Cover
Start now for free endocrien systeem (1).pptx
Summary
# Communicatie tussen cellen en de rollen van het hormoonstelsel
Oké, hier is een gedetailleerd en omvattend studieoverzicht over de communicatie tussen cellen en de rollen van het hormoonstelsel, specifiek gericht op de aangeleverde documentatie en met strikte naleving van alle opmaakregels.
## 1. Communicatie tussen cellen en de rollen van het hormoonstelsel
Meercellige organismen vereisen effectieve communicatie tussen cellen om groei, celdifferentiatie, de regulatie van synthese en secretie van moleculen, en het handhaven van een stabiele interne omgeving te bewerkstelligen.
### 1.1 Typen celcommunicatie
Er zijn drie primaire vormen van celcommunicatie:
#### 1.1.1 Autocriene communicatie
Bij autocriene communicatie scheidt een cel stoffen af die dezelfde cel beïnvloeden. Dit type communicatie is vaak betrokken bij het handhaven van groei en ontwikkeling, en speelt een rol bij aandoeningen zoals kanker.
#### 1.1.2 Paracriene communicatie
Paracriene communicatie treedt op wanneer een cel stoffen vrijgeeft die naburige cellen beïnvloeden. Een klassiek voorbeeld hiervan zijn neurotransmitters die worden vrijgegeven tijdens een zenuwimpuls.
#### 1.1.3 Endocriene communicatie
Endocriene communicatie omvat de afgifte van stoffen, hormonen genaamd, door endocriene cellen in de bloedbaan. Deze hormonen reizen door het lichaam en beïnvloeden doelcellen of -organen op grote afstand die specifieke receptoren bezitten. Dit proces is vergelijkbaar met een sociale media post die door iedereen die de afzender volgt, kan worden gezien, maar alleen door hen die er daadwerkelijk op reageren (degenen met de juiste receptor).
> **Tip:** Sommige chemische signaalstoffen kunnen, afhankelijk van hun locatie en functie, zowel als hormoon als als neurotransmitter fungeren. Adrenaline en dopamine zijn hiervan voorbeelden.
### 1.2 Het hormoonstelsel
Het hormoonstelsel is een cruciaal communicatiesysteem dat een breed scala aan fysiologische processen reguleert, met name op de langere termijn.
#### 1.2.1 Algemene kenmerken van het hormoonstelsel
* **Productie:** Hormonen worden geproduceerd door endocriene organen en klieren.
* **Afgifte:** Hormonen worden extracellulair afgegeven en komen via de bloedbaan (capillairen) in de circulatie terecht.
* Hydrofiele hormonen circuleren ongebonden in het bloed.
* Hydrofobe hormonen binden zich aan transporteiwitten, zoals albumine en globulinen, voor transport in het bloed.
* **Binding:** Hormonen binden aan specifieke receptoren op doelorganen of doelcellen.
* **Effect:** Binding aan de receptor leidt tot een effect in de doelcel, vaak door het bijsturen van biologische processen. Dit kan variëren van het beïnvloeden van de doorlaatbaarheid van het celmembraan tot het moduleren van de expressie van bepaalde componenten (zoals enzymen, receptoren, etc.).
* **Regulatie van afgifte:** De productie en afgifte van hormonen wordt op verschillende manieren gereguleerd:
* **Humorale prikkels:** Veranderingen in de chemische samenstelling van lichaamsvloeistoffen (bv. de concentratie van calciumionen in het bloed reguleert de afgifte van parathyroïdaal hormoon en calcitonine).
* **Hormonale prikkels:** Hormonen die door andere endocriene klieren worden afgegeven (bv. schildklierstimulerend hormoon, TSH, stimuleert de afgifte van schildklierhormonen).
* **Neurale prikkels:** Zenuwimpulsen die de afgifte van hormonen stimuleren (bv. de afgifte van adrenaline door de bijnieren wordt gestimuleerd door het sympathische zenuwstelsel).
* **Effecten:** Hormonen kunnen veel verschillende doelcellen in het lichaam beïnvloeden, waarbij het effect per doelcel kan variëren. Voorbeelden zijn veranderingen in haargroei of stemhoogte door steroïde hormonen.
* **Concentratie en turnover:** Hormonen zijn aanwezig in zeer lage concentraties (typisch rond $10^{-10}$ M). De turnover (de snelheid waarmee ze worden afgebroken en vervangen) is echter groot, wat betekent dat het signaal relatief snel kan worden beëindigd. De duur van de werking verschilt tussen hydrofiele en hydrofobe hormonen.
* **Functies:** Het hormoonstelsel is verantwoordelijk voor de regulatie van:
* Stofwisselingsprocessen op lange termijn
* Groei en ontwikkeling
* Water- en elektrolytenhuishouding
* Suiker-, vet- en eiwithuishouding
* Voortplanting
* Lichaamsverdediging en immuniteit
#### 1.2.2 De werking van hormonen op doelcellen
Hormonen oefenen hun effecten uit door te binden aan specifieke receptoren.
* **Extracellulaire receptoren:** Deze bevinden zich in het celmembraan en zijn typisch voor hydrofiele hormonen (aminozuurderivaten, peptiden, eicosanoïden). De binding van het hormoon (de eerste signaalstof) aan de receptor activeert een intracellulaire cascade, vaak via een G-eiwit, wat leidt tot de vorming van een tweede signaalstof (zoals cyclisch AMP, cAMP). Deze tweede signaalstof modificeert vervolgens de activiteit van enzymen of ionenkanalen in de cel, wat leidt tot een specifieke cellulaire reactie.
* Een typisch pad is: Hormoon -> Receptor -> G-eiwit -> Adenylaat cyclase -> ATP -> cAMP -> Kinase -> Wijziging van enzymactiviteit/ionenkanalen.
* **Intracellulaire receptoren:** Deze bevinden zich in het cytoplasma of de celkern en zijn typisch voor hydrofobe hormonen (steroïden, schildklierhormonen). Het hormoon kan de celmembraan passeren en direct binden aan de receptor. Het hormoon-receptorcomplex werkt vervolgens als een transcriptiefactor die de genexpressie beïnvloedt, wat leidt tot veranderingen in de synthese van eiwitten.
#### 1.2.3 Inactivatie van hormonen
Hormonen worden geïnactiveerd door verschillende mechanismen:
* Binding aan celreceptoren op doelcellen.
* Verwijdering uit het bloed door de lever en nieren.
* Afbraak door extracellulaire enzymen.
### 1.3 Structuur van hormonen
Hormonen kunnen worden onderverdeeld op basis van hun chemische structuur:
* **Aminozuurderivaten:** Kleine moleculen afgeleid van aminozuren. Velen zijn hydrofiel, zoals adrenaline (epinefrine) en thyroxine.
* **Peptiden en eiwitten:** Ketens van aminozuren, variërend in lengte van tientallen tot honderden aminozuren. Ze zijn over het algemeen hydrofiel. Voorbeelden zijn insuline, glucagon, oxytocine en ADH.
* **Vetderivaten (steroïden):** Afgeleid van cholesterol. Deze zijn hydrofoob en vetoplosbaar. Voorbeelden zijn testosteron, estradiol, progesteron en cortisol.
* **Vetderivaten (eicosanoïden):** Afgeleid van onverzadigde vetzuren. Ze zijn vaak kort levend en hebben voornamelijk paracriene effecten. Ze zijn amfipatisch (deels hydrofiel en deels hydrofoob). Voorbeelden zijn prostaglandinen en thromboxanen.
