Cover
Jetzt kostenlos starten Algemene Psychologie HC7.docx
Summary
# Motivatie: typen, theorieën en effecten
Motivatie omvat de processen die ten grondslag liggen aan behoeften en verlangens, die zowel biologisch als psychologisch van aard kunnen zijn, en stuurt gedrag gericht op het bevredigen ervan.
## 1. Typen motivatie
### 1.1 Intrinsieke motivatie
Intrinsieke motivatie verwijst naar het verlangen om een activiteit uit te voeren omdat de activiteit zelf een beloning inhoudt. Dit komt van binnenuit en houdt in dat men iets doet omdat men het interessant, leuk, betekenisvol of belangrijk vindt.
### 1.2 Extrinsieke motivatie
Extrinsieke motivatie is het verlangen om een activiteit uit te voeren omwille van een externe consequentie, zoals een beloning. Dit komt van buitenaf en wordt gedreven door externe prikkels zoals beloningen, regels, druk of verwachtingen van anderen.
> **Tip:** Het is belangrijk om het onderscheid te kunnen maken, omdat de effecten van beloningen op intrinsieke en extrinsieke motivatie verschillend kunnen zijn.
## 2. Theoretische benaderingen van motivatie
### 2.1 De verwachtingstheorie
De verwachtingstheorie breidt de theorie van extrinsieke motivatie uit door te stellen dat de *verwachting* van succes cruciaal is voor motivatie. Men begint niet aan een taak waarvan men denkt dat deze onhaalbaar is. Motivatie ontstaat wanneer men verwacht succesvol te zijn en het resultaat daarvan kan waarderen.
### 2.2 Theorie van prestatiedrang (need for achievement)
Deze theorie beschrijft motivatie als een psychologische behoefte om een moeilijk maar aantrekkelijk doel te bereiken. Personen met een hoge prestatiedrang, zoals topsporters of topmanagers, streven naar het behalen van uitdagende doelen. De Thematic Apperception Test (TAT) wordt gebruikt om prestatiedrang te meten door middel van persoonlijke interpretaties van ambigue afbeeldingen.
#### 2.2.1 Crossculturele perspectieven op prestatie
In westerse culturen ligt de nadruk op individualisme, waarbij persoonlijke prestaties worden gewaardeerd. In Zuid-Amerika, Azië en Afrika is er meer nadruk op collectivisme, loyaliteit en groeps prestaties, waarbij het individu ondergeschikt is aan de groep.
### 2.3 Instincttheorie
De instincttheorie is een verouderde benadering die stelt dat bepaald gedrag wordt bepaald door aangeboren of genetische factoren. Deze theorie kan echter slechts zeer basale, algemene gedragingen verklaren en houdt geen rekening met aangeleerd gedrag of nieuwe ervaringen.
### 2.4 Drijfveertheorie
De drijfveertheorie verklaart motivatie als een proces waarin een biologische behoefte een drijfveer (een toestand van energie of spanning) produceert die gedrag aanstuurt om de behoefte te bevredigen en homeostase (biologisch evenwicht) te bereiken. Een *behoefte* is een biologische onevenwichtigheid die het overleven in gevaar brengt.
> **Tip:** Hoewel de drijfveertheorie nuttig is, is deze onvolledig omdat veel menselijke motivatie niet direct terug te voeren is op biologische behoeften.
### 2.5 Freuds psychodynamische theorie
Freuds theorie stelt dat motivatie voortkomt uit diepere, onbewuste driften: *Eros* (erotische of constructieve verlangens) en *Thanatos* (agressieve of destructieve impulsen).
### 2.6 Maslows behoeftehiërarchie
Maslow's theorie stelt dat menselijke behoeften hiërarchisch georganiseerd zijn, van basale fysiologische behoeften tot zelfactualisatie.
#### 2.6.1 Beperkingen en nieuwe perspectieven
Maslows theorie heeft beperkingen, met name in het verklaren van gedrag in extreme situaties (bijv. het riskeren van eigen leven voor een ander) en het negeren van collectivistische culturen. Evolutionaire psychologen hebben een *nieuwe behoeftehiërarchie* voorgesteld, die de vloeiende aard van motivatieprioriteiten benadrukt en rekening houdt met evolutionaire context, proximale stimuli en ontwikkelingsniveaus. Er is geen universele, vaste hiërarchie; deze is functioneel en veranderlijk.
