Cover
Jetzt kostenlos starten Les 3 aandacht.pdf
Summary
# Aandacht en de studie ervan
Dit onderwerp verkent de definitie en het onderzoek naar aandacht, inclusief hoe het zich verhoudt tot perceptie en de verschillende methoden die worden gebruikt om het te bestuderen, zoals dichotisch luisteren, het paradigma van Posner en zoekopdrachten, evenals de rol van top-down en bottom-up aandacht.
### 1.1 Conceptuele benaderingen van aandacht
Aandacht wordt gedefinieerd als de mate waarin specifieke informatie wordt verwerkt. Het is een kenmerk van een mentaal proces en daardoor moeilijker direct observeerbaar dan gedrag. Meer aandacht leidt tot sterkere verwerking, terwijl minder aandacht resulteert in zwakkere verwerking. Dit betekent dat aandacht de mate is waarin een bepaald mentaal proces plaatsvindt, en niet het gedrag of het mentale proces zelf [1](#page=1).
#### 1.1.1 Relatie tussen aandacht en perceptie
Aandacht en perceptie zijn sterk met elkaar verbonden, maar er is een onderscheid te maken. Perceptie wordt beschreven als de ervaring van een specifieke stimulus in de omgeving. Aandacht daarentegen is de mate waarin deze stimulus wordt verwerkt. Aandacht vereist geen perceptie, maar perceptie vereist wel aandacht, omdat een stimulus alleen kan worden geïdentificeerd als deze tot op zekere hoogte is verwerkt [1](#page=1).
### 1.2 Onderzoeksparadigma's in de studie van aandacht
Verschillende onderzoeksparadigma's worden gebruikt om aandacht te bestuderen [2](#page=2).
#### 1.2.1 Dichotisch luisteren
Dit paradigma, ook wel bekend als het "cocktailpartyfenomeen", onderzoekt hoe mensen zich kunnen concentreren op één gesprek te midden van meerdere gelijktijdige gesprekken. Onderzoek van Cherry liet zien dat de meeste mensen zich op één van de twee boodschappen konden richten, waarbij de inhoud van de andere boodschap werd genegeerd. Wel was er aandacht voor veranderingen in de andere boodschap op niet-inhoudelijk vlak, zoals een verandering in geluidsvolume [2](#page=2).
#### 1.2.2 Paradigma van Posner
Het paradigma van Posner richt zich op het visueel richten van aandacht naar een specifieke locatie. De hypothese is dat het richten van visuele aandacht naar een locatie leidt tot een snellere verwerking van stimuli op die locatie [2](#page=2).
**Methode:** Deelnemers fixeren hun ogen op een kruis (+). Vervolgens wordt een pijl aangeboden die aangeeft waar een vierkant zal verschijnen (links of rechts). De reactietijd om aan te geven waar het vierkant verschijnt, wordt gemeten [2](#page=2).
* **Onafhankelijke variabele:** de pijl [2](#page=2).
* **Afhankelijke variabele:** de reactietijd [2](#page=2).
**Condities:**
* **Neutrale beurt:** Geen pijltje wordt aangeboden; het vierkant verschijnt half zo vaak links en half zo vaak rechts [2](#page=2).
* **Valide beurt:** De pijl wijst naar dezelfde kant als waar het vierkant verschijnt (80% kans) [2](#page=2).
* **Invalide beurt:** De pijl wijst naar de andere kant dan waar het vierkant verschijnt (20% kans) [2](#page=2).
**Resultaten:** Reactietijden zijn significant sneller bij een valide beurt, wat suggereert dat stimuli sneller worden verwerkt door het richten van aandacht [2](#page=2).
**Moderne variant:** De dot-probe taak is een veelgebruikte variant in de praktijk. Hierbij wordt eerst een "prime" stimulus aangeboden, gevolgd door een "dot" probe op de plek van één van de stimuli. Snellere reacties op de probe wanneer deze op de plek van een emotionele stimulus verschijnt, wijzen op een aandachtsbias naar emotionele informatie. Dit kan bijvoorbeeld onderzocht worden bij alcoholverslaving, waar snellere reacties op alcohol-gerelateerde primes wijzen op een aandachtsbias [2](#page=2).
> **Tip:** Een aandachtsbias is een vertekening in de hoeveelheid aandacht die wordt besteed aan een stimulus in vergelijking met een neutrale stimulus [2](#page=2).
#### 1.2.3 Zoekopdrachten en de sturing van aandacht
Zoekopdrachten onderzoeken of aandacht top-down of bottom-up wordt gestuurd, waarbij het antwoord is dat beide van toepassing zijn [2](#page=2).
* **Top-down aandacht:** Wordt gestuurd op basis van doelen en overtuigingen (bijvoorbeeld het uiterlijk van Wally in "Waar is Wally?"). Dit zijn mentale constructen [2](#page=2).
* **Bottom-up aandacht:** Wordt gegrepen door grote, opvallende elementen of kleuren. Dit kan ook top-down verklaard worden, aangezien de hersenen wellicht geprogrammeerd zijn om aandacht te besteden aan opvallende kleuren of tekeningen die op gevaar of belangrijkheid wijzen [2](#page=2).
