Cover
Jetzt kostenlos starten Hoofdstuk 5.pdf
Summary
# Het alternatieve kritische paradigma
Dit deel introduceert het alternatieve kritische paradigma dat de nadruk legt op macht en machtsongelijkheid binnen communicatieprocessen, in tegenstelling tot functionalistische benaderingen, en grotendeels is geworteld in een marxistisch kader [2](#page=2).
### 1.1 Marxistische benaderingen
De marxistische benaderingen, geïnspireerd door Karl Marx (1818-1883), beschouwen het arbeidsproces als centraal voor sociaal-economische organisatie, inclusief de media-industrie en de inhoud die zij voortbrengt [3](#page=3).
#### 1.1.1 Basiselementen van het traditioneel marxisme
Centraal in traditionele marxistische modellen staan de volgende concepten:
* **Productiemiddelen**: Grondstoffen, kapitaal, en arbeidsmiddelen zoals gereedschap en machines [3](#page=3).
* **Arbeidskrachten**: De mentale en fysieke mogelijkheden van personen die worden ingezet om gebruikswaarde voort te brengen [3](#page=3).
* **Productiekrachten**: De productiemiddelen die door menselijke arbeid worden omgezet en ingezet in het productieproces [3](#page=3).
* **Productiewijze**: De manier waarop het productieproces sociaal en economisch is georganiseerd, wat specifieke productieverhoudingen inhoudt. In het kapitalisme bezit een kleine groep de productiemiddelen, terwijl de meerderheid enkel over arbeidskracht beschikt [3](#page=3).
* **Vervreemding (Alienatie)**: De arbeider raakt vervreemd van zijn werk, omdat het niet langer zijn menselijkheid of menselijke relaties met anderen uitdrukt [4](#page=4).
* **Meerwaarde (Surpluswaarde)**: Er wordt meer waarde gecreëerd dan het loon dat de arbeider ontvangt. Een deel van de dag werkt de arbeider 'gratis', wat leidt tot meerwaarde die in winst wordt omgezet [4](#page=4).
* **Klassenstrijd**: De kapitalistische productiewijze impliceert een structureel, antagonistische en exploitieve verhouding tussen kapitalisten (bourgeoisie) en arbeiders (proletariaat) [4](#page=4).
> **Tip:** De kapitalistische organisatievorm is dynamisch, contradictorisch en contextafhankelijk gedreven door de zoektocht naar surplus voor kapitaalsaccumulatie [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.1.2 Onderbouw en bovenbouw
Het **onderbouw-bovenbouwmodel** (substructuur-superstructuur) is een kernconcept:
* **Onderbouw (Substructuur)**: De economische basis van de maatschappelijke organisatie, gevormd door specifieke productieverhoudingen [5](#page=5).
* **Bovenbouw (Superstructuur)**: Processen en instellingen die niet direct gerelateerd zijn aan de economische basis, zoals politiek, recht, religie, familie, cultuur en media. Deze omvat een politiek-juridisch niveau en een ideologisch niveau [5](#page=5).
* Juridische en politieke instituties die de heersende productierelaties weerspiegelen [5](#page=5).
* Vormen van bewustzijn die een specifieke klassenvisie uitdrukken [5](#page=5).
* Politieke en culturele praktijken waarin economische basisconflicten worden uitgevochten [5](#page=5).
> **Tip:** Volgens Marx zijn de ideeën van de heersende klasse in elke periode de heersende ideeën, omdat de heersende materiële klasse ook de heersende intellectuele klasse is. De controle over de middelen voor materiële productie impliceert controle over de middelen voor mentale productie, waardoor de ideeën van de ondergeschikte klassen hieraan onderworpen zijn [6](#page=6).
* **Ideologie**: Speelt een cruciale rol als verbinding tussen onder- en bovenbouw. Het is een georganiseerd geloofssysteem of waardenstelsel dat via communicatieprocessen wordt verspreid en versterkt door middel van representatiestrategieën. Kennis over de samenleving wordt gevormd conform de ideeën, waarden en belangen van heersende klassen en gereproduceerd door instituties, waaronder de media. Het sociale zijn bepaalt het bewustzijn, wat leidt tot **vals bewustzijn** waarin maatschappelijke ongelijkheid als natuurlijk wordt ervaren [6](#page=6) [7](#page=7).
> **Tip:** Hoewel de onderbouw als primair wordt gezien, is de relatie complex. Vulgair-marxistische analyses schrijven de determinerende kracht volledig toe aan de onderbouw, wat leidt tot economisch reductionisme. Meer genuanceerde benaderingen erkennen een wisselwerking en zekere autonomie van de bovenbouw, waarbij de onderbouw grenzen en voorwaarden stelt, maar maatschappelijke organisatie dynamisch is [7](#page=7).
#### 1.1.3 Media vanuit marxistisch perspectief
Het onderbouw-bovenbouwmodel biedt invalshoeken voor media-analyses:
* **Economische organisatie**: Wie de media bezit en controleert, beslist over toegang tot en deelname aan het maatschappelijk debat. Vragen over de relatie tussen mediabezit en culturele inhoud zijn relevant, zoals geïllustreerd door het media-imperium van Silvio Berlusconi [8](#page=8).
* **Ideologische rol**: Ongelijke sociale relaties dragen bij aan hoe de samenleving in media-inhouden wordt gerepresenteerd. De dominantie van bepaalde economische en politieke belangen kan leiden tot een eenzijdige berichtgeving en legitimering van de status quo [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** De berichtgeving over massavernietigingswapens in Irak in 2002-2003 volgde grotendeels het discours van economische en politieke belangen in de VS en het VK, terwijl kritische stemmen ondervertegenwoordigd waren [9](#page=9).
* **Manufacturing Consent**: Herman en Chomsky betogen dat media de waarden en ideeën van machtige sociale actoren legitimeren en propaganda gebruiken om publieke acceptatie te creëren [9](#page=9).
* **Power Elite**: C. Wright Mills en Ralph Miliband beschreven hoe een "power elite" van kapitalisten, hoge staatsambtenaren en mediabaronnen via media de belangen van een dominante klasse vertegenwoordigt. Er is een vervaging van grenzen tussen deze machtscentra, en media spelen een rol in het reproduceren, legitimeren en naturaliseren van elite-macht [10](#page=10) [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Het News of the World-schandaal in het Verenigd Koninkrijk toonde de verwevenheid van politieke, economische en mediamacht aan, waarbij journalisten, mediabaronnen, premiers en politieambtenaren deel uitmaakten van netwerken die mogelijk agenda's op eigen belangen afstemden [10](#page=10).
#### 1.1.4 Kritieken op marxistische benaderingen
De belangrijkste kritieken zijn:
* **Economisme en economisch determinisme/reductionisme**: De neiging om alleen economische relaties centraal te stellen en alle andere maatschappelijke factoren (zoals geslacht, leeftijd, ras) hieraan ondergeschikt te maken. Dit leidt tot de opvatting dat media en cultuur slechts een afspiegeling of afgeleide zijn van de economische onderbouw [11](#page=11).
* **Rigiditeit**: Marxistische analyses worden soms als te rigide beschouwd om de complexiteit van media- en communicatieprocessen, met name in het digitale tijdperk, volledig te omvatten [11](#page=11).
* **Complottheorieën**: Sommige analyses neigen naar complottheorieën, waarbij elites via propaganda het publiek 'brainwashen', en laten weinig ruimte voor processen waarin macht wordt aangevochten, zoals bij de Panama Papers of sociale media die misstanden aan de kaak stellen [12](#page=12).
