Cover
Start now for free Omgevingsanalyse
Summary
# Ruimtelijke analyse en het lezen van de ruimte
Dit deel van de analyse richt zich op het begrijpen en interpreteren van de fysieke en functionele kenmerken van de ruimte, inclusief hoe beelden de omgeving communiceren en gedrag uitlokken, en hoe structuren en schalen gelezen kunnen worden.
## 1. Ruimtelijke analyse
### 1.1 Het lezen van de ruimte
Het lezen van de ruimte omvat het begrijpen hoe beelden de omgeving communiceren en gedrag uitlokken. De openbare ruimte en de ruimere omgeving worden door beelden gecommuniceerd, en een goede inrichting kan een gepast gedrag opwekken, wat leidt tot een "zelf verklarende omgeving" [5](#page=5).
#### 1.1.1 Beelden en gedrag
Verschillende ruimtelijke contexten roepen specifieke beelden en gedragingen op:
* **Landelijke verbindingsweg:** Geassocieerd met snelle verbinding tussen activiteiten [6](#page=6).
* **Stedelijk woonerf:** Stimuleert verblijf, spelen, en praten [7](#page=7).
* **Stadsplein:** Multifunctioneel voor markten, parkeren, kermissen, etc [8](#page=8).
#### 1.1.2 Het belang van Ruimtelijk-Functionele beschrijvingen (RuFuGe)
Een correcte Ruimtelijk-Functionele beschrijving, met inzicht in menselijk gedrag, is cruciaal [9](#page=9).
##### 1.1.2.1 Ruimtelijke benadering
Dit omvat kenmerken zoals:
* Recht – Gebogen - Kronkelend [10](#page=10).
* Open – Omsloten - Doorzicht [10](#page=10).
* Laag – Middelhoog - Hoog [10](#page=10).
* Monotoon – Gevarieerd [10](#page=10).
##### 1.1.2.2 Functionele benadering
Dit betreft:
* Omgevingstypes zoals Wonen, Winkelen, Recreatie, Bedrijvigheid [10](#page=10).
* Inrichtingselementen zoals Weg, Straat, Pad [10](#page=10).
##### 1.1.2.3 Gedragsbenadering
Dit omvat aspecten van gedrag zoals:
* Traag - Snel [10](#page=10).
* Ophoudend - Onophoudend [10](#page=10).
* Pratend, Spelend [10](#page=10).
* Individueel – Samen [10](#page=10).
#### 1.1.3 Conflicten door mismatch tussen inrichting en omgeving
Wanneer inrichting en omgeving niet op elkaar zijn afgestemd, of wanneer aspecten door elkaar worden gehaald, kunnen problemen ontstaan [11](#page=11).
##### 1.1.3.1 Voorbeeld: Verbindingsweg met grootschalige bedrijven
Een omgeving met grootschalige gebouwen en een rechtlijnige weg met een verharde voorzone en een aanliggend fietspad, wat leidt tot functies als verbindingsweg, dwarsparkeren, en een dubbelrichtingsfietspad, kan conflicten veroorzaken. Dit kan leiden tot onveilig gedrag zoals achterwaarts uitrijdende auto's die conflicteren met fietsers en vrachtwagens, of hogere autosnelheden die leiden tot onveilige situaties. De effecten hiervan op veiligheid, leefbaarheid en vervoerswijzekeuze kunnen negatief zijn [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
##### 1.1.3.2 Voorbeeld: Woonstraat
Een woonstraat met bermparkeren in plaats van een groenzone, autowegverlichting, een brede weg en een ver en breed zicht (snelheidsopwekkend) kan leiden tot ongewenst gedrag. Borden kunnen dienen als bewijs van slechte inrichting die leidt tot ongewenst gedrag [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23).
#### 1.1.4 Wegen en straten: typologie
Er is een onderscheid tussen wegen met een verkeersfunctie (autosnelweg, fietssnelweg, steenweg) en die met een verblijfsfunctie (woonstraat, winkelstraat, speelstraat) [25](#page=25).
> **Tip:** Het is belangrijk om niet zomaar elke weg als "straat" te beschouwen; de functie bepaalt de specifieke inrichting en de gewenste gedragingen.
### 1.2 Het lezen van structuren
Het lezen van structuren betekent het herkennen van wat samenhangend vorm en functie heeft en de capaciteit heeft om elementen te ordenen. Structuren vormen een kader voor toekomstige ontwikkelingen [27](#page=27).
#### 1.2.1 Natuurlijke structuren
Voorbeelden zijn de natuurlijke structuur van de Scheldevallei met oude meanders, overstroombare weiden en valleibosjes [28](#page=28).
#### 1.2.2 Gecombineerde structuren
In de Scheldevallei zijn verschillende structuren met elkaar verweven:
* **Natuurlijke structuur:** Meanderen, oude meanders, overstroombare weiden, bosgebieden, typische fauna en flora [29](#page=29).
* **Nederzettingstructuur:** Boerderijen op hoogten, dorpen op hoger en droger niveau [29](#page=29).
* **Verkeersstructuur:** Wegen op hoger topografisch niveau, dalwegen nabij valleigebied [29](#page=29).
* **Economische structuur:** Weidebouw, boottoerisme [29](#page=29).
