Cover
Jetzt kostenlos starten de algemene systeemtheorie.docx
Summary
# Introductie tot de systeemtheorie en de algemene systeemtheorie
Introductie tot de systeemtheorie en de algemene systeemtheorie
Dit gedeelte introduceert de kernconcepten van systeemtheorie, met de nadruk op de wisselwerking tussen individuen en hun context, en de historische ontwikkeling van systeemtheoretische benaderingen, inclusief de algemene systeemtheorie (AST).
## 1. Systeemtheorie: kernconcepten en historische context
### 1.1 Definitie en focus van systeemtheorie
Een systeem wordt gedefinieerd als een samenstel van elementen die als geheel functioneren door de onderlinge afhankelijkheid van deze elementen. Vanuit de systeemtheorie ligt de aandacht op:
* De wisselwerking tussen een persoon en zijn sociale context.
* Interpersoonlijke processen, naast continue aandacht voor het individu en diens innerlijke processen.
* Het leren zien en herkennen van systeemeigenschappen van interacties die bepalend zijn voor de wisselwerking en de samenhang tussen gedragingen van mensen.
* De voortdurende invloed van actuele omstandigheden en interactieprocessen.
### 1.2 Historische ontwikkeling in hulpverlening
Pas halverwege de 20e eeuw ontstond er aandacht voor het gezin in de hulpverlening. Gezinsleden werden meer betrokken bij therapie, waardoor er oog kwam voor interacties binnen het gezin. Men zocht in andere wetenschappen naar concepten om deze interacties te begrijpen, wat leidde tot de ontwikkeling van systeemtheorieën en systeemtherapie. Tijdens de jaren '60 en '70 werden diverse systeemtheorieën ontwikkeld, die allen uitgaan van de basisassumptie dat de mens pas begrepen kan worden in de context van zijn relaties.
### 1.3 Indeling van systeemtheorieën
Systeemtheorieën kunnen worden ingedeeld in moderne en postmoderne stromingen:
* **Moderne systeemtheorieën**: Zoals de algemene systeemtheorie en de structurele benadering. Deze bieden een kader en richting, maar stimuleren ook kritisch buiten dit kader te kijken. Ze gaan uit van verlichtingsideeën rond maakbaarheid, de mogelijkheid van objectieve kennis van de realiteit en het bestaan van één waarheid.
* **Postmoderne systeemtheorieën**: Zoals narratieve therapie en de oplossingsgerichte benadering. Deze gaan in tegen denken in termen van waarheden en objectiviteit. Ze benadrukken de veelheid aan perspectieven en invalshoeken, en gaan uit van sociaal constructivisme, waarbij de werkelijkheid geconstrueerd wordt op basis van betekenisgeving aan ervaringen.
### 1.4 Grenzen in en rond systemen
Een systeem is sprake van indien het in zekere mate is afgegrensd van de omgeving.
* **Open systeem**: Staat in relatie tot de omgeving. Sociale systemen zijn per definitie open, maar de mate van openheid van de buitengrenzen kan sterk variëren.
* **Gesloten systeem**: Staat niet in relatie tot de omgeving; de omgeving heeft geen invloed.
## 2. De algemene systeemtheorie (AST)
### 2.1 Inleiding en oorsprong
De algemene systeemtheorie (AST) werd in de jaren '40 ontwikkeld door bioloog Ludwig Von Bertalanffy als reactie op de mechanistische visie die levende organismen reduceerde tot hun elementen. De AST beschouwt organismen als georganiseerde gehelen, waarbij het geheel meer is dan de som van de delen. Deze theorie werd later verbreed tot een benadering die in alle wetenschappen toepasbaar is.
### 2.2 Centrale uitgangspunten van de AST
* **Het geheel is meer dan de som van de delen (niet-optelbaarheid of meer-dan-optelbaarheid)**: Een systeem heeft een eigen karakter dat niet te herleiden is tot de eigenschappen van de individuele delen. Dit staat bekend als gestaltwaarneming. Begeleiders dienen zich bewust te zijn van deze systeemeigenschappen die interacties bepalen.
* **Totaliteit of systeemsamenhang**: De delen binnen een systeem zijn van elkaar afhankelijk. Een verandering in één deel heeft een weerslag op het hele systeem en alle andere delen. Begeleiders moeten zich bewust zijn van de impact van veranderingen op het gehele systeem.