### 1.4 Belangrijke endocriene klieren en hun hormonen
#### 1.4.1 De hypofyse (hersenkappendel)
De hypofyse, een hormoonklier bestaande uit een voor- en achterkwab, geeft negen peptidehormonen af. De hypofyse wordt centraal gereguleerd door de hypothalamus.
* **Hypofysevoorkwab (adenohypofyse):**
* Gereguleerd door releasing- en inhibiting hormonen van de hypothalamus, die via het poortadersysteem van de hypofyse naar de voorkwab worden getransporteerd.
* **Thyroidstimulerend hormoon (TSH):** Stimuleert de schildklier.
* **Adrenocorticotroop hormoon (ACTH):** Stimuleert de bijnierschors voor de afgifte van glucocorticoïden.
* **Follikelstimulerend hormoon (FSH):** Stimuleert eicelontwikkeling en oestrogeenproductie bij vrouwen; spermaproductie bij mannen.
* **Luteïniserend hormoon (LH):** Induceert ovulatie en progesteronproductie bij vrouwen; androgeenproductie bij mannen.
* **Prolactine (PRL):** Stimuleert borstklierontwikkeling en melkproductie.
* **Groeihormoon (hGH/somatotropine):** Stimuleert celgroei en eiwitsynthese, mede via somatomedinen afgegeven door de lever.
* **Melanocyt-stimulerend hormoon (MSH):** Stimuleert melanocyten in de huid voor melanineproductie.
* **Hypofyseachterkwab (neurohypofyse):**
* Slaat hormonen op die door neuronen in de hypothalamus worden geproduceerd en geeft deze af.
* **Antidiuretisch hormoon (ADH):** Vermindert waterverlies via de urine en stimuleert dorst. Een tekort leidt tot diabetes insipidus.
* **Oxytocine:** Stimuleert baarmoedercontracties tijdens de bevalling en melksecretie; stimuleert ook gladde spieren in de prostaat.
#### 1.4.2 De schildklier
De schildklier, gelegen onder het strottenhoofd, is essentieel voor de productie van hormonen die jodium vereisen.
* **Hormonen:**
* **Thyroxine (T4) en Tri-joodthyronine (T3):** Deze hormonen versnellen de stofwisseling en warmteproductie (calorigeen effect). De werking van T3 is aanzienlijk sterker dan die van T4. T4 wordt in grotere hoeveelheden geproduceerd en wordt in doelorganen omgezet naar het meer actieve T3.
* **Calcitonine:** Geproduceerd door C-cellen (parafolliculaire cellen) en wordt gestimuleerd door een hoge calciumconcentratie in het bloed. Het heeft een hypocalcemisch effect door de activiteit van osteoclasten te remmen en calciumverlies via de urine te vergroten.
#### 1.4.3 De bijschildklieren
De vier bijschildklieren, gelegen op het dorsale oppervlak van de schildklier, produceren parathyroïdhormoon.
* **Parathormoon (PTH):** Geproduceerd door chief cells en gestimuleerd door lage calciumconcentraties in het bloed. PTH heeft een hypercalcemische werking door:
* Mobilisatie van calcium uit het bot (via osteoclasten).
* Stimulatie van calciumresorptie in de darmen (met hulp van actief vitamine D).
* Stimulatie van calciumterugresorptie in de nieren en bevordering van de aanmaak van actief vitamine D.
#### 1.4.4 De bijnieren
De bijnieren bestaan uit een bijnierschors en een bijniermerg, en liggen bovenop de nieren.
* **Bijnierschors (cortex):** Produceert corticosteroïden, afgeleid van cholesterol.
* **Mineralocorticoïden (bv. Aldosteron):** Geproduceerd in de zona glomerulosa. Reguleren water- en zouthuishouding en beïnvloeden de bloeddruk door de reabsorptie van natrium en water te bevorderen.
* **Glucocorticoïden (bv. Cortisol):** Geproduceerd in de zona fasciculata. Stimuleren het metabolisme (glucose- en vetafbraak), remmen het immuunsysteem en ontstekingsreacties. Cortison is een inactieve prodrug van cortisol.
* **Secxorticoïden:** Geproduceerd in de zona reticularis, voornamelijk androgenen.
* **Bijniermerg (medulla):** Produceert catecholamines.
* **Adrenaline (epinefrine) en Noradrenaline (norepinefrine):** De "fight or flight" hormonen. Ze verhogen de hartslag en bloeddruk, verwijden de luchtwegen, verhogen de bloedtoevoer naar spieren en beïnvloeden de glucose- en vetstofwisseling. Noradrenaline is ook betrokken bij alertheid en emotionele stabiliteit.
#### 1.4.5 De pijnappelklier (epifyse)
De pijnappelklier, gehecht aan het derde ventrikel, produceert melatonine.
* **Melatonine:** Reguleert het dag-nachtritme (circadiaan ritme), remt de voortplanting tot de puberteit en heeft antioxidant-eigenschappen. Veranderingen in melatonineproductie kunnen verband houden met seizoensgebonden depressies.
#### 1.4.6 De endocriene pancreas
De alvleesklier bevat de eilandjes van Langerhans met endocriene cellen.
* **Insuline:** Geproduceerd door bètacellen. Dit is een hydrofiel hormoon dat de bloedsuikerspiegel verlaagt door glucoseopname in cellen te bevorderen en glycogeenopslag in lever en spieren te stimuleren.
* **Glucagon:** Geproduceerd door alfacellen. Dit is een hydrofiel hormoon dat de bloedsuikerspiegel verhoogt door glycogeenafbraak in de lever te stimuleren.
* **Somatostatine:** Geproduceerd door deltacellen; remt de afgifte van insuline en glucagon.
> **Tip:** Diabetes mellitus ontstaat wanneer het lichaam de bloedsuikerspiegel niet goed kan reguleren. Bij type I diabetes is er een probleem met de insulineproductie of -afgifte (vaak genetisch of auto-immuun), terwijl bij type II diabetes de cellen minder goed reageren op insuline.
### 1.5 Secundaire endocriene organen
Vele organen met een primaire functie hebben ook secundaire endocriene functies.
* **Darmen:** Produceren hormonen zoals gastrine (stimuleert maagzuur), secretine (stimuleert pancreasbuffers), cholecystokinine (CCK, stimuleert spijsverteringsenzymen en galblaascontractie) en GIP (gastric inhibitory peptide, remt maagfunctie en stimuleert insulineafgifte).
* **Nieren:** Produceren calcitriol (actief vitamine D, bevordert calciumabsorptie), erythropoëtine (EPO, stimuleert aanmaak rode bloedcellen) en renine (een enzym dat betrokken is bij de regulatie van de bloeddruk via het renine-angiotensine-aldosteronsysteem).
* **Hart:** Spiercellen in de atria produceren atriaal natriuretisch peptide (ANP), dat de bloeddruk en bloedvolume verlaagt.
* **Thymus:** Produceert thymosinen, die de ontwikkeling van T-cellen reguleren.
* **Voortplantingsorganen:** Testes produceren androgenen (zoals testosteron) en inhibine. Ovaria produceren oestrogenen en progesteron, en ook inhibine. De placenta produceert diverse hormonen tijdens de zwangerschap.
* **Vetweefsel:** Produceert leptine (reguleert eetlust en verzadiging) en resistine (verminderde insulinegevoeligheid).
### 1.6 Hormonale interacties
Hormonen kunnen op verschillende manieren met elkaar interageren:
* **Antagonistisch:** Hormonen met tegengestelde effecten (bv. calcitonine en PTH op calciumconcentratie).