#### 1.2.3 Structurerende invalswegen
Een structurerende invalsweg, zoals die naar Oostende, kenmerkt zich door een rechte weg, een winkel- en woongebied, en bebouwing langs de weg in een open polderlandschap. Dit kan verschillende structuren beïnvloeden [30](#page=30):
* **Open ruimtestructuur:** Afnemend naar de kern, doorsneden [31](#page=31).
* **Verkeersstructuur:** Een rechte, korte route naar de kern [31](#page=31).
* **Nederzettingstructuur:** Verschillende stedenbouwkundige korrels (klein in de kern, groot aan de rand) [31](#page=31).
* **Economische structuur:** Transitie van binnenstedelijke naar grootschalige randactiviteiten [31](#page=31).
### 1.3 Het lezen van schalen
Ruimtelijke analyse vereist het begrijpen van verschillende schaalniveaus, van macro tot micro [33](#page=33) [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 1.3.1 Macro schaal
Op macroniveau worden grotere geografische gebieden en infrastructuur geanalyseerd, zoals autosnelwegen (bv. A12, E19), waterwegen (bv. Willebroekse Vaart) en grote industriële gebieden (bv. Vilvoorde, Brussel) en luchthavens (bv. Zaventem) [35](#page=35).
#### 1.3.2 Micro schaal
Op microniveau worden details van de directe omgeving bekeken, zoals grootwinkels, dubbelrichtingsfietspaden en parkeermogelijkheden [36](#page=36).
#### 1.3.3 Belang van schaalpositie
Het correct positioneren van problemen op de juiste schaal en het leggen van relaties met de verruimde en deelomgeving is essentieel voor een passende inrichting [37](#page=37).
### 1.4 Het lezen van groeiprocessen
Het lezen van groeiprocessen is het bestuderen van de historiek van een gebied. Dit omvat [38](#page=38) [39](#page=39):
* **Geomorfologie:** De aardkundige basis van het landschap. Voorbeelden zijn droogdalen en het Brabants plateau [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42).
* **Occupatie en ontwikkeling van steden:** Hoe het land werd bewoond en steden zich ontwikkelden. Dit omvat cultuurlandschappelijke componenten zoals polders heuvelland en traditionele landschappen zoals de Kempense langgevel en de Brabantse vierkantshoeve [39](#page=39) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48).
* **Recente ontwikkelingen:** Veranderingen in de meest recente periode. Voorbeelden hiervan zijn groeigordels rond steden, zoals de verschillende gordels rond Antwerpen (Kaaien, oude stadskern, 19e-eeuwse gordel, 20e-eeuwse gordel, suburbanisatie) [39](#page=39) [49](#page=49).
Het analyseren van de interactie tussen tijd (geschiedenis) en huidige ruimte is cruciaal voor een volledig begrip [50](#page=50).
---
# Snelheid, complexiteit en gedrag in relatie tot de ruimte
Dit onderwerp onderzoekt hoe de snelheid van waarneming, de complexiteit van de omgeving en het zichtveld het gedrag van verkeersdeelnemers beïnvloeden en hoe de ruimte dit gedrag kan uitlokken.
### 2.1 De invloed van ruimte op menselijk gedrag
De ruimte waarin de mens zich bevindt, heeft een directe invloed op zijn gedrag. Dit geldt zowel voor specifieke omgevingen zoals een voetbalveld of een toilet, als voor ruimtes gerelateerd aan verkeer, zoals een woonstraat, winkelstraat of tunnel. Het uitgangspunt is dat de mens maatgevend is voor de omgeving en dat het cruciaal is om te begrijpen hoe een verkeersdeelnemer zijn omgeving ervaart, daarop reageert en waarom [53](#page=53).
### 2.2 Statische aspecten van de ruimte
De statische kenmerken van de ruimte omvatten de zichtbreedte en de zichthoogte. Deze factoren bepalen de omvang van het visuele veld van een waarnemer zonder dat er beweging bij komt kijken [55](#page=55).
### 2.3 Dynamische invloeden op waarneming en gedrag
De dynamische aspecten die de waarneming en het gedrag van verkeersdeelnemers beïnvloeden, zijn voornamelijk snelheid, zichtveld en complexiteit [56](#page=56).
#### 2.3.1 De relatie tussen snelheid en zichtveld
Er bestaat een directe correlatie tussen de snelheid van een verkeersdeelnemer en de breedte van zijn zichtveld:
* Een trage snelheid leidt tot een breder perspectief [56](#page=56).
* Een hoge snelheid resulteert in een smaller perspectief [56](#page=56).
Deze effecten worden visueel geïllustreerd door campagnes die wijzen op het feit dat te snel rijden leidt tot minder waarneming en door beelden die tonen hoe snelheid het blikveld versmalt [54](#page=54) [57](#page=57).
#### 2.3.2 De rol van perspectief en complexiteit
De interactie tussen snelheid, zichtveld en complexiteit kan gedrag uitlokken. Een ver en breed perspectief, dat gepaard gaat met een eenvoudige complexiteit van de omgeving, kan snelheid opwekken [60](#page=60).
> **Tip:** Dit betekent dat een omgeving die veel overzicht biedt en niet visueel overweldigend is, ervoor kan zorgen dat mensen sneller gaan rijden, omdat ze het gevoel hebben alles goed te kunnen overzien [60](#page=60).
