Cover
Start now for free SPIJSVERTERING
Summary
# Fasen van de spijsvertering en slikken
Dit onderwerp behandelt de verschillende fasen van het slikproces en de afgifte van klierproducten in de maag, evenals de mechanismen die ten grondslag liggen aan deze processen [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 De fasen van het slikken
Het slikproces, essentieel voor het transport van voedsel naar de maag, wordt onderverdeeld in drie opeenvolgende fasen [1](#page=1).
#### 1.1.1 Orale fase
De orale fase is de vrijwillige fase waarin het voedsel wordt voorbereid op het slikken. Het voedsel wordt tegen het harde gehemelte aangedrukt en de tong trekt zich terug, waardoor het voedsel de orofarynx in wordt gedwongen. Tegelijkertijd wordt het zachte gehemelte omhoog gedrukt om de nasofarynx af te sluiten. De slikreflex wordt geactiveerd zodra het voedsel de orofarynx bereikt [1](#page=1).
#### 1.1.2 Pharyngeale fase
De pharyngeale fase begint wanneer het voedsel in contact komt met de gehemeltebogen en de achterwand van de farynx. De larynx wordt geheven en de epiglottis vouwt om, waardoor het voedsel langs de gesloten glottis wordt geleid. De uvula en het zachte gehemelte sluiten de nasofarynx af om terugkeer naar de neusholte te voorkomen [1](#page=1).
#### 1.1.3 Oesophagale fase
De oesophagale fase start wanneer de contractie van de faryngeale spieren het voedsel de toegang tot de oesofagus induwen. Eenmaal in de slokdarm wordt het voedsel door een peristaltische golf voortbewogen richting de maag [1](#page=1).
### 1.2 De fasen van de afgifte van klierproducten in de maag
De afgifte van klierproducten in de maag verloopt via drie overlappende fasen die de maag voorbereiden op de vertering [2](#page=2).
#### 1.2.1 Cefalische fase
De cefalische fase begint nog voordat voedsel de maag bereikt, simpelweg door het zien, ruiken, proeven of zelfs denken aan voedsel. Deze fase wordt aangestuurd door het parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel. Het bereidt de maag voor op de komst van voedsel, wat resulteert in een versnelde productie van maagsap tot circa 0,5 liter per uur. Deze fase duurt doorgaans enkele minuten [2](#page=2).
#### 1.2.2 Gastrische fase
De gastrische fase wordt ingeluid wanneer voedsel de maag binnenkomt. De rek van de maagwand (rekreceptoren) en de aanwezigheid van voedsel (chemoreceptoren in de mucosa) activeren lokale reflexen in de maag. Dit leidt tot menggolven vanuit de spierlaag van de maag en de afgifte van slijm, pepsinogeen en zoutzuur (HCl) door de maagsapklieren [2](#page=2).
#### 1.2.3 Intestinale fase
De intestinale fase vangt aan wanneer de chymus (halfverteerde voedselbrij) het duodenum (twaalfvingerige darm) bereikt. De primaire functie van deze fase is het reguleren van de maaglediging, zodat de dunne darm zijn functies op het gebied van secretie, vertering en opname efficiënt kan uitvoeren [2](#page=2).
### 1.3 De wanden van het spijsverteringskanaal
De wanden van het spijsverteringskanaal zijn opgebouwd uit vier hoofdlagen [2](#page=2).
#### 1.3.1 Mucosa
De mucosa, het slijmvlies, vormt de binnenste bekleding van het spijsverteringskanaal. In de dunne darm is de mucosa geplooid (plicae circulares) en voorzien van vingervormige uitstulpingen (darmvlokken of villi). Deze structuren vergroten het absorptieoppervlak van de darmwand aanzienlijk [2](#page=2).
#### 1.3.2 Submucosa
De submucosa is de laag die direct onder de mucosa ligt en bestaat uit los bindweefsel. Deze laag bevat lymfatische vaten, bloedvaten en een complex netwerk van zenuwvezels, waaronder sensorische neuronen en parasympathische motorische neuronen. Het zenuwweefsel in de submucosa speelt een cruciale rol bij het reguleren en coördineren van de samentrekkingen van de gladde spierlaag en de productie van spijsverteringssappen [2](#page=2).
