Cover
Jetzt kostenlos starten 20[29].docx
Summary
# Verschillende paradigma's in kwalitatief onderzoek
Hier is een gedetailleerde samenvatting van de verschillende paradigma's in kwalitatief onderzoek, gebaseerd op de verstrekte tekst.
## 1. Kwalitatief onderzoek: een inleiding
Kwalitatief onderzoek kan worden beschouwd als een veld van methoden die gemeenschappelijke eigenschappen delen, maar ook aanzienlijk van elkaar kunnen verschillen. Het is altijd gesitueerd in een historische context en richt zich op het begrijpen van de betekenis en het perspectief van de participant binnen de wereld die hij bestudeert.
### 1.1 Kenmerken van kwalitatief onderzoek volgens Denzin en Lincoln
Volgens Denzin en Lincoln (2005) deelt kwalitatief onderzoek een aantal kernmerken:
* **Gesitueerde activiteit:** Onderzoek is ingebed in een specifieke context.
* **Gegrond in de wereld:** De onderzoeker is deel van de te bestuderen wereld en oefent onvermijdelijk invloed uit. Volledige objectiviteit is niet haalbaar; subjectiviteit krijgt een plaats.
* **Meerdere methoden:** Er bestaat een veelheid aan kwalitatieve onderzoeksmethoden, allen gericht op een beter begrip van het fenomeen, met de betekenis en het perspectief van de participant centraal.
* **Naturalistische setting:** Men vertrekt vanuit de data zelf en gebruikt interpretatieve methoden.
* **Verschillende kijkrichtingen:** Elke methode belicht andere aspecten van het bestudeerde fenomeen.
Het transformerende karakter van kwalitatief onderzoek, dat verandering teweeg kan brengen, is niet altijd een algemene eigenschap, maar een doel van specifieke methoden die zich richten op machtsverhoudingen.
### 1.2 Kenmerken van kwalitatief onderzoek volgens Creswell
Creswell (2013) benadrukt de volgende kenmerken:
* **Probleemformulering:** Verwijst naar de algemene definitie van onderzoek.
* **Focus op rapportage en communicatie:** Aandacht voor het perspectief van participanten en de rol van de onderzoeker. Rapportage kan bijdragen aan literatuur of een oproep tot verandering zijn.
* **Reflexiviteit:** Het belang van de rol van de onderzoeker.
* **"Emerging" karakter:** Het iteratieve karakter, waarbij fasen opnieuw doorlopen of aangepast kunnen worden.
* **Inductie en deductie:** Vertrekken vanuit data (inductie), maar ook kijken vanuit theorie naar data (deductie).
### 1.3 Algemene eigenschappen van kwalitatief onderzoek
Niet alle eigenschappen gelden voor elke studie in gelijke mate.
#### 1.3.1 Gegrond in data (inductieve benadering)
Kwalitatief onderzoek start vaak inductief, waarbij data de verdere analyse stuurt. Het Kwalitatief Data-Analyse (KDA) proces is dynamisch en kan worden bijgesteld door nieuwe gegevens. Een puur inductieve benadering is niet altijd strikt, aangezien theorie ook richting kan geven aan analyses (deductief).
#### 1.3.2 Context is cruciaal
Mensen hun denken en handelen wordt sterk beïnvloed door persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten. Kwalitatief onderzoek focust op de beleving en ervaring van mensen, waarbij de context van groot belang is voor het begrijpen van het perspectief van de participant.
#### 1.3.3 De mens als intentioneel en betekenisverlenend wezen
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:
* **Emic perspectief (insider):** Het perspectief en de woorden van de participant zijn het startpunt. De onderzoeker tracht eigen veronderstellingen uit te schakelen om de betekenis die mensen aan ervaringen geven, te begrijpen.
* **Etic perspectief (outsider):** Een bestaande theorie of hypothese is het startpunt. De onderzoeker onderzoekt de toepasbaarheid ervan bij een nieuwe populatie.
In de praktijk is er een wisselwerking tussen emic en etic perspectieven, met de emic invalshoek als uitgangspunt.
#### 1.3.4 Taal als sleutel
Taal is cruciaal voor betekenisverlening en de constructie van onze werkelijkheid. Het vormt ons denken, is ruim interpreteerbaar en meerduidig. Kwalitatief onderzoek maakt vaak gebruik van een narratieve benadering, waarbij zowel de inhoud als de structuur van taal bestudeerd kunnen worden. De taal waarin onderzoek wordt uitgevoerd, beïnvloedt de generaliseerbaarheid van bevindingen.
#### 1.3.5 Onderzoek in naturalistische contexten
De onderzoeker tracht de leefwereld van participanten te leren kennen en de wereld vanuit hun perspectief te begrijpen. Dit kan door immersie en participerende observatie, waarbij de onderzoeker deel uitmaakt van de groep.
#### 1.3.6 Nadruk op rijke beschrijvingen (thick description)
Een rijke beschrijving omvat een gedetailleerde weergave van het onderzoeksproces, de context en de resultaten, inclusief conceptuele structuren, betekenissen, ervaringen en emoties. Dit maakt de resultaten tastbaar voor de lezer. "Thin description" die enkel feiten weergeeft, is onvoldoende.
#### 1.3.7 Belang van de rol van de onderzoeker
De onderzoeker is een mede-actor die invloed uitoefent. Belangrijk hierbij zijn:
* **Bewustzijn van invloed:** Zich bewust zijn van de eigen rol en invloed.
* **Open benadering:** De belevingswereld van de participant zo open mogelijk benaderen.
* **Reflexiviteit:** Bewuste analyse van de eigen rol en invloed.
* **Bracketing:** Eigen veronderstellingen tussen haakjes plaatsen.
* **Wederzijds vertrouwen:** Essentieel voor het creëren van een veilige context.
* **Ethische dimensie:** Bewustzijn van de ethische implicaties.
### 1.4 Kwalitatief en kwantitatief onderzoek: verenigbaar of niet?
Hoewel er duidelijke verschillen zijn, is het onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek niet altijd absoluut en kunnen ze elkaar aanvullen.
#### 1.4.1 Gelijkenissen
Gemeenschappelijke doelen zijn onder andere:
* **Data-reductie:** Reduceren van data tot bruikbare interpretaties.
* **Beantwoorden van onderzoeksvragen:** Elk onderzoek streeft ernaar vragen te beantwoorden.
* **Relateren van data-analyse aan literatuur:** Resultaten in context plaatsen van bestaande kennis.
* **Variatie blootleggen/begrijpen:** Verschillen exploreren en verklaren.
* **Vermijden van bewuste vertekening:** Streven naar objectiviteit binnen de methodologische kaders.
* **Belang van transparantie:** Heldere beschrijving van de procedure om de overtuigingskracht te beoordelen.
#### 1.4.2 Complementariteit
Meningen zijn verdeeld over de mate van verenigbaarheid:
* **Principieel standpunt:** Problematiseert het samengaan, omdat methoden voortkomen uit fundamenteel verschillende wetenschapsfilosofische aannames.
* **Pragmatisch standpunt:** Gaat ervan uit dat methoden elkaar aanvullen op basis van hun praktische bruikbaarheid voor specifieke onderzoeksvragen. Dit standpunt nuanceert het absolute onderscheid en omvat mixed-method benaderingen.
### 1.5 Wetenschapsfilosofische assumpties en paradigma's
Onderzoek is niet neutraal en wordt gestuurd door aannames op het gebied van ontologie (aard van de realiteit), epistemologie (aard van kennisverwerving), methodologie (onderzoeksmethoden) en axiologie (rol van waarden). Kwalitatieve benaderingen gaan vaak uit van relativisme, subjectivisme/transactionaliteit, inductie en een waarde-geladen rol van de onderzoeker.
#### 1.5.1 Twee denkwijzen
* **Dilthey:** Onderscheid tussen geesteswetenschappen (begrijpen, *verstehen*, sociaal-historisch) en natuurwetenschappen (verklaren, *erklären*, universeel causaal).
* **Bruner:** Onderscheid tussen **paradigmatisch** (logisch-wetenschappelijk, objectief, deterministisch) en **narratief** (betekenisgevend, contextueel, relationeel) denken. Psychologie bevindt zich in het spanningsveld tussen deze twee.
#### 1.5.2 Vier grote paradigma's (naar Ponterotto)
1. **Positivisme:** Focus op observeerbare feiten en objectieve kennis.
2. **Post-positivisme:** Een meer gemodereerde vorm van positivisme, erkent beperkingen en zoekt naar de "waarheid".
3. **(Sociaal)constructivisme/interpretivisme:** Realiteit wordt geconstrueerd door individuen en groepen; focus op betekenisgeving.
4. **Kritisch-ideologisch perspectief:** Gericht op het blootleggen en veranderen van machtsverhoudingen en ongelijkheden.
In kwalitatief onderzoek wordt vaak een mix van post-positivisme en constructivisme toegepast, of een expliciet constructivistische invalshoek gekozen.
#### 1.5.3 Niveaus van aannames
Onderzoeksparadigma's bestaan uit aannames op het niveau van:
* **Ontologie:** Aard van de realiteit.
* **Epistemologie:** Aard en verwerving van kennis.
* **Methodologie:** Onderzoeksmethoden.
* **Axiologie:** Rol van waarden.
* **Retorisch niveau:** Stijl van rapporteren.
---
> **Tip:** Het is cruciaal om te begrijpen dat elk paradigma impliciete aannames met zich meebrengt die het hele onderzoeksproces, van de onderzoeksvraag tot de interpretatie van resultaten, beïnvloeden.
> **Tip:** In de praktijk zijn de grenzen tussen deze paradigma's niet altijd strikt en kunnen onderzoekers elementen uit verschillende benaderingen combineren. Het belangrijkste is om bewust te zijn van de aannames die aan het eigen onderzoek ten grondslag liggen.
---
Oké, hier is een gedetailleerd studieoverzicht over "Verschillende paradigma's in kwalitatief onderzoek", gebaseerd op de verstrekte tekst.
## 1. Verschillende paradigma's in kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek omvat een breed scala aan methoden en benaderingen die gemeenschappelijke eigenschappen delen, maar op andere vlakken significant kunnen verschillen. Deze diversiteit wordt mede bepaald door verschillende wetenschapsfilosofische paradigma's die de aannames, doelen en methodologieën van onderzoek sturen.
### 1.1 Wetenschapsfilosofische assumpties en paradigma's
Wetenschap is niet neutraal; elke studie vertrekt vanuit specifieke veronderstellingen over de aard van de werkelijkheid, hoe kennis hierover verworven kan worden en de relatie tussen de onderzoeker en het studieobject. Deze aannames sturen het gehele onderzoeksproces. De analyse van deze assumpties gebeurt op verschillende niveaus:
#### 1.1.1 Ontologie
Dit zijn aannames over de aard van de realiteit en wat we erover kunnen kennen.
* **Kwalitatief perspectief:** Relativisme, waarbij wordt aangenomen dat mensen actief de realiteit construeren.
#### 1.1.2 Epistemologie
Dit gaat over de aannames over wat geldt als kennis en hoe men die kan verwerven. Het omvat ook de relatie tussen onderzoeker en participant.
* **Kwalitatief perspectief:** Subjectivistisch/transactioneel. Men probeert zo dicht mogelijk bij de participant te komen, waarbij kennis als contextueel wordt beschouwd, in tegenstelling tot universele wetmatigheden.
#### 1.1.3 Methodologie
Dit betreft de aannames over welke onderzoeksmethoden gebruikt moeten worden om de realiteit te bestuderen en kennis te verwerven.
* **Kwalitatief perspectief:** Een meer inductieve benadering, waarbij men vanuit de data vertrekt, met een flexibele aanpassing van de onderzoeksvraag gedurende het proces.
#### 1.1.4 Axiologie
Dit zijn aannames over de rol en invloed van de waarden van de onderzoeker in het onderzoek.
* **Kwalitatief perspectief:** De onderzoeker brengt altijd waarden in het onderzoek, wat het waarde-geladen maakt.
#### 1.1.5 Retorisch niveau
Dit verwijst naar hoe de bovengenoemde aannames leiden tot een bepaalde stijl of manier van rapporteren, oftewel de taal van het onderzoek.
#### 1.1.6 Vier grote paradigma's
In de literatuur worden vaak vier paradigma's onderscheiden: positivisme, post-positivisme, (sociaal)constructivisme-interpretivisme, en kritisch-ideologisch perspectief. Kwalitatief onderzoek situeert zich vaak in het spectrum tussen post-positivisme en (sociaal)constructivisme, of expliciet binnen het (sociaal)constructivisme.
> **Tip:** Het is belangrijk te beseffen dat kwantitatief onderzoek niet gelijkgeschakeld kan worden met het positivistische kader. Positivisme richt zich op observeerbare feiten en de aanname van één correcte, foutloos te observeren werkelijkheid. Kwalitatieve gegevens kunnen, mits correct geanalyseerd, ook leiden tot geldige kennis.
### 1.2 Twee denkwijzen in de sociale wetenschappen
Er bestaan twee fundamenteel verschillende manieren om de wereld te benaderen en te begrijpen, die niet tot elkaar gereduceerd kunnen worden, maar beiden noodzakelijk zijn:
#### 1.2.1 De natuurwetenschappelijke en geesteswetenschappelijke benadering (Dilthey)
* **Natuurwetenschappen:** Gericht op het **verklaren** (= *erklären*) en het komen tot wetmatige causale verklaringen. Deze benadering heeft een ander studieobject, een andere aard, doel en methode dan de geesteswetenschappen.
* **Geesteswetenschappen:** Gericht op het **begrijpen** (= *verstehen*). Hierbij wordt een sociaal-historisch perspectief gehanteerd, waarbij de ontwikkeling en context van het individu centraal staan. Het individu wordt gezien als een kruispunt van diverse contexten (historisch, sociaal, etc.).
#### 1.2.2 Paradigmatische en narratieve denkwijzen (Bruner)
* **Paradigmatische/Logisch-wetenschappelijke modaliteit:** Reflecteert de 'objectieve', deterministische wereld en sluit aan bij de positivistische natuurwetenschappen. Het streeft naar een formeel, mathematisch systeem van beschrijving en verklaring met abstracte "als-dan-stellingen". Dit heeft een kwantitatieve gevoeligheid.
* **Narratieve modaliteit:** Reflecteert de geconstrueerde wereld en sluit aan bij de sociale en menswetenschappen. Het beschouwt de mens als een betekenisverlenend wezen binnen een specifieke context, waarbij verhalen worden gebruikt om zin te geven aan gebeurtenissen. Dit heeft een kwalitatieve gevoeligheid.
Psychologie bevindt zich in het spanningsveld tussen deze twee denkwijzen, hoewel de grens niet absoluut is. De narratieve modaliteit kan ook cijfers benaderen, maar dan contextualiserend in plaats van als algemene wetmatigheid.
> **Tip:** De replicatiecrisis in de psychologie kan mogelijk begrepen worden vanuit een mismatch tussen het studieobject van de psychologie (menselijk gedrag dat betekenis krijgt binnen context) en het natuurwetenschappelijke model dat vaak wordt toegepast.
### 1.3 Eigenschappen van kwalitatief onderzoek
Niet alle eigenschappen gelden voor elke kwalitatieve studie, de elementen zijn in meer of mindere mate aanwezig.
#### 1.3.1 Concepten en theorie gegrond in data (inductieve benadering)
* Kwalitatief onderzoek start vaak inductief, waarbij data de verdere analyse bepalen. Kwalitatieve data-analyse (KDA) is dynamisch; nieuwe gegevens kunnen de insteek bijstellen.
* Echter, het hele proces verloopt niet strikt inductief. Er kan ook sprake zijn van deductieve elementen waarbij bestaande theorie richting geeft aan de analyse.
* Menselijk denken en handelen wordt sterk beïnvloed door persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten.
* Kwalitatief onderzoek focust op de beleving en ervaring van mensen, waarbij context van groot belang is voor een beter begrip vanuit het perspectief van de participant.
* **Emic perspectief (insider/bottom-up):** Het perspectief en de woorden van de participant zijn het uitgangspunt. De onderzoeker probeert eigen veronderstellingen uit te schakelen om de betekenis die mensen aan ervaringen geven te begrijpen.
* **Etic perspectief (outsider/top-down):** Bestaande theorie of hypothese is het uitgangspunt.
* In de praktijk is er een wisselwerking tussen emic en etic, maar het emic perspectief blijft het uitgangspunt.
* Taal is cruciaal voor betekenisverlening en vormt onze werkelijkheid.
* Taal heeft een fundamentele invloed op onze ervaring, is een belangrijke context, ruim interpreteerbaar en fundamenteel meerduidig.
* In kwalitatief onderzoek is er een narratieve benadering van taal, zowel inhoudelijk als structureel.
* De onderzoeker moet de leefwereld van de participanten leren kennen om inzicht te verwerven in hoe zij hun wereld begrijpen en construeren.
* **Immersion:** De onderzoeker treedt binnen in het alledaagse leven van de participanten.
* **Participerende observatie:** De onderzoeker maakt zelf deel uit van de groep om interacties en dynamieken te begrijpen.
* Een volledige en diepgaande beschrijving van het onderzoeksproces, de context en de resultaten, inclusief conceptuele structuren en betekenissen, ervaringen, emoties en betekenissen van acties.
* Dit staat in contrast met 'thin description' (enkel feiten), wat onvoldoende is voor een diepgaande culturele benadering.
* De onderzoeker is een mede-actor en beïnvloedt het onderzoek.
* Vereisten: bewustzijn van eigen invloed, open benadering van de belevingswereld van de participant, **reflexiviteit** (bewuste analyse van eigen rol en invloed), bracketing (eigen veronderstellingen tussen haakjes plaatsen), wederzijds vertrouwen, sociale en gespreksvaardigheden, en ethisch bewustzijn.
Hoewel er duidelijke verschillen zijn, is het onderscheid niet altijd absoluut en kunnen de methoden elkaar aanvullen.
Beide benaderingen delen gemeenschappelijke doelen: data-reductie, beantwoorden van onderzoeksvragen, relateren van data-analyse aan literatuur, blootleggen van variatie, vermijden van bewuste vertekening, en belang van transparantie.
Meningen zijn verdeeld over de mate van samengaan.
* **Principieel standpunt:** Problematiseert het samengaan, omdat methoden vertrekken van fundamenteel verschillende assumpties.
* **Pragmatisch standpunt:** Gaat ervan uit dat methoden elkaar aanvullen en dat verschillende onderzoeksvragen om verschillende methoden vragen. Dit leidt tot mixed-method benaderingen.
---
Dit onderwerp behandelt de verschillende paradigma's binnen kwalitatief onderzoek, waarbij de focus ligt op hun wetenschapsfilosofische aannames, methodologische benaderingen en de impact daarvan op het onderzoeksproces.
Kwalitatief onderzoek kan worden beschouwd als een veld van onderzoeksmethoden die gemeenschappelijke eigenschappen delen, maar ook aanzienlijk van elkaar kunnen verschillen. Het begrijpen van deze diversiteit vereist aandacht voor de historische context en de specifieke wetenschapsfilosofische aannames die aan de basis liggen.
### 1.1 Wetenschapsfilosofische aannames en paradigma's
Wetenschap is nooit neutraal en vertrekt altijd vanuit aannames over de aard van de werkelijkheid, de wijze waarop kennis verworven kan worden, en de relatie tussen de onderzoeker en het studieobject. Deze aannames, die verschillende niveaus kennen, bepalen de richting van het gehele onderzoeksproces.
Ontologische aannames gaan over de aard van de realiteit. In kwalitatief onderzoek wordt de realiteit vaak beschouwd als sociaal geconstrueerd en relatief, waarbij individuen actief de werkelijkheid creëren. Dit staat in contrast met het positivistische idee van een objectieve, externe realiteit.
Epistemologie behandelt aannames over wat geldt als kennis en hoe deze kan worden verworven. Een kwalitatief perspectief is vaak subjectivistisch of transactioneel, met het streven om zo dicht mogelijk bij de participant te komen en kennis als contextueel te beschouwen. De relatie tussen onderzoeker en participant is hierin cruciaal.
Methodologische aannames bepalen welke onderzoeksmethoden gebruikt worden. Kwalitatief onderzoek kenmerkt zich door een meer inductieve benadering, waarbij men vertrekt vanuit de data en flexibel is in het aanpassen van de onderzoeksvraag gedurende het proces.
Axiologie richt zich op de rol en invloed van de waarden van de onderzoeker in het onderzoek. In kwalitatief onderzoek wordt erkend dat de onderzoeker altijd waarden meebrengt in het onderzoek, wat resulteert in een waarde-geladen proces.
Dit niveau betreft de manier waarop de eerder genoemde aannames leiden tot een specifieke stijl en taal van rapporteren, oftewel de retoriek van het onderzoek.
De literatuur onderscheidt vaak vier brede paradigma's: positivisme, post-positivisme, (sociaal)constructivisme-interpretivisme, en kritisch-ideologisch perspectief. Kwalitatief onderzoek situeert zich vaak binnen het constructivisme-interpretivisme of een mix van post-positivisme en constructivisme.
> **Tip:** Het is belangrijk te beseffen dat de dominante kwantitatieve benadering in de psychologie niet gelijk te schakelen is met het positivisme. De tendens om kwantitatief te prefereren, de 'kwantitatieve imperatief', kan voortkomen uit een foute aanname dat psychische attributen altijd numeriek zouden moeten zijn.
### 1.2 Twee denkwijzen: paradigmatisch en narratief
Binnen de sociale wetenschappen en psychologie worden twee fundamentele denkwijzen onderscheiden die niet tot elkaar te reduceren zijn en beide noodzakelijk zijn voor een volledig begrip van menselijk functioneren.
#### 1.2.1 Paradigmatisch (logisch-wetenschappelijk) denken
Deze benadering reflecteert de 'objectieve', deterministische wereld en sluit aan bij de natuurwetenschappen. Het streeft naar een formeel, mathematisch systeem van beschrijving en verklaring met abstracte 'als-dan-stellingen'. Dit gedachtegoed is gevoelig voor kwantitatieve methoden.
#### 1.2.2 Narratief denken
Deze benadering reflecteert de geconstrueerde wereld en sluit aan bij de sociale en menswetenschappen. Het beschouwt de mens als een betekenisverlenend wezen binnen een specifieke context en gebruikt verhalen om zin te geven aan gebeurtenissen. Dit gedachtegoed is gevoelig voor kwalitatieve methoden.
> **Tip:** Psychologie bevindt zich in het spanningsveld tussen deze twee denkwijzen. De grens is echter niet absoluut; zo kan ook binnen de narratieve modaliteit met cijfers gewerkt worden, mits deze gecontextualiseerd worden in plaats van te worden gebruikt als algemene wetmatigheden.
#### 1.2.3 Casus: de replicatiecrisis
De replicatiecrisis in de psychologie kan deels begrepen worden vanuit de mismatch tussen het studieobject van de psychologie (menselijk gedrag in specifieke contexten) en het natuurwetenschappelijke model dat vaak wordt gehanteerd. De betekenis die mensen aan situaties verlenen, leidt tot unieke bevindingen die niet altijd reproduceerbaar zijn met enkel causale modellen.
### 1.3 Drie veelgebruikte benaderingen voor data-analyse in kwalitatief onderzoek
De keuze voor een specifieke analysemethode wordt gestuurd door de onderzoeksvraag en de wetenschapsfilosofische uitgangspunten. Hoewel deze methoden verschillende perspectieven bieden, gebruiken ze vaak een coderingsproces als sleutel tot analyse.
#### 1.3.1 Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA)
IPA is gericht op het begrijpen van de unieke betekenissen die individuen, die een specifieke ervaring delen, aan die ervaring geven. Het vertrekt vanuit het concept van de leefwereld, benadrukt reflexiviteit (bracketing van eigen aannames) en volgt een ideografische methode om de essentie van een ervaring te vatten. Kenmerkend is de analyse van één case in zijn totaliteit alvorens door te gaan naar de volgende.
#### 1.3.2 Grounded Theory (GT)
GT is een inductieve benadering die systematisch en cyclisch te werk gaat om theorievorming of verklarende processen te genereren die voortkomen uit de data. Het is sterk beïnvloed door het symbolisch interactionisme en legt de nadruk op het constante vergelijken van data, het coderen (line-by-line, focused) en het gebruik van memo's om theorie op te bouwen. Het doel is het beschrijven van generieke processen.
#### 1.3.3 Thematische Analyse (TA)
TA is een relatief neutrale benadering die zoekt naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens. Het proces omvat het lezen en coderen van de data, het groeperen van codes onder thema's, het ordenen en definiëren van deze thema's, en het uitschrijven van de bevindingen. Hoewel flexibel, is TA niet volledig theorieneutraal, aangezien de onderzoeker altijd met een bepaalde bril naar de data kijkt.
> **Tip:** Computerprogramma's kunnen helpen bij de verwerking en analyse van kwalitatieve data, maar de interpretatie en betekenisverlening blijven de taak van de onderzoeker.
### 1.4 Coderen en memobuilding als sleutelprocessen
Coderen is het toekennen van samenvattende benamingen aan fragmenten van tekst om structuur en samenhang te creëren. Memo's dienen als tussentijdse bedenkingen, interpretaties en inzichten van de onderzoeker, die helpen om het denkproces vast te houden en verbanden te leggen. Beide zijn essentiële onderdelen in de data-analyse van kwalitatief onderzoek.
---
Oké, hier is je studiehandleiding voor "Verschillende paradigma's in kwalitatief onderzoek", specifiek gericht op pagina 55 van het document.
Kwalitatief onderzoek kan op diverse manieren benaderd en geanalyseerd worden, wat leidt tot verschillende paradigma's die de wetenschapsfilosofische uitgangspunten van de onderzoeker bepalen.
Wetenschap is niet neutraal; elke studie vertrekt vanuit specifieke aannames over de aard van de werkelijkheid, hoe kennis hierover kan worden verworven, en de relatie tussen de onderzoeker en het studieobject. Deze aannames bepalen de richting van het onderzoek.
#### 1.1.1 Niveaus van aannames
Onderzoeksparadigma's omvatten doorgaans aannames op de volgende niveaus:
* **Ontologie**: Aannames over de aard van de realiteit en wat we ervan kunnen kennen.
* *Kwalitatief perspectief*: Relativisme, waarbij mensen de realiteit actief construeren.
* **Epistemologie**: Aannames over wat kennis is, hoe deze verworven wordt, en de relatie tussen onderzoeker en participant.
* *Kwalitatief perspectief*: Subjectivistisch/transactioneel, gericht op het zo dicht mogelijk benaderen van de participant; kennis is contextueel.
* **Methodologie**: Aannames over welke onderzoeksmethoden gebruikt moeten worden.
* *Kwalitatief perspectief*: Meer inductieve benadering, flexibel en vertrekkend vanuit de data.
* **Axiologie**: Aannames over de rol van waarden van de onderzoeker in het onderzoek.
* *Kwalitatief perspectief*: De onderzoeker brengt waarden in het onderzoek; het is waardegeladen.
* **Retorisch niveau**: Hoe deze aannames leiden tot een specifieke stijl van rapporteren.
#### 1.1.2 Vier grote paradigma's (naar Ponterotto)
Hoewel deze paradigma's niet strikt gescheiden zijn en vaak overlappen, worden er vier belangrijke onderscheiden: positivisme, post-positivisme, (sociaal)constructivisme-interpretivisme, en het kritisch-ideologische perspectief. Kwalitatief onderzoek situeert zich vaak op een mix van post-positivisme en constructivisme, of expliciet binnen het constructivisme.
> **Tip:** Kwantitatief onderzoek wordt vaak gelijkgesteld aan het positivistische kader, maar dit is niet altijd correct. Positivisme focust op observeerbare feiten en een enkele, observeerbare werkelijkheid. Kwalitatieve gegevens kunnen, mits correct toegepast, ook tot geldige kennis leiden. De dominantie van kwantitatief onderzoek in de psychologie wordt deels verklaard door de "kwantitatieve imperatief", de tendens om kwantitatief te prefereren, wat soms voortkomt uit de (foutieve) aanname dat alle psychische attributen numeriek zouden zijn.
### 1.2 Twee denkmodellen: paradigmatisch en narratief
In de sociale wetenschappen, en specifiek in de psychologie, zijn er twee fundamenteel verschillende manieren van denken te onderscheiden die elkaar kunnen aanvullen:
* **Paradigmatisch of logisch-wetenschappelijk denken**:
* Reflecteert een objectieve, deterministische wereld.
* Sluit aan bij de natuurwetenschappen, logica en wiskunde.
* Streeft naar een formeel, mathematisch systeem van beschrijving en verklaring met abstracte "als-dan-stellingen".
* Heeft een kwantitatieve gevoeligheid.
* **Narratief denken**:
* Reflecteert een geconstrueerde wereld.
* Sluit aan bij de sociale en menswetenschappen.
* Beschouwt de mens als een betekenisverlenend wezen binnen een specifieke context.
* Gebruikt verhalen om zin te geven aan gebeurtenissen en ervaringen.
* Heeft een kwalitatieve gevoeligheid.
De psychologie bevindt zich in het spanningsveld tussen deze twee benaderingen, maar de grens is niet absoluut. Narratieve modaliteiten kunnen ook cijfers contextualiseren, in plaats van ze als universele wetmatigheden te gebruiken.
> **Voorbeeld:** De replicatiecrisis in de psychologie kan deels begrepen worden vanuit een mismatch tussen het studieobject (menselijk gedrag, dat betekenis en context vereist) en het natuurwetenschappelijke model dat vaak gebruikt wordt voor het opzetten van onderzoek. Voorspellingen gebaseerd op modellen met enkele variabelen die andere verklaren, zijn in de complexe, betekenisvolle menselijke realiteit vaak niet realiseerbaar.
### 1.3 De rol van de onderzoeker en de interpretatie van data
In kwalitatief onderzoek is de onderzoeker een mede-actor wiens subjectiviteit en waarden onvermijdelijk een rol spelen. Dit vraagt om **reflexiviteit**: een bewuste analyse van de eigen rol en invloed doorheen het hele onderzoeksproces. Aannames over de aard van de realiteit (ontologie) en hoe kennis verworven wordt (epistemologie) bepalen hoe data geïnterpreteerd worden. Verschillende methoden, zoals Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA), Grounded Theory (GT) en Thematische Analyse (TA), bieden specifieke kaders voor deze interpretatie.
* **IPA**: Focust op de unieke betekenissen van individuen met een gedeelde ervaring, waarbij de leefwereld en reflexiviteit centraal staan.
* **GT**: Gericht op theorievorming door systematische en cyclische analyse van data, waarbij de theorie voortvloeit uit de gegevens (bottom-up).
* **TA**: Een meer neutrale benadering die thema's identificeert door codes te groeperen, en die flexibel kan worden ingezet.
Elke benadering benadrukt de noodzaak van diepgaande interpretatie, het erkennen van de complexiteit van de data en het verhoudingsgewijs plaatsen van bevindingen binnen bestaande theorieën of de onderzoeksvraag. Het coderen van data is een sleutelproces binnen deze analyses, waarbij betekenisvolle fragmenten worden samengevat in codes en later gegroepeerd in thema's.
---
Kwalitatief onderzoek wordt gekenmerkt door diverse benaderingen en paradigma's, die de grondslagen van kennisverwerving en de relatie tussen onderzoeker en onderzochte bepalen.
### 1.1 Paradigma's: de wetenschapsfilosofische fundamenten
Onderzoeksparadigma's bepalen de aannames over de aard van de werkelijkheid (ontologie), de wijze van kennisverwerving (epistemologie), de rol van waarden (axiologie) en de onderzoeksmethoden (methodologie).
#### 1.1.1 Ontologie: de aard van de realiteit
* **Kwalitatief perspectief:** De realiteit wordt als relatief beschouwd; mensen construeren actief hun eigen werkelijkheid.
#### 1.1.2 Epistemologie: de aard van kennis
* **Kwalitatief perspectief:** Kennis is subjectivistisch en transactioneel, waarbij de nadruk ligt op het zo dicht mogelijk benaderen van de participant en het begrijpen van contextuele kennis, in tegenstelling tot universele wetmatigheden.
#### 1.1.3 Methodologie: de keuze van onderzoeksmethoden
* **Kwalitatief perspectief:** Er wordt vaak een inductieve benadering gehanteerd, waarbij men vertrekt vanuit de data en flexibel kan inspelen op veranderingen in de onderzoeksvraag.
#### 1.1.4 Axiologie: de rol van waarden
* **Kwalitatief perspectief:** Onderzoeker zijn waarden zijn onvermijdelijk aanwezig en vormen een inherent onderdeel van het onderzoek.
#### 1.1.5 Retorisch niveau: de stijl van rapporteren
* Dit niveau gaat over de manier waarop de aannames leiden tot een specifieke stijl of taalgebruik in de rapportage van het onderzoek.
### 1.2 Vier grote paradigma's in kwalitatief onderzoek
Het artikel van Ponterotto onderscheidt vier paradigma's die invloed hebben op het onderzoeksproces:
* Positivisme
* Post-positivisme
* (Sociaal) constructivisme-interpretivisme
* Kritisch-ideologisch perspectief
Vaak worden in kwalitatief onderzoek combinaties van deze benaderingen gebruikt, of wordt expliciet het sociaal constructivisme gevolgd.
> **Tip:** Het is belangrijk te beseffen dat kwantitatief onderzoek niet altijd gelijkgeschakeld kan worden met het positivisme. De tendens om kwantitatief te verkiezen, de "kwantitatieve imperatief", kan voortkomen uit de aanname dat psychische attributen numeriek zouden zijn, wat niet altijd het geval is.
### 1.3 Wilhelm Dilthey en Jerome Bruner: twee denkwijzen
De sociale wetenschappen kennen twee belangrijke denkwijzen die niet tot elkaar gereduceerd kunnen worden:
#### 1.3.1 Dilthey: geesteswetenschappen versus natuurwetenschappen
* **Geesteswetenschappen:** Gericht op *begrijpen* (verstehen), waarbij de ontwikkeling en context van het individu centraal staan. Er is een multidisciplinaire aanpak nodig.
* **Natuurwetenschappen:** Gericht op het vinden van *wetmatige causale verklaringen* (erklären).
#### 1.3.2 Bruner: de paradigmatische en narratieve modaliteit
* **Paradigmatische/logisch-wetenschappelijke modaliteit:** Reflecteert de objectieve, deterministische wereld en sluit aan bij de natuurwetenschappen. Probeert formele, mathematische systemen van beschrijving en verklaring te realiseren (denk aan 'als-dan'-stellingen). Dit is typisch voor een kwantitatieve gevoeligheid.
* **Narratieve modaliteit:** Reflecteert de geconstrueerde wereld en sluit aan bij de sociale en menswetenschappen. De mens wordt gezien als een betekenisverlenend wezen binnen een specifieke context, en verhalen worden gebruikt om zin te geven aan gebeurtenissen. Dit is typisch voor een kwalitatieve gevoeligheid.
> **Tip:** De psychologie bevindt zich in het spanningsveld tussen deze twee denkwijzen. De grens is echter niet absoluut, en bijvoorbeeld mixed-method benaderingen laten zien hoe ze elkaar kunnen aanvullen.
### 1.4 De vier grote paradigma's volgens Ponterotto
Het artikel van Ponterotto introduceert vier paradigma's die de aannames waarmee wetenschappers naar de realiteit kijken, bepalen:
* **Positivisme:** Gaat uit van een objectieve, observeerbare werkelijkheid en het streven naar universele wetten.
* **Post-positivisme:** Erkent de beperkingen van het positivisme en stelt dat de werkelijkheid objectief is, maar slechts benaderbaar en niet volledig kenbaar.
* **(Sociaal) constructivisme-interpretivisme:** De werkelijkheid wordt gezien als sociaal geconstrueerd en afhankelijk van interpretatie. Kennis is contextueel.
* **Kritisch-ideologisch perspectief:** Richt zich op machtsverhoudingen en sociale ongelijkheid, met als doel sociale verandering teweeg te brengen.
### 1.5 De vier grote paradigma's in detail
#### 1.5.1 Positivisme
* **Ontologie:** Realisme (één objectieve werkelijkheid).
* **Epistemologie:** Objectivisme (kennis is objectief en onafhankelijk van de onderzoeker).
* **Methodologie:** Deductief, kwantitatief, experimenteel.
#### 1.5.2 Post-positivisme
* **Ontologie:** Kritisch realisme (er is een objectieve werkelijkheid, maar deze is complex en slechts benaderbaar).
* **Epistemologie:** Objectivisme, maar met erkenning van beperkingen (onderzoeker streeft naar objectiviteit).
* **Methodologie:** Deductief/inductief, kwantitatief met mogelijkheid tot kwalitatieve methoden ter aanvulling.
#### 1.5.3 (Sociaal) constructivisme-interpretivisme
* **Ontologie:** Relativisme (meerdere, sociaal geconstrueerde realiteiten).
* **Epistemologie:** Subjectivisme/transactioneel (kennis is contextueel en wordt gecreëerd in de interactie tussen onderzoeker en participant).
* **Methodologie:** Inductief, kwalitatief, interpretatief.
#### 1.5.4 Kritisch-ideologisch perspectief
* **Ontologie:** Epistemologisch subjectivisme met nadruk op sociaal-constructivisme (realiteit is gevormd door machtsstructuren).
* **Epistemologie:** Subjectivistisch/transactioneel, met nadruk op bevrijding en emancipatie.
* **Methodologie:** Inductief, kwalitatief, kritische analyse.
### 1.6 De rol van concepten en theorie in kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek vertrekt vaak vanuit data (inductieve benadering), waarbij concepten en theorieën "gegrond" zijn in de verzamelde gegevens. Echter, theorie kan ook richting geven aan het onderzoek (deductieve benadering).
* **Inductieve benadering:** Data bepalen de verdere analyse en de te formuleren conclusies.
* **Deductieve benadering:** Bestaande theorieën geven richting aan de interpretatie van data.
* **Iteratief proces:** Er is een wisselwerking tussen dataverzameling en -analyse, waarbij de onderzoeksvraag en benadering gedurende het proces aangepast kunnen worden.
### 1.7 De mens als betekenisverlenend wezen
Kwalitatief onderzoek erkent de mens als een intentioneel en betekenisverlenend wezen.
* **Emic perspectief (insider):** Vertrekt vanuit het perspectief en de woorden van de participant.
* **Etic perspectief (outsider):** Vertrekt vanuit bestaande theorieën of hypotheses.
Hoewel de praktijk vaak een wisselwerking tussen beide perspectieven kent, blijft het emic perspectief het uitgangspunt.
### 1.8 Taal als sleutel tot betekenis
Taal speelt een cruciale rol in het verlenen van betekenis, het vormen van onze werkelijkheid en het overbrengen van kennis. Verschillende talen en hun contextuele invloed zijn essentieel om te overwegen bij het generaliseren van onderzoeksbevindingen.
### 1.9 Onderzoek in naturalistische contexten
Kwalitatief onderzoek streeft ernaar de leefwereld van participanten te begrijpen vanuit hun perspectief, vaak door middel van immersie en participerende observatie.
### 1.10 Nadruk op rijke beschrijvingen (thick description)
Een 'rijke beschrijving' is een gedetailleerde en diepgaande beschrijving van het onderzoeksproces, de context en de resultaten, inclusief ervaringen, emoties en betekenissen. Dit staat in contrast met 'thin description', die enkel feiten weergeeft.
### 1.11 Belang van de rol van de onderzoeker
De onderzoeker is een mede-actor die actief deelneemt aan het onderzoek en invloed uitoefent. Reflexiviteit (bewuste analyse van de eigen rol en invloed) en bracketing (eigen veronderstellingen tussen haakjes plaatsen) zijn hierbij essentieel.
### 1.12 Kwalitatief versus kwantitatief onderzoek
Hoewel er duidelijke verschillen zijn, zijn kwalitatief en kwantitatief onderzoek niet altijd strikt te scheiden en kunnen ze elkaar aanvullen. Beide hebben gemeenschappelijke doelen zoals data-reductie, het beantwoorden van onderzoeksvragen, het blootleggen van variatie en het vermijden van bewuste vertekening. De complementariteit wordt echter principieel en pragmatisch benaderd.
---
# Het formuleren van een onderzoeksvraag in kwalitatief onderzoek
Het formuleren van een effectieve onderzoeksvraag is een cruciale eerste stap in kwalitatief onderzoek, die de richting en focus van het gehele onderzoeksproces bepaalt.
### 2.1 De plaats van de onderzoeksvraag in het kwalitatieve onderzoeksproces
De onderzoeksvraag is een van de eerste elementen die worden ontwikkeld, meestal voortkomend uit een brede interesse of een geformuleerde probleemstelling, vaak na een inleidende literatuurstudie. De onderzoeksvraag dient om het doel van de studie duidelijk te maken, reflecteert impliciete wetenschapsfilosofische aannames en geeft kenmerken van het kwalitatieve onderzoek weer.
* **Doel van de studie:** Duidelijk maken of het onderzoek beschrijvend, explorerend, verklarend of emanciperend van aard is.
* **Wetenschapsfilosofische aannames:** Weerspiegelt de onderliggende visie op de aard van de werkelijkheid en hoe kennis daarover verworven kan worden.
* **Kenmerken van kwalitatief onderzoek:** Geeft aan dat het gaat om een exploratieve en open benadering.
Verschillende soorten onderzoeksvragen bestaan:
* **Oorzaak-effect vragen:** Meer typerend voor een positivistische invalshoek en kwantitatief onderzoek.
* **Vragen naar betekenis:** Kenmerkend voor een interpretatieve en constructivistische benadering, typisch voor kwalitatief onderzoek.
### 2.2 Aard en opbouw van kwalitatieve onderzoeksvragen
Kwalitatieve onderzoeksvragen onderscheiden zich door hun open en flexibele karakter, wat essentieel is voor de inductieve en iteratieve aard van kwalitatief onderzoek.
#### 2.2.1 Eigenschappen van een kwalitatieve onderzoeksvraag
* **Relatief open:** Gericht op inductief onderzoek, waarbij de data de analyse sturen.
* **Flexibel:** Mogelijkheid tot aanpassing gedurende het onderzoeksproces, afhankelijk van de verzamelde data en het iteratieve karakter. Dit staat in contrast met kwantitatief onderzoek, waar de vraagstelling doorgaans vooraf vastligt.
* **Helder en duidelijke focus:** Hoewel open, moet de vraag wel een specifieke richting hebben om het onderzoek te kaderen.
* **Bondig geformuleerd:** Beknopt en to-the-point.
* **Onderzoekbaar:** De vraag moet praktisch en ethisch haalbaar zijn om te onderzoeken met de beschikbare middelen en methoden.
* **Veelal beginnend met 'hoe' of 'wat':** Deze vraagwoorden peilen naar ervaringen, betekenissen en processen, in plaats van naar hoeveelheden of directe oorzakelijke verbanden. 'Welke' kan ook, wanneer het peilt naar ervaringen. Dit staat in contrast met 'waarom'-vragen in kwantitatief onderzoek.
#### 2.2.2 Structuur van een onderzoeksvraag
Een typische kwalitatieve onderzoeksvraag bestaat uit drie luiken:
1. **Vraagwoord:** Bijvoorbeeld 'hoe', 'wat', of 'welke'.
2. **Aanduiding van de onderzoekseenheid (of analyse-eenheid):** Dit is de entiteit (persoon, groep, organisatie, etc.) waarover de onderzoeker uitspraken wil kunnen doen. Dit bepaalt mede de steekproefselectie en dataverzameling. De onderzoekseenheid hoeft niet noodzakelijk gelijk te zijn aan de waarnemingseenheid (de daadwerkelijke respondenten).