Dit brede en verre perspectief kan echter ook foutief gedrag ontlokken. Wanneer een breed perspectief snelheid opwekt, kan dit leiden tot het vereenvoudigen van de waargenomen complexiteit, wat potentieel tot gevaarlijke situaties kan leiden [61](#page=61).
#### 2.3.3 Complexiteit als factor in gedragsontlokking
De mate van complexiteit in de omgeving speelt een sleutelrol in hoe verkeersdeelnemers reageren. Eenvoudige complexiteit in een wijd en open perspectief kan als stimulerend worden ervaren en snelheid opwekken. Omgekeerd kan een complexe omgeving, vooral bij hogere snelheden, leiden tot een versmalling van het zichtveld en een beperktere verwerking van informatie, wat de kans op fouten kan vergroten. De ruimte zelf kan dus zodanig ontworpen zijn dat het bepaald gedrag, zoals snelheid, wordt aangemoedigd of juist ontmoedigd [53](#page=53) [60](#page=60) [61](#page=61).
---
# Analyse van doortochten en ruimtelijke methodologie
Dit gedeelte beschrijft methoden voor de analyse van doorgaande wegen in dorpen, met zowel dynamische als statische benaderingen, en introduceert het algemene proces van ruimtelijke analyse.
## 3. Analyse van doortochten
De analyse van een doortocht betreft de studie van een weg die door een dorp loopt, waarbij het wegbeeld wordt geanalyseerd met behulp van dynamische (videobeelden) en statische (fotoreportage) methoden. Ruimte heeft invloed op gedrag; de manier waarop een verkeersdeelnemer zijn omgeving ervaart, daarop reageert en waarom, is cruciaal [63](#page=63) [65](#page=65).
### 3.1 Sequentiële analyse (meso schaal)
De sequentiële analyse richt zich op het afbakenen van homogene ruimtelijk-functionele zones. Dit zijn samenhangende deelgebieden met gelijkaardige kenmerken. Een dorp kan worden vergeleken met een film, opgebouwd uit krachtige scènes of sequenties, goede overgangen en coherent gemonteerde delen [66](#page=66) [81](#page=81).
Bij de sequentiële analyse van een doortocht worden ruimtelijk-functioneel samenhangende zones afgebakend, die min of meer homogeen zijn. Dit gebeurt op basis van morfologie, activiteiten en gedrag. Hierbij worden sequenties (typezones) afgebakend en de overgangen (bindstukken) gelokaliseerd. Typisch worden drie delen onderscheiden: het buitengebied (landelijk, lintbebouwing), de overgangszone (eenzijdige bebouwing, groene wand) en het centrumgebied (dichte bebouwing, handel, activiteiten) [82](#page=82).
### 3.2 Dynamische ruimtelijke analyse
Dynamische ruimtelijke analyse omvat het observeren van de omgeving tijdens het rijden in beide richtingen, vaak aan de hand van videobeelden. Sequenties worden bepaald op basis van morfologie, activiteiten en gedrag. De vraag is welke wegtypes herkenbaar zijn op basis van morfologische aspecten (vorm, ruimte), functionele aspecten (activiteiten, gebruik) en het gedrag van mensen [67](#page=67) [68](#page=68).
### 3.3 Statische ruimtelijke analyse
Statische ruimtelijke analyse maakt gebruik van stilstaande beelden, bekeken vanuit twee richtingen, vaak via een fotoreportage. Net als bij de dynamische analyse, worden sequenties bepaald op basis van morfologie, activiteiten en gedrag [69](#page=69).
#### 3.3.1 Voorbeelden van wegtypen en zones
Verschillende wegtypen en zones zijn geïdentificeerd en beschreven, vaak met specifieke kenmerken en morfologische aspecten [70-79](#page=70-79):
* **Landelijke verbindingsweg**: Groene omgeving, dalende weg, 6m rijweg (2x1), fietspad, voetpad [70](#page=70).
* **Dorpspoort**: Verkeerslichten, oude watermolen, laagste punt [71](#page=71).
* **Hellende straat gemengde woonomgeving**: Woningbouw, stijgende weg, 8m rijweg (2x1), zebra aan school, dubbelrichtingsfietspad, voetpad [72](#page=72).
* **Centrumpoort**: Woningbouw en handelspanden, rechte weg, plein bij gebouw, dorpsplateau, bushalte, 8m rijweg [73](#page=73).
* **Dorpsplein**: Plein bij oud gemeentehuis, parkeren op plein, vlaggenmasten [74](#page=74).
* **Centrumstraat**: Handelspanden, woningbouw, horeca, rechte wegtracé, rooilijnafstand, fiets op rijweg, smalle voetpaden, parkeren op straat, 8m rijweg (2x1) [75](#page=75).
* **Kerkplein**: Plein bij kerk, parkeren op plein, frituur in tuinhuis [76](#page=76).
* **Gemengde overgangsomgeving**: Woningbouw, handel (auto's), bocht in wegtracé, zebrapad, 8m rijweg (2x1), fiets op rijweg, smalle voetpaden [77](#page=77).
* **Open woonomgeving**: Woningbouw, rooilijnafstand, vlakke rechte weg, 6m rijweg (2x1), dubbelrichtingsfietspad, voetpad [78](#page=78).