#### 1.3.3 Spierlaag / muscularis externa
De spierlaag, ook wel de muscularis externa genoemd, bestaat uit gladde spiercellen. Deze laag is opgedeeld in een binnenste cirkelvormige spierlaag en een buitenste lengtespierlaag. De contracties van deze spierlaag zijn verantwoordelijk voor de voortbeweging van de voedselbrij door het spijsverteringskanaal [2](#page=2).
---
# Structuur en beweging van het spijsverteringskanaal
Dit deel beschrijft de opbouw van de wanden van het spijsverteringskanaal uit vier hoofdlagen en de twee belangrijkste soorten bewegingen die door de gladde spiercellen worden uitgevoerd, namelijk peristaltiek en segmentatiebewegingen.
### 2.1 Lagen van de wand van het spijsverteringskanaal
De wanden van het spijsverteringskanaal zijn opgebouwd uit vier hoofdlagen [2](#page=2):
#### 2.1.1 Mucosa
De mucosa, ook wel slijmvlies genoemd, vormt de binnenbekleding van het spijsverteringskanaal. In de dunne darm creëert de mucosa transversale plooien, genaamd *plicae circulares*, en vingervormige uitstulpingen, de *darmvlokken* of *villi*. Deze structuren vergroten het oppervlak van de wand van het spijsverteringskanaal aanzienlijk, wat cruciaal is voor absorptie [2](#page=2).
#### 2.1.2 Submucosa
De submucosa is een laag van los bindweefsel die zich tussen de mucosa en de spierlaag bevindt. Deze laag bevat lymfevaten, bloedvaten en een netwerk van zenuwvezels, waaronder sensibele neuronen en parasympathische motorische neuronen. Het zenuwweefsel in de submucosa speelt een rol bij het reguleren en coördineren van de samentrekkingen van het gladde spierweefsel en de productie door de spijsverteringsklieren [2](#page=2).
#### 2.1.3 Spierlaag / muscularis externa
Deze laag bestaat uit gladde spiercellen en is opgedeeld in twee sublagen: een binnenste laag van kringspieren (*muscularis interna*) en een buitenste laag van lengtespieren (*muscularis externa*). De contracties van deze spierlaag zijn verantwoordelijk voor zowel peristaltiek als segmentatiebewegingen [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 2.1.4 Serosa / viscerale peritoneum
De serosa, ook bekend als het viscerale peritoneum, is een van de twee delen van het buikvlies. Het bedekt de spierlaag langs het grootste deel van het spijsverteringskanaal binnen de buik- en bekkenholte [2](#page=2).
### 2.2 Bewegingen van het spijsverteringskanaal
De gladde spiercellen van het spijsverteringskanaal voeren twee belangrijke soorten bewegingen uit die essentieel zijn voor de vertering en voortstuwing van voedsel [3](#page=3):
#### 2.2.1 Peristaltische bewegingen
Peristaltische bewegingen omvatten de verplaatsing en voortstuwing van de voedselbrij door de gehele lengte van het spijsverteringskanaal. Dit proces vereist een nauwkeurige coördinatie tussen de kringspieren en de lengtespieren van de spierlaag [3](#page=3).
> **Tip:** Peristaltiek is een golfachtige samentrekking die de inhoud van het spijsverteringskanaal vooruit duwt.
#### 2.2.2 Segmentatiebewegingen
Segmentatiebewegingen worden voornamelijk uitgevoerd in de dunne darm. Het doel van deze bewegingen is het kneden en verkleinen van de voedselbolus. Door deze kneding wordt de darminhoud grondig vermengd met de darmsappen, wat de vertering bevordert. Er is geen vast patroon bij segmentatiebewegingen; de darminhoud wordt niet in een specifieke richting bewogen [3](#page=3).
### 2.3 Fasen van klierproductie in de maag
De afgifte van klierproducten in de maag kent drie overlappende fasen [2](#page=2):
#### 2.3.1 Cefalische fase
Deze fase begint wanneer men voedsel ziet, ruikt, proeft of eraan denkt. De cefalische fase wordt aangestuurd door het parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel en bereidt de maag voor op de ontvangst van voedsel. Als reactie op de neurale prikkeling wordt de productie van maagsap versneld tot ongeveer 0,5 liter per uur. Deze fase duurt doorgaans enkele minuten [2](#page=2).