* **Gedragsbepaling door het systeem**: Het systeem bepaalt in belangrijke mate het gedrag van individuen. Afhankelijk van het systeem zal een individu zich anders gedragen.
* **Herhaling en patronen**: Herhaling is kenmerkend voor een systeem. Wanneer gedragingen zich herhalen, vormen ze patronen. Geïnstalleerde patronen kunnen de gedragsmogelijkheden beperken.
* **Redundantie**: Veel informatie binnen een systeem is overbodig omdat het zichzelf herhaalt en past binnen reeds bekende patronen.
* **Zelfhandhaving en overleven**: Systemen passen zich aan hun omgeving aan om te overleven. Ze streven naar stabiliteit en het voortbestaan als systeem, terwijl ze ook moeten voldoen aan de eisen van verandering.
* **Homeostase (meegroeiend evenwicht)**: Systemen streven naar een evenwicht dat meegroeit met de tijd of gebeurtenissen, zonder het evenwicht te verliezen. Gezinnen bouwen feedbackmechanismen op om gewoonten te beschermen of te herstellen bij veranderingen.
### 2.3 Begrippen: informatie en redundantie
* **Informatie**: De voortdurende stroom van verbale en non-verbale, bewuste en onbewuste signalen die mensen uitzenden. Systemen functioneren door informatie-uitwisseling tussen hun delen. Informatie kan van buitenaf of van binnenuit komen.
* **Redundantie**: Informatie die overbodig wordt omdat ze zichzelf herhaalt en past binnen een gekend patroon.
### 2.4 Homeostase en feedback
* **Homeostase**: Het meegroeiende evenwicht dat een systeem nastreeft. Het systeem verandert mee met externe factoren, zonder het evenwicht te verliezen.
* **Feedback**: Het proces van informatieverwerking waarbij de informatiestroom in cirkels verloopt en er voortdurend berichten worden uitgewisseld binnen het systeem en met de omgeving.
* **Positieve feedback**: Gericht op systeemverandering, waardoor een bestaande systeemnorm wordt losgelaten. Het daagt de homeostase uit en leidt tot het herstellen van een vernieuwd evenwicht.
* **Negatieve feedback**: Gericht op het tegengaan van veranderingen en het bestendigen van de huidige situatie. Het helpt het evenwicht te behouden, hoewel een gezinsysteem idealiter een evenwicht heeft dat meegroeit.
### 2.5 Causale modellen
* **Circulaire causaliteit**: Het ene fenomeen veroorzaakt het andere, dat weer het eerste veroorzaakt, in een cyclus zonder begin of einde. Oorzaak en gevolg zijn onderling verbonden.
* **Lineaire causaliteit**: Eén verschijnsel wordt verklaard door één of meer oorzaken die losstaan van het gevolg. A veroorzaakt B.
* **Interpunctie**: In een circulaire interactiereeks kan elke betrokkene het startpunt van gedrag elders leggen, wat leidt tot verschillende gevolgen.
### 2.6 Equifinaliteit en de betekenis van het symptoom
* **Equifinaliteit**: Het verschijnsel dat een zelfde eindresultaat kan worden bereikt vanuit verschillende begintoestanden, en dat één begintoestand tot verschillende eindresultaten kan leiden. Toegepast op gezinnen betekent dit dat we voorzichtig moeten zijn met het trekken van snelle conclusies of het maken van voorspellingen over gedrag, en oog moeten houden voor alle mogelijke oorzaken en gevolgen.
* **Betekenis van het symptoom**: Een symptoom kan een beschermende functie hebben voor het voortbestaan van het systeem, doordat het de echte problemen maskeert.
### 2.7 Totaliteit
Totaliteit verwijst naar de samenhang binnen een systeem, waarbij een verandering in één deel invloed heeft op het gehele systeem.
---
# Grenzen, typen systeemtheorieën en sociaal constructivisme
Dit onderdeel verkent de concepten van systeemgrenzen, de indeling van systeemtheorieën in moderne en postmoderne stromingen, en de principes van sociaal constructivisme.
### 2.1 Systeemgrenzen: open en gesloten systemen
Een systeem wordt gedefinieerd door de aanwezigheid van grenzen die het scheiden van zijn omgeving. De mate waarin een systeem in relatie staat tot zijn omgeving bepaalt of het een open of een gesloten systeem is.