**Experiment van Theeuwes:** Deelnemers moesten zo snel mogelijk aangeven of een lijn in een ruit horizontaal of verticaal was. In een latere fase werd een rode stimulus toegevoegd, wat leidde tot tragere reactietijden bij de aanwezigheid van deze afleidende stimulus. Dit wordt gezien als bewijs voor bottom-up invloed, aangezien doelen hier niet allesbepalend lijken. Echter, het kan ook top-down verklaard worden als het doel is om aandacht te besteden aan rood vanwege mogelijke gevaarsignalen [3](#page=3).
#### 1.2.4 Inhibitieparadigma's
Deze paradigma's onderzoeken of we minder aandacht hebben voor stimuli op bepaalde plaatsen [3](#page=3).
**Studie van Fox:** Proefpersonen zagen twee afbeeldingen per trial en moesten telkens de groene afbeelding benoemen. De hypothese was dat de vorige trial de reactietijd zou beïnvloeden [3](#page=3).
**Condities:**
* **Conditie A:** Twee trials met telkens twee verschillende stimuli leiden tot snellere reactietijden [3](#page=3).
* **Conditie B:** Twee trials waarbij de doelstimulus identiek is aan de rode afleider (distractor) van de vorige trial [3](#page=3).
**Resultaat:** Er is sprake van een "priming effect", waarbij de voorgaande stimulus (prime) een effect heeft op het gedrag ten opzichte van de doelstimulus. Negatieve priming treedt op wanneer de prime stimulus leidt tot slechtere prestaties ten opzichte van de doelstimuli. Positieve priming verbetert de prestatie door de prime stimulus [3](#page=3).
#### 1.2.5 Veranderingsblindheidsparadigma's
Deze paradigma's onderzoeken wanneer veranderingen in de omgeving niet worden opgemerkt. Dit is afhankelijk van hoe belangrijk de verandering is voor de persoon [3](#page=3).
---
# Theorieën over mentale processen en bewustzijn
Dit deel van de studie gids behandelt de predictieve processing (PP) theorieën van aandacht en de concepten rondom bewustzijn, inclusief perceptie zonder bewustzijn en duale systeemtheorieën [4](#page=4).
### 2.1 Predictieve processing (PP) theorie van aandacht
De PP-theorie stelt dat we enkel waarnemen wat we voorspellen, en dat deze voorspellingen continu worden aangepast op basis van predictiefouten. Binnen deze theorie wordt aandacht gedefinieerd als de precisie van onze voorspellingen, waarbij de toegestane ruis wordt bepaald door de inschatting van de verwachte predictiefout en het nut voor het systeem om orde te bewaren [4](#page=4).
#### 2.1.1 Factoren die aandacht bepalen
De mate van precisie van voorspellingen wordt bepaald door twee hoofdfactoren:
* **Inschatting van nut:** Hoe meer een signaal bijdraagt aan orde, hoe preciezer de voorspellingen [4](#page=4).
* **Inschatting van relevantie (doelen):**
* Een lage inschatting van relevantie leidt tot weinig nut voor het reduceren van predictiefouten, resulterend in weinig aandacht [4](#page=4).
* Een hoge inschatting van relevantie leidt tot veel nut voor het reduceren van predictiefouten, wat resulteert in veel aandacht [4](#page=4).
#### 2.1.2 Verklaringen van aandachtsproblemen vanuit de PP-theorie
* **Veranderingsblindheid:** Veranderingen worden niet opgemerkt als de betreffende informatie als onbelangrijk wordt ingeschat (lage precisie, onbelangrijke predictiefouten). Belangrijke veranderingen worden wel opgemerkt door hoge precisie en significante predictiefouten [4](#page=4).
* **Afleiding:** Afleiding ontstaat wanneer aandacht gericht wordt op iets belangrijks (hoge precisie), maar gelijktijdig andere factoren optreden die wanorde veroorzaken. Dit kan komen door een lage energie-inzet (wat aandacht minder effectief maakt), informatie die niet overeenkomt met overtuigingen, of het activeren van concurrerende doelstellingen [4](#page=4).
* **Concentratie:** Concentratie wordt verklaard door een zeer hoge precisie van voorspellingen over een specifiek signaal. Dit wordt bevorderd door het activeren van overtuigingen die orde creëren en belemmerd door overtuigingen die wanorde veroorzaken. Consequente inoefening en alternatieve strategieën kunnen hierbij helpen [4](#page=4).
#### 2.1.3 Aandachtsstoornissen: ADHD en hersentrauma
* **ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder):** Dit wordt beschreven als een stoornis in ontwikkeling met aandachtstekort, impulsiviteit en hyperactiviteit. Een modernere definitie focust op persoonlijk lijden door moeite met aandacht richten en excessieve beweeglijkheid. Vanuit de PP-theorie kan dit verklaard worden doordat het systeem vaak weinig energie inschat, wat leidt tot minder precieze voorspellingen en zwakkere concentratie. Soms wordt ook meer precisie toegekend aan zintuiglijke informatie dan aan interne signalen, wat aangeleerd kan zijn [4](#page=4).