#### 2.3.2 Gastrische fase
De gastrische fase start wanneer voedsel de maag binnenkomt. Prikkeling van rekreceptoren in de maagwand en chemoreceptoren in de mucosa leidt tot plaatselijke reflexen in de maag. Dit resulteert in menggolven vanuit de spierlaag van de maag en de afgifte van slijm, pepsinogeen en zoutzuur (HCL) vanuit de cellen van de maagsapklieren [2](#page=2).
#### 2.3.3 Intestinale fase
De intestinale fase begint wanneer de *chymus* (gedeeltelijk verteerd voedsel) het duodenum (het eerste deel van de dunne darm) binnenkomt. De functie van deze fase is het reguleren van de snelheid waarmee de maag wordt geleegd. Dit zorgt ervoor dat de secretorische, verterings- en opnamefuncties van de dunne darm efficiënt kunnen verlopen [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Als een persoon een knikker inslikt, doorloopt deze de mondholte, pharynx, oesophagus, en vervolgens de verschillende delen van de maag (Cardia, Fundus, Corpus, Pylorus) [3](#page=3).
---
# Traject van voedsel en de rol van accessoire organen
Dit onderwerp volgt de reis van ingeslikt voedsel door het spijsverteringskanaal, identificeert de betrokken spieren en kleppen, en beschrijft de cruciale functies van de accessoire organen in het spijsverteringsproces.
### 3.1 De reis door het spijsverteringskanaal
Het spijsverteringskanaal is een continu orgaan dat begint bij de mond en eindigt bij de anus. De voortbeweging van voedsel door dit kanaal wordt bewerkstelligd door spierbewegingen, die essentieel zijn voor zowel het transporteren als het verwerken van de voedselbrij [3](#page=3).
#### 3.1.1 Spierbewegingen in het spijsverteringskanaal
De gladde spiercellen van het spijsverteringskanaal voeren twee hoofdtypen bewegingen uit:
* **Peristaltische bewegingen:** Deze bewegingen zijn verantwoordelijk voor het voortstuwen van de voedselbrij door de volledige lengte van het spijsverteringskanaal. Dit proces vereist een nauwkeurige coördinatie tussen de kringspieren en lengtespieren [3](#page=3).
* **Segmentatiebewegingen:** Deze bewegingen vinden plaats in de dunne darm en dienen om de voedselbolus te kneden en te verkleinen. Door deze kneding wordt de darminhoud grondig vermengd met darmsappen, wat de vertering bevordert. In tegenstelling tot peristaltiek is er geen vast patroon en wordt de darminhoud niet in een specifieke richting bewogen [3](#page=3).
#### 3.1.2 Het traject van een ingeslikt object
Wanneer een persoon een object inslikt, volgt dit object een specifiek pad door het spijsverteringsstelsel:
* **Mondholte:** Hier bevinden zich de gebitselementen en de tong [3](#page=3).
* **Pharynx (keelholte):** Dit omvat de oropharynx en de laryngopharynx [3](#page=3).
* **Oesophagus (slokdarm):** De slokdarm transporteert het voedsel naar de maag [3](#page=3).
* **Gaster (maag):** De maag is onderverdeeld in de cardia, fundus, corpus en pylorus [3](#page=3).
* **Intestinum tenue (dunne darm):** Deze bestaat uit het duodenum, jejunum en ileum [4](#page=4).
* **Intestinum crassum (dikke darm):** Dit deel omvat het caecum (met appendix), colon ascendens, colon transversum, colon descendens, colon sigmoideum en het rectum [4](#page=4).
#### 3.1.3 Kringspieren en kleppen
Om het lichaam via de stoelgang te verlaten, moet een ingeslikt object verschillende kringspieren en kleppen passeren:
* Bovenste oesophagus kringspier [4](#page=4).
* Onderste oesophagus kringspier [4](#page=4).
* Pylorus-sfincter (sluit de maag af van de dunne darm) [4](#page=4).