#### 2.1.1 Open systemen
Een open systeem staat in constante relatie met zijn omgeving. Sociale systemen, zoals gezinnen, zijn per definitie altijd open systemen. Dit betekent dat er uitwisseling plaatsvindt tussen het systeem en de buitenwereld. De mate van openheid kan echter sterk variëren. Factoren zoals ruimtelijke isolatie of bewuste keuzes voor sociaal isolement (bijvoorbeeld in een klooster) kunnen de uitwisseling met de omgeving beperken, maar heffen deze niet op.
#### 2.1.2 Gesloten systemen
Een gesloten systeem staat niet in relatie tot zijn omgeving. De omgeving heeft geen enkele invloed op wat er binnen een gesloten systeem gebeurt. In de praktijk zijn puur gesloten systemen zeldzaam, vooral in de sociale context.
### 2.2 Indeling van systeemtheorieën: modern versus postmodern
Systeemtheorieën kunnen worden ingedeeld in moderne en postmoderne stromingen, die verschillende uitgangspunten en visies op kennis en werkelijkheid hanteren.
#### 2.2.1 Moderne systeemtheorieën
Moderne systeemtheorieën, zoals de algemene systeemtheorie en de structurele benadering, bieden een kader en richting voor het begrijpen van systemen. Ze gaan ervan uit dat er een objectieve kennis van de werkelijkheid mogelijk is en dat er één waarheid of werkelijkheid bestaat. Deze stromingen omarmen ideeën rond maakbaarheid en het bestaan van objectieve waarheden.
> **Tip:** Hoewel moderne systeemtheorieën waardevolle kaders bieden, is het belangrijk om ook buiten deze kaders te durven kijken en de complexiteit van systemen volledig te erkennen.
#### 2.2.2 Postmoderne systeemtheorieën
Postmoderne theorieën, zoals narratieve therapie en de oplossingsgerichte benadering, zetten zich af tegen het denken in termen van absolute waarheden en objectiviteit. Ze benadrukken de veelheid aan perspectieven, verschillende invalshoeken en theorieën. Volgens deze stromingen kan men geen objectieve waarheid of kennis achterhalen.
### 2.3 Sociaal constructivisme
Het sociaal constructivisme stelt dat de werkelijkheid wordt geconstrueerd. Wanneer wij iets meemaken, waarnemen, voelen of denken, construeren we hierover betekenis en reageren we op de interpretatie die we aan de situatie of ervaring geven. De nadruk ligt op de subjectieve betekenisgeving en de rol van sociale interactie in het vormgeven van onze realiteit.
### 2.4 De algemene systeemtheorie (AST)
De algemene systeemtheorie (AST), ontwikkeld door Ludwig Von Bertalanffy, biedt een raamwerk voor het begrijpen van organismen en systemen in bredere zin, als alternatief voor de mechanistische visie.
#### 2.4.1 Historische context en kernprincipes
Vroege benaderingen richtten zich voornamelijk op het individu en zijn waarneembaar gedrag. Vanaf de jaren '50 ontstond er meer aandacht voor de context en de invloed van de omgeving op het gedrag. Systeemtheorieën benadrukken dat probleemgedrag het resultaat is van interactie en dat het gedrag wordt uitgelokt en beïnvloed door de omgeving en de reacties van anderen. De AST stelt dat een systeem meer is dan de som van zijn delen (niet-optelbaarheid) en dat de delen van elkaar afhankelijk zijn (totaliteit/systeemsamenhang). Veranderingen in een deel beïnvloeden het hele systeem.
#### 2.4.2 Belangrijke AST-concepten
* **Niet-optelbaarheid/Meer dan optelbaarheid:** Een systeem heeft een eigen karakter dat niet te herleiden is tot de eigenschappen van de individuele delen.
* **Totaliteit/Systeemsamenhang:** De delen van een systeem zijn van elkaar afhankelijk. Een verandering in één deel heeft invloed op het gehele systeem.
* **Gedragsbepaling door het systeem:** Het systeem waarin een individu zich bevindt, bepaalt in belangrijke mate diens gedrag.
* **Herhaling en patronen:** Herkenbare gedragingen die zich herhalen vormen patronen binnen een systeem. Geïnstalleerde patronen beperken de gedragsmogelijkheden.