3. **Informatie over het fenomeen/de kenmerken/eigenschappen:** Dit specificeert wat er bestudeerd moet worden binnen de onderzoekseenheid.
Een veelvoorkomende structuur is: **Wat/hoe + (werkwoord) + kenmerk/fenomeen + bij/voor + onderzoekseenheid (in een specifieke setting)?** Werkwoorden die exploratie bevorderen, zoals 'ervaren', 'conceptualiseren', 'beleven', zijn hierbij cruciaal.
#### 2.2.3 Aantal onderzoeksvragen
Meestal wordt gewerkt met **één of twee hoofdvragen** die breed en exploratief zijn. Deze kunnen worden aangevuld met **vijf tot zeven subvragen** die specifieke dimensies van de hoofdvraag uitdiepen. Deze subvragen kunnen ook gekoppeld zijn aan de steekproefsamenstelling of dataverzamelingsmethoden.
#### 2.2.4 Openheid en neutraliteit in kwalitatieve onderzoeksvragen
Een kwalitatieve onderzoeksvraag moet openheid maximaliseren om participanten de ruimte te geven hun ervaringen te delen. Dit betekent dat de vraag zo neutraal mogelijk moet zijn geformuleerd en geen aannames mag insinueren over:
* **De aard, condities of relatieve kwaliteiten van een fenomeen:** Een vraag die ervan uitgaat dat een stigma ervaren wordt, stuurt de antwoorden. Een betere, neutralere vraag zou zijn hoe koppels het samenwonen conceptualiseren en ervaren.
* **Richting of hiërarchische ordening:** Vragen die suggereren dat het ene beter of belangrijker is dan het andere (bv. "Ervaren meisjes meer stress dan jongens?") moeten vermeden worden. Een neutralere vraag zou zijn hoe meisjes en jongens de rol van sociale media in hun leven ervaren.
Het doel is om de respondent de ruimte te geven om hun realiteit en ervaringen te beschrijven, zonder dat de onderzoeker vooraf suggesties doet.
#### 2.2.5 Causaliteit in kwalitatieve onderzoeksvragen
Het gebruik van causale taal zoals 'leiden tot', 'hebben als effect dat', of 'veroorzaken' wordt in kwalitatief onderzoek doorgaans vermeden, omdat dit te sterk geassocieerd wordt met de positivistische benadering en een lineair verband tussen variabelen impliceert.
* **Variantie-theorie:** Richt zich op het meten van verklarende variabelen en directe verbanden (meer kwantitatief).
* **Proces-theorie:** Focust op de complexe samenhang en het 'hoe' van een fenomeen, door middel van diepgaande analyse van betekenis en context (meer kwalitatief). Kwalitatieve onderzoeksvragen richten zich vaker op dit procesmatige aspect.
#### 2.2.6 Haalbare en ethische onderzoeksvragen
Naast de openheid en relevantie, moet een kwalitatieve onderzoeksvraag ook haalbaar en ethisch verantwoord zijn.
* **Haalbaarheid:** Houdt rekening met praktische dimensies zoals de beschikbare middelen (tijd, geld), de vaardigheden van de onderzoeker, en de bereidheid en beschikbaarheid van de participanten.
* **Onderzoekbaarheid:** De vraag moet concreet genoeg zijn en niet te breed. De bestaande kennis moet het ook mogelijk maken om de vraag te beantwoorden.
* **Ethische dimensie:** Er moet nagegaan worden wat de mogelijke (nadelige) effecten van het onderzoek kunnen zijn voor de respondenten, de context en de samenleving. Een reflexieve houding van de onderzoeker is hierbij cruciaal.
> **Tip:** Een goede kwalitatieve onderzoeksvraag nodigt uit tot diepgaande exploratie en laat ruimte voor onverwachte bevindingen, terwijl deze toch gefocust en onderzoekbaar blijft.
---
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting van het formuleren van een onderzoeksvraag in kwalitatief onderzoek, gebaseerd op de verstrekte documentatie voor de pagina's 10-12.
## 2 Het formuleren van een onderzoeksvraag in kwalitatief onderzoek
Het formuleren van een effectieve onderzoeksvraag is een cruciale eerste stap in het kwalitatieve onderzoeksproces, die de richting, focus en het uiteindelijke doel van de studie bepaalt.
De onderzoeksvraag markeert doorgaans het begin van het onderzoeksproces, voortkomend uit een initiële interesse of de formulering van een probleemstelling. Vaak vloeit deze vraag voort uit een literatuurstudie, waarbij lacunes in de bestaande kennis worden geïdentificeerd.
* **Probleemstelling:** De bredere context of het probleem dat de onderzoeker wil aanpakken.
* **Onderzoeksvraag:** Een specifieke, gefocuste vraag die het doel van de studie duidelijk maakt en antwoord tracht te geven op de probleemstelling.
De onderzoeksvraag weerspiegelt impliciete wetenschapsfilosofische assumpties en draagt belangrijke kenmerken van kwalitatief onderzoek in zich.
* **Soorten onderzoeksvragen:**
* **Oorzaak-effect vragen:** Typisch voor een positivistische invalshoek en kwantitatief onderzoek.
* **Vragen naar betekenis:** Kenmerkend voor een interpretatieve benadering en constructivistisch, typisch voor kwalitatief onderzoek.
Kwalitatieve onderzoeksvragen onderscheiden zich van kwantitatieve vragen door hun openheid en flexibiliteit.
* **Relatief open:** Gericht op inductief onderzoek en het exploreren van fenomenen zonder vooraf vastgestelde antwoorden.
* **Flexibel:** De mogelijkheid bestaat om de vraag doorheen het proces aan te passen, in lijn met het iteratieve karakter van kwalitatief onderzoek. Dit in tegenstelling tot kwantitatief onderzoek, waarbij de vraag doorgaans vanaf het begin vastligt.
* **Helder en gefocust:** Hoewel open, moet de vraag een duidelijke focus hebben.
* **Bondig geformuleerd:** Beknopt en tot de kern komend.
* **Onderzoekbaar:** De vraag moet met de beschikbare middelen en methoden beantwoord kunnen worden.
* **Gebruik van ‘hoe’ en ‘wat’:** Veelal starten kwalitatieve vragen met deze vraagwoorden, gericht op het exploreren van ervaringen en processen. ‘Welke’ kan ook gebruikt worden, maar peilt dan naar ervaringen, niet naar factoren of hoeveelheden zoals in kwantitatief onderzoek.
Een typische kwalitatieve onderzoeksvraag kan uit drie delen bestaan:
1. **Vraagwoord:** Bijvoorbeeld 'hoe', 'wat', 'welke'.
2. **Aanduiding van de onderzoekseenheid (of analyse-eenheid):** De entiteit (personen, groepen, organisaties) waarover men uitspraken wil kunnen doen. Dit geeft richting aan de steekproefselectie en dataverzameling.
3. **Informatie over het fenomeen, de kenmerken of eigenschappen:** De specifieke aspecten die bestudeerd zullen worden.
Een gangbare structuur is: *Hoe/wat + (werkwoord) + kenmerk/fenomeen + bij/voor + onderzoekseenheid (setting)?* Explorerende werkwoorden zijn hierbij essentieel voor een open design.
* **Hoofdvragen:** Doorgaans één of twee, die breed en open zijn geformuleerd.
* **Subvragen:** Eventueel vijf tot zeven, die specifieke dimensies van de hoofdvraag uitwerken en gelinkt zijn aan sampling en dataverzameling.
### 2.3 Openheid en neutraliteit in kwalitatieve onderzoeksvragen
De onderzoeksvraag moet de lezer (en de onderzoeker zelf) informeren over wie bestudeerd wordt, welke informatie nodig is, en hoe deze verkregen zal worden.
#### Openheid
Openheid is gericht op het maximaliseren van de ruimte voor participanten om hun ervaringen te delen. De vraag moet concreet zijn, maar mag niet sturen of vooroordelen bevatten.
#### Vermijden van assumpties
Assumpties dienen op twee niveuna's vermeden te worden:
1. **Assumpties over de aard, condities of relatieve kwaliteiten van een fenomeen:** Vragen die al uitgaan van het bestaan van een fenomeen of een bepaalde kwaliteit ervan (bv. 'hoe hanteren koppels het stigma dat samenwonen met zich meebrengt?') zijn minder wenselijk dan vragen die open staan voor diverse conceptualisaties en ervaringen (bv. 'hoe conceptualiseren en ervaren koppels samenwonen?').
2. **Assumpties over richting of hiërarchische ordening:** Vragen die impliciet een hiërarchie of oorzakelijk verband suggereren (bv. 'ervaren meisjes meer stress door sociale media dan jongens?') zijn minder geschikt dan vragen die de ervaringen van verschillende groepen gelijkwaardig bevragen (bv. 'hoe ervaren meisjes en jongens de rol van sociale media in hun leven?').
### 2.4 Causaliteit in kwalitatieve onderzoeksvragen
Het gebruik van causale taal in kwalitatieve onderzoeksvragen wordt over het algemeen vermeden, omdat dit vaak geassocieerd wordt met een positivistische benadering en lineaire verbanden tussen variabelen.
* **Vermijden van causale taal:** Termen als 'leiden tot', 'hebben als effect dat', 'veroorzaken' dienen vermeden te worden.
* **Posities ten aanzien van causaliteit:**
* **Contradictio in terminis:** Sommigen beschouwen causaliteit als fundamenteel onverenigbaar met kwalitatief onderzoek.
* **Kwalitatieve notie van causaliteit:** Anderen erkennen een vorm van indirecte causaliteit, die meer focust op het 'hoe' van een fenomeen door middel van een diepgaande analyse van betekenissen en contexten (proces-theorie), in tegenstelling tot de directe causaliteit van variantie-theorieën (die meer in lijn liggen met kwantitatief onderzoek).
### 2.5 Haalbare en ethische onderzoeksvragen
Bij het formuleren van een onderzoeksvraag moet rekening gehouden worden met zowel de praktische haalbaarheid als de ethische implicaties.
#### 2.5.1 Haalbaarheid en onderzoekbaarheid
* **Haalbaarheid:** Aangelegenheden zoals de beschikbare middelen (tijd en geld), de vaardigheden van de onderzoeker, en de bereidheid en beschikbaarheid van de participanten.
* **Onderzoekbaarheid:** De vraag moet zinnig zijn, concreet genoeg, en beantwoordbaar met de huidige kennis en methoden.
#### 2.5.2 Ethische dimensie
Het is essentieel om na te gaan wat de mogelijke (nadelige) effecten van het onderzoek kunnen zijn voor de respondenten, de ruimere context, en de samenleving. Een reflectieve houding van de onderzoeker is hierbij cruciaal.
> **Tip:** Een goede kwalitatieve onderzoeksvraag is als een kompas: het geeft richting, maar laat ruimte voor ontdekking en aanpassing tijdens de reis. Ze nodigt uit tot exploratie in plaats van te dicteren wat gevonden moet worden.
> **Voorbeeld van een minder geschikte vs. geschikte kwalitatieve onderzoeksvraag:**
>
> * **Minder geschikt:** *Hoe vermindert mindfulness stress bij studenten?* (Gaat ervan uit dat mindfulness stress vermindert en peilt naar de 'hoe' van die vermindering.)
> * **Geschikter:** *Hoe ervaren studenten de impact van mindfulness op hun welzijn?* (Peilt naar de subjectieve ervaring en staat open voor diverse uitkomsten.)
---
Hier is een samenvatting van "Het formuleren van een onderzoeksvraag in kwalitatief onderzoek", gebaseerd op de verstrekte documentinhoud, met specifieke focus op pagina's 13-15.
Het formuleren van een onderzoeksvraag is een cruciale stap in het kwalitatieve onderzoeksproces, die de richting en focus van de studie bepaalt en de onderzoeksdoelen weerspiegelt.
De onderzoeksvraag is doorgaans de start van het onderzoeksproces, voortkomend uit een interesse of een geformuleerde probleemstelling. Meestal vloeit deze voort uit een literatuurstudie, waarbij lacunes in bestaande kennis worden geïdentificeerd. De onderzoeksvraag geeft helder het doel van de studie aan (beschrijven, exploreren, verklaren, emanciperen, etc.) en weerspiegelt de impliciete wetenschapsfilosofische assumpties van de onderzoeker. Het dient ook als een indicator voor de kenmerken van kwalitatief onderzoek.
Kwalitatieve onderzoeksvragen kenmerken zich door:
* **Openheid:** Ze zijn gericht op inductief onderzoek en laten veel ruimte voor de participant om ervaringen te delen.
* **Flexibiliteit:** Ze kunnen tijdens het onderzoeksproces worden aangepast in functie van de verzamelde data, wat het iteratieve karakter van kwalitatief onderzoek weerspiegelt. Dit staat in contrast met kwantitatief onderzoek, waar de vraagstelling vaak vanaf het begin vastligt.
* **Heldere focus:** Hoewel open, moeten de vragen wel een duidelijke focus hebben.
* **Bondigheid:** Ze zijn kort en kernachtig geformuleerd.
* **Onderzoekbaarheid:** De vragen moeten concreet genoeg zijn om onderzocht te kunnen worden.
* **Vraagwoorden:** Typisch beginnen ze met 'hoe' of 'wat', en soms met 'welke' wanneer gepeild wordt naar ervaringen in plaats van naar factoren. Dit onderscheidt ze van kwantitatieve vragen die vaker starten met 'waarom' of gericht zijn op hoeveelheden en verschillen.
Een typische kwalitatieve onderzoeksvraag bestaat uit drie componenten:
1. **Het vraagwoord:** Bijvoorbeeld 'hoe', 'wat', 'welke'.
2. **De aanduiding van de onderzoekseenheid (of analyse-eenheid):** Dit verwijst naar de entiteit(en) waarover uitspraken gedaan zullen worden, wat richting geeft aan de steekproefselectie en dataverzameling. Dit hoeft niet altijd identiek te zijn aan de waarnemingseenheid (de bevraagden).
3. **Informatie over het fenomeen, de kenmerken of eigenschappen die bestudeerd worden:** Dit specificeert wat er onderzocht wordt binnen de gekozen onderzoekseenheid.
Een veelvoorkomende structuur is: `Wat/Hoe + (werkwoord) + kenmerk/fenomeen + bij/voor + onderzoekseenheid (setting)?` Hierbij worden vaak explorerende werkwoorden gebruikt, passend bij een open onderzoeksdesign.
Meestal wordt gewerkt met één of twee hoofdvragen die breed en open zijn. Eventueel kunnen hier 5 tot 7 subvragen aan toegevoegd worden die specifieke dimensies van de hoofdvraag uitdiepen, bijvoorbeeld hoe een bepaalde patiëntengroep een specifiek therapeutisch concept ervaart. Deze subvragen kunnen ook gelinkt zijn aan samplingstrategieën en dataverzameling.
De onderzoeksvraag moet aanwijzingen geven over *wat* er bij *wie* onderzocht zal worden, en welke informatie daarvoor nodig is. Openheid is cruciaal om de ruimte voor participanten te maximaliseren. De vraag moet concreet zijn, maar mag de onderzoeker niet in een bepaalde richting sturen, verwachtingen of verbanden insinueren.
**Vermijd assumpties op twee niveoms:**
1. **Assumpties over de aard, condities of relatieve kwaliteiten van een fenomeen:** Vragen die uitgaan van het bestaan van een fenomeen of specifieke ervaringen, zoals "Hoe hanteren samenwonende koppels het stigma dat geassocieerd is met samenleven?", zijn te sturend. Een betere formulering is: "Hoe conceptualiseren en ervaren koppels samenwonen?".
2. **Assumpties over richting of hiërarchische ordening:** Vragen die een causaliteit of een impliciete vergelijking maken, zoals "Ervaren meisjes meer stress door sociale media dan jongens?", zijn problematisch. Een openere vraag is: "Hoe ervaren meisjes en jongens de rol van sociale media in hun leven?".
### 2.4 Causaliteit in kwalitatieve onderzoeksvragen: een contradictio in terminis?
Algemeen geldt dat causale taal die lineaire verbanden tussen variabelen impliceert (zoals 'leiden tot', 'hebben als effect dat', 'veroorzaken') vermeden dient te worden in kwalitatieve onderzoeksvragen. Dit omdat deze taal te sterk verbonden is met een positivistische, kwantitatieve benadering.
Er zijn verschillende posities ten aanzien van causaliteit in kwalitatief onderzoek:
* **Causaliteit en kwalitatief onderzoek zijn een contradictio in terminis:** Kwalitatief onderzoek zou fundamenteel verschillen van de positivistische benadering die causaliteit onderzoekt.
* **Een kwalitatieve notie van causaliteit is mogelijk:** Dit verwerpt de gelijkstelling van causaliteit met de positivistische benadering. Binnen deze visie kunnen we onderscheid maken:
* **Variantie-theorie:** Focust op het meten van verklarende variabelen en het direct verband tussen deze en het te verklaren fenomeen (statisch, kwantitatief).
* **Proces-theorie:** Richt zich op het begrijpen van het 'hoe' van een fenomeen door middel van diepgaande analyse van betekenis en context (dynamisch, kwalitatief). Hierbij wordt de complexe samenhang tussen factoren onderzocht.
Bij het formuleren van de onderzoeksvraag moet rekening gehouden worden met:
* **Haalbaarheid:** Dit omvat praktische dimensies zoals beschikbare middelen (tijd, geld), de vaardigheden van de onderzoeker en de bereidheid en beschikbaarheid van de participanten.
* **Onderzoekbaarheid:** De vraag moet zinnig en concreet genoeg zijn om beantwoord te kunnen worden met de beschikbare kennis en methoden. Een te brede vraag is niet onderzoekbaar.
Het is essentieel om na te denken over de mogelijke (nadelige) effecten van het onderzoek op respondenten, de ruimere context en de samenleving. Hoewel niet altijd volledig te voorzien, vereist dit een bewuste, reflectieve houding van de onderzoeker.
---
Dit hoofdstuk behandelt de formulering van een onderzoeksvraag in kwalitatief onderzoek, waarbij de nadruk ligt op de kenmerken, structuur en de openheid ervan.
Een goede onderzoeksvraag is essentieel voor elk onderzoeksproces. In kwalitatief onderzoek neemt de formulering van de onderzoeksvraag een specifieke plaats in en verschilt deze op cruciale punten van kwantitatieve onderzoeksvragen. Het proces van onderzoeksvraagformulering is nauw verbonden met de bredere conceptuele en methodologische benaderingen binnen kwalitatief onderzoek.
### 2.1 Plaats van de onderzoeksvraag in het kwalitatieve onderzoeksproces
De formulering van een onderzoeksvraag vormt meestal het startpunt van het kwalitatieve onderzoeksproces. Vaak vloeit deze voort uit een initiële interesse, een geïdentificeerd probleem of lacunes in de bestaande kennis na een literatuurstudie. De onderzoeksvraag is een cruciale stap die het doel van de studie verheldert en impliciete wetenschapsfilosofische aannames weerspiegelt.
* **Doel van de studie:** De onderzoeksvraag geeft aan wat de onderzoeker beoogt te bereiken, zoals beschrijven, exploreren, verklaren of emanciperen.
* **Wetenschapsfilosofische aannames:** De formulering van de vraag kan onbewust de onderliggende filosofische opvattingen van de onderzoeker over de aard van de werkelijkheid en kennisverwerving blootleggen.
* **Kenmerken van kwalitatief onderzoek:** De aard van de vraag weerspiegelt de specifieke eigenschappen van kwalitatief onderzoek, zoals de openheid en flexibiliteit.
Er bestaan verschillende soorten onderzoeksvragen, waarbij kwalitatief onderzoek zich primair richt op vragen naar betekenis en ervaring, in tegenstelling tot oorzaak-effectvragen die typisch zijn voor positivistisch en kwantitatief onderzoek.
Kwalitatieve onderzoeksvragen kenmerken zich door hun openheid, flexibiliteit en focus.
* **Relatief open:** Gericht op inductief onderzoek, waardoor ruimte ontstaat voor het ontdekken van nieuwe inzichten.
* **Flexibel:** Mogelijkheid tot aanpassing gedurende het onderzoeksproces, in functie van de data. Dit staat in contrast met de meer vaste aard van kwantitatieve onderzoeksvragen.
* **Helder en duidelijk:** Een specifieke focus is noodzakelijk, ondanks de openheid.
* **Bondig geformuleerd:** Essentieel voor de helderheid van het onderzoek.
* **Onderzoekbaar:** De vraag moet concreet genoeg zijn om empirisch onderzocht te kunnen worden met de beschikbare middelen en kennis.
* **Type vragen:** Vaak beginnen kwalitatieve vragen met 'hoe' of 'wat', of 'welke', peilend naar ervaringen en betekenissen. Kwantitatieve vragen daarentegen peilen vaker naar 'waarom', hoeveelheden, of verschillen.
Een typische kwalitatieve onderzoeksvraag bestaat uit drie onderdelen:
2. **Aanduiding van de onderzoekseenheid (of analyse-eenheid):** Dit is de entiteit waarover de vraag gaat en waarover aan het einde van de studie uitspraken gedaan kunnen worden. Dit stuurt de steekproefselectie en dataverzameling. De onderzoekseenheid hoeft niet altijd gelijk te zijn aan de waarnemingseenheid (de bevraagden).
3. **Informatie over het fenomeen/de kenmerken/eigenschappen:** Dit beschrijft wat er specifiek bestudeerd zal worden binnen de onderzoekseenheid.
Een veelgebruikte structuur is: "Wat/Hoe + (werkwoord) + kenmerk/fenomeen + bij/voor + onderzoekseenheid (setting)?". Explorerende werkwoorden zijn hierbij cruciaal voor een open design.
Doorgaans worden één of twee hoofdvragen geformuleerd. Deze zijn breed en verkennend. Om de hoofdvragen verder te specificeren en de dataverzameling en analyse te sturen, kunnen er eventueel vijf tot zeven subvragen worden opgesteld. Deze subvragen richten zich op specifieke dimensies van de hoofdvraag en zijn vaak gerelateerd aan de steekproefsamenstelling.
Kwalitatieve onderzoeksvragen moeten aanwijzingen geven over het te bestuderen onderwerp en de steekproef, maar mogen de participanten niet in een bepaalde richting sturen of aannames impliceren.
* **Indicaties voor steekproef en dataverzameling:** De vraag moet duidelijk maken *wie* onderzocht zal worden en *welke informatie* nodig is.
* **Openheid:** Dit maximaliseert de ruimte voor participanten om hun ervaringen vrijuit te delen. De vraag moet concreet zijn, maar mag geen verwachtingen of verbanden suggereren.
* **Neutraliteit:** Vermijd het insinueren van aannames op twee niveaus:
1. **Aannames over de aard, condities of kwaliteiten van een fenomeen:** Vermijd formuleringen die impliciet een bepaalde kwaliteit of staat van het fenomeen aannemen. Bijvoorbeeld, in plaats van "Hoe hanteren samenwonende koppels het stigma dat geassocieerd is met samenleven?", is "Hoe conceptualiseren en ervaren koppels samenwonen?" een neutralere formulering die ruimte laat voor het ontbreken van stigma-ervaringen.
2. **Aannames over richting of hiërarchische ordening:** Vermijd vragen die een vooraf bepaalde hiërarchie of causale relatie suggereren. Bijvoorbeeld, in plaats van "Ervaren meisjes meer stress door sociale media dan jongens?", is "Hoe ervaren meisjes en jongens de rol van sociale media in hun leven?" neutraler, omdat het openstaat voor alternatieve ervaringen en geen directe vergelijking op basis van stress oplegt.
### 2.4 Causaliteit in kwalitatieve onderzoeksvragen: contradictio in terminis?
Het gebruik van causale taal in kwalitatieve onderzoeksvragen wordt vaak als problematisch beschouwd, omdat het te nauw verwant is aan een positivistische benadering die lineaire verbanden tussen variabelen zoekt.
* **Vermijden van causale taal:** Termen als 'leiden tot', 'hebben als effect dat', of 'veroorzaken' worden in kwalitatieve onderzoeksvragen doorgaans vermeden om de openheid te bewaren.
* **Contradictio in terminis:** Sommige standpunten beschouwen causaliteit als inherent onverenigbaar met kwalitatief onderzoek, vanwege de sterke associatie met positivistische methoden.
* **Kwalitatieve notie van causaliteit:** Andere benaderingen erkennen dat causaliteit wel degelijk een rol kan spelen, maar dan vanuit een ander perspectief. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
* **Variantie-theorie:** Focust op het meten van verklarende variabelen en hun directe verbanden. Dit is meer statistisch en kwantitatief van aard.
* **Proces-theorie:** Richt zich op het begrijpen van het 'hoe' van een fenomeen door complexe samenhangen, betekenissen en contexten diepgaand te analyseren. Dit is dynamischer en kwalitatief van aard en sluit beter aan bij kwalitatieve benaderingen, waarbij de nadruk ligt op de totstandkoming van een fenomeen binnen zijn context.
Naast de conceptuele en methodologische aspecten, moeten onderzoeksvragen ook praktisch en ethisch haalbaar zijn.
* **Haalbaarheid:** Dit betreft de praktische dimensies van het onderzoek, zoals de beschikbare tijd en financiële middelen, de vaardigheden van de onderzoeker, en de bereidheid en beschikbaarheid van de beoogde participanten.
* **Onderzoekbaarheid:** De vraag moet zinvol en concreet genoeg zijn om beantwoord te kunnen worden. Een te brede vraag is niet onderzoekbaar. Ook de mate waarin bestaande kennis het beantwoorden van de vraag toelaat, is een belangrijke factor.
De ethische dimensie van een onderzoeksvraag houdt in dat men de mogelijke (nadelige) effecten van het onderzoek op respondenten, de ruimere context en de samenleving in ogenschouw neemt. Hoewel deze effecten niet altijd volledig te voorzien zijn, is het cruciaal om hier bewust mee om te gaan en een reflexieve houding aan te nemen als onderzoeker.
---
# methoden van steekproefselectie en generaliseerbaarheid
Dit hoofdstuk behandelt de principes en technieken van steekproefselectie in kwalitatief onderzoek, met speciale aandacht voor de generaliseerbaarheid van de bevindingen.
### 4. De steekproef (sampling)
#### 1. Doel en eigenschappen steekproefselectie in kwalitatief onderzoek
In kwalitatief onderzoek is de steekproefselectie gericht op het verzamelen van relevante en diepgaande data die bijdragen aan het conceptueel kader en het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Het doel is analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid, waarbij een evenwicht wordt gezocht tussen homogeniteit (voor diepgang) en heterogeniteit (voor diversiteit aan perspectieven). De steekproef is doorgaans kleiner dan in kwantitatief onderzoek en wordt doelgericht samengesteld (purposive sampling), aangezien willekeurige steekproeven (random sampling) in dit kader vaak minder informatief zijn. De flexibiliteit van de steekproef kan sequentieel (stapsgewijs aanpassen op basis van bevindingen) of niet-sequentieel (criteria vooraf vastgelegd) zijn.
##### 1.1 In functie van kader en onderzoeksvraag
De selectie van de steekproef moet gebaseerd zijn op criteria die direct relevant zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag en het conceptueel kader. De analyse-eenheid (het niveau waarop uitspraken gedaan zullen worden, bv. individuen, groepen) moet vooraf bepaald worden, aangezien dit de steekproefselectie en dataverzameling stuurt.
##### 1.2 In functie van generaliseerbaarheid
Generaliseerbaarheid verwijst naar de mate waarin uitspraken gedaan kunnen worden over een grotere groep of breder fenomeen dan het specifiek geobserveerde. Hoewel minder centraal dan in kwantitatief onderzoek, is er in kwalitatief onderzoek wel aandacht voor het overstijgen van het geobserveerde. Er worden drie vormen onderscheiden:
1. **Formele of statistische generalisatie:** Dit is de klassieke invulling, gebaseerd op grote steekproeven en representativiteit via probability sampling. Dit is doorgaans minder relevant voor kwalitatief onderzoek.
2. **Analytische generalisatie:** Dit betreft de overtuigingskracht van de theorieopbouw op basis van data en analyses. Het is een inductief proces, waarbij nieuwe observaties bestaande concepten verfijnen of aanpassen.
3. **Transfereerbaarheid:** Dit is de mate waarin bevindingen vertaald kunnen worden naar andere groepen of situaties. De kwaliteit van de *thick description* (rijke beschrijving) is hierbij cruciaal voor het oordeel van de lezer over de gelijkenis van contexten.
##### 1.3 Homogeniteit en heterogeniteit in een kwalitatieve steekproef
Een balans tussen homogeniteit en heterogeniteit is belangrijk. Homogeniteit zorgt voor diepgang in de analyse van specifieke thema's, terwijl heterogeniteit bijdraagt aan het begrijpen van verschillen tussen individuen en het verkrijgen van meerdere perspectieven. Te veel homogeniteit kan vergelijkingen bemoeilijken, terwijl te veel heterogeniteit de diepgang kan ondermijnen.
##### 1.4 Flexibiliteit in kwalitatieve steekproeven
* **Sequentieel steekproeftrekken:** Participanten worden stapsgewijs geselecteerd op basis van de bevindingen uit eerdere analyses. Dit is inherent aan het theoriebouwende karakter van kwalitatief onderzoek.
* **Niet-sequentieel steekproeftrekken:** De selectiecriteria worden vooraf vastgelegd en gedurende het onderzoek nauwelijks aangepast. Dit biedt meer controle.
##### 1.5 Steekproefgrootte
De omvang van de steekproef is doorgaans kleiner dan in kwantitatief onderzoek. Ze moet klein genoeg zijn voor grondige analyse per eenheid, maar groot genoeg om de *datasaturatie* of *theoretische saturatie* te bereiken. Saturatie treedt op wanneer er geen nieuwe inzichten meer verkregen worden uit de verzamelde data. De grootte hangt af van de diepgang van de interviews, de heterogeniteit van de steekproef en de aard van het onderzoeksthema.
#### 2. Technieken van steekproefselectie
##### 2.1 Convenience/opportunistic sampling
Hierbij worden de meest gemakkelijk bereikbare participanten geselecteerd. Dit is de minst sterke methode met problematische generaliseerbaarheid.
##### 2.2 Purposive sampling
Dit is een doelgerichte benadering waarbij specifieke selectiecriteria worden gehanteerd om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Er zijn verschillende specifieke technieken:
* **Extreme of afwijkende case sampling:** Selectie van ongewone of extreme manifestaties ('outliers') om het 'typische' beter te begrijpen.
* **Typische case sampling:** Focus op wat als 'gemiddeld' of 'typisch' wordt beschouwd om het gewoonlijke proces te beschrijven.
* **Kritische case sampling:** Selectie van cases die cruciale informatie kunnen genereren met brede toepasbaarheid, vaak gebruikt bij gevalsstudies.
* **Maximale variatie sampling:** Selectie van participanten met een brede reeks aan relevante dimensies om zowel gedeelde elementen als unieke variaties te ontdekken.
* **Homogene sampling:** Selectie van een groep met gelijkaardige kenmerken, vaak gebruikt bij focusgroepen om het gesprek te vergemakkelijken.
* **Doelgerichte random sampling:** Een willekeurige selectie binnen een reeds doelgericht geselecteerde groep, om de geloofwaardigheid te verhogen en kritiek op vooringenomenheid te vermijden.
* **Gestratificeerde doelgerichte sampling:** Een combinatie van verschillende strategieën om belangrijke variaties en gemeenschappelijke elementen te vatten.
##### 2.2.1 Theoretische sampling
Een specifieke vorm van purposive sampling die expliciet gericht is op theorievorming. Nieuwe participanten worden gezocht op basis van de gegenereerde inzichten in de data, en het proces is altijd sequentieel. Dit is typisch voor Grounded Theory.
##### 2.2.2 Sneeuwbal of chain referral sampling
Deze methode wordt gebruikt bij moeilijk bereikbare populaties, waarbij participanten andere mogelijke participanten kunnen aanreiken. Het is een specifieke vorm van algemeen doelgerichte sampling.
#### 3. Verdere aandachtspunten: ethische aspecten en haalbaarheid
##### 3.1 Ethische overwegingen
In kwalitatief onderzoek is de onderzoeker vaak nauwer betrokken, waardoor er extra aandacht moet zijn voor de impact van het onderzoek op respondenten, en de garantie van veiligheid en vertrouwelijkheid.
##### 3.2 Haalbaarheid
Praktische overwegingen zoals tijd, geld, vaardigheden van de onderzoeker en de beschikbaarheid van participanten spelen een rol bij het bepalen van de omvang en aard van de steekproef.
#### 4. Checklist voor steekproefkwaliteit (gebaseerd op Miles en Huberman)
Bij het selecteren en beoordelen van de kwaliteit van een steekproef in purposive sampling, worden de volgende vragen gesteld:
1. Is de selectiestrategie relevant voor het conceptueel kader en de onderzoeksvragen?
2. Is het waarschijnlijk dat de steekproef rijke informatie zal opleveren over de te bestuderen fenomenen?
3. Maakt de steekproef generaliseerbaarheid (analytisch en transfereerbaarheid) van de bevindingen mogelijk?
4. Levert de steekproef waarheidsgetrouwe beschrijvingen/verklaringen op?
5. Is de selectiestrategie ethisch verantwoord?
6. Is de selectiestrategie haalbaar (tijd, geld, toegankelijkheid, vaardigheden)?
---
Dit gedeelte van de studiegids behandelt methoden voor steekproefselectie en de generaliseerbaarheid van onderzoeksresultaten, met een specifieke focus op kwalitatief onderzoek.
Het selecteren van een geschikte steekproef en het beoordelen van de generaliseerbaarheid van onderzoeksresultaten zijn cruciale stappen in elk onderzoeksproces. Binnen kwalitatief onderzoek liggen de nadruk en de benaderingen hiervoor anders dan in kwantitatief onderzoek.
### 3.1 Doel en eigenschappen van steekproefselectie in kwalitatief onderzoek
In kwalitatief onderzoek is de steekproefselectie gericht op het verzamelen van relevante en diepgaande data die de onderzoeksvraag kunnen beantwoorden. Het doel is niet zozeer het bereiken van statistische representativiteit, maar eerder analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid.
* **Relevantie voor conceptueel kader en onderzoeksvraag:** De selectiecriteria worden bepaald door de onderzoeksvraag en het theoretisch kader, met als doel informatie te verzamelen die helpt deze vraag te beantwoorden.
* **Analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid:** Dit betreft de mate waarin bevindingen kunnen worden toegepast op bredere theorieën of overdraagbaar zijn naar andere contexten.
* **Rijke en diepgaande dataverzameling:** Er wordt gestreefd naar kwalitatief rijke informatie, waarbij een balans gezocht wordt tussen homogeniteit (gemeenschappelijke ervaringen) en heterogeniteit (verschillen tussen participanten).
* **Flexibiliteit:** Steekproeven kunnen sequentieel (stapsgewijs, aangepast aan bevindingen) of niet-sequentieel (criteria vooraf vastgelegd) zijn.
* **Kleine steekproefomvang:** Meestal kleiner dan in kwantitatief onderzoek om diepgaande analyse (thick description) mogelijk te maken.
* **Doelbewuste selectie (purposive sampling):** Mensen worden specifiek geselecteerd op basis van hun vermogen om bij te dragen aan het onderzoek. Willekeurige (at random) selectie is minder informatief en betrouwbaar in kwalitatief onderzoek door de kleinere omvang.
### 3.2 Generaliseerbaarheid in kwalitatief onderzoek
Generaliseerbaarheid verwijst naar de mate waarin uitspraken gedaan kunnen worden over een grotere groep of breder fenomeen dan de specifiek geobserveerde studiepopulatie.
* **Formele of statistische generalisatie:** Dit is dominant in kwantitatief onderzoek en vereist grote, representatieve steekproeven (probability sampling). Het doel is om uitspraken te doen over een geïdentificeerde populatie.
* **Analytische generalisatie:** Dit is de overtuigingskracht van de bevindingen om theorieopbouw te ondersteunen. Het is een inductief proces waarbij nieuwe data worden gebruikt om bestaande theorieën te verfijnen of te ontwikkelen.
* **Transfereerbaarheid:** Dit is de mate waarin bevindingen toepasbaar zijn in andere groepen of situaties. Het is afhankelijk van de 'thick description' van de onderzoekscontext, die lezers in staat stelt de gelijkenissen en verschillen met hun eigen context te beoordelen.
### 3.3 Homogeniteit en heterogeniteit in een kwalitatieve steekproef
Een balans tussen homogeniteit en heterogeniteit is cruciaal:
* **Homogeniteit:** Zorgt voor diepgang en focus op specifieke thema's, wat vooral belangrijk is bij groepsinterviews (focusgroepen).
* **Heterogeniteit:** Zorgt voor diversiteit aan perspectieven en helpt bij het begrijpen van verschillen tussen individuen.
Te weinig homogeniteit kan leiden tot oppervlakkige data, terwijl te weinig heterogeniteit de vergelijking tussen situaties bemoeilijkt.
### 3.4 Flexibiliteit in kwalitatieve steekproeven
* **Sequentiële steekproeftrekking:** Participanten worden stapsgewijs geselecteerd op basis van bevindingen uit eerdere data-analyses. Dit past bij het theorie-ontwikkelende karakter van kwalitatief onderzoek.
* **Niet-sequentiële steekproeftrekking:** Selectiecriteria worden vooraf vastgelegd en tijdens het onderzoek slechts beperkt aangepast. Dit biedt meer controle.
### 3.5 Steekproefgrootte
De omvang van de steekproef is doorgaans kleiner dan in kwantitatief onderzoek, maar moet groot genoeg zijn om saturatie te bereiken (wanneer er geen nieuwe inzichten meer worden verkregen uit de data) en klein genoeg om grondige analyse toe te laten. Factoren zoals de diepgang van de data en de homogeniteit/heterogeniteit van de steekproef beïnvloeden de benodigde omvang.
### 3.6 Technieken van steekproefselectie
Diverse technieken worden gebruikt, vaak gebaseerd op doelbewuste selectie:
* **Convenience/opportunistic sampling:** Selectie van eenvoudig bereikbare participanten. Dit is de minst betrouwbare methode voor generalisatie.
* **Purposive sampling (doelgerichte steekproef):**
* **Extreme of afwijkende case sampling:** Onderzoeken van ongewone gevallen om het typische te begrijpen.
* **Typische case sampling:** Focussen op wat 'gemiddeld' of 'typisch' is.
* **Kritische case sampling:** Selecteren van cases die kritische informatie genereren, wat de transfereerbaarheid kan vergroten.
* **Maximale variatie sampling:** Selecteren van een brede reeks variatie in relevante dimensies om zowel gedeelde elementen als unieke verschillen te ontdekken.
* **Homogene sampling:** Selecteren van een vergelijkbare groep, vaak gebruikt bij focusgroepen voor meer gespreksdynamiek.
* **Doelgerichte random sampling:** Willekeurig selecteren binnen een reeds doelgericht bepaalde (bv. maximale variatie) steekproef om de geloofwaardigheid te verhogen.
* **Gestratificeerde doelgerichte sampling:** Combinatie van verschillende strategieën om zowel variatie als gemeenschappelijke elementen te vatten.
* **Theoretische sampling:** Een specifieke vorm van doelgerichte sampling gericht op theorieopbouw, waarbij nieuwe participanten worden gezocht op basis van inzichten uit de data. Typisch voor Grounded Theory.
* **Sneeuwbal of chain referral sampling:** Gebruikt bij moeilijk bereikbare populaties, waarbij participanten zelf potentiële nieuwe participanten aandragen.
### 3.7 Verdere aandachtspunten bij steekproefselectie
* **Ethische overwegingen:** In kwalitatief onderzoek is er vaak sprake van nauwere betrokkenheid, wat reflectie vereist over de impact van het onderzoek op participanten en het waarborgen van veiligheid en vertrouwelijkheid.
* **Haalbaarheid:** Praktische aspecten zoals middelen (tijd, geld), de vaardigheden van de onderzoeker en de beschikbaarheid van participanten spelen een rol.
### 3.8 Checklist voor steekproefkwaliteit (Purposive Sampling)
Bij het beoordelen van de kwaliteit van een purposive steekproef, is het belangrijk om te kijken naar:
1. **Relevantie:** Is de selectiestrategie relevant voor het conceptueel kader en de onderzoeksvragen?
2. **Informatierijkdom:** Levert de steekproef waarschijnlijk rijke informatie op over de te bestuderen fenomenen?
3. **Generaliseerbaarheid:** Maakt de steekproef analytische generalisatie en transfereerbaarheid mogelijk?
4. **Waarsheidsgetrouwheid:** Levert de steekproef waarheidsgetrouwe beschrijvingen/verklaringen op en wordt deze niet beïnvloed door biases?
5. **Ethiek:** Is de selectiestrategie ethisch verantwoord (informed consent, mogelijke voordelen/risico's)?
6. **Haalbaarheid:** Is de selectiestrategie praktisch uitvoerbaar qua tijd, geld, toegankelijkheid van participanten en vaardigheden van de onderzoeker?
---
Oké, hier is de uitgebreide studiegids voor het onderwerp "Methoden van steekproefselectie en generaliseerbaarheid", gebaseerd op de verstrekte documentatie, met de nadruk op pagina's 20-21.
Het samenspel tussen de manier waarop een steekproef wordt geselecteerd en de mate waarin de onderzoeksresultaten kunnen worden gegeneraliseerd, vormt de kern van kwalitatief onderzoek.
In kwalitatief onderzoek is de steekproefselectie niet gericht op statistische representativiteit, maar op **relevantie voor het conceptueel kader en het beantwoorden van de onderzoeksvraag**. Het doel is om **rijke en diepgaande data** te verzamelen door een evenwicht te vinden tussen homogeniteit en heterogeniteit binnen de steekproef. Dit stelt de onderzoeker in staat om het bestudeerde fenomeen diepgaand te begrijpen.
* **Flexibiliteit:** Steekproeven kunnen sequentieel (stapsgewijs, gebaseerd op voortschrijdend inzicht) of niet-sequentieel (vastgelegd aan het begin) zijn.
* **Grootte:** Kwalitatieve steekproeven zijn doorgaans kleiner dan kwantitatieve, wat de mogelijkheid tot *thick description* bevordert.
* **Doelbewuste selectie (Purposive Sampling):** Specifieke personen worden geselecteerd omdat zij kunnen bijdragen aan het onderzoek. Willekeurige (at random) steekproeven zijn bij kwalitatief onderzoek minder geschikt omdat ze vaak niet informatief zijn, zeker bij kleinere steekproeven.
#### 3.1.1 In functie van kader en onderzoeksvraag
De selectie van de steekproef moet doelgericht zijn, gebaseerd op criteria die de onderzoeksvraag kunnen beantwoorden. Dit hangt nauw samen met het wetenschapsfilosofisch kader van het onderzoek. De **analyse-eenheid** (het niveau waarop uitspraken gedaan zullen worden) moet vóór de steekproefselectie duidelijk zijn. Dit kan bijvoorbeeld individuen, groepen of organisaties betreffen.