* Valva ileocaecalis (sluit de dunne darm af van de dikke darm) [4](#page=4).
* Sfincter ani internus (interne anale sfincter) [4](#page=4).
* Sfincter ani externus (externe anale sfincter) [4](#page=4).
### 3.2 De rol van accessoire organen
De accessoire organen spelen een vitale rol bij de spijsvertering door het produceren van sappen en enzymen die helpen bij de afbraak van voedsel. Deze organen komen niet direct in contact met het ingeslikte voedsel zelf, maar hun producten worden in het spijsverteringskanaal uitgescheiden [4](#page=4).
#### 3.2.1 Speekselklieren
De speekselklieren produceren speeksel, dat meerdere belangrijke functies heeft in de mondholte en voor de algemene spijsvertering [4](#page=4):
* **Vochtigheid en smering:** Speeksel bevochtigt en maakt voedsel glad, wat het kauwen en slikken vergemakkelijkt [5](#page=5).
* **Vertering:** Speeksel bevat het enzym amylase, dat begint met de afbraak van koolhydraten in kleinere suikers [5](#page=5).
* **Bescherming:** Speeksel heeft antibacteriële eigenschappen die helpen bij het bestrijden van ziekteverwekkers in de mond [5](#page=5).
* **Smaak:** Door voedseldeeltjes op te lossen, stelt speeksel smaakstoffen in staat smaakpapillen te bereiken, wat de waarneming van smaken verbetert [5](#page=5).
* **Bescherming van de tanden:** Speeksel neutraliseert zuren, wat tandbederf helpt voorkomen [5](#page=5).
#### 3.2.2 Pancreas (alvleesklier)
De pancreas heeft zowel een endocriene als een exocriene functie. Voor de spijsvertering is de exocriene functie cruciaal [5](#page=5).
* **Exocriene functie:** De pancreas produceert pancreassap, een mengsel van water, verteringsenzymen en buffers. Dit sap bevat [5](#page=5):
* **Pancreas-protease:** Voor de vertering van eiwitten [5](#page=5).
* **Pancreas-lipase:** Voor de vertering van vetten [5](#page=5).
* **Pancreas-amylase:** Voor de vertering van koolhydraten [5](#page=5).
* **Neutralisatie:** Pancreassap is basisch door de aanwezigheid van waterstofcarbonaationen ($HCO_3^-$) en neutraliseert hierdoor het maagzuur in de voedselbrij [5](#page=5).
#### 3.2.3 Lever (hepar)
De lever vervult meer dan tweehonderd functies, die grofweg onderverdeeld kunnen worden in drie hoofdcategorieën [5](#page=5):
1. **Regulering van de stofwisseling:** De lever verwijdert gifstoffen uit het bloed en slaat overtollige nutriënten op [5](#page=5).
2. **Hematologische regulering:** De lever filtert bloed dat via twee belangrijke bloedvaten wordt aangevoerd [6](#page=6).
* **Arteria hepatica propria:** Brengt zuurstofrijk bloed vanuit de aorta abdominalis [6](#page=6).
* **Vena portae hepatis:** Brengt zuurstofarm bloed, rijk aan opgenomen voedingsstoffen, vanuit de darmen, maag, milt en pancreas. Bloed uit de darmen passeert eerst de lever voor filtering voordat het deel gaat uitmaken van de algemene circulatie [6](#page=6).
* **First-pass-effect:** Dit fenomeen beschrijft hoe stoffen na opname in de darmen direct via de vena portae hepatis door de lever worden geleid en verwerkt voordat ze de algemene circulatie bereiken. Dit is belangrijk in de farmacologie voor de biologische beschikbaarheid van medicijnen [6](#page=6).
Bloed verlaat de lever via de vena hepatica [6](#page=6).
3. **Galvorming:** De lever produceert gal, dat essentieel is voor de vetvertering doordat het grotere vetdruppels omzet in kleinere vetdruppeltjes, waardoor het oppervlak voor het enzym pancreaslipase wordt vergroot. Gal wordt afgevoerd via de ductus hepaticus, die splitst in de ductus choledochus (naar het duodenum) en de ductus cysticus (naar de galblaas) [6](#page=6).