* **Redundantie:** Informatie die zich herhaalt en binnen een bekend patroon past, wordt als overbodig beschouwd.
* **Homeostase:** De neiging van een systeem om zichzelf te handhaven en te blijven voortbestaan, wat streven naar een meegroeiend evenwicht inhoudt. Systemen passen zich aan hun omgeving aan om te overleven.
* **Feedback:** Het proces van informatieverwerking waarbij informatiestromen in cirkels verlopen en berichten worden uitgewisseld.
* **Positieve feedback:** Gericht op verandering, het loslaten van systeemnormen en het uitdagen van de homeostase, leidend tot herstel van een vernieuwd evenwicht.
* **Negatieve feedback:** Gericht op het tegengaan van veranderingen en het bestendigen van de bestaande situatie.
#### 2.4.3 Causaliteit en betekenis
* **Circulaire causaliteit:** De ene gebeurtenis veroorzaakt de andere, die op zijn beurt weer de eerste veroorzaakt, in een eindeloze cyclus zonder duidelijk begin of einde. Oorzaak en gevolg zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
* **Lineaire causaliteit:** Een verschijnsel wordt verklaard door een of meerdere oorzaken die losstaan van het gevolg.
* **Interpunctie:** In een circulaire interactiereeks kan elke betrokkene het startpunt van het gedrag ergens anders leggen, met variërende gevolgen.
* **Equifinaliteit:** Het principe dat eenzelfde eindresultaat kan worden bereikt vanuit verschillende begintoestanden, en dat één begintoestand tot verschillende eindresultaten kan leiden. Dit benadrukt de noodzaak om niet te snel conclusies te trekken en oog te hebben voor alle mogelijke oorzaken en gevolgen.
* **Betekenis van het symptoom:** Een symptoom kan een beschermende functie hebben door het voortbestaan van het systeem te verzekeren, terwijl de onderliggende problemen gemaskeerd worden door de symptoomdrager.
---
# Kernprincipes en begrippen van de algemene systeemtheorie
De algemene systeemtheorie (AST) biedt een kader om de complexiteit van menselijke interacties en sociale systemen te begrijpen, door te focussen op de onderlinge afhankelijkheid van elementen en de totaliteit van het systeem.
### 3.1 De algemene systeemtheorie (AST)
De algemene systeemtheorie werd in de jaren veertig ontwikkeld door bioloog Ludwig Von Bertalanffy als een reactie op de mechanistische visie, die organismen reduceerde tot een som van hun delen. Von Bertalanffy stelde daarentegen dat een organisme een georganiseerd geheel is, een *gestalt*, waarbij het geheel meer is dan de som van de delen. Later verbreedde hij deze theorie naar een algemene benadering die toepasbaar is in alle wetenschappen. De kernassumptie is dat de mens pas werkelijk begrepen kan worden in de context van zijn relaties.
#### 3.1.1 Belangrijkste uitgangspunten van de AST
De AST hanteert een aantal fundamentele principes die essentieel zijn voor het begrijpen van systemen:
* **Niet-optelbaarheid (het geheel is meer dan de som van de delen)**: Een systeem heeft een eigen karakter dat niet te herleiden is tot de eigenschappen van de individuele delen. Systeemeigenschappen bepalen mede de interacties binnen het systeem.
> **Tip:** Als begeleider is het cruciaal om je bewust te zijn van deze systeemeigenschappen in bijvoorbeeld een gezin, omdat deze de interacties tussen de gezinsleden sturen.
* **Totaliteit of systeemsamenhang**: De delen binnen een systeem zijn van elkaar afhankelijk. Een verandering in één deel van het systeem heeft een weerslag op alle andere delen en het systeem als geheel.
> **Tip:** Wees je ervan bewust dat elke door jou veroorzaakte verandering bij één gezinslid impact zal hebben op het hele gezin.
* **Systeemafhankelijkheid van gedrag**: Het gedrag van individuen wordt in belangrijke mate bepaald door het systeem waarin zij zich bevinden. Afhankelijk van het systeem zal een individu zich anders gedragen.
* **Herhaling**: Kenmerkend voor een systeem is de herhaling van bepaalde gedragingen. Wanneer patronen geïnstalleerd zijn, beperken deze de mogelijke gedragsopties.