* **Dorpsrand**: Woningbouw, handel, rooilijnafstand, vlakke weg, 6m rijweg (2x1), dubbelrichtingsfietspad, voetpad [79](#page=79).
* **Bosrijke verbindingsweg**: Groene omgeving, stijgende weg, 6m rijweg (2x1), dubbelrichtingsfietspad [80](#page=80).
#### 3.3.2 Ruimtelijk-visuele aspecten
Een ruimte wordt in twee fasen gelezen. De eerste fase betreft het lezen van typebeelden, die geassocieerd kunnen worden met drukte, gevaar, langzaam rijden, of ervaringsgerichte situaties zoals een woonstraat of winkelstraat. De tweede fase focust op het lezen van gevaar en aandacht; een intensief wegbeeld vraagt aandacht en een gezichtsveld met een gevaarsindicator kan gedragsaanpassingen uitlokken [87](#page=87).
Het belang van het **gesloten perspectief** is aanzienlijk: ontspannen rijden is gebaseerd op een blik op oneindig, terwijl omgevingsaandacht leidt tot langzamer rijden. Een gesloten perspectief stimuleert de interpretatie van het beeld en kan gedragsverandering teweegbrengen, wat wandelen in een besloten omgeving boeiender maakt dan langs een rechte, schrale weg. Daarentegen is **monotonie moordend**; steeds dezelfde beelden maken afgestompt. De weg moet ritme en variatie krijgen door de opeenvolging van beelden (sequensen), waarbij kruispunten, activiteiten en attractiepunten een rol spelen. De monotonie van lintbebouwing is bijzonder negatief, aangezien het constante wegbeeld geen duidelijke overgang toont tussen open veld en bebouwde kom [88](#page=88) [90](#page=90).
Het besluit is dan ook: "Weg met moordende monotonie." Belangrijk zijn sequensen en overgangen, met zorg voor homogene en samenhangende beelden. Elke sequentie moet nauwkeurig overeenstemmen met het omgevingstype, haar functie en het gebruik [91](#page=91).
**Tip:** Het verschil tussen een open en gesloten perspectief is cruciaal voor hoe een bestuurder de weg waarneemt en hoe dit zijn snelheid en aandacht beïnvloedt [89](#page=89).
## 4. Methode van ruimtelijke analyse
De methode van ruimtelijke analyse omvat drie kernstappen [93](#page=93):
1. **Inventariseren** van structuren en karakteristieken: Het verzamelen van objectieve primaire informatie en het in beeld brengen hiervan [94](#page=94).
2. **Interpretatie** en begrijpen: Het achterhalen van onderliggende verklaringen, verduidelijkingen, compilatie naar andere kennisvelden, en het aanbieden van aanvullende informatie en ruimtelijke schema's [95](#page=95).
3. **Evalueren** van structuren en karakteristieken: Het toepassen van kwaliteitsnormen en waarderingen, met een beeldende functie [96](#page=96).
### 4.1 Procesverloop van analyse
Het analyseproces, met name de analyse van de bestaande toestand, verloopt in verschillende stappen [97-98](#page=97-98).
#### 4.1.1 Stap 1: De toevallige gebruiker
Dit stadium omvat een globale, onbevangen verkenning van de omgeving. Dit houdt een globale sequentiële analyse in (bv. de eerste rit) en een trage beeldbeleving aan de hand van foto's van de ruimtelijke functie en geografie (RuFuGe) op projectniveau en meso schaal [99](#page=99).
#### 4.1.2 Stap 2: De gewoontegebruiker
Hier vindt een gedetailleerde opname plaats van de bestaande situatie, zowel ruimtelijk, functioneel als gedragsmatig. Dit kan resulteren in een matrixanalyse met ruimtelijke incidenten op projectniveau en meso schaal. Een ruimtelijk-functioneel incident kan bijvoorbeeld het ontbreken van variatie zijn terwijl een verkeerskundig incident een foutieve locatie kan zijn ten opzichte van een sequentie. Dit stadium kan zich ook op micro-schaal bevinden [104-107](#page=104-107) .
#### 4.1.3 Stap 3: De analyse in de ruimte
Dit deel richt zich op de planologische context. Hierbij worden structuurplannen (informatief, richtinggevend, bindend deel zoals RSV, PRS, GRS), mobiliteitsplannen (beleidsplan, MP Vlaanderen, gemeentelijk mobiliteitsplan) en verkeersaantrekkende polen onderzocht. Dit gebeurt als bureauwerk op de verruimde omgeving en macro schaal. De ruimere context omvat structuurkenmerken van de omgeving: natuurlijk, verkeer, bebouwd en economisch. De bestaande ruimte wordt geanalyseerd aan de hand van informatie uit het RSV, PRS, GRS, oriëntatienota's, gerealiseerde RUP's, en kadasterplannen. Voorbeelden van bestaande ruimtelijke structuren worden getoond voor Bornem (N16 door scheldevallei, bedrijvenzone) en Overijse (hoofdverbinding over plateaus door valleien) [111-112](#page=111-112). Meso-analyses kunnen ook betrekking hebben op verkeersaantrekkende polen. De planologische context kan ook beleidsplannen (richtinggevend en bindend), gemeentelijke mobiliteitsplannen, gewestplannen, niet-gerealiseerde RUP's en bovenlokale fietsroutenetwerken omvatten. Gewenste ruimtelijke structuren worden getoond voor Overijse en Provincie Limburg [115-116](#page=115-116) .