* **Synergetisch:** Hormonen die elkaars effect versterken (bv. hGH en cortisol op glucose-sparend effect).
* **Permissief:** Een hormoon is alleen effectief in de aanwezigheid van een ander hormoon (bv. adrenaline werkt op energieverbruik alleen als schildklierhormonen aanwezig zijn).
* **Integratief:** Verschillende hormonen hebben complementaire effecten die samen een gewenst resultaat bereiken (bv. calcitriol en PTH op calciumconcentratie).
### 1.7 Hormonen en groei
Meerdere hormonen zijn essentieel voor normale groei:
* **Groeihormoon (hGH):** Belangrijk voor de ontwikkeling van spieren en skelet bij kinderen; handhaaft glycemie en mobiliseert vet bij volwassenen. Tekorten leiden tot dwerggroei, overschotten tot reuzengroei.
* **Schildklierhormonen:** Cruciaal voor de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel in het eerste levensjaar en voor skeletontwikkeling daarna.
* **Insuline:** Zorgt voor continue glucosevoorziening van cellen.
* **Parathyroïdaal hormoon (PTH) en Calcitriol:** Essentieel voor calciumopname voor botopbouw. Tekorten kunnen leiden tot rachitis (zwak gemineraliseerde botten).
### 1.8 Hormonen en stress
Stress, elke toestand die de homeostase bedreigt, activeert het Algemeen Adaptatie Syndroom (AAS):
* **Alarmfase:** Initiële reactie van het sympathische zenuwstelsel.
* **Weerstandsfase:** Langdurige reactie, voornamelijk gemedieerd door glucocorticoïden.
* **Uitputtingsfase:** Falen van orgaanstelsels bij langdurige of extreme stress.
### 1.9 Hormonen en gedrag
Hormonen beïnvloeden gedrag:
* **Geslachtshormonen:** Testosteron kan agressief gedrag verhogen, oestrogeen kan seksueel bewustzijn verhogen.
* **Schildklierhormonen:** Overmaat kan leiden tot nervositas, tekorten tot futloosheid.
* **Antidiuretisch hormoon (ADH):** Stimuleert dorst.
### 1.10 Hormonen en veroudering
Hoewel de productie van sommige hormonen niet significant verandert met de leeftijd, is er een afname in voortplantingshormonen, hGH en insuline. Dit kan bijdragen aan verlies van botdichtheid en spiermassa, en een verminderde weefselreactie op hormonen zoals ADH en glucocorticoïden.
---
# Structuur en werking van hormonen
Dit deel behandelt de algemene principes van hormoonwerking, hun structurele indeling, productie, transport, binding aan receptoren en de resulterende effecten in doelcellen.
### 2.1 Werking van hormonen: algemene principes
Hormonen zijn chemische boodschappers die door endocriene organen worden geproduceerd en via de bloedbaan naar doelcellen worden getransporteerd, waar ze zich binden aan specifieke receptoren. Dit leidt tot een verandering in de activiteit van de doelcel, wat resulteert in de regulatie van diverse fysiologische processen zoals groei, stofwisseling, voortplanting en immuunrespons.
#### 2.1.1 Productie van hormonen
De synthese en afgifte van hormonen worden gereguleerd door:
* **Humorale prikkels:** Veranderingen in de concentratie van bepaalde stoffen in lichaamsvloeistoffen (bv. calciumionen die de afgifte van parathyroïdhormoon reguleren).
* **Hormonale prikkels:** Hormonen die de afgifte van andere hormonen stimuleren (bv. TSH dat de afgifte van schildklierhormonen bevordert).
* **Neurale prikkels:** Zenuwimpulsen die de afgifte van hormonen stimuleren (bv. de afgifte van adrenaline door de bijnieren).
#### 2.1.2 Transport van hormonen
* **Hydrofiele hormonen:** Deze hormonen lossen goed op in water en circuleren vrij in de bloedbaan, waardoor ze direct beschikbaar zijn voor de doelcellen.
* **Hydrofobe hormonen:** Deze hormonen lossen slecht op in water en binden zich aan transporteiwitten (zoals albumine en globulinen) in de bloedbaan. Slechts een klein deel is vrij en actief, wat zorgt voor een langere halfwaardetijd en een langduriger effect.
#### 2.1.3 Binding aan receptoren
Hormonen oefenen hun effect uit door binding aan specifieke receptoren op of in de doelcellen.
* **Extracellulaire receptoren:** Deze bevinden zich in het celmembraan en zijn doorgaans de doelwitten voor hydrofiele hormonen (aminozuurderivaten, peptiden, eicosanoïden). De binding van het hormoon aan de receptor activeert een intracellulaire signaalcascade, vaak via een tweede boodschapper zoals cyclisch AMP (cAMP). Dit leidt tot veranderingen in de enzymactiviteit of de opening van ionenkanalen.
* **Intracellulaire receptoren:** Deze bevinden zich in het cytoplasma of de celkern en zijn doorgaans de doelwitten voor hydrofobe hormonen (steroïden, schildklierhormonen). Het hormoon bindt aan de receptor en het hormoon-receptorcomplex treedt de celkern binnen om de genexpressie te beïnvloeden.
#### 2.1.4 Effecten op doelcellen
Hormonen kunnen diverse effecten hebben op doelcellen, waaronder:
* Beïnvloeding van de doorlaatbaarheid van het celmembraan.
* Bijsturing van de expressie van specifieke componenten, zoals eiwitten (enzymen, receptoren).
* Het bijsturen van biologische processen.
> **Tip:** Een enkel hormoon kan meerdere doelcellen beïnvloeden en in verschillende weefsels uiteenlopende effecten teweegbrengen.
#### 2.1.5 Inactivatie van hormonen
Hormonen worden geïnactiveerd door:
* Binding aan celreceptoren.
* Uitscheiding door de lever en nieren.
* Afbraak door extracellulaire enzymen.
### 2.2 Structuur van hormonen
Hormonen worden ingedeeld op basis van hun chemische structuur:
#### 2.2.1 Aminozuurderivaten
* Kleine moleculen gevormd uit aminozuren.
* Meestal hydrofiel.
* Voorbeelden: adrenaline (epinefrine), noradrenaline, thyroxine.
#### 2.2.2 Peptiden en proteïnen
* Keten van aminozuren.
* Meestal hydrofiel.
* Voorbeelden: insuline, glucagon, oxytocine, vasopressine.
#### 2.2.3 Vetderivaten: Steroïden
* Afgeleiden van cholesterol.
* Altijd hydrofoob en vetoplosbaar.
* Voorbeelden: testosteron, estradiol, progesteron, cortisol.
#### 2.2.4 Vetderivaten: Eicosanoïden
* Afgeleiden van vetzuren.
* Amfipatisch (deels hydrofiel, deels hydrofoob).
* Kort levende hormonen met voornamelijk paracriene effecten.
* Voorbeelden: prostaglandinen, thromboxanen.
### 2.3 Endocriene organen en hun hormonen
Diverse organen en klieren spelen een cruciale rol in het hormoonstelsel:
#### 2.3.1 Hypofyse
De hypofyse, bestaande uit de hypofysevoorkwab (adenohypofyse) en de hypofyseachterkwab (neurohypofyse), produceert een reeks peptidehormonen.
* **Hypofysevoorkwab:** Geproduceerd onder invloed van regulerende hormonen uit de hypothalamus. Belangrijke hormonen zijn onder andere TSH, ACTH, FSH, LH, prolactine, groeihormoon (hGH) en MSH.