### 2.7 Zelfdeterminatietheorie (ZDT)
De zelfdeterminatietheorie gaat uit van intrinsieke motivatie en stelt dat mensen van nature hun omgeving willen vormgeven om sociaal te integreren en persoonlijk te groeien. Dit gebeurt wanneer aan drie basisbehoeften wordt voldaan:
* **Autonomie:** De behoefte om keuzes te maken op basis van persoonlijke waarden en belangen. Dit bevordert intrinsieke motivatie en positieve emoties.
* **Competentie:** De behoefte om zich bekwaam te voelen in het bereiken van gewenste resultaten. Dit versterkt zelfvertrouwen en het gevoel van meesterschap.
* **Verbondenheid:** De behoefte om verbonden te zijn met anderen en positieve relaties te onderhouden. Dit verhoogt welzijn en vermindert eenzaamheid.
Voldoen aan deze behoeften leidt tot groei en integratie, en verhoogt intrinsieke motivatie, in tegenstelling tot strategieën die primair op extrinsieke beloningen gericht zijn.
## 3. Effecten van beloningen op motivatie
Beloningen kunnen effectief zijn om mensen dingen te laten doen die ze anders niet zouden doen, mits ze worden gegeven voor een goede prestatie. Echter, beloningen kunnen de intrinsieke motivatie nadelig beïnvloeden als ze worden gegeven zonder rekening te houden met de kwaliteit van de prestatie.
### 3.1 Overrechtvaardiging (overjustification)
Dit proces treedt op wanneer een extrinsieke beloning een interne motivatie verdringt. Als iemand een activiteit begon omdat hij er intrinsiek plezier uithaalde, maar later voornamelijk voor de beloning gaat, kan dit de oorspronkelijke intrinsieke motivatie verminderen.
> **Voorbeeld:** Een getalenteerde schilder die eerst schilderde uit passie, maar later vooral gaat schilderen omdat zijn werken veel geld opleveren. De focus verschuift van het plezier van het schilderen naar het geld.
## 4. Flow
Flow is een intense staat van concentratie tijdens een activiteit waarin iemand extreem geïnteresseerd is. Dit gaat vaak gepaard met extatische gevoelens, waarbij het gevoel voor tijd en de omgeving vervagen.
> **Voorbeeld:** Een wiskundige die volledig opgaat in het oplossen van een complex probleem, of een sporter die zo gefocust is op zijn wedstrijd dat hij het publiek niet meer opmerkt.
---
# Emoties: aard, functie en expressie
Dit onderwerp onderzoekt de aard van emoties, hun evolutionaire functies voor overleving en sociale interactie, en hun fysiologische, cognitieve en gedragsmatige componenten, evenals primaire en secundaire emoties, universele expressie en culturele verschillen.
### 7.1 De aard van emoties
Emoties zijn complexe psychologische en fysiologische reacties die optreden als reactie op interne of externe gebeurtenissen. Ze hebben diverse componenten die samenwerken om een emotionele ervaring te vormen.
#### 7.1.1 Componenten van emoties
Emoties bestaan uit de volgende onderdelen:
* **Fysiologische componenten:** Dit zijn de lichamelijke reacties die gepaard gaan met een emotie, zoals hartkloppingen, trillen, zweten, of een veranderde ademhaling.
* **Cognitieve componenten:** Deze omvatten de interpretatie en betekenis die we geven aan de situatie die de emotie oproept. Hoe we een gebeurtenis cognitief verwerken, beïnvloedt de emotie die we ervaren.
* **Subjectieve componenten:** Dit is de persoonlijke, innerlijke ervaring van de emotie, zoals het gevoel van blijdschap, angst, verdriet of woede.
* **Gedragsmatige componenten:** Dit zijn de waarneembare uitingen van een emotie, zoals lachen, huilen, fronsen, weglopen of het uiten van vocalisaties.
> **Tip:** Het is belangrijk te beseffen dat deze componenten niet los van elkaar staan, maar continu interageren en elkaar beïnvloeden.
#### 7.1.2 Primaire en secundaire emoties
Emoties kunnen worden onderverdeeld in primaire en secundaire emoties.
* **Primaire (elementaire) emoties:** Dit zijn 'pure' emoties die als universeel worden beschouwd en direct na de geboorte aanwezig zijn. Voorbeelden hiervan zijn vreugde, angst, verdriet, woede, afgunst en verrassing.
* **Secundaire (sociale) emoties:** Dit zijn complexere emoties die zich ontwikkelen als gevolg van sociale interactie en leren. Ze omvatten vaak een combinatie van primaire emoties en cognitieve interpretaties. Voorbeelden zijn trots, schaamte, medelijden, hoop en onzekerheid.