#### 4.1.4 Stap 4: De analyse in de tijd
Deze stap betreft het opstellen van een historische schets, kijkend naar geomorfologie, occupatie en recente ontwikkelingen. Dit gebeurt eveneens als bureauwerk op de verruimde omgeving en macro schaal. De historische context van de groei van een gebied wordt geanalyseerd aan de hand van geomorfologie, occupatie en recent gebruik, met behulp van historische kaarten zoals de kaart van Vandermaelen, de kaart van Graaf de Ferraris en topografische kaarten .
---
# Mens, activiteiten en de sociologie van de omgeving
Dit onderdeel van de cursus analyseert de interactie tussen menselijke activiteiten, de openbare ruimte en de sociologische invloed van de omgeving op menselijk gedrag en interactie.
### 4.1 De mens in de openbare ruimte
De openbare ruimte is het terrein waar menselijke activiteiten plaatsvinden, die variëren van individuele bezigheden tot sociale interacties. De mens wordt beschouwd als een individu met eigen gedragingen en gewoonten, maar ook als een sociaal wezen dat behoefte heeft aan ontmoetingen en interactie .
#### 4.1.1 Activiteiten in de openbare ruimte
Activiteiten in de openbare ruimte kunnen worden gecategoriseerd als sociaal-maatschappelijk, handel en diensten, of als ruimte voor parkeren en braakliggende terreinen. Voorbeelden hiervan zijn :
* **Sociaal-maatschappelijk:** Gemeentehuizen, culturele centra, bibliotheken .
* **Handel en diensten:** Bakkers, beenhouwers, bankkantoren, grootwinkelzones en bedrijventerreinen .
* **Verplaatsen, ontspannen en manifesteren:** Stedelijke activiteiten die de functie van de ruimte bepalen .
#### 4.1.2 Typologie van de openbare ruimte
De openbare ruimte kan worden ingedeeld op basis van haar primaire functie en de bijbehorende activiteiten. Een veelgebruikte typologie omvat :
* **Woonomgevingen:** Omvatten woongroen en kinderspeelplekken .
* **Verkeersinfrastructuur:** Bevatten wegen, stationsomgevingen, carpoolparkings en fietsroutes .
* **Gemengde omgevingen:** Combineren functies zoals wonen, winkelen, en culturele centra, zoals woon-winkelstraten en pleinen .
* **Groenvoorzieningen:** Zoals stadsparken en begraafplaatsen .
* **Toeristische en recreatieve voorzieningen:** Denk aan historische kernen en themaparken .
#### 4.1.3 Activiteitspatronen in de openbare ruimte
Activiteiten in de openbare ruimte vertonen vaak ritmische of toevallige patronen .
* **Ritmische patronen** zijn terugkerend op dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse of jaarlijkse basis. Voorbeelden zijn dagelijks parkeren of een wekelijkse markt .
* **Toevallige patronen** betreffen eenmalige activiteiten .
#### 4.1.4 Informele interacties in de publieke ruimte
De publieke ruimte faciliteert ook informele interacties en activiteiten zoals wandelen, genieten van terrassen, en keuvelen. Deze activiteiten dragen bij aan de levendigheid en sociale cohesie van een stedelijke omgeving .
### 4.2 De sociologie van de omgeving
De sociologie van de omgeving onderzoekt de sociaal-ruimtelijke ervaringswereld van de mens en de wederkerige beïnvloeding tussen mens en omgeving. Dit concept stelt dat de mens de ruimte vormt, maar dat de ruimte op haar beurt ook de mens vormt, zonder echter tot determinisme te leiden. Het geheel van deze interactie vertoont systeemeigenschappen, zoals beschreven in de "logica van huis, tuin, omgeving" .
#### 4.2.1 Zintuigen en afstanden in ruimtelijke interactie
Menselijke interactie in de ruimte is sterk verbonden met onze zintuigen en de afstanden die we tot anderen bewaren. Verschillende afstanden corresponderen met verschillende niveaus van interactie en zintuiglijke waarneming .
* **Intieme ruimte (0 - 0,5 m):** Persoonlijke ruimte, ruiken van de huid .
* **Persoonlijke ruimte (0 - 2 m):** Domein van de persoonlijke ruimte, met geur van parfum als lokzone .
* **Gespreksruimte (1 - 3 m):** Mogelijkheid om gesprekken te volgen, salon- en tafelopstellingen .
* **Ruimte voor eenvoudige gesprekken (tot 25 - 35 m):** Krachtige geurinvloeden, eenvoudige vraag-antwoordgesprekken, herkenbare gezichtsuitdrukkingen .
* **Ruimte voor herkenning van handelingen (tot 70 - 100 m):** Krachtige geurinvloeden, enkel hard roepen, herkenbare menselijke figuren .
* **Sociale gezichtsveld (groter dan 100 m):** Enkel zeer krachtig geluid, herkennen van menselijke figuren in het landschap .
* **Waarneming van aanwezigheid (500 - 1000 m):** Zien dat er mensen zijn, bijvoorbeeld op het strand .
#### 4.2.2 Ruimtelijke organisatie en sociale contacten
De inrichting en organisatie van de ruimte beïnvloeden de mogelijkheden tot sociale contacten .
