vrijwillig, zinvol en met begeleiding gebeurt. |
| Emancipatie | Het proces waarbij individuen of groepen meer macht en zeggenschap krijgen over hun eigen leven en hun positie in de maatschappij, vaak door middel van sociale actie en empowerment. |
| Empowermen t | Het proces waarbij individuen en groepen meer macht, controle en zelfvertrouwen krijgen, waardoor ze beter in staat zijn hun eigen leven vorm te geven en hun doelen te bereiken. |
| Tegenstander | De partij of instantie die zich verzet tegen de doelen of acties van een actiegroep, en die mogelijk beschikt over meer macht en middelen. |
| Beleidsverandering | Structurele aanpassingen in wetgeving, regelgeving of maatschappelijke structuren die voortkomen uit collectieve actie en het streven naar een rechtvaardigere en inclusievere samenleving. |
| Conflict | Een situatie waarin tegengestelde belangen, doelen of waarden leiden tot spanningen of confrontaties tussen individuen, groepen of instellingen. |
| Participatie | De actieve deelname van burgers aan de samenleving, het bijdragen aan de vormgeving ervan, en het realiseren van hun burgerschap. Dit omvat zowel actieve deelname als passieve participatie (toegang tot voorzieningen). |
| Proactief beleid | Beleid dat gericht is op het anticiperen op toekomstige uitdagingen en problemen, en het nemen van maatregelen om deze te voorkomen of te beheersen, in plaats van enkel te reageren op bestaande situaties. |
| Solidariteit | Het principe van wederzijdse steun en verbondenheid binnen een groep of samenleving, waarbij individuen zich verantwoordelijk voelen voor elkaars welzijn. |