Emoties kunnen ook variëren in intensiteit, van lichte gevoelens tot extreme uitingen, zoals van kalmte naar extase, of van ergernis naar razernij.
### 7.2 Functie van emoties
Emoties spelen een cruciale rol in ons leven, zowel individueel als sociaal. Vanuit een evolutionair perspectief hebben natuurlijke selectieprocessen onze emoties gevormd om overleving en voortplanting te bevorderen.
#### 7.2.1 Evolutionaire functies
* **Overleving:** Emoties zoals angst dienen als een alarmsignaal bij levensbedreigende situaties, waardoor we snel kunnen reageren (vluchten of vechten).
* **Voortplanting:** Emoties als liefde en genegenheid bevorderen parenvorming en de zorg voor nakomelingen, wat essentieel is voor het voortbestaan van de soort.
* **Sociale interactie:** Humor kan dienen als een sociaal smeermiddel dat groepsbanden versterkt, wat de overlevingskansen van individuen binnen een groep vergroot.
#### 7.2.2 Rol in gedrag en besluitvorming
* **Arousal:** Emoties fungeren als een signaal van opwinding dat ons voorbereidt op actie en het aanpakken van belangrijke gebeurtenissen.
* **Geheugen:** Emoties worden opgeslagen in het geheugen, wat ons helpt om toekomstige situaties snel te beoordelen en passende reacties te kiezen.
* **Gedragssturing:** Emoties hebben doorgaans een positieve of negatieve lading die ons gedrag stuurt. Positieve emoties leiden vaak tot toenadering, terwijl negatieve emoties leiden tot vermijding.
* **Besluitvorming:** Emoties helpen ons bij het nemen van beslissingen door ons te laten voelen wat belangrijk is. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door spiegelneuronen, die ons in staat stellen de emoties van anderen te 'voelen' en daarvan te leren.
> **Tip:** Emoties zijn geen stoorzenders bij het nemen van beslissingen, maar juist essentiële informatiebronnen. Volledig rationele beslissingen zonder emotionele input zijn vaak minder effectief.
### 7.3 Expressie van emoties
De manier waarop emoties worden uitgedrukt, varieert tussen individuen en culturen.
#### 7.3.1 Universele expressie
Ondanks culturele verschillen is er sprake van een zekere mate van universele gezichtstaal voor emotionele expressie. Mensen over de hele wereld gebruiken grotendeels dezelfde gezichtsuitdrukkingen om primaire emoties te communiceren. Dit is essentieel voor effectieve sociale interactie. Baby's uiten al direct na de geboorte emoties, wat wijst op een aangeboren basis voor emotionele expressie.
#### 7.3.2 Culturele verschillen in expressie
Culturele normen en aangeleerde gedragspatronen beïnvloeden sterk hoe emoties worden geuit. Dit leidt tot verschillen in "uitingsregels", die bepalen welke emoties in welke sociale context op welke manier geuit mogen worden.
* **Voorbeelden van culturele verschillen:**
* Een sombere gezichtsuitdrukking kan in westerse culturen duiden op respect, terwijl deze in Aziatische culturen anders geïnterpreteerd kan worden.
* Een grijns die in het Westen tevredenheid kan uitdrukken, kan in andere culturen juist schaamte betekenen.
* Het uitsteken van de tong kan in het Westen ongehoorzaamheid symboliseren, terwijl het in Tibet een groet kan zijn of in Japan verrassing kan uitdrukken.
#### 7.3.3 De neurowetenschap van emotie
De hersenen verwerken emoties via twee belangrijke routes:
1. **Snelle, onbewuste verwerkingsroute:** Deze route is verankerd in diepere hersenstructuren, zoals de amygdala, en is verbonden met het impliciete geheugen. Het zorgt voor snelle, eerste (vaak vermijdende) reacties op potentieel gevaar.
2. **Trage, bewuste verwerkingsroute:** Deze route verloopt via de hersenschors (cortex) en is verbonden met het expliciete geheugen. Het maakt bewuste analyse en beoordeling van situaties mogelijk, vooral bij het omgaan met vermeend gevaar.
Deze twee systemen werken samen om een adaptieve emotionele respons te creëren, waarbij intuïtie (systeem 1) en rationele overwegingen (systeem 2) een rol spelen in besluitvorming.