* **Terrasdimentie:** De grootte en inrichting van terrassen bepalen de mate van sociale interactie .
* **Theatersetting:** De opstelling van zitplaatsen kan de beleving en sociale interactie beïnvloeden .
* **Voetbalpleinen:** Open ruimtes kunnen fungeren als ontmoetingsplekken en centra voor activiteiten .
* **Woonhoogte en gebouwhoogte:** Deze factoren hebben invloed op de contactmogelijkheden tussen bewoners .
* **Woonorganisatie:** Hoe woongebieden zijn georganiseerd, beïnvloedt de kans op sociale contacten .
#### 4.2.3 Ruimtegebruik door verkeer
Het ruimtegebruik door auto's heeft een directe impact op de kwaliteit van de openbare ruimte en sociale interactie .
* **Meer auto's:** Leidt tot minder ruimte voor andere kwaliteiten, minder mensen, en minder sociale contacten .
* **Minder auto's:** Creëert ruimte voor meer voetgangers en fietsers, spelende kinderen, en potentieel meer economische activiteit .
* Het ruimteaspect is gerelateerd aan het People-Profit-Planet (PPP) effect .
De toename van het privaat gemotoriseerd verkeer, vooral na de naoorlogse periode en industrialisatie, heeft geleid tot een grotere ruimte-inname door de auto, die vaak wordt gezien als een symbool van vrijheid .
> **Tip:** Begrijpen hoe de fysieke inrichting van de ruimte (bv. de breedte van straten, aanwezigheid van parkeerplaatsen) menselijk gedrag en sociale interactie beïnvloedt, is cruciaal voor omgevingsanalyse. De principes van Proximics (de studie van menselijke ruimtelijke afstanden) bieden hierbij waardevolle inzichten .
---
# Waarneming, beleving en morfologie van de ruimte
Dit deel behandelt hoe de ruimte wordt waargenomen en beleefd, inclusief visuele aspecten zoals landmerken, lijnen, vlakken en punten, en de ruimtelijke opbouw (morfologie) van straten en wegen .
### 5.1 Waarneming en beleving van de ruimte
De waarneming en beleving van de ruimte is een subjectief proces dat beïnvloed wordt door diverse visuele elementen. Deze elementen helpen bij de oriëntatie en het creëren van een mental map van de omgeving. Belangrijke concepten hierin zijn oriëntatiepunten, begeleidingslijnen en omgevingsvlakken .
#### 5.1.1 Visuele elementen in de ruimtelijke waarneming
De ruimte kan worden geanalyseerd aan de hand van verschillende visuele componenten die onze beleving en oriëntatie sturen .
##### 5.1.1.1 Oriëntatiepunten (punten)
Oriëntatiepunten, ook wel landmerken genoemd, zijn markante objecten of plekken die dienen als herkenningspunten in de omgeving. Deze kunnen variëren van natuurlijke elementen zoals een boei op zee of een eik op een rotonde tot kunstmatige structuren zoals een belfort of kerktoren of iconische gebouwen zoals het Atomium of de Eiffeltoren. Ook eenvoudige objecten zoals vis, bal of banaan kunnen voor kinderen als oriëntatiepunten dienen op bijvoorbeeld het strand. Een kerktoren kan kenmerkend zijn voor een dorpskern .
##### 5.1.1.2 Begeleidingslijnen (lijnen)
Lijnen spelen een cruciale rol in het leiden van de blik en het suggereren van beweging of richting. Voorbeelden hiervan zijn dreef naar een kasteel een oprit naar een snelweg of een veldweg omzoomd met populieren. De Camino de Santiago in Spanje is een voorbeeld van een lange, lijnvormige route .
Trajecten worden vaak bepaald door punten die tijd-ruimtebepalend zijn. De manier waarop we ons verplaatsen, kan worden onderscheiden in twee patronen :
* **Kort en recht verplaatsingspatroon:** Dit kenmerkt zich door een snelle, functionele verplaatsing, "recht toe recht aan" .
* **Lang en kronkelend verplaatsingspatroon:** Dit patroon ontstaat bij verplaatsingen voor recreatieve doeleinden en is vaak "wentelend" of meer omzwervend .
Lijnvormige elementen kunnen dus een functionele, recreatieve of esthetische rol spelen in de ruimtelijke beleving .
##### 5.1.1.3 Omgevingsvlakken (vlakken)
Vlakken creëren ruimtes die we kunnen doorkruisen of ervaren als afgebakende gebieden. Dit kunnen functionele vlakken zijn zoals een parkeerterrein of publieke ruimtes zoals een plein. Het verplaatsen door gebieden, oftewel vlakvormige zones, is een fundamenteel aspect van onze ruimtelijke interactie .
### 5.2 Morfologie van de ruimte
Morfologie verwijst naar de ruimtelijke opbouw en structuur van gebieden. Het omvat principes van vormgeving zoals symmetrie en asymmetrie, evenwicht, oriëntatie, richting, schaalverschillen en orde versus wanorde. De morfologie van de openbare ruimte bepaalt hoe verschillende ruimtes aanvoelen en functioneren .
#### 5.2.1 Driedimensionale ruimtelijke opbouw
Ruimte kan worden begrepen in drie dimensies: lengte (L), breedte (B) en hoogte (H) .
