Cover
Jetzt kostenlos starten Forsyth_Ch1(1).pdf
Summary
# Wat zijn groepen en groepsprocessen
Dit onderwerp verkent de fundamentele aard van groepen, hun diverse vormen, kenmerkende eigenschappen en de dynamische processen die hun ontstaan, ontwikkeling en functioneren bepalen.
## 1.1 Wat zijn groepen?
Een groep wordt gedefinieerd als twee of meer individuen die met elkaar verbonden zijn door en binnen sociale relaties. Deze sociale relaties, die de leden aan elkaar en aan de groep binden, kunnen variëren in type, sterkte en duur. Hoewel de definities van groepen verschillen, benadrukken ze vaak aspecten als communicatie, wederzijdse afhankelijkheid, gedeelde identiteit of gezamenlijke doelen [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.1.1 Soorten groepen
Groepen kunnen worden ingedeeld in verschillende categorieën:
* **Primaire groepen**: Dit zijn kleine, intieme groepen zoals families of goede vrienden, gekenmerkt door frequente interactie, solidariteit en hoge mate van onderlinge afhankelijkheid. Ze vormen de leden tot sociale wezens en zijn fundamenteel voor de vorming van iemands sociale aard en idealen [5](#page=5).
* **Sociale (Secundaire) groepen**: Deze groepen zijn groter en formeler georganiseerd dan primaire groepen, met lidmaatschappen die korter van duur en minder emotioneel betrokken zijn. Voorbeelden zijn werkgroepen, clubs en congregaties [6](#page=6).
* **Collectieven**: Dit zijn relatief grote aggregaties van individuen die overeenkomsten vertonen in acties en denkbeelden, vaak samengebracht door een gemeenschappelijke gebeurtenis of activiteit. Voorbeelden zijn menigten, wachtrijen of sociale bewegingen [6](#page=6).
* **Sociale categorieën**: Een sociale categorie is een verzameling individuen die op een bepaalde manier op elkaar lijken, zoals alle vrouwen of alle Amerikanen. Hoewel ze gebaseerd zijn op gelijkenis en niet noodzakelijk op interactie, kunnen ze een belangrijke invloed hebben op de sociale identiteit van leden en op de stereotypen van waarnemers [7](#page=7).
### 1.1.2 Kenmerken van groepen
Ondanks hun uniekheid delen alle groepen gemeenschappelijke kenmerken:
* **Samenstelling (Composition)**: De individuen die deel uitmaken van een groep bepalen mede de aard van die groep. De unieke talenten, zwakheden, attitudes en persoonlijkheidskenmerken van elk lid dragen bij aan de groepsdynamiek [8](#page=8).
* **Grenzen (Boundaries)**: Groepen hebben grenzen die bepalen wie er wel en wie er geen lid is. Deze grenzen kunnen duidelijk zijn, zoals bij een sportteam, of minder duidelijk, zoals bij informele netwerken. Open groepen hebben vloeibare grenzen, terwijl gesloten groepen langzamer van samenstelling veranderen. Sociale netwerken worden gekenmerkt door relatief vloeibare lidmaatschappen door het ontbreken van duidelijke grenzen [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Grootte (Size)**: De omvang van een groep beïnvloedt de structuur, processen en interactiepatronen. Kleinere groepen, zoals dyaden, kunnen zeer intensieve dynamieken hebben, terwijl grotere groepen waarschijnlijk subgroepen vormen en leiderschap vereisen. De sociale breinhypothese suggereert dat menselijke hersenen geëvolueerd zijn om de informatie-eisen van het leven in groepen tot ongeveer 150 personen te verwerken. Het aantal relaties dat nodig is om elk lid met elk ander lid te verbinden, neemt exponentieel toe met de groepsgrootte [11](#page=11) [9](#page=9).
* **Interactie (Interaction)**: Groepen zijn de setting voor diverse interpersoonlijke acties. Deze interacties kunnen worden onderverdeeld in taakgerichte interactie (gericht op de doelen van de groep) en relatiegerichte interactie (socio-emotionele interactie, gericht op het onderhouden van interpersoonlijke banden) [10](#page=10).
* **Wederzijdse Afhankelijkheid (Interdependence)**: Groepsleden zijn vaak afhankelijk van elkaar voor hun uitkomsten, acties en ervaringen. Deze afhankelijkheid kan symmetrisch en wederkerig zijn, of hiërarchisch en asymmetrisch [11](#page=11).