#### 3.1.2 In functie van generaliseerbaarheid
Generaliseerbaarheid verwijst naar de mate waarin uitspraken, gebaseerd op het onderzochte, kunnen worden gedaan over een grotere groep of een breder fenomeen dan wat specifiek is geobserveerd. Hoewel kwalitatief onderzoek traditioneel minder belang hecht aan statistische generalisatie (vanwege de focus op het idiografische), is er wel degelijk aandacht voor het **begrijpen van bredere fenomenen**. Er worden drie vormen van generaliseerbaarheid onderscheiden:
1. **Formele of statistische generalisatie:** Dit is de klassieke vorm van generalisatie, cruciaal in kwantitatief onderzoek, gebaseerd op grote steekproeven en *probability sampling* (willekeurige trekking uit de populatie). Dit streven naar representativiteit is zelden volledig haalbaar in de praktijk.
2. **Analytische generalisatie:** Dit betreft de **overtuigingskracht waarmee de onderzoeker, op basis van de data en analyses, aan theorieopbouw kan doen**. Het is een sleutelbegrip in kwalitatief onderzoek en wordt bereikt door inductieve analyse gecombineerd met bevestigende evidentie uit observaties en herhalingen. De theorie wordt verfijnd door nieuwe observaties. Dit proces is iteratief. De saturatie (het punt waarop geen nieuwe inzichten meer worden verkregen) is hier een belangrijk concept. Overgeneralisatie, waarbij te snelle en brede conclusies worden getrokken op basis van beperkte observaties, is een risico.
3. **Transfereerbaarheid:** Dit is de mate waarin bevindingen kunnen worden **overgedragen naar andere groepen of situaties**. Dit vereist een **dikke beschrijving (thick description)** van de context en de groep, zodat de lezer zelf kan beoordelen in hoeverre de bevindingen toepasbaar zijn op andere contexten. Dit is vooral relevant voor kwalitatief onderzoek, maar kan ook bij kwantitatief onderzoek voorkomen.
#### 3.1.3 Homogeniteit en heterogeniteit in een kwalitatieve steekproef
Een evenwicht tussen homogeniteit en heterogeniteit is cruciaal:
* **Homogeniteit:** Mensen in de steekproef delen een gemeenschappelijke ervaring, wat zorgt voor **diepgang** in de analyse van specifieke thema's. Dit is met name belangrijk in focusgroepen.
* **Heterogeniteit:** Mensen in de steekproef verschillen van elkaar. Dit helpt te begrijpen **waarom** verschillen tussen mensen ontstaan en zorgt voor **breedte en diversiteit** in de steekproef, met meer perspectieven.
Een te grote heterogeniteit kan leiden tot interpretatieve chaos, terwijl te weinig heterogeniteit vergelijking en begrip van verschillen bemoeilijkt.
#### 3.1.4 Flexibiliteit in kwalitatieve steekproeven
* **Sequentieel steekproeftrekken:** Participanten worden stapsgewijs geselecteerd op basis van de bevindingen uit eerdere data-analyses. Selectiecriteria kunnen worden verfijnd gedurende het onderzoeksproces, wat aansluit bij het theorievormende karakter van kwalitatief onderzoek.
* **Niet-sequentieel steekproeftrekken:** De selectiecriteria worden aan het begin van het onderzoek vastgelegd en blijven grotendeels onveranderd. Dit is een meer gecontroleerde aanpak.
#### 3.1.5 Steekproefgrootte
De omvang van de steekproef is meestal kleiner dan in kwantitatief onderzoek. De vereisten zijn:
* **Klein genoeg** om een grondige analyse per eenheid toe te laten.
* **Groot genoeg** om overtuigend van **datasaturatie** of **theoretische saturatie** te kunnen spreken. Dit betekent dat er geen nieuwe inzichten meer worden verkregen uit de verzamelde data.
Factoren die de omvang bepalen zijn onder andere de diepgang van de interviews, de rijkdom van het materiaal, de homogeniteit van de steekproef en de onderzoeksvraag.
### 3.2 Technieken van steekproefselectie
De keuze van de steekproeftechniek is sterk afhankelijk van het onderzoeksdoel en de onderzoeksvraag.
#### 3.2.1 Convenience/opportunistic sampling
Selectie van personen die gemakkelijk te bereiken zijn. Hoewel praktisch, leidt dit tot minder sterke en betrouwbare conclusies en problematische generalisatie.
#### 3.2.2 Purposive sampling (doelgerichte sampling)
Dit is een brede categorie van doelgerichte steekproeftrekkingen, waarbij de onderzoeker specifieke criteria hanteert om de steekproef samen te stellen, vaak niet direct gericht op theorieopbouw.
* **Extreme of afwijkende case sampling:** Selectie van ongewone of extreme gevallen om het 'typische' te begrijpen of om 'outliers' te bestuderen.
* **Typische case sampling:** Focus op wat gemiddeld of 'normaal' is, om een typisch proces te beschrijven.
* **Kritische case sampling:** Selectie van cases die cruciale informatie kunnen genereren, met als doel de transfereerbaarheid van de informatie naar andere cases te maximaliseren.
* **Maximale variatie sampling:** Selectie van cases met een breed scala aan relevante dimensies om zowel gedeelde elementen als unieke variaties te ontdekken. Dit vereist de identificatie van relevante kenmerken om de variatie te maximaliseren.
* **Homogene sampling:** Selectie van een groep met vergelijkbare kenmerken en ervaringen, wat nuttig kan zijn voor focusgroepen om een gesprek op gang te brengen.
* **Doelgerichte random sampling:** Binnen een potentieel grotere doelgerichte steekproef wordt een willekeurige selectie gemaakt om de geloofwaardigheid te verhogen en kritiek op vooringenomenheid te vermijden. Dit is *niet* gericht op statistische generaliseerbaarheid.
* **Gestratificeerde doelgerichte sampling:** Een combinatie van verschillende strategieën, bijvoorbeeld het selecteren van bedrijven met een hoge, gemiddelde en lage succesratio (maximale variatie) en daaruit vervolgens een typisch bedrijf selecteren (typische case).
#### 3.2.3 Theoretische sampling
Een specifieke vorm van doelgerichte sampling die expliciet gericht is op **theorieopbouw**. Nieuwe participanten worden gezocht op basis van de inzichten die gegenereerd worden uit de data-analyse. Dit is altijd sequentieel en typisch voor Grounded Theory.
#### 3.2.4 Sneeuwbal of chain referral sampling
Deze techniek wordt gebruikt voor moeilijk bereikbare populaties, waarbij bestaande participanten nieuwe potentiële participanten aanreiken.
### 3.3 Verdere aandachtspunten: ethische aspecten en haalbaarheid
* **Ethische overwegingen:** In kwalitatief onderzoek, waar onderzoekers nauwer betrokken zijn, is het essentieel om de mogelijke impact van het onderzoek op respondenten te reflecteren en te zorgen voor veiligheid en vertrouwelijkheid.
* **Haalbaarheid:** Praktische overwegingen zoals tijd, geld, de vaardigheden van de onderzoeker, en de bereidheid en beschikbaarheid van participanten spelen een grote rol in de steekproefkeuze.
### 3.4 Checklist voor steekproefkwaliteit (gebaseerd op Miles en Huberman)
Bij het selecteren en beoordelen van een doelgerichte steekproef zijn de volgende vragen belangrijk:
2. **Informatierijkdom:** Is het waarschijnlijk dat de steekproef rijke informatie zal opleveren over de te bestuderen fenomenen?
4. **Waarheidsgetrouwheid:** Levert de steekproef waarheidsgetrouwe beschrijvingen/verklaringen op? Zijn de informatiebronnen volledig en vrij van significante biases?
5. **Ethiek:** Is de selectiestrategie ethisch verantwoord (bv. m.b.t. *informed consent*, voordelen, risico's)?
6. **Haalbaarheid:** Is de selectiestrategie haalbaar qua tijd, geld, toegankelijkheid van de waarnemingseenheden en de vaardigheden van de onderzoeker?
---
Dit hoofdstuk behandelt de principes en technieken voor het selecteren van steekproeven in kwalitatief onderzoek, met speciale aandacht voor de concepten van analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid.
In kwalitatief onderzoek is steekproefselectie gericht op het verzamelen van relevante en diepgaande data die de onderzoeksvraag kunnen beantwoorden. De steekproef is doorgaans kleiner dan in kwantitatief onderzoek, omdat het doel is om de fenomenen diepgaand te begrijpen, niet om statistische generaliseerbaarheid te bereiken. De selectie is doelgericht (purposive sampling) en kan sequentieel of niet-sequentieel zijn, wat flexibiliteit toelaat gedurende het onderzoeksproces.
De selectie van participanten is gebaseerd op specifieke criteria die voortkomen uit het conceptueel kader en de onderzoeksvraag. De analyse-eenheid, het niveau waarop uitspraken gedaan zullen worden, moet duidelijk zijn vóór de steekproefselectie. Dit kan variëren van individuen tot groepen of organisaties.
Generaliseerbaarheid verwijst naar de mate waarin uitspraken gedaan kunnen worden over een grotere groep of breder fenomeen dan specifiek geobserveerd is. In kwalitatief onderzoek zijn er drie vormen van generaliseerbaarheid:
* **Formele of statistische generalisatie:** Dit is de klassieke vorm van generalisatie, gebaseerd op grote, representatieve steekproeven verkregen via probability sampling. Dit is zelden het doel van kwalitatief onderzoek.
* **Analytische generalisatie:** Dit betreft de overtuigingskracht waarmee de data en analyses kunnen leiden tot theorieopbouw. Het is een inductief proces, waarbij nieuwe observaties bestaande concepten kunnen verfijnen, bevestigen of weerleggen. Dit is een belangrijk ideaal in kwalitatief onderzoek, maar risico op overgeneralisatie bestaat.
* **Transfereerbaarheid:** Dit is de mate waarin bevindingen vertaald kunnen worden naar andere groepen of situaties. Dit wordt bevorderd door een "thick description" van de onderzochte context, waardoor lezers zelf de gelijkenis van contexten kunnen beoordelen.
Een balans tussen homogeniteit (gemeenschappelijke ervaringen) en heterogeniteit (verschillen tussen participanten) is cruciaal voor een rijke steekproef. Homogeniteit bevordert diepgang, terwijl heterogeniteit helpt bij het begrijpen van verschillen. Te veel van het ene of het andere kan de interpretatie bemoeilijken.
* **Sequentiële steekproeftrekking:** Participanten worden stapsgewijs geselecteerd op basis van bevindingen tijdens het onderzoek, wat leidt tot aanpassing van selectiecriteria. Dit sluit aan bij het iteratieve karakter van kwalitatief onderzoek en is typisch voor theorieopbouw.
* **Niet-sequentieel steekproeftrekken:** Selectiecriteria worden aan het begin vastgelegd en gedurende het onderzoek weinig aangepast. Dit biedt meer controle maar minder flexibiliteit.
De omvang van de steekproef is doorgaans kleiner dan in kwantitatief onderzoek. Ze moet klein genoeg zijn voor grondige analyse per eenheid, maar groot genoeg om saturatie te kunnen bereiken. Factoren die de grootte beïnvloeden zijn de diepgang van de dataverzameling en de mate van homogeniteit/heterogeniteit in de steekproef.
> **Tip:** Data- en theoretische saturatie zijn belangrijke concepten die aangeven wanneer voldoende data is verzameld. Data-saturatie treedt op wanneer nieuwe data geen nieuwe inzichten meer opleveren. Theoretische saturatie wordt bereikt wanneer er geen nieuwe concepten of dimensies meer gevonden worden voor de studie.
Deze techniek selecteert participanten die gemakkelijk te bereiken zijn. Hoewel praktisch, is de generaliseerbaarheid van de bevindingen problematisch en de betrouwbaarheid van de conclusies lager.
#### 3.2.2 Purposive sampling
Dit is een doelgerichte selectie waarbij de onderzoeker specifieke criteria hanteert om participanten te selecteren die relevant zijn voor de onderzoeksvraag. Er zijn diverse specifieke technieken binnen purposive sampling:
* **Extreme of afwijkende case sampling:** Selecteren van ongebruikelijke of extreme gevallen ("outliers") om het "typische" te begrijpen of om ongewone manifestaties te bestuderen.
* **Typische case sampling:** Focus op wat typisch of "gemiddeld" is, om het gebruikelijke proces te beschrijven.
* **Kritische case sampling:** Cases selecteren die kritische informatie genereren met als doel de transfereerbaarheid van de informatie te maximaliseren.
* **Maximale variatie sampling:** Selecteren van participanten met een brede reeks variatie in relevante dimensies om zowel gemeenschappelijke elementen als unieke verschillen te ontdekken.
* **Homogene sampling:** Selecteren van een gelijkaardige groep participanten, vaak gebruikt bij focusgroepen om gesprek gemakkelijker te maken en variatie binnen de groep te beperken.
* **Doelgerichte random sampling:** Combinatie van maximale variatie sampling met random selectie binnen die groepen om de geloofwaardigheid van conclusies te verhogen, niet voor statistische generaliseerbaarheid.
* **Gestratificeerde doelgerichte sampling:** Combinatie van verschillende strategieën om belangrijke variaties én gemeenschappelijke elementen te vatten.
Een specifieke vorm van purposive sampling, expliciet gericht op theorieopbouw. Nieuwe participanten worden gezocht op basis van gegenereerde inzichten in de data, wat leidt tot continue aanpassing van selectiecriteria. Dit is essentieel in Grounded Theory.
Deze techniek wordt gebruikt bij moeilijk bereikbare populaties, waarbij bestaande participanten nieuwe potentiële participanten aanreiken.
#### 3.3.1 Ethische overwegingen
In kwalitatief onderzoek, waar de onderzoeker nauwer betrokken is, is het cruciaal om stil te staan bij de mogelijke impact van het onderzoek op de participanten en te zorgen voor veiligheid en vertrouwelijkheid.
#### 3.3.2 Haalbaarheid
Praktische aspecten zoals tijd, geld, de vaardigheden van de onderzoeker en de bereidheid en beschikbaarheid van participanten zijn bepalend voor de haalbaarheid van de steekproefselectie.
Bij het selecteren en beoordelen van de kwaliteit van een purposive sample, is het belangrijk om de volgende vragen te overwegen:
3. Maakt de steekproef analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid mogelijk?
4. Levert de steekproef waarheidsgetrouwe beschrijvingen/verklaringen op (validiteit en betrouwbaarheid)?
6. Is de selectiestrategie haalbaar?
---
# Kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek
Kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek is essentieel om de betrouwbaarheid, geldigheid en transparantie van de onderzoeksresultaten te waarborgen. Dit omvat een reeks processen en principes die ervoor zorgen dat het onderzoek nauwkeurig en rigoureus wordt uitgevoerd, van het begin tot het einde.
### 4.1 Belang van kwaliteitsbewaking
Kwalitatief onderzoek stoot vaak op vooroordelen, zoals de opvatting dat het tendentieus, niet-valide of gebaseerd op ongegronde opinies van de onderzoeker zou zijn. Om deze misvattingen tegen te gaan en de wetenschappelijke integriteit te waarborgen, is kwaliteitsbewaking cruciaal. Zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek vereist een systematische methode om de kwaliteit van de resultaten te garanderen. Kwalitatief onderzoek blinkt met name uit in ecologische validiteit, wat betekent dat de onderzoeksresultaten beter overeenkomen met de alledaagse werkelijkheid dan bij veel kwantitatieve onderzoeken, die vaak in laboratoriumsituaties worden uitgevoerd.
### 4.2 Vereiste vaardigheden van de kwalitatieve onderzoeker
Om kwalitatief onderzoek van hoge kwaliteit uit te voeren, bezit de onderzoeker specifieke vaardigheden:
* **Sociale, communicatieve en organisatorische vaardigheden:** Dit omvat het afnemen van interviews, actief luisteren, het 'lezen' van non-verbale communicatie, en het effectief plannen en inrichten van onderzoekssituaties (zoals het creëren van een hoefijzervormige opstelling voor focusgroepen).
* **Hoge creativiteit:** Dit is noodzakelijk om om te gaan met het iteratieve proces, dat soms onzekerheden met zich meebrengt, en om moeilijke of onbespreekbare onderwerpen op een creatieve manier aan te snijden (bijvoorbeeld seksueel geweld).
* **Uitstekende schrijfvaardigheden en rijke taal:** Kwalitatieve onderzoekers moeten complexe sociale en psychologische leefwerelden accuraat en levendig kunnen weergeven, zodat de lezer zich volledig kan inleven. Dit staat in contrast met de statistische vaardigheden die voornamelijk nodig zijn voor kwantitatieve onderzoekers.
### 4.3 Kwaliteitsborging door methodologische principes
Kwaliteit in kwalitatief onderzoek wordt gewaarborgd door verschillende benaderingen en technieken die gedurende het gehele onderzoeksproces worden toegepast:
#### 4.3.1 Interpretatie als kern
De analyse van kwalitatieve data, die vaak omvangrijk en ongestructureerd is, is een iteratief proces. De kern hiervan is interpretatie: de onderzoeker tracht te begrijpen en te beschrijven hoe participanten hun werkelijkheid conceptualiseren en betekenis geven. Dit gaat verder dan louter feitelijke beschrijvingen en streeft naar het achterhalen van onderliggende verklaringen en redeneringen.
* **Rijke data:** De aantrekkelijkheid van kwalitatief onderzoek ligt in de rijkdom van de data. De analyse dient om structuur aan te brengen in deze rijkdom, zodat zinvolle categorieën, patronen en thema's ontdekt kunnen worden.
* **Subjectiviteit van de onderzoeker:** De interpretaties van de onderzoeker spelen een centrale rol. Daarom is **reflexiviteit** – een bewuste analyse van de eigen rol en invloed doorheen het onderzoek – van cruciaal belang.
#### 4.3.2 Iteratief proces
Kwalitatief onderzoek is niet lineair, maar iteratief. Dataverzameling, sampling en data-analyse volgen elkaar herhaaldelijk op, in een continu samenspel. De resultaten van de ene iteratie vormen het vertrekpunt voor de volgende, waarbij inzichten voortdurend worden weerlegd of bevestigd door nieuwe data. Dit constante vergelijken, ook wel **constant comparatief analyseren** genoemd, is essentieel.
#### 4.3.3 Onderzoekersimpact en bracketing
De onderzoeker beïnvloedt het onderzoeksproces onvermijdelijk. Dit kan gebeuren door de onderzoeksstijl, de persoonlijkheid, of reeds bestaande veronderstellingen. Om deze invloed te minimaliseren, wordt **bracketing** toegepast, waarbij de onderzoeker probeert eigen vooroordelen en aannames tussen haakjes te plaatsen en een zo open mogelijke houding aanneemt tegenover de beleving van de participant.
#### 4.3.4 Verschillende benaderingen voor data-analyse
Er zijn diverse methoden voor data-analyse in kwalitatief onderzoek, elk met een eigen theoretisch of epistemologisch uitgangspunt en focus:
* **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA):** Deze benadering richt zich op de unieke betekenissen die een specifieke groep mensen aan een gedeelde ervaring geeft. IPA benadrukt de leefwereld als vertrekpunt en maakt gebruik van bracketing en een dubbel hermeneutisch proces (interpretatie van de participant én interpretatie van de onderzoeker van die interpretatie). De analyse verloopt doorgaans per case.
* **Grounded Theory (GT):** GT is een systematische, cyclische benadering gericht op theorievorming of het verklaren van processen. De theorie vloeit direct voort uit de data (bottom-up). Coderen (line-by-line en focused coding) en het werken met **memo's** zijn centrale processen. **Theoretische sampling** en **theoretische saturatie** (het punt waarop nieuwe data geen nieuwe inzichten meer opleveren) zijn kenmerkend.
* **Thematische Analyse (TA):** TA is een relatief neutrale en flexibele benadering die zoekt naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens. Het proces omvat het identificeren van codes, het groeperen ervan onder thema's, en het verfijnen van deze thema's op basis van interne homogeniteit en externe heterogeniteit. TA kan, ondanks zijn neutraliteit, toch beïnvloed worden door de theoretische uitgangspunten van de onderzoeker.
#### 4.3.5 Coderen
Coderen is een sleutelproces binnen veel kwalitatieve analysebenaderingen. Het houdt in dat stukjes tekst (of ander materiaal) samenvattende benamingen krijgen om structuur aan te brengen, samenhang te creëren en relevante fragmenten snel terug te vinden. Codes kunnen zowel letterlijk uit de data komen (in vivo codes) als theoretische termen zijn (constructed codes). Computerprogramma's kunnen hierbij ondersteunen, maar de interpretatie blijft altijd de taak van de onderzoeker.
#### 4.3.6 Onderzoektriangulatie en Member Checks
Om de kwaliteit van de bevindingen te verhogen, kunnen verschillende methoden van **triangulatie** worden toegepast, zoals het combineren van dataverzamelingsmethoden (bijvoorbeeld interviews en documentanalyse). Ook **onderzoektriangulatie**, waarbij meerdere onderzoekers samen de data analyseren, kan leiden tot diepere interpretaties door diverse perspectieven. **Member checks**, waarbij de bevindingen worden voorgelegd aan de participanten, dragen bij aan de validiteit van de resultaten.
#### 4.3.7 Rapporteren van bevindingen
Het helder en transparant rapporteren van de onderzoeksresultaten is cruciaal. Dit omvat een gedetailleerde beschrijving van het onderzoeksproces, de context en de interpretaties die tot de conclusies hebben geleid. **Rijke beschrijvingen** (thick descriptions) zijn hierbij essentieel om de lezer een diepgaand inzicht te geven in de geobserveerde situaties en de betekenissen die daaraan worden toegekend.
> **Tip:** De keuze voor een specifieke analysemethode (IPA, GT, TA) is afhankelijk van de onderzoeksvraag en de epistemologische uitgangspunten van de onderzoeker. Het is belangrijk deze keuze goed te onderbouwen.
> **Tip:** Wees je altijd bewust van de beperkingen van je eigen rol en de impact die je hebt op het onderzoek. Reflexiviteit is niet alleen een eis, maar ook een krachtig instrument voor kwaliteitsverbetering.
---
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding over kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek, gebaseerd op de verstrekte tekst, met de nadruk op pagina 42.
Kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek richt zich op het waarborgen van de geloofwaardigheid, betrouwbaarheid, transferabiliteit en bevestigbaarheid van de onderzoeksresultaten, waarbij de focus ligt op de diepgaande interpretatie van data en de rol van de onderzoeker.
### 4.1 De rol van de onderzoeker
De rol van de onderzoeker is centraal in kwalitatief onderzoek en vereist een hoge mate van zelfbewustzijn en reflexiviteit.
#### 4.1.1 Bewustzijn van de eigen invloed
Onderzoekers moeten zich ervan bewust zijn dat hun eigen aanwezigheid, persoonlijkheid, achtergrond en veronderstellingen een onvermijdelijke invloed uitoefenen op het onderzoeksproces en de data die worden verzameld. Deze invloed is niet per se negatief, maar moet wel erkend en beheerd worden.
#### 4.1.2 Reflexiviteit
Reflexiviteit is het proces van bewuste analyse van de eigen rol, invloed en perspectief gedurende het hele onderzoek. Dit omvat:
* **Zelfreflectie:** Nadenken over eigen aannames, waarden en mogelijke vooroordelen die het onderzoek kunnen sturen.
* **Transparantie:** Het openlijk communiceren van de rol van de onderzoeker en hoe deze de resultaten mogelijk heeft beïnvloed.
* **Omgaan met subjectiviteit:** Erkennen dat subjectiviteit inherent is aan kwalitatief onderzoek en deze niet elimineren, maar wel beheersen.
#### 4.1.3 Bracketing
Bracketing is een techniek waarbij de onderzoeker zijn of haar eigen veronderstellingen, vooroordelen en theoretische kaders tijdelijk ‘tussen haakjes plaatst’. Dit helpt om de data zo open en onbevooroordeeld mogelijk te benaderen, en de belevingen en betekenissen van de participanten centraal te stellen.
#### 4.1.4 Wederzijds vertrouwen en sociale vaardigheden
Het opbouwen van wederzijds vertrouwen met de participanten is cruciaal voor het verkrijgen van rijke en authentieke data. Dit vereist sterke sociale en gespreksvaardigheden van de onderzoeker om een veilige en comfortabele omgeving te creëren waarin participanten zich vrij voelen om hun ervaringen te delen.
#### 4.1.5 Ethische overwegingen
Onderzoekers moeten zich bewust zijn van de ethische dimensies van hun werk, met name de mogelijke impact van het onderzoek op de respondenten. Dit omvat het waarborgen van vertrouwelijkheid, anonimiteit en het verkrijgen van geïnformeerde toestemming.
### 4.2 Nadruk op rijke beschrijvingen
Rijke beschrijvingen (thick descriptions) zijn essentieel voor de kwaliteit en geloofwaardigheid van kwalitatief onderzoek.
#### 4.2.1 Wat is een rijke beschrijving?
Een rijke beschrijving is een gedetailleerde en diepgaande weergave van het onderzoeksproces, de context, de bevindingen en de interpretaties. Het gaat verder dan het enkel rapporteren van feiten en omvat ook de ervaringen, emoties, betekenissen en nuances die verbonden zijn aan het bestudeerde fenomeen.
#### 4.2.2 Doel van rijke beschrijvingen
* **Contextualisering:** Het bieden van voldoende context zodat de lezer de bevindingen kan plaatsen en begrijpen.
* **Transfereerbaarheid:** Het faciliteren van transfereerbaarheid door de lezer in staat te stellen de gelijkenissen en verschillen tussen de onderzochte situatie en andere contexten te beoordelen.
* **Geloofwaardigheid:** Het maken van de resultaten tastbaar en overtuigend voor de lezer door een gedetailleerd beeld te schetsen.
#### 4.2.3 Thin description versus thick description
* **Thin description:** Beperkt zich tot feitelijke bevindingen en observaties, zonder diepgaande interpretatie of contextualisering. Dit wordt als onvoldoende beschouwd voor een goed begrip van complexe sociale en psychologische fenomenen.
* **Thick description:** Gaat dieper in op de betekenis, de context en de ervaringen, en biedt een genuanceerd en gedetailleerd beeld.
### 4.3 Kwaliteitsbewaking en methodologische keuzes
De manier waarop kwalitatieve data worden verzameld en geanalyseerd, draagt direct bij aan de kwaliteit van het onderzoek.
#### 4.3.1 De keuze van dataverzamelingsmethoden
De keuze voor interviews, participerende observatie, of documentanalyse wordt beïnvloed door de onderzoeksvraag, ethische overwegingen en de haalbaarheid van toegang tot het onderzoeksveld. De combinatie van methoden (triangulatie) kan de validiteit verhogen.
#### 4.3.2 Belang van transcriptie
Het nauwkeurig uitwerken van verzamelde data (interviews, observaties) in transcripten is een fundamentele stap voor systematische analyse. Dit omvat het zo exact mogelijk weergeven van wat gezegd en gedaan is, inclusief non-verbale communicatie, twijfels en stiltes.
#### 4.3.3 Data-analyse als interpretatief proces
Data-analyse in kwalitatief onderzoek is een iteratief en interpretatief proces. Het gaat niet om het blindelings verzamelen van data, maar om het actief interpreteren van de betekenissen die participanten aan hun ervaringen geven. Verschillende benaderingen, zoals Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA), Grounded Theory (GT) en Thematische Analyse (TA), bieden specifieke kaders voor dit proces.
#### 4.3.4 Belang van constant comparatief analyseren
Dit principe, met name belangrijk in Grounded Theory, houdt in dat nieuwe data voortdurend worden vergeleken met data uit eerdere stadia van het onderzoek. Dit helpt bij het verfijnen van concepten, het ontdekken van patronen en het ontwikkelen van theorieën die ‘gegrond’ zijn in de data.
> **Tip:** Zorg ervoor dat je de verschillen en overeenkomsten tussen IPA, GT en TA kent. Begrijp de theoretische achtergrond van elke methode en de specifieke focus die ze leggen op het analyseren van data.
### 4.4 Generaliseerbaarheid en transferabiliteit
Hoewel kwalitatief onderzoek zich vaak richt op specifieke contexten, zijn er manieren om de relevantie van de bevindingen breder te maken.
#### 4.4.1 Analytische generalisatie
Dit verwijst naar de mate waarin de onderzoeksresultaten kunnen bijdragen aan de opbouw of verfijning van theorieën. Het gaat om de overtuigingskracht van de analyses en de evidentie die de data bieden om bredere constructen te ondersteunen.
#### 4.4.2 Transferabiliteit
Transferabiliteit is de mate waarin de bevindingen van een studie kunnen worden toegepast op andere groepen mensen of situaties. Dit wordt sterk bevorderd door de aanwezigheid van rijke beschrijvingen, die de lezer in staat stellen de toepasbaarheid in andere contexten te beoordelen.
#### 4.4.3 Kritiek op traditionele generalisatie
In tegenstelling tot kwantitatief onderzoek, waar statistische generalisatie centraal staat, vermijdt kwalitatief onderzoek vaak causale taal en richt het zich op het begrijpen van specifieke fenomenen binnen hun context. De focus ligt minder op het generaliseren naar een populatie, en meer op het verkrijgen van diepgaande inzichten.
> **Tip:** Onderscheid duidelijk tussen formele/statistische generalisatie (typisch kwantitatief) en analytische generalisatie en transferabiliteit (belangrijk in kwalitatief onderzoek).
---
Kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek is essentieel om de betrouwbaarheid, validiteit en diepgang van de bevindingen te waarborgen door middel van rigoureuze analyse en reflectie.
### 4.1 Kernconcepten van kwaliteitsbewaking
Kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek richt zich op het waarborgen van de geloofwaardigheid en de nauwkeurigheid van de bevindingen, ondanks de inherent subjectieve aard van de methodologie. Dit omvat verschillende technieken en principes die ervoor zorgen dat het onderzoeksproces transparant en systematisch is.
#### 4.1.1 Belang van de rol van de onderzoeker
De onderzoeker is een centrale figuur in kwalitatief onderzoek en zijn of haar rol vereist specifieke vaardigheden en een hoge mate van zelfbewustzijn.
* **Zelfbewustzijn en invloed:** De onderzoeker moet zich bewust zijn van de invloed die hij of zij uitoefent op het onderzoeksproces, inclusief de manier waarop de aanwezigheid en stijl van de onderzoeker het gedrag en de antwoorden van participanten kunnen beïnvloeden.
* **Open benadering:** Een open houding ten opzichte van de belevingswereld van de participant is cruciaal. De onderzoeker dient de situatie te benaderen zonder vooropgezette ideeën, om de participant de ruimte te geven zijn of haar perspectief volledig te uiten.
* **Reflexiviteit:** Dit is een continu proces van bewuste analyse van de eigen rol, aannames, waarden en invloed gedurende het gehele onderzoek. Het omvat het kritisch bevragen van de eigen motieven en hoe deze het onderzoek zouden kunnen sturen.
* **Bracketing:** Het actief tussen haakjes plaatsen van eigen veronderstellingen, vooroordelen en theoretische kennis om een zo objectief mogelijke benadering van de data te garanderen.
* **Vertrouwen en veiligheid:** Het creëren van een veilige en vertrouwensvolle context waarin participanten zich vrij voelen om hun ervaringen te delen, is van groot belang.
* **Sociale en gespreksvaardigheden:** Effectieve sociale en gespreksvaardigheden zijn noodzakelijk voor het opbouwen van rapport, het stellen van de juiste vragen en het actief luisteren.
* **Ethische overwegingen:** Een diepgaand bewustzijn van de ethische dimensies van het onderzoek, inclusief mogelijke impact op participanten en de bredere samenleving.
#### 4.1.2 Belang van rijke beschrijvingen
Rijke beschrijvingen (thick descriptions) zijn fundamenteel voor het overbrengen van de complexiteit en diepgang van kwalitatieve bevindingen.
* **Volledigheid en diepgang:** Een rijke beschrijving omvat een gedetailleerde weergave van het onderzoeksproces, de context en de resultaten. Het gaat verder dan louter feiten en omvat ook ervaringen, emoties en de betekenisverlening van acties.
* **Inzicht in de concrete situatie:** Dit type beschrijving geeft de lezer een inkijk in de specifieke situatie van de deelnemers, waardoor de resultaten tastbaar en begrijpelijk worden.
* **Conceptuele structuren en betekenissen:** De beschrijving focust op de gedetailleerde weergave van conceptuele structuren en de betekenissen die daaraan worden toegekend.
* **Biografische, historische, situationele en relationele gegevens:** Een rijke beschrijving houdt rekening met diverse facetten van de context, zoals de identiteit van de deelnemers (biografisch), de ontwikkeling van processen over tijd (historisch), de specifieke omstandigheden (situationeel) en de interacties tussen individuen (relationeel en interactioneel).
* **Contrast met 'thin description':** Een 'thin description' beperkt zich tot feiten en interpretatie, wat onvoldoende is om een cultureel of sociaal fenomeen volledig te doorgronden en zelfs misleidend kan zijn.
#### 4.1.3 Transciptie van data
De transcriptie van verzamelde data is een cruciale stap voor een systematische analyse.
* **Letterlijke weergave:** Verzamelde data, of het nu gaat om interviews of observaties, wordt letterlijk uitgetypt om zo nauwkeurig mogelijk weer te geven wat er is gezegd of gebeurd.
* **Niet-verbale communicatie:** Waar mogelijk, worden ook aspecten van niet-verbale communicatie, twijfels, stiltes en klemtonen meegenomen om een completer beeld te geven.
* **Systematische analyse:** Een transcriptie maakt een systematische analyse mogelijk en dient als basis voor het identificeren van codes, thema's en patronen.
* **Gebruik van symbolen:** Afhankelijk van de gewenste gedetailleerdheid, kunnen specifieke symbolen worden gebruikt om bepaalde aspecten van de communicatie weer te geven.
#### 4.1.4 Coderen van data
Coderen is een sleutelproces in de data-analyse, waarbij fragmenten van data worden samengevat en georganiseerd.
* **Doel van coderen:** Codes dienen als samenvattende benamingen voor stukjes tekst, waardoor samenhang en structuur in de data zichtbaar worden. Ze helpen bij het snel terugvinden van relevante fragmenten en het maken van vergelijkingen tussen verschillende delen van de data.
* **Ontstaan van codes:** Codes kunnen ontstaan uit de taal van de participanten zelf ('in vivo codes') of kunnen theoretische termen zijn die de onderzoeker gebruikt ('constructed codes').
* **Memo's:** Gedurende het coderingsproces worden memo's gebruikt om tussentijdse bedenkingen, interpretaties en mogelijke verbanden binnen de data vast te leggen.
* **Software als hulpmiddel:** Computerprogramma's kunnen helpen bij het verwerken en analyseren van kwalitatieve data, maar de interpretatie blijft de verantwoordelijkheid van de onderzoeker.
### 4.2 Benaderingen voor data-analyse
Verschillende benaderingen voor data-analyse bieden specifieke perspectieven om de rijkdom van kwalitatieve data te ontsluiten.
#### 4.2.1 Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA)
IPA richt zich op de unieke betekenissen die individuen geven aan hun ervaringen, met een focus op de essentie van deze ervaringen.
* **Achtergrond:** Geïnspireerd door symbolisch interactionisme, hermeneutiek en fenomenologie, stelt IPA dat individuen actief betekenis verlenen aan hun wereld en dat de subjectieve beleving de enige werkelijke realiteit is.
* **Centrale concepten:** Leefwereld als vertrekpunt, reflexiviteit (bracketing van eigen aannames), anti-reductionisme (complexe fenomenen niet versimpelen), eidetische reductie (identificeren van essentiële componenten) en dubbele hermeneutiek (interpretatie van de interpretatie van de participant).
* **Werkwijze:** IPA hanteert een ideografische methode, met kleine, vaak homogene samples en een diepgaande analyse van individuele cases. Het proces omvat het exploreren van onderwerpen binnen een case, het in verband brengen van thema's, het herhalen van dit proces voor volgende cases en het uitschrijven van de analyse.
#### 4.2.2 Grounded Theory (GT)
Grounded Theory is een systematische en cyclische benadering die gericht is op het ontwikkelen van theorieën of het verklaren van complexe processen uit de data zelf.
* **Achtergrond:** Ontwikkeld door Glaser en Strauss als reactie op de kloof tussen theorie en onderzoek, en op de stereotypen over kwalitatief onderzoek. Het is sterk beïnvloed door symbolisch interactionisme.
* **Werkwijze:** GT kenmerkt zich door een bottom-up benadering waarbij data-analyse en -verzameling elkaar voortdurend beïnvloeden. Het coderen van data (line-by-line en focused coding) is een centraal proces, ondersteund door het gebruik van memo's. Theoretische sampling, waarbij nieuwe participanten worden geselecteerd op basis van opgedane inzichten, is essentieel voor theorieontwikkeling.
* **Doel:** Het beschrijven van generieke processen die geldig zijn voor specifieke ervaringen en/of populaties.
#### 4.2.3 Thematische Analyse (TA)
TA is een relatief neutrale en flexibele benadering die zoekt naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens.
* **Werkwijze:** TA omvat zes fasen: data leren kennen, data coderen, codes groeperen onder thema's, thema's ordenen en definiëren, thema's verder verfijnen en de thema's uitschrijven. Het proces vereist het toekennen van codes aan fragmenten, die vervolgens worden georganiseerd in thema's.
* **Flexibiliteit:** Hoewel TA als theorieneutraal wordt beschouwd, vertrekt de onderzoeker vaak van bestaande theorieën of uitgangspunten. De resultaten zijn echter gebaseerd op de data en dienen als bewijs voor de interpretaties van de onderzoeker.
* **Doel:** Het identificeren van terugkerende patronen en betekenissen die aansluiten bij de onderzoeksvraag en het presenteren van een coherent en overtuigend verhaal dat bijdraagt aan de bestaande literatuur.
### 4.3 Kwaliteitsindicatoren in kwalitatief onderzoek
Naast specifieke analysemethoden, zijn er algemene principes en technieken die bijdragen aan de kwaliteit van kwalitatief onderzoek.
#### 4.3.1 Triangulatie
Triangulatie verwijst naar het gebruik van meerdere methoden, bronnen of onderzoekers om een fenomeen te bestuderen, wat de validiteit van de bevindingen kan verhogen.
* **Methodetriangulatie:** Het combineren van verschillende dataverzamelingsmethoden, zoals interviews, observaties en documentanalyse.
* **Datatriangulatie:** Het verzamelen van data uit verschillende bronnen binnen hetzelfde onderzoek.
* **Onderzoekerstriangulatie:** Verschillende onderzoekers werken samen aan de data-analyse om zo verschillende perspectieven en interpretaties te integreren.
#### 4.3.2 Analytische generalisatie en transfereerbaarheid
In kwalitatief onderzoek ligt de nadruk minder op statistische generalisatie en meer op analytische generalisatie en transfereerbaarheid.
* **Analytische generalisatie:** De overtuigingskracht waarmee bevindingen kunnen worden gebruikt voor theorieopbouw en het verfijnen van bestaande theorieën. Dit proces is inductief en iteratief.
* **Transfereerbaarheid:** De mate waarin de bevindingen vertaald kunnen worden naar andere groepen of situaties. Dit wordt bevorderd door het gebruik van rijke beschrijvingen die de context van het onderzoek gedetailleerd weergeven.
#### 4.3.3 De steekproef in kwalitatief onderzoek
De selectie van de steekproef is doelgericht en gericht op het verkrijgen van rijke en relevante data.
* **Purposive sampling:** Het selecteren van participanten op basis van specifieke criteria die relevant zijn voor de onderzoeksvraag. Diverse technieken bestaan, zoals extreme case sampling, typische case sampling, kritische case sampling en maximale variatie sampling.
* **Homogeniteit en heterogeniteit:** Er wordt gestreefd naar een balans tussen homogeniteit (om diepgang te garanderen) en heterogeniteit (om variatie en verschillende perspectieven te begrijpen).
* **Flexibiliteit:** De steekproeftrekking kan sequentieel zijn, waarbij de selectiecriteria worden aangepast op basis van voortschrijdend inzicht, of niet-sequentieel met vooraf vastgelegde criteria.
* **Steekproefgrootte:** De omvang van de steekproef is meestal kleiner dan in kwantitatief onderzoek en wordt bepaald door de behoefte aan grondige analyse per eenheid en het bereiken van theoretische saturatie.
#### 4.3.4 Haalbaarheid en ethiek
Kwaliteitsbewaking omvat ook het waarborgen van de haalbaarheid en de ethische integriteit van het onderzoek.
* **Haalbaarheid:** Rekening houden met beschikbare middelen (tijd, geld), de vaardigheden van de onderzoeker en de bereidheid en toegankelijkheid van de participanten.
* **Ethische overwegingen:** Garanderen van geïnformeerde toestemming, vertrouwelijkheid, anonimiteit en het minimaliseren van mogelijke nadelige effecten voor de participanten. De onderzoeker moet zich bewust zijn van de impact van het onderzoek op de bestudeerde groep.
---
Kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek is essentieel om de validiteit, betrouwbaarheid en transparantie van onderzoeksresultaten te waarborgen door middel van specifieke methoden en principes.
### 4.1 Principes van kwaliteitsbewaking
Kwaliteit in kwalitatief onderzoek wordt niet gemeten aan de hand van kwantitatieve criteria, maar eerder door de diepgang, rijkdom en geloofwaardigheid van de bevindingen. De nadruk ligt op het begrijpen van de complexe, contextgebonden realiteit vanuit het perspectief van de participant.
De onderzoeker is een actieve mede-actor in het onderzoeksproces. Dit vereist:
* **Bewustzijn van eigen invloed:** Erkennen hoe de eigen aanwezigheid en houding het onderzoeksproces en de data beïnvloeden.
* **Open benadering van de belevingswereld:** Deelnemers zo open mogelijk benaderen zonder vooropgezette ideeën.
* **Reflexiviteit:** Het kritisch analyseren van de eigen rol, invloed, achtergronden en eventuele vooringenomenheden gedurende het hele onderzoek. Dit kan ook betrekking hebben op eigen ervaringen die de keuze voor het onderzoeksthema hebben gestuurd.
* **Bracketing:** Het bewust terzijde schuiven van eigen veronderstellingen, overtuigingen en theorieën om zo objectief mogelijk de perspectieven van de participanten te kunnen vatten.
* **Vertrouwensband:** Het creëren van een context waarin participanten zich veilig en vertrouwd voelen om hun ervaringen te delen.
* **Sociale en gespreksvaardigheden:** Effectieve communicatie is cruciaal voor het opbouwen van rapport en het verkrijgen van rijke data.
* **Ethische bewustzijn:** Het voortdurend rekening houden met de ethische dimensies van het onderzoek.
#### 4.1.2 Nadruk op rijke beschrijvingen
Een "rijke beschrijving" (thick description) is een gedetailleerde en diepgaande weergave van het onderzoeksproces, de context, de ervaringen, emoties en betekenissen van de acties van de participanten. Dit maakt de resultaten tastbaar en geeft de lezer een inkijk in de concrete situatie van de deelnemers.
> **Tip:** Een "thin description" daarentegen, die zich beperkt tot feiten zonder interpretatie, is onvoldoende om een cultuur te benaderen en kan zelfs misleidend zijn.
#### 4.1.3 Onderzoek in naturalistische contexten
Kwalitatief onderzoek vindt plaats in de natuurlijke omgeving van de participanten. De onderzoeker streeft ernaar de leefwereld van de participanten te leren kennen en hun wereld te begrijpen vanuit hun perspectief (emic perspectief). Dit kan door middel van immersie, waarbij de onderzoeker zich onderdompelt in de leefwereld van de participanten, en participerende observatie.
> **Tip:** Door de onderzoeker zich als een naïeve observator op te stellen, kunnen vanzelfsprekendheden doorprikt worden, wat leidt tot dieper inzicht.