#### 3.2.4 Galblaas
De galblaas heeft twee belangrijke functies met betrekking tot gal [7](#page=7):
* **Opslag van gal:** De galblaas slaat gal op die door de lever wordt geproduceerd [7](#page=7).
* **Concentratie van gal:** In de galblaas wordt water uit het galvocht opgenomen, waardoor de concentratie van galzouten en andere bestanddelen toeneemt. Dit resulteert in een geconcentreerder verteringsproduct met een sterkere werking op vetten [7](#page=7).
### 3.3 Klierproducten en hun functies
Verschillende klierproducten komen in contact met de voedselbrij (of het ingeslikte object) en vervullen specifieke functies:
* **Speeksel:** Zie de functies onder speekselklieren [7](#page=7).
* **Maagsap:** Geproduceerd door de maagwandcellen en bevat:
* **Intrinsieke factor:** Faciliteert de opname van vitamine B12 [7](#page=7).
* **Zoutzuur (HCl):** Verlaagt de pH van het maagsap tot 1,5 à 2, wat schadelijke micro-organismen doodt, celwanden afbreekt en de activering van zymogene cellen bevordert [7](#page=7).
* **Pepsinogeen:** Wordt door zoutzuur omgezet in pepsine, een enzym dat eiwitten afbreekt [7](#page=7).
* **Darmsap:** Bevochtigt de darminhoud, neutraliseert zuren en zorgt dat verteringsenzymen en hun producten in oplossing blijven [7](#page=7).
* **Pancreassap:** Zie de functies onder pancreas [7](#page=7).
* **Gal:** Zie de functies onder lever en galblaas [7](#page=7).
> **Tip:** Begrijpen hoe de spieren (kringspieren, lengtespieren) samenwerken voor peristaltiek en segmentatie is cruciaal voor het volgen van de voedselbrij. Denk aan de kleppen als poorten die de voortgang van de voedselbrij reguleren.
> **Voorbeeld:** De lever's rol in het filteren van bloed uit de darmen via de vena portae hepatis, bekend als het first-pass-effect, is essentieel voor het voorkomen dat potentieel schadelijke stoffen direct in de algemene circulatie terechtkomen [6](#page=6).
---
# Functies van de dunne en dikke darm en het mechanisme van defecatie
Dit gedeelte beschrijft de specifieke functies van de dunne en dikke darm, inclusief absorptie en regulering van de stoelgang, en detaileert het mechanisme van defecatie.
### 4.1 Functies van de dunne darm
De dunne darm is primair verantwoordelijk voor de chemische vertering van voedsel en de opname van voedingsstoffen. Deze functies worden geoptimaliseerd door de aanwezigheid van darmplooien (plicae) en darmvlokken (villi), die het contactoppervlak aanzienlijk vergroten [8](#page=8).
#### 4.1.1 Delen van de dunne darm en hun specifieke functies
De dunne darm bestaat uit drie delen:
* **Duodenum (twaalfvingerige darm)**:
* Neutralisatie van maagzuur door bicarbonaat uit de alvleesklier [8](#page=8).
* Vertering van vetten, eiwitten en koolhydraten met behulp van spijsverteringssappen uit de alvleesklier en gal uit de lever [8](#page=8).
* Begin van de absorptie van voedingsstoffen zoals ijzer en calcium [8](#page=8).
* Het duodenum ligt grotendeels retroperitoneaal, met uitzondering van het eerste deel [8](#page=8).
* **Jejunum (nuchtere darm)**:
* Voortzetting van de voedselvertering met enzymen uit de darmwand [8](#page=8).
* Absorptie van de meeste voedingsstoffen, waaronder suikers, aminozuren en vetzuren [8](#page=8).
* **Ileum (kronkeldarm)**:
* Voortzetting van de absorptie [8](#page=8).
* Specifieke absorptie van vitamine B12 en galzure zouten [9](#page=9).
* Opname van resterende voedingsstoffen en water voordat de onverteerde resten naar de dikke darm gaan [8](#page=8).
### 4.2 Functies van de dikke darm
De dikke darm richt zich voornamelijk op de verdere indiking van darminhoud en opslag van ontlasting.