* **Hypofyseachterkwab:** Geeft hormonen af die in de hypothalamus worden gesynthetiseerd, namelijk ADH (antidiuretisch hormoon) en oxytocine.
#### 2.3.2 Schildklier
De schildklier, gelegen onder het strottenhoofd, produceert T3 (tri-joodthyronine) en T4 (thyroxine), die de stofwisseling versnellen, en calcitonine, dat de calciumconcentratie in het bloed verlaagt. Jodium is essentieel voor de productie van T3 en T4.
#### 2.3.3 Bijschildklieren
De vier bijschildklieren, ingebed in de schildklier, produceren parathyroïdhormoon (PTH). PTH verhoogt de calciumconcentratie in het bloed door de mobilisatie van calcium uit bot, de terugresorptie van calcium in de nieren en de stimulatie van vitamine D-activatie.
#### 2.3.4 Bijnieren
De bijnieren bestaan uit een bijnierschors en een bijniermerg.
* **Bijnierschors:** Produceert corticosteroïden, waaronder mineralocorticoïden (bv. aldosteron, reguleren water- en zouthuishouding), glucocorticoïden (bv. cortisol, stresshormoon, beïnvloedt metabolisme en immuunsysteem) en sexcorticoïden (vnl. androgenen).
* **Bijniermerg:** Produceert catecholamines zoals adrenaline en noradrenaline, de hormonen van de "vecht-of-vluchtreactie".
#### 2.3.5 Pijnappelklier (Epifyse)
De pijnappelklier produceert melatonine, dat betrokken is bij de regulatie van dag-nachtritmes en de remming van de voortplanting.
#### 2.3.6 Endocriene pancreas
De eilandjes van Langerhans in de pancreas produceren insuline (verlaagt bloedsuiker) door de bètacellen en glucagon (verhoogt bloedsuiker) door de alfacellen.
#### 2.3.7 Secundaire endocriene organen
Vele andere organen hebben ook endocriene functies, waaronder:
* **Darmen:** Produceren hormonen zoals gastrine, secretine, cholecystokinine (CCK) en GIP die de spijsvertering reguleren.
* **Nieren:** Produceren calcitriol (actieve vitamine D), erytropoëtine (EPO) en renine.
* **Hart:** Produceert atriaal natriuretisch peptide (ANP).
* **Thymus:** Produceert thymosinen die de ontwikkeling van T-cellen reguleren.
* **Voortplantingsorganen:** Produceren geslachtshormonen (testosteron, oestrogenen, progesteron).
* **Vetweefsel:** Produceert leptine (verzadigingshormoon) en resistine.
### 2.4 Hormonale interacties en effecten
Hormonen kunnen op verschillende manieren interageren:
* **Antagonistisch:** Hormonen met een tegengesteld effect (bv. calcitonine en PTH op calcium).
* **Synergetisch:** Hormonen met een versterkend effect.
* **Permissief:** Een hormoon is alleen actief in aanwezigheid van een ander hormoon.
* **Integratief:** Verschillende hormonen met complementaire effecten.
Hormonen zijn essentieel voor normale groei (groeihormoon, schildklierhormonen, insuline, PTH, calcitriol, geslachtshormonen).
**Hormonen en stress:** Stress activeert het algemeen adaptatiesyndroom, met een alarmfase (sympathisch zenuwstelsel), een weerstandsfase (glucocorticoïden) en een uitputtingsfase.
**Hormonen en gedrag:** Geslachtshormonen en schildklierhormonen beïnvloeden gedrag en emoties. ADH stimuleert dorst.
**Hormonen en veroudering:** Met het ouder worden neemt de productie van bepaalde hormonen (bv. voortplantingshormonen, hGH, insuline) af, wat leidt tot veranderingen in botdichtheid, spiermassa en weefselrespons.
---
# Specifieke endocriene klieren en hun hormonen
Dit hoofdstuk behandelt de specifieke endocriene klieren, hun geproduceerde hormonen, de functies van deze hormonen en mogelijke pathologieën die verband houden met disfuncties van deze klieren.
### 3.1 Het hormoonstelsel: algemene principes
Het hormoonstelsel is een communicatiesysteem binnen meercellige organismen dat de groei, celdifferentiatie, synthese en secretie van metabolieten, en de homeostase van lichaamsvloeistoffen reguleert. Endocriene communicatie vindt plaats doordat cellen componenten (hormonen) vrijgeven die via de bloedbaan receptoren op verafgelegen doelcellen beïnvloeden. Dit leidt tot trage, maar langdurige effecten. Hormonen worden in lage concentraties geproduceerd en hebben een relatief snelle turnover.
#### 3.1.1 Structuur en werking van hormonen
Hormonen zijn chemische stoffen die de stofwisseling van doelcellen veranderen. Hun synthese wordt gereguleerd door humorale, hormonale en neurale prikkels. Ze worden extracellulair uitgescheiden en komen via de bloedbaan bij hun doelwitorganen.
* **Hydrofiele hormonen** circuleren vrij in de bloedbaan en binden aan membraanreceptoren, waarbij ze vaak een tweede signaalstof (zoals cyclisch AMP) activeren.
* **Hydrofobe hormonen** (zoals steroïden) binden aan transporteiwitten in het bloed en diffunderen gemakkelijker door celmembranen om intracellulaire receptoren te activeren, wat leidt tot veranderingen in genexpressie.
Hormonen worden geïnactiveerd door binding aan celreceptoren of door afbraak in de lever en nieren.
#### 3.1.2 Classificatie van hormonen
Hormonen kunnen worden ingedeeld op basis van hun chemische structuur:
* **Aminozuurderivaten:** Kleine moleculen, vaak hydrofiel (bv. adrenaline, thyroxine).
* **Peptiden en proteïnen:** Ketens van aminozuren, overwegend hydrofiel (bv. insuline, ADH).
* **Steroïden:** Afgeleid van cholesterol, altijd hydrofoob (bv. testosteron, cortisol).
* **Eicosanoïden:** Afgeleid van vetzuren, amfipatisch en kort levend (bv. prostaglandines).
### 3.2 De hypofyse
De hypofyse, een klier die aan de hypothalamus is gehecht, produceert negen peptidehormonen die voornamelijk hydrofiel zijn en via membraanreceptoren werken. Het bestaat uit een voorkwab (adenohypofyse) en een achterkwab (neurohypofyse).
#### 3.2.1 De hypofysevoorkwab
De hypofysevoorkwab wordt gereguleerd door releasing en inhibiting hormonen van de hypothalamus via een poortadersysteem. Belangrijke hormonen zijn:
* **Thyroidstimulerend hormoon (TSH):** Stimuleert de schildklier.
* **Adrenocorticotroop hormoon (ACTH):** Stimuleert de bijnier.
* **Follikelstimulerend hormoon (FSH):** Cruciaal voor gametenontwikkeling.
* **Luteïniserend hormoon (LH):** Betrokken bij ovulatie en androgeenproductie.
* **Prolactine (PRL):** Stimuleert borstontwikkeling en melkproductie.
* **Groeihormoon (hGH) / Somatotropine:** Stimuleert celgroei.
* **Melanocyt-stimulerend hormoon (MSH):** Beïnvloedt pigmentatie.
Regulatie geschiedt door negatieve feedback van de doelklierhormonen op de hypofyse en hypothalamus.
#### 3.2.2 De hypofyseachterkwab
De hypofyseachterkwab slaat hormonen op die door neuronen in de hypothalamus worden geproduceerd en geeft deze af:
* **Antidiuretisch hormoon (ADH):** Reguleert waterbalans en dorst. Een tekort leidt tot diabetes insipidus.