---
# Besluitvorming en cognitieve processen
Hier is een samenvatting van het onderwerp "Besluitvorming en cognitieve processen", gebaseerd op de verstrekte tekst:
## 3. Besluitvorming en cognitieve processen
Dit onderwerp onderzoekt de rol van emoties bij besluitvorming en introduceert Daniel Kahnemans concepten van Systeem 1 en Systeem 2 denkprocessen.
### 3.1 De rol van emoties bij besluitvorming
Emoties spelen een significante rol in hoe we oordelen en beslissingen nemen. Ze dienen als een signaal voor belangrijke gebeurtenissen en worden opgeslagen in het geheugen om snel situaties te kunnen beoordelen. Over het algemeen zijn emoties positief of negatief van aard, wat ons gedrag stuurt: positieve emoties leiden tot toenadering, terwijl negatieve emoties vermijding stimuleren.
**Tabel 9.1: Onderdelen van emoties**
* **Fysiologisch:** Lichamelijke reacties zoals hartkloppingen en trillen.
* **Cognitief:** De interpretatie en betekenis die we aan een emotionele ervaring geven.
* **Subjectief:** Het persoonlijke gevoel dat we ervaren, zoals blijdschap of angst.
* **Gedragsmatig:** De uiterlijke uitingen van een emotie, zoals lachen, huilen of het verbergen ervan.
**Tabel 9.2: Wat doen emoties voor ons?**
* **Evolutionair perspectief:** Emoties zijn gevormd door natuurlijke selectie ten behoeve van overleving. Angst helpt bij levensbedreigende situaties, liefde bij voortplanting, en humor versterkt groepsbanden.
* **Arousal:** Emoties dienen als een staat van opwinding die een belangrijke gebeurtenis signaleert.
* **Geheugen:** Emoties worden opgeslagen om snelle beoordelingen in nieuwe situaties mogelijk te maken.
* **Gedragssturing:** Positieve en negatieve emoties bepalen onze reacties van toenadering of vermijding.
* **Besluitvorming:** Emoties helpen ons te voelen wat belangrijk is, wat onze beslissingen beïnvloedt.
* **Spiegelneuronen:** Deze maken het mogelijk om andermans emoties te leren door ze zelf te voelen.
**Verschillende soorten en intensiteiten van emoties:**
* Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een beperkt aantal elementaire of primaire emoties (bv. vreugde, angst, verdriet, woede, afgunst, verrassing) en een groter aantal secundaire of sociale emoties (bv. trots, schaamte, medelijden, hoop, onzekerheid).
* Emoties kunnen ook variëren in intensiteit, van kalmte tot extase, en van zwaarmoedigheid tot razernij.
**Universele expressie en culturele verschillen:**
* Hoewel er een universele gezichtstaal voor emoties bestaat die sociale interactie bevordert, zijn er ook aangeleerde culturele verschillen in emotionele expressie. Voorbeelden hiervan zijn de interpretatie van sombere uitdrukkingen, grijnzen, en het uitsteken van de tong, die in verschillende culturen verschillende betekenissen kunnen hebben.
* Uitingsregels bepalen hoe bepaalde emoties in een specifieke samenleving geuit mogen worden.
### 3.2 De neurowetenschap van emotie en besluitvorming
De neurowetenschap onderscheidt twee verwerkingssystemen voor emoties:
1. **Snelle onbewuste verwerkingsroute:** Dit systeem is verankerd in diepere hersenstructuren (zoals de amygdala) en is verbonden met het impliciete geheugen. Het genereert snelle, onbewuste vermijdingsreacties.
2. **Trage bewuste verwerkingsroute:** Dit systeem verloopt via de cortex en is verbonden met het expliciete geheugen. Het maakt bewuste overweging en voorzichtigheid mogelijk, vooral bij een vermoed gevaar.
### 3.3 Oordelen en beslissen: Systeem 1 en Systeem 2
Daniel Kahneman beschrijft twee manieren van denken die leiden tot onze oordelen en beslissingen:
* **Systeem 1:** Dit systeem staat voor snelle, intuïtieve denkprocessen. Het omvat gezond verstand, maar ook vooringenomenheden (bias), vooroordelen en valse heuristieken.
* **Systeem 2:** Dit systeem omvat langzamere, rationele processen. Het biedt bewuste controle over Systeem 1 en wordt vooral ingezet bij complexe problemen.
> **Tip:** Het begrijpen van de wisselwerking tussen deze twee systemen is cruciaal om te doorgronden waarom we soms irrationele beslissingen nemen, ondanks onze pogingen tot rationeel denken.