#### 4.1.4 De mens als intentioneel en betekenisverlenend wezen
Kwalitatief onderzoek richt zich op het begrijpen van de betekenis die mensen aan hun ervaringen geven. Dit sluit aan bij het *emic* perspectief, waarbij het perspectief van de participant centraal staat en de onderzoeker probeert eigen veronderstellingen uit te schakelen. Dit staat tegenover het *etic* perspectief, dat uitgaat van bestaande theorieën en hypothesen. In de praktijk is er vaak een wisselwerking tussen beide, maar het *emic* perspectief blijft het uitgangspunt.
#### 4.1.5 Taal als sleutel
Taal is cruciaal voor betekenisverlening en de constructie van de werkelijkheid. De invloed van taal op onze ervaringen en cognitieve vermogens is fundamenteel. Kwalitatief onderzoek neemt de ruim interpreteerbare en meerduidige aard van taal in acht, en kan zowel inhoudelijk als structureel taalgebruik bestuderen. Het besef dat de meeste onderzoeksresultaten gebonden zijn aan de Angelsaksische taalcontext is belangrijk voor de generaliseerbaarheid.
### 4.2 Data-analyse als interpretatief proces
Data-analyse in kwalitatief onderzoek is een intensief en interpretatief proces waarbij de onderzoeker probeert betekenis te geven aan de verzamelde, vaak omvangrijke en ongestructureerde data.
#### 4.2.1 De wisselwerking tussen dataverzameling en -analyse
Dataverzameling, steekproeftrekking en data-analyse zijn intrinsiek met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar voortdurend. Dit iteratieve karakter betekent dat de onderzoeksvraag en de opzet van het onderzoek onderweg aangepast kunnen worden op basis van de inzichten die tijdens de analyse naar voren komen.
#### 4.2.2 Interpretatie als kern
De kern van kwalitatieve data-analyse ligt in de interpretatie van de data. De onderzoeker probeert niet alleen te beschrijven wat participanten zeggen of doen, maar vooral de achterliggende verklaringen, redeneringen en betekenisgevingen te doorgronden.
> **Tip:** De "aantrekkelijke overlast" van rijke data vereist een systematische aanpak om structuur te vinden en tot zinvolle conclusies te komen.
#### 4.2.3 Constant comparatief analyseren
Dit principe, cruciaal in met name Grounded Theory, houdt in dat nieuwe data voortdurend worden vergeleken met data uit eerdere stadia, zowel binnen een interview als tussen verschillende interviews. Dit helpt bij het vormen, aanpassen, bevestigen of verwerpen van inzichten en verklaringen.
#### 4.2.4 Benaderingen voor data-analyse
Verschillende benaderingen voor data-analyse zetten verschillende perspectieven op de wereld van de participanten centraal:
1. **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA):**
* **Focus:** Begrijpen van de unieke betekenissen van een specifieke groep mensen die eenzelfde ervaring delen.
* **Kernconcepten:** Leefwereld als vertrekpunt, reflexiviteit, anti-reductionisme, eidetische reductie, dubbele hermeneutiek.
* **Methodologie:** Kleine, homogene samples, diepte-interviews, een ideografische (individu-gerichte) benadering.
* **Analyse:** Eerst de volledige analyse van één case, daarna pas doorgaan naar de volgende.
2. **Grounded Theory (GT):**
* **Focus:** Theorievorming en het beschrijven van generieke, verklarende processen.
* **Kernconcepten:** Symbolisch interactionisme, theorie die voortvloeit uit data (bottom-up), theoretische saturatie, line-by-line coding, focused coding.
* **Methodologie:** Data-analyse en -verzameling lopen door elkaar, theoretische sampling, gebruik van memo's.
* **Analyse:** Continu proces van coderen en vergelijken om tot categorieën en uiteindelijk een theorie te komen.
3. **Thematische Analyse (TA):**
* **Focus:** Identificeren van gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens.
* **Kernconcepten:** Relatief neutrale benadering, codes groeperen onder thema's, interne homogeniteit en externe heterogeniteit van thema's.
* **Methodologie:** Flexibele methode, coderen van tekstmateriaal, ontwikkelen van thema's van hogere orde.
* **Analyse:** Zes fasen, beginnend met het bekend raken met de data, coderen, thema's groeperen, ordenen, definiëren en uitschrijven.
#### 4.2.5 Coderen als sleutelproces
Coderen is het proces van het toekennen van samenvattende benamingen (codes) aan stukjes tekst. Dit helpt bij het organiseren van de data, het terugvinden van relevante fragmenten en het ontdekken van samenhang en patronen. Codes kunnen afkomstig zijn uit de taal van de participanten (*in vivo codes*) of theoretische termen (*constructed codes*). Computerprogramma's kunnen hierbij ondersteunen, maar de interpretatie blijft de taak van de onderzoeker.
### 4.3 Kwaliteitskenmerken en generaliseerbaarheid
#### 4.3.1 Ecologische validiteit
Een groot voordeel van kwalitatief onderzoek is de hoge ecologische validiteit, wat betekent dat de onderzoeksresultaten vaak overeenkomen met de alledaagse werkelijkheid, in tegenstelling tot labosituaties.
#### 4.3.2 Generaliseerbaarheid in kwalitatief onderzoek
Hoewel kwalitatief onderzoek zich primair richt op idiografische (individu-specifieke) inzichten, zijn er verschillende vormen van generaliseerbaarheid relevant:
* **Formele of statistische generalisatie:** Vooral relevant in kwantitatief onderzoek met grote, representatieve steekproeven.
* **Analytische generalisatie:** De overtuigingskracht waarmee onderzoeksdata en -analyses leiden tot theorieopbouw. Dit is de kern van generalisatie in kwalitatief onderzoek.
* **Transfereerbaarheid:** De mate waarin bevindingen vertaald kunnen worden naar andere groepen of situaties. Dit wordt sterk ondersteund door rijke beschrijvingen die de context gedetailleerd weergeven.
#### 4.3.3 Homogeniteit en heterogeniteit in de steekproef
Een evenwicht tussen homogeniteit (gemeenschappelijke ervaringen voor diepgang) en heterogeniteit (verschillen om context en variatie te begrijpen) in de steekproef is cruciaal voor kwalitatieve studies.
#### 4.3.4 Flexibiliteit in steekproeftrekking
Kwalitatieve steekproeven zijn vaak flexibel en kunnen sequentieel worden samengesteld, waarbij de selectiecriteria worden aangepast op basis van de bevindingen tijdens het onderzoek.
#### 4.3.5 Steekproefgrootte
De omvang van een kwalitatieve steekproef is doorgaans kleiner dan in kwantitatief onderzoek, maar moet groot genoeg zijn om grondige analyse toe te laten en om saturatie (het punt waarop geen nieuwe inzichten meer worden verkregen) te bereiken.
> **Tip:** De keuze voor een specifieke steekproefstrategie moet altijd in lijn zijn met de onderzoeksvragen en het onderliggende wetenschapsfilosofische kader.
### 4.4 Ethische overwegingen en haalbaarheid
Bij kwalitatief onderzoek, waar de onderzoeker nauwer betrokken is, zijn ethische aspecten zoals veiligheid, vertrouwelijkheid en het vermijden van nadelige effecten voor participanten van groot belang. Tevens moet de haalbaarheid van het onderzoek, rekening houdend met middelen, vaardigheden en toegankelijkheid, gewaarborgd zijn.
---
## 4 Kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek
Kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek richt zich op het garanderen van de betrouwbaarheid, geldigheid en transparantie van de onderzoeksresultaten, rekening houdend met de unieke aard van kwalitatieve data en de rol van de onderzoeker.
### 4.1 Essentie van kwaliteitsbewaking
Kwaliteitsbewaking is een integraal onderdeel van het gehele kwalitatieve onderzoeksproces, van het formuleren van de onderzoeksvraag tot de rapportering van de resultaten. Het doel is niet zozeer het elimineren van subjectiviteit, maar het bewust omgaan ermee en het transparant maken van het onderzoeksproces. Dit draagt bij aan de overtuigingskracht en de geloofwaardigheid van de bevindingen.
### 4.2 Belang van transparantie en reflexiviteit
Transparantie houdt in dat het onderzoeksproces helder en gedetailleerd wordt beschreven, zodat anderen de bevindingen kunnen volgen en beoordelen. Reflexiviteit is hierbij cruciaal: de onderzoeker reflecteert voortdurend op de eigen rol, invloeden, veronderstellingen en keuzes die het onderzoek sturen. Dit omvat ook het bewustzijn van hoe de eigen achtergrond, waarden en interpretaties de dataverzameling en -analyse beïnvloeden.
> **Tip:** Documenteer de reflexieve processen in een onderzoekslogboek. Dit dient niet alleen ter zelfreflectie, maar kan ook als bewijs van transparantie dienen in de uiteindelijke rapportage.
### 4.3 Criteria voor kwaliteit in kwalitatief onderzoek
Verschillende benaderingen hanteren specifieke criteria om de kwaliteit van kwalitatief onderzoek te beoordelen. De focus ligt hierbij minder op kwantitatieve maten van betrouwbaarheid en validiteit, en meer op aspecten als geloofwaardigheid, overdraagbaarheid, betrouwbaarheid en bevestigbaarheid.
#### 4.3.1 Geloofwaardigheid
Geloofwaardigheid verwijst naar de mate waarin de bevindingen overeenkomen met de realiteit zoals ervaren door de participanten. Technieken die bijdragen aan geloofwaardigheid zijn onder andere:
* **Langdurige betrokkenheid:** Lange tijd doorbrengen in het onderzoeksveld om een diepgaand begrip te ontwikkelen.
* **Triangulatie:** Het gebruik van meerdere methoden, data bronnen, onderzoekers of theorieën om een fenomeen te bestuderen. Dit helpt om een completer beeld te krijgen en de bevindingen te valideren.
* **Peer review:** De bevindingen en interpretaties bespreken met collega-onderzoekers die niet direct bij het onderzoek betrokken zijn.
* **Member checking:** De participanten vragen om de verzamelde data en de interpretaties daarvan te controleren en feedback te geven.
#### 4.3.2 Overdraagbaarheid (Transfereerbaarheid)
Overdraagbaarheid heeft betrekking op de mate waarin de bevindingen van een specifiek onderzoek relevant kunnen zijn voor andere contexten of populaties. Dit staat in contrast met statistische generalisatie in kwantitatief onderzoek. De sleutel tot overdraagbaarheid ligt in:
* **Dikke beschrijving (thick description):** Een gedetailleerde en rijke beschrijving van de onderzochte context, de participanten en het onderzoeksproces. Dit stelt de lezer in staat om zelf te beoordelen of de bevindingen toepasbaar zijn op hun eigen situatie.
#### 4.3.3 Betrouwbaarheid (of consistentie)
In kwalitatief onderzoek wordt betrouwbaarheid niet zozeer gezien als de reproduceerbaarheid van resultaten onder identieke omstandigheden (wat vaak onmogelijk is door de contextuele aard van het onderzoek), maar eerder als de consistentie van het onderzoeksproces. Dit kan worden aangepakt door:
* **Audit trail:** Een gedetailleerd verslag van alle stappen in het onderzoeksproces, inclusief beslissingen, dataverzameling, analyse en interpretaties. Dit maakt het mogelijk om het onderzoekstraject te reconstrueren.
#### 4.3.4 Bevestigbaarheid (of objectiviteit)
Bevestigbaarheid onderzoekt in hoeverre de bevindingen gebaseerd zijn op de data en niet op de subjectieve interpretaties van de onderzoeker. Hoewel volledige objectiviteit in kwalitatief onderzoek niet altijd haalbaar of wenselijk is, kan het worden bevorderd door:
* **Audit trail:** Zoals hierboven vermeld, biedt een gedetailleerde audit trail inzicht in hoe de onderzoeker tot bepaalde conclusies is gekomen.
* **Reflexiviteit:** Door bewust te zijn van en om te gaan met de eigen invloed, kan de onderzoeker de mate van subjectiviteit in de analyse beter beheersen.
### 4.4 Risico's en uitdagingen
* **Onvoldoende diepte:** Te snelle analyses of een te beperkte steekproef kunnen leiden tot oppervlakkige bevindingen.
* **Gebrek aan transparantie:** Een onduidelijk beschreven onderzoeksproces maakt het moeilijk om de geloofwaardigheid van de resultaten te beoordelen.
* **Overmatige invloed van de onderzoeker:** Zonder voldoende reflexiviteit kunnen de persoonlijke overtuigingen van de onderzoeker de resultaten onbedoeld sturen.
* **Analytische saturatie:** Het gevaar bestaat dat de analyse te vroeg stopt, voordat alle relevante patronen en inzichten naar voren zijn gekomen.
> **Tip:** Wees kritisch op je eigen interpretaties. Vraag jezelf constant af: "Is deze interpretatie echt gebaseerd op de data, of is het mijn eigen aanname?"
Door aandacht te besteden aan deze principes en technieken, kan de kwaliteit van kwalitatief onderzoek worden verhoogd, waardoor de bevindingen robuuster, geloofwaardiger en nuttiger worden voor zowel academici als praktijkmensen.
---
Oké, hier is een gedetailleerde en uitgebreide samenvatting voor het onderwerp "Kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek", gebaseerd op de verstrekte tekst en met strikte naleving van de opmaakregels.
Kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek omvat een reeks methoden en benaderingen die gericht zijn op het waarborgen van de geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en transparantie van de onderzoeksresultaten. Het gaat hierbij niet om het toepassen van kwantitatieve statistische criteria, maar om een proces dat de unieke aard van kwalitatieve data en analyse respecteert.
### 4.1 De rol van de onderzoeker in kwaliteitsbewaking
Een cruciaal aspect van kwaliteitsbewaking in kwalitatief onderzoek is de rol van de onderzoeker. Kwalitatief onderzoekers zijn actieve deelnemers die onvermijdelijk invloed uitoefenen op het onderzoeksproces. Daarom is zelfbewustzijn en reflectie essentieel.
#### 4.1.1 Reflexiviteit
Reflexiviteit verwijst naar het bewuste analyseren van de eigen rol, invloed en vooroordelen doorheen het gehele onderzoeksproces. Dit omvat het erkennen hoe persoonlijke ervaringen of theoretische kaders de keuze van het onderzoeksthema en de interpretatie van de data kunnen sturen.
> **Tip:** Documenteer je reflectieve proces in een onderzoekslogboek of memo's. Dit toont aan hoe je actief omgaat met je eigen subjectiviteit.
#### 4.1.2 Bracketing
Bracketing is een techniek die vaak wordt toegepast, met name binnen de fenomenologie, waarbij de onderzoeker zijn of haar eigen veronderstellingen, theorieën en vooroordelen tijdelijk "tussen haakjes plaatst" om een meer open en onbevooroordeelde benadering van de data te bewerkstelligen.
### 4.2 Algemene principes voor kwaliteitsbewaking
Naast de rol van de onderzoeker zelf, zijn er diverse principes en methoden die bijdragen aan de kwaliteitsbewaking van kwalitatief onderzoek.
#### 4.2.1 Rijke beschrijvingen (Thick Description)
Een rijke beschrijving is een gedetailleerde en diepgaande weergave van het onderzoeksproces, de context en de resultaten. Het omvat niet alleen feiten, maar ook ervaringen, emoties en de betekenisgeving van acties. Dit stelt de lezer in staat om de concrete situatie van de deelnemers te begrijpen en maakt de resultaten tastbaar.
> **Voorbeeld:** In plaats van te stellen "Deelnemers gaven aan gestrest te zijn door hun werk", zou een rijke beschrijving details bevatten over *hoe* die stress zich uitte (bijvoorbeeld lichamelijke klachten, emotionele reacties), *welke specifieke aspecten* van het werk de stress veroorzaakten, en de *context* waarin deze stress ervaren werd.
#### 4.2.2 Iteratief proces en constante vergelijking
Kwalitatief onderzoek is iteratief, wat betekent dat de fasen van dataverzameling, sampling en data-analyse elkaar herhaaldelijk beïnvloeden. Het constant vergelijken van nieuwe data met reeds geanalyseerde data helpt bij het verfijnen van concepten en het ontwikkelen van inzichten.
* **Constant comparatief analyseren:** Nieuwe data wordt systematisch vergeleken met data uit eerdere stadia, zowel binnen eenzelfde interview als tussen verschillende interviews. Dit helpt om patronen, overeenkomsten en verschillen te identificeren en te verklaren.
#### 4.2.3 Data- en methodetriangulatie
Triangulatie, het combineren van verschillende databronnen of methoden, kan de validiteit en betrouwbaarheid van de bevindingen verhogen.
* **Data-triangulatie:** Het gebruik van meerdere bronnen van data binnen hetzelfde onderzoek, bijvoorbeeld door interviews aan te vullen met documentanalyse.
* **Methodetriangulatie:** Het gebruik van verschillende onderzoeksmethoden (bijvoorbeeld interviews en observaties) om hetzelfde fenomeen te bestuderen.
#### 4.2.4 Theoretische en data saturatie
* **Theoretische saturatie:** Dit treedt op wanneer nieuwe data die worden verzameld, geen nieuwe concepten of inzichten meer opleveren met betrekking tot de centrale theorie die zich ontwikkelt.
* **Datasaturatie:** Vergelijkbaar met theoretische saturatie, treedt dit op wanneer de verzamelde data de belangrijkste concepten zo grondig belichten dat er geen nieuwe inzichten meer verkregen kunnen worden uit verdere dataverzameling.
#### 4.2.5 Onderzoektriangulatie
Het betrekken van meerdere onderzoekers bij de analyse van de data kan helpen om de interpretaties te verbreden en de subjectiviteit te verminderen. Verschillende perspectieven en achtergronden kunnen leiden tot een diepere en meer genuanceerde interpretatie.
### 4.3 Kwaliteitscriteria voor specifieke methoden
Specifieke kwaliteitsbewakingsmethoden kunnen worden toegepast afhankelijk van de gebruikte dataverzamelingsmethode.
#### 4.3.1 Kwaliteit van documenten
Bij het analyseren van documenten is het belangrijk om te letten op de volgende criteria:
* **Authenticiteit:** Is het document echt en wie is de auteur?
* **Betrouwbaarheid:** Is de informatie in het document accuraat en consistent?
* **Herkomst en intenties:** Wat waren de omstandigheden waaronder het document is opgemaakt en wat waren de intenties van de auteur?
* **Accuraatheid:** In hoeverre is de informatie beïnvloed door de nabijheid van de auteur tot de gebeurtenis?
#### 4.3.2 Kwaliteit van observaties
Bij participatieve observatie is het van belang om:
* **Vertrouwen te winnen** bij de geobserveerden.
* Een **zekere afstand te bewaren** om objectief te kunnen blijven observeren.
* De **impact van de onderzoeker** op het geobserveerde gedrag kritisch te reflecteren.
#### 4.3.3 Kwaliteit van interviews
Voor interviews zijn de volgende aspecten van belang:
* **Actief luisteren** en **empathisch opstellen** om de betekenisgeving van de participant te doorgronden.
* **Neutrale en open vragen stellen** die de participant de ruimte geven om te vertellen.
* **Doorvragen (probing)** om dieper in te gaan op de antwoorden.
* De **context van het interview** en de **impact van de onderzoeker** in acht nemen.
### 4.4 Checklist voor het beoordelen van de steekproefkwaliteit (Purposive Sampling)
Bij het beoordelen van de kwaliteit van een purposive steekproef, zijn de volgende vragen relevant:
1. **Relevantie voor het conceptueel kader en onderzoeksvragen:** Biedt de steekproef ruimte voor inductieve theorie-opbouw?
2. **Rijke informatie:** Levert de steekproef waarschijnlijk rijke informatie op over de te bestuderen fenomenen?
3. **Generaliseerbaarheid:** Maakt de steekproef analytische generalisatie en transfereerbaarheid mogelijk?
4. **Waarheidsgetrouwheid:** Levert de steekproef waarheidsgetrouwe beschrijvingen/verklaringen op, vrij van significante biases?
5. **Ethische aspecten:** Maakt de selectiestrategie informed consent mogelijk en is deze ethisch verantwoord?
6. **Haalbaarheid:** Is de selectiestrategie haalbaar qua tijd, geld, en toegankelijkheid van de participanten?
Deze aspecten zorgen ervoor dat kwalitatief onderzoek niet alleen een subjectieve exploratie is, maar ook voldoet aan academische standaarden voor rigoureus en geloofwaardig onderzoek.
---
# Data-analyse in kwalitatief onderzoek
Dit hoofdstuk introduceert de basisprincipes en conceptuele kaders van data-analyse in kwalitatief onderzoek, met een focus op de interpretatieve aard van het proces.
## 5. Data-analyse in kwalitatief onderzoek
### 5.1 Achtergrond en conceptueel kader
Kwalitatief onderzoek richt zich op het begrijpen van de betekenis die mensen geven aan hun ervaringen binnen hun specifieke contexten. Het analyseproces is iteratief en wisselwerkingt voortdurend met dataverzameling, sampling en de onderzoeksvraag. De rol van de onderzoeker als interpretator is hierbij cruciaal.
#### 5.1.1 Kenmerken van kwalitatief onderzoek en data-analyse
Kwalitatief onderzoek wordt gekenmerkt door de volgende eigenschappen die relevant zijn voor de data-analyse:
* **Gesitueerde activiteit:** Onderzoek vindt plaats binnen een specifieke context die de betekenis van de data beïnvloedt.
* **Gegrond in data (inductieve benadering):** De analyse start vanuit de verzamelde data, die de verdere analyse en conclusies sturen. Dit proces is dynamisch en kan worden bijgesteld door nieuwe gegevens. Hoewel de nadruk ligt op inductie, kan deductie (vanuit theorie) ook een rol spelen.
* **Context is cruciaal:** Menselijk denken en handelen worden beïnvloed door persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten. Een diepgaand begrip van de context is essentieel voor het benaderen van het fenomeen vanuit het perspectief van de participant.
* **De mens als betekenisverlenend wezen (emic perspectief):** Kwalitatief onderzoek streeft ernaar de wereld te begrijpen vanuit het perspectief van de participant, waarbij hun betekenisgeving centraal staat. Dit staat tegenover het etic perspectief, dat uitgaat van bestaande theorieën.
* **Taal als sleutel:** Taal is fundamenteel voor het creëren van betekenis en het construeren van de werkelijkheid. Kwalitatieve data-analyse houdt rekening met de meervoudige interpretatiemogelijkheden van taal.
* **Naturalistische contexten:** Onderzoekers proberen de leefwereld van participanten te begrijpen door zich onder te dompelen in hun natuurlijke omgeving.
* **Nadruk op rijke beschrijvingen (thick description):** De analyse vereist gedetailleerde beschrijvingen van het onderzoeksproces, de context en de resultaten, inclusief ervaringen, emoties en betekenissen.
* **Belang van de rol van de onderzoeker:** De onderzoeker is een mede-actor die zich bewust moet zijn van zijn of haar invloed. Reflexiviteit, bracketing en het creëren van een veilige omgeving zijn hierbij belangrijk.
#### 5.1.2 De plaats van theorie en literatuurstudie
Hoewel kwalitatief onderzoek vaak inductief begint, is theorie onlosmakelijk verbonden met het onderzoeksproces. De literatuurstudie dient niet alleen om bestaande kennis te achterhalen, maar ook om richting te geven via *sensitizing concepts* en om de eigen bevindingen te kaderen. Het proces van theorie bouwen en testen (inductie en deductie) verloopt iteratief, waarbij de grenzen tussen deze benaderingen vervagen.
#### 5.1.3 De onderzoeksvraag in kwalitatief onderzoek
De formulering van een kwalitatieve onderzoeksvraag is cruciaal. Deze vragen zijn doorgaans open, flexibel en gericht op het beschrijven, exploreren of begrijpen van fenomenen. Ze vermijden causale taal en sturen niet te veel in een bepaalde richting, om ruimte te laten voor de participant om zijn of haar ervaringen te delen. Er kunnen één of twee hoofdvragen zijn, aangevuld met subvragen die specifieke dimensies van de hoofdvraag verkennen. De haalbaarheid en ethische implicaties van de onderzoeksvraag zijn eveneens belangrijke overwegingen.
### 5.2 Benaderingen, kwaliteit en rapporteren van data-analyse
De kern van kwalitatieve data-analyse ligt in de interpretatie van een grote hoeveelheid ongestructureerde data. Dit proces is tijdsintensief en vereist specifieke vaardigheden.
#### 5.2.1 Het belang van interpretatie en het iteratieve proces
Data-analyse in kwalitatief onderzoek is een **interpretatief proces** waarbij de onderzoeker betekenis verleent aan de data vanuit het perspectief van de participant. Dit proces is **iteratief**, wat betekent dat dataverzameling, sampling en analyse elkaar voortdurend beïnvloeden en herhaaldelijk plaatsvinden. Door **constant comparatief te analyseren**, waarbij nieuwe data systematisch worden vergeleken met eerdere data, worden inzichten gevormd, aangepast, bevestigd of verworpen. **Onderzoektriangulatie** (verschillende onderzoekers die de data analyseren) kan de diepgang van de interpretatie vergroten.
#### 5.2.2 Verschillende benaderingen voor data-analyse
Er zijn diverse benaderingen voor kwalitatieve data-analyse, elk met een eigen theoretisch en epistemologisch kader. Drie veelgebruikte methoden zijn:
1. **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA):**
* **Kern:** Richt zich op de unieke betekenissen van specifieke groepen mensen die eenzelfde ervaring delen.
* **Achtergrond:** Beïnvloed door symbolisch interactionisme, hermeneutiek en fenomenologie.
* **Kenmerken:** Ideografische methode, kleine, vaak homogene samples, nadruk op de leefwereld en reflexiviteit (*bracketing*).
* **Analyse:** Een volledige case wordt grondig geanalyseerd voordat de volgende wordt aangepakt. Thema's worden geïdentificeerd en geclusterd.
2. **Grounded Theory (GT):**
* **Kern:** Zoekt verklaringen voor complexe processen en ontwikkelt theorieën die gegrond zijn in de data.
* **Achtergrond:** Ontstaan uit de sociologie, met nadruk op symbolisch interactionisme.
* **Kenmerken:** Sterk inductieve, bottom-up benadering waarbij data-analyse en -verzameling continu doorlopen.
* **Analyse:** Kenmerkt zich door *line-by-line coding* en *focused coding*, waarbij concepten en categorieën worden ontwikkeld. Werken met memo's en *theoretical sampling* zijn essentieel. Het doel is om generieke processen te beschrijven.
3. **Thematische Analyse (TA):**
* **Kern:** Zoekt naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens.
* **Kenmerken:** Relatief neutrale benadering die flexibel kan worden ingezet. De analyse is wel altijd theorie-geladen.
* **Analyse:** Bestaat uit zes fasen: kennismaken met de data, coderen, codes groeperen onder thema's, thema's ordenen en definiëren, thema's verder verfijnen, en de thema's uitschrijven. Het doel is om de essentie van de onderzoeksvraag weer te geven in een samenhangend verhaal.
#### 5.2.3 Coderen als sleutelproces
**Coderen** is een cruciaal proces in alle kwalitatieve benaderingen. Het omvat het toekennen van samenvattende benamingen aan stukjes tekst om structuur en samenhang in de data te creëren. Codes kunnen *in vivo* (direct uit de woorden van de participant) of *constructed* (theoretische termen) zijn. Computerprogramma's kunnen ondersteuning bieden bij het verwerken van data, maar de interpretatie blijft de verantwoordelijkheid van de onderzoeker.
#### 5.2.4 Kwaliteit en rapporteren van kwalitatieve data-analyse
De kwaliteit van kwalitatieve data-analyse wordt beoordeeld op basis van de **ecologische validiteit** (de mate waarin resultaten overeenkomen met de alledaagse werkelijkheid), de **analytische generaliseerbaarheid** en **transfereerbaarheid**. Rapporteren vereist uitstekende schrijfvaardigheden om de complexe sociale en psychologische leefwereld gedetailleerd en overtuigend weer te geven. De bevindingen worden in relatie gebracht met bestaande literatuur en theorieën, en de meerwaarde van het onderzoek wordt benadrukt.
> **Tip:** Het is essentieel om bij de data-analyse steeds de onderzoeksvraag en de onderliggende wetenschapsfilosofische aannames in gedachten te houden, aangezien deze de keuze van de analysemethode en de interpretatie van de data sterk beïnvloeden.
---
Data-analyse in kwalitatief onderzoek vormt de kern van het interpretatieve proces, waarbij een grote hoeveelheid ongestructureerde data wordt omgezet in betekenisvolle inzichten.
### 5.1 Achtergrond en kenmerken van data-analyse
Kwalitatief onderzoek wordt soms ten onrechte gezien als tendentieus, niet-valide of gebaseerd op de mening van de onderzoeker. Echter, net als kwantitatief onderzoek, hanteert het een systematische methode die gericht is op de kwaliteit van de resultaten. Kwalitatieve data-analyse is een tijdsintensief proces dat leidt tot dieper inzicht in het onderzoeksonderwerp en conclusies die de ruwe data overstijgen. De ecologische validiteit, de mate waarin onderzoeksresultaten overeenkomen met de alledaagse werkelijkheid, is een groot voordeel van kwalitatief onderzoek.
#### 5.1.1 Wisselwerking met andere onderzoeksfasen
Data-analyse staat in constante interactie met dataverzameling, sampling en de onderzoeksvraag. Deze fasen beïnvloeden elkaar voortdurend. De analyse kan bijvoorbeeld leiden tot de conclusie dat er meer data verzameld moet worden, of dat de onderzoeksvraag moet worden geherformuleerd. Dit iteratieve karakter is een essentieel kenmerk van kwalitatief onderzoek.
#### 5.1.2 Belang van interpretatie
De onderzoeker moet de rijkdom van de data interpreteren zonder deze te reduceren of de betekenis ervan aan te tasten. Data-analyse brengt betekenisvolle en verwante categorieën aan in de ruwe data, waardoor belangrijke thema's en patronen ontdekt kunnen worden. De onderzoeker probeert de betekenisgeving van de participanten te begrijpen en te beschrijven, waarbij subjectiviteit en reflexiviteit cruciaal zijn. Onderzoektriangulatie, waarbij verschillende onderzoekers samen de data bekijken, kan de diepgang van de interpretatie vergroten.
#### 5.1.3 Iteratief proces en constant vergelijken
Het proces van dataverzameling en -analyse is iteratief en cyclisch. Nieuwe data wordt continu vergeleken met data uit eerdere fasen, zowel binnen als tussen verschillende interviews of observaties. Dit constante vergelijken helpt bij het vormen, aanpassen, bevestigen of verwerpen van inzichten, en bij het zoeken naar verklaringen voor verschillen en gelijkenissen.
### 5.2 Benaderingen voor data-analyse
De keuze voor een specifieke analysebenadering wordt bepaald door de onderzoeksvraag en de literatuurstudie, en beïnvloedt hoe de onderzoeker de wereld van de participanten ziet. Enkele veelgebruikte methoden zijn:
#### 5.2.1 Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA)
IPA richt zich op de unieke betekenissen van specifieke groepen mensen die eenzelfde ervaring delen. Het is beïnvloed door symbolisch interactionisme, hermeneutiek en fenomenologie, en stelt de beleefde ervaring centraal.
* **Kernconcepten:** Leefwereld als vertrekpunt, reflexiviteit (bracketing van eigen veronderstellingen), anti-reductionistische benadering, eidetische reductie, en dubbele hermeneutiek (interpretatie van de interpretatie van de participant).
* **Aanpak:** Vereist open en brede onderzoeksvragen (vaak startend met "hoe ervaren..."). Gebruikt kleine, homogene samples en diepte-interviews.
* **Data-analyse:** Omvat vier stappen: 1) explorerende onderwerpen in de eerste case (linker- en rechtermarge notities), 2) thema's met elkaar in verband brengen (clustering), 3) overgaan naar volgende cases (herhaling van stappen 1 en 2), en 4) uitschrijven van de analyse. De uniciteit van elke case wordt centraal gesteld.
#### 5.2.2 Grounded Theory (GT)
GT is een systematische en cyclische benadering gericht op theorievorming of het verklaren van complexe processen. Het ontstond als reactie op de kloof tussen theorie en onderzoek, en benadrukt een bottom-up benadering waarbij theorie voortvloeit uit de gegevens.
* **Kernconcepten:** Coderen (line-by-line en focused coding), memo's (notities over denkproces en vergelijkingen), theoretische sampling (selectie van nieuwe participanten op basis van inzichten), en theoretische saturatie (geen nieuwe inzichten meer verwerven).
* **Aanpak:** Data-analyse en -verzameling lopen door elkaar. De "fit" tussen de onderzoeksvraag en de data is cruciaal. Een open houding en afstand nemen van eigen vooroordelen zijn essentieel.
* **Data-analyse:** Bestaat uit coderen, het schrijven van memo's en het constant vergelijken van data. Het doel is het beschrijven van algemene processen die geldig zijn voor specifieke ervaringen en/of populaties.
#### 5.2.3 Thematische Analyse (TA)
TA is een relatief neutrale en flexibele methode die zoekt naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens. Hoewel theorieneutraal in zijn aanpak, kan de analyse wel beïnvloed worden door de theorieën en uitgangspunten van de onderzoeker.
* **Kernconcepten:** Codes (samenvattende benamingen voor stukjes tekst) worden gegroepeerd onder thema's die zich herhalen in de data. Thema's zijn het gevolg van een interpretatief proces door de onderzoeker en dienen als bewijs voor de interpretaties.
* **Aanpak:** Volgt zes fasen: 1) de data leren kennen, 2) data coderen, 3) codes groeperen onder thema's, 4) thema's ordenen en definiëren (met criteria van interne homogeniteit en externe heterogeniteit), 5) thema's verder verfijnen, en 6) thema's uitschrijven.
* **Resultaat:** De analyse leidt tot een samenhangend resultatensectie die het complexe verhaal vertelt en de meerwaarde van het onderzoek ten opzichte van bestaande literatuur aantoont.
### 5.3 Coderen als sleutelproces
Coderen is een essentieel proces binnen kwalitatieve data-analyse, waarbij stukjes tekst (uit transcripties) worden voorzien van samenvattende benamingen (codes). Dit helpt bij het verkrijgen van structuur, het identificeren van verbanden en het terugvinden van relevante fragmenten. Codes kunnen afkomstig zijn van de participanten zelf (in vivo codes) of theoretische termen gebruiken (constructed codes).
### 5.4 Co-creatie in onderzoek
Co-creatie is een samenwerkingsvorm waarbij verschillende actoren actief krachten bundelen om een gemeenschappelijke uitdaging aan te gaan. Dit proces is gestructureerd maar open, niet-lineair, en gericht op het vinden van oplossingen. Het "double diamond model", met een analysefase en een oplossingsfase, kan hierbij als leidraad dienen.
---
Data-analyse in kwalitatief onderzoek is een essentieel en tijdsintensief proces waarbij grote hoeveelheden ongestructureerde data worden geïnterpreteerd om dieper inzicht te verkrijgen en conclusies te trekken die de ruwe data overstijgen.
### 5.1 Karakteristieken van data-analyse in kwalitatief onderzoek
Data-analyse is inherent verbonden met andere fasen van het onderzoeksproces, zoals dataverzameling, sampling, de onderzoeksvraag en de literatuurstudie. Deze fasen beïnvloeden elkaar voortdurend en kunnen gaandeweg aangepast worden, wat het iteratieve karakter van kwalitatief onderzoek benadrukt.
#### 5.1.1 Het belang van interpretatie
De kern van kwalitatieve data-analyse ligt in interpretatie. De onderzoeker tracht niet alleen feiten te beschrijven, maar ook de achterliggende betekenissen, verklaringen en redeneringen van participanten te begrijpen. Subjectiviteit van de onderzoeker speelt hierbij een rol, wat het belang van reflexiviteit onderstreept.
* **Tip:** Onderzoekers moeten zich bewust zijn van hun eigen aannames en deze, indien mogelijk, tussen haakjes plaatsen (bracketing) om een open houding te bewaren.
#### 5.1.2 Iteratief proces
Dataverzameling en data-analyse volgen elkaar herhaaldelijk op. De resultaten van de ene iteratie vormen het startpunt voor de volgende. Door het constant vergelijken van nieuwe data met voorlopige conclusies, worden inzichten bevestigd, weerlegd of aangepast.
#### 5.1.3 Constant comparatief analyseren
Dit principe houdt in dat nieuwe data voortdurend worden vergeleken met data uit eerdere stadia, zowel binnen als tussen verschillende interviews of observaties. Dit proces helpt bij het identificeren van overeenkomsten, verschillen en patronen, en bij het zoeken naar verklaringen daarvoor.
#### 5.1.4 Coderen als sleutelproces
Coderen is een fundamentele techniek waarbij stukjes tekst (of andere data) samenvattende benamingen krijgen. Dit helpt bij het structureren van de data, het ontdekken van verbanden en het terugvinden van relevante fragmenten. Codes kunnen direct uit de uitspraken van participanten komen (in vivo codes) of theoretische termen zijn (constructed codes). Memo's, tussentijdse bedenkingen van de onderzoeker, ondersteunen dit proces.
Verschillende benaderingen voor data-analyse hanteren elk een specifiek perspectief op de wereld van de participanten. De keuze voor een bepaalde methode wordt geleid door de onderzoeksvraag en de literatuurstudie.
IPA richt zich op de unieke betekenissen die een specifieke groep mensen geeft aan een gedeelde ervaring. Het is beïnvloed door symbolisch interactionisme, hermeneutiek en fenomenologie.
* **Centrale concepten:** Leefwereld als vertrekpunt, reflexiviteit, anti-reductionisme, eidetische reductie, dubbele hermeneutiek.
* **Werkwijze:** Kleine samples (vaak homogeen, bv. 6 participanten), diepte-interviews, ideografische methode. De analyse bestaat uit het verkennen van onderwerpen in een eerste case, het in verband brengen van thema's, het herhalen van dit proces voor volgende cases, en het uitschrijven van de analyse.
GT is een benadering die erop gericht is om op systematische en cyclische wijze tot theorievorming te komen, waarbij de theorie voortvloeit uit de data (bottom-up). De oorsprong ligt in de sociologie, met een grote invloed van symbolisch interactionisme.
* **Kernprincipes:** Theorieontwikkeling uit data, continu proces van coderen en dataverzameling, line-by-line-coding, focused coding, memo's en theoretische sampling.
* **Doel:** Het beschrijven van complexe, maar generieke processen die geldig zijn binnen een specifieke ervaring of populatie. Theoretische verzadiging is een belangrijk concept.
TA is een relatief neutrale en flexibele methode die zoekt naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens. Hoewel de methode op zichzelf theorieneutraal kan zijn, vertrekt de onderzoeker vaak vanuit bestaande theorieën of uitgangspunten.
* **Werkwijze:** Bestaat uit zes fasen: data leren kennen, data coderen, codes groeperen onder thema's, thema's ordenen en definiëren, thema's verder verfijnen, en de thema's uitschrijven.
* **Nadruk:** Zoeken naar patronen en betekenissen die de data structureren en die aansluiten bij de onderzoeksvraag. De thema's zijn een interpretatie van de onderzoeker, gebaseerd op de uitspraken van participanten.
> **Tip:** Verdiep je in de specifieke kenmerken en stappen van IPA, GT en TA, aangezien deze methoden sterk kunnen verschillen in hun epistemologische en theoretische uitgangspunten. Begrijp wanneer welke methode het meest geschikt is voor jouw onderzoeksvraag.
### 5.3 Coderen
Coderen is een centraal proces in de meeste kwalitatieve data-analyse methoden. Het helpt bij het organiseren van de data, het identificeren van patronen en het terugvinden van relevante informatie. Het proces van coderen wordt ondersteund door het gebruik van memo's, die de denkprocessen en interpretaties van de onderzoeker vastleggen. Computerprogramma's kunnen helpen bij het verwerken van data, maar de interpretatie blijft de taak van de onderzoeker.
### 5.4 Verdere overwegingen
* **Co-creatie:** Een samenwerkingsvorm waarbij verschillende actoren gezamenlijk een uitdaging aangaan, gericht op oplossingen en met een open, maar gestructureerd proces.
* **Ecologische validiteit:** Kwalitatief onderzoek scoort hoog op ecologische validiteit, wat betekent dat de onderzoeksresultaten goed overeenkomen met de alledaagse werkelijkheid.
* **Vereiste vaardigheden:** Kwalitatieve onderzoekers hebben sterke sociale, communicatieve, organisatorische, creatieve en schrijfvaardigheden nodig om complexe sociale en psychologische fenomenen adequaat weer te geven.
---
# Data-analyse in kwalitatief onderzoek
Dit onderdeel behandelt de methoden, principes en kwaliteitscriteria voor het analyseren van kwalitatieve data.
### 5.1 Wat is kwalitatieve data-analyse?
Kwalitatieve data-analyse is het proces van het interpreteren van een grote hoeveelheid ongestructureerde data om diepgaand inzicht te verkrijgen dat de ruwe data overstijgt en tot conclusies kan leiden. Het is een essentieel onderdeel van kwalitatief onderzoek, waarbij de onderzoeker tracht de wereld te begrijpen vanuit het perspectief van de participant.
#### 5.1.1 Kenmerken en interactie met andere fasen van het onderzoek
De data-analyse in kwalitatief onderzoek staat niet op zichzelf, maar is nauw verweven met andere fasen van het onderzoeksproces:
* **Dataverzameling:** De analyse stuurt de dataverzameling. Nieuwe inzichten tijdens de analyse kunnen leiden tot de behoefte aan meer data of aanpassing van de verzamelingsmethoden.
* **Sampling:** De analyse kan leiden tot aanpassingen in de steekproef, bijvoorbeeld door selectiecriteria te verfijnen of nieuwe groepen te benaderen op basis van voorlopige bevindingen.
* **Onderzoeksvraag:** De analysefase kan ertoe leiden dat de oorspronkelijke onderzoeksvragen worden geherformuleerd. Dit iteratieve karakter is een kernmerk van kwalitatief onderzoek.
* **Literatuurstudie:** De analyse wordt gekaderd binnen bestaande literatuur. Bestaande theorieën kunnen helpen bij het interpreteren van data, en de analyse kan leiden tot bijdragen aan de literatuur.
#### 5.1.2 Kernconcepten van kwalitatieve data-analyse
* **Interpretatie:** De kern van kwalitatieve analyse is interpretatie. De onderzoeker gaat verder dan louter beschrijven en zoekt naar achterliggende verklaringen, redeneringen en betekenisverlening van de participanten.
* **Iteratief proces:** Dataverzameling, sampling en data-analyse volgen elkaar in cycli op. Dit continu samenspel zorgt ervoor dat inzichten worden verfijnd, bevestigd of weerlegd.
* **Constant comparatief analyseren:** Nieuwe data wordt systematisch vergeleken met eerdere data, zowel binnen als tussen verschillende bronnen (bv. interviews). Dit helpt bij het identificeren van patronen, overeenkomsten en verschillen.
* **Coderen:** Het proces van het toekennen van samenvattende benamingen (codes) aan fragmenten van data. Codes kunnen letterlijk uit de uitspraken van participanten komen (in vivo codes) of theoretische termen zijn (constructed codes). Coderen is een hulpmiddel om structuur aan te brengen en relevante fragmenten terug te vinden.
* **Memo's:** Tussentijdse notities van de onderzoeker over zijn gedachten, interpretaties en mogelijke verbanden in de data. Ze helpen het denkproces vast te houden en te bewaken.