> **Tip:** Theoretische stromingen geïnspireerd door het marxisme passen de modellen aan door opnieuw nadruk te leggen op contradicties en dynamiek binnen kapitalistische systemen. Het is echter cruciaal om Marx' centrale ideeën over de relatie tussen basisconflicten en het functioneren van kapitalistische organisaties niet zomaar te verwerpen [12](#page=12).
---
# Kritische theorie en de Frankfurter Schule
De Frankfurter Schule analyseerde media en culturele processen vanuit een marxistisch geïnspireerd kritisch theoretisch kader, met specifieke aandacht voor de cultuurindustrie en de teloorgang van de publieke sfeer [13](#page=13).
### 2.1 Origine en onderzoeksprogramma
De Frankfurter Schule vindt zijn oorsprong in het Institut für Sozialforschung in Frankfurt, opgericht in 1923. Veel van haar leden, waaronder Joodse academici, emigreerden in de jaren 1930 naar de VS als gevolg van het opkomende fascisme en nazisme. De theoretici, actief in diverse disciplines zoals filosofie, kunsttheorie en mediatheorie, werden sterk beïnvloed door het marxisme. Dit bood een kader om het opkomende fordisme, gekenmerkt door massaproductie afgestemd op massaconsumptie, en de ontwikkeling van de consumptiemaatschappij te analyseren [13](#page=13).
Hun onderzoek was multidisciplinair en gericht op het opbouwen van een algemene theorie over dominante maatschappelijke tendensen. Deze tendensen werden als fundamenteel contradictorisch en antagonistisch ervaren. De kern van hun benadering was een expliciet normatieve kritische theorie, die menselijke basiswaarden zoals vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid en zelfontplooiing afzette tegenover de actuele maatschappelijke trends. Media, bijvoorbeeld, professeren de vrijheid van het individu, maar opereren zodanig dat ze deze waarden ondermijnen door het individu te binden aan voorgeschreven attitudes, gedachten en koopgewoonten [13](#page=13).
Hieruit vloeide een sociale kritiek voort gericht op emancipatie en bevrijding, met name van de arbeidersklasse, teneinde een vrije en rechtvaardige samenleving te realiseren. De oorspronkelijke beloften van de Verlichting waren immers niet ingelost. De ratio, hoewel efficiënt aangewend, leidde niet tot een vrije samenleving, maar tot onderdrukking en manipulatie. Dit fenomeen wordt beschreven als de dialectiek van de verlichting, waarbij middelen weliswaar rationeel worden ingezet, maar de onderliggende doelstellingen irrationeel worden. Winstbejag, eigenbelang, economische exploitatie en politieke dominantie werden geïdentificeerd als oorzaken van deze zelfvernietiging van de verlichting, waarbij de rol van media en cultuur centraal stond in deze analyse [14](#page=14).
### 2.2 De culturele dimensie en het functioneren van de cultuurindustrie
De Frankfurter Schule hechtte grote waarde aan traditionele kunstvormen, die als "hoge cultuur" werden beschouwd en een eigen integriteit en inherente waarde bezaten die niet door elites voor machtsdoeleinden kon worden misbruikt. Deze cultuurvormen stimuleerden onafhankelijk denken en konden kritiek leveren op het destructieve karakter van de kapitalistische samenleving. De opkomst van massacultuur, ook wel populaire cultuur genoemd, die kunstvormen reproduceert en misbruikt, droeg echter bij aan de degeneratie van kritiek en maatschappelijk debat [14](#page=14).
In hun werk *Dialektik der Aufklärung* introduceerden Adorno en Horkheimer het begrip **cultuurindustrie**. Dit begrip werd gebruikt om de misleidende democratische connotaties van "massacultuur" te bekrachtigen en kritiek te uiten op de **commodificatie** of vermarkting van cultuur. Commodificatie verwijst naar de transformatie van culturele expressies met artistieke waarde in loutere handelswaar, waarbij de ruilwaarde primeert. Industrialiseringsprocessen, zoals kapitaalinvesteringen en gemechaniseerde productietechnieken, werden toegepast op culturele sectoren, wat commodificatie intensifieerde. Dit leidde tot een verlies van de capaciteit van kunst als utopische kritiek; de verlichting had niet geleid tot bevrijding, maar tot onderdrukking en manipulatie. Massacultuur werd zo gezien als cultuur die door machtscentra wordt gebruikt om de massa te domineren, in plaats van cultuur *van* de massa [15](#page=15) .
De cultuurindustrie viseert specifiek film, radio, populaire muziek en reclame, en benadrukt de paradoxale link tussen cultuur en industrie. Productie binnen de cultuurindustrie wordt bepaald door ruilwaarde en dient als instrument en reflectie van het kapitalisme. Cultuur wordt niet langer spontaan en bottom-up gecreëerd, maar top-down opgelegd. Het wordt een systeem dat gestuurd wordt door een "ijzeren ritme" van de industrie, wat resulteert in gestandaardiseerde en voorspelbare producten [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** De Fast & Furious-filmreeks wordt aangehaald als voorbeeld van standaardisatie in de filmindustrie [15](#page=15).
Entertainment illustreert de alomtegenwoordigheid van dit industriële ritme. Mensen consumeren media-entertainment om te ontsnappen aan afstompend werk, maar werken in feite voort tijdens hun vrije tijd. Het geformatteerde en uniforme entertainmentaanbod, doorspekt met reclame, elimineert individueel denken en lijkt op werken aan een lopende band. Er is geen verschil tussen de cultuurindustrie en de traditionele industrie van consumentengoederen; beide streven naar massaproductie en winst [15](#page=15).
De rol van media is volgens deze cultuurpessimistische benadering gericht op het aanpassen van de massa aan heersende maatschappelijke verhoudingen; media hebben een ideologische functie. De behoeften van consumenten worden vals gecreëerd door de cultuurindustrie via reclame, die schoonheid, geluk en verlangen associeert met consumptiegoederen. Deze consumptie remt kritisch en spontaan denken af. Producten van de cultuurindustrie worden zuivere waren, louter entertainment, en middelen om het industriële productieproces te ontvluchten. Populaire cultuur zelf is gedetermineerd door mechanisering, wat leidt tot een "eenheidsworst". Het individu is een illusie en verdwijnt in het collectieve, resulterend in pseudo-individualiteit [17](#page=17).
> **Voorbeeld:** De commercial van Pepsi-cola met de aria "L'amour est un oiseau rebelle" uit Bizet's *Carmen*, gezongen door Beyoncé, illustreert de commodificatie van kunst. De hoge box office-cijfers van franchises zoals *Avatar* en *Avengers* suggereren een uniform en gestandaardiseerd aanbod, ondanks variatie in verhaallijnen. De berichtgeving over de Brexit in Britse kranten, waarbij focus op verkoopcijfers via simplismen en leugens mogelijk was, wordt ook als voorbeeld genoemd [18](#page=18).
Kunst, als uitzonderlijke vorm van individuele creativiteit, staat eveneens onder druk door commodificatie, verlies van autonomie, intrinsieke waarde en het vermogen tot utopische kritiek. Niet alle theoretici deelden dit pessimisme; Walter Benjamin zag technologische reproduceerbaarheid als een democratisering van kunst door het verlies van het "aura" [17](#page=17) [18](#page=18).