* **Oxytocine:** Stimuleert baarmoedercontracties en melksecretie.
### 3.3 De schildklier
De schildklier, gelegen onder het strottenhoofd, produceert schildklierhormonen (T3 en T4) en calcitonine, die essentiële processen reguleren.
#### 3.3.1 Schildklierhormonen (T3 en T4)
Deze hormonen versnellen de stofwisseling en warmteproductie. T3 is ongeveer tienmaal krachtiger dan T4, en een groot deel van T3 wordt gevormd door omzetting van T4 in doelweefsels. Jodium is essentieel voor de productie van T3 en T4.
#### 3.3.2 Calcitonine
Geproduceerd door C-cellen, verlaagt calcitonine de bloedcalciumconcentratie door osteoclasten te remmen en calciumverlies via de urine te vergroten. Dit is belangrijk tijdens groei, honger en zwangerschap.
#### 3.3.3 Schildklierpathologie
* **Hypo- en hyperthyreose:** Kan worden vastgesteld via bloedanalyses (T3, T4, TSH) en schildklier-scans.
* **Hyperthyreose:** Symptomen omvatten vermagering, hartkloppingen, beven. Oorzaken zijn toxisch adenoom of de ziekte van Graves-Basedow (auto-immuun). Behandeling omvat thyreostatica, radioactief jodium of chirurgie.
* **Hypothyreose:** Symptomen zijn gewichtstoename, koudegevoel, bradycardie. Oorzaken zijn aangeboren aandoeningen, ziekte van Hashimoto (auto-immuun) of jodiumtekort. Myxoedeem (huidzwelling) is kenmerkend.
* **Struma (kropgezwel):** Vergroting van de schildklier, die euthyroïd (normale functie) of toxisch (hyperthyreoïdie) kan zijn. Kan optreden bij jodiumtekort.
### 3.4 De bijschildklieren
De vier bijschildklieren, gelegen op de schildklier, produceren parathyroïdhormoon (PTH) dat de bloedcalciumconcentratie verhoogt.
#### 3.4.1 Parathyroïdhormoon (PTH)
PTH stimuleert:
* **Bot:** Mobilisatie van calcium uit het bot via osteoclasten.
* **Darm:** Stimuleert calciumresorptie (met hulp van actief vitamine D).
* **Nier:** Stimuleert calciumterugresorptie en de aanmaak van actief vitamine D.
#### 3.4.2 Calciumhuishouding
Ongeveer 99% van het calcium bevindt zich in het bot. Vrij (geïoniseerd) calcium is cruciaal voor bloedstolling en de prikkelbaarheid van zenuw- en spierweefsel. Hypocalcemie kan leiden tot tetanie, terwijl hypercalcemie spierzwakte kan veroorzaken. Vitamine D, zowel uit de huid als voeding, is essentieel voor calciumopname en wordt actief in de nier.
### 3.5 De bijnieren
De bijnieren, bovenop de nieren gelegen, bestaan uit een bijnierschors en een bijniermerg.
#### 3.5.1 Bijnierschors (cortex)
Produceert corticosteroïden, afgeleid van cholesterol:
* **Mineralocorticoïden (bv. Aldosteron):** Gereguleerd door angiotensine II, regelen water- en zouthuishouding en bloeddruk door Na+ en waterretentie en K+ secretie.
* **Glucocorticoïden (bv. Cortisol):** Gereguleerd door ACTH, fungeert als stresshormoon. Stimuleert glucose- en vetmetabolisme, remt het immuunsysteem en ontstekingen, en beïnvloedt de elektrolytenbalans. Cortison is een inactieve voorloper van cortisol.
* **Secxorticoïden (voornamelijk androgenen):** Geproduceerd in de zona reticularis.
#### 3.5.2 Bijnierpathologie
* **Ziekte van Cushing / Syndroom van Cushing:** Teveel aan glucocorticoïden. Symptomen omvatten vetophoping, spieratrofie, 'moon face', osteoporose en glucose-intolerantie.
* **Ziekte van Addison:** Tekort aan glucocorticoïden. Symptomen zijn onder andere hypotensie, uitdroging, K+-retentie en een inadequate stressrespons. Dit kan leiden tot 'bronsdiabetes' door verhoogd ACTH.
#### 3.5.3 Bijniermerg (medulla)
Produceert catecholamines:
* **Adrenaline (epinefrine) en Noradrenaline (norepinefrine):** De 'fight or flight' hormonen. Ze verhogen de hartslag, bloeddruk, bloedtoevoer naar spieren, en mobiliseren glucose. Noradrenaline is meer betrokken bij de dagelijkse alertheid en emotionele stabiliteit.
### 3.6 De pijnappelklier (epifyse)
De pijnappelklier, gehecht aan het derde ventrikel, produceert melatonine.
* **Melatonine:** Reguleert dag-nachtritmes, remt de voortplanting (daling leidt tot puberteit), en werkt als antioxidant. Verhoogde productie in de winter kan geassocieerd worden met seizoensgebonden depressies.
### 3.7 De endocriene pancreas
De pancreas bevat de eilandjes van Langerhans, met cellen die hormonen produceren.
* **Insuline:** Geproduceerd door bètacellen, verlaagt de bloedsuikerspiegel door glucoseopname en opslag te stimuleren.
* **Glucagon:** Geproduceerd door alfacellen, verhoogt de bloedsuikerspiegel door glycogeenafbraak te stimuleren.
* **Somatostatine:** Geproduceerd door deltacellen, remt de afgifte van insuline en glucagon.
#### 3.7.1 Glucosehomeostase en diabetes mellitus
Diabetes mellitus ontstaat wanneer de bloedglucoseconcentratie chronisch verhoogd is.
* **Type I Diabetes (IDDM):** Problemen met insulinesynthese of -afgifte, vaak genetisch of auto-immuun. Behandeling vereist insulinetoediening.
* **Type II Diabetes (NIDDM):** Verminderde respons op insuline door receptordefecten. Behandeling omvat levensstijl- en dieetaanpassingen.
### 3.8 Secundaire endocriene organen
Veel organen hebben ook endocriene functies:
* **Darmen:** Produceren gastrine, secretine, cholecystokinine (CCK), en gastric inhibitory peptide (GIP), die spijsverteringsprocessen reguleren en insulineafgifte stimuleren.
* **Nieren:** Produceren calcitriol (actief vitamine D), erytropoëtine (EPO) voor rode bloedcelproductie, en renine, dat betrokken is bij de bloeddrukregulatie.
* **Hart:** Geeft atriaal natriuretisch peptide (ANP) af om de bloeddruk en het bloedvolume te verlagen.
* **Thymus:** Produceert thymosinen die de ontwikkeling van T-cellen reguleren.
* **Voortplantingsorganen:**
* **Testes:** Produceren androgenen (testosteron) en inhibine.
* **Ovaria:** Produceren oestrogenen, progesteron en inhibine.
* **Placenta:** Produceert diverse hormonen tijdens de zwangerschap.
* **Vetweefsel:** Produceert leptine (verzadiging, eetlustregulatie) en resistine (vermindert insulinegevoeligheid).
### 3.9 Hormonale interactie
Hormonen kunnen op verschillende manieren interageren:
* **Antagonistisch:** Twee hormonen hebben tegengestelde effecten (bv. calcitonine en PTH op calcium).
* **Synergetisch:** Twee hormonen versterken elkaars effect (bv. hGH en cortisol op glucose).