* **Onderzoeker als mede-actor:** De onderzoeker is niet een neutrale buitenstaander, maar brengt eigen waarden en perspectieven mee. Reflexiviteit (bewuste analyse van de eigen rol en invloed) is cruciaal.
* **Onderzoektriangulatie:** Verschillende onderzoekers analyseren samen de data, wat leidt tot diverse perspectieven en diepere interpretaties.
* **Ecologische validiteit:** Een groot voordeel van kwalitatief onderzoek is de hoge ecologische validiteit, wat betekent dat de onderzoeksresultaten overeenkomen met de alledaagse werkelijkheid.
Er zijn diverse benaderingen voor kwalitatieve data-analyse, elk met eigen theoretische en epistemologische uitgangspunten. De keuze voor een benadering hangt samen met de onderzoeksvraag en het gewenste perspectief op de data.
* **Achtergrond:** IPA is beïnvloed door symbolisch interactionisme, hermeneutiek en fenomenologie. Het stelt dat individuen betekenis verlenen aan hun ervaringen en dat de subjectieve beleving de enige werkelijke wereld is.
* **Focus:** Unieke betekenissen van specifieke individuen die een gemeenschappelijke ervaring delen.
* **Centrale concepten:** Leefwereld als vertrekpunt, reflexiviteit (bracketing van eigen veronderstellingen), anti-reductionistische benadering, eidetische reductie, en dubbele hermeneutiek (interpretatie van de interpretatie van de participant).
* **Onderzoeksopzet:** Gericht op complexe fenomenen, met open en brede onderzoeksvragen (vaak beginnend met "hoe ervaren..."). Kenmerkend is het gebruik van kleine, homogene samples (bv. N=6) en een ideografische methode die de uniciteit van individuele ervaringen tracht te vatten. Diepte-interviews zijn de meest gebruikte dataverzamelingsmethode.
* **Data-analyse:**
1. **Onderwerpen exploreren in de eerste case:** Transcripten herlezen, aantekeningen maken in de linker- en rechtermarge voor codes en thema's.
2. **Thema's met elkaar in verband brengen:** Verbanden tussen thema's zoeken en deze groeperen in een tabel, vaak met hoofdthema's en subthema's.
3. **Overgaan naar de volgende case:** Stap 1 en 2 herhalen voor elke nieuwe case, met de intentie om de uniciteit van elke case te behouden.
4. **Uitschrijven van de analyse:** De uiteindelijke thema's worden gebruikt om een samenhangend verhaal te schrijven dat aansluit bij de onderzoeksvragen en bestaande theorieën.
* **Achtergrond:** GT is ontwikkeld door Glaser en Strauss als reactie op de kloof tussen theorie en onderzoek, en de negatieve stereotypen over kwalitatief onderzoek. Het stelt dat theorie voortkomt uit de data (bottom-up benadering). Het is sterk beïnvloed door symbolisch interactionisme.
* **Focus:** Theorievorming en verklaringen voor complexe processen door middel van systematische en cyclische data-analyse.
* **Onderzoeksopzet:** Data-analyse en dataverzameling lopen door elkaar. Er wordt gezocht naar "fit" tussen de onderzoeksvraag en de data, en er is aandacht voor het "looking-glass self" (zelfbeeld bepaald door hoe anderen over ons denken).
* **Coderen:** Een continu proces dat start met "line-by-line coding" om concepten te identificeren, gevolgd door "focused coding" om deze concepten uit te werken tot categorieën. Kritisch zijn op bestaande concepten is essentieel om een unieke bijdrage te leveren.
* **Werken met memo's:** Aangewend om denkprocessen, comparatieve analyses en mogelijke verbanden vast te leggen.
* **Theoretical sampling:** Nieuwe participanten worden geselecteerd op basis van de inzichten die voortkomen uit de data en memo's, gericht op verdere theorieontwikkeling.
* **Theoretische verzadiging:** Het punt waarop de onderzoeker geen nieuwe inzichten meer verkrijgt uit de data.
* **Achtergrond:** TA is een relatief neutrale en flexibele benadering die niet strikt gebonden is aan specifieke theorieën of epistemologische uitgangspunten. Wel kan de onderzoeker vanuit een bestaande theorie of uitgangspunten vertrekken.
* **Focus:** Het identificeren van gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens. Thema's zijn breder dan codes en vertegenwoordigen patronen in de data die relevant zijn voor de onderzoeksvraag.
* **Onderzoeksopzet:** Kan flexibel worden ingezet. De analyse is "gegrond" in de uitspraken van participanten, maar de thema's zijn het resultaat van een interpretatief proces door de onderzoeker.
* **Data-analyse:** Een zes-fasenproces:
1. **Data leren kennen:** Transcripten lezen en herlezen om patronen en betekenis te ontdekken.
2. **Data coderen:** Relevante fragmenten van data worden gecodeerd, waarbij context behouden blijft.
3. **Codes groeperen onder thema's:** Codes worden verkend en samengevoegd tot mogelijke thema's, met aandacht voor interne homogeniteit en externe heterogeniteit.
4. **Thema's ordenen en definiëren:** De thematische kaart wordt verfijnd, waarbij thema's die niet voldoende data hebben of overlappen, worden aangepast.
5. **Verder verfijnen van thema's:** Een finale map wordt gemaakt, de thema's worden kernachtig benoemd en de essentie van de onderzoeksvraag moet worden weergegeven.
6. **Thema's uitschrijven:** De thema's worden uitgewerkt tot een samenhangende resultatensectie, waarbij de onderzoeker de bevindingen argumenteert, interpreteert en relateert aan bestaande literatuur.
### 5.3 Kwaliteit van kwalitatieve data-analyse
De kwaliteit van kwalitatieve data-analyse wordt beoordeeld op basis van criteria die afwijken van kwantitatieve studies, maar net zo belangrijk zijn voor de betrouwbaarheid van de bevindingen.
#### 5.3.1 Criteria voor het beoordelen van de steekproefkwaliteit (gebaseerd op Miles en Huberman)
Bij het beoordelen van de kwaliteit van een purposive steekproef worden de volgende vragen gesteld:
* Is de selectiestrategie relevant voor het conceptueel kader en de onderzoeksvragen?
* Levert de steekproef waarschijnlijk rijke informatie op over de te bestuderen fenomenen?
* Maakt de steekproef generaliseerbaarheid (analytisch en transfereerbaar) van de bevindingen mogelijk?
* Levert de steekproef waarheidsgetrouwe beschrijvingen/verklaringen op, vrij van significante biases?
* Is de selectiestrategie ethisch verantwoord?
* Is de selectiestrategie haalbaar qua tijd, geld, toegankelijkheid en vaardigheden van de onderzoeker?
#### 5.3.2 Data-analyse als een "aantrekkelijke overlast"
Kwalitatieve data wordt vaak beschreven als een "aantrekkelijke overlast". De rijkdom aan informatie is aantrekkelijk voor de diepgang die het biedt, maar de hoeveelheid en ongestructureerdheid kan ook overweldigend zijn. Data-analyse helpt om structuur te vinden in deze rijkdom, zodat de onderzoeker de data kan begrijpen, verwante gegevens kan integreren, belangrijke thema's kan ontdekken en de onderzoeksvragen kan beantwoorden.
#### 5.3.3 Belang van de onderzoeker en reflexiviteit
De onderzoeker speelt een actieve rol in de data-analyse en brengt eigen perspectieven mee. **Reflexiviteit** is essentieel: de onderzoeker moet zich bewust zijn van zijn eigen veronderstellingen, waarden en invloed op het onderzoeksproces en de interpretatie van de data. Dit kan door middel van het bijhouden van memo's, peer review, en member checks.
> **Tip:** Kwalitatieve data-analyse is geen lineair proces, maar een dynamische en iteratieve wisselwerking tussen dataverzameling, analyse en interpretatie. Geduld en een open, kritische houding zijn cruciaal.
---
# Het proces van kwalitatief onderzoek rapporteren
Hieronder vind je een gedetailleerd studieoverzicht over het proces van kwalitatief onderzoek rapporteren, gebaseerd op de verstrekte documentatie, met focus op de specifieke pagina's.
## 6. Het proces van kwalitatief onderzoek rapporteren
Het rapporteren van kwalitatief onderzoek omvat de essentiële stappen en overwegingen die nodig zijn om de bevindingen van een kwalitatieve studie op een duidelijke, accurate en inzichtelijke manier te presenteren.
### 6.1 Achtergrond en definitie van kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek kan worden beschouwd als een verzameling van onderzoeksmethoden die bepaalde eigenschappen delen, maar ook sterk kunnen verschillen. De definitie en kenmerken ervan zijn historisch gegroeid en afhankelijk van de context waarin ze worden geplaatst.
#### 6.1.1 Denzin en Lincoln (2005) over kwalitatief onderzoek
Volgens Denzin en Lincoln (2005) wordt kwalitatief onderzoek gekenmerkt door de volgende eigenschappen:
* **Gesitueerde activiteit gericht op kennis:** Onderzoek is altijd ingebed in een specifieke context, en deze context is cruciaal voor het begrijpen van het onderzochte fenomeen.
* **Gegrond in de wereld die hij bestudeert:** De onderzoeker is geen neutrale buitenstaander, maar maakt deel uit van de wereld die hij onderzoekt, wat onvermijdelijk invloed uitoefent op het onderzoek. Subjectieve implicaties krijgen hierin een plaats.
* **Meerdere methoden:** Er is een diversiteit aan kwalitatieve onderzoeksmethoden, die alle gericht zijn op een beter begrip van het bestudeerde fenomeen. Centraal staat de betekenis en het perspectief van de participant (het insider perspectief).
* **Naturalistische setting:** Onderzoek vertrekt vanuit de data zelf die door de onderzoeker worden bestudeerd via verschillende interpretatieve methoden.
* **Veel manieren om naar een fenomeen te kijken:** Elke methode belicht andere aspecten van het bestudeerde fenomeen.
Hoewel hun definitie de nadruk legt op het transformerende karakter van kwalitatief onderzoek, wordt dit niet als een algemene eigenschap beschouwd, maar eerder als het doel van specifieke methoden binnen een kritisch-ideologisch paradigma.
#### 6.1.2 Creswell (2013) over kwalitatief onderzoek
Creswell (2013) benadrukt de volgende eigenschappen van kwalitatief onderzoek:
* **Formulering in termen van een probleem:** Verwijst naar de algemene definitie van onderzoek.
* **Aandacht voor rapportering en communicatie:** Er is aandacht voor de bevindingen, het perspectief van de participanten en de rol van de onderzoeker. Rapportering kan bijdragen aan de literatuur of een oproep tot verandering zijn.
* **Reflexiviteit:** Benadrukt het belang van de rol van de onderzoeker.
* **"Emerging":** Verwijst naar het iteratieve karakter van onderzoek, waarbij fasen herhaaldelijk kunnen worden doorlopen of aangepast.
* **Nadruk op vertrekken vanuit data (inductie) en kijken naar data vanuit theorie (deductie):** Er is een wisselwerking tussen inductieve en deductieve benaderingen.
#### 6.1.3 Eigenschappen van kwalitatief onderzoek
Niet alle eigenschappen zijn van toepassing op elke kwalitatieve studie; de elementen zijn in wisselende mate aanwezig.
##### 6.1.3.1 Gegrond in data (inductieve benadering)
Het starten van kwalitatief onderzoek is vaak inductief, waarbij data de verdere analyse bepaalt. Kwalitatieve data-analyse (KDA) is dynamisch en kan worden bijgesteld door nieuwe gegevens. Het proces is niet volledig inductief; er wordt structuur gezien in data en theorie kan richting geven aan analyses (deductief).
##### 6.1.3.2 Context is cruciaal
Menselijk denken en handelen worden sterk beïnvloed door persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten. Kwalitatief onderzoek focust op beleving en ervaring, waarbij de context van groot belang is. Hoe meer kennis de onderzoeker van de context heeft, hoe beter hij de wereld vanuit het perspectief van de participant kan benaderen.
##### 6.1.3.3 De mens als intentioneel en betekenisverlenend wezen
Er zijn twee benaderingen binnen sociaalwetenschappelijk onderzoek:
* **Emic perspectief:** Het insider- of bottom-up perspectief, waarbij de woorden en het perspectief van de participant het startpunt vormen. De onderzoeker probeert eigen veronderstellingen te neutraliseren.
* **Etic perspectief:** Het outsider- of top-down perspectief, waarbij bestaande theorie of hypothesen het startpunt vormen om deze te toetsen bij een nieuwe populatie.
In de praktijk is er een wisselwerking tussen emic en etic, maar de emic benadering blijft het uitgangspunt.
##### 6.1.3.4 Taal als sleutel
Taal is cruciaal voor betekenisgeving en de constructie van onze werkelijkheid. Het heeft een fundamentele invloed op onze ervaring, is ruim interpreteerbaar en is meerduidig. In kwalitatief onderzoek wordt vaak een narratieve benadering gehanteerd, zowel inhoudelijk als structureel. Taal vormt ons denken, onze waarneming en onze cognitieve vermogens.
##### 6.1.3.5 Onderzoek in naturalistische contexten
De onderzoeker moet de leefwereld van de participanten leren kennen en de wereld vanuit hun perspectief benaderen. Immersion en participerende observatie zijn belangrijke methoden om inzicht te verwerven in interacties, ervaringen en dynamieken.
##### 6.1.3.6 Nadruk op rijke beschrijvingen
"Thick description" of rijke beschrijving is een volledige en diepgaande beschrijving van het onderzoeksproces, de context en de resultaten. Het beschrijft niet alleen feiten, maar ook ervaringen, emoties en betekenissen, en geeft de lezer inzicht in de concrete situatie van de deelnemers.
##### 6.1.3.7 Belang van de rol van de onderzoeker
De kwalitatieve onderzoeker is een mede-actor die invloed uitoefent op het onderzoek. Vereisten zijn onder meer zelfbewustzijn van de invloed, een open benadering van de belevingswereld van de participant, reflexiviteit (bewuste analyse van de eigen rol), bracketing (eigen veronderstellingen tussen haakjes plaatsen), het creëren van vertrouwen, sociale en gespreksvaardigheden, en bewustzijn van de ethische dimensie.
### 6.2 Het kwalitatieve onderzoeksproces: van onderzoeksvraag tot data-analyse
Het kwalitatieve onderzoeksproces is iteratief en cyclisch, waarbij verschillende stappen elkaar beïnvloeden.
#### 6.2.1 De plaats van theorie en literatuurstudie
Een literatuurstudie is onvermijdelijk en noodzakelijk, maar de plaats ervan kan verschillen. Theorie kan variëren van meta-theorieën (paradigmatisch niveau) tot midden-range theorieën en bestaande publicaties. De keuze tussen theorie bouwen (inductie) of testen (deductie) is een accentverschil; kwalitatief onderzoek kent vaak een mix van beide. Een inleidende literatuurstudie kan helpen bij het vaststellen van kennis, het detecteren van hiaten, het kaderen van het onderzoek en het formuleren van sensitiverende concepten.
#### 6.2.2 Een onderzoeksvraag formuleren voor kwalitatief onderzoek
Een kwalitatieve onderzoeksvraag is doorgaans open, flexibel, helder gefocust, bondig geformuleerd en onderzoekbaar. Het hanteert vaak 'hoe' of 'wat'-vragen in plaats van 'waarom'-vragen. Er kan één of twee hoofdvragen zijn met bijbehorende subvragen. Het vermijden van causale taal die lineaire verbanden impliceert, is cruciaal, tenzij er sprake is van een proces-theorie. Zowel haalbaarheid (middelen, tijd, vaardigheden) als ethische aspecten (impact op respondenten) zijn belangrijke overwegingen bij het formuleren van een onderzoeksvraag.
#### 6.2.3 De steekproef (sampling)
Steekproefselectie in kwalitatief onderzoek is gericht op relevantie voor het conceptueel kader en het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Het streeft naar analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid, met een focus op het verzamelen van rijke, diepgaande data. Doelgericht ("purposive") steekproeftrekken is de norm, waarbij specifieke criteria worden gehanteerd. Dit omvat technieken zoals extreme of afwijkende case sampling, typische case sampling, kritische case sampling, maximale variatie sampling, homogene sampling, doelgerichte random sampling, en gestratificeerde doelgerichte sampling. Theoretische sampling en sneeuwbal sampling zijn specifieke varianten. Homogeniteit en heterogeniteit worden gebalanceerd om zowel diepgang als breedte in de data te garanderen. Flexibiliteit, met name sequentiële steekproeftrekking, is kenmerkend voor kwalitatieve studies.
#### 6.2.4 Dataverzameling
De belangrijkste methoden voor dataverzameling in kwalitatief onderzoek zijn interviews, participerende observatie en analyse van documenten en beelden.
* **Interviews:** Variërend van semi-gestructureerd tot ongestructureerd, is het doel om de beleving, betekenisgeving en ervaringen van participanten te doorgronden. Actief luisteren, neutraal vragen stellen, en het in acht nemen van context en de impact van de onderzoeker zijn essentieel. Focusgroepinterviews bieden de meerwaarde van interactie tussen participanten.
* **Observaties:** Participerende observatie (waarbij de onderzoeker zich onderdompelt in de leefwereld van participanten) levert inzicht in gedrag en interacties in natuurlijke settings. De rol van de onderzoeker (actief of passief) en ethische overwegingen (informed consent) zijn belangrijk.
* **Documenten en beelden:** Deze bronnen bieden inzicht in ervaringen in specifieke contexten en tijdsperioden. Kwaliteitscriteria zoals authenticiteit en betrouwbaarheid zijn van belang. Documentanalyse wordt vaak aangevuld met andere methoden (methodetriangulatie).
#### 6.2.5 Transcriptie
Na dataverzameling worden de gegevens letterlijk uitgetypt in een transcriptie om systematische analyse mogelijk te maken. Dit geldt voor audio- en videomateriaal en maakt gedetailleerde analyse van onder andere non-verbale communicatie, twijfels en stiltes mogelijk.
### 6.3 Kwalitatieve onderzoeksmethoden en data-analyse
Data-analyse in kwalitatief onderzoek is een interpretatief proces dat de interpretatie van de onderzoeker centraal stelt om betekenis te geven aan de verzamelde, vaak omvangrijke en ongestructureerde data. Het is nauw verweven met dataverzameling, sampling, de onderzoeksvraag en de literatuurstudie.
#### 6.3.1 Kenmerken van benaderingen voor data-analyse
* **Belang van interpretatie:** De onderzoeker sorteert de data in zinvolle categorieën en ontdekt patronen om de onderzoeksvragen te beantwoorden en conclusies te trekken. Hierbij is de subjectiviteit van de onderzoeker, en daarmee reflexiviteit, van groot belang. Onderzoektriangulatie (verschillende onderzoekers die samen data analyseren) kan de diepgang van de interpretatie vergroten.
* **Iteratief proces:** Dataverzameling en -analyse volgen elkaar herhaaldelijk op, waarbij inzichten uit de ene fase de volgende beïnvloeden.
* **Constant comparatief analyseren:** Nieuwe data wordt systematisch vergeleken met data uit eerdere stadia om inzichten te vormen, aan te passen, te bevestigen of te verwerpen.
#### 6.3.2 Verschillende benaderingen voor data-analyse
Er zijn diverse methoden voor data-analyse, elk met een eigen theoretisch en epistemologisch kader. De keuze voor een methode bepaalt wat de onderzoeker waarneemt.
##### 6.3.2.1 Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA)
IPA richt zich op de unieke betekenissen die een specifieke groep mensen geven aan een gedeelde ervaring. Het is beïnvloed door symbolisch interactionisme, hermeneutiek en fenomenologie. Centrale concepten zijn de leefwereld als vertrekpunt, reflexiviteit (bracketing), een anti-reductionistische benadering en de dubbele hermeneutiek (interpretatie van de participant en interpretatie van de onderzoeker). IPA werkt met kleine, vaak homogene samples en gebruikt diepte-interviews. De data-analyse omvat het exploreren van onderwerpen in individuele cases, het in verband brengen van thema's, het herhalen van deze stappen voor andere cases, en het uitschrijven van de analyse.
##### 6.3.2.2 Grounded Theory (GT)
GT is een benadering die via een systematisch en cyclisch proces tot theorievorming leidt, met een nadruk op het verklaren van complexe processen en het vinden van algemeenheden. Het vertrekt vanuit de data (bottom-up) en data-analyse en -verzameling lopen door elkaar. Het coderen van data (line-by-line coding, focused coding) en het gebruik van memo's zijn kernprocessen. GT streeft naar "fit" (de onderzoeksvraag past bij de data) en "theoretical saturation" (nieuwe data levert geen nieuwe inzichten meer op). De methode kan leiden tot kritiek op de objectiviteit van de onderzoeker, aangezien theoretische kaders de observatie kunnen beïnvloeden.
##### 6.3.2.3 Thematische Analyse (TA)
TA is een relatief neutrale en flexibele benadering die zoekt naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens. Het proces omvat het leren kennen van de data, het coderen van stukjes tekst, het groeperen van codes onder thema's, het ordenen en definiëren van deze thema's (met criteria als interne homogeniteit en externe heterogeniteit), het verder verfijnen van de thema's, en het uitschrijven van de resultaten. TA resulteert in een beargumenteerd en geïnterpreteerd verhaal dat de essentie van de onderzoeksvraag weergeeft en bijdraagt aan bestaande literatuur.
#### 6.3.3 Coderen als sleutelproces
Coderen is een essentieel hulpmiddel in kwalitatieve data-analyse, waarbij stukjes tekst samenvattende benamingen krijgen. Codes kunnen "in vivo" (direct uit de woorden van de participant) of "constructed" (theoretische termen) zijn. Het helpt bij het identificeren van samenhang, structuur, terugkerende thema's en het maken van vergelijkingen. Computerprogramma's kunnen ondersteunen bij het coderen, maar de interpretatie blijft de taak van de onderzoeker.
#### 6.3.4 Co-creatie
Co-creatie is een samenwerkingsvorm waarbij verschillende actoren actief bijdragen aan het oplossen van een gemeenschappelijke uitdaging. Dit proces is vaak gestructureerd maar open, iteratief en gericht op oplossingen, zoals geïllustreerd door het double diamond model in de analyse-fase.
---
Het samenvatten van kwalitatief onderzoek omvat het structureren en presenteren van de bevindingen op een manier die de diepte en context van de verzamelde data weerspiegelt.
### 6.1 De plaats van theorie en literatuurstudie in kwalitatief onderzoek
Theorie en onderzoek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar deze relatie is niet altijd vanzelfsprekend. Kennis en methoden zijn 'theorie-geladen', wat betekent dat het abstractieniveau van theorieën sterk kan verschillen.
#### 6.1.1 Types theorie
* **Meta-theorieën/Grand theories:** Deze bevinden zich op het hoogste abstractieniveau en vormen het bredere kader waarbinnen een studie wordt gesitueerd en geïnterpreteerd. Ze beïnvloeden de onderzoeksmethoden en zijn niet gemakkelijk testbaar. Voorbeelden hiervan zijn wetenschapsfilosofische aannames over ontologie en epistemologie.
* **Midden-range theorieën:** Deze theorieën hebben betrekking op een beperkter domein of fenomeen en proberen dit te verklaren. Ze zijn concreter, testbaar en kunnen zowel een vertrekpunt als een resultaat van de interpretatiefase van data zijn.
* **Publicaties als theorie:** De bestaande literatuur, waarin onderzoeksbevindingen worden gepresenteerd, vormt een theoretische context. Deze 'fact finding' studies kunnen dienen als proxy voor theorie, maar bevatten ook onderliggende concepten en theorieën op meta-niveau.
#### 6.1.2 Theorie bouwen of theorie testen: inductie en deductie
De traditionele visie op onderzoek is lineair, met een deductieve benadering (theorie → hypothese → toetsen) en een inductieve benadering (observaties → theorie). In de realiteit van kwalitatief onderzoek is het proces echter iteratief en kent het een warrig geheel van inductieve en deductieve elementen.
* **Inductieve benadering:** Kwalitatief onderzoek vertrekt vaak vanuit de data om theorie te bouwen. De data laten de onderzoeker toe om fenomenen zo open mogelijk te benaderen.
* **Deductieve benadering:** Bestaande theorie kan richting geven aan het onderzoek, bijvoorbeeld via 'sensitizing concepts' die de onderzoeker helpen focussen op specifieke aspecten.
#### 6.1.3 De plaats van een literatuurstudie in kwalitatief onderzoek
Klassiek vertrekt onderzoek vanuit een literatuurstudie om kennis over een onderwerp vast te stellen, gaten te detecteren, en de eigen bijdrage te formuleren. Bij kwalitatief onderzoek is deze literatuurstudie vaak inleidend en leidt deze niet noodzakelijk tot hypotheses, maar eerder tot exploratieve vragen en 'sensitizing concepts'. De eigen bevindingen worden vervolgens in relatie tot de bestaande literatuur gerapporteerd.
### 6.2 Een onderzoeksvraag formuleren voor kwalitatief onderzoek
De onderzoeksvraag is cruciaal in het kwalitatieve onderzoeksproces en maakt het doel van de studie duidelijk.
#### 6.2.1 Eigenschappen van een kwalitatieve onderzoeksvraag
* **Relatief open:** Gericht op inductief onderzoek en het maximaliseren van ruimte voor participanten om hun ervaringen te delen.
* **Flexibel:** Mogelijkheid tot aanpassing gedurende het proces, wat het iteratieve karakter weerspiegelt.
* **Helder en bondig:** Met een duidelijke focus.
* **Onderzoekbaar:** Concreet genoeg om beantwoord te kunnen worden.
* **Hoe- en wat-vragen:** Vaak gebruikt om ervaringen te peilen, in tegenstelling tot de 'waarom'-vragen die typisch zijn voor kwantitatief onderzoek.
#### 6.2.2 Structuur van een onderzoeksvraag
Een kwalitatieve onderzoeksvraag bestaat doorgaans uit drie delen:
1. **Vraagwoord:** Bijvoorbeeld 'hoe', 'wat', 'welke'.
2. **Onderzoekseenheid:** De entiteit waarover uitspraken gedaan moeten worden (bv. patiënten, koppels).
3. **Fenomeen/kenmerken:** De aspecten die bestudeerd worden.
Een typische structuur is: *Wat/hoe + (werkwoord) + kenmerk/fenomeen + bij/voor + onderzoekseenheid (setting)?*
#### 6.2.3 Aantal onderzoeksvragen
Meestal wordt één of twee brede hoofdvragen gesteld, aangevuld met enkele specifiekere subvragen die de dimensies van de hoofdvraag verder uitwerken.
#### 6.2.4 Openheid en neutraliteit in kwalitatieve onderzoeksvragen
Een kwalitatieve onderzoeksvraag moet aanwijzingen geven over de steekproef en dataverzameling, maar mag geen assumpties over de aard, condities of hiërarchische ordening van een fenomeen insinueren.
* **Vermijden van assumpties over de aard:** In plaats van "Hoe hanteren samenwonende koppels het stigma dat geassocieerd is met samenleven?", is een betere vraag "Hoe conceptualiseren en ervaren koppels samenwonen?".
* **Vermijden van assumpties over richting of hiërarchische ordening:** In plaats van "Ervaren meisjes meer stress door sociale media dan jongens?", is een betere vraag "Hoe ervaren meisjes en jongens de rol van sociale media in hun leven?".
#### 6.2.5 Causaliteit in kwalitatieve onderzoeksvragen
Kwalitatief onderzoek vermijdt doorgaans causale taal die lineaire verbanden impliceert. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
* **Variantie-theorie:** Focust op meetbare verklarende variabelen en directe verbanden (typisch kwantitatief).
* **Proces-theorie:** Begrijpt de complexe samenhang en het 'hoe' van een fenomeen door diepgaande analyse en beschrijving van betekenis en context (typisch kwalitatief).
#### 6.2.6 Haalbare en ethische onderzoeksvragen
Naast de onderzoekbaarheid, moeten ook praktische overwegingen zoals tijd, middelen, vaardigheden van de onderzoeker, en de bereidheid van participanten meegenomen worden. Ethische overwegingen, zoals mogelijke nadelige effecten op respondenten, zijn eveneens cruciaal.
### 6.3 De steekproef (sampling) in kwalitatief onderzoek
Steekproefselectie in kwalitatief onderzoek is gericht op het verkrijgen van rijke en diepgaande data die relevant zijn voor het conceptueel kader en de onderzoeksvraag.
#### 6.3.1 Doel en eigenschappen steekproefselectie
* **Relevantie:** Gericht op het beantwoorden van de onderzoeksvraag en het bijdragen aan theorieopbouw.
* **Analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid:** De bevindingen kunnen mogelijk overdraagbaar zijn naar andere contexten.
* **Kleine steekproefomvang:** Meestal kleiner dan in kwantitatief onderzoek om 'thick description' mogelijk te maken.
* **Doelbewuste selectie (purposive sampling):** Specifieke personen worden geselecteerd op basis van hun potentieel om bij te dragen aan het onderzoek. Willekeurige steekproeftrekking is problematisch en vaak niet informatief.
#### 6.3.2 In functie van kader en onderzoeksvraag
De selectiestrategie is gebaseerd op criteria die de onderzoeker helpen de onderzoeksvraag te beantwoorden en de analyse-eenheid (het niveau waarop uitspraken worden gedaan) te bepalen.
#### 6.3.3 In functie van generaliseerbaarheid
Naast formele/statistische generalisatie (typisch kwantitatief), zijn **analytische generalisatie** (overtuigingskracht van theorieopbouw) en **transfereerbaarheid** (mogelijkheid bevindingen te vertalen naar andere situaties) belangrijker in kwalitatief onderzoek. Transfereerbaarheid wordt ondersteund door 'thick description'.
#### 6.3.4 Homogeniteit en heterogeniteit in een kwalitatieve steekproef
Een balans tussen homogeniteit (gemeenschappelijke ervaringen voor diepgang) en heterogeniteit (verschillen voor breedte en inzicht in variatie) is cruciaal voor een rijke analyse.
#### 6.3.5 Flexibiliteit in kwalitatieve steekproeven
* **Sequentieel steekproeftrekken:** Participanten worden stapsgewijs geselecteerd op basis van de bevindingen uit eerdere analyses. Dit is kenmerkend voor theorie-bouwende benaderingen zoals Grounded Theory.
* **Niet-sequentieel steekproeftrekken:** Selectiecriteria worden vooraf vastgelegd en nauwelijks aangepast.
#### 6.3.6 Steekproefgrootte
De omvang is afhankelijk van factoren zoals de diepgang van de data, de homogeniteit van de steekproef en de gewenste mate van saturatie (theoretische verzadiging: wanneer nieuwe data geen nieuwe inzichten meer opleveren).
#### 6.3.7 Technieken van steekproefselectie
* **Convenience/opportunistic sampling:** Selectie van eenvoudig te bereiken personen. Minder betrouwbaar voor generalisatie.
* **Purposive sampling:** Een reeks specifieke technieken, waaronder:
* **Extreme of afwijkende case sampling:** Onderzoeken van ongewone manifestaties om het typische te begrijpen.
* **Typische case sampling:** Beschrijven van wat algemeen of gemiddeld is.
* **Kritische case sampling:** Selecteren van cases die kritische informatie genereren voor maximale toepasbaarheid.
* **Maximale variatie sampling:** Opnemen van een breed scala aan variatie in relevante dimensies om gedeelde en unieke elementen te ontdekken.
* **Homogene sampling:** Selecteren van een vergelijkbare groep, vaak voor focusgroepen.
* **Doelgerichte random sampling:** Willekeurige selectie binnen een reeds doelgericht samengestelde groep om geloofwaardigheid te verhogen.
* **Gestratificeerde doelgerichte sampling:** Combinatie van verschillende strategieën om variaties en gemeenschappelijke elementen te vatten.
* **Theoretische sampling:** Een specifieke vorm van purposive sampling gericht op theorieopbouw, waarbij nieuwe participanten worden gezocht op basis van gegenereerde inzichten in de data. Typisch voor Grounded Theory.
* **Sneeuwbal of chain referral sampling:** Gebruikt voor moeilijk bereikbare populaties, waarbij participanten nieuwe participanten aanreiken.
#### 6.3.8 Verdere aandachtspunten
* **Ethische overwegingen:** Nauwe betrokkenheid vereist reflectie op mogelijke impact en garanties voor veiligheid en vertrouwelijkheid.
* **Haalbaarheid:** Praktische aspecten zoals tijd, geld, en toegankelijkheid van participanten zijn bepalend.
### 6.4 Dataverzameling in kwalitatief onderzoek
De belevings- of ervaringsperspectief staat centraal, met verschillende methoden zoals interviews, participerende observatie, en documenten/beelden.
#### 6.4.1 Interviews
Kwalitatieve interviews zijn een vorm van informatieverzameling gericht op het begrijpen van de leefwereld van respondenten, hun belevingen, betekenisverlening en nuanceringen.
* **Kenmerken:** Conversatie met inhoudelijke focus op percepties en betekenisgevingen, met ruimte voor uitweiding door de participant.
* **Soorten:**
* **Gestructureerde interviews:** Vragen zijn exact uitgewerkt en worden in vaste volgorde gesteld.
* **Ongestructureerde interviews:** Geen vooropgestelde vragen, start met één open vraag, participant stuurt het gesprek.
* **Semi-gestructureerde interviews:** Een interviewleidraad wordt gebruikt, maar niet strikt gevolgd, met ruimte voor doorvragen en flexibiliteit.
* **Voorbereiding:** Beslissen over wie en wat te bevragen, rekening houden met eigen impact. Een interviewguide kan ondersteunen.
* **Afname:** Actief luisteren, neutrale en open vragen stellen, doorvragen, empathisch opstellen, rekening houden met de context en de impact van de onderzoeker.
* **Focusgroepinterviews:** Meerdere participanten gezamenlijk interviewen, waarbij de interactie tussen participanten een meerwaarde kan bieden.
#### 6.4.2 Observaties
Participerende observatie houdt in dat de onderzoeker zich onderdompelt in de leefwereld van de participanten om hun gedrag en interacties in alledaagse situaties te beschrijven.
* **Doel:** Inzicht krijgen in de sociale context en hoe mensen handelen, niet enkel hoe ze denken te handelen.
* **Rol van de onderzoeker:** Kan variëren van actief deelnemen tot passief observeren.
* **Wat en hoe observeren:** Breed inzicht krijgen in de leefwereld, gevolgd door een engere focus op specifieke thema's. Veldnota's zijn essentieel.
* **Ethiek:** Informed consent kan een probleem zijn, maar de onderzochte groep moet weten dat er onderzoek plaatsvindt.
* **Invloed van de onderzoeker:** De aanwezigheid van de onderzoeker kan het gedrag van participanten beïnvloeden.
#### 6.4.3 Documenten en beelden
Deze methoden worden gebruikt wanneer directe bevraging of observatie niet mogelijk is. Ze bieden inzicht in ervaringen in specifieke contexten en tijdsperioden. Kwaliteitscriteria voor documenten omvatten authenticiteit, betrouwbaarheid en de intenties van de schrijvers.
#### 6.4.4 Transcriptie
Verzamelde data (auditief of videomateriaal) worden letterlijk uitgetypt om een systematische analyse mogelijk te maken.
### 6.5 Kwalitatieve onderzoeksmethoden en data-analyse
Data-analyse in kwalitatief onderzoek is een complex, tijdsintensief en interpretatief proces dat gericht is op het ontdekken van betekenissen en patronen in ongestructureerde data.
#### 6.5.1 Data-analyse in wisselwerking met andere fasen
Data-analyse is nauw verweven met dataverzameling, sampling, de onderzoeksvraag en literatuurstudie. Het iteratieve karakter van kwalitatief onderzoek betekent dat deze fasen elkaar voortdurend beïnvloeden en kunnen leiden tot aanpassingen van de onderzoeksvraag en -opzet. De onderzoeker probeert de wereld door de ogen van de participant te zien en hun betekenisverlening te begrijpen.
#### 6.5.2 Kenmerken van benaderingen voor data-analyse
* **Belang van interpretatie:** De onderzoeker interpreteert de data, wat leidt tot dieper inzicht en de mogelijkheid om conclusies te trekken die de ruwe data overstijgen. Subjectiviteit is hierbij essentieel, wat het belang van reflexiviteit onderstreept. Onderzoektriangulatie (meerdere onderzoekers die data analyseren) kan de diepgang van interpretatie vergroten.
* **Iteratief proces:** Dataverzameling en -analyse volgen elkaar herhaaldelijk op, met een continu samenspel tussen het verzamelen en analyseren van data.
* **Constant comparatief analyseren:** Nieuwe data worden voortdurend vergeleken met data uit eerdere stadia om inzichten te vormen, aan te passen, te bevestigen of te verwerpen.
#### 6.5.3 Verschillende benaderingen voor data-analyse
De keuze voor een specifieke analysemethode wordt geleid door de onderzoeksvraag en literatuurstudie, en zet een bepaald perspectief op de data voorop.
* **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA):**
* **Achtergrond:** Beïnvloed door symbolisch interactionisme, hermeneutiek en fenomenologie.
* **Focus:** Begrijpen van de unieke betekenissen van een specifieke groep mensen die eenzelfde ervaring delen.
* **Kenmerken:** Ideografisch (studie van het unieke), kleine, vaak homogene samples, diepte-interviews.
* **Data-analyse:** Betekenisverlening staat centraal. Het proces omvat het exploreren van onderwerpen in de eerste case, het in verband brengen van thema's, het herhalen van dit proces voor volgende cases, en het uitschrijven van de analyse. Kenmerkend is dat de volledige analyse van de eerste case wordt afgerond alvorens verder te gaan met de volgende.
* **Grounded Theory (GT):**
* **Achtergrond:** Ontstaan als reactie op de kloof tussen theorie en onderzoek, met sterke invloed van symbolisch interactionisme.
* **Doel:** Op systematische en cyclische wijze tot theorievorming of verklarende processen komen.
* **Kenmerken:** Bottom-up benadering waarbij de theorie voortvloeit uit de data. Data-analyse en -verzameling lopen door elkaar.
* **Data-analyse:** Kern is het coderen van data (line-by-line, focused coding) en het werken met memo's. Theoretische sampling is een essentieel onderdeel, waarbij nieuwe participanten worden gezocht op basis van gegenereerde inzichten. Theoretische verzadiging is een belangrijk concept.
* **Thematische Analyse (TA):**
* **Kenmerken:** Een relatief neutrale, flexibele methode die niet noodzakelijk vanuit een specifieke theorie vertrekt, maar toch wordt beïnvloed door de uitgangspunten van de onderzoeker.
* **Data-analyse:** Zoekt naar thema's door eerst codes toe te kennen aan datafragmenten en deze vervolgens te groeperen onder thema's van hogere orde. Het proces omvat zes fasen: data leren kennen, data coderen, codes groeperen onder thema's, thema's ordenen en definiëren, thema's verder verfijnen, en de thema's uitschrijven. De nadruk ligt op het creëren van een coherent en overtuigend verhaal dat de essentie van de onderzoeksvraag weergeeft.
#### 6.5.4 Coderen als sleutelproces
Coderen is het proces van het toekennen van samenvattende benamingen aan tekstfragmenten om samenhang, structuur en terugkerende thema's te verkrijgen. Codes kunnen ontstaan uit de woorden van participanten ('in vivo codes') of theoretische termen zijn ('constructed codes'). Memo's ondersteunen het denkproces van de onderzoeker. Computerprogramma's kunnen ondersteunend zijn, maar de interpretatie blijft bij de onderzoeker.
#### 6.5.5 Co-creatie
Co-creatie is een samenwerkingsproces waarbij actoren krachten bundelen om een uitdaging aan te gaan, vaak in een gestructureerd, maar open proces gericht op oplossingen. Het 'double diamond model' illustreert dit, waarbij een analysefase wordt gevolgd door een oplossingsfase.
---
Hieronder vind je een gedetailleerde samenvatting over het proces van kwalitatief onderzoek rapporteren, gericht op examengerichte studie.
Het rapporteren van kwalitatief onderzoek omvat het systematisch en transparant presenteren van onderzoeksbevindingen, met speciale aandacht voor de interpretaties en betekenissen van de participanten.
Een onvermijdelijke en noodzakelijke link bestaat tussen theorie en onderzoek, hoewel dit verband niet altijd vanzelfsprekend is. Kennis en methoden zijn theorie-geladen. De plaats die theorie inneemt ten opzichte van het onderzoek kan sterk verschillen.
* **Meta-theorieën/Grand theories (paradigmatisch niveau):** Vormen het ruimere kader voor studieinterpretatie, inclusief wetenschapsfilosofische assumpties. Ze zijn niet neutraal, impliciet of expliciet aanwezig, en moeilijk testbaar.
* **Midden-range theorieën:** Hebben betrekking op een beperkt domein of fenomeen en proberen dit te verklaren. Ze zijn concreter, testbaar en kunnen zowel een vertrekpunt als een resultaat van interpretatie zijn.
* **Publicaties als theorie:** Bestaande literatuur waarin onderzoeksbevindingen worden gepresenteerd, fungeert als theoretische context. Empirische bevindingen kunnen als proxy voor theorie dienen, maar onderliggende concepten op meta-niveau blijven belangrijk.
De meest gekende manier van denken over onderzoek is lineair:
* **Deductieve benadering:** Bestaande theorie leidt tot hypotheses die geoperationaliseerd en getoetst worden met empirisch onderzoek (kwantitatief).
* **Inductieve benadering:** Observaties en data leiden tot theorievorming of concepten (kwalitatief).
In de praktijk is kwalitatief onderzoek iteratief en een mix van inductieve en deductieve elementen. Er kunnen 'sensitizing concepts' (richtinggevende elementen uit de literatuur) gebruikt worden om de focus te bepalen.
Traditioneel vertrekt onderzoek vanuit een literatuurstudie om kennisgaten te identificeren en de onderzoeksvraag te verfijnen. Dit helpt bij het vaststellen van bestaande kennis, het vermijden van duplicatie, en het kaderen van eigen onderzoek.
Actueel kwalitatief onderzoek gebruikt vaak een inleidende literatuurstudie die leidt tot exploratieve vragen en een inductieve benadering, in plaats van hypothesen te formuleren. De eigen bevindingen worden achteraf in relatie tot de bestaande literatuur gerapporteerd.
De onderzoeksvraag is cruciaal en maakt het doel van de studie duidelijk. Het is meestal een startpunt, voortkomend uit een literatuurstudie en het identificeren van kennislacunes.
* **Relatief open:** Gericht op inductief onderzoek en flexibel aanpasbaar gedurende het proces.
* **Heldere focus en bondig geformuleerd:** Duidelijk, maar niet sturend.
* **Onderzoekbaar:** Haalbaar binnen de context van het onderzoek.
* Vaak beginnend met 'hoe' of 'wat', gericht op ervaringen en betekenisgeving.
Een typische kwalitatieve onderzoeksvraag bevat:
2. **Onderzoekseenheid:** De focus van de vraag (bv. individuen, groepen).
Er kunnen één of twee hoofdvragen zijn, aangevuld met specifieke subvragen.
#### 6.2.3 Openheid en neutraliteit in kwalitatieve onderzoeksvragen
De onderzoeksvraag moet ruimte bieden voor participanten om hun ervaringen te delen, zonder verwachtingen of verbanden te suggereren. Assumpties over de aard, condities, of hiërarchische ordening van een fenomeen moeten vermeden worden.