* **Redundantie**: Binnen een systeem is veel informatie overbodig omdat deze zichzelf herhaalt en past binnen een reeds bekend patroon. Dit draagt bij aan stabiliteit, maar kan ook de innovatie belemmeren.
* **Homeostase (meegroeiend evenwicht)**: Systemen proberen zich aan te passen aan hun omgeving en te overleven door zichzelf te handhaven en een vorm van stabiliteit te vertonen. Tegelijkertijd moeten ze voldoen aan de eisen van veranderende omstandigheden. Elk gezin heeft feedbackmechanismen om gewoonten te beschermen of te herstellen.
#### 3.1.2 Belangrijke begrippen in de AST
Naast de kernprincipes kent de AST een reeks belangrijke begrippen:
* **Informatie**: Dit is de voortdurende stroom van zowel verbale als non-verbale, bewuste en onbewuste signalen die constant worden uitgewisseld. Systemen functioneren door deze continue uitwisseling van informatie, die zowel van binnenuit als van buitenaf kan komen.
* **Feedback**: Dit is het proces van informatieverwerking waarbij de informatiestroom in cirkels verloopt. Er vindt voortdurend communicatie plaats binnen het systeem en tussen het systeem en de omgeving.
* **Positieve feedback**: Is gericht op verandering. Het daagt de homeostase uit, waardoor het systeem zijn bestaande evenwicht tijdelijk verliest om vervolgens een nieuw evenwicht te herstellen.
* **Negatieve feedback**: Is gericht op het tegengaan van veranderingen en draagt bij aan het bestendigen van de huidige situatie. Gezinnen installeren routines en regels om hun evenwicht te behouden, maar dit evenwicht moet wel meegroeien met de tijd.
> **Tip:** Systemen kiezen vaak voor het onprettige voorspelbare boven het prettige onvoorspelbare.
* **Circulaire causaliteit vs. lineaire causaliteit**:
* **Circulaire causaliteit**: Hierbij veroorzaakt het ene element het andere, en dat andere element weer het eerste, in een cyclus zonder duidelijk begin of einde. De oorzaak is het gevolg en omgekeerd.
* **Lineaire causaliteit**: Hierbij wordt een verschijnsel verklaard door één of meer oorzaken die losstaan van het gevolg. A veroorzaakt B.
* **Interpunctie**: In een circulaire interactiereeks kan het startpunt van gedrag door elke betrokkene elders worden gelegd, wat leidt tot andere interpretaties en gevolgen.
* **Equifinaliteit**: Dit principe beschrijft dat eenzelfde eindresultaat bereikt kan worden vanuit verschillende begintoestanden. Omgekeerd kan één begintoestand leiden tot diverse eindresultaten.
> **Tip:** Pas op met het trekken van snelle conclusies of het maken van voorspellingen over gedrag; blijf oog houden voor alle mogelijke oorzaken en gevolgen.
* **Betekenis van het symptoom**: Een symptoom kan een beschermende functie hebben voor het systeem. Door het symptoom kan het voortbestaan van het systeem verzekerd worden, omdat de onderliggende problemen gemaskeerd blijven door de symptoomdrager.
* **Grenzen in en rond het systeem**: Een systeem is een samenstel van elementen dat in zekere mate is afgegrensd van zijn omgeving.
* **Open systeem**: Staat in relatie tot zijn omgeving. Sociale systemen zijn per definitie open, hoewel de openheid van de grenzen kan variëren (bv. een gezin dat geïsoleerd leeft versus een gezin dat veel sociale contacten onderhoudt).
* **Gesloten systeem**: Staat niet in relatie tot zijn omgeving; de omgeving heeft geen invloed op wat er binnen het systeem gebeurt.
* **Indeling van systeemtheorieën**: Systeemtheorieën kunnen worden ingedeeld in moderne en postmoderne stromingen.
* **Moderne systeemtheorieën**: Bieden een kader en richting, uitgaande van de maakbaarheid van de werkelijkheid en de mogelijkheid van objectieve kennis. Er bestaat één waarheid.