* **Structuur (Structure)**: Groepen zijn georganiseerd door patronen van rollen, normen en interpersoonlijke relaties. Rollen specificeren verwacht gedrag voor posities binnen de groep, terwijl normen de gedragsstandaarden beschrijven [12](#page=12).
* **Doelen (Goals)**: Groepen streven naar diverse doelen, die kunnen worden ingedeeld in genereren, kiezen, onderhandelen en uitvoeren. McGrath's taakcirculatiemodel onderscheidt acht soorten groepsdoelen, onderverdeeld in conceptuele-gedragsmatige en samenwerkings-conflict taken (#page=13, 14) [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Oorsprong (Origin)**: Groepen kunnen gepland zijn (concocted of founded) of emergent (circumstantial of self-organizing) (#page=14, 15). Geplande groepen worden bewust gevormd, terwijl emergente groepen spontaan ontstaan door herhaalde interactie of externe omstandigheden [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Eenheid (Unity)**: Groepscohesie verwijst naar de solidariteit en eenheid van een groep, voortkomend uit sterke interpersoonlijke banden en groepskrachten zoals gedeelde commitment aan doelen [15](#page=15).
* **Entitatiteit (Entitativity)**: Dit is de mate waarin een groep wordt waargenomen als een enkele, verenigde entiteit. Entitatiteit wordt beïnvloed door gelijkenis, nabijheid en gemeenschappelijk lot. Groepen met een hoge entitatiteit hebben meer invloed op hun leden en worden door buitenstaanders vaak stereotyperend waargenomen (#page=16, 17). Volgens het Thomas-theorema zijn situaties die als reëel worden gedefinieerd, reëel in hun consequenties [16](#page=16) [17](#page=17).
## 1.2 Wat zijn groepsprocessen?
Groepsprocessen verwijzen naar de invloedrijke interpersoonlijke processen die binnen en tussen groepen plaatsvinden en die de aard, richting en uitkomsten van de groep bepalen. Deze dynamieken zorgen voor voortdurende beweging en verandering binnen de groep [18](#page=18).
### 1.2.1 Dynamische groepsprocessen
Groepsprocessen kunnen worden ingedeeld in verschillende categorieën:
* **Vormingsprocessen (Formative Processes)**: Deze omvatten de behoefte aan aansluiting en affiliatie, de factoren die de vorming van groepen bevorderen, en de ontwikkeling van groepscohesie. Ze onderzoeken hoe individuen zich oriënteren op elkaar, conflicten aangaan, en hoe structuren en normen ontstaan [18](#page=18).
* **Beïnvloedingsprocessen (Influence Processes)**: Deze processen beschrijven hoe leden hun acties coördineren, conformeren aan groepsstandaarden, leiderschap accepteren en elkaar beïnvloeden. Ze omvatten groepstructuur (normen, rollen, relaties), conformiteit, sociale macht, gehoorzaamheid en leiderschap [18](#page=18).
* **Prestatieprocessen (Performance Processes)**: Groepen kunnen taken uitvoeren die individuen niet kunnen. Deze processen richten zich op hoe groepen presteren, hoe ze gemotiveerd worden, en de dynamiek van teams en besluitvorming [19](#page=19).
* **Conflictprocessen (Conflict Processes)**: Conflict is alomtegenwoordig in en tussen groepen. Deze processen ontstaan door competitie, onenigheid over middelen, machtsstrijd of persoonlijke antipathieën en kunnen de cohesie ondermijnen [19](#page=19).
* **Contextuele processen (Contextual Processes)**: Deze processen houden rekening met de invloed van de fysieke en sociale omgeving op de groep. Dit omvat de impact van de omgeving, het gebruik van groepen voor verandering en groei, en processen die grote, diffuse groepen zoals menigten en sociale bewegingen beïnvloeden [19](#page=19).
### 1.2.2 Proces en vooruitgang over tijd
Groepen evolueren over tijd. Bruce Tuckman's theorie van groepontwikkeling identificeert vijf stadia: oriëntatie (forming), conflict (storming), structuur (norming), prestatie (performing) en ontbinding (adjourning). Groepen kunnen ook cyclisch door deze stadia gaan om een balans te vinden tussen taakgerichtheid en sociaal-emotionele expressie [21](#page=21).
## 1.3 Waarom groepen bestuderen?
Het bestuderen van groepen en groepsprocessen is essentieel om verschillende redenen:
* **Begrijpen van mensen**: Mensen zijn fundamenteel sociale wezens die hun hele leven in groepen doorbrengen. Het begrijpen van groepen is cruciaal voor het begrijpen van individuen, aangezien groepen attitudes, waarden en percepties van leden beïnvloeden [22](#page=22).