#### 6.2.4 Causaliteit in kwalitatieve onderzoeksvragen
Lineaire causale taal ('leiden tot', 'veroorzaken') wordt over het algemeen vermeden. Kwalitatief onderzoek richt zich vaker op 'proces-theorieën' die de complexe samenhang, het 'hoe' van een fenomeen, en de context begrijpen, in plaats van op 'variantie-theorieën' die directe causale verbanden meten.
#### 6.2.5 Haalbare en ethische onderzoeksvragen
De haalbaarheid (tijd, geld, vaardigheden, beschikbaarheid van participanten) en onderzoekbaarheid (zinvolheid, concreetheid) zijn essentieel. Ook de ethische dimensie, de mogelijke (nadelige) effecten van het onderzoek op respondenten en de bredere context, moet overwogen worden.
### 6.3 Data-analyse in kwalitatief onderzoek
Data-analyse in kwalitatief onderzoek is een intensief proces van interpretatie, waarbij de onderzoeker probeert de betekenisverlening van participanten te begrijpen. Het is een iteratief proces dat nauw verweven is met dataverzameling, sampling, de onderzoeksvraag en de literatuurstudie.
* **Belang van interpretatie:** De onderzoeker interpreteert data om achterliggende verklaringen en redeneringen te achterhalen, zonder de rijkdom van de data te verliezen of afbreuk te doen aan de complexiteit.
* **Iteratief proces:** Dataverzameling en analyse volgen elkaar herhaaldelijk op, waarbij inzichten worden gevormd, aangepast, bevestigd of verworpen.
* **Constant comparatief analyseren:** Nieuwe data wordt continu vergeleken met eerdere data om inzichten te verfijnen en verklaringen voor verschillen en gelijkenissen te zoeken.
Drie veelgebruikte methoden zijn:
* **Focus:** Unieke betekenissen van specifieke individuen die een gedeelde ervaring delen.
* **Achtergrond:** Symbolisch interactionisme, hermeneutiek, fenomenologie.
* **Kenmerken:** Kleine, homogene samples; diepgaande analyse van individuele cases; nadruk op 'bracketing' (eigen aannames tussen haakjes plaatsen) en 'dubbele hermeneutiek' (interpretatie van interpretatie).
* **Data-analyse:** Exploreren van onderwerpen in de eerste case, daarna thema's in verband brengen, herhaling voor volgende cases, en uitschrijven van de analyse.
* **Focus:** Ontwikkelen van theorieën of verklarende processen uit de data.
* **Achtergrond:** Reactie op het vermeende gebrek aan rigoureuze methoden in kwalitatief onderzoek; beïnvloed door symbolisch interactionisme.
* **Kenmerken:** Bottom-up benadering; data-analyse en dataverzameling lopen door elkaar; systematische codering (line-by-line, focused coding); gebruik van 'memo's' en 'theoretical sampling'.
* **Data-analyse:** Continu coderen, zoeken naar categorieën, in relatie brengen van concepten uit literatuur en categorieën uit data.
* **Focus:** Identificeren van gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens.
* **Kenmerken:** Relatief neutrale en flexibele methode; begint vaak met coderen en groepeert codes tot thema's; de thema's zijn interpretatief en gebaseerd op de data.
* **Data-analyse:** Volgt 6 fasen: data leren kennen, data coderen, codes groeperen onder thema's, thema's ordenen en definiëren, verder verfijnen van thema's, en de thema's uitschrijven.
#### 6.3.3 Coderen
Coderen is een sleutelproces waarbij stukjes tekst samenvattende benamingen krijgen. Codes kunnen 'in vivo' (direct uit de woorden van participanten) of 'constructed' (theoretische termen) zijn. Dit helpt bij het terugvinden van fragmenten, het maken van vergelijkingen en het ontdekken van patronen.
### 6.4 Het proces van kwalitatief onderzoek rapporteren
Het rapporteren van kwalitatief onderzoek moet transparant en gedetailleerd zijn om de lezer inzicht te geven in het proces en de bevindingen.
#### 6.4.1 Belang van rijke beschrijvingen (Thick Description)
Rijke beschrijvingen geven een volledige en diepgaande weergave van het onderzoeksproces, de context en de resultaten. Naast feiten worden ook ervaringen, emoties en betekenissen beschreven, wat de resultaten tastbaar maakt voor de lezer.
#### 6.4.2 De rol van de onderzoeker in rapportage
De onderzoeker is een mede-actor en moet zich bewust zijn van zijn/haar invloed op het onderzoek. Reflexiviteit, het bewust analyseren van de eigen rol en invloed, is cruciaal. De onderzoeker rapporteert niet alleen de bevindingen, maar ook de interpretaties die tot die bevindingen hebben geleid.
#### 6.4.3 Wetenschapsfilosofische assumpties en paradigma's in rapportage
De manier van rapporteren wordt beïnvloed door de onderliggende wetenschapsfilosofische aannames (ontologie, epistemologie, methodologie, axiologie). Een positivistisch paradigma leidt tot een andere rapportagestijl dan een constructivistisch of kritisch-ideologisch paradigma. De 'retorische niveau' beschrijft hoe deze aannames de taal en stijl van het onderzoek bepalen.
#### 6.4.4 Rapportagestijlen
* **Paradigmatisch/logisch-wetenschappelijk:** Reflecteert een 'objectieve', deterministische wereld, vaak geassocieerd met kwantitatief onderzoek.
* **Narratief:** Reflecteert een geconstrueerde wereld, waarbij verhalen en betekenisgeving centraal staan, kenmerkend voor kwalitatief onderzoek.
Het rapporteren van kwalitatief onderzoek vereist dus een specifieke stijl die de complexiteit, subjectiviteit en interpretatieve aard van de bevindingen recht doet. De nadruk ligt op het vertellen van een overtuigend verhaal, ondersteund door bewijs uit de data, en het duiden van de meerwaarde ten opzichte van bestaande literatuur.
---
Het rapporteren van kwalitatief onderzoek omvat het systematisch beschrijven, analyseren en interpreteren van verzamelde data, waarbij de nadruk ligt op het begrijpen van betekenissen, ervaringen en contexten vanuit het perspectief van de participant.
### 6.1 De plaats van data-analyse in het onderzoeksproces
Data-analyse is een centraal en iteratief onderdeel van kwalitatief onderzoek, dat nauw verweven is met dataverzameling, sampling, de onderzoeksvraag en de literatuurstudie.
#### 6.1.1 Wisselwerking tussen dataverzameling en analyse
De analyse begint vaak al tijdens de dataverzameling. Voorlopige analyses kunnen leiden tot aanpassingen in de onderzoeksvraag of de steekproefselectie, wat het iteratieve karakter van kwalitatief onderzoek benadrukt. De onderzoeker probeert de wereld door de ogen van de participanten te zien en hun betekenisverlening te begrijpen en te beschrijven.
#### 6.1.2 Het belang van interpretatie en reflexiviteit
De kern van data-analyse ligt in interpretatie. De onderzoeker gaat verder dan louter beschrijven en zoekt naar achterliggende verklaringen en redeneringen. Dit proces is subjectief en vereist dat de onderzoeker zich bewust is van zijn eigen rol en invloed (reflexiviteit) om de data zo getrouw mogelijk weer te geven. Onderzoektriangulatie, waarbij meerdere onderzoekers de data analyseren, kan bijdragen aan een bredere en diepere interpretatie.
#### 6.1.3 Iteratief en constant vergelijkend analyseren
Het analyseren is een cyclisch proces waarbij nieuwe data continu wordt vergeleken met reeds geanalyseerde data. Dit helpt bij het vormen, aanpassen, bevestigen of verwerpen van inzichten en het verklaren van overeenkomsten en verschillen.
### 6.2 Benaderingen voor data-analyse
Er zijn verschillende benaderingen voor data-analyse, elk met specifieke theoretische en epistemologische uitgangspunten, die bepalen hoe de wereld van de participanten wordt bekeken. De keuze van de benadering is mede afhankelijk van de onderzoeksvraag en de literatuurstudie.
#### 6.2.1 Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA)
* **Achtergrond:** IPA is beïnvloed door symbolisch interactionisme en fenomenologie. Het richt zich op de unieke betekenissen die individuen geven aan hun ervaringen.
* **Centrale concepten:** Leefwereld als vertrekpunt, reflexiviteit (bracketing van eigen veronderstellingen), anti-reductionisme, eidetische reductie en dubbele hermeneutiek (interpretatie van de interpretatie van de participant).
* **Werkwijze:** Richt zich op complexe fenomenen en processen, gebruikt open onderzoeksvragen en werkt met kleine, vaak homogene steekproeven. De analyse verloopt in vier stappen: het exploreren van onderwerpen in de eerste case, het in verband brengen van thema's, het herhalen van dit proces voor de volgende case, en het uitschrijven van de analyse. Uniek is dat de analyse van elke case volledig wordt afgerond alvorens over te gaan naar de volgende.
#### 6.2.2 Grounded Theory (GT)
* **Achtergrond:** GT is ontstaan als reactie op de kloof tussen theorie en onderzoek, en wil op systematische wijze theorievorming stimuleren vanuit de data. Het is sterk beïnvloed door het symbolisch interactionisme.
* **Centrale concepten:** Theorie ontstaat vanuit de data (bottom-up), dataverzameling en -analyse lopen door elkaar, het belang van 'fit' (de aansluiting van de vraag bij de data) en het 'looking-glass self' (zelfbeeld gevormd door hoe anderen ons zien).
* **Werkwijze:** Kenmerkt zich door een continu proces van coderen (line-by-line en focused coding) en het gebruik van memo's. De data-analyse is sterk iteratief en leidt tot theorievorming over complexe, generieke processen. Theoretische saturatie (nieuwe data levert geen nieuwe inzichten meer op) is een belangrijk concept.
#### 6.2.3 Thematische Analyse (TA)
* **Achtergrond:** TA is een relatief neutrale en flexibele benadering die niet noodzakelijk vanuit een specifieke theorie vertrekt, maar wel door het interpretatieve proces van de onderzoeker theorie-geladen wordt.
* **Centrale concepten:** Zoekt naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens door eerst codes toe te kennen aan tekstfragmenten en deze vervolgens uit te werken tot thema's van hogere orde. Deze thema's zijn verder verwijderd van de directe uitspraken van participanten dan codes, maar blijven 'gegrond' in hun uitspraken.
* **Werkwijze:** Bestaat uit zes fasen: data leren kennen, data coderen, codes groeperen onder thema's, thema's ordenen en definiëren, de thema's verder verfijnen en de thema's uitschrijven. Criteria voor het verfijnen van thema's zijn interne homogeniteit en externe heterogeniteit.
### 6.3 Coderen als sleutelproces
Coderen is een essentieel proces binnen veel kwalitatieve analysemethoden. Het omvat het toekennen van samenvattende benamingen (codes) aan stukjes tekst om structuur en samenhang te creëren, en om relevante fragmenten sneller terug te vinden. Codes kunnen voortkomen uit de taal van de participanten (in vivo codes) of uit theoretische termen (constructed codes). Memo's ondersteunen het denkproces van de onderzoeker.
### 6.4 Verder aandachtspunten
* **Ecologische validiteit:** Kwalitatief onderzoek scoort hoog op ecologische validiteit, wat betekent dat de resultaten overeenkomen met de alledaagse werkelijkheid.
* **Vaardigheden van de onderzoeker:** Vereist sociale, communicatieve, organisatorische en creatieve vaardigheden, evenals uitstekende schrijfvaardigheden om complexe leefwerelden accuraat weer te geven.
* **Co-creatie:** Een proces waarbij verschillende actoren actief samenwerken om een gemeenschappelijke uitdaging aan te gaan, vaak met een gestructureerde maar open aanpak.
---
# Kwalitatieve onderzoeksmethoden en data-analyse
Dit hoofdstuk behandelt de achterliggende principes en methoden van kwalitatief onderzoek, met een focus op de data-analyse.
### 7.1 Achtergrond en conceptueel kader
#### 7.1.1 Definitie en eigenschappen van kwalitatief onderzoek
Onderzoek kan algemeen gedefinieerd worden als een systematisch proces van kritisch onderzoek dat leidt tot geldige stellingen en conclusies, met als doel het oplossen van problemen of het invullen van kennishiaten. Kwalitatief onderzoek is een veld van onderzoeksmethoden dat gericht is op het verkrijgen van een diepgaand begrip van fenomenen binnen hun natuurlijke context, waarbij de betekenis en het perspectief van de participant centraal staan.
**Eigenschappen volgens Denzin & Lincoln:**
* **Gesitueerde activiteit:** Kwalitatief onderzoek is altijd geworteld in een specifieke context.
* **Gegelokaliseerde onderzoeker:** De onderzoeker is onderdeel van de wereld die hij bestudeert en oefent onvermijdelijk invloed uit.
* **Meerdere methoden:** Er bestaat een verscheidenheid aan kwalitatieve onderzoeksmethoden, gericht op een beter begrip van het fenomeen.
* **Naturalistische setting:** Onderzoek vertrekt vanuit de data zelf, die geanalyseerd worden met interpretatieve methoden.
* **Verschillende kijkperspectieven:** Elke methode laat andere aspecten van het bestudeerde fenomeen zien.
**Eigenschappen volgens Creswell:**
* **Probleemformulering:** Verwijst naar de algemene definitie van onderzoek.
* **Aandacht voor perspectief van participanten en rol van de onderzoeker:** Betekenisgeving en de positie van de onderzoeker zijn cruciaal.
* **Transformerend karakter:** Kan een rol spelen in het teweegbrengen van verandering.
* **Reflexiviteit:** Het belang van de rol en invloed van de onderzoeker wordt benadrukt.
* **Emergent karakter:** Het iteratieve (cyclische) karakter van het onderzoeksproces, waarbij fasen herhaald kunnen worden.
* **Vertrekken vanuit data (inductie) en theorie (deductie):** Een wisselwerking tussen beide benaderingen is mogelijk.
#### 7.1.2 Kernconcepten in kwalitatief onderzoek
* **Gegrond in data (inductieve benadering):** Kwalitatief onderzoek start vaak inductief, waarbij data de analyse stuurt. Dynamisch door nieuwe gegevens kan men de insteek bijstellen. Echter, theorie kan ook richting geven aan de analyse (deductief).
* **Context is cruciaal:** Denken en handelen van mensen wordt beïnvloed door persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten. Kwalitatief onderzoek focust op beleving en ervaring, waarbij kennis van de context essentieel is voor het benaderen van het perspectief van de participant.
* **De mens als intentioneel en betekenisverlenend wezen:**
* **Emic perspectief (insider):** Het perspectief en de woorden van de participant staan centraal. De onderzoeker probeert eigen veronderstellingen uit te schakelen.
* **Etic perspectief (outsider):** Bestaande theorie of hypothese vormt het startpunt. In de praktijk is er een wisselwerking tussen beide, met de emic benadering als uitgangspunt.
* **Taal als sleutel:** Taal is cruciaal voor betekenisgeving en vormt onze werkelijkheid. Taal heeft een fundamentele invloed op onze ervaring, is ruim interpreteerbaar en meerduidig. In kwalitatief onderzoek wordt vaak een narratieve benadering gehanteerd, zowel inhoudelijk als structureel.
* **Onderzoek in naturalistische contexten:** De onderzoeker treedt de leefwereld van participanten binnen (immersie) om inzicht te krijgen in hun perspectief. Participerende observatie is een veelgebruikte methode.
* **Nadruk op rijke beschrijvingen (thick description):** Een gedetailleerde en diepgaande beschrijving van het onderzoeksproces, de context en de resultaten, inclusief ervaringen, emoties en betekenissen. Dit maakt de resultaten tastbaar.
* **Belang van de rol van de onderzoeker:** De onderzoeker is een mede-actor en moet zich bewust zijn van zijn/haar invloed. Reflexiviteit (bewuste analyse van de eigen rol) en bracketing (eigen veronderstellingen tussen haakjes plaatsen) zijn hierbij essentieel.
#### 7.1.3 Vergelijking met kwantitatief onderzoek
Hoewel er duidelijke verschillen zijn, is het onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek niet altijd absoluut en kunnen de methoden elkaar aanvullen.
**Gelijkenissen:**
* **Data-reductie:** Beide methoden vereisen het reduceren van data voor interpretatie.
* **Beantwoorden van onderzoeksvragen:** Beide methoden trachten specifieke vragen te beantwoorden.
* **Relateren aan literatuur:** Resultaten worden in relatie gebracht met bestaande literatuur.
* **Blootleggen en begrijpen van variatie:** Onderzoek richt zich op verschillen tussen mensen.
* **Vermijden van bewuste vertekening:** Zorgvuldigheid is in beide benaderingen vereist.
* **Belang van transparantie:** Het onderzoeksproces dient helder beschreven te worden.
**Verschillen en complementariteit:**
Meningen zijn verdeeld over de mate van verenigbaarheid. Een principieel standpunt problematiseert het samengaan, stellend dat methoden voortkomen uit fundamenteel verschillende wetenschapsfilosofische aannames. Een pragmatisch standpunt gaat ervan uit dat methoden elkaar aanvullen en dat de keuze afhangt van de onderzoeksvraag en praktische bruikbaarheid. Mixed-method benaderingen combineren beide.
### 7.2 Wetenschapsfilosofische achtergrond van kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek plaatst de rol van socio-culturele en talige context centraal, als reactie op een dominant kwantitatieve, computer-metaforische benadering van psychisch functioneren.
#### 7.2.1 Twee denkwijzen
* **Dilthey (natuur- vs. geesteswetenschappen):**
* Geesteswetenschappen: doel is begrijpen ($verstehen$), rekening houdend met ontwikkeling en context.
* Natuurwetenschappen: doel is verklaren ($erklären$) door middel van wetmatige causale verbanden.
* **Bruner (paradigmatisch vs. narratief denken):**
* Paradigmatisch/logisch-wetenschappelijk: reflecteert de ‘objectieve’, deterministische wereld, sluit aan bij natuurwetenschappen (abstracte ‘als-dan’-stellingen).
* Narratief: reflecteert de geconstrueerde wereld, sluit aan bij sociale/menswetenschappen, met nadruk op betekenisgeving en context.
Psychologie bevindt zich in het spanningsveld tussen deze twee, waarbij de grens niet absoluut is.
#### 7.2.2 Wetenschapsfilosofische assumpties en paradigma's
Wetenschap is niet neutraal en vertrekt vanuit aannames over de aard van de realiteit, de verwerving van kennis en de rol van de onderzoeker.
* **Ontologie:** Aannames over de aard van de realiteit. Kwalitatief perspectief: relativisme (mensen construeren actief de realiteit).
* **Epistemologie:** Aannames over wat kennis is en hoe die verworven wordt. Kwalitatief perspectief: subjectivistisch/transactioneel (kennis is contextueel).
* **Methodologie:** Aannames over de te gebruiken onderzoeksmethoden. Kwalitatief perspectief: meer inductieve benadering, flexibel.
* **Axiologie:** Aannames over de rol van waarden van de onderzoeker. Kwalitatief perspectief: waarde-geladen.
Vier grote paradigma's in de literatuur zijn positivisme, post-positivisme, (sociaal)constructivisme-interpretivisme en kritisch-ideologisch. Kwalitatief onderzoek situeert zich vaak in het constructivisme-interpretivisme.
### 7.3 Het kwalitatieve onderzoeksproces
Het kwalitatieve onderzoeksproces is iteratief en cyclisch, waarbij stappen herhaald en aangepast kunnen worden.
#### 7.3.1 De plaats van theorie en literatuurstudie
* **Types theorie:** Meta-theorieën (breder kader), midden-range theorieën (specifieker domein) en publicaties (bestaande literatuur).
* **Theorie bouwen of testen:** Deductie (theorie testen) en inductie (theorie bouwen). In de praktijk is er vaak een wisselwerking tussen beide. Sensitizing concepts kunnen richting geven aan de analyse.
* **Literatuurstudie in kwalitatief onderzoek:** Dient om kennis over een onderwerp te verzamelen, lacunes te detecteren, bijdragen aan bestaande kennis te formuleren en het onderzoek te kaderen. Hoewel klassiek deductief, leidt kwalitatief onderzoek vaak tot exploratieve vragen en een inductieve benadering.
#### 7.3.2 Een onderzoeksvraag formuleren
Een goede kwalitatieve onderzoeksvraag is:
* **Relatief open:** Gericht op inductief onderzoek.
* **Flexibel:** Mogelijkheid tot aanpassing doorheen het proces.
* **Helder en bondig:** Met een duidelijke focus.
* **Onderzoekbaar en haalbaar:** Gebruikt ‘hoe’ of ‘wat’ vraagwoorden, eerder dan ‘waarom’ vragen die causaliteit impliceren.
De vraag bestaat typisch uit een vraagwoord, de onderzoekseenheid en een aanduiding van het fenomeen. Er kunnen 1 of 2 hoofdvragen zijn met ondersteunende subvragen. Het vermijden van assumpties over de aard, condities of hiërarchische ordening van een fenomeen is cruciaal voor openheid. Causaliteit wordt in kwalitatieve vragen vaak vermeden.
#### 7.3.3 Steekproef (sampling)
Steekproefselectie in kwalitatief onderzoek is gericht op relevantie voor het conceptueel kader en de onderzoeksvraag, met als doel rijke en diepgaande data te verzamelen.
* **Doelgerichte steekproef (purposive sampling):** Mensen worden specifiek geselecteerd op basis van criteria die bijdragen aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Random sampling is minder geschikt.
* **Generaliseerbaarheid:**
* **Formele/statistische generalisatie:** Niet het primaire doel in kwalitatief onderzoek.
* **Analytische generalisatie:** Over de mate waarin bevindingen bijdragen aan theorieopbouw.
* **Transfereerbaarheid:** De mate waarin bevindingen toepasbaar zijn in andere situaties, mede dankzij *thick description*.
* **Homogeniteit en heterogeniteit:** Een balans tussen deze twee is belangrijk om zowel diepgang als breedte in de data te verkrijgen.
* **Flexibiliteit:** Steekproeven kunnen sequentieel (stapsgewijs aanpassen) of niet-sequentieel zijn.
* **Steekproefgrootte:** Meestal kleiner dan in kwantitatief onderzoek, met als vereiste dat de omvang grondige analyse toelaat en saturatie (theoretische verzadiging) kan worden bereikt.
**Technieken van steekproefselectie:**
* Convenience/opportunistic sampling (minder ideaal)
* Purposive sampling met diverse varianten: extreme/afwijkende case, typische case, kritische case, maximale variatie, homogene sampling, doelgerichte random sampling, gestratificeerde doelgerichte sampling.
* Theoretische sampling: gericht op theorie-opbouw, altijd sequentieel.
* Sneeuwbal/chain referral sampling: voor moeilijk bereikbare groepen.
#### 7.3.4 Dataverzameling
Centraal staat het belevings- of ervaringsperspectief, waarbij diverse methoden gehanteerd kunnen worden:
* **Interviews:**
* **Kwalitatief interview:** Een conversatie gericht op het begrijpen van de leefwereld van respondenten. Ruimte voor uitweiding en eigen woorden is cruciaal.
* **Soorten:** Gestructureerd, ongestructureerd en semi-gestructureerd. Semi-gestructureerd is het meest gangbaar.
* **Voorbereiding:** Essentieel is het nadenken over de interviewer's rol en impact (reflexiviteit) en het gebruik van een interviewguide.
* **Afname:** Actief luisteren, neutrale en open vragen stellen, doorvragen (probing) en de context van het interview (vertrouwde omgeving, registratie) zijn belangrijk. De impact van de onderzoeker op het interviewverloop wordt benadrukt.
* **Focusgroepinterviews:** Meerdere participanten samen, waarbij interactie een meerwaarde kan zijn, maar specifieke vaardigheden van de interviewer vereist zijn.
* **Observaties:**
* **Participerende observatie:** Onderzoeker treedt de leefwereld van participanten binnen om gedrag in natuurlijke omgevingen te beschrijven. Belangrijk is de rol van de onderzoeker (actief vs. passief) en het maken van gedetailleerde veldnota's.
* **Ethiek:** Informed consent kan een uitdaging zijn.
* **Invloed van de onderzoeker:** Vertrouwen winnen en afstand bewaren zijn belangrijk.
* **Documenten en beelden:** Kunnen dienen als databronnen als directe bevraging of observatie niet mogelijk is. Kwaliteitscriteria zoals authenticiteit en betrouwbaarheid zijn van belang. Methodetriangulatie met interviews of observaties wordt vaak toegepast.
* **Transcriptie:** Het letterlijk uitschrijven van verzamelde data, essentieel voor systematische analyse.
### 7.4 Kwalitatieve data-analyse
Data-analyse in kwalitatief onderzoek is een intensief interpretatief proces dat nauw verweven is met dataverzameling, sampling en de onderzoeksvraag.
#### 7.4.1 Kenmerken van benaderingen voor data-analyse
* **Belang van interpretatie:** De onderzoeker interpreteert de data om achterliggende verklaringen en redeneringen te achterhalen, met aandacht voor de complexiteit en subjectiviteit van de onderzoeker (reflexiviteit). Onderzoektriangulatie (meerdere onderzoekers) kan de diepgang van interpretatie vergroten.
* **Iteratief proces:** Dataverzameling en -analyse volgen elkaar herhaaldelijk op.
* **Constant comparatief analyseren:** Nieuwe data wordt voortdurend vergeleken met data uit eerdere stadia om inzichten te vormen, aan te passen of te verwerpen.
#### 7.4.2 Verschillende benaderingen voor data-analyse
* **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA):**
* **Achtergrond:** Symbolisch interactionisme, hermeneutiek, fenomenologie.
* **Concepten:** Leefwereld als vertrekpunt, reflexiviteit, anti-reductionisme, eidetische reductie, dubbele hermeneutiek.
* **Aanpak:** Gericht op unieke betekenissen van een specifieke groep mensen die eenzelfde ervaring delen. Kleine, homogene samples en diepte-interviews.
* **Analyse:** Een systematisch proces van exploreren van onderwerpen in cases, thema's met elkaar in verband brengen, en vervolgens de analyse herhalen voor volgende cases.
* **Grounded Theory (GT):**
* **Achtergrond:** Reactie op kloof tussen theorie en onderzoek, beïnvloed door symbolisch interactionisme.
* **Concepten:** Theorie voortkomend uit data (bottom-up), fit, looking-glass self.
* **Aanpak:** Systematische en cyclische benadering gericht op theorievorming en verklarende processen. Data-analyse en -verzameling lopen door elkaar.
* **Coderen:** Line-by-line coding (open codes) en focused coding (categorieën) vormen de brug naar theorieontwikkeling.
* **Memo's:** Cruciaal voor het documenteren van het denkproces en het vormen van inzichten.
* **Theoretische sampling:** Nieuwe participanten worden geselecteerd op basis van gegenereerde inzichten.
* **Thematische Analyse (TA):**
* **Aanpak:** Een relatief neutrale en flexibele methode, gericht op het identificeren van gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens. Codes worden toegekend aan tekstfragmenten, die vervolgens uitgewerkt worden tot thema's.
* **Fasen:** Kennismaken met data, coderen, codes groeperen onder thema's, thema's ordenen en definiëren, thema's verder verfijnen en uitschrijven.
* **Criteria voor thema's:** Interne homogeniteit en externe heterogeniteit.
#### 7.4.3 Coderen
Coderen is een sleutelproces waarbij samenvattende benamingen (codes) worden toegekend aan stukjes tekst om structuur en samenhang te krijgen. Codes kunnen voortkomen uit de data zelf (in vivo codes) of theoretische termen zijn (constructed codes). Computerprogramma's kunnen ondersteunen, maar de interpretatie blijft de verantwoordelijkheid van de onderzoeker.
---
Hier is een samenvatting van de kwalitatieve onderzoeksmethoden en data-analyse, gebaseerd op de verstrekte tekst, met de nadruk op de pagina's 26-28.
Dit hoofdstuk verkent de kernprincipes van kwalitatief onderzoek, de methoden van dataverzameling en de uiteenlopende benaderingen voor data-analyse die cruciaal zijn voor het begrijpen van betekenisgeving vanuit het perspectief van de participant.
### 7.1 Achtergrond en conceptueel kader van kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek wordt gekenmerkt door een focus op het begrijpen van de complexiteit van menselijke ervaringen binnen hun natuurlijke context. Het plaatst de betekenis en het perspectief van de participant centraal, en erkent de gesitueerde aard van kennis. De onderzoeker is hierbij een actieve participant, wiens subjectieve implicatie onvermijdelijk is en ruimte krijgt door middel van reflexiviteit.
#### 7.1.1 Eigenschappen van kwalitatief onderzoek
Niet alle eigenschappen zijn evenredig aanwezig in elke kwalitatieve studie, maar de volgende principes zijn kenmerkend:
* **Gegrond in data (inductieve benadering):** Het onderzoek start vaak vanuit de verzamelde data, die de verdere analyse sturen. Hoewel inductie dominant is, kan deductie (top-down vanuit theorie) ook een rol spelen.
* **Context is cruciaal:** Menselijk denken en handelen worden sterk beïnvloed door persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten. Kwalitatief onderzoek streeft ernaar deze contexten mee te nemen in de analyse van belevingen en ervaringen.
* **De mens als betekenisverlenend wezen:** Het onderzoek richt zich op het 'emic' perspectief, het insiderperspectief van de participant, om de betekenis die mensen aan hun ervaringen geven te begrijpen.
* **Taal als sleutel:** Taal is fundamenteel voor betekenisgeving en het construeren van de werkelijkheid. Kwalitatief onderzoek erkent de ruim interpreteerbare en meerduidige aard van taal.
* **Naturalistische contexten:** Onderzoek vindt plaats in de leefwereld van participanten, waarbij immersie en participerende observatie waardevol kunnen zijn om de wereld vanuit hun perspectief te begrijpen.
* **Nadruk op rijke beschrijvingen (thick description):** Dit houdt in dat het onderzoeksproces, de context en de resultaten gedetailleerd en diepgaand worden beschreven, inclusief ervaringen, emoties en betekenissen, wat de lezer inzicht geeft in de concrete situatie.
* **Belang van de rol van de onderzoeker:** De onderzoeker is een mede-actor en moet zich bewust zijn van zijn of haar invloed, wat reflexiviteit vereist. Bracketing (eigen veronderstellingen tussen haakjes plaatsen) is hierbij een belangrijk instrument.
#### 7.1.2 Kwalitatief versus kwantitatief onderzoek
Hoewel er duidelijke verschillen zijn, kunnen kwalitatief en kwantitatief onderzoek elkaar aanvullen. Beide methoden streven ernaar onderzoeksvragen te beantwoorden, data te reduceren, relaties met literatuur te leggen, variatie bloot te leggen en bewuste vertekening te vermijden door transparantie. De mate van verenigbaarheid is echter een onderwerp van debat, met zowel principieel problematiserende als pragmatische standpunten.
#### 7.1.3 Wetenschapsfilosofische achtergrond
Kwalitatief onderzoek is geworteld in wetenschapsfilosofische paradigma's die verschillen van het dominante kwantitatieve, natuurwetenschappelijke model. Belangrijke concepten hierbij zijn:
* **Ontologie:** Aannames over de aard van de realiteit (bv. relativisme in kwalitatief onderzoek).
* **Epistemologie:** Aannames over hoe kennis wordt verworven (bv. subjectivistisch/transactioneel in kwalitatief onderzoek).
* **Methodologie:** Aannames over de te gebruiken onderzoeksmethoden (bv. inductieve benadering in kwalitatief onderzoek).
* **Axiologie:** Aannames over de rol van waarden van de onderzoeker.
Deze verschillende paradigma's, zoals positivisme, post-positivisme, (sociaal)constructivisme-interpretivisme en kritisch-ideologisch perspectief, beïnvloeden de hele onderzoeksproces.
### 7.2 Het kwalitatieve onderzoeksproces
Het kwalitatieve onderzoeksproces is iteratief en cyclisch, waarbij stappen zoals het formuleren van een onderzoeksvraag, dataverzameling en data-analyse elkaar voortdurend beïnvloeden en herhaald kunnen worden.
#### 7.2.1 De plaats van theorie en literatuurstudie
Theorie en literatuurstudie zijn essentieel, maar hun plaats kan variëren. Meta-theorieën vormen het bredere kader, midden-range theorieën verklaren specifieke fenomenen, en bestaande publicaties dienen als theoretische context. Onderzoek kan gericht zijn op theorie bouwen (inductie) of theorie testen (deductie), waarbij kwalitatief onderzoek vaak een mix van beide elementen bevat. Een inleidende literatuurstudie helpt om kennisgaten te identificeren en sensitiverende concepten te formuleren die het onderzoek kunnen richting geven.
#### 7.2.2 Een onderzoeksvraag formuleren
Een kwalitatieve onderzoeksvraag is relatief open, flexibel en gericht op inductief onderzoek. Ze weerspiegelt de wetenschapsfilosofische assumpties van de onderzoeker en kan beginnen met 'hoe', 'wat' of 'welke'. Er kunnen één of twee hoofdvragen zijn, aangevuld met subvragen die specifieke dimensies verkennen. Belangrijk is om assumpties over de aard, condities of hiërarchische ordening van fenomenen te vermijden om openheid te garanderen. Causaliteit in de traditionele zin wordt vaak vermeden, tenzij via een proces-theorie die de complexe samenhang van factoren onderzoekt. Haalbaarheid en ethische overwegingen zijn cruciaal bij het formuleren van een onderzoeksvraag.
#### 7.2.3 De steekproef (sampling)
Kwalitatieve steekproeven zijn doelgericht ('purposive sampling') en gericht op analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid, in plaats van statistische representativiteit. Belangrijk zijn:
* **Relevantie voor het kader en de onderzoeksvraag:** De selectiecriteria moeten de vraag beantwoorden en passen bij het onderzoeksfilosofische kader.
* **Analytische generaliseerbaarheid:** De overtuigingskracht waarmee de data en analyses leiden tot theorieopbouw.
* **Transfereerbaarheid:** De mate waarin bevindingen vertaald kunnen worden naar andere situaties, wat afhangt van 'thick description'.
* **Homogeniteit en heterogeniteit:** Een balans vinden tussen deelnemers met gemeenschappelijke ervaringen (homogeniteit voor diepgang) en deelnemers die verschillen (heterogeniteit voor breedte en begrip van variatie).
* **Flexibiliteit:** Steekproeven kunnen sequentieel (stapsgewijs aanpassen op basis van bevindingen) of niet-sequentieel zijn.
* **Steekproefgrootte:** Meestal kleiner dan in kwantitatief onderzoek, afhankelijk van de gewenste diepgang en de aard van het materiaal, en gericht op het bereiken van datacompleetheid of theoretische saturatie.
Technieken zoals convenience sampling, verschillende vormen van purposive sampling (extreme case, typische case, kritische case, maximale variatie, homogene sampling, doelgerichte random sampling, gestratificeerde doelgerichte sampling), theoretische sampling en sneeuwbal sampling worden gebruikt.
#### 7.2.4 Dataverzameling
De centrale focus ligt op het belevings- of ervaringsperspectief, met methoden als:
* **Interviews:** Variërend van ongestructureerd tot semi-gestructureerd, waarbij actieve luistervaardigheden, neutrale vraagstelling en reflexiviteit van de onderzoeker essentieel zijn. Focusgroepinterviews bieden de meerwaarde van interactie tussen participanten.
* **Observaties:** Inclusief participerende observatie, waarbij de onderzoeker zich onderdompelt in de leefwereld van participanten om hun gedrag en interacties in natuurlijke settings te begrijpen. Dit vereist een zorgvuldige afweging van de rol van de onderzoeker en ethische overwegingen.
* **Documenten en beelden:** Gebruikt om inzicht te krijgen in ervaringen in specifieke contexten en tijdsperioden, met aandacht voor de authenticiteit en betrouwbaarheid van de bronnen.
* **Transcriptie:** Het letterlijk uitschrijven van verzamelde data om een systematische analyse mogelijk te maken.
### 7.3 Data-analyse in kwalitatief onderzoek
Data-analyse is een intensief proces van interpretatie van ongestructureerde data, dat nauw verweven is met dataverzameling, sampling en de onderzoeksvraag.
#### 7.3.1 Kenmerken van benaderingen voor data-analyse
* **Belang van interpretatie:** Onderzoekers interpreteren de betekenis achter de woorden en handelingen van participanten, waarbij de subjectiviteit van de onderzoeker wordt erkend en via reflexiviteit wordt gemanaged. Onderzoektriangulatie (meerdere onderzoekers) kan de interpretatie verdiepen.
* **Iteratief proces:** Dataverzameling en -analyse volgen elkaar herhaaldelijk op, waarbij inzichten worden gevormd, aangepast, bevestigd of verworpen.
* **Constant comparatief analyseren:** Nieuwe data wordt continu vergeleken met data uit eerdere stadia om patronen, gelijkenissen en verschillen te ontdekken en te verklaren.
#### 7.3.2 Verschillende benaderingen voor data-analyse
De keuze voor een specifieke analysemethode hangt af van de onderzoeksvraag en de theoretische uitgangspunten. Drie veelgebruikte methoden zijn:
* **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA):** Richt zich op de unieke betekenissen die individuen aan specifieke ervaringen verlenen, met een focus op de 'emic' beleving en de reflexiviteit van de onderzoeker. Het proces omvat het exploreren van thema's in individuele cases en vervolgens het vergelijken daarvan.
* **Grounded Theory (GT):** Een systematische, cyclische benadering gericht op theorievorming en het beschrijven van generieke processen. Data-analyse en -verzameling lopen parallel, met een focus op coderen (line-by-line en focused coding) en het ontwikkelen van categorieën. Memo's spelen een centrale rol in het denkproces.
* **Thematische Analyse (TA):** Een meer theorieneutrale methode die zoekt naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve data. Het proces omvat het leren kennen van de data, het coderen, het groeperen van codes onder thema's, het ordenen en definiëren van thema's, en het uitschrijven van de resultaten.
#### 7.3.3 Coderen
Coderen is een sleutelproces waarbij stukjes tekst samenvattende benamingen krijgen om samenhang en structuur in de data te krijgen. Codes kunnen ontstaan uit de data zelf ('in vivo codes') of theoretische concepten zijn ('constructed codes'). Computerprogramma's kunnen helpen bij het verwerken van data, maar de interpretatie blijft de verantwoordelijkheid van de onderzoeker.
---
Hier is een gedetailleerde studiegids voor het onderwerp "Kwalitatieve onderzoeksmethoden en data-analyse", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
Dit onderdeel van de studiegids bespreekt de kernprincipes, methoden en analysepraktijken van kwalitatief onderzoek, met een focus op de interpretatie van data en de rol van de onderzoeker.
### 7.1 De aard van kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek kan worden gedefinieerd als een veld van onderzoeksmethoden die diverse benaderingen en onderwerpen omvatten, maar een aantal gemeenschappelijke eigenschappen delen. Het is gericht op het verkrijgen van een dieper begrip van fenomenen door middel van interpretatieve methoden, waarbij de betekenis en het perspectief van de participant centraal staan.
#### 7.1.1 Historische context en definities
* **Algemene definitie van onderzoek**: Het systematisch verzamelen en kritisch bestuderen van gegevens om een probleem op te lossen, gaten in kennis te vullen of fundamentele vraagstukken te onderzoeken.
* **Denzin & Lincoln (2005)** benadrukken dat kwalitatief onderzoek een gesitueerde activiteit is, gericht op kennis die binnen een specifieke context wordt verworven. De onderzoeker is gelokaliseerd binnen de wereld die hij bestudeert en oefent onvermijdelijk invloed uit. Er is meer dan één kwalitatieve onderzoeksmethode, maar ze richten zich allemaal op een beter begrip van het fenomeen vanuit het insiderperspectief. De nadruk ligt op de naturalistische setting en het gebruik van interpretatieve methoden.
* **Creswell (2013)** voegt hieraan toe dat kwalitatief onderzoek aandacht besteedt aan het rapporteren van bevindingen, het perspectief van participanten en de rol van de onderzoeker (reflexiviteit). Het heeft een iteratief karakter en vertrekt vaak vanuit de data (inductie), maar kan ook deductieve elementen bevatten.
#### 7.1.2 Eigenschappen van kwalitatief onderzoek
Niet alle eigenschappen gelden voor elke kwalitatieve studie in dezelfde mate:
* **Gegrond in data (inductieve benadering)**: Kwalitatief onderzoek start vaak inductief, waarbij data de analyse sturen. Dit proces is dynamisch; nieuwe gegevens kunnen de onderzoeksaanpak bijstellen. Er is echter ook ruimte voor deductieve elementen, waarbij theorie richting geeft aan de analyse.
* **Context is cruciaal**: Menselijk denken en handelen worden sterk beïnvloed door persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten. Kwalitatief onderzoek focust op de beleving en ervaring van mensen binnen hun specifieke context.
* **Mens als intentioneel en betekenisverlenend wezen**:
* **Emic perspectief**: Het insider- of bottom-up perspectief, waarbij de woorden en betekenissen van de participant centraal staan. De onderzoeker probeert eigen veronderstellingen uit te schakelen.
* **Etic perspectief**: Het outsider- of top-down perspectief, waarbij bestaande theorie als uitgangspunt dient. In de praktijk is er vaak een wisselwerking tussen beide perspectieven, met het emic perspectief als uitgangspunt.
* **Taal als sleutel**: Taal is cruciaal voor betekenisverlening en vormt onze werkelijkheid. Het is ruim interpreteerbaar, meerduidig en een belangrijke context voor elk onderzoek. Narratieve benaderingen zijn gangbaar.
* **Naturalistische contexten**: Onderzoekers treden de leefwereld van participanten binnen om hun wereld te begrijpen en construeren. Immersion en participerende observatie zijn hierbij belangrijke methoden.
* **Nadruk op rijke beschrijvingen (thick description)**: Dit omvat een volledige en diepgaande beschrijving van het onderzoeksproces, de context en de resultaten, inclusief ervaringen, emoties en betekenissen. Dit maakt de resultaten tastbaar.
* **Belang van de rol van de onderzoeker**: De onderzoeker is een mede-actor die zelf invloed uitoefent. Reflexiviteit, het bewust analyseren van de eigen rol en invloed, is essentieel. Ook bracketing (eigen veronderstellingen tussen haakjes plaatsen) en het creëren van een veilige omgeving voor participanten zijn belangrijk.
Hoewel er duidelijke verschillen zijn, zijn kwalitatief en kwantitatief onderzoek niet altijd strikt gescheiden en kunnen ze elkaar aanvullen.
* **Verschillen**: Beide benaderingen hanteren fundamenteel andere wetenschapsfilosofische uitgangspunten en methodologische voorkeuren.
* **Gelijkenissen**: Beide streven naar data-reductie, beantwoorden onderzoeksvragen, relateren bevindingen aan literatuur, leggen variatie bloot en vermijden bewuste vertekening en belang van transparantie.
* **Complementariteit**: Meningsverschillen bestaan over de mate van verenigbaarheid. Een **pragmatisch standpunt** pleit voor het aanvullend gebruik van beide methoden, afhankelijk van de onderzoeksvraag. Een **principieel standpunt** ziet fundamentele verschillen die een integratie bemoeilijken. Mixed-method benaderingen combineren beide.
### 7.2 Wetenschapsfilosofische achtergrond
De keuze van onderzoeksmethoden is onlosmakelijk verbonden met wetenschapsfilosofische assumpties over de aard van de werkelijkheid, kennisverwerving en de rol van de onderzoeker.