### 2.3 De politieke dimensie en de teloorgang van de publieke sfeer
Jürgen Habermas, een andere denker geassocieerd met de Frankfurter Schule, onderzocht de evolutie van de **publieke sfeer**. Voor de industriële revolutie werd macht vertegenwoordigd door feodale heersers, een "representatieve publieke sfeer" waarbij het gewone volk slechts toeschouwer was. Het publieke en de publieke opinie bestonden nog niet [19](#page=19) [20](#page=20).
In de achttiende eeuw, met de opkomst van de burgerij en de Verlichting, ontstond een verandering. De burgerij eiste vertegenwoordiging en de publieke sfeer kreeg een ander karakter. Tussen de staatsautoriteit en het privé-huishouden ontstond een ruimte die Habermas de **bourgeois publieke sfeer** noemde. Deze sfeer manifesteerde zich eerst cultureel, via de ontwikkeling van regels, zeden en gewoonten eigen aan de bourgeoisie. Literatuur en magazines waren essentieel in het afbakeningsproces van dit nieuwe culturele publiek, waarbij romans de interpersoonlijke levens en concerns van de burgerij onderzochten [20](#page=20) [21](#page=21).
> **Voorbeeld:** Romans van Jane Austen worden genoemd als illustratie van de interacties binnen de negentiende-eeuwse Britse bourgeoiscultuur [22](#page=22).
De **politieke publieke ruimte** ontstond in dezelfde periode. Industrialisering, liberalisme, parlementaire democratie en de ontwikkeling van de pers leidden tot nieuwe machtsverdelingen. Politieke overtuigingen borrelden op uit de private sfeer en werden bediscussieerd in de publieke sfeer. De publieke sfeer werd gedefinieerd als een autonome ruimte tussen staat en samenleving waar de publieke opinie gevormd wordt. Sleutelelementen waren de toegang voor alle burgers, grondwettelijke vrijheden (meningsuiting, pers), en de vrijheid en gelijkheid van individuen. Via open debat, rationele discussie en gericht op consensus, konden burgers de staatsactiviteiten bespreken en controleren vanuit het algemeen belang. Media, met name de pers, speelden een cruciale rol als forum voor dit debat en de verspreiding van verschillende, evenwichtige meningen [22](#page=22).
> **Tip:** Vraag jezelf af of dit concept van de publieke sfeer heden ten dage nog van toepassing is en welke sleutelelementen ontbreken.
Deze burgerlijke publieke sfeer en de rol van de pers als forum gedijden echter slechts kort. Na de vestiging van liberale democratieën raakte de burgerlijke openbaarheid in verval. In de massamaatschappij gingen diverse sociale groepen hun private belangen behartigen via de staat. De scheiding tussen staat en samenleving, en tussen publiek en privaat, brokkelde af. De publieke sfeer raakte vertroebeld door een concurrentie van private belangen in plaats van rationele discussie voor het algemeen belang [23](#page=23).
De cultuur van kritische discussie maakte plaats voor een consumptiecultuur. Massamedia leidden tot de terugtrekking van mensen in de private sfeer, waardoor deelname aan het publieke leven verminderde. Media berichtten voornamelijk over individuele belangen (human interest), waardoor het algemeen belang niet langer de prioriteit was. Rationaliteit verdween naar de achtergrond ten gunste van individualisme en emotionaliteit. De pers werd afhankelijk van reclame en gericht op verkoop, wat de politieke discussiefunctie verving door een commerciële, manipulatieve functie. Publieke opinie werd gemanaged en gemanipuleerd door spindoctors, in plaats van spontaan en geïnformeerd te groeien [23](#page=23).
> **Voorbeeld:** De berichtgeving over de Brexit wordt aangehaald, waarbij vooral tabloids zouden inspelen op emoties door simplistische voorstellingen en leugens, zoals de foute bewering over de wekelijkse EU-bijdrage van 350 miljoen pond. Zelfs de BBC wordt bekritiseerd voor het onvoldoende corrigeren van propaganda of onwaarheden in naam van evenwichtige representatie [23](#page=23) [24](#page=24).
De publieke sfeer werd een loze begrip, een schijnvertoning waarbij politiek meer ging om voorkomen dan om inhoud, vergelijkbaar met de representatieve publieke sfeer. De publieke sfeer werd geherfeodaliseerd. Grote organisaties streven naar politieke compromissen met de staat, terwijl ze de publieke sfeer uitsluiten, maar wel zorgen voor schijnbare openheid via plebiscietaire steun. Het algemene belang en de gewone burger worden buiten spel gezet [24](#page=24).
Volgens Herbert Marcuse zijn mensen, geconditioneerd en gemanipuleerd tot eendimensionaal denken, hier mede schuldig aan, omdat er geen ruimte is voor kritische reflectie of controle op de staat. Media indoctrineren en manipuleren, bevorderen een valse bewustzijn dat immuun is voor zijn eigen valsheid, wat leidt tot een patroon van eendimensionaal denken en gedrag. In de kapitalistische maatschappij vormen productie, consumptie, cultuur en denken deel van een systeem gedefinieerd door heersende machtsstructuren, waaraan individuen zich conformeren. Consumentenkapitalisme integreert individuen door dominant denken en gedrag over te nemen, waardoor vrijheid en individualiteit verloren gaan (de "one-dimensional man"). Massamedia bepalen hoe mensen over de samenleving denken, verlammen kritisch denken en ontnemen het zicht op maatschappelijke alternatieven [24](#page=24) [25](#page=25).
### 2.4 Kritieken
Het pessimisme van de Frankfurter Schule is onderhevig aan kritiek. Net als andere marxistische benaderingen, wordt het bekritiseerd om zijn inherente economisme, reductionisme en determinisme. Latere theorievorming, zoals de politieke economie van communicatie, nuanceerde dit door te wijzen op de complexiteit en ambivalenties van de kapitalistische organisatie en cultuurindustrieën. Financiële eigenaars bleken niet de volledige controle te hebben over mediaconsumenten. De nostalgische en geïdealiseerde visie op pre-industriële culturele productie of rationele discussie in achttiende-eeuwse salons wordt eveneens betwist. Het mensbeeld van een gemakkelijk manipuleerbare, passieve massa die gedomineerd wordt door een kleine groep machthebbers, wordt genuanceerd door onderzoek in cultural studies dat actieve interpretatieprocessen en mogelijkheden van tegenmacht identificeert [25](#page=25).
Desondanks blijft de Frankfurter Schule essentieel vanwege haar expliciet pessimistische benadering die andere theoretische scholen sterk heeft geïnspireerd. Scholen zoals de politieke economie van de communicatie en cultural studies, voortkomend uit de kritische theorie, stellen de status quo ter discussie en streven naar sociale verandering. Op basis van wetenschappelijke analyse reflecteren zij op hoe het anders kan en welke alternatieven er bestaan voor de ontwikkeling van massamedia [25](#page=25).
---
# Politieke economie van communicatie
Dit deel beschrijft de kritische politieke economie van communicatie, die is geïnspireerd door marxistische politieke economie en de Frankfurter Schule, en analyseert hoe economische en sociale relaties de productie, distributie en consumptie van communicatiemiddelen vormen, met nadruk op machtsverhoudingen [26](#page=26).