#### 4.2.1 Delen van de dikke darm en hun specifieke functies
* **Colon ascendens**:
* Terugresorptie van water om de darminhoud tot ontlasting in te dikken [9](#page=9).
* Absorptie van belangrijke vitaminen, organische afvalstoffen en gifstoffen geproduceerd door bacteriën [9](#page=9).
* **Caecum (blinde darm)**:
* Voornamelijk absorptie van galzure zouten [9](#page=9).
* **Rectum (endeldarm)**:
* Opslag van ontlasting voorafgaand aan defecatie [9](#page=9).
### 4.3 Het mechanisme van defecatie
Defecatie is het proces van ontlasting, dat bestaat uit gecoördineerde spiercontracties en ontspanningen om ontlasting uit het lichaam te verwijderen [9](#page=9).
#### 4.3.1 Stappen van het defecatiemechanisme
1. **Vulling van het rectum**: Ontlasting verzamelt zich in het rectum, wat leidt tot rek van de rectumwand [9](#page=9).
2. **Activatie van de defecatiereflex**: Rekreceptoren in het rectum sturen signalen naar het ruggenmerg en de hersenen, wat de defecatiereflex activeert [9](#page=9).
3. **Invloed van de defecatiereflex**:
* **Ontspanning van de sfincter ani internus**: De interne anale sluitspier, bestaande uit gladde spiercellen onder onwillekeurige controle, ontspant zich reflexmatig [9](#page=9).
* **Opspannen van de sfincter ani externus**: De externe anale sluitspier, een skeletspier onder vrijwillige controle, spant zich reflexmatig op [9](#page=9).
* **Opspannen van de wand van het rectum**: De muscularis externa van het rectum spant zich aan, wat de druk binnen het rectum verhoogt [10](#page=10).
4. **Uitscheiding van ontlasting**: De verhoogde druk in het rectum duwt de ontlasting door de ontspannen interne anale sfincter richting de gesloten externe anale sfincter. Wanneer de externe anale sfincter bewust wordt ontspannen, wordt de stoelgang via de anus naar buiten geduwd [10](#page=10).
5. **Eventuele extra toename van de buikdruk (persen)**: Bewust persen door het inademen en aanspannen van het middenrif en de buikspieren verhoogt de druk in de buik- en bekkenholte aanzienlijk, wat helpt bij het uitdrijven van ontlasting [10](#page=10).
> **Tip**: Hoewel persen kan helpen, is het vaak mogelijk en wenselijk om te ontlasten zonder extra persdruk, aangezien de eigen spierkracht van het rectum vaak voldoende is [10](#page=10).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Speekselklieren | Klieren die speeksel produceren, essentieel voor vochtigheid, smering, initiële koolhydraatvertering, mondhygiëne, smaakperceptie en tandbescherming. |
| Orale fase | De eerste fase van het slikken, waarbij voedsel met de tong tegen het gehemelte wordt gedrukt en naar de farynx wordt bewogen, terwijl de nasofarynx wordt afgesloten. |
| Pharyngeale fase | De tweede fase van het slikken, waarbij het voedsel door de farynx wordt geleid, met de epiglottis die de luchtpijp afsluit en de nasofarynx wordt geblokkeerd. |
| Oesophagale fase | De derde fase van het slikken, waarbij voedsel via de slokdarm naar de maag wordt getransporteerd door middel van peristaltische contracties. |
| Cefalische fase van maagsecretie | De fase waarin de maag wordt voorbereid op voedselinname door visuele, olfactorische of gustatoire prikkels, gestuurd door het autonome zenuwstelsel, wat leidt tot verhoogde maagsapproductie. |
| Gastrische fase van maagsecretie | De fase die begint wanneer voedsel de maag binnenkomt, gekenmerkt door rek- en chemoreceptoren die lokale reflexen stimuleren voor de productie van slijm, pepsinogeen en zoutzuur. |
| Intestinale fase van maagsecretie | De fase die wordt gestart wanneer chymus het duodenum binnenkomt, met als doel het reguleren van de maaglediging om een efficiënte functie van de dunne darm te waarborgen. |