#### 5.2.2 Straten en wegen: verhoudingen en beleving
De morfologie van straten en wegen wordt sterk beïnvloed door de verhouding tussen lengte, breedte en hoogte, wat op zijn beurt de beleving van perspectief (beeldbreedte en beelddiepte) bepaalt .
##### 5.2.2.1 De breedte van straten
De breedte van straten, in relatie tot hun hoogte (gebouwen, etc.), is bepalend voor de ruimtelijke ervaring. Er worden grofweg drie types onderscheiden: smal, steeg en breed .
* **Steeg:** Een steeg wordt gekenmerkt door een zeer beperkte breedte ten opzichte van de hoogte. Een algemene vuistregel is dat de breedte (B) kleiner is dan de helft van de hoogte (H): $B < \frac{H}{2}$ .
* **Smalle ruimte:** Een smalle ruimte kan worden gedefinieerd als een straat waar de breedte (B) ongeveer gelijk is aan de hoogte (H): $B \approx H$ .
* **Brede straat:** Een bredere straat heeft een breedte die significant groter is dan de hoogte. Dit kan variëren, bijvoorbeeld $B = 2.5 \times H$ of $B = 2 \times H$ .
* **Brede perspectief:** Een zeer brede straat, met een grote breedte ten opzichte van de hoogte, creëert een breed perspectief, bijvoorbeeld $B = 10 \times H$ .
> **Tip:** Het begrijpen van deze ruimtelijke verhoudingen is essentieel voor stedenbouwkundigen en ontwerpers om aangename en functionele openbare ruimtes te creëren.
> **Tip:** Let bij het analyseren van de ruimte op hoe de combinaties van punten, lijnen en vlakken de beleving van diepte, afstand en oriëntatie beïnvloeden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Omgevingsanalyse | Het systematisch onderzoeken en beoordelen van de kenmerken, functies, structuren en dynamiek van een bepaalde ruimte om inzicht te krijgen in hoe deze de mens, het gedrag en de mobiliteit beïnvloedt en vice versa. |
| Ruimtelijke analyse | Een methode om de fysieke en visuele kenmerken van een gebied te bestuderen, inclusief de indeling, de vormgeving en de relaties tussen verschillende elementen in die ruimte. |
| Beeldtaal | De manier waarop visuele elementen in de openbare ruimte (zoals gebouwen, wegen, groen) communiceren en bepaalde indrukken of verwachtingen bij mensen oproepen, wat hun gedrag kan beïnvloeden. |
| Zelfverklarende omgeving | Een omgeving die zodanig is ingericht dat deze op een natuurlijke wijze het gewenste gedrag van de gebruikers stimuleert en stuurt, zonder dat expliciete regels of borden nodig zijn. |
| Landelijke verbindingsweg | Een type weg bedoeld voor snelle verbindingen tussen verschillende activiteiten of locaties in een landelijk gebied, vaak gekenmerkt door rechte trajecten en hogere snelheden. |
| Stedelijk woonerf | Een specifieke inrichting in een stedelijk gebied die primair gericht is op verblijf en interactie van mensen (spelen, praten, ontmoeten), waarbij het autoverkeer ondergeschikt is. |
| Stadsplein | Een multifunctioneel openbaar gebied in een stad dat diverse functies kan huisvesten, zoals markten, evenementen, ontmoetingsplekken en soms ook tijdelijke parkeergelegenheid. |
| Ruimtelijk-Functionele beschrijving (RuFuGe) | Een methodiek die de fysieke kenmerken (ruimtelijk) en de gebruiksfuncties (functioneel) van een gebied combineert met inzicht in het menselijk gedrag om de ruimte te analyseren en te ontwerpen. |
| Morfologie | De studie van de vorm en structuur van objecten of ruimtes, inclusief hun afmetingen, verhoudingen, en onderlinge relaties. In de context van ruimtelijke analyse gaat het om de fysieke opbouw van gebieden. |
| Structurerende eigenschap | Een kenmerk van de ruimte dat de capaciteit heeft om elementen rond zich te ordenen en een kader te vormen voor zowel de bestaande situatie als toekomstige ontwikkelingen. |
| Schalen lezen | Het vermogen om een ruimte te analyseren op verschillende niveaus van detail en omvang, van macroscopische (globaal) tot microscopische (fijn) schaal, om verbanden en invloeden te begrijpen. |
| Groeiprocessen | De historische ontwikkeling en evolutie van een gebied, beïnvloed door geografische, demografische, economische en sociale factoren, zichtbaar in landschappelijke veranderingen en stedelijke groei. |
| Verkeersaantrekkende polen | Locaties of voorzieningen die een aanzienlijke hoeveelheid verkeer genereren, zoals grote winkelcentra, industrieterreinen of evenementenlocaties. |
| Dynamische analyse | Een onderzoeksmethode die gebruikmaakt van bewegend beeldmateriaal (zoals video's) om de ruimtelijke kenmerken, activiteiten en gedragingen te analyseren zoals deze zich in de tijd en in beweging manifesteren. |
| Statische analyse | Een onderzoeksmethode die gebaseerd is op stilstaande beelden (foto's) om de ruimtelijke kenmerken, morfologie en functies van een gebied te bestuderen. |
| Sequentiële analyse | Een methode waarbij een gebied wordt opgedeeld in samenhangende zones (sequensen) op basis van morfologische, functionele en gedragskenmerken, om de samenhang en overgangen tussen deze zones te analyseren. |