* **Begrijpen van de sociale wereld**: Groepen spelen een bemiddelende rol tussen individuen en de maatschappij. Ze beïnvloeden maatschappelijke structuren en culturele normen [28](#page=28).
* **Toepassingen op praktische problemen**: De studie van groepsprocessen levert inzichten die kunnen worden toegepast om praktische problemen op te lossen op gebieden zoals management, onderwijs, psychotherapie en politiek [28](#page=28).
Ondanks de potentiële problemen die groepen kunnen veroorzaken, zoals conflict en slechte besluitvorming, zijn ze onmisbaar voor menselijk overleven en welzijn [28](#page=28).
---
# Het belang van het bestuderen van groepen
Het bestuderen van groepen en hun dynamiek is essentieel voor het begrijpen van individuen, de sociale wereld en het toepassen van kennis op praktische problemen.
### 2.1 Wat zijn groepen en entitatieveit?
* Een groep is een verzameling mensen [2](#page=2).
* De socioloog W. I. Thomas stelde dat "als mensen situaties als echt definiëren, ze echt zijn in hun consequenties". Dit staat bekend als het **Thomas Theorem** [17](#page=17).
* Toegepast op groepen, voorspelt dit theorema dat als mensen een verzameling mensen als een ware groep beschouwen, deze groep belangrijke interpersoonlijke consequenties zal hebben voor zowel de leden als de waarnemers [17](#page=17).
* Wanneer een verzameling mensen als een ware groep wordt beschouwd, met een hoge **entitatieveit**, leidt dit tot psychologische en interpersoonlijke veranderingen [17](#page=17).
* Leden identificeren zich meer met de groep en haar doelen [17](#page=17).
* Ze waarderen hun lidmaatschap meer en voelen zich meer verbonden met de groep [17](#page=17).
* Ze geloven dat ze overeenkomen met andere groepsleden in termen van waarden en overtuigingen [17](#page=17).
* Ze accepteren groepsresultaten als hun eigen verantwoordelijkheid [17](#page=17).
* Zelfs jonge kinderen (vanaf 5 jaar) rekenen op hulp en delen binnen hun groep als de entitatieveit hoog is [17](#page=17).
* Hoge entitatieveit beïnvloedt ook niet-leden, vaak door hun oordelen, attitudes en intergroepsacties te bevooroordelen [17](#page=17).
* Waarnemers zien groepsleden eerder stereotiep, omdat ze aannemen dat de leden uitwisselbaar zijn [17](#page=17).
* Een gevoel van **essentialisme** kan ook de overtuigingen van waarnemers over groepen met hoge entitatieveit doordringen; men gaat ervan uit dat deze groepen diepe, relatief onveranderlijke essentiële kwaliteiten hebben [17](#page=17).
> **Tip:** Entitatieveit is een sleutelconcept dat bepaalt hoe reëel een groep wordt ervaren, wat aanzienlijke gevolgen heeft voor zowel leden als buitenstaanders.
### 2.2 Wat zijn groepsprocessen en groepscohesie?
* Groepsprocessen zijn de interpersoonlijke interacties die plaatsvinden binnen en tussen groepen over tijd. Deze omvatten [28](#page=28):
* **Formatieprocessen**: de behoefte om deel uit te maken van groepen, contextuele factoren die groepsformatie bevorderen, en de ontwikkeling van groepscohesie [28](#page=28).
* **Beïnvloedingsprocessen**: groepsstructuur (normen, rollen, relaties), conformiteit en dissens, sociale macht, gehoorzaamheid aan groepsautoriteit, en leiderschap [28](#page=28).
* **Prestatiereprocessen**: groepsproductiviteit, sociale motivatie, teamwork en collaboratieve besluitvorming [28](#page=28).
* **Conflictprocessen**: intragroepsconflicten (binnen groepen) en intergroepsconflicten (tussen groepen) [28](#page=28).
* **Contextuele processen**: afhankelijk van de fysieke setting en het specifieke doel van de groep, inclusief veranderingen die groepen bevorderen en grote collectieven [28](#page=28).
* Volgens de **groepsontwikkelingstheorie van Tuckman** doorlopen de meeste groepen vijf fasen: forming (oriëntatie), storming (conflictfase), norming (structuurfase), performing (prestatienfase) en adjourning (ontbindingsfase) [21](#page=21) [22](#page=22) [28](#page=28).
* **Forming**: Leden oriënteren zich op elkaar, er is onzekerheid en voorzichtige communicatie [22](#page=22).