* **Permissief:** Een hormoon is alleen effectief in de aanwezigheid van een ander hormoon (bv. adrenaline en schildklierhormonen).
* **Integratief:** Verschillende hormonen hebben complementaire effecten (bv. calcitriol en PTH op calcium).
Hormonen zoals groeihormoon, schildklierhormonen, insuline, parathyroïdaal hormoon, calcitriol en voortplantingshormonen zijn essentieel voor normale groei en ontwikkeling.
### 3.10 Hormonen en stress
Stress, elke toestand die de homeostase bedreigt, activeert de algemene adaptatiesyndroom, bestaande uit de alarmfase (sympathisch zenuwstelsel), weerstandsfase (glucocorticoïden) en uitputtingsfase.
### 3.11 Hormonen en gedrag
Geslachtshormonen, schildklierhormonen, antidiuretisch hormoon en andere kunnen gedrag beïnvloeden, zoals agressiviteit, dorst, alertheid en emotionele stabiliteit.
### 3.12 Hormonen en veroudering
Met de leeftijd neemt de productie van voortplantingshormonen af, evenals de afgifte van hGH en insuline, wat leidt tot verlies van botdichtheid en spiermassa. De weefselreactie op ADH en glucocorticoïden kan ook verminderen.
---
# Secundaire endocriene organen en hormonale interacties
Dit gedeelte behandelt de diverse organen met secundaire endocriene functies en de verschillende patronen van hormonale interactie, evenals de rol van hormonen bij groei, stress, gedrag en veroudering.
### 4.1 Secundaire endocriene organen
Naast de primaire endocriene klieren, spelen ook andere organen een rol in de hormoonproductie en -regulatie. Deze organen worden beschouwd als secundaire endocriene organen.
#### 4.1.1 De darmen
De darmen hebben diverse endocriene functies en produceren verschillende hormonen die het spijsverteringsproces reguleren.
* **Gastrine:** Geproduceerd als reactie op de maaginhoud (met name onverteerde eiwitten). Het stimuleert de aanmaak van zuren en enzymen in de maag en bevordert de maagbewegingen.
* **Secretine:** Wordt afgegeven wanneer maaginhoud het duodenum bereikt. Het remt de maagbeweging en maagsapafgifte, stimuleert de pancreas tot de productie van bufferende stoffen en bevordert de galafgifte door de lever.
* **Cholecystokinine (CCK):** Geproduceerd wanneer de maaginhoud het duodenum binnenkomt, vooral bij vet- en eiwitrijke inhoud. Het remt de maagbeweging en maagsapafgifte, stimuleert de pancreas tot de aanmaak van spijsverteringsenzymen, zorgt voor contractie van de galblaas en onderdrukt het hongergevoel in het centrale zenuwstelsel.
* **Gastric inhibitory peptide (GIP):** Wordt geproduceerd wanneer de maaginhoud het duodenum binnenkomt, vooral bij vet- en koolhydraatrijke inhoud. Het remt de maagbeweging en maagsapafgifte, en stimuleert de pancreas tot de afgifte van insuline.
#### 4.1.2 De nieren
De nieren spelen een cruciale rol in de hormoonproductie en -regulatie, met name wat betreft calciumhuishouding, bloedaanmaak en bloeddrukregulatie.
* **Calcitriol (actief vitamine D):** Geproduceerd onder invloed van parathyroïdhormoon (PTH). Het verhoogt de calcium- en fosfaatopname in de darmen en vermindert de uitscheiding hiervan via de nieren, wat leidt tot een stijging van de calciumspiegel in het bloed.
* **Erytropoëtine (EPO):** Stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg.
* **Renine:** Een enzym dat een sleutelrol speelt in het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS), dat de bloeddruk reguleert. Renine leidt tot de vorming van angiotensine II, wat de afgifte van aldosteron door de bijnierschors stimuleert.
#### 4.1.3 Het hart
Gespecialiseerde spiercellen in de hartboezems (atria) produceren atriaal natriuretisch peptide (ANP).
* **Atriaal natriuretisch peptide (ANP):** ANP wordt afgegeven om de bloeddruk en het bloedvolume te verlagen. Het bevordert de uitscheiding van natrium en water via de nieren.
#### 4.1.4 De thymus
De thymus, gelegen achter het borstbeen, is essentieel voor de rijping van T-cellen.
* **Thymosinen:** Deze hormonen, geproduceerd door de thymus, reguleren de ontwikkeling en rijping van T-cellen. De productie neemt na de puberteit af.
#### 4.1.5 De voortplantingsorganen
De testes en ovaria, als primaire endocriene organen, produceren naast gameten ook hormonen. De placenta speelt tijdens de zwangerschap ook een endocriene rol.
* **Testes:**
* **Androgenen (o.a. testosteron):** Geproduceerd door de interstitiële cellen, verantwoordelijk voor de mannelijke geslachtskenmerken en spermaproductie.
* **Inhibine:** Geproduceerd door Sertolicellen, remt de afgifte van follikelstimulerend hormoon (FSH).
* **Ovaria:**
* **Oestrogenen:** Geproduceerd door follikelcellen, essentieel voor de ontwikkeling van de vrouwelijke geslachtskenmerken en de regulatie van de menstruatiecyclus.
* **Progesteron:** Geproduceerd door de cellen van het corpus luteum (gele lichaam), belangrijk voor de voorbereiding van de baarmoeder op een zwangerschap en het onderhouden daarvan.
* **Inhibine:** Geproduceerd door follikelcellen, remt de afgifte van FSH.
* **Placenta:** Produceert tijdens de zwangerschap diverse hormonen, waaronder humaan choriongonadotrofine (hCG), oestrogenen en progesteron, die cruciaal zijn voor het behoud van de zwangerschap.
#### 4.1.6 Vetweefsel
Vetweefsel is niet alleen een opslagorgaan voor energie, maar ook een actief endocrien orgaan.
* **Leptine:** Dit hormoon reguleert de eetlust en geeft een gevoel van verzadiging aan de hersenen. Het speelt ook een rol in de regulatie van de hypothalamus op de secretie van gonadotrofine-releasing hormoon (GnRH), wat indirect de geslachtshormonen beïnvloedt. Een verband tussen overgewicht, resistine en diabetes type II wordt onderzocht.
* **Resistine:** Dit hormoon kan de gevoeligheid voor insuline verminderen, wat mogelijk bijdraagt aan de ontwikkeling van diabetes type II bij mensen met overgewicht.
### 4.2 Hormonale interacties
Hormonen werken zelden geïsoleerd; ze interageren met elkaar op diverse manieren, wat leidt tot complexe fysiologische effecten.
* **Antagonistische interactie:** Twee hormonen hebben tegengestelde effecten op hetzelfde fysiologische proces.
* *Voorbeeld:* Calcitonine (verlaagt calcium) en parathyroïdhormoon (verhoogt calcium) werken antagonistisch op de calciumconcentratie in het bloed.
* **Synergetische interactie:** Twee of meer hormonen werken samen om een effect te versterken, wat leidt tot een grotere respons dan wanneer elk hormoon afzonderlijk zou werken.
* *Voorbeeld:* Groeihormoon (hGH) en cortisol kunnen synergetisch werken bij het sparen van glucose (verhoging van de glucoseconcentratie in het bloed).
* **Permissieve interactie:** Een hormoon is alleen in staat om zijn volledige effect uit te oefenen in de aanwezigheid van een ander hormoon. Het eerste hormoon is dus afhankelijk van het tweede hormoon voor zijn activiteit.