| Verbindingsweg | Een weg die primair bedoeld is om verschillende locaties of gebieden met elkaar te verbinden, vaak met een focus op efficiënt transport. |
| Dorpspoort | Een herkenbaar punt of gebied dat de entree tot een dorp markeert, vaak gekenmerkt door specifieke architectuur, verkeersregulatie of landschappelijke elementen. |
| Hellende straat | Een straat met een significante helling, wat invloed kan hebben op verkeersgedrag, zichtbaarheid en de beleving van de ruimte. |
| Centrumpoort | De toegang tot het centrum van een dorp of stad, vaak gekenmerkt door een overgang van een meer open gebied naar een dichtere bebouwing met commerciële functies. |
| Dorpsplein | Een centraal openbaar plein in een dorp, vaak het hart van sociale activiteit en gelegen nabij belangrijke gebouwen zoals het gemeentehuis of de kerk. |
| Centrumstraat | De belangrijkste straat in het centrum van een plaats, waar zich doorgaans handel, horeca en woningen bevinden, en waar veel stedelijke activiteiten plaatsvinden. |
| Kerkplein | Een plein gelegen rondom een kerk, vaak een sociaal en historisch belangrijk punt binnen een gemeenschap. |
| Gemengde overgangsomgeving | Een gebied waar verschillende functies, zoals wonen en handel, samenkomen en overgaan in elkaar, vaak gekenmerkt door variatie in bebouwing en gebruik. |
| Open woonomgeving | Een gebied dat voornamelijk is ingericht voor wonen, gekenmerkt door specifieke ruimtelijke kenmerken zoals rooilijnafstand, wegbreedte en de aanwezigheid van groenvoorzieningen. |
| Dorpsrand | Het gebied waar een dorp overgaat in het buitengebied, vaak met een mix van woningbouw en enkele commerciële functies. |
| Bosrijke verbindingsweg | Een weg die door een bosrijk gebied loopt en bedoeld is voor verbinding, waarbij de natuurlijke omgeving een prominente rol speelt in de ruimtelijke beleving. |
| Geomorfologie | De wetenschappelijke studie van de vormen van het aardoppervlak en de processen die ze creëren en veranderen. |
| Occupatie van het land | De manier waarop mensen het landschap hebben gebruikt en gevormd door bewoning, landbouw, industrie en andere activiteiten door de geschiedenis heen. |
| Menselijke maat | Het principe dat ruimtelijke ontwerpen en inrichtingen primair gericht moeten zijn op de behoeften, waarnemingen en gedragingen van mensen. |
| Zichtbreedte | De horizontale reikwijdte van het gezichtsveld, hoe wijd men kan kijken in een bepaalde richting. |
| Zichthoogte | De verticale reikwijdte van het gezichtsveld, hoe hoog men kan kijken. |
| Snelheidsopwekkend beeld | Een visuele omgeving die door zijn kenmerken (bv. rechte, brede wegen, open uitzichten) de neiging heeft om bestuurders aan te moedigen sneller te rijden. |
| Monotonie | Eentonigheid of gebrek aan variatie in de visuele of ruimtelijke kenmerken van een omgeving, wat kan leiden tot afstomping en verminderde aandacht. |
| Leesbaarheid van de ruimte | Het gemak waarmee mensen de ruimtelijke omgeving kunnen begrijpen, navigeren en oriënteren door middel van visuele aanwijzingen en structuren. |
| Oriëntatiepunten | Markante elementen in het landschap of de bebouwde omgeving die mensen helpen zich te oriënteren en hun positie te bepalen. |
| Begeleidingslijnen | Visuele elementen in de ruimte die een pad of route aangeven en mensen leiden, zoals wegen, paden, of hekken. |
| Omgevingsvlakken | Grotere, meer open ruimtes in een stedelijke of landschappelijke context die een gevoel van plaats en oriëntatie bieden. |
| Puntvormige elementen | Discrete, herkenbare objecten of locaties die als oriëntatiepunten dienen, zoals torens, bomen of specifieke gebouwen. |
| Lijnvormige elementen | Lineaire kenmerken in de ruimte die richting geven en verbindingen creëren, zoals wegen, rivieren, of lanen. |
| Vlakvormige elementen | Gebieden of zones die een grotere oppervlakte beslaan en een specifieke functie of karakter hebben, zoals pleinen, parken of woonwijken. |
| Ruimtevormende elementen | Elementen die de architectuur en structuur van de ruimte bepalen, zoals muren, gebouwen, of groenvoorzieningen die ruimtes definiëren. |
| Morfologie (stedelijk) | De studie van de vorm en structuur van stedelijke gebieden, inclusief de opbouw van straten, gebouwen en open ruimtes. |
| Basisleer vormgeving | Fundamentele principes die ten grondslag liggen aan het ontwerpen en vormgeven van ruimtes, zoals symmetrie, evenwicht, richting en schaal. |
| Terrasdimentie | De ruimtelijke opzet en kenmerken van een terras, gericht op comfort, sociale interactie en de beleving van de omgeving. |
| Groeigordels | Concentrische zones rond een stad die de verschillende fasen van stedelijke expansie en ontwikkeling weergeven, van de oudste kern tot de meest recente suburbanisatie. |