* **Storming**: Conflicten ontstaan als leden strijden om status, de leider en procedures worden uitgedaagd, en er ontstaan subgroepen [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Norming**: Cohesie groeit, er is overeenstemming over procedures, normen en rollen, en de communicatie verbetert [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Performing**: De groep focust op het werk, taakvoltooiing, besluitvorming en samenwerking [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Adjourning**: Leden vertrekken, er is verminderde afhankelijkheid en mogelijk spijt [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Groepscohesie** verwijst naar de aantrekkingskracht die leden op elkaar uitoefenen en hun bereidheid om bij de groep te blijven [25](#page=25).
> **Voorbeeld:** De Adventure Expedition, die dramatisch eindigde, liet zien hoe individuele motivaties (zoals de wens om de top te bereiken) en groepsdynamieken (zoals het negeren van de terugkeertijd) tot tragische gevolgen kunnen leiden [17](#page=17) [2](#page=2).
### 2.3 Waarom groepen bestuderen?
Het bestuderen van groepen en hun dynamiek is om meerdere redenen cruciaal:
#### 2.3a Inzicht in individuen
* Individuen zijn vrijwel altijd lid van groepen, dus om individuen te begrijpen, moet men groepen begrijpen [23](#page=23).
* Mensen gedragen zich anders in groepen dan alleen. Dit is aangetoond in talloze studies naar motivatie, emotie en prestaties, beginnend met het werk van Triplett [23](#page=23).
* **Fundamentele Attributiefout (FAE)**: Mensen hebben de neiging om het gedrag van anderen toe te schrijven aan persoonlijke eigenschappen in plaats van aan situationele krachten, waaronder groepsinvloeden. Dit onderschat de impact van groepen op individuen, vooral in individualistische culturen [23](#page=23) [28](#page=28).
* Groepen vormen de attitudes, waarden, identiteiten, vaardigheden en principes van individuen [23](#page=23).
* Groepen kunnen gedrag op ingrijpende en blijvende wijze veranderen, zoals bij lidmaatschap van sekten [23](#page=23).
> **Tip:** Wees je bewust van de fundamentele attributiefout bij het analyseren van gedrag. Denk na over de groepscontext waarin iemand zich bevindt.
#### 2.3b Inzicht in de sociale wereld
* Groepen zijn de microstructuren die individuen verbinden met de maatschappij [25](#page=25).
* Samenlevingen, van jager-verzamelaars tot postindustriële samenlevingen, worden gevormd door de kleine groepen waaruit ze bestaan [25](#page=25).
* De groepen binnen een sociaal systeem bepalen de cultuur en instituties van die samenleving (juridische, politieke, religieuze, educatieve en economische systemen). De groep bevindt zich op een niveau tussen het zelf en de maatschappij [25](#page=25).
* Geert Hofstede's theorie van nationale culturen identificeert dimensies zoals **Power Distance Index (PDI)**, **Individualism (IDV)**, **Masculinity (MAS)** en **Uncertainty Avoidance Index (UAI)**, die de groepsprocessen binnen culturen beïnvloeden [24](#page=24).
* Bij een hoge PDI zijn hiërarchieën geaccepteerd; bij een lage PDI worden ongelijkheden geminimaliseerd [24](#page=24).
* In individualistische culturen zijn banden losser; in collectivistische culturen zijn mensen geïntegreerd in hechte groepen [24](#page=24).
* Collectivistische culturen leiden tot meer accommodatie, compromisbereidheid en een voorkeur voor teamwerk [24](#page=24).
* Onderzoek naar groepen heeft consistent duidelijkere bevindingen opgeleverd dan studies naar andere sociaalpsychologische onderwerpen [25](#page=25).
> **Voorbeeld:** De culturele verschillen in de manier waarop groepen opereren (bijvoorbeeld de mate van collectivisme versus individualisme) beïnvloeden direct de dynamiek binnen die groepen, zoals samenwerkingsstijlen en besluitvormingsprocessen [24](#page=24).
#### 2.3c Toepassingen op praktische problemen
* Groepen zijn tegenwoordig verantwoordelijk voor het creëren en produceren van bijna alles wat de wereld nodig heeft en consumeert [25](#page=25).
* Groepen nemen ook belangrijke beslissingen: jury's oordelen over schuld en onschuld, managementteams bepalen bedrijfsstrategieën, en militaire eenheden voeren operaties uit [25](#page=25).