### 3.1 Kritische politieke economie
Politieke economie, een discipline met een lange traditie teruggaand tot Adam Smith en David Ricardo, richt zich in de context van communicatie voornamelijk op de negentiende-eeuwse marxistische politieke economie en het onderbouw-bovenbouwmodel, evenals op neomarxistische benaderingen en de Frankfurter Schule. Het 'kritische' aspect benadrukt de centrale rol van ethische en normatieve vragen, zoals rechtvaardigheid, gelijkheid, emancipatie en democratie, in de analyse van de politieke en economische organisatie van communicatie [26](#page=26).
Onderzoekers in deze traditie bestuderen sinds de jaren 1960 hoe economische en sociale relaties de productie, distributie en consumptie van communicatiemiddelen vormgeven. Hierbij staat macht centraal, uitgaande van het vermoeden van een onevenwichtige machtsverdeling die maatschappelijke ongelijkheid bestendigt. Processen als commodificatie, standaardisering en de ideologische functie van massamedia, zoals geanalyseerd door Adorno en Horkheimer in hun werk over de cultuurindustrie, zijn hierin belangrijk. Tegelijkertijd distantiëren kritische politiek economen zich van te pessimistische en vulgair marxistische analyses die enkel negatieve effecten zien van massacultuur op een passief publiek. Zij beogen een analyse van de specifieke historische omstandigheden en fundamentele contradicties van kapitalistische ontwikkeling [26](#page=26).
> **Tip:** Het onderscheid tussen de bredere traditie van politieke economie en de specifiek op communicatie gerichte kritische politieke economie is belangrijk. De laatste is sterk beïnvloed door marxistische en Frankfurter Schule denkbeelden en legt de focus op machtsverhoudingen en normatieve idealen.
### 3.2 Focus en onderzoeksdomeinen
Voor politiek economen vormen media en communicatieprocessen een integraal onderdeel van het kapitalistische systeem. Hun analyse vertrekt vanuit het marxistische onderbouw-bovenbouwmodel om de relatie tussen de algemene economische structuur, de specificiteit van media- en culturele productie, en de ideologische inhoud van mediaboodschappen te doorgronden [27](#page=27).
De kritische politieke economie onderzoekt hoe de politieke en economische organisatie van media-industrieën de productie van betekenis beïnvloedt. Vervolgens richt het zich op de circulatie en distributie van zowel materiële als symbolische communicatiebronnen, en wie daar toegang toe heeft. Dit omvat ook de gevolgen van de politieke economie van communicatie op de consumptie van mediaboodschappen. Samengevat bestudeert deze school de actoren, factoren en processen in de productie, distributie en consumptie van culturele en mediagoederen, met nadruk op onderliggende machtsverhoudingen en -ongelijkheden [27](#page=27).
Volgens Hardy (2014, p. 9) omvat dit de volgende specifieke onderzoeksgebieden:
* **Functioneren van communicatie-industrieën:** Dit omvat de economische functies van media, zoals de accumulatiefunctie (winstverwerving van mediakapitaal) en de circulatiefunctie (winstverwerving van het totale maatschappelijk kapitaal door ondersteuning van andere sectoren, bv. via reclame). Eigendomsvraagstukken, financiering en ondersteuning van media-instellingen zijn eveneens centraal. Daarnaast wordt gekeken naar de sociale verhoudingen in de organisatie van culturele productie, de arbeidsprocessen en -relaties, en de spanning tussen creatieve autonomie en commerciële belangen. Ook beleid en acties van overheden en andere organisaties die ingrijpen op mediastructuren en -inhoud vallen hieronder [27](#page=27).
* **Invloeden en gevolgen van mediastructuren:** Hierbij wordt gekeken naar hoe verschillende organisatievormen van media (commercieel, publiek, staatsgestuurd) elkaar in de tijd beïnvloeden en veranderen. Structurele invloeden zijn dynamisch en afhankelijk van de politieke, sociale en culturele context. Een voorbeeld hiervan is de concurrentie van online nieuwsmedia voor de klassieke pers, wat impact heeft op reclame-inkomsten en mogelijk leidt tot minder middelen voor buitenlandjournalistiek [28](#page=28).
* **Normatieve evaluatie:** Het complexe samenspel tussen communicatiesystemen en media-inhoud wordt gelinkt aan de bredere maatschappelijke structuur. Centrale vragen betreffen de bijdrage van media aan het versterken of ondermijnen van politieke en sociale ongelijkheid, welke stemmen gehoord worden, hoe mensen, ideeën en waarden gerepresenteerd worden, en de kwaliteit en beschikbaarheid van informatie. Media worden gezien als instrumenten van controle door en voor heersende klassen, en concentratie van media-eigendom kan leiden tot beperking van mediaboodschappen en vervorming van media-inhoud. De politiek-economische traditie gaat ervan uit dat media-industrieën kapitalistische exploitatiemechanismen reproduceren en legitimeren door dominante ideologieën en belangen meer gewicht toe te kennen en een conservatieve, systeembevestigende inhoud te ontwikkelen [28](#page=28).
> **Tip:** De kritische politieke economie van communicatie is niet puur beschrijvend, maar streeft ook naar een normatieve evaluatie en identificatie van ongelijkheden, met als doel deze aan te pakken.
### 3.3 Onderzoeksprogramma
De politieke economie van communicatie onderscheidt zich van de Frankfurter Schule door een kritisch-realistische aanpak die zowel theoretische interpretatie als empirische studie en verificatie van feiten belangrijk acht. De empirische aanvechtbaarheid van de analyses van de Frankfurters, met hun nadruk op totale controle in een dynamisch kapitalistisch systeem, wordt door politiek economen erkend [28](#page=28) [29](#page=29).
Onderzoekers zoals Bernard Miège, Armand Mattelart, Nicholas Garnham en Graham Murdock prefereren de term 'culturele industrieën' boven 'de cultuurindustrie'. Dit suggereert dat cultuur en media niet overal identieke gestandaardiseerde producten voortbrengen en dat verschillende productievormen niet noodzakelijk dezelfde commerciële logica volgen. Ze betogen dat het onderzoeksveld complexer is, met diverse systemen en logica's aan het werk. Bovendien verwerpen zij het nostalgische perspectief van de Frankfurters op pre-industriële culturele productie en erkennen zij de ambivalentie van commodificatie, innovatie, standaardisering en afwijking in dynamische mediasectoren. Ten slotte wijzen zij het lineaire karakter van de analyse van de Frankfurters af; door de volatiliteit van kapitalistische systemen is de penetratie van kapitalistische processen nooit volledig, wat ruimte laat voor contestatie en weerstand in het media- en communicatiedomein. Politiek economen streven naar een niet-reductionistische en genuanceerde analyse van machtsrelaties in mediaproductie, -distributie en -consumptie, met het normatieve doel structurele onevenwichtigheden te identificeren en aan te pakken [29](#page=29).
Volgens Mosco (2010, pp. 28-36) bestaat het onderzoeksprogramma uit vier essentiële componenten:
* **Historische invalshoek:** De politieke economie wenst sociale verandering en historische transformaties te begrijpen, en past dit toe op media en communicatie. Het dynamische karakter van de kapitalistische ontwikkeling wordt onderzocht, waarbij wordt gekeken naar actoren, factoren en processen die mediaproblematieken vormgeven. Een voorbeeld is het succes van de Vlaamse film, waarbij teruggegrepen wordt naar het historische ontwikkelingsproces van een Vlaams filmbeleid en de rol van instanties als het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) in de mondiale filmsector gedomineerd door Hollywood [29](#page=29) [30](#page=30).