| Mucosa | De binnenste slijmvlieslaag van het spijsverteringskanaal, die plooien (plicae circulares) en darmvlokken (villi) kan vormen om het oppervlak te vergroten. |
| Submucosa | De laag van los bindweefsel die het slijmvlies van de spierlaag scheidt, en die bloedvaten, lymfevaten en zenuwvezels bevat voor regulatie van contracties en klierproductie. |
| Muscularis externa | De spierlaag van het spijsverteringskanaal, bestaande uit een binnenste laag kringspieren en een buitenste laag lengtespieren, verantwoordelijk voor peristaltiek en segmentatie. |
| Serosa | De buitenste laag van het spijsverteringskanaal, ook bekend als visceraal peritoneum, die het grootste deel van het kanaal in de buik- en bekkenholte bedekt. |
| Peristaltiek | Bewegingen van het spijsverteringskanaal waarbij kring- en lengtespieren gecoördineerd samentrekken om voedselbrij voort te stuwen door het hele kanaal. |
| Segmentatiebewegingen | Bewegingen van de dunne darm die de voedselbolus kneden en vermengen met darmsappen, zonder een specifieke voortstuwingsrichting. |
| Pancreas | Een orgaan met exocriene en endocriene functies; de exocriene functie omvat de productie van pancreassap met enzymen voor de vertering van eiwitten, vetten en koolhydraten, en buffers om maagzuur te neutraliseren. |
| Lever (Hepar) | Een orgaan met meer dan tweehonderd functies, waaronder stofwisselingsregulatie (ontgifting, opslag van nutriënten), hematologische regulatie (bloedfiltering) en galvorming voor vetvertering. |
| First-pass-effect | Het proces waarbij een stof direct na opname in het bloed via de vena portae hepatis door de lever wordt verwerkt en gefilterd voordat deze in de algemene circulatie terechtkomt, wat de biologische beschikbaarheid van medicijnen kan beïnvloeden. |
| Galblaas | Een orgaan dat gal opslaat en concentreert door wateropname, waardoor de galzouten sterker geconcentreerd raken voor een efficiëntere vetvertering. |
| Maagsap | Een vloeistof geproduceerd door de maagklieren, bestaande uit intrinsieke factor (voor vitamine B12-opname), zoutzuur (HCl) voor het doden van micro-organismen en de activering van pepsine, en pepsinogeen dat wordt omgezet in pepsine voor eiwitafbraak. |
| Darmsap | Een sap dat de darminhoud bevochtigt, zuren neutraliseert en helpt verteringsenzymen en -producten in oplossing te houden. |
| Retroperitoneaal | Een anatomische positie waarbij een orgaan zich achter het buikvlies (peritoneum) bevindt en dus niet volledig tot de peritoneale ruimte behoort. |
| Duodenum | Het eerste deel van de dunne darm, verantwoordelijk voor de neutralisatie van maagzuur, voortzetting van de vertering met gal en pancreassap, en de absorptie van ijzer en calcium. |
| Jejunum | Het middelste deel van de dunne darm, waar de vertering van voedsel door darmwandenzymen wordt voortgezet en de absorptie van de meeste voedingsstoffen (suikers, aminozuren, vetzuren) plaatsvindt. |
| Ileum | Het laatste deel van de dunne darm, verantwoordelijk voor de absorptie van vitamine B12, galzouten, resterende voedingsstoffen en water. |
| Dikke darm | Het deel van de darmen dat verantwoordelijk is voor de terugresorptie van water, verdikking van ontlasting, absorptie van vitaminen en organische afvalstoffen, en opslag van ontlasting in het rectum. |
| Defecatie | Het proces van ontlasting, waarbij gecoördineerde spiercontracties en -ontspanningen leiden tot de uitscheiding van ontlasting uit het lichaam via het rectum en de anus. |
| Sfincter ani internus | De inwendige anale sluitspier, bestaande uit gladde spiercellen die autonoom gereguleerd worden en ontspannen tijdens de defecatiereflex. |
| Sfincter ani externus | De uitwendige anale sluitspier, bestaande uit skeletspieren die onder vrijwillige controle staan en die reflexmatig opspannen tijdens de defecatiereflex, maar bewust ontspannen kan worden voor defecatie. |