* Ook in de geestelijke gezondheidszorg worden groepen gebruikt om individuen te helpen bij het veranderen van gedachten en gedragingen [25](#page=25).
* Het veld van groepsprocessen heeft een interdisciplinair karakter, met bijdragen uit antropologie, psychologie, sociologie, bedrijfskunde, communicatiewetenschap en meer. Het is gemeenschappelijk terrein van alle sociale wetenschappen [25](#page=25) [26](#page=26).
### 2.4 De waarde van groepen ondanks uitdagingen
* Hoewel groepen kunnen leiden tot conflicten, competitie en slechte beslissingen (zoals de Adventure Expedition liet zien) zijn ze essentieel voor het menselijk bestaan [25](#page=25) [26](#page=26) [2](#page=2).
* Mensen zouden zonder groepen niet kunnen overleven [28](#page=28).
* Door groepslidmaatschap definiëren en bevestigen we onze waarden en overtuigingen, en vormen we onze sociale identiteit [26](#page=26).
* In onzekere situaties zoeken we groepen op voor geruststellende informatie en gezelschap [26](#page=26).
* Via groepen kunnen we doelen bereiken die individueel onhaalbaar zouden zijn [26](#page=26).
* Het oplossen van conflicten binnen groepen leert ons effectiever met anderen om te gaan [26](#page=26).
* Groepen vormen de basis van ons sociale bestaan en vereisen begrip [26](#page=26).
---
# Classificatie en kenmerken van groepen
Dit hoofdstuk introduceert de fundamentele concepten van groepsdynamica door de verschillende typen groepen te classificeren en hun onderscheidende kenmerken te bespreken [5](#page=5).
### 3.1 Variëteiten van groepen
Groepen zijn alomtegenwoordig en divers, maar ze kunnen worden geclassificeerd in vier hoofdtypen: primaire groepen, sociale groepen, collectieven en categorieën [5](#page=5).
#### 3.1.1 Primaire groepen
Primaire groepen, zoals families, goede vrienden of kliekjes van leeftijdsgenoten, zijn kleine, intieme en langdurige groepen die worden gekenmerkt door frequente interactie, solidariteit en hoge interdependentie. Ze beïnvloeden de attitudes, waarden en sociale uitkomsten van hun leden aanzienlijk, omdat leden er veel tijd doorbrengen in vaak face-to-face settings. Charles Horton Cooley beschouwde deze groepen als primair omdat ze individuen transformeren in sociale wezens en een "wij"-gevoel creëren, wat essentieel is voor het vormen van de sociale natuur en idealen van een individu. Leden kunnen onvrijwillig deel uitmaken van primaire groepen, of ze kunnen zich vormen door langdurige, betekenisvolle interacties [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 3.1.2 Sociale (secundaire) groepen
Sociale groepen zijn groter en formeler georganiseerd dan primaire groepen, met kortere lidmaatschappen en minder emotionele betrokkenheid. Ze structureren interacties in minder intieme, meer publieke settings. Voorbeelden zijn werkgroepen, clubs, kerkgemeenten en studiegroepen. Sociale groepen zijn essentieel voor sociaal kapitaal, wat verwijst naar de sociale verbindingen die productieve voordelen opleveren. Amerikanen zijn gemiddeld actief in vrijwillige verenigingen, maar sommige nationaliteiten zijn nog actiever [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 3.1.3 Collectieven
Collectieven ontstaan wanneer mensen samenkomen door een gebeurtenis, activiteit of gevaar, en lossen op wanneer de ervaring eindigt. Het zijn relatief grote aggregaties van individuen die gelijkenissen vertonen in acties en kijk op zaken. Voorbeelden zijn menigten, publiek, wachtrijen, sociale bewegingen en paniekerige menigtes. Leden van collectieven zijn verbonden door gedeelde belangen of acties, maar hebben vaak weinig loyaliteit aan de groep en de groepen ontstaan vaak toevallig of uit gemak [6](#page=6).
#### 3.1.4 Categorieën
Een sociale categorie is een verzameling individuen die op een bepaalde manier op elkaar lijken. Voorbeelden zijn alle vrouwen, de ouderen of studenten. Als een categorie sociale implicaties heeft, zoals het leiden tot een gedeelde identiteit of stereotypering door buitenstaanders, kan het een invloedrijke groep worden. Sociale identiteit is dat deel van iemands zelfconcept dat voortkomt uit lidmaatschap van sociale groepen. Categorieën kunnen ook de perceptie van buitenstaanders beïnvloeden door middel van stereotypen [7](#page=7) [8](#page=8).