> **Example:** Het succes van de Vlaamse film wordt geanalyseerd door te kijken naar de oprichting van het VAF en de context van de mondiale filmsector, om zo de factoren te identificeren die bijdragen aan dit succes [30](#page=30).
* **Sociale totaliteit:** Dit component pleit voor een holistische benadering waarin mediaproblematieken worden gekaderd binnen diverse interagerende processen en dynamieken op politiek, economisch, technologisch, cultureel, historisch en ethisch vlak. Een interdisciplinaire aanpak is wenselijk om de complexe structureel-dialectische relaties te ontrafelen. Het onderzoek probeert empirisch feitenmateriaal te verzamelen en theoretisch te verklaren. Bij de Vlaamse film wordt bijvoorbeeld gekeken naar de omgang met financiële middelen, de opbrengsten en eventuele subsidies, de politieke context van het VAF, de symbiose tussen economische en politieke actoren in Hollywood, en de impact van nieuwe technologieën [30](#page=30) [31](#page=31).
> **Tip:** Een holistische benadering erkent dat mediaproblemen geworteld zijn in een complexe web van onderling verbonden factoren en dynamieken.
* **Morele filosofie:** De politieke economie van communicatie is een sociaal-kritische en humanistische benadering die normen zoals rechtvaardigheid en gelijkheid verdedigt en deze vertaalt naar de mediasfeer (bv. pluriformiteit van meningen, culturele kwaliteit, diversiteit, toegang tot media). Het neemt stelling en engageert zich om misstanden te verbeteren. Bij het voorbeeld van de Vlaamse film wordt gekeken of het succes gepaard gaat met verhoogde kwaliteit of enkel commerciële oriëntatie, of het bijdraagt aan culturele diversiteit, en of beleidsmaatregelen nodig zijn om het succes te beschermen tegen de dominantie van Hollywood [31](#page=31) [32](#page=32).
> **Example:** De analyse van de Vlaamse film wordt afgewogen tegen normen zoals culturele kwaliteit en diversiteit om te beoordelen of het succes breed gedragen is en of beleidsinterventies nodig zijn [32](#page=32).
* **Praxis:** Resultaten van het onderzoek moeten leiden tot praktische vertalingen, waarbij theorie en beschrijving worden aangevuld met voorschriften en alternatieven voor verandering. Het onderzoek moet omgezet worden in actie, bijvoorbeeld door beleidsvoorstellen te lanceren om problemen aan te pakken en machtsonevenwichtigheden recht te trekken. Dit maakt de politieke economie van communicatie een belangrijke traditie in mediabeleidsonderzoek. Voor de Vlaamse film kan dit resulteren in voorstellen ter ondersteuning van economische duurzaamheid en culturele kwaliteit, via investeringskanalen, versterking van bestaande instrumenten, aandacht voor onderwijs, en internationale samenwerkingen [32](#page=32).
### 3.4 Kritieken
Ondanks de brede aanpak wordt de politieke economie van communicatie ook bekritiseerd. Een kritiekpunt is de veronderstelling dat de samenleving maakbaar is en dat veranderingen rationeel bewerkstelligd kunnen worden, terwijl de complexiteit van de werkelijkheid moeilijk te vatten is. Soms vervalt de analyse in een economisch reductionistische verklaring, wat indruist tegen de oorspronkelijke ambitie. Hoewel de politieke economie sterk is in het analyseren van de macropolitiek van macht en de werking van mediabedrijven, ontbreekt vaak de analyse aan de ontvangstzijde en hoe individuen mediaboodschappen aanvaarden [33](#page=33).
Er is soms een te simpele aanname dat machtsconcentratie aan de zenderkant leidt tot beïnvloeding aan de ontvangerskant. Ook wordt kritiek geuit op het complotdenken dat sommige analyses kenmerkt, vergelijkbaar met de pessimistische kijk van Adorno en Horkheimer. De politieke economie zou zich daardoor toch schuldig maken aan wat het wilde vermijden: een niet-genuanceerde analyse die de inherente complexiteit, ambiguïteit en dialectische interacties van media en cultuurindustrieën negeert. Tot slot wordt soms gesteld dat de analyse stagneert bij beschrijving met een moraliserende ondertoon, zonder voldoende concrete alternatieven en prescriptie [33](#page=33).
---
# Cultural studies
Cultural studies is een diverse theoretische benadering die cultuur, ideologie en de interpretatie van mediaboodschappen door actieve ontvangers centraal stelt, en die sterk beïnvloed is door het marxisme [34](#page=34).
### 4.1 Oorsprong en kernconcepten
Cultural studies is ontstaan uit een kritiek op eerdere benaderingen die een elitaire kijk op cultuur hadden en populaire cultuur negeerden. In tegenstelling tot de Frankfurter Schule, die cultuur analyseerde als 'the best that has been thought and said' richt cultural studies zich op de culturele expressies en praktijken van het alledaagse leven [34](#page=34).
Centraal staat het idee dat de ontvanger van media-inhouden niet passief is, maar de mediaboodschap actief interpreteert vanuit zijn of haar eigen context en leefwereld. Dit proces kan niet volledig worden verklaard door traditionele marxistische onderbouw-bovenbouwmodellen; cultural studies kent de bovenbouw een zekere autonomie toe. Om dit te bestuderen, zijn kwalitatieve methoden noodzakelijk [34](#page=34).
De sleutelfiguur in de ontwikkeling van cultural studies is Stuart Hall, wiens *encoding/decoding*-model het uitgangspunt vormt. Dit model stelt dat betekenis in mediateksten wordt geëncodeerd vanuit een specifieke context van productie, en gedecodeerd vanuit de context van de ontvanger [35](#page=35).
#### 4.1.1 Twee paradigma's binnen Cultural Studies
Hall onderscheidde twee paradigma's binnen cultural studies: het structuralistische en het culturalistische paradigma [35](#page=35).
##### 4.1.1.1 Structuralisme
Het structuralistische paradigma bouwt voort op Marx, met een herinterpretatie van het begrip *ideologie* door onder meer Louis Althusser. Ideologie wordt hier niet gezien als vals bewustzijn, maar als een conceptueel kader dat mensen gebruiken om hun bestaansvoorwaarden te interpreteren en zin te geven. Dit werkt impliciet via structuren die als vanzelfsprekend worden ervaren. Media worden gezien als *ideologische staatsapparaten* die onderwerping aan de heersende productieverhoudingen helpen reproduceren [35](#page=35).
* **Mythe (Roland Barthes):** Voortbouwend op semiotiek, onderscheidt Barthes *denotatie* (letterlijke betekenis) en *connotatie* (geassocieerde betekenissen). Het concept *mythe* verbindt deze met een diepere, verborgen ideologie. Mythes zijn waardegeladen ideeën die als natuurlijk lijken, de werkelijkheid een natuurlijke legitimering geven en complexiteit reduceren. Ze transformeren een dynamische geschiedenis in een schijnbaar vaststaande natuur [36](#page=36).
> **Voorbeeld:** Blockbusters zoals *Armageddon* connoteren Amerikaanse superioriteit en heldhaftigheid, waarbij mythes over de VS als wereldredder en de American dream worden verspreid, terwijl pijnlijke realiteiten zoals oorlogsslachtoffers of sociale ongelijkheid worden genegeerd [37](#page=37).
##### 4.1.1.2 Culturalisme
Het culturalistische paradigma, dat in de jaren 1950 ontstond met Britse auteurs als Hoggart, Williams en Thompson, bekritiseert de tegenstelling tussen hoge cultuur en populaire, alledaagse cultuur. Zij stellen alledaagse cultuurvormen als legitiem onderzoeksobject naar voren [38](#page=38).