* *Voorbeeld:* Adrenaline kan zijn volledige effect op het energieverbruik pas uitoefenen wanneer schildklierhormonen aanwezig zijn.
* **Integratieve interactie:** Verschillende hormonen hebben complementaire effecten die samen bijdragen aan een specifiek fysiologisch resultaat.
* *Voorbeeld:* Calcitriol en parathyroïdhormoon werken op verschillende manieren samen om de calciumconcentratie in het bloed te reguleren.
### 4.3 Hormonen en groei
Verschillende hormonen zijn essentieel voor een normale groei en ontwikkeling gedurende het leven.
* **Groeihormoon (hGH):** Speelt een cruciale rol bij de groei van spieren en botten, vooral in de kindertijd. Bij volwassenen helpt het bij het handhaven van de glycemie en het mobiliseren van vetreserves. Tekorten kunnen leiden tot dwerggroei, terwijl overmatige productie reuzengroei kan veroorzaken.
* **Schildklierhormonen (T3 en T4):** Essentieel voor de ontwikkeling van het zenuwstelsel in het eerste levensjaar en voor de skeletontwikkeling daarna.
* **Insuline:** Zorgt voor een continue glucosevoorziening van de cellen, wat cruciaal is voor hun functioneren en dus ook voor groei.
* **Parathyroïdaal hormoon (PTH) en Calcitriol:** Noodzakelijk voor de opname van calcium uit de voeding, wat essentieel is voor de botopbouw. Onvoldoende calcium kan leiden tot zwak gemineraliseerde botten (rachitis).
* **Voortplantingshormonen:** Spelen een rol in de puberale groeispurt en de verdere ontwikkeling van het lichaam.
### 4.4 Hormonen en stress
Stress is elke toestand die de homeostase van het lichaam bedreigt, zowel lichamelijk als emotioneel. Het lichaam reageert hierop via het Algemeen Adaptatie Syndroom (AAS).
* **Alarmfase:** De initiële reactie, gedomineerd door de activiteit van het sympathische zenuwstelsel en de afgifte van adrenaline en noradrenaline. Dit bereidt het lichaam voor op 'vechten of vluchten'.
* **Weerstandsfase:** Gekenmerkt door de langdurige reactie van glucocorticoïden, zoals cortisol. Deze hormonen helpen het lichaam om de stressor te weerstaan door onder andere het metabolisme te verhogen en ontstekingsreacties te onderdrukken.
* **Uitputtingsfase:** Als de stress aanhoudt en de adaptieve mechanismen falen, kan dit leiden tot orgaanfalen en ernstige gezondheidsproblemen.
### 4.5 Hormonen en gedrag
Hormonen hebben een significante invloed op diverse aspecten van het gedrag.
* **Geslachtshormonen:** Testosteron wordt geassocieerd met verhoogd agressief gedrag, terwijl oestrogeen kan bijdragen aan verhoogd seksueel bewustzijn.
* **Schildklierhormonen:** Overmatige productie kan leiden tot nervositas en rusteloosheid, terwijl een tekort kan resulteren in futloosheid en lusteloosheid.
* **Antidiuretisch hormoon (ADH):** Stimuleert het dorstgevoel, wat direct gedrag stuurt door de behoefte aan vochtinname te creëren.
### 4.6 Hormonen en veroudering
Veroudering is een complex proces waarbij hormonale veranderingen een rol spelen.
* Hoewel veel hormoonspiegels relatief stabiel blijven, nemen de productie van voortplantingshormonen af.
* De afgifte van groeihormoon en insuline kan verminderen, wat kan bijdragen aan verlies van botdichtheid en spiermassa.
* De gevoeligheid van weefsels voor hormonen zoals ADH en glucocorticoïden kan ook afnemen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Autocrien | Een vorm van celcommunicatie waarbij een cel componenten uitscheidt die vervolgens dezelfde cel beïnvloeden, bijvoorbeeld om groei en ontwikkeling te handhaven. |
| Paracrien | Een type celcommunicatie waarbij een cel componenten vrijgeeft die naburige cellen beïnvloeden, zoals neurotransmitters bij zenuwimpulsen. |
| Endocrien | Een communicatiemethode waarbij cellen componenten (hormonen) vrijgeven die via de bloedbaan cellen op grote afstand in het organisme beïnvloeden. |
| Hormoon | Een chemische signaalstof die door endocriene cellen wordt geproduceerd en afgescheiden, die de stofwisseling van vele cellen verandert en werkt op specifieke doelcellen na binding aan receptoren. |
| Receptor | Een molecuul, meestal een eiwit, dat specifiek kan binden aan een bepaald hormoon of signaalmolecuul, wat leidt tot een cellulaire respons. |
| Humorale prikkels | Een stimulus voor de productie of afgifte van hormonen die gebaseerd is op de concentratie van specifieke stoffen in lichaamsvloeistoffen, zoals de calciumconcentratie in het bloed. |
| Hormonale prikkels | Een stimulus voor de productie of afgifte van hormonen die wordt veroorzaakt door de actie van een ander hormoon, zoals TSH dat de afgifte van schildklierhormonen stimuleert. |
| Neurale prikkels | Een stimulus voor de productie of afgifte van hormonen die wordt veroorzaakt door zenuwactiviteit, zoals de afgifte van adrenaline door de bijnieren als reactie op stress. |
| Hydrofiele hormonen | Hormonen die goed oplossen in water en vrij circuleren in de bloedbaan, direct beschikbaar voor het organisme. |
| Hydrofobe hormonen | Hormonen die slecht oplossen in water en gebonden aan transporteiwitten in de bloedbaan circuleren, wat resulteert in een langduriger effect. |
| Extracellulaire receptoren | Receptoren die zich in het celmembraan bevinden en nodig zijn voor het transport van hydrofiele hormonen de cel in, vaak werkend via een tweede signaalstof. |
| Intracellulaire receptoren | Receptoren die zich in het cytoplasma of de celkern bevinden en voornamelijk binden aan hydrofobe hormonen, waarbij ze direct de genexpressie beïnvloeden. |
| Tweede signaalstof | Een intracellulair molecuul, zoals cyclisch AMP (cAMP), dat een cascade van biochemische reacties in de cel start na de binding van een hormoon aan een extracellulaire receptor. |
| Genexpressie | Het proces waarbij de informatie in een gen wordt gebruikt om een functioneel genproduct te maken, meestal een eiwit; intracellulaire receptoren kunnen dit proces direct beïnvloeden. |
| Feedbackmechanisme | Een regulerend proces waarbij het effect van een hormoon op het lichaam op zijn beurt de afgifte van dat hormoon beïnvloedt, vaak negatief om de homeostase te handhaven. |
| Aminozuurderivaten | Hormonen die chemisch afgeleid zijn van aminozuren, zoals adrenaline en schildklierhormonen. |
| Peptiden en eiwitten | Hormonen die bestaan uit ketens van aminozuren, zoals insuline en ADH, en over het algemeen hydrofiel zijn. |
| Steroïden | Hydrofobe hormonen die zijn afgeleid van cholesterol, zoals testosteron en cortisol, en vetoplosbaar zijn. |
| Eicosanoïden | Hormonen die zijn afgeleid van vetzuren, zoals prostaglandinen, en amfipatisch zijn (deels hydrofiel en deels hydrofoob), met een kort leven. |
| Hypothalamus | Een deel van de hersenen dat fungeert als het centrale controlecentrum voor de regulatie van veel hormoonafgiften, met name die van de hypofyse. |