> **Voorbeeld:** Wanneer je een plotseling geluid hoort (Systeem 1), reageer je mogelijk direct met angst door weg te springen. Pas daarna analyseert je bewuste brein (Systeem 2) de situatie om te bepalen of er daadwerkelijk gevaar dreigt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Motivatie | Het verwijst naar alle processen met betrekking tot behoeften of verlangens, die zowel biologisch als psychologisch van aard kunnen zijn, en die gedrag aansturen om doelen te bereiken. |
| Extrinsieke motivatie | De motivatie om een activiteit uit te voeren omwille van een externe consequentie, zoals een beloning of het vermijden van straf, in plaats van de inherente voldoening van de activiteit zelf. |
| Intrinsieke motivatie | Motivatie om een activiteit uit te voeren omdat deze op zichzelf als een beloning aanvoelt, voortkomend uit interesse, plezier, voldoening of een gevoel van persoonlijke betekenis. |
| Verwachtingstheorie | Een uitbreiding op de theorie van extrinsieke motivatie die stelt dat de verwachting om succesvol te kunnen zijn in een taak, en de waardering voor het resultaat daarvan, cruciaal zijn voor het motiveren van individuen. |
| Prestatiedrang (need for achievement) | Een psychologische behoefte om een moeilijk maar aantrekkelijk doel te bereiken, wat zich uit in een geestelijke toestand die individu aanmoedigt tot het nastreven van succes en excellentie. |
| Thematic Apperception Test (TAT) | Een psychologische test die gebruik maakt van ambigue afbeeldingen om persoonlijke interpretaties te ontlokken, die vervolgens worden geanalyseerd om indicaties te geven van de prestatiedrang van een individu. |
| Individualisme | Een culturele nadruk op persoonlijke en individuele prestaties, autonomie en zelfredzaamheid, waarbij het succes van het individu boven dat van de groep wordt gesteld. |
| Collectivisme | Een culturele nadruk op loyaliteit, collectieve (groeps)prestatie en harmonie, waarbij het belang van de groep prevaleert boven dat van het individu. |
| Overrechtvaardiging (overjustification) | Het proces waarbij een extrinsieke beloning de intrinsieke motivatie voor een activiteit ondermijnt of verdringt, vooral wanneer de beloning niet gekoppeld is aan de kwaliteit van de prestatie. |
| Flow | Een intense staat van concentratie en betrokkenheid tijdens een activiteit, gekenmerkt door een diepe interesse, een gevoel van tijdloosheid en opgaand in de taak zelf. |
| Instincttheorie | Een verouderde theorie die stelt dat gedragspatronen grotendeels worden bepaald door aangeboren, genetische factoren (nature), en dat bepaalde gedragingen onveranderlijk zijn binnen een soort. |
| Drijfveertheorie | Een theorie die motivatie verklaart als een proces waarbij een biologische behoefte een drijfveer (spanning) produceert die gedrag aanstuurt om in die behoefte te voorzien en homeostase te bereiken. |
| Behoefte | Een biologische onevenwichtigheid of tekort dat de overleving in gevaar brengt indien deze niet wordt hersteld, wat leidt tot een aandrang tot actie. |
| Drijfveer | Een toestand van energie of spanning die een organisme ertoe aanzet om gedrag te vertonen dat gericht is op het vervullen van een behoefte. |
| Homeostase | Het biologisch evenwicht van het lichaam en het vermogen om dit evenwicht te handhaven, wat essentieel is voor een optimale functionering en overleving. |
| Psychodynamische theorie (Freud) | Freuds theorie die stelt dat motivatie voornamelijk wordt gestuurd door diepere, onbewuste driften, met name Eros (levensdrift) en Thanatos (doodsdrift). |
| Eros | In Freuds psychodynamische theorie, de erotische of constructieve drift die gericht is op leven, groei en voortplanting. |
| Thanatos | In Freuds psychodynamische theorie, de agressieve of destructieve impuls die gericht is op vernietiging en terugkeer naar een levenloze staat. |
| Maslows behoeftehiërarchie | Een theorie die menselijke behoeften ordent in een hiërarchie, beginnend bij fysiologische behoeften, gevolgd door veiligheid, liefde/erkenning, waardering en uiteindelijk zelfactualisatie. |
| Zelfdeterminatietheorie (ZDT) | Een theorie die stelt dat mensen van nature gemotiveerd zijn om te groeien en zich te integreren in hun omgeving, wat wordt bevorderd door de vervulling van de drie basisbehoeften: autonomie, competentie en verbondenheid. |