* **Cultuur als ordinair (Raymond Williams):** Williams definieert cultuur als 'ordinair', wat betekent dat het niet gereduceerd kan worden tot kunst of 'hoge cultuur', maar een 'whole way of life' is waarin iedereen voortdurend ondergedompeld is en waaraan wordt bijgedragen. Cultuur is historisch veranderlijk en continu in transformatie [39](#page=39).
* **History from below (E.P. Thompson):** Thompson analyseerde de vorming van de Britse arbeidersklasse vanuit een 'history from below'-perspectief. Klassen zijn geen vaststaand gegeven, maar een variabel historisch fenomeen dat actief door arbeiders zelf wordt vormgegeven. Individuen ageren reflexief en actief tegen hun sociale omstandigheden [39](#page=39).
* **Hegemonie (Antonio Gramsci):** In plaats van ideologie, verkiezen culturalisten het begrip *hegemonie*. Dit verwijst naar een tijdelijk akkoord of proces waarin een dominante groep probeert betekenissen en praktijken te bestendigen, waarbij andere groepen tot op zekere hoogte meegaan om zin te geven aan hun omgeving. Deze relatie is dynamisch en vereist *consent* (toestemming) van niet-dominante groepen [40](#page=40).
> **Voorbeeld:** Ongelijke beloning van mannen en vrouwen in de BBC of de academische wereld wordt deels verklaard door hegemonische mannelijkheid, waarbij een specifieke invulling van mannelijkheid impliciet door zowel mannen als vrouwen wordt aanvaard (#page=40, 41) [40](#page=40) [41](#page=41).
Hegemonie is niet vaststaand, maar volatiel en vereist voortdurend onderhoud en heronderhandeling. Populaire cultuur is een domein van *ideologische strijd* waar betekenissen worden uitgedaagd en contrahegemonische krachten kunnen ontstaan [41](#page=41) [42](#page=42).
#### 4.1.2 De drie 'lezingen' van Hall
Het *encoding/decoding*-model van Hall onderscheidt drie mogelijke interpretaties van een mediaboodschap:
1. **Dominante, hegemonische of voorkeurslezing:** De ontvanger accepteert de bedoelde boodschap en de bijbehorende ideologieën [43](#page=43).
2. **Onderhandelde lezing:** De ontvanger accepteert de boodschap deels, maar verwerpt deze op bepaalde punten na interne onderhandeling [43](#page=43).
3. **Aberrante of contrahegemonische lezing:** De ontvanger begrijpt de bedoeling van de encodeur, maar verwerpt de voorkeurslezing radicaal [43](#page=43).
### 4.2 Onderzoeksprogramma
Cultural studies focust op cultuur in brede zin, als een *whole way of life*, en stelt vragen over gedeelde sociale betekenissen en hoe we zin geven aan onze omgeving. Taal is hierin geen neutraal medium; betekenis wordt gerepresenteerd en geproduceerd via betekenisgevende praktijken [43](#page=43).
* **Cultureel materialisme:** Cultuur is relatief autonoom en kenmerkt zich door dynamische betekenissen, regels en praktijken. Het brede cultuurbegrip omvat niet alleen klassenvraagstukken, maar ook gender, etniciteit, leeftijd, etc. [44](#page=44).
* **Articulatie:** Dit concept beschrijft de verhoudingen tussen onderdelen van een sociale formatie, die een tijdelijke, contextspecifieke en onvoorspelbare eenheid vormt [44](#page=44).
* **Macht:** Machtsprocessen zijn aanwezig in alle sociale relaties en werken niet alleen dwingend, maar ook beperkend en mogelijkheidgenererend. Onderwerping is een zaak van toestemming en/of strijd, vooral in populaire cultuur. Populaire cultuur is een dynamisch domein van ideologische strijd, waar dominante ideeën worden verspreid, maar waar ook afwijking en uitdaging mogelijk zijn (#page=44, 45) [44](#page=44) [45](#page=45).
* **Tekst:** Dit begrip is breder dan geschreven taal en omvat alle vormen van betekenisvolle artefacten: beelden, geluiden, objecten en activiteiten. Structuralisten lezen culturele producten als teksten om verborgen ideologieën bloot te leggen [45](#page=45).
* **Polysemie:** Teksten zijn *polysemisch*, wat betekent dat er verschillende betekenissen kunnen worden gerealiseerd door lezers. Betekenis wordt geproduceerd in het contact tussen tekst en lezer, waardoor consumptie een moment van betekenisproductie is en betekenis onderhandelbaar is. Het publiek wordt als actiever benaderd [45](#page=45).
* **Methodologie:** Naast tekstuele analyse, gebruikt culturalisme *etnografisch onderzoek* en *receptiestudies*. Etnografisch veldwerk streeft naar een *thick description* van de levende cultuur van mediagebruikers via kwalitatief en interpretatief onderzoek. Receptiestudies erkennen dat betekenis wordt gevormd door het interpretatieve kader van de lezer [45](#page=45).
> **Tip:** De productie en consumptie van mediaboodschappen worden weliswaar als actief en interpretatief gezien, maar in de eerste generatie cultural studies stuurt de communicator het proces nog grotendeels aan tijdens het *encoden*. Polysemie is dus gestructureerd en niet volledig pluralistisch [46](#page=46).
> **Voorbeeld:** Na een bioscoopbezoek kan er consensus zijn over de hoofd Boodschap, maar individuele leden van de groep kunnen de film op verschillende manieren 'lezen' en interpreteren [46](#page=46).
### 4.3 Kritieken
Kritieken op cultural studies zijn divers vanwege de vele invullingen en ontwikkelingen [47](#page=47).
* **Kritiek op het structuralisme:** Te tekstueel en te theoretisch met complex jargon, waardoor empirische analyse ondergesneeuwd raakt [47](#page=47).