* **Wilhelm Dilthey**: Onderscheidde geesteswetenschappen (begrijpen, *verstehen*, sociaal-historisch) van natuurwetenschappen (verklaren, *erklären*, universele causale modellen).
* **Jerome Bruner**: Introduceerde het onderscheid tussen:
* **Paradigmatisch/logisch-wetenschappelijk**: Reflecteert een objectieve, deterministische wereld, gericht op algemene wetmatigheden (kwantitatieve gevoeligheid).
* **Narratief**: Reflecteert een geconstrueerde wereld, gericht op betekenisgeving en context (kwalitatieve gevoeligheid).
* Psychologie bevindt zich in het spanningsveld tussen deze twee denkwijzen.
#### 7.2.2 Wetenschapsfilosofische paradigma's
Onderzoeksparadigma's omvatten assumpties op verschillende niveaus:
* **Ontologie**: Aannames over de aard van de realiteit (kwalitatief: relativisme, realiteit wordt geconstrueerd).
* **Epistemologie**: Aannames over kennisverwerving en de relatie onderzoeker-participant (kwalitatief: subjectivistisch/transactioneel, kennis is contextueel).
* **Methodologie**: Aannames over onderzoeksmethoden (kwalitatief: inductieve, flexibele benadering).
* **Axiologie**: Aannames over de rol van waarden (kwalitatief: waarde-geladen, onderzoeker brengt waarden in).
* **Retorisch niveau**: De stijl en taal van het onderzoek.
Vier grote paradigma's worden onderscheiden: positivisme, post-positivisme, (sociaal)constructivisme-interpretivisme en kritisch-ideologisch perspectief. Kwalitatief onderzoek leunt vaak naar de laatste drie.
Kwalitatief onderzoek kent een iteratief, cyclisch proces waarbij stappen herhaaldelijk doorlopen en aangepast worden.
Theorie en literatuur zijn onvermijdelijk en noodzakelijk, maar hun plaats kan variëren:
* **Types theorie**: Meta-theorieën (brede kaders), midden-range theorieën (specifieke fenomenen) en publicaties als theorie (bestaande literatuur).
* **Theorie bouwen of testen**:
* **Deductief**: Theorie toetsen via hypothesevorming en empirisch onderzoek (vaak kwantitatief).
* **Inductief**: Theorie opbouwen vanuit observaties en data (vaak kwalitatief).
* In de praktijk is er een **wisselwerking** tussen inductieve en deductieve elementen. **Sensitizing concepts** uit de literatuur kunnen richting geven aan de data-analyse.
* **Rol van literatuurstudie**: Een inleidende literatuurstudie helpt bij het vaststellen van bestaande kennis, het detecteren van gaten en het kaderen van eigen onderzoek. Het leidt echter meestal niet tot hypothesen, maar tot exploratieve vragen.
De onderzoeksvraag is cruciaal en weerspiegelt de wetenschapsfilosofische assumpties van de onderzoeker.
* **Eigenschappen**: Kwalitatieve onderzoeksvragen zijn relatief open, flexibel, helder, bondig en onderzoekbaar. Ze starten vaak met 'hoe' of 'wat' en peilen naar ervaringen.
* **Structuur**: Meestal bestaande uit een vraagwoord, de onderzoekseenheid en informatie over het fenomeen of de kenmerken die bestudeerd worden. Er kunnen één of twee hoofdvragen zijn met bijbehorende subvragen.
* **Openheid en neutraliteit**: De vraag mag geen assumpties over de aard, condities of hiërarchische ordening van een fenomeen insinueren. Vragen naar 'hoe' en 'wat' zijn vaak geschikter dan 'waarom' vragen.
* **Causaliteit**: Het gebruik van causale taal ('leiden tot', 'veroorzaken') wordt in kwalitatief onderzoek vaak vermeden, omdat dit te zeer verbonden is met een positivistische benadering. Er is wel ruimte voor een **proces-theorie** die de 'hoe' van een fenomeen verklaart.
* **Haalbaarheid en ethiek**: Onderzoeksvragen moeten praktisch haalbaar zijn (middelen, vaardigheden, toegang) en ethisch verantwoord.
#### 7.3.3 De steekproef (sampling)
De steekproefselectie in kwalitatief onderzoek is doelgericht en gericht op analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid.
* **Doel**: Rijke, diepgaande data verzamelen via een evenwicht tussen homogeniteit en heterogeniteit.
* **Selectie**: Meestal **doelgericht (purposive sampling)**, niet willekeurig. De steekproef wordt samengesteld op basis van criteria die relevant zijn voor de onderzoeksvraag en het conceptueel kader.
* **Generaliseerbaarheid**:
* **Formele/statistische generalisatie**: Zeldzaam in kwalitatief onderzoek; vereist grote, willekeurige steekproeven.
* **Analytische generalisatie**: Overbrugt de kloof tussen specifieke bevindingen en theorie.
* **Transfereerbaarheid**: De mate waarin bevindingen vertaald kunnen worden naar andere situaties, afhankelijk van **thick description**.
* **Homogeniteit en heterogeniteit**: Een balans hierin is cruciaal voor zowel diepgang als breedte van de data.
* **Flexibiliteit**: **Sequentiële steekproeftrekking** past zich aan de bevindingen aan, terwijl **niet-sequentiële steekproeftrekking** vooraf vastgelegde criteria hanteert.
* **Steekproefgrootte**: Meestal kleiner dan in kwantitatief onderzoek, maar groot genoeg voor **datasaturatie** of **theoretische saturatie**.
* **Technieken**: Diverse purposive sampling technieken zijn beschikbaar, zoals extreme case sampling, typische case sampling, kritische case sampling, maximale variatie sampling, homogene sampling en doelgerichte random sampling. **Theoretische sampling** is specifiek gericht op theorievorming.
Verschillende methoden kunnen worden ingezet, afhankelijk van de onderzoeksvraag en haalbaarheid.
* **Interviews**: Een van de meest gebruikte methoden.
* **Definitie**: Een informatieverzamelingsvorm waarbij de interviewer de respondent ruimte geeft om zijn beleving en betekenisgeving te delen.
* **Soorten**: Gestructureerd, ongestructureerd en semi-gestructureerd. Semi-gestructureerd, met een interviewleidraad, biedt de meeste flexibiliteit.
* **Voorbereiding**: Belangrijk is het opstellen van een interviewgids, het stilstaan bij de eigen impact en eventueel een pilootstudie.
* **Afname**: Kenmerken zijn actief luisteren, neutraal vragen stellen, doorvragen, rekening houden met de context en de impact van de onderzoeker.
* **Focusgroepinterviews**: Nuttig wanneer interactie tussen participanten relevant is, maar vereist specifieke vaardigheden van de interviewer en kent risico's op conformiteit.
* **Observaties**: Essentieel voor het verkennen en begrijpen van culturen en groepen in hun natuurlijke omgeving.
* **Participerende observatie**: De onderzoeker dompelt zich onder in de leefwereld van de participanten. De rol van de onderzoeker kan variëren van actief tot passief.
* **Veldnota's**: Gedetailleerde beschrijvingen van observaties.
* **Ethiek**: Informed consent kan een uitdaging zijn, maar de groep moet op de hoogte zijn van het onderzoek.
* **Documenten en beelden**: Gebruikt wanneer directe bevraging of observatie niet mogelijk is. De kwaliteit van documenten (authenticiteit, betrouwbaarheid) is cruciaal.
* **Transcriptie**: Letterlijke uittypen van verzamelde data is noodzakelijk voor systematische analyse.
### 7.4 Data-analyse in kwalitatief onderzoek
Kwalitatieve data-analyse is een intensief proces van interpretatie dat leidt tot dieper inzicht.
#### 7.4.1 Kenmerken van kwalitatieve data-analyse
* **Wisselwerking**: Analyse is nauw verweven met dataverzameling, sampling en de onderzoeksvraag. De onderzoeksvraag en -opzet kunnen gaandeweg aangepast worden.
* **Interpretatie**: De kern van de analyse is het interpreteren van de data vanuit het perspectief van de participant om achterliggende betekenissen te achterhalen. **Onderzoektriangulatie** (meerdere onderzoekers) kan de interpretatie verdiepen.
* **Iteratief proces**: Dataverzameling, sampling en analyse volgen elkaar herhaaldelijk op, met constant vergelijken van nieuwe data met eerdere inzichten.
* **Constant comparatief analyseren**: Nieuwe data worden continu vergeleken met data uit vroegere stadia om inzichten te vormen, aan te passen of te verwerpen.
#### 7.4.2 Benaderingen voor data-analyse
De keuze voor een analysebenadering bepaalt welk perspectief op de data wordt gezet. Drie veelgebruikte methoden zijn:
1. **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA)**:
* **Focus**: Unieke betekenissen van specifieke groepen mensen die eenzelfde ervaring delen.
* **Achtergrond**: Symbolisch interactionisme, hermeneutiek, fenomenologie.
* **Centrale concepten**: Leefwereld als vertrekpunt, reflexiviteit (bracketing), anti-reductionisme, eidetische reductie, dubbele hermeneutiek.
* **Werkwijze**: Gericht op complexe fenomenen, met kleine, vaak homogene samples. De analyse verloopt case per case, met stappen van exploreren, verbanden leggen en uitschrijven.
2. **Grounded Theory (GT)**:
* **Focus**: Theorievorming en verklarende processen over betekenisgeving, met een nadruk op complexe, maar generieke processen.
* **Achtergrond**: Ontstond als reactie op de kloof tussen theorie en onderzoek, sterk beïnvloed door symbolisch interactionisme.
* **Werkwijze**: Een systematisch en cyclisch proces waarbij data-analyse en dataverzameling elkaar continu afwisselen.
* **Codering**: Line-by-line coding, gevolgd door focused coding om concepten te groeperen tot categorieën.
* **Memo's**: Essentieel voor het documenteren van denkprocessen en het bewaken van de comparatieve methode.
* **Theoretische sampling**: Wordt gebruikt om de theorievorming te sturen.
* **Theoretische saturatie**: Het punt waarop geen nieuwe inzichten meer worden verkregen.
3. **Thematische Analyse (TA)**:
* **Focus**: Het zoeken naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens.
* **Kenmerken**: Een relatief neutrale en flexibele benadering, die echter wel beïnvloed wordt door de onderzoeker en de onderzoeksvraag.
* **Werkwijze**: Bestaat uit zes fasen: data leren kennen, data coderen, codes groeperen onder thema's, thema's ordenen en definiëren, thema's verder verfijnen en thema's uitschrijven.
* **Resultaat**: Een samenhangend verhaal dat de data interpreteert en argumenteert, met gebruik van levendige voorbeelden en quotes.
Coderen is een sleutelproces in de kwalitatieve data-analyse. Codes zijn samenvattende benamingen voor stukjes tekst, die helpen bij het organiseren van data en het ontdekken van samenhang en structuur. Codes kunnen **in vivo** (uit het materiaal zelf) of **constructed** (theoretische termen) zijn.
#### 7.4.4 Co-creatie
Een meer recente benadering die samenwerking en gedeelde probleemoplossing benadrukt, vaak met een begeleider die het proces stuurt en ruimte laat voor creativiteit.
---
## 6. Kwalitatieve onderzoeksmethoden en data-analyse
Dit hoofdstuk bespreekt de aard, kenmerken en methoden van kwalitatief onderzoek, de rol van de onderzoeker, en de verschillende benaderingen voor data-analyse, met een focus op de interpretatieve aard van het proces.
### 6.1 Achtergrond en conceptueel kader van kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek kan worden beschouwd als een veld van onderzoeksmethoden die diverse eigenschappen delen, maar ook sterk kunnen verschillen. Het is een gesitueerde activiteit, gericht op kennis die geworteld is in een specifieke context. De onderzoeker is zelf gelokaliseerd binnen de wereld die hij bestudeert en oefent onvermijdelijk invloed uit. Er bestaan meerdere kwalitatieve onderzoeksmethoden, die elk een beter begrip van een fenomeen nastreven, waarbij de betekenis en het perspectief van de participant centraal staan. De benadering is naturalistisch, waarbij men vertrekt vanuit de data zelf en een gamma aan interpretatieve methoden gebruikt.
**Belangrijke eigenschappen van kwalitatief onderzoek zijn onder meer:**
* **Gegrond in data (inductieve benadering):** Het onderzoek start vaak inductief, waarbij data de analyse sturen. Dit proces is dynamisch, omdat nieuwe gegevens de insteek kunnen bijstellen. Hoewel inductie centraal staat, kan deductie (van theorie naar data) ook een rol spelen.
* **Context is cruciaal:** Menselijk denken en handelen worden beïnvloed door persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten. Kwalitatief onderzoek focust op deze belevingen en de context is van groot belang voor het begrijpen van het participantperspectief.
* **De mens als intentioneel en betekenisverlenend wezen:** Het **emic perspectief** (insider-perspectief, bottom-up) staat centraal, waarbij de woorden en belevingen van de participant het startpunt vormen. Dit staat tegenover het **etic perspectief** (outsider-perspectief, top-down) dat uitgaat van bestaande theorieën. In de praktijk is er vaak een wisselwerking, met het emic perspectief als uitgangspunt.
* **Taal als sleutel:** Taal is cruciaal voor betekenisverlening, vormt onze werkelijkheid en beïnvloedt ons denken. Kwalitatief onderzoek analyseert taal (zowel verbaal als non-verbaal) op inhoudelijke en structurele manieren. De diversiteit aan talen en hun contextuele gebondenheid moet in rekening worden gebracht bij de interpretatie van onderzoeksbevindingen.
* **Onderzoek in naturalistische contexten:** De onderzoeker streeft ernaar de leefwereld van participanten te leren kennen en hun wereld te begrijpen vanuit hun perspectief. **Immersion** en **participerende observatie** zijn hierbij belangrijke technieken.
* **Nadruk op rijke beschrijvingen:** **Thick description** (rijke beschrijving) omvat gedetailleerde verslagen van het onderzoeksproces, de context en de resultaten, inclusief ervaringen, emoties en betekenissen. Dit staat tegenover **thin description** (enkel feiten).
* **Belang van de rol van de onderzoeker:** De onderzoeker is een mede-actor en moet zich bewust zijn van zijn/haar invloed. **Reflexiviteit** (bewuste analyse van de eigen rol en invloed) en **bracketing** (eigen veronderstellingen tussen haakjes plaatsen) zijn essentieel.
**Kwalitatief en kwantitatief onderzoek** zijn fundamenteel verschillend, maar niet per se onverenigbaar. Ze delen gemeenschappelijke doelen zoals data-reductie, het beantwoorden van onderzoeksvragen, het relateren aan literatuur, het blootleggen van variatie, het vermijden van vertekening en het belang van transparantie. Meningen zijn verdeeld over de mate van **complementariteit**, waarbij een **principieel standpunt** het samengaan problematiseert en een **pragmatisch standpunt** de aanvullende waarde benadrukt.
### 6.2 Wetenschapsfilosofische achtergrond
Wetenschapsfilosofie onderzoekt de aannames die ten grondslag liggen aan onderzoek. Deze aannames betreffen de aard van de werkelijkheid (**ontologie**), hoe kennis verkregen kan worden (**epistemologie**), welke methoden gebruikt worden (**methodologie**) en de rol van waarden van de onderzoeker (**axiologie**).
* **Kwalitatief perspectief:**
* **Ontologie:** Relativisme (realiteit is sociaal geconstrueerd).
* **Epistemologie:** Subjectivistisch/transactioneel (kennis is contextueel, onderzoeker en participant interageren).
* **Methodologie:** Inductief, flexibel.
* **Axiologie:** Waarde-geladen (waarden van de onderzoeker spelen een rol).
In de psychologie bevinden we ons in het spanningsveld tussen het **paradigmatische/logisch-wetenschappelijke** denken (kwantitatieve gevoeligheid, gericht op verklaren) en het **narratieve** denken (kwalitatieve gevoeligheid, gericht op begrijpen en betekenisgeving).
### 6.3 Het kwalitatieve onderzoeksproces
Het kwalitatieve onderzoeksproces is iteratief en cyclisch, waarbij stappen herhaaldelijk doorlopen en aangepast kunnen worden.
#### 6.3.1 De plaats van theorie en literatuurstudie
Theorie en onderzoek zijn onlosmakelijk verbonden, maar hun relatie kan verschillen. Er zijn meta-theorieën (overkoepelende kaders), midden-range theorieën (gericht op specifieke fenomenen) en bestaande publicaties die als theoretische context dienen. Onderzoek kan theorie testen (deductief, vaak kwantitatief) of theorie bouwen (inductief, vaak kwalitatief). In de praktijk is er een wisselwerking tussen beide benaderingen. Een literatuurstudie voorafgaand aan kwalitatief onderzoek helpt bij het vaststellen van bestaande kennis, het detecteren van lacunes, het kaderen van het eigen onderzoek en het identificeren van sensitiverende concepten (richtinggevende elementen).
#### 6.3.2 Een onderzoeksvraag formuleren
Een kwalitatieve onderzoeksvraag is doorgaans open, flexibel, helder, bondig en onderzoekbaar. Typische vraagwoorden zijn 'hoe', 'wat' en 'welke' (peilt naar ervaringen). De vraag bevat een onderzoekseenheid en het te bestuderen fenomeen. Er kunnen één of twee hoofdvraagen zijn, aangevuld met subvragen. Het is cruciaal om assumpties over de aard, condities of richting van een fenomeen te vermijden in de formulering, om de openheid te bewaren. Causale taal wordt doorgaans vermeden, tenzij er een proces-theorie wordt onderzocht. De onderzoeksvraag moet ook **haalbaar** en **ethisch** verantwoord zijn.
#### 6.3.3 De steekproef (sampling)
Steekproefselectie in kwalitatief onderzoek is gericht op relevantie voor het conceptueel kader en de onderzoeksvraag, en streeft naar analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid. Het doel is rijke, diepgaande data te verzamelen via een doelbewuste samenstelling (**purposive sampling**).
**Vormen van generaliseerbaarheid:**
* **Formele/statistische generalisatie:** Gebaseerd op grote steekproeven en representativiteit (probabiliteitssteekproeven), typisch voor kwantitatief onderzoek.
* **Analytische generalisatie:** De overtuigingskracht van de theorieopbouw op basis van data, waarbij nieuwe observaties de theorie verfijnen.
* **Transfereerbaarheid:** De mate waarin bevindingen vertaald kunnen worden naar andere groepen of situaties, afhankelijk van de **thick description** van de context.
Een balans tussen **homogeniteit** (gemeenschappelijke ervaringen voor diepgang) en **heterogeniteit** (verschillen voor breedte en inzicht in oorzaken van variatie) is belangrijk in de steekproef. Steekproeftrekking kan **sequentieel** (stapsgewijs, adaptief) of **niet-sequentieel** (criteria vooraf vastgelegd) zijn. De steekproefgrootte is meestal kleiner dan in kwantitatief onderzoek en wordt bepaald door **datasaturatie** of **theoretische saturatie**.
**Technieken van purposive sampling omvatten:**
* **Extreme/afwijkende case sampling:** Analyseren van ongewone manifestaties.
* **Typische case sampling:** Beschrijven van het 'gemiddelde' of typische.
* **Kritische case sampling:** Selecteren van cases die kritische informatie genereren voor transfereerbaarheid.
* **Maximale variatie sampling:** Opnemen van een brede range aan relevante dimensies.
* **Homogene sampling:** Selecteren van een vergelijkbare groep, vaak voor focusgroepen.
* **Doelgerichte random sampling:** Random selectie binnen een reeds doelgericht bepaalde (grote) steekproef.
* **Gestratificeerde doelgerichte sampling:** Combinatie van strategieën om zowel variatie als gemeenschappelijke elementen te vatten.
* **Theoretische sampling:** Specifieke vorm gericht op theorieopbouw, altijd sequentieel.
* **Sneeuwbal/chain referral sampling:** Voor moeilijk bereikbare populaties, waarbij participanten nieuwe participanten aanreiken.
#### 6.3.4 Dataverzameling
De centrale methoden voor kwalitatieve dataverzameling zijn:
* **Interviews:** Een vorm van informatieverzameling gericht op de percepties, ervaringen en betekenisgevingen van participanten. Variërend van ongestructureerd (veel ruimte voor participant) tot semi-gestructureerd (met een interviewleidraad). De interviewer streeft naar actief luisteren, empathie en het stellen van neutrale, open vragen. **Focusgroepinterviews** maken gebruik van interactie tussen participanten.
* **Observaties:** **Participerende observatie** houdt in dat de onderzoeker zich onderdompelt in de leefwereld van de participanten om gedrag en interacties in natuurlijke settings te beschrijven. De rol van de onderzoeker kan variëren van actief tot passief.
* **Documenten en beelden:** Analyse van bestaande documenten of visuele informatie kan inzicht bieden wanneer directe bevraging of observatie niet mogelijk is. De kwaliteit van documenten wordt beoordeeld op authenticiteit, betrouwbaarheid en herkomst.
**Transcriptie** is het letterlijk uitschrijven van opgenomen data, wat essentieel is voor systematische analyse.
### 6.4 Kwalitatieve data-analyse
Data-analyse in kwalitatief onderzoek is een interpretatief, iteratief en cyclisch proces dat nauw verweven is met dataverzameling, sampling en de onderzoeksvraag. Het doel is om structuur aan te brengen in de rijke, ongestructureerde data en tot diepere inzichten te komen die de ruwe data overstijgen.
#### 6.4.1 Kenmerken van benaderingen voor data-analyse
* **Belang van interpretatie:** De onderzoeker interpreteert de data om achterliggende verklaringen en redeneringen te achterhalen. Dit proces is waarde-geladen, wat het belang van **reflexiviteit** onderstreept. **Onderzoektriangulatie** (meerdere onderzoekers die samen analyseren) kan de diepgang vergroten.
* **Constant comparatief analyseren:** Nieuwe data wordt continu vergeleken met eerdere data om inzichten te vormen, aan te passen of te verwerpen.
**Drie veelgebruikte methoden voor data-analyse zijn:**
1. **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA):**
* **Focus:** Unieke betekenissen van specifieke groepen met een gedeelde ervaring.
* **Kenmerken:** Leefwereld als vertrekpunt, **bracketing**, anti-reductionistisch, **eidetische reductie**, **dubbele hermeneutiek**.
* **Praktijk:** Open onderzoeksvragen, kleine (homogene) samples, diepte-interviews.
* **Analyse:** Eerst volledige exploratie van één case, daarna overgaan naar volgende cases. Thema's worden geclusterd en geordend.
2. **Grounded Theory (GT):**
* **Focus:** Ontwikkeling van theorievorming of verklarende processen over betekenisgeving.
* **Achtergrond:** Sociologische traditie, symbolisch interactionisme.
* **Kenmerken:** **Bottom-up** benadering, theorie vloeit voort uit gegevens, data-analyse en -verzameling lopen door elkaar.
* **Praktijk:** Coderen (line-by-line en focused coding) vormt de kern, **theoretische sampling**, **theoretische saturatie**.
* **Analyse:** Gebruik van **memo's** om denkproces vast te leggen. De nadruk ligt op het overstijgen van individuele observaties om generieke processen te beschrijven.
3. **Thematische Analyse (TA):**
* **Focus:** Identificeren van gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens.
* **Kenmerken:** Relatief neutrale, flexibele benadering. Codes worden geclusterd tot thema's, die verder worden verfijnd en gedefinieerd.
* **Praktijk:** Een proces van 6 fasen: data leren kennen, data coderen, codes groeperen onder thema's, thema's ordenen en definiëren, thema's verder verfijnen, en thema's uitschrijven. De criteria voor thematische ordening zijn **interne homogeniteit** en **externe heterogeniteit**.
#### 6.4.2 Coderen als sleutelproces
Coderen is het toekennen van samenvattende benamingen aan stukjes tekst om samenhang, structuur en terugkerende thema's te identificeren. Codes kunnen **in vivo** (letterlijke citaten van participanten) of **constructed** (theoretische termen) zijn. **Memo's** ondersteunen het denkproces en de link tussen coderen en analyse. Computerprogramma's kunnen helpen bij de verwerking, maar de interpretatie blijft de taak van de onderzoeker.
#### 6.4.3 Co-creatie
Een recent concept is **co-creatie**, een samenwerkingsvorm gericht op het oplossen van gemeenschappelijke uitdagingen, vaak in een open, iteratief proces.
---
# Methodologische benaderingen in kwalitatief onderzoek
Dit document biedt een uitgebreide introductie tot methodologische benaderingen in kwalitatief onderzoek, met de nadruk op de achtergrond, concepten en het onderzoeksproces.
## 8. Methodologische benaderingen in kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek is een breed veld van onderzoeksmethoden die gericht zijn op het diepgaand begrijpen van fenomenen vanuit het perspectief van de participant, waarbij de context, taal en betekenisverlening centraal staan.
### 8.1 Wat is kwalitatief onderzoek?
Onderzoek kan breed gedefinieerd worden als een systematisch proces van kritisch onderzoek dat leidt tot geldige stellingen en conclusies, bedoeld om kennis te vergaren en problemen op te lossen. Kwalitatief onderzoek onderscheidt zich door een focus op betekenis, context en de subjectieve ervaring van individuen.
#### 8.1.1 Kenmerken van kwalitatief onderzoek (Denzin & Lincoln, Creswell)
* **Gesitueerde activiteit:** Onderzoek is ingebed in een specifieke historische en sociale context.
* **Gegrond in data:** Concepten en theorieën vloeien voort uit de verzamelde data (inductieve benadering), alhoewel een wisselwerking met theorie (deductie) ook aanwezig kan zijn.
* **Context is cruciaal:** Menselijk denken en handelen worden beïnvloed door persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten.
* **De mens als betekenisverlenend wezen:** Er is een focus op het **emic perspectief** (insider-perspectief), waarbij de betekenis die participanten aan hun ervaringen geven centraal staat. Het **etic perspectief** (outsider-perspectief) kan weliswaar een rol spelen, maar het emic perspectief blijft het uitgangspunt.
* **Taal als sleutel:** Taal speelt een fundamentele rol in hoe wij de werkelijkheid construeren en betekenis verlenen.
* **Naturalistische settingen:** Onderzoek vindt plaats in de natuurlijke omgeving van de participanten, waarbij de onderzoeker zich probeert onder te dompelen.
* **Nadruk op rijke beschrijvingen (thick description):** Gedetailleerde, diepgaande beschrijvingen van het onderzoeksproces, de context en de resultaten zijn essentieel.
* **Rol van de onderzoeker:** De onderzoeker is een mede-actor die zich bewust moet zijn van zijn eigen invloed (reflexiviteit) en veronderstellingen (bracketing).
* **Emergent en iteratief:** Het onderzoeksproces is niet lineair, maar cyclisch en iteratief, waarbij fasen opnieuw doorlopen en aangepast kunnen worden.
#### 8.1.2 Kwalitatief versus kwantitatief onderzoek
Hoewel er duidelijke verschillen zijn, is het onderscheid niet altijd absoluut. Beide benaderingen delen gemeenschappelijke doelen zoals data-reductie, het beantwoorden van onderzoeksvragen, het relateren aan literatuur, het blootleggen van variatie, het vermijden van vertekening en het belang van transparantie. De complementariteit tussen beide benaderingen is een onderwerp van discussie, met een pragmatisch standpunt dat de aanvullende waarde benadrukt en een principieel standpunt dat de fundamentele verschillen problematiseert.
### 8.2 Wetenschapsfilosofische achtergrond van kwalitatief onderzoek
Wetenschap is niet neutraal en vertrekt vanuit diverse wetenschapsfilosofische aannames over de aard van de werkelijkheid (ontologie), hoe kennis kan worden verworven (epistemologie), welke methoden geschikt zijn (methodologie) en de rol van waarden (axiologie).
#### 8.2.1 Twee denkwijzen (Dilthey, Bruner)
* **Geesteswetenschappen (verstehen):** Gericht op begrijpen, rekening houdend met sociaal-historische contexten en de ontwikkeling van het individu.
* **Natuurwetenschappen (erklären):** Gericht op het verklaren van causale verbanden en het formuleren van wetmatigheden.
* **Paradigmatisch/logisch-wetenschappelijk:** Benadert de wereld vanuit een objectief, deterministisch perspectief, vaak mathematisch en abstract.
* **Narratief:** Benadert de wereld vanuit een geconstrueerd, betekenisverlenend perspectief, met verhalen als middel om zin te geven aan gebeurtenissen.
Psychologie bevindt zich in het spanningsveld tussen deze denkwijzen, waarbij kwalitatief onderzoek de nadruk legt op de narratieve en interpretatieve benadering.
#### 8.2.2 Wetenschapsfilosofische paradigma's
Verschillende paradigma's (positivisme, post-positivisme, (sociaal)constructivisme-interpretivisme, kritisch-ideologisch) bieden kaders voor het kijken naar de werkelijkheid en het verwerven van kennis. Het kwalitatieve onderzoek is vaak geworteld in het (sociaal)constructivisme.
### 8.3 Het kwalitatieve onderzoeksproces
Het kwalitatieve onderzoeksproces is iteratief en cyclisch, waarbij de fasen van interesse, vraagstelling, dataverzameling en -analyse elkaar wederzijds beïnvloeden.
#### 8.3.1 Literatuurstudie en onderzoeksvraag
* **Plaats van theorie:** Theorie kan dienen als ruim kader (meta-theorieën), als verklaring voor specifieke fenomenen (midden-range theorieën) of als bestaande literatuur. De relatie tussen theorie en onderzoek is dynamisch, met zowel inductieve (theorie bouwen) als deductieve (theorie testen) elementen.
* **Onderzoeksvraag formuleren:** Kwalitatieve onderzoeksvragen zijn relatief open, flexibel en gericht op het beschrijven of exploreren van fenomenen. Ze maken gebruik van 'hoe' en 'wat'-vragen, en vermijden causale taal aan het begin van de studie. Een hoofd- en subvragenstructuur is gangbaar.
#### 8.3.2 De steekproef (sampling)
* **Doel en eigenschappen:** Steekproeven in kwalitatief onderzoek zijn doelgericht (purposive) en gericht op relevantie voor het conceptueel kader, analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid. De steekproef is meestal klein en kan sequentieel of niet-sequentieel zijn.
* **Generaliseerbaarheid:** Drie vormen worden onderscheiden: formele/statistische generalisatie (kwantitatief), analytische generalisatie (kwalitatief, theorie-opbouw) en transfereerbaarheid (kwalitatief, toepasbaarheid in andere contexten).
* **Homogeniteit en heterogeniteit:** Een balans tussen homogeniteit (diepgang) en heterogeniteit (breedte) in de steekproef is cruciaal.
* **Technieken:** Convenience/opportunistic sampling, verschillende vormen van purposive sampling (extreme/afwijkende case, typische case, kritische case, maximale variatie, homogene sampling, doelgerichte random sampling, gestratificeerde doelgerichte sampling), theoretische sampling en sneeuwbal sampling.
* **Ethische en haalbaarheidsaspecten:** Belangrijk bij de selectie en beoordeling van de steekproefkwaliteit.
#### 8.3.3 Dataverzameling
* **Methoden:** Interviews (gesprekken), participerende observatie en documentanalyse worden het meest gebruikt.
* **Interviews:** Variëren van semi-gestructureerd tot ongestructureerd. Kenmerken zijn actief luisteren, neutrale en open vragen stellen, doorvragen (probing) en de focus op de beleving van de participant. Focusgroepinterviews zijn een variant waarbij interactie tussen participanten centraal staat.
* **Observaties:** Participerende observatie biedt inzicht in gedrag in natuurlijke settings. De rol van de onderzoeker kan actief of passief zijn. Veldnota's vormen de basis voor de analyse.
* **Documenten en beelden:** Kunnen als databron dienen wanneer directe observatie of bevraging niet mogelijk is. Kwaliteitscriteria zoals authenticiteit en betrouwbaarheid zijn belangrijk.
* **Transcriptie:** Het letterlijk uitschrijven van opgenomen data, essentieel voor systematische analyse.
### 8.4 Kwalitatieve onderzoeksmethoden en data-analyse
Data-analyse in kwalitatief onderzoek is een intensief interpretatief proces dat leidt tot dieper inzicht en het overstijgen van de ruwe data.
#### 8.4.1 Kenmerken van data-analyse
* **Belang van interpretatie:** Onderzoekers interpreteren de betekenis achter de woorden en handelingen van participanten.
* **Iteratief proces:** Dataverzameling, sampling en data-analyse lopen door elkaar en beïnvloeden elkaar voortdurend.
* **Constant comparatief analyseren:** Nieuwe data wordt voortdurend vergeleken met eerdere data om patronen te identificeren en inzichten te verfijnen.
* **Coderen:** Het proces van het toekennen van betekenisvolle labels aan fragmenten van data, wat leidt tot het ontdekken van categorieën en thema's. Coden kunnen in vivo (rechtstreeks uit transcripten) of geconstrueerd (theoretische termen) zijn. Memo's helpen bij het vastleggen van denkprocessen.
#### 8.4.2 Benaderingen voor data-analyse
* **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA):** Focust op de unieke betekenissen van specifieke groepen mensen die eenzelfde ervaring delen. Maakt gebruik van bracketing en een ideografische methode.
* **Grounded Theory (GT):** Een inductieve methode gericht op het ontwikkelen van theorieën uit data. Het proces van coderen, memo-schrijven en theoretische sampling zijn essentieel.
* **Thematische Analyse (TA):** Een flexibele, relatief neutrale benadering die zich richt op het identificeren en analyseren van gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens. Dit proces omvat coderen, het groeperen van codes onder thema's en het verfijnen van deze thema's tot een samenhangend verhaal.
---
Hier is een gedetailleerde en uitgebreide samenvatting over methodologische benaderingen in kwalitatief onderzoek, gebaseerd op de verstrekte tekst.
Dit hoofdstuk introduceert de fundamentele concepten en benaderingen van kwalitatief onderzoek, waarbij de nadruk ligt op de eigenschappen, het proces, en de diverse methoden die gebruikt worden om de complexiteit van menselijke ervaringen en sociale fenomenen te begrijpen.
### 8.1 Het concept kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek is een breed veld van onderzoeksmethoden dat gericht is op het verkrijgen van een diepgaand begrip van fenomenen binnen hun natuurlijke context. Het deelt een aantal eigenschappen, maar kent ook aanzienlijke verschillen tussen specifieke benaderingen.
#### 8.1.1 Definiëringskenmerken
Volgens Denzin en Lincoln wordt kwalitatief onderzoek gekenmerkt door:
* **Gesitueerde activiteit:** Onderzoek is ingebed in een specifieke context die altijd een belangrijke plaats inneemt.
* **Gegelokaliseerde onderzoeker:** De onderzoeker is deel van de wereld die hij bestudeert en oefent onvermijdelijk invloed uit; er is geen sprake van een volledige objectieve observator. Subjectiviteit krijgt een plaats.
* **Meerdere methoden:** Er bestaat een variëteit aan kwalitatieve methoden, allen gericht op een beter begrip van het fenomeen, waarbij de betekenis en het perspectief van de participant centraal staan (het 'insider perspectief').
* **Naturalistische setting:** Onderzoek vertrekt vanuit de data zelf en maakt gebruik van een gamma aan interpretatieve methoden.
* **Verschillende perspectieven:** Elke methode laat andere aspecten van het bestudeerde fenomeen zien.
Creswell voegt hieraan toe:
* **Probleemformulering:** Verwijst naar de algemene definitie van onderzoek.
* **Rapportering en communicatie:** Benadrukt het belang van het rapporteren van bevindingen, het perspectief van participanten en de rol van de onderzoeker.
* **Transformerend karakter:** Mogelijkheid dat kwalitatief onderzoek verandering teweegbrengt, vooral in kritische paradigma's.
* **Reflexiviteit:** Het belang van de rol van de onderzoeker wordt benadrukt.
* **'Emerging' karakter:** Het iteratieve, cyclische karakter van het onderzoek, waarbij fasen opnieuw doorlopen of aangepast kunnen worden.
* **Nadruk op data:** Vertrekt vanuit de data (inductie), maar kent ook deductieve elementen (top-down vanuit theorie).
#### 8.1.2 Eigenschappen van kwalitatief onderzoek
Niet alle eigenschappen gelden in gelijke mate voor elke kwalitatieve studie:
* **Gegrond in data (inductieve benadering):** Kwalitatief onderzoek start vaak inductief, waarbij data de analyse sturen. Kwalitatieve data-analyse (KDA) is dynamisch en kan bijgesteld worden door nieuwe gegevens. Er is echter ook ruimte voor deductieve elementen, waarbij theorie richting geeft aan de analyse.
* **Context is cruciaal:** Menselijk denken en handelen wordt beïnvloed door persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten. Kwalitatief onderzoek focust op beleving en ervaring, waarbij context van groot belang is voor het begrijpen van het perspectief van de participant.
* **Mens als intentioneel en betekenisverlenend wezen:**
* **Emic perspectief (insider):** Het perspectief en de woorden van de participant zijn het startpunt. De onderzoeker probeert eigen veronderstellingen uit te schakelen om de betekenis die mensen aan ervaringen geven, te begrijpen.
* **Etic perspectief (outsider):** Bestaande theorie of hypotheses dienen als startpunt om te toetsen bij nieuwe populaties. In de praktijk is er een wisselwerking tussen emic en etic, met de emic benadering als uitgangspunt.
* **Taal als sleutel:** Taal is cruciaal voor betekenisgeving, wordt gevormd door taal en construeert onze werkelijkheid. Taal heeft een fundamentele invloed op onze ervaring, is ruim interpreteerbaar en meerduidig. Kwalitatief onderzoek maakt vaak gebruik van een narratieve benadering, zowel inhoudelijk als structureel.
* **Onderzoek in naturalistische contexten:** De onderzoeker moet de leefwereld van de participanten leren kennen en de wereld vanuit hun perspectief benaderen. Dit omvat immersie en participerende observatie.
* **Nadruk op rijke beschrijvingen (thick description):** Een volledige en diepgaande beschrijving van het onderzoeksproces, de context en de resultaten, inclusief feiten, ervaringen, emoties en betekenissen. Dit staat tegenover 'thin description' (enkel feiten).
* **Belang van de rol van de onderzoeker:** De onderzoeker is een mede-actor en beïnvloedt het onderzoek. Belangrijk zijn zelfbewustzijn van invloed, een open benadering, reflexiviteit, bracketing (eigen veronderstellingen tussen haakjes plaatsen), vertrouwen, sociale en gespreksvaardigheden, en ethisch bewustzijn.
#### 8.1.3 Kwalitatief versus kwantitatief onderzoek
Hoewel er vaak duidelijke verschillen zijn, is het onderscheid niet altijd absoluut en kunnen methoden elkaar aanvullen.
* **Gemeenschappelijke doelen:** Data-reductie, beantwoorden van onderzoeksvragen, relateren van data-analyse aan literatuur, blootleggen/begrijpen van variatie, vermijden van bewuste vertekening, en belang van transparantie.
* **Complementariteit:** Meningen zijn verdeeld. Een **principieel standpunt** problematiseert het samengaan door fundamenteel verschillende a priori assumpties. Een **pragmatisch standpunt** ziet complementariteit en benadrukt de praktische bruikbaarheid van verschillende methoden voor specifieke onderzoeksvragen. Een **mixed-method benadering** combineert kwalitatieve en kwantitatieve methoden in één studie.
Kwalitatief onderzoek plaatst de rol van socio-culturele en talige context centraal, in tegenstelling tot de dominante, meer cognitieve en machinemetafoor in kwantitatief onderzoek.
#### 8.2.1 Twee denkwijzen
De sociale wetenschappen kennen twee belangrijke benaderingen:
* **Wilhelm Dilthey:** Onderscheidde de **geesteswetenschappen** (doel: begrijpen/verstehen, sociaal-historisch perspectief) van de **natuurwetenschappen** (doel: verklaren/erklären, wetmatige causale verklaringen).
* **Jerome Bruner:** Onderscheidde twee modaliteiten om te denken:
* **Paradigmatisch/logisch-wetenschappelijk:** Reflecteert de objectieve, deterministische wereld, sluit aan bij de positivistische natuurwetenschappen (logica, wiskunde), met abstracte ‘als-dan-stellingen’.
* **Narratief:** Reflecteert de geconstrueerde wereld, sluit aan bij sociale/menswetenschappen, met nadruk op betekenisgeving en verhalen om zin te geven aan gebeurtenissen. Dit kenmerkt kwalitatieve gevoeligheid.
Psychologie bevindt zich in het spanningsveld tussen deze twee, maar de grens is niet absoluut.
#### 8.2.2 Wetenschapsfilosofische assumpties en paradigma's
Wetenschap is niet neutraal en vertrekt vanuit assumpties over de aard van de werkelijkheid, kennisverwerving en de relatie tussen onderzoeker en studieobject. Deze assumpties bevinden zich op verschillende niveaus:
* **Ontologie:** Aannames over de aard van de realiteit. Kwalitatief perspectief: relativisme (mensen construeren actief de realiteit).
* **Epistemologie:** Aannames over wat kennis is en hoe deze verworven kan worden. Kwalitatief perspectief: subjectivistisch/transactioneel (kennis is contextueel).
* **Methodologie:** Aannames over de te gebruiken onderzoeksmethoden. Kwalitatief perspectief: meer inductief, flexibel.
* **Axiologie:** Aannames over de rol van waarden van de onderzoeker. Kwalitatief perspectief: waarde-geladen.
* **Retorisch niveau:** De stijl van rapporteren.
Verschillende paradigma's (bv. positivisme, post-positivisme, constructivisme-interpretivisme, kritisch-ideologisch) beïnvloeden het onderzoeksproces. Kwalitatief onderzoek leunt vaak sterk op constructivistisch-interpretivistische of kritisch-ideologische standpunten. Het is belangrijk om de kritiek op de vereenzelviging van kwantitatief onderzoek met het positivistisch kader te erkennen, en te beseffen dat zowel naïef realisme als extreem relativisme paradoxen met zich meebrengen.
### 8.3 Het kwalitatieve onderzoeksproces: van interesse tot conclusie
Het kwalitatieve onderzoeksproces is iteratief en cyclisch, waarbij fasen elkaar beïnvloeden. De 'onderzoekszandloper' schetst een algemeen proces: van brede interesses naar een verfijnde onderzoeksvraag, via specifieke methoden van dataverzameling, data-analyse, tot conclusies.
#### 8.3.1 De plaats van theorie en literatuurstudie
Theorie en onderzoek zijn onlosmakelijk verbonden, maar hun relatie kan variëren.
* **Types theorie:**
* **Meta-theorieën/grand theories:** Ruimer kader, inclusief wetenschapsfilosofische assumpties.
* **Midden-range theorieën:** Verklaren beperkte domeinen/fenomenen, concreter en testbaar.
* **Publicaties als theorie:** Bestaande literatuur als theoretische context of proxy voor theorie.
* **Theorie bouwen versus testen (inductie en deductie):**
* **Deductief:** Bestaande theorie → hypothese → toetsen. Typisch voor kwantitatief onderzoek.
* **Inductief:** Observaties/data → theorie/concepten. Typisch voor kwalitatief onderzoek, waarbij de data de analyse sturen.
* In de praktijk is er vaak een **mix van inductieve en deductieve elementen**, een iteratief proces. Sensitizing concepts, afgeleid uit literatuur, kunnen richting geven aan het onderzoek.
* **Rol van literatuurstudie in kwalitatief onderzoek:**
* **Klassiek:** Vertrekpunt om kennis, gaten en bijdragen te detecteren.