### 3.2 Kenmerken van groepen
Ondanks hun uniciteit delen alle groepen gemeenschappelijke kenmerken die hun aard en dynamiek bepalen [8](#page=8).
#### 3.2.1 Samenstelling (Composition)
Samenstelling verwijst naar de kwaliteiten van de individuen die lid zijn van de groep. Elke persoon in een groep definieert mede de aard van die groep. Een groep met specifieke talenten, zwakheden, attitudes, waarden en persoonlijkheidskenmerken zal verschillen van een groep met andere eigenschappen. Diversiteit in race, geslacht, economische achtergrond en land van herkomst beïnvloedt ook de groepssamenstelling [8](#page=8).
#### 3.2.2 Grenzen (Boundaries)
Groepsgrenzen definiëren wie er wel en wie er niet tot de groep behoort. Deze grenzen kunnen publiekelijk bekend zijn (bv. een erevereniging) of vaag en alleen bekend bij leden (bv. een geheime genootschap) [8](#page=8).
* **Open groepen:** Lidmaatschap is vloeibaar; leden kunnen vrijwillig komen en gaan. Dit kan leiden tot instabiliteit omdat leden hun plaats elk moment kunnen verliezen [8](#page=8).
* **Gesloten groepen:** Lidmaatschap wisselt langzamer of helemaal niet. Deze groepen zijn vaak cohesiever omdat concurrentie om lidmaatschap irrelevant is en leden toekomstige samenwerking verwachten [8](#page=8) [9](#page=9).
Sociale netwerken missen duidelijke grenzen, waardoor lidmaatschap vloeibaar is, maar ze kunnen ook meer diverse leden aantrekken [9](#page=9).
#### 3.2.3 Grootte (Size)
De grootte van een groep beïnvloedt haar structuur, processen en interactiepatronen. Een tweepersoonsgroep (dyade) houdt op te bestaan als één lid vertrekt en kan niet worden onderverdeeld in subgroepen. Grotere groepen kunnen subgroepen vormen en hebben vaak leiders nodig om te organiseren. Het aantal benodigde sociale banden om alle leden met elkaar te verbinden, neemt exponentieel toe met de groepsgrootte volgens de formule $\frac{n(n-1)}{2}$, waarbij $n$ het aantal leden is. De "sociale hersenhypothese" suggereert dat mensen evolutionair zijn aangepast om in groepen van ongeveer 150 mensen te leven, omdat grotere groepen de informatieverwerkingscapaciteit kunnen overbelasten [11](#page=11) [9](#page=9).
#### 3.2.4 Interactie (Interaction)
Groepen zijn de setting voor diverse interacties. Robert Freed Bales (1950, 1999) onderscheidde twee hoofdtypen interactie [10](#page=10):
* **Taakinteractie:** Gericht op het werk, de projecten, plannen en doelen van de groep. Dit omvat het coördineren van vaardigheden, middelen en motivaties om beslissingen te nemen, producten te genereren of overwinningen te behalen [10](#page=10).
* **Relatie-interactie (socio-emotionele interactie):** Gerelateerd aan de emotionele en interpersoonlijke banden binnen de groep. Dit omvat zowel ondersteunende acties (sociale steun, overweging) als ondermijnende acties (kritiek, conflict) [10](#page=10).
#### 3.2.5 Interdependentie (Interdependence)
Interdependentie betekent dat groepsleden van elkaar afhankelijk zijn; hun uitkomsten, acties, gedachten, gevoelens en ervaringen worden gedeeltelijk bepaald door anderen in de groep [11](#page=11).
* **Symmetrische interdependentie:** Invloed tussen leden is gelijk en wederkerig (Figuur 1.3a) [12](#page=12).
* **Hiërarchische interdependentie:** Invloed is asymmetrisch en ongelijk (Figuur 1.3b, 1.3c) [12](#page=12).
* **Sequentiële interdependentie:** Afhankelijkheid volgt een volgorde (Figuur 1.3d) [12](#page=12).
Sommige groepen creëren slechts de potentie voor interdependentie (bv. wachtrijen), terwijl andere (bv. gezinnen, sportteams) hoge niveaus van interdependentie creëren [11](#page=11).
#### 3.2.6 Structuur (Structure)
Groepsinteractie is georganiseerd in voorspelbare patronen die bepalen welke acties zijn toegestaan of veroordeeld. Dit omvat [12](#page=12):
* **Rollen:** Specificeert het verwachte gedrag van individuen in verschillende posities binnen de groep (bv. leider, volger) [12](#page=12).