| Hypofyse | Een endocriene klier, ook wel de "hoofdklier" genoemd, die negen belangrijke peptidehormonen afgeeft en onder controle staat van de hypothalamus. |
| Adenohypofyse (voorkwab) | Het voorste deel van de hypofyse dat gereguleerd wordt door regulerende hormonen uit de hypothalamus en een reeks belangrijke hormonen afgeeft. |
| Neurohypofyse (achterkwab) | Het achterste deel van de hypofyse dat hormonen (ADH en oxytocine) opslaat en afgeeft die geproduceerd zijn in de hypothalamus. |
| Antidiuretisch hormoon (ADH) | Een hormoon geproduceerd in de hypothalamus en afgegeven door de hypofyseachterkwab, dat de waterterugresorptie in de nieren reguleert en dorst stimuleert. |
| Oxytocine | Een hormoon geproduceerd in de hypothalamus en afgegeven door de hypofyseachterkwab, dat contracties van de baarmoeder en de afgifte van moedermelk stimuleert. |
| Schildklier | Een endocriene klier gelegen onder het strottenhoofd, die de hormonen thyroxine (T4) en tri-joodthyronine (T3) produceert voor de regulatie van de stofwisseling en calcitonine voor de calciumhuishouding. |
| Thyroxine (T4) en Tri-joodthyronine (T3) | Schildklierhormonen die de stofwisseling versnellen en warmteproductie stimuleren (calorigeen effect); T3 is actiever dan T4. |
| Calcitonine | Een hormoon geproduceerd door de C-cellen van de schildklier, dat de calciumconcentratie in het bloed verlaagt door de werking van osteoclasten te remmen en calciumverlies via de urine te vergroten. |
| Bijschildklieren | Vier kleine endocriene klieren die ingebed zijn in de schildklier en parathormoon (PTH) afgeven om de calciumconcentratie in het bloed te verhogen. |
| Parathormoon (PTH) | Een hormoon geproduceerd door de bijschildklieren dat de calciumconcentratie in het bloed verhoogt door mobilisatie van calcium uit bot, stimulatie van calciumresorptie in de darm en terugresorptie in de nier. |
| Bijnieren | Klieren gelegen op de nieren, bestaande uit een bijnierschors (die corticoïden produceert) en een bijniermerg (dat catecholamines produceert). |
| Corticoïden | Hormonen geproduceerd door de bijnierschors, waaronder mineralocorticoïden (zoals aldosteron), glucocorticoïden (zoals cortisol) en sexe-steroïden, allen afgeleid van cholesterol. |
| Mineralocorticoïden | Hormonen uit de bijnierschors, zoals aldosteron, die de waterhuishouding en bloeddruk reguleren door de reabsorptie van water en natrium in de nieren te beïnvloeden. |
| Glucocorticoïden | Hormonen uit de bijnierschors, zoals cortisol, die de stofwisseling beïnvloeden, het immuunsysteem onderdrukken en reageren op stress. |
| Catecholamines | Hormonen geproduceerd door het bijniermerg, zoals adrenaline en noradrenaline, die betrokken zijn bij de "vecht-of-vlucht" respons en de fysiologische toestand tijdens stress reguleren. |
| Adrenaline (epinefrine) | Een catecholamine die de hartslag verhoogt, bloedvaten vernauwt, glucose in het bloed vrijgeeft en de luchtwegen verwijdt, deel van de "vecht-of-vlucht" reactie. |
| Noradrenaline (norepinefrine) | Een catecholamine die voornamelijk de bloedvaten vernauwt om de bloeddruk te verhogen en een rol speelt bij alertheid en emotionele stabiliteit. |
| Pijnappelklier (epifyse) | Een endocriene klier in de hersenen die melatonine produceert, een hormoon dat de slaap-waakcyclus reguleert, voortplanting remt en als antioxidant fungeert. |
| Melatonine | Een hormoon geproduceerd door de pijnappelklier dat een belangrijke rol speelt bij het instellen van het circadiaan ritme (dag-nachtritme). |
| Pancreas (alvleesklier) | Een orgaan met zowel exocriene (verteringssappen) als endocriene (hormonen) functies, waarbij de endocriene cellen (eilandjes van Langerhans) insuline, glucagon en somatostatine produceren. |
| Insuline | Een hormoon geproduceerd door de bètacellen van de pancreas, dat de bloedsuikerspiegel verlaagt door glucoseopname in cellen te bevorderen. |
| Glucagon | Een hormoon geproduceerd door de alfacellen van de pancreas, dat de bloedsuikerspiegel verhoogt door de afbraak van glycogeen in de lever te stimuleren. |
| Glucose homeostasis | Het proces van het handhaven van een stabiele bloedsuikerspiegel in het lichaam door middel van de regulatie van insuline en glucagon. |
| Diabetes mellitus | Een groep metabole aandoeningen gekenmerkt door chronisch hoge bloedsuikerspiegels, veroorzaakt door problemen met de insulineproductie of de respons van het lichaam op insuline. |
| Secundaire endocriene functies | Functies van organen die primair andere systemen dienen, maar ook hormonen produceren, zoals de darmen, nieren en het hart. |
| Gastrine | Een hormoon geproduceerd door de maagwand dat de vorming van zuren en enzymen stimuleert en de maagbewegingen bevordert. |
| Secretine | Een hormoon geproduceerd in het duodenum dat de afgifte van bicarbonaat door de pancreas stimuleert en de maagactiviteit remt. |
| Cholecystokinine (CCK) | Een hormoon geproduceerd in het duodenum dat de galblaas doet samentrekken, de pancreas stimuleert tot enzymafgifte en het hongergevoel remt. |
| Gastric inhibitory peptide (GIP) | Een hormoon geproduceerd in het duodenum dat de maagbeweging remt en de afgifte van insuline stimuleert. |
| Erytropoëtine (EPO) | Een hormoon geproduceerd door de nieren dat de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg stimuleert. |
| Renine | Een enzym dat door de nieren wordt geproduceerd en een rol speelt in het renine-angiotensine-aldosteron-systeem dat de bloeddruk reguleert. |
| Atriaal natriuretisch peptide (ANP) | Een hormoon dat door gespecialiseerde spiercellen in het hart wordt afgegeven om de bloeddruk en het bloedvolume te verlagen. |
| Thymosinen | Hormonen geproduceerd door de thymus die de ontwikkeling en rijping van T-cellen reguleren. |
| Leptine | Een hormoon geproduceerd door vetweefsel dat de eetlust reguleert en een gevoel van verzadiging geeft. |
| Resistine | Een hormoon geproduceerd door vetweefsel dat de gevoeligheid voor insuline kan verminderen en mogelijk verband houdt met diabetes type II. |
| Antagonistische interactie | Een hormonale interactie waarbij twee hormonen tegengestelde effecten hebben, zoals calcitonine en PTH op calciumconcentratie. |
| Synergetische interactie | Een hormonale interactie waarbij twee hormonen elkaars effect versterken. |
| Permissieve interactie | Een hormonale interactie waarbij een hormoon alleen actief is in de aanwezigheid van een ander hormoon. |
| Integratieve interactie | Een hormonale interactie waarbij verschillende hormonen complementaire effecten hebben die samenwerken om een complex proces te reguleren. |
| Stress | Elke toestand die de homeostase van het lichaam bedreigt, zowel lichamelijk, emotioneel als door omgevingsfactoren. |
| Algemeen Adaptatie Syndroom (GAS) | De reeks reacties van het lichaam op langdurige stress, bestaande uit een alarmfase, weerstandsfase en uitputtingsfase. |