* **Actueel:** Vaak een inleidende literatuurstudie die leidt tot een exploratieve vraag en een inductieve benadering. De bevindingen worden in relatie tot de literatuur gerapporteerd.
#### 8.3.2 Een onderzoeksvraag formuleren
Een goede onderzoeksvraag is cruciaal.
* **Plaats in het proces:** Vloeit meestal voort uit literatuurstudie en de identificatie van kennislacunes. Maakt het doel van de studie duidelijk (beschrijven, exploreren, etc.) en weerspiegelt wetenschapsfilosofische assumpties.
* **Aard en opbouw:**
* **Eigenschappen:** Relatief open, flexibel (aanpasbaar), helder, bondig, onderzoekbaar. Gebruikt vaak 'hoe' en 'wat'-vragen, in tegenstelling tot 'waarom'-vragen in kwantitatief onderzoek.
* **Structuur:** Bestaat uit een vraagwoord, de onderzoekseenheid (over wie/wat wil je uitspraken doen), en informatie over het fenomeen of de kenmerken die bestudeerd worden.
* **Openheid en neutraliteit:** De vraag mag geen assumpties insinueren over de aard, condities, relatieve kwaliteiten, richting of hiërarchische ordening van een fenomeen.
* **Causaliteit:** Causale taal die lineaire verbanden impliceert ('leiden tot', 'veroorzaken') wordt meestal vermeden. Een **proces-theorie** benadering focust op het 'hoe' van een fenomeen, in tegenstelling tot de **variantie-theorie** die zich richt op het meten van verklarende variabelen.
* **Haalbaarheid en ethiek:** De vraag moet praktisch haalbaar zijn (middelen, vaardigheden, toegankelijkheid van participanten) en ethisch verantwoord (geen nadelige effecten op respondenten).
#### 8.3.3 De steekproef (sampling)
Steekproefselectie in kwalitatief onderzoek is doelgericht en gericht op relevantie voor het conceptueel kader en de onderzoeksvraag.
* **Doel en eigenschappen:**
* **Relevantie:** Gericht op het conceptueel kader en de onderzoeksvraag.
* **Generaliseerbaarheid:** Gericht op analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid.
* **Data:** Streven naar rijke en diepgaande data.
* **Grootte:** Meestal eerder klein, om 'thick description' mogelijk te maken.
* **Selectie:** Doelbewust (purposive sampling) – specifieke mensen selecteren die kunnen bijdragen. Random sampling is hier problematisch.
* **In functie van kader en onderzoeksvraag:** Selectie van participanten op basis van criteria die de vraag beantwoorden. De analyse-eenheid (individuen, groepen, organisaties) is hierbij bepalend.
* **In functie van generaliseerbaarheid:**
* **Formele/statistische generalisatie:** Statistisch generaliseren naar populatie (kwantitatief).
* **Analytische generalisatie:** Overbruggen van de kloof tussen data en theorie, verfijnen van theorie.
* **Transfereerbaarheid:** Mate waarin bevindingen vertaald kunnen worden naar andere groepen/situaties, gebaseerd op 'thick description'.
* **Homogeniteit en heterogeniteit:** Een balans is cruciaal. Homogeniteit zorgt voor diepgang, heterogeniteit voor breedte en het begrijpen van verschillen.
* **Flexibiliteit:** Steekproeven kunnen sequentieel (stapsgewijs, aanpassing van criteria) of niet-sequentieel zijn.
* **Steekproefgrootte:** Klein genoeg voor grondige analyse, groot genoeg voor saturatie (theoretische of data-saturatie: geen nieuwe inzichten meer verkregen).
* **Technieken van steekproefselectie:**
* **Convenience/opportunistic sampling:** Eenvoudig te bereiken participanten (minder betrouwbaar).
* **Purposive sampling:** Doelgerichte selectie met diverse specifieke technieken zoals extreme case, typische case, kritische case, maximale variatie, homogene sampling, doelgerichte random sampling, en gestratificeerde doelgerichte sampling.
* **Theoretische sampling:** Gericht op theorie-opbouw, altijd sequentieel.
* **Sneeuwbal/chain referral sampling:** Voor moeilijk te bereiken groepen.
#### 8.3.4 Dataverzameling
De belevings- of ervaringsperspectief staat centraal. Methoden omvatten interviews, participerende observatie en documenten/beelden.
* **Interviews:**
* **Definitie:** Een informatieverzamelingsvorm waarbij de interviewer respondenten bevraagt om hun ervaringen, belevingen en betekenisverlening te doorgronden.
* **Soorten:** Gestructureerd (exacte vragen, vaste volgorde), ongestructureerd (open vragen, participant bepaalt richting), en semi-gestructureerd (interviewleidraad met flexibiliteit).
* **Voorbereiding:** Beslissen over sampling, stilstaan bij eigen impact, en het opstellen van een interviewguide (eventueel pilootstudie).
* **Afname:** Actief luisteren, neutraal en open vragen stellen, doorvragen (probing), rekening houden met context, registratie (dictafoon, toestemming nodig), en de impact van de onderzoeker (reflexiviteit).
* **Focusgroepen:** Meerdere participanten tegelijk, meerwaarde in interactie, maar vereist specifieke vaardigheden.
* **Observaties (participerende observatie):**
* **Doel:** Inzicht krijgen in de leefwereld en sociale context, beschrijven wat gebeurt in alledaagse omgevingen ('geschreven foto').
* **Rol van de onderzoeker:** Continuüm tussen actief (deelnemen) en passief (afstand bewaren).
* **Wat en hoe observeren:** Breed (inzicht leefwereld) en eng (specifieke thema's). Gebruik van veldnota's.
* **Ethiek:** Informed consent kan een probleem zijn; doelen duidelijk communiceren, anonimiteit garanderen.
* **Impact van de onderzoeker:** Vertrouwen winnen, afstand bewaren, kritische reflectie.
* **Documenten en beelden:** Gebruikt wanneer directe bevraging/observatie niet mogelijk is. Levert inzicht in ervaringen in specifieke contexten en tijdsperioden. Kwaliteitscriteria (authentiek, betrouwbaar) en context zijn belangrijk. Visuele informatie (foto's, video's) genereert ook data.
* **Transcriptie:** Letterlijk uitschrijven van verzamelde data, essentieel voor systematische analyse.
#### 8.3.5 Kwalitatieve onderzoeksmethoden en data-analyse
Kwalitatieve data-analyse is tijdsintensief en draait om interpretatie, waarbij rijke data gesorteerd en geordend wordt om patronen te ontdekken.
* **Kenmerken van benaderingen:**
* **Interpretatie is centraal:** De onderzoeker interpreteert de betekenis achter de uitspraken van participanten. Subjectiviteit van de onderzoeker is hierbij belangrijk (reflexiviteit). Onderzoektriangulatie (meerdere onderzoekers) kan diepgang vergroten.
* **Iteratief proces:** Dataverzameling, sampling en data-analyse volgen elkaar herhaaldelijk op.
* **Constant comparatief analyseren:** Nieuwe data wordt voortdurend vergeleken met eerdere data om inzichten te vormen, aan te passen of te verwerpen.
* **Verschillende benaderingen:** De keuze voor een methode bepaalt welk perspectief op de wereld wordt benadrukt.
* **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA):**
* **Achtergrond:** Symbolisch interactionisme, hermeneutiek, fenomenologie.
* **Focus:** Unieke betekenissen van specifieke groepen die eenzelfde ervaring delen.
* **Kenmerken:** Leefwereld als vertrekpunt, reflexiviteit (bracketing), anti-reductionistisch, eidetische reductie, dubbele hermeneutiek.
* **Aanpak:** Open vragen, kleine homogene samples, ideografische methode, diepte-interviews.
* **Data-analyse:** Stapsgewijs: 1e case volledig analyseren, daarna de volgende case. Thema's worden uitgewerkt en overstegen de individuele cases.
* **Grounded Theory (GT):**
* **Achtergrond:** Reactie op de kloof tussen theorie en onderzoek, beïnvloed door symbolisch interactionisme.
* **Focus:** Theorievorming of verklarende processen over betekenisgeving door systematische en cyclische analyse.
* **Kenmerken:** Bottom-up benadering, data-analyse en -verzameling lopen door elkaar, nadruk op 'fit' en 'looking-glass self'.
* **Aanpak:** Data coderen (line-by-line, focused coding), werken met memo's, theoretische sampling.
* **Data-analyse:** Coderen vormt de brug tussen dataverzameling en theorieontwikkeling. Theoretische saturatie is een essentieel onderdeel.
* **Thematische Analyse (TA):**
* **Focus:** Zoeken naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens.
* **Kenmerken:** Relatief neutrale en flexibele methode. Thema's zijn een gevolg van interpretatie, maar gegrond in de uitspraken van participanten.
* **Aanpak:** 6 fasen: data leren kennen, data coderen, codes groeperen onder thema's, thema's ordenen en definiëren, thema's verder verfijnen, en thema's uitschrijven.
* **Coderen als sleutelproces:** Samenvattende benamingen bij stukjes tekst die helpen structuur en samenhang te krijgen. Codes kunnen 'in vivo' (citaten van participanten) of 'constructed' (theoretische termen) zijn. Memo's documenteren het denkproces van de onderzoeker. Computerprogramma's zijn hulpmiddelen, maar de interpretatie blijft menselijk werk.
#### 8.3.6 Co-creatie
Dit concept verwijst naar gestructureerde samenwerkingen gericht op het oplossen van gemeenschappelijke uitdagingen, met een iteratief proces en een nadruk op creativiteit. Het 'double diamond model' wordt genoemd in de context van analyse- en oplossingsfasen.
---
Methodologische benaderingen in kwalitatief onderzoek bieden diverse manieren om de complexiteit van menselijke ervaringen en sociale fenomenen te bestuderen, waarbij de nadruk ligt op diepgaand begrip vanuit het perspectief van de participant.
### 8.1 Kenmerken van kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek kan worden beschouwd als een veld van onderzoeksmethoden die verschillende eigenschappen delen, maar ook aanzienlijk kunnen variëren. Historisch gezien is de definitie ervan afhankelijk van de periode.
#### 8.1.1 Denzin en Lincoln (2005) - Eigenschappen
* **Gesitueerde activiteit:** Onderzoek is gericht op kennisverwerving binnen een specifieke context.
* **GELOKALISEERDE ONDERZOEKER:** De onderzoeker is deel van de wereld die hij bestudeert en oefent onvermijdelijk invloed uit; er is geen volledige objectieve observator. Subjectieve implicaties krijgen een plaats.
* **MEERDERE METHODEN:** Er bestaan diverse kwalitatieve onderzoeksmethoden, gericht op een beter begrip van het fenomeen vanuit het perspectief van de participant (insider perspectief).
* **Naturalistische setting:** Vertrekt vanuit de data zelf, die onderzocht wordt met een gamma aan interpretatieve methoden.
* **Veel kijkrichtingen:** Elke methode laat andere aspecten van het bestudeerde fenomeen zien.
De definitie benadrukt soms een transformerend karakter, maar dit is specifiek voor methoden binnen een kritisch-ideologisch paradigma en niet een algemene eigenschap. Hoewel er gesproken wordt over het gebruik van verschillende "interpretatieve praktijken", komt dit in de praktijk niet altijd voor.
#### 8.1.2 Creswell (2013) - Eigenschappen
* **Aandacht voor rapporteren en communiceren:** Belang voor het perspectief van participanten en de rol van de onderzoeker. Het transformerende karakter is een mogelijkheid.
* **Reflexiviteit:** Benadrukt het belang van de rol van de onderzoeker.
* **"Emerging":** Verwijst naar het iteratieve karakter, waarbij fasen opnieuw doorlopen of aangepast kunnen worden.
* **Data-gedreven (inductie) met theoretische sturing (deductie):** Er is een wisselwerking tussen vertrekken vanuit de data en kijken naar de data vanuit de theorie.
#### 8.1.3 Algemene eigenschappen
Niet alle eigenschappen gelden voor elke kwalitatieve studie; de elementen zijn in meer of mindere mate aanwezig.
##### 8.1.3.1 Gegrond in data (inductieve benadering)
Kwalitatief onderzoek start vaak inductief, waarbij data de analyse sturen. Kwalitatieve data-analyse (KDA) is dynamisch; nieuwe gegevens kunnen de insteek bijstellen. Echter, niet het hele proces is inductief; er kan ook deductief vanuit theorie naar data gekeken worden.
##### 8.1.3.2 Context is cruciaal
Het denken en handelen van mensen wordt beïnvloed door persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten. Kwalitatief onderzoek focust op beleving en ervaring, waarbij context van groot belang is voor het begrijpen van het perspectief van de participant.
##### 8.1.3.3 De mens als intentioneel en betekenisverlenend wezen
* **Emic perspectief (insider/bottom-up):** Het perspectief en de woorden van de participant zijn het startpunt. De onderzoeker probeert eigen veronderstellingen uit te schakelen om betekenisgeving te begrijpen.
* **Etic perspectief (outsider/top-down):** Bestaande theorie of hypothese is het startpunt. Dit gaat meer over algemene principes, los van specifieke context.
In de praktijk is er een wisselwerking tussen emic en etic, maar emic blijft het uitgangspunt.
##### 8.1.3.4 Taal als sleutel
Taal is cruciaal voor betekenisgeving, vormt ons en construeert onze werkelijkheid. Het is ruim interpreteerbaar, meerduidig en een belangrijke context voor elk onderzoek. In kwalitatief onderzoek wordt vaak een narratieve benadering gebruikt, zowel inhoudelijk als structureel.
##### 8.1.3.5 Onderzoek in naturalistische contexten
De onderzoeker moet de leefwereld van participanten leren kennen. Immersion (onderdompeling in de leefwereld) en participerende observatie zijn methoden om dit te bereiken. Het aannemen van een emic perspectief en het benaderen van het onderzoeksthema als een naïeve observator bevordert dieper inzicht.
##### 8.1.3.6 Nadruk op rijke beschrijvingen (thick description)
Een volledige en diepgaande beschrijving van het onderzoeksproces, de context en de resultaten, inclusief ervaringen, emoties en betekenissen. Dit geeft de lezer inzicht in de concrete situatie en maakt resultaten tastbaar.
##### 8.1.3.7 Belang van de rol van de onderzoeker
De onderzoeker is een mede-actor en beïnvloedt het onderzoek. Essentieel zijn bewustzijn van eigen invloed, open benadering van de belevingswereld, reflexiviteit (bewuste analyse van eigen rol en invloed), bracketing (eigen veronderstellingen tussen haakjes plaatsen), en het creëren van een sfeer van vertrouwen en veiligheid.
### 8.2 Kwalitatief en kwantitatief onderzoek: verenigbaar of niet?
Hoewel er duidelijke verschillen zijn, is het onderscheid niet altijd absoluut en lopen beide benaderingen soms in elkaar over.
#### 8.2.1 Gelijkenissen
Gemeenschappelijke doelen zijn onder meer datareductie, het beantwoorden van onderzoeksvragen, het relateren van data-analyse aan literatuur, het blootleggen en begrijpen van variatie, het vermijden van bewuste vertekening en het belang van transparantie.
#### 8.2.2 Complementariteit
Er zijn twee brede standpunten:
* **Principieel standpunt:** Problematiseert het samengaan vanwege fundamenteel verschillende wetenschapsfilosofische uitgangspunten en methoden.
* **Pragmatisch standpunt:** Gaat ervan uit dat beide methoden aanvullend kunnen zijn, afhankelijk van de onderzoeksvragen. Dit leidt tot mixed-method benaderingen.
### 8.3 Wetenschapsfilosofische achtergrond van kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek benadrukt de rol van de socioculturele en talige context, in tegenstelling tot een dominante kwantitatieve, cognitieve benadering die de mens als machine metafoor hanteert.
#### 8.3.1 Twee denkwijzen
* **Wilhelm Dilthey:** Onderscheid tussen geesteswetenschappen (begrijpen, sociaal-historisch) en natuurwetenschappen (verklaren, wetmatig).
* **Jerome Bruner:** Onderscheid tussen de **paradigmatische/logisch-wetenschappelijke** modaliteit (objectieve, deterministische wereld) en de **narratieve** modaliteit (geconstrueerde wereld, betekenisverlening). Psychologie bevindt zich in het spanningsveld tussen deze twee, waarbij de grens niet absoluut is.
#### 8.3.2 Wetenschapsfilosofische assumpties en paradigma's
Wetenschap is niet neutraal en vertrekt vanuit aannames over de aard van de werkelijkheid, kennisverwerving en de relatie tussen onderzoeker en studieobject. Deze aannames opereren op verschillende niveaus:
* **Ontologie:** Aannames over de aard van de realiteit. Kwalitatief perspectief is vaak relativistisch (realiteit wordt geconstrueerd).
* **Epistemologie:** Aannames over wat kennis is en hoe deze verworven kan worden. Kwalitatief perspectief is subjectivistisch/transactioneel (kennis is contextueel).
* **Methodologie:** Aannames over de te gebruiken onderzoeksmethoden. Kwalitatief perspectief is vaak inductief en flexibel.
* **Axiologie:** Aannames over de rol van waarden van de onderzoeker. Kwalitatief perspectief erkent waarde-geladenheid.
* **Retorisch niveau:** Hoe aannames leiden tot de stijl van rapporteren.
#### 8.3.3 Vier grote paradigma's (naar Ponterotto)
* Positivisme
* Post-positivisme
* (Sociaal)constructivisme-interpretivisme
* Kritisch-ideologisch perspectief
In kwalitatief onderzoek is er vaak een mix van post-positivisme en (sociaal)constructivisme, of expliciet (sociaal)constructivisme. Het dominant kwantitatieve onderzoek in de psychologie wordt niet enkel verklaard door positivisme, maar ook door een "kwantitatieve imperatief" (tendens om kwantitatief te prefereren). Het extreem doortrekken van relativisme leidt tot de paradox dat er niets meer te bestuderen valt door het ontbreken van een gedeelde realiteit. Markus Gabriel pleit voor "nieuw realisme", waarbij er meerdere contexten met realiteitswaarde zijn, in plaats van één enkele wereld.
### 8.4 Het kwalitatieve onderzoeksproces
Het kwalitatieve onderzoeksproces is iteratief en cyclisch, waarbij stappen herhaaldelijk doorlopen en aangepast kunnen worden.
#### 8.4.1 De plaats van theorie en literatuurstudie
Theorie en onderzoek zijn onvermijdelijk verbonden. Verschillende typen theorieën bestaan:
* **Meta-theorieën/grand theories:** Vormen het bredere kader, beïnvloeden methoden, zijn niet makkelijk testbaar.
* **Midden-range theorieën:** Verklaren beperkte domeinen of fenomenen, zijn concreter en testbaar.
* **Publicaties als theorie:** Bestaande literatuur biedt een theoretische context.
Theorie bouwen (inductie) en theorie testen (deductie) zijn beide componenten van het onderzoeksproces. Het lineaire model is een vereenvoudiging; in de praktijk is er een warrig geheel van inductieve en deductieve elementen. "Sensitizing concepts" uit de literatuur geven richting aan het onderzoek.
#### 8.4.2 Een onderzoeksvraag formuleren
Een kwalitatieve onderzoeksvraag is meestal open, flexibel en gericht op inductief onderzoek. Belangrijke eigenschappen zijn:
* **Openheid:** Gericht op het maximaliseren van ruimte voor participanten om hun ervaringen te delen, zonder te sturen of verbanden te insinueren.
* **Flexibiliteit:** Mogelijkheid tot aanpassing doorheen het proces.
* **Heldere focus en bondigheid:** Concreet, maar niet te beperkend.
* **Onderzoekbaarheid:** Haalbaar en zinvol.
De structuur bevat typisch een vraagwoord, de onderzoekseenheid en het fenomeen dat bestudeerd wordt. Er kunnen één of twee hoofdvragen zijn, eventueel aangevuld met subvragen.
Causale taal (bv. "leiden tot", "veroorzaken") wordt in kwalitatieve onderzoeksvragen vermeden, tenzij er sprake is van een "proces-theorie" die de complexe samenhang en het "hoe" van een fenomeen wil begrijpen. Causaliteit wordt vaak als een "contradictio in terminis" beschouwd in kwalitatief onderzoek, dat meer gericht is op betekenisgeving en context.
Haalbaarheid (tijd, geld, vaardigheden, beschikbaarheid participanten) en ethische aspecten (mogelijke nadelige effecten) zijn cruciaal bij het formuleren van een onderzoeksvraag.
#### 8.4.3 De steekproef (sampling)
Kwalitatieve steekproeven zijn gericht op relevantie voor het conceptueel kader en de onderzoeksvraag, analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid. Ze zijn meestal klein en doelgericht (purposive sampling).
* **Analytische generaliseerbaarheid:** De overtuigingskracht van de theorieopbouw op basis van data.
* **Transfereerbaarheid:** De mate waarin bevindingen vertaald kunnen worden naar andere groepen of situaties, ondersteund door "thick description".
Homogeniteit (gemeenschappelijke ervaringen) zorgt voor diepgang, terwijl heterogeniteit (verschillen) inzicht geeft in factoren die variatie verklaren. Een balans tussen beide is essentieel.
**Flexibiliteit** is een kenmerk; sequentieel steekproeftrekken past de selectiecriteria aan op basis van verkregen bevindingen. De steekproefgrootte is doorgaans kleiner dan in kwantitatief onderzoek, maar moet groot genoeg zijn voor "saturatie" (geen nieuwe inzichten meer).
**Technieken van steekproefselectie:**
* **Convenience/opportunistic sampling:** Gemakkelijke toegang, maar beperkte generalisatie.
* **Purposive sampling:** Doelgericht, met diverse specifieke technieken zoals:
* Extreme of afwijkende case sampling
* Typische case sampling
* Kritische case sampling
* Maximale variatie sampling
* Homogene sampling
* Doelgerichte random sampling
* Gestratificeerde doelgerichte sampling
* **Theoretische sampling:** Specifiek gericht op theorie-opbouw, sequentieel, typisch bij Grounded Theory.
* **Sneeuwbal of chain referral sampling:** Voor moeilijk bereikbare populaties.
#### 8.4.4 Dataverzameling
De belevings- of ervaringsperspectieven staan centraal, met methoden zoals interviews, participerende observatie en documenten/beelden.
* **Interviews:** Variërend van ongestructureerd tot semi-gestructureerd, met een focus op de percepties, ervaringen en betekenisgevingen van de participant. Een interviewguide ondersteunt, maar mag niet rigide zijn. Actief luisteren, neutrale vragen stellen en doorvragen zijn cruciaal. De impact van de onderzoeker is een belangrijk aspect.
* **Participanten observatie:** Onderzoeker dompelt zich onder in de leefwereld van participanten om hun gedrag in alledaagse omgevingen te beschrijven. Dit leidt tot inzicht in sociale contexten en interacties. De rol van de onderzoeker kan actief of passief zijn. "Field notes" zijn essentieel.
* **Documenten en beelden:** Gebruikt wanneer directe bevraging of observatie niet mogelijk is. Ze bieden inzicht in ervaringen in specifieke contexten en tijdsperioden. Kwaliteitscriteria zoals authenticiteit en betrouwbaarheid zijn belangrijk. Methodetriangulatie met interviews kan de validiteit verhogen.
* **Transcriptie:** Letterlijk uitschrijven van verzamelde data om systematische analyse mogelijk te maken.
#### 8.4.5 Kwalitatieve onderzoeksmethoden en data-analyse
Kwalitatieve data-analyse (KDA) is een interpretatief proces dat zich afspeelt in wisselwerking met dataverzameling, sampling en de onderzoeksvraag.
##### 8.4.5.1 Benaderingen voor data-analyse
* **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA):** Focust op de unieke betekenissen van een specifieke groep mensen die eenzelfde ervaring delen. Het is een ideografische methode met kleine, vaak homogene samples en diepte-interviews. Kenmerkend is de vierstappenanalyse van de transcripten.
* **Grounded Theory (GT):** Een inductieve benadering gericht op theorievorming over complexe processen. Data-analyse en dataverzameling lopen door elkaar. Het coderen (line-by-line, focused coding) en het gebruik van memo's vormen de kern. Theoretische sampling is essentieel voor theorieontwikkeling.
* **Thematische Analyse (TA):** Een relatief neutrale en flexibele methode die zoekt naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens. Het proces omvat het coderen van data, het groeperen van codes onder thema's, het ordenen en definiëren van thema's, en het uitschrijven van de resultatensectie.
##### 8.4.5.2 Coderen als sleutelproces
Coderen is het proces van het toekennen van samenvattende benamingen aan stukjes tekst. Codes kunnen ontstaan uit de woorden van participanten ("in vivo codes") of uit theoretische termen ("constructed codes"). Memo's dienen als tussentijdse bedenkingen en inzichten van de onderzoeker. Computerprogramma's ondersteunen het proces, maar de interpretatie blijft de taak van de onderzoeker.
##### 8.4.5.3 Co-creatie
Een samenwerkingsvorm waarbij diverse actoren gezamenlijk een uitdaging aangaan, vaak begeleid door een procesbegeleider en gericht op het vinden van oplossingen. Het "double diamond model" beschrijft de analyse- en oplossingsfasen.
---
Hier is een samenvatting van "Methodologische benaderingen in kwalitatief onderzoek", gebaseerd op de verstrekte tekst (pagina's 52-57).
Kwalitatief onderzoek omvat diverse benaderingen voor data-analyse, waarbij de interpretatie van rijk, ongestructureerd materiaal centraal staat om complexe fenomenen te begrijpen.
### 8.1 Introductie tot kwalitatieve data-analyse
Kwalitatief onderzoek wordt soms ten onrechte beschouwd als tendentieus, niet-valide of gebaseerd op ongegronde opinies. Echter, net als kwantitatief onderzoek, is het een systematische methode gericht op het waarborgen van de kwaliteit van de resultaten. Het biedt een hoog niveau van ecologische validiteit, wat betekent dat de onderzoeksresultaten de alledaagse werkelijkheid beter weerspiegelen dan vaak het geval is bij kwantitatief onderzoek, dat meer neigt naar labosituaties.
Kwalitatieve onderzoekers vereisen specifieke vaardigheden:
* **Sociale, communicatieve en organisatorische vaardigheden:** Essentieel voor interviews, actief luisteren, het "lezen" van non-verbale communicatie en het efficiënt inplannen van dataverzameling.
* **Hoge creativiteit:** Nodig voor het omgaan met het iteratieve proces, onzekerheden en het bespreekbaar maken van gevoelige onderwerpen.
* **Uitstekende schrijfvaardigheden en rijke taal:** Om de complexe sociale en psychologische leefwereld accuraat weer te geven en de lezer volledig te laten inleven in de bevindingen.
### 8.2 Data-analyse in kwalitatief onderzoek: benaderingen, kwaliteit en rapporteren
Data-analyse in kwalitatief onderzoek is een proces van interpretatie van een grote hoeveelheid ongestructureerde data. Dit proces is tijdsintensief, maar essentieel om tot dieper inzicht te komen en conclusies te trekken die de ruwe data overstijgen.
#### 8.2.1 Wisselwerking tussen data-analyse en andere onderzoeksfasen
Data-analyse staat in constante wisselwerking met dataverzameling, sampling en de onderzoeksvraag. Deze fasen beïnvloeden elkaar voortdurend. Tijdens de analyse kan bijvoorbeeld duidelijk worden of er meer data verzameld moet worden of dat de onderzoeksvragen moeten worden geherformuleerd, wat een kenmerk is van de flexibiliteit in kwalitatief onderzoek. De interpretatie van menselijke interactie is een directe bron van informatie, waarbij de onderzoeker de betekenisverlening van de participant probeert te begrijpen en te beschrijven. Coderen, een veelgebruikte techniek, kan echter kritiek krijgen vanwege mogelijke fragmentatie en decontextualisering van de data.
#### 8.2.2 Kenmerken van benaderingen voor data-analyse
Het kernaspect van kwalitatieve data-analyse is interpretatie. De onderzoeker moet de rijkdom van de data benutten zonder deze te reduceren, wat een "aantrekkelijke overlast" kan zijn. Data-analyse helpt bij het sorteren van deze data in zinvolle en verwante categorieën, het ontdekken van belangrijke thema's en patronen, en het beantwoorden van de onderzoeksvragen.
* **Iteratief proces:** Dataverzameling en -analyse volgen elkaar herhaaldelijk op, met een continu samenspel tussen beide.
* **Constant comparatief analyseren:** Nieuwe data wordt continu vergeleken met data uit eerdere stadia om inzichten te vormen, aan te passen, te bevestigen of te verwerpen. Er wordt gezocht naar verklaringen voor verschillen en gelijkenissen in ervaringen.
* **Subjectiviteit van de onderzoeker:** De interpretaties van de onderzoeker zijn cruciaal, wat het belang van reflexiviteit onderstreept. Onderzoektriangulatie, waarbij meerdere onderzoekers de data analyseren, kan bijdragen aan een bredere en diepere interpretatie.
#### 8.2.3 Veelgebruikte methoden voor data-analyse
Er zijn verschillende methoden voor data-analyse in kwalitatief onderzoek, elk met een eigen perspectief op de werkelijkheid:
1. **Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA)**
* **Achtergrond:** Beïnvloed door symbolisch interactionisme en fenomenologie. Stelt dat individuen betekenis verlenen aan hun ervaringen en dat de subjectief beleefde wereld de enige werkelijke wereld is.
* **Centrale concepten:** Leefwereld als vertrekpunt, reflexiviteit (bracketing van eigen aannames), anti-reductionistische benadering, en dubbele hermeneutiek (interpretatie van de interpretatie van de participant).
* **Werkwijze:** Gericht op complexe fenomenen en unieke betekenissen van specifieke groepen. Gebruikt kleine, vaak homogene samples en diepte-interviews. De analyse omvat het verkennen van onderwerpen in een case, het in verband brengen van thema's, het herhalen van dit proces voor nieuwe cases, en het uitschrijven van de analyse. Een kenmerkende stap is het volledig behandelen van één case alvorens door te gaan naar de volgende.
2. **Grounded Theory (GT)**
* **Achtergrond:** Ontstaan als reactie op de kloof tussen theorie en onderzoek, met als doel theorievorming direct uit de data te laten voortkomen. Sterk beïnvloed door symbolisch interactionisme.
* **Werkwijze:** Een systematische en cyclische benadering die zich richt op het ontwikkelen van theorieën over complexe processen. Dataverzameling en -analyse lopen continu door elkaar. Er wordt gewerkt met line-by-line coding, focused coding (vorming van categorieën) en het gebruik van memo's om het denkproces vast te leggen. Theoretische sampling, waarbij nieuwe participanten worden gezocht op basis van de gegenereerde inzichten, is een essentieel onderdeel. Het streven is naar "fit" tussen de data en de ontwikkelde theorie, en naar "theoretical saturation".
3. **Thematische Analyse (TA)**
* **Achtergrond:** Een relatief neutrale en flexibele benadering die niet strikt gebonden is aan een specifieke theorie, maar wel een interpretatief proces inhoudt.
* **Werkwijze:** Zoekt naar gemeenschappelijke thema's in kwalitatieve gegevens door eerst codes toe te kennen aan fragmenten van de data, en deze vervolgens te groeperen onder thema's van hogere orde. Dit proces omvat zes fasen: data leren kennen, data coderen, codes groeperen onder thema's, thema's ordenen en definiëren, thema's verder verfijnen, en de thema's uitschrijven. De analyse is erop gericht een samenhangend verhaal te vertellen dat de onderzoeksvraag beantwoordt en bijdraagt aan bestaande literatuur.
#### 8.2.4 Coderen als sleutelproces
Coderen is een cruciaal onderdeel van de data-analyse, waarbij stukjes tekst (na transcriptie) worden samengevat met behulp van codes. Deze codes kunnen "in vivo" (direct uit de woorden van de participant) of "constructed" (theoretische termen) zijn. Coderen helpt bij het identificeren van samenhang, structuur en terugkerende thema's, en vergemakkelijkt het maken van vergelijkingen. Computerprogramma's kunnen ondersteuning bieden bij het verwerken van data, maar de interpretatie blijft de verantwoordelijkheid van de onderzoeker.
#### 8.2.5 Co-creatie in onderzoek
Co-creatie is een samenwerkingsvorm waarbij verschillende actoren actief bijdragen aan het oplossen van een gemeenschappelijke uitdaging. Dit proces is gestructureerd maar open, vaak begeleid door een procesleider, en niet lineair. Het Double Diamond model, met een analyse-fase gevolgd door een oplossings- of creatiefase, kan hierbij van toepassing zijn.
---
> **Tip:** Bij het bestuderen van deze methodologische benaderingen is het cruciaal om de wetenschapsfilosofische achtergrond (ontologie, epistemologie, axiologie) die aan elke benadering ten grondslag ligt, te begrijpen. Dit helpt om de onderliggende aannames en de rationale achter de specifieke analysemethoden te doorgronden.
> **Tip:** Oefen met het identificeren van de kernkenmerken van IPA, GT en TA. Denk na over hoe de onderzoeksvraag, de steekproef en de dataverzamelingsmethoden de keuze voor een specifieke analysemethode beïnvloeden, en vice versa.
> **Tip:** Besteed aandacht aan de rol van reflexiviteit gedurende het hele analyseproces. De onderzoeker is geen neutrale observator, maar een actief interpreet wiens eigen achtergrond en aannames de analyse onvermijdelijk beïnvloeden. Het bewustzijn hiervan is essentieel voor de kwaliteit van het onderzoek.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Emic perspectief | Dit is een insider- of bottom-up perspectief, waarbij het perspectief en de woorden van de participant het startpunt vormen van het onderzoek. De onderzoeker probeert eigen veronderstellingen uit te schakelen en laat ruimte voor de betekenis die mensen aan ervaringen geven om fenomenen te begrijpen. |
| Etic perspectief | Dit is een outsider- of top-downperspectief, waarbij een bestaande theorie of hypothese het startpunt is. De onderzoeker gaat na of deze toepasbaar is bij een nieuwe populatie en richt zich meer op algemene principes, los van een specifieke culturele context. |
| Gesitueerde activiteit | Kwalitatief onderzoek wordt beschouwd als een gesitueerde activiteit, wat betekent dat het gericht is op kennis die geworteld is binnen een specifieke context. Deze context speelt altijd een belangrijke rol in het onderzoeksproces. |
| Inductieve benadering | Bij een inductieve benadering start het onderzoek vanuit de data. De verzamelde gegevens sturen en bepalen de verdere analyse, de te nemen beslissingen en de uiteindelijke conclusies. Dit proces is dynamisch en kan worden bijgesteld door nieuwe gegevens. |
| Deductieve benadering | Een deductieve benadering start vanuit een bestaande theorie. Deze theorie wordt gebruikt om hypothesen af te leiden, die vervolgens worden geoperationaliseerd en getoetst aan de hand van empirisch onderzoek. Dit wordt vaak geassocieerd met kwantitatief onderzoek. |
| Naturalistische setting | Kwalitatief onderzoek vindt plaats in een naturalistische setting, wat betekent dat onderzoekers vertrekken vanuit de data zelf en deze bestuderen met behulp van diverse interpretatieve methoden. De focus ligt op de natuurlijke omgeving waarin het fenomeen zich voordoet. |
| Reflexiviteit | Reflexiviteit verwijst naar het belang van de rol van de onderzoeker en impliceert een bewuste analyse van de eigen rol en invloed gedurende het gehele onderzoeksproces. Het gaat om het erkennen van de subjectieve implicaties die de onderzoeker meebrengt. |
| Thick description (Rijke beschrijving) | Een rijke beschrijving is een volledige en diepgaande beschrijving van het onderzoeksproces, de context en de resultaten. Het omvat gedetailleerde beschrijvingen van conceptuele structuren, betekenissen, ervaringen, emoties en de contextuele gegevens, waardoor de lezer inzicht krijgt in de concrete situatie van de deelnemers. |
| Ontologie | Ontologie zijn de aannames over de aard van de realiteit en wat we daarvan kunnen kennen. In een kwalitatief perspectief wordt de realiteit vaak gezien als iets dat actief door mensen wordt geconstrueerd (relativisme). |
| Epistemologie | Epistemologie zijn de aannames over wat geldt als kennis en hoe men die kan verwerven. Het gaat over de aard, oorsprong, voorwaarden en reikwijdte van kennis, en de relatie tussen de onderzoeker en de participant. Kennis wordt hierbij vaak als contextueel beschouwd. |
| Axiologie | Axiologie zijn de aannames over de rol en invloed van de waarden van de onderzoeker in het onderzoek. Het erkent dat de onderzoeker waarden inbrengt en dat onderzoek inherent waarde-geladen is. |
| Paradigma | Een paradigma is een samenhangend kader van meerdere denkwijzen en aannames die richting geven aan hoe wetenschappers naar de werkelijkheid kijken, hoe ze denken dat kennis verworven kan worden en hoe ze zichzelf daarin situeren. |
| Term | Definitie |
| Onderzoeksvraag | Een vraag die het doel van een studie duidelijk maakt en de richting aangeeft voor het verzamelen en analyseren van gegevens. In kwalitatief onderzoek is deze vraag doorgaans open, flexibel en gericht op het verkennen van betekenissen en ervaringen. |
| Kwalitatief onderzoek | Een onderzoeksbenadering die zich richt op het begrijpen van de diepere betekenissen, ervaringen en perspectieven van individuen binnen hun natuurlijke context. Het maakt gebruik van interpretatieve methoden om complexe fenomenen te bestuderen. |
| Iteratief karakter | Het cyclische en herhalende karakter van het kwalitatieve onderzoeksproces, waarbij stappen opnieuw doorlopen of aangepast kunnen worden op basis van nieuwe inzichten die tijdens het onderzoek ontstaan. Dit staat in contrast met een lineair proces. |
| Sensitizing concepts | Concepten die voortkomen uit de literatuurstudie en de onderzoeker richting geven bij het focussen op bepaalde aspecten van het onderzoeksonderwerp. Ze bieden een kader, maar zijn niet zo strikt als hypothesen. |
| Generaliseerbaarheid | De mate waarin uitspraken die op basis van onderzoek zijn gedaan, kunnen worden toegepast op een grotere groep of een breder fenomeen dan de specifiek onderzochte steekproef. In kwalitatief onderzoek wordt analytische generaliseerbaarheid en transfereerbaarheid nagestreefd. |
| Transfereerbaarheid | De mate waarin de bevindingen van een kwalitatief onderzoek kunnen worden toegepast op andere groepen mensen of situaties. Dit wordt bevorderd door een gedetailleerde "thick description" van de onderzochte context. |
| Analytische generaliseerbaarheid | De mate waarin men op basis van de data en analyses tot theorieopbouw kan komen, waarbij bijzonderheden worden verbonden aan bredere constructen of theorieën. Dit is vooral relevant bij kwalitatief onderzoek en wordt bereikt door inductieve analyse gecombineerd met bevestigende evidentie. |
| Convenience/Opportunistic Sampling | Een methode van steekproefselectie waarbij mensen worden geselecteerd die relatief eenvoudig te bereiken zijn. Hoewel praktisch, is deze methode problematisch voor generalisatie en leidt tot minder betrouwbare conclusies omdat er geen bewuste selectie plaatsvindt. |
| Formele of statistische generalisatie | De generalisatie die plaatsvindt op basis van grotere steekproeven waarbij representativiteit cruciaal is. Dit gebeurt via probability sampling (random sampling) uit een geïdentificeerde populatie en is kenmerkend voor de nomothetische/kwantitatieve benadering. |
| Homogeniteit (in steekproef) | Het principe waarbij deelnemers in een steekproef een gemeenschappelijke ervaring delen. Dit bevordert de diepgang van het onderzoek en maakt het mogelijk om dieper in te gaan op specifieke thema's, wat met name belangrijk is bij focusgroepen. |
| Kwalitatief interview | Een vorm van informatieverzameling waarbij de interviewer respondenten bevraagt op basis van een onderzoeksvraag. De interviewer geeft ruimte aan participanten om uit te weiden in hun eigen woorden over hun ervaren feiten, beleving en betekenisgeving, met als doel de leefwereld van de respondenten te begrijpen. |
| Mixed-method benadering | Een onderzoeksbenadering die een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve methoden in één studie toepast, waarbij de twee benaderingen elkaar aanvullen. |
| Iteratief proces | Een onderzoeksproces dat niet lineair, maar cyclisch of herhalend is. Verschillende stappen kunnen opnieuw doorlopen of aangepast worden in functie van wat er tijdens het onderzoek naar voren komt, waardoor eerdere stappen beïnvloed kunnen worden. |
| Purposive sampling | Een doelgerichte methode van steekproefselectie waarbij specifieke individuen worden geselecteerd die kunnen bijdragen aan het onderzoek, gebaseerd op vooraf bepaalde criteria die relevant zijn voor de onderzoeksvraag. |
| Saturatie (datasaturatie/theoretische saturatie) | Het punt in kwalitatief onderzoek waarop de onderzoeker voldoende inzicht heeft in de belangrijkste concepten en hun verbanden, en geen nieuwe inzichten meer kan verwerven uit de verzamelde data. Dit duidt op de omvang van de steekproef. |
| Onderzoek | De handeling van het onderzoeken, met als doel door de verzameling van gegevens tot een oplossing voor een bepaald probleem te komen, of gezamenlijke nasporing betreffende een zaak. |
| Insider perspectief (Emic perspectief) | Het perspectief en de woorden van de participant zijn het startpunt van het onderzoek; de onderzoeker probeert eigen veronderstellingen of theoretische kennis uit te schakelen en laat ruimte om de betekenis die mensen aan ervaringen geven, aan bod te laten komen. |
| Outsider perspectief (Etic perspectief) | Een bestaande theorie of hypothese is het startpunt; de onderzoeker kan dan nagaan of die ook toepasbaar is bij een nieuwe populatie en gaat meer over algemene principes, los van een specifieke culturele context. |
| Context | De persoonlijke, sociale en maatschappelijke kenmerken die het denken en handelen van mensen beïnvloeden, en die voor elk individu een unieke combinatie vormen. |
| Taal als sleutel | Taal is cruciaal voor de mens om betekenis te verlenen, wordt gevormd door taal en construeert onze werkelijkheid via taal, en heeft een fundamentele invloed op onze ervaring van de werkelijkheid. |
| Immersion | Het proces waarbij de onderzoeker als het ware binnenstapt in het alledaagse leven van de participanten om inzicht te verwerven in hoe mensen hun wereld begrijpen en construeren. |
| Literatuurstudie | Het proces van het nagaan wat er reeds bekend is over een bepaald onderwerp in de bestaande literatuur, om zo het onderzoeksonderwerp te verfijnen, onderzoeksvragen te formuleren en gaten in de kennis te detecteren. |
| Participanten | De individuen die deelnemen aan het onderzoek en wiens perspectieven, ervaringen en betekenisgevingen centraal staan in de analyse. |
| Context is cruciaal | De erkenning dat menselijk denken en handelen sterk beïnvloed wordt door persoonlijke, sociale en maatschappelijke kenmerken. Kwalitatief onderzoek focust op de beleving van mensen, waarbij de context van groot belang is voor begrip. |
| Rijken beschrijving (Thick description) | Een volledige en diepgaande beschrijving van het onderzoeksproces, de context en de resultaten. Dit omvat conceptuele structuren, betekenissen, ervaringen, emoties en biografische, historische, situationele en relationele gegevens, waardoor de lezer een gedetailleerd inzicht krijgt in de situatie van de deelnemers. |