* **Kritiek op het culturalisme:** Te gericht op receptie en micropolitics, waardoor achterliggende structuren en instituties die teksten produceren op de achtergrond raken. Een te sterke focus op particularistische micropolitieke macht kan leiden tot een relativistische visie waarbij elke interpretatie anders is en machtsuitoefening door elites ontsnapt. Dit kan leiden tot een romantiserende analyse die de bestaande orde en de kapitalistische organisatie legitimeert in plaats van ter discussie stelt [47](#page=47).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Alternatief kritisch paradigma | Een theoretisch raamwerk binnen de communicatiewetenschap dat zich richt op de rol van macht en machtsongelijkheid in communicatieprocessen, in contrast met functionalistische benaderingen. Dit paradigma vertrekt vaak vanuit een marxistisch kader en benadrukt strijd, verzet en ideologie. |
| Marxistisch kader | Een sociaalwetenschappelijke denkrichting die Karl Marx' ideeën als basis gebruikt voor analyse, met een focus op arbeidsprocessen, economische structuren, klassenstrijd en de relatie tussen materiële omstandigheden en maatschappelijke bewustzijn. |
| Productiemiddelen | De essentiële componenten voor productie, waaronder grondstoffen, kapitaal, gereedschap en machines. In een marxistische analyse vormen deze de basis van economische macht en controle. |
| Arbeidskrachten | De mentale en fysieke capaciteiten van personen die worden ingezet om gebruikswaarde voort te brengen. In de kapitalistische productiewijze worden deze verkocht aan degenen die de productiemiddelen bezitten. |
| Productiekrachten | De gecombineerde middelen, bestaande uit productiemiddelen en arbeidskrachten, die in het productieproces worden ingezet. De efficiëntie en organisatie hiervan zijn cruciaal in economische systemen. |
| Productieverhoudingen | De specifieke relaties die mensen aangaan in het productieproces, met name met betrekking tot het bezit van en de toegang tot productiemiddelen. Deze verhoudingen zijn bepalend voor de sociale klassenstructuur. |
| Vervreemding (aliënatie) | Een concept dat beschrijft hoe arbeiders losgekoppeld raken van hun werk, het eindproduct, mede-arbeiders en hun eigen menselijkheid binnen het kapitalistische productieproces. |
| Surplus (meerwaarde) | Het verschil tussen de waarde die door arbeid wordt gecreëerd en het loon dat aan de arbeider wordt betaald. Dit surplus wordt omgezet in winst voor de kapitalist. |
| Onderbouw (substructuur) | De economische basis van de maatschappij, gevormd door de productiemiddelen en productieverhoudingen. Dit wordt gezien als de fundamentele drijfveer achter maatschappelijke ontwikkelingen. |
| Bovenbouw (superstructuur) | De niet-direct economische aspecten van de samenleving, zoals politiek, recht, religie, cultuur en media. Deze worden traditioneel gezien als beïnvloed of gevormd door de onderbouw. |
| Ideologie | Een georganiseerd geloofssysteem of waardenstelsel dat, vaak via communicatieprocessen, wordt verspreid en bijdraagt aan de vorming van maatschappelijk bewustzijn. In marxistische zin dient het vaak om heersende belangen te bestendigen. |
| Vals bewustzijn | Een toestand waarin individuen, door de invloed van dominante ideologieën, de maatschappelijke ongelijkheid en exploitatie als natuurlijk en vanzelfsprekend ervaren, zonder hun eigen klassenbelangen te herkennen. |
| Vulgaire (neo-)marxistische analyses | Analyses die de determinerende kracht van de economische onderbouw overschatten en de bovenbouw reduceren tot een loutere reflectie ervan, vaak met ahistorische en simplistische verklaringen. |
| Power elite | Een groep machtige individuen, bestaande uit kapitalisten, hoge staatsfunctionarissen en mediabaronnen, die via hun onderlinge verbondenheid en controle over staats- en marktactoren de belangen van een dominante klasse vertegenwoordigen. |
| Manufacturing consent | Een proces waarbij media worden ingezet als instrument om de waarden en ideeën van machtige sociale actoren te legitimeren en publieke acceptatie voor hun acties te creëren, vaak door middel van propaganda. |
| Economisme | Het idee dat economische relaties en productieverhoudingen de enige of meest centrale factoren zijn in wetenschappelijke analyses, waarbij andere maatschappelijke domeinen hieraan worden gereduceerd. |
| Economisch determinisme (reductionisme) | De opvatting dat economische verhoudingen automatisch andere maatschappelijke domeinen (zoals politiek, cultuur) bepalen en dat media en cultuur slechts een afspiegeling zijn van de economische onderbouw. |
| Kritische theorie | Een theoretische benadering die maatschappelijke structuren, fenomenen en ideologieën onderzoekt met als doel sociale kritiek te leveren en emancipatie te bevorderen. Deze theorie is normatief en weegt menselijke basiswaarden af tegenover actuele maatschappelijke trends. |
| Frankfurter Schule | Een invloedrijke theoretische school, geïnspireerd door Karl Marx, die zich richt op de analyse van media en culturele processen. De school onderzocht onder meer de culturele dimensie, de cultuurindustrie en de teloorgang van de publieke sfeer. |
| Marxisme | Een sociaal-politieke en economische theorie die de geschiedenis ziet als een klassenstrijd en pleit voor een klasseloze maatschappij. Het marxisme biedt een theoretisch kader voor het analyseren van economische en maatschappelijke veranderingen. |
| Fordisme | Een economische en maatschappelijke organisatievorm die massaproductie afstemt op massaconsumptie. Dit systeem werd kenmerkend voor het begin van de twintigste eeuw en beïnvloedde de ontwikkeling van de consumptiemaatschappij. |
| Cultuurindustrie | Een concept geïntroduceerd door Adorno en Horkheimer om de commodificatie en vermarkting van cultuur te beschrijven. Het verwijst naar de industriële productie van cultuurproducten (film, muziek, reclame) die gericht zijn op winst en standaardisatie, in plaats van op artistieke waarde of kritische reflectie. |
| Commodificatie (Vermarkting) | Het proces waarbij culturele expressies met een potentiële artistieke waarde worden getransformeerd tot louter verkoops- of handelswaren. Hierbij primeert de ruilwaarde boven de intrinsieke waarde, wat leidt tot de onderdrukking van kritische functies van cultuur. |
| Dialectiek van de verlichting | Een concept dat de zelfvernietiging van de rede en verlichting in de moderne samenleving beschrijft. Middelen worden rationeel ingezet, maar de onderliggende doelstellingen zijn irrationeel geworden, leidend tot onderdrukking en manipulatie in plaats van emancipatie. |
| Hoge cultuur | Traditionele vormen van cultuur en kunst die een eigen integriteit en inherente waarde bezitten. Deze vormen kunnen bijdragen aan onafhankelijk denken en kritiek leveren op kapitalistische structuren. |
| Massacultuur (Populaire cultuur) | Cultuurvormen die massaal worden geproduceerd en geconsumeerd, vaak door middel van de cultuurindustrie. Dit draagt bij aan de degeneratie van kritiek en het ter discussie stellen van maatschappelijke normen. |
| Publieke sfeer | Een concept geïntroduceerd door Jürgen Habermas dat verwijst naar een autonome sociale ruimte tussen staat en samenleving waar publieke opinie wordt gevormd. Oorspronkelijk bedoeld als een plek voor rationele, kritische discussie ten behoeve van het algemeen belang. |
| Bourgeois publieke sfeer | Een historische vorm van openbaarheid die ontstond in de achttiende en negentiende eeuw met de opkomst van de burgerij. Deze sfeer bevond zich tussen de staat en het private huishouden en was cruciaal voor culturele en politieke zelfarticulatie via media als literatuur en tijdschriften. |
| Pseudo-individualiteit | Een concept dat beschrijft hoe individuen in de massamaatschappij een illusie van individualiteit ervaren, terwijl ze in werkelijkheid geconditioneerd en gemanipuleerd worden door de cultuurindustrie. Dit leidt tot een verlies van kritisch denken en autonomie. |