* **Normen:** Consensuele, vaak impliciete, standaarden die beschrijven welk gedrag in een bepaalde context gepast is [12](#page=12).
* **Interpersoonlijke relaties:** Patroon van aantrekking, afstoting, status en invloed tussen leden [12](#page=12).
De structuur verhoogt de voorspelbaarheid en sociale coördinatie, maar hiërarchische structuren kunnen efficiënt zijn maar ook leiden tot minder veiligheid als gevolg van verminderde informatie-uitwisseling (#page=12, 13) [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 3.2.7 Doelen (Goals)
Groepen stellen doelen en streven deze na. Joseph E. McGrath onderscheidde vier basistypen groepsdoelen, die verder kunnen worden onderverdeeld in acht activiteiten (Figuur 1.4) [13](#page=13) :
* **Genereren:** Ideeën en plannen bedenken (Type 1: planningstaken; Type 2: creativiteitstaken) [13](#page=13).
* **Kiezen:** Beslissingen nemen over kwesties met juiste oplossingen (Type 3: intellectieve taken) of met meerdere mogelijke antwoorden (Type 4: besluitvormingstaken) [13](#page=13).
* **Onderhandelen:** Verschillen van mening oplossen (Type 5: cognitieve conflicttaken) of competitieve geschillen beslechten (Type 6: gemengde-motieftaken) [13](#page=13).
* **Uitvoeren:** Taken volbrengen, zoals in competities (Type 7: wedstrijden/gevechten/competitieve taken) of het produceren van iets (Type 8: prestaties/psychomotorische taken) [13](#page=13).
McGrath's model onderscheidt ook conceptuele-gedragsmatige taken en samenwerkings-conflict taken [13](#page=13).
#### 3.2.8 Oorsprong (Origin)
Groepen kunnen worden onderscheiden op basis van hoe ze ontstaan [14](#page=14):
* **Geplande groepen:** Worden opzettelijk gevormd door leden of een externe autoriteit [14](#page=14).
* **Concocted groups:** Gepland door buitenstaanders (bv. militair peloton) [15](#page=15).
* **Founded groups:** Gepland door een of meer personen die lid blijven (bv. studiegroep) [15](#page=15).
* **Emergente groepen:** Ontstaan spontaan of geleidelijk over tijd door herhaalde interactie (#page=14, 15) [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Circumstantial groups:** Ontstaan door externe, situationele krachten (bv. gestrande reizigers) [15](#page=15).
* **Self-organizing groups:** Ontstaan wanneer interactieve individuen hun activiteiten geleidelijk aanpassen in een coöperatief systeem (bv. groepen feestgangers) [15](#page=15).
#### 3.2.9 Eenheid (Unity)
Groepscohesie verwijst naar de integriteit, solidariteit en eenheid van een groep, die voortkomt uit sterke interpersoonlijke banden en groep-niveau krachten zoals gedeelde doelen. Cohesieve groepen houden leden stevig vast en leden waarderen hun lidmaatschap [15](#page=15).
#### 3.2.10 Entiteitativiteit (Entitativity)
Entiteitativiteit, bedacht door Donald Campbell (1958a), beschrijft de mate waarin een groep wordt waargenomen als een enkele, verenigde entiteit, een "echte" groep. Dit wordt beïnvloed door cues zoals gelijkenis, nabijheid en gemeenschappelijk lot. Mensen beoordelen aggregaties met sterke banden en frequente interacties als meer groep-achtig dan tijdelijke bijeenkomsten of categorieën. Primaire groepen, zoals sportteams en families, hebben de hoogste entiteitativiteit [16](#page=16).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Groep | Twee of meer individuen die met elkaar verbonden zijn door en binnen sociale relaties. |
| Groepsdynamiek | Invloedrijke interpersoonlijke processen die in en tussen groepen in de loop van de tijd plaatsvinden; de wetenschappelijke studie van die processen. |
| Primaire groep | Een kleine, langdurige groep die wordt gekenmerkt door frequente interactie, solidariteit en hoge mate van onderlinge afhankelijkheid tussen leden, wat de attitudes, waarden en sociale uitkomsten van de leden aanzienlijk beïnvloedt. |
| Sociale groep | Een relatief klein aantal individuen dat gedurende een langere periode met elkaar interageert, zoals werkgroepen, clubs en congregaties. |
| Collectief | Een relatief grote aggregatie of groep individuen die overeenkomsten vertonen in acties en kijk op de wereld. Voorbeelden zijn menigten, rijen wachtende mensen en sociale bewegingen. |