| Autonomie | De behoefte om keuzes te maken op basis van persoonlijke waarden en belangen, en om vrijheid te ervaren in het handelen, wat leidt tot intrinsieke motivatie en positieve emoties. |
| Competentie | De behoefte om zich bekwaam te voelen om een gewenst resultaat te bereiken, wat bijdraagt aan zelfvertrouwen, een gevoel van meesterschap en intrinsieke motivatie. |
| Verbondenheid | De behoefte om verbonden te zijn met anderen, positieve relaties op te bouwen, en liefde en zorg te ervaren, wat welzijn bevordert en eenzaamheid vermindert. |
| Emoties | Complexe psychologische en fysiologische reacties die bestaan uit fysiologische arousal, cognitieve interpretatie, subjectieve ervaring en gedragsmatige expressie, die ons helpen om te reageren op de omgeving. |
| Fysiologische component van emotie | De lichamelijke reacties die gepaard gaan met een emotie, zoals veranderingen in hartslag, ademhaling, bloeddruk en spierspanning. |
| Cognitieve component van emotie | De interpretatie en betekenisgeving die aan een situatie wordt gegeven, en die van invloed is op de subjectieve ervaring van een emotie. |
| Subjectieve ervaring van emotie | Het persoonlijke, innerlijke gevoel dat iemand ervaart tijdens een emotie, zoals blijdschap, angst of verdriet. |
| Gedragsmatige component van emotie | De uiterlijke expressie van een emotie, zoals gezichtsuitdrukkingen, lichaamstaal en vocalisaties. |
| Evolutionaire kijk op emoties | Het idee dat emoties zijn geëvolueerd via natuurlijke selectie omdat ze functies vervullen die de overleving en voortplanting van individuen en de soort bevorderen. |
| Arousal (opwinding) | De mate van fysiologische en psychologische activatie of alertheid die een individu ervaart, vaak gerelateerd aan de intensiteit van een emotionele reactie. |
| Spiegelneuronen | Neuronen die actief worden zowel wanneer een individu een actie uitvoert als wanneer het individu dezelfde actie bij een ander observeert, wat bijdraagt aan het leren van emoties en empathie. |
| Primaire emoties | Een beperkt aantal basale, universele emoties die beschouwd worden als de fundamenten van het emotionele spectrum, zoals vreugde, angst, verdriet en woede. |
| Secundaire emoties | Emoties die complexer zijn en vaak een combinatie van primaire emoties of een cognitieve interpretatie vereisen, zoals trots, schaamte of hoop. |
| Universele expressie van emotie | Het concept dat bepaalde gezichtsuitdrukkingen en gedragingen universeel zijn en door mensen overal ter wereld worden begrepen als uitingen van specifieke emoties. |
| Uitingsregels | Cultureel bepaalde normen en regels die bepalen hoe, wanneer en in welke mate bepaalde emoties in een specifieke samenleving geuit mogen worden. |
| Amygdala | Een amandelvormige hersenstructuur die een cruciale rol speelt bij de verwerking van emoties, met name angst, en bij het opslaan van emotioneel geladen herinneringen. |
| Cortex | De buitenste laag van de hersenen, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies zoals waarneming, denken, taal en bewuste verwerking van informatie, inclusief emoties. |
| Impliciet geheugen | Een vorm van geheugen die onbewust invloed heeft op gedrag en prestaties, zonder dat er bewuste herinnering is aan de oorspronkelijke ervaring, vaak geassocieerd met vaardigheden en emotionele conditionering. |
| Expliciet geheugen | Een vorm van geheugen die bewuste herinnering inhoudt aan feiten, gebeurtenissen en concepten, en die wordt opgeslagen in de cortex. |
| Systeem 1 (Kahneman) | Daniel Kahnemans model van snel, intuïtief, automatisch en vaak emotioneel gedreven denken, dat gebruik maakt van heuristieken en vatbaar is voor biases. |
| Systeem 2 (Kahneman) | Daniel Kahnemans model van langzaam, rationeel, weloverwogen en doelbewust denken, dat betrokken is bij complexe problemen en bewuste controle uitoefent. |
| Theorieën van emotie | Verschillende verklarende modellen die de oorsprong, aard, functie en expressie van emoties proberen te beschrijven, zoals de James-Lange theorie, Cannon-Bard theorie en de twee-factor theorie van Schachter-Singer. |