| Eendimensionaal denken | Een patroon van denken en gedrag dat ontstaat door de integratie van individuen in het kapitalistische systeem. Massamedia en de consumptiecultuur bevorderen conformiteit, verlammen kritisch denken en beperken het zicht op maatschappelijke alternatieven. |
| Teloorgang van de publieke sfeer | Het verval van de oorspronkelijke notie van de publieke sfeer, waarbij rationele discussie plaatsmaakt voor concurrentie tussen private belangen en de invloed van massamedia die gericht zijn op commercie en manipulatie. |
| Politieke economie van communicatie | Een academische discipline die onderzoekt hoe economische en sociale krachten de productie, distributie en consumptie van communicatiemiddelen en -inhoud beïnvloeden, met een focus op machtsrelaties en maatschappelijke ongelijkheid. |
| Kritische politieke economie | Een benadering binnen de politieke economie die ethische en normatieve vragen centraal stelt, geïnspireerd door marxistische politieke economie en de Frankfurter Schule, en die de analyse van economische structuren koppelt aan idealen van rechtvaardigheid, gelijkheid, emancipatie en democratie. |
| Onderbouw-bovenbouwmodel | Een concept uit de marxistische theorie dat stelt dat de economische basis (onderbouw) de sociale, politieke en culturele structuren (bovenbouw) bepaalt, waarbij media en communicatie deel uitmaken van de bovenbouw. |
| Commodificatie | Het proces waarbij ideeën, goederen, diensten of sociale relaties worden behandeld als koopwaar, waarbij hun waarde primair wordt bepaald door hun marktpotentieel in plaats van hun intrinsieke waarde of maatschappelijke functie. |
| Standaardisering | Het proces van het uniform maken van producten of diensten, vaak om de efficiëntie te verhogen en kosten te drukken, wat in de context van media kan leiden tot voorspelbare en minder diverse inhoud. |
| Culturele industrieën | Een bredere term, vaak gebruikt door politiek economen als alternatief voor cultuurindustrie, die erkent dat cultuur en media wereldwijd niet uniform zijn en dat verschillende productiesystemen en commerciële logica's aan het werk zijn. |
| Sociale totaliteit | Een holistische benadering in onderzoek die een fenomeen kadert binnen de interactie van diverse politieke, economische, technologische, culturele, historische en ethische dynamieken, om een volledig beeld van de complexiteit te verkrijgen. |
| Normatieve evaluatie | Een proces waarbij een studieobject wordt beoordeeld aan de hand van ethische normen en waarden, zoals rechtvaardigheid en gelijkheid, om de bijdrage ervan aan de samenleving te evalueren en potentiële verbeteringen voor te stellen. |
| Praxis | Het principe dat theoretische kennis moet worden omgezet in praktische actie om maatschappelijke problemen op te lossen, wat binnen de politieke economie van communicatie inhoudt dat onderzoeksresultaten leiden tot beleidsvoorstellen en alternatieven voor verandering. |
| Macropolitics of power | De analyse van macht op een grootschalig niveau, gericht op de structuren en de uitoefening van macht door instituties, organisaties en economische entiteiten die de mediaproductie en -inhoud beïnvloeden. |
| Cultural studies | Een diverse theoretische benadering, beïnvloed door het marxisme, die zich richt op cultuur, ideologie en de actieve interpretatie van mediaboodschappen door ontvangers, in tegenstelling tot eerdere elitaire of reductionistische benaderingen. |
| Structuralisme | Een benadering binnen cultural studies die voortbouwt op het marxisme en ideologie centraal stelt. Het benadrukt hoe taal en ideologie individuen onbewust begrenzen en hoe media fungeren als ideologische staatsapparaten die onderwerping aan de heersende productieverhoudingen reproduceren. |
| Denotatie | Het letterlijke, objectieve niveau van betekenis in een teken of symbool, zonder bijkomende associaties of interpretaties. Het beschrijft wat er letterlijk wordt waargenomen. |
| Connotatie | De bijkomende, geassocieerde of cultureel bepaalde betekenissen die een teken of symbool oproept, naast de letterlijke denotatie. Dit omvat culturele waarden, ideeën en gevoelens. |
| Mythe | Een waardegeladen, impliciet idee dat in een cultuur leeft, tot stand komt door de dominante ideologie en via communicatie als natuurlijk wordt overgedragen. Mythes versimpelen complexiteit en geven de werkelijkheid een ogenschijnlijk natuurlijke legitimering. |
| Culturalisme | Een benadering binnen cultural studies die zich richt op de kritische studie van populaire en alledaagse cultuurvormen. Het verzet zich tegen de tegenstelling tussen hoge cultuur en volkscultuur, en beschouwt cultuur als een "whole way of life" die voortdurend in transformatie is. |
| Hegemonie | Een concept, geïntroduceerd door Gramsci, dat verwijst naar een tijdelijk akkoord of proces waarin een dominante groep probeert bepaalde betekenissen en praktijken te bestendigen en reproduceren, waarbij andere groepen tot op zekere hoogte instemmen om zin te geven aan hun omgeving. Dit proces is dynamisch en kan worden aangevochten. |
| Encoding/decoding-model | Een model van Stuart Hall dat beschrijft hoe mediaboodschappen worden gecreëerd (geëncodeerd) vanuit een specifieke context en vervolgens worden geïnterpreteerd (gedecodeerd) door ontvangers vanuit hun eigen context, wat kan leiden tot verschillende lezingen. |
| Polysemie | De mogelijkheid van een tekst om verschillende betekenissen te genereren, die worden gerealiseerd door lezers die woorden en beelden tot leven brengen. Betekenis wordt geproduceerd in het contact tussen tekst en lezer, waardoor het moment van consumptie een moment van betekenisvolle productie is. |
| Representatie | Het proces waarbij de wereld sociaal wordt geconstrueerd en gerepresenteerd aan onszelf en door onszelf. Dit omvat hoe betekenis wordt geproduceerd door middel van tekens en symbolen in culturele uitingen. |
| Whole way of life | Een breed cultuurbegrip dat verwijst naar alle praktijken, representaties, talen en gewoonten van een specifieke samenleving. Het omvat het alledaagse leven en alle menselijke culturele praktijken en artefacten, en erkent dat cultuur voortdurend in transformatie is. |
| Articulatie | Een concept dat wordt gebruikt om de verhoudingen tussen verschillende onderdelen van een sociale formatie te theoretiseren. Het impliceert dat een formatie een tijdelijke, contextspecifieke en grotendeels onvoorspelbare eenheid vormt. |
| Contrahegemonisch | Verwijst naar ideeën, praktijken of groepen die zich verzetten tegen de dominante ideologie of hegemonie. Het vertegenwoordigt de mogelijkheid tot uitdaging van de status quo en de formatie van tegenbewegingen. |
| Interpretatiekader | Het geheel van kennis, ervaringen, waarden en overtuigingen dat een individu gebruikt om mediaboodschappen te begrijpen en te interpreteren. Dit kader beïnvloedt de betekenis die aan een boodschap wordt toegekend. |
| Micropolitics of power | De nadruk op de machtsverhoudingen op individueel niveau, waarbij de ontvanger van mediaboodschappen actief en contextafhankelijk interpreteert, in plaats van passief te zijn. |
| Dominante, hegemonische of voorkeurslezing | De interpretatie van een mediaboodschap die het meest overeenkomt met de bedoelde betekenis of ideologie van de maker, en die breed wordt geaccepteerd binnen de dominante cultuur. |
| Onderhandelde lezing | Een interpretatie van een mediaboodschap waarbij de ontvanger de bedoelde boodschap deels accepteert, maar op bepaalde punten afwijst of aanpast na een proces van onderhandeling met de tekst en eigen interpretatiekader. |
| Aberrante of contrahegemonische lezing | Een interpretatie van een mediaboodschap waarin de ontvanger de bedoelde boodschap wel begrijpt, maar deze volledig verwerpt en zich ertegen afzet, mogelijk als gevolg van een kritische houding ten opzichte van de dominante ideologie. |
| Cultural turn | Een theoretische verschuiving binnen de sociale wetenschappen, en met name binnen cultural studies, die de focus verlegt van economische of politieke structuren naar cultuur, betekenisgeving en representatie als centrale elementen van sociale analyse. |