| Sociale categorie | Een perceptuele groepering van mensen die van elkaar worden aangenomen dat ze op bepaalde manieren vergelijkbaar zijn, maar verschillend in één of meer opzichten, zoals alle vrouwen, de ouderen, studenten, of alle burgers van een specifiek land. |
| Samenstelling | De individuen die een groep vormen, inclusief hun kwaliteiten, talenten, zwakheden, attitudes, waarden en persoonlijkheidskenmerken. |
| Grenzen | De relaties die leden met elkaar verbinden en die bepalen wie wel en wie niet tot de groep behoort; grenzen kunnen psychologisch of publiekelijk erkend zijn en variëren in doorlaatbaarheid (open of gesloten groepen). |
| Grootte | Het aantal leden van een groep, wat invloed heeft op groepsstructuren, processen en interactiepatronen. De sociale brein-hypothese suggereert dat mensen evolutionair zijn ontworpen om in groepen van ongeveer 150 personen of minder te leven. |
| Interactie | De acties die leden van een groep ondernemen, onderverdeeld in taakgerichte interactie (gericht op de doelen van de groep) en relatie-interactie (gericht op het onderhouden van interpersoonlijke banden binnen de groep). |
| Onderlinge afhankelijkheid | Wederzijdse afhankelijkheid, waarbij de uitkomsten, acties, gedachten, gevoelens en ervaringen van een lid tot op zekere hoogte worden beïnvloed door andere leden van de groep. |
| Structuur | De organisatie van een groep, inclusief de leden, hun onderlinge relaties en hun interacties; dit omvat rollen, normen en interpersoonlijke relaties die de groep organiseren. |
| Norm | Een consensusuele en vaak impliciete standaard die beschrijft welke gedragingen wel en niet moeten worden uitgevoerd in een bepaalde context. |
| Rol | Een sociaal gedeelde set van gedragingen, kenmerken en verantwoordelijkheden die worden verwacht van mensen die een bepaalde positie of type positie binnen een groep bekleden. |
| Doelen | De specifieke resultaten die een groep nastreeft, zoals het genereren van ideeën, het kiezen van een oplossing, het onderhandelen over een conflict of het uitvoeren van een taak. |
| Oorsprong | De manier waarop een groep is ontstaan; geplande groepen (geconcocteer of gesticht) worden bewust gevormd, terwijl emergente groepen (situationeel of zelforganiserend) spontaan ontstaan. |
| Eenheid (Cohesie) | De solidariteit of eenheid van een groep die voortkomt uit de ontwikkeling van sterke en wederzijdse interpersoonlijke banden tussen leden en groepsgerichte krachten, zoals gedeelde toewijding aan groepsdoelen en teamgeest. |
| Entitativiteit | De schijnbare cohesie of eenheid van een verzameling individuen; de kwaliteit van het zijn van een enkele entiteit in plaats van een reeks onafhankelijke, ongerelateerde individuen. Dit wordt beïnvloed door factoren zoals gelijkenis, nabijheid en gemeenschappelijk lot. |
| Thomas-stelling | De theoretische premisse, gesteld door W. I. Thomas, die stelt dat de opvatting van mensen over een sociale situatie, zelfs als deze onjuist is, hun reacties in die situatie zal bepalen; "Als mensen situaties als reëel definiëren, zijn ze reëel in hun gevolgen". |
| Essentiële | Het geloof dat alle dingen, inclusief individuen en groepen, een fundamentele aard hebben die hen maakt tot wat ze zijn en onderscheidt van andere dingen; de essentie van een ding wordt meestal afgeleid en niet direct waargenomen. |
| Taakinteractie | De gezamenlijk aangepaste acties van groepsleden die betrekking hebben op de projecten, taken en doelen van de groep. |
| Relatie-interactie (Socio-emotionele interactie) | De gezamenlijk aangepaste acties van groepsleden die betrekking hebben op of de aard en sterkte van de emotionele en interpersoonlijke banden binnen de groep beïnvloeden, inclusief zowel ondersteunende (sociale steun, aandacht) als ondermijnende acties (kritiek, conflict). |
| Fundamentele attributiefout | De neiging om de causale invloed van dispositionele factoren te overschatten en de causale invloed van situationele factoren te onderschatten. |
| Sociale kapitaal | De mate waarin individuen, groepen of grotere aggregaties van mensen verbonden zijn in sociale relaties die positieve, productieve voordelen opleveren; analoog aan economisch kapitaal, maar bepaald door de uitgebreidheid van sociale verbondenheid. |