* **Postmoderne systeemtheorieën**: Bekritiseren het idee van objectieve waarheid. Ze benadrukken de veelheid aan perspectieven en de sociaal geconstrueerde aard van de werkelijkheid. Wat we waarnemen, interpreteren we en geven we betekenis.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Systeem | Een samenstel van elementen dat als geheel functioneert door de onderlinge afhankelijkheid van de elementen en dat voor de betrokken elementen bepaalde functies vervult. |
| Systeemtheorie | Een theoretisch kader dat zich richt op de wisselwerking tussen een persoon en zijn sociale context, interpersoonlijke processen en de voortdurende invloed van actuele omstandigheden en interactieprocessen. |
| Algemene systeemtheorie (AST) | Een benadering, oorspronkelijk ontwikkeld door Ludwig Von Bertalanffy, die het organisme of fenomeen beschouwt als een georganiseerd geheel (gestalt) dat meer is dan de som van zijn delen en beïnvloed wordt door het systeem waar het deel van uitmaakt. |
| Open systeem | Een systeem dat in relatie staat tot zijn omgeving en informatie uitwisselt, wat essentieel is voor sociale systemen die per definitie open zijn maar variaties in openheid kunnen vertonen. |
| Gesloten systeem | Een systeem dat niet in relatie staat tot zijn omgeving; de omgeving heeft geen invloed op wat er binnen het systeem gebeurt. |
| Modern systeemtheoretisch kader | Stroming binnen de systeemtheorie die uitgaat van verlichtingsideeën rond maakbaarheid, de mogelijkheid van objectieve kennis van de realiteit en het bestaan van één waarheid of werkelijkheid. |
| Postmodern systeemtheoretisch kader | Stroming binnen de systeemtheorie die zich afzet tegen het denken in termen van waarheden en objectiviteit, en stelt dat er geen objectieve waarheid of kennis achterhaald kan worden, maar een veelheid aan perspectieven bestaat. |
| Sociaal constructivisme | Een filosofische stroming die stelt dat de werkelijkheid wordt geconstrueerd door de betekenis die individuen geven aan hun ervaringen, waarnemingen, gevoelens en gedachten. |
| Niet-optelbaarheid (meer dan optelbaarheid) | Het principe binnen AST dat een systeem een eigen karakter heeft dat niet herleid kan worden tot de eigenschappen van de afzonderlijke delen; het geheel is meer dan de som van de delen. |
| Totaliteit (systeemsamenhang) | Het principe binnen AST dat alle delen van een systeem van elkaar afhankelijk zijn, waarbij een verandering in één deel een weerslag heeft op het gehele systeem en alle andere delen. |
| Homeostase | Het streven van een systeem naar een meegroeiend evenwicht, waarbij het systeem zichzelf handhaaft en voortbestaat, maar tegelijkertijd meebeweegt met eisen van veranderende omstandigheden. |
| Feedback | Het proces van informatieverwerking waarbij de informatiestroom in cirkels verloopt en er voortdurend berichten worden uitgewisseld binnen het systeem en tussen het systeem en de omgeving. |
| Positieve feedback | Feedback gericht op het veranderen van het systeem en het loslaten van een bepaalde systeemnorm, wat de homeostase uitdaagt en leidt tot een vernieuwd evenwicht. |
| Negatieve feedback | Feedback gericht op het tegengaan van veranderingen, wat bijdraagt aan de bestendiging van de huidige situatie en helpt het bestaande evenwicht te behouden. |
| Circulaire causaliteit | Een model waarin het ene fenomeen het andere veroorzaakt en omgekeerd, zonder duidelijk begin of einde; oorzaak en gevolg zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in een cyclus. |
| Lineaire causaliteit | Een model waarin één fenomeen verklaard wordt door een of meer oorzaken die losstaan van het gevolg; A veroorzaakt B. |
| Interpunctie | Het punt waarop een individu het startpunt van een interactie of gedrag bepaalt binnen een circulaire interactiereeks, wat de interpretatie en gevolgen van de situatie kan veranderen. |
| Equifinaliteit | Het verschijnsel dat eenzelfde eindresultaat bereikt kan worden vanuit verschillende begintoestanden, of dat één begintoestand kan leiden tot verschillende eindresultaten, wat aangeeft dat er geen vaste lineaire relatie bestaat tussen oorzaak en gevolg. |
| Symptoom | Een uiting binnen een systeem die een beschermende functie kan hebben door het voortbestaan van het systeem te verzekeren door onderliggende problemen te maskeren. |