* **Hersentrauma (Hemineglect):** Dit resulteert in problemen met aandacht besteden aan een specifieke locatie, vaak de linkerhelft van de ruimte, zonder dat dit gerelateerd is aan zicht. Zelfs als stimuli aan de aangedane zijde niet bewust worden waargenomen, kunnen ze wel priming-effecten vertonen, wat wijst op verwerking zonder bewustzijn. Oorzaken vanuit de PP-theorie omvatten het niet opbouwen van een interne voorstelling van dat deel van de wereld of het niet belangrijk vinden van predictiefouten aan die zijde, waardoor die kant minder sterk wordt verwerkt [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Tip:** Aandachtsstoornissen bieden waardevolle inzichten in de werking van ons perceptuele systeem. Ze tonen aan dat informatie verwerkt kan worden en gedrag kan beïnvloeden, zelfs zonder dat we ons daar bewust van zijn [5](#page=5).
### 2.2 Bewustzijn
Bewustzijn wordt gedefinieerd als de subjectieve (betekenis/emotie) ervaring van een interne of externe stimulus. Dit omvat het weten dat een stimulus aanwezig is en de impact ervan, wat kwaliteit toevoegt aan de ervaring [5](#page=5).
#### 2.2.1 Perceptie zonder bewustzijn
Onderzoek heeft aangetoond dat perceptie kan plaatsvinden zonder dat we ons bewust zijn van de stimulus [5](#page=5).
* **Hemineglect:** Patiënten met hemineglect verwerken informatie aan de aangedane zijde zonder dit bewust waar te nemen [5](#page=5).
* **Evaluatieve priming (Murphy & Zajonc):** Een neutrale Chinese teken werd als aangenamer ervaren wanneer deze kort werd blootgesteld aan een vrolijke smiley, zelfs als de smiley onder de drempel van bewustzijn was (subliminaal). Dit suggereert dat subliminale perceptie beoordelingen kan beïnvloeden [5](#page=5).
* **Semantische priming (Marcel):** Het sneller benoemen van een doelstimulus werd beïnvloed door een subliminale, semantisch gerelateerde primulus. Het effect was groter wanneer proefpersonen zich bewust werden van de primes [5](#page=5).
> **Conclusie:** Onbewuste perceptie kan gedrag beïnvloeden, en gedrag is niet altijd uitsluitend bepaald door bewuste processen [5](#page=5).
#### 2.2.2 Twee-systeem theorieën en onbewuste actiecontrole
Twee-systeem theorieën onderscheiden Systeem 1 (onbewuste, automatische, snelle, emotionele processen) en Systeem 2 (bewuste, gecontroleerde, trage, doordachte processen). Onderzoek van Libet et al. en Soon et al. heeft aangetoond dat hersenprocessen die leiden tot een actiebeslissing onbewust beginnen, nog voordat we ons bewust zijn van de beslissing [5](#page=5).
##### 2.2.2.1 Implicaties van onbewuste actieplanning
* **Vrije wil:** De bevindingen roepen vragen op over vrije wil, aangezien beslissingen lijken te worden gemaakt door automatische processen. Echter, binnen de PP-theorie kunnen deze processen wel degelijk voortkomen uit onze eigen (voorspellende) representaties, wat een vorm van autonomie impliceert [5](#page=5).
* **Verandering en controle:** Het feit dat automatische processen ons bepalen, betekent niet dat verandering onmogelijk is. Onze acties beginnen vanuit wie we zijn, wat ruimte biedt voor persoonlijke ontwikkeling (EB - Eigen Belang) [5](#page=5).
* **Schuld en straf:** Het begrijpen van de automatische processen achter iemands beslissingen kan leiden tot mildheid. Straf kan nuttig zijn voor het aanpassen van doelen, bescherming van anderen en het aanleren van nieuw gedrag (EB) [5](#page=5).
#### 2.2.3 Kritische kanttekeningen bij onbewuste beïnvloeding
Onderzoek naar onbewuste beïnvloeding, zoals subliminale boodschappen in zelfhulp-cassettes of omgekeerde teksten, kent methodologische uitdagingen. Veel studies zijn niet repliceerbaar, en effecten kunnen verklaard worden door placebo-effecten of de verwachtingen van proefpersonen (proefleidereffect, self-fulfilling prophecy) [6](#page=6).
> **Conclusie:** Hoewel subliminale perceptie eenvoudige stimuli kan beïnvloeden, zijn de effecten doorgaans kleiner, van kortere duur en minder repliceerbaar dan die van bewuste stimuli [6](#page=6).
#### 2.2.4 De Predictive Processing (PP) theorie versus Duale systeemtheorieën
De PP-theorie stelt dat er één basisproces is: automatische voorspellingen. Bewustzijn wordt gezien als het resultaat van deze automatische voorspellingen en impliceert geen ander soort proces. Dit staat in contrast met duale systeemtheorieën die twee onderscheiden systemen (automatisch en gecontroleerd) hanteren [6](#page=6).
##### 2.2.4.1 Hoe bewustzijn ontstaat volgens de PP-theorie
Bewustzijn ontstaat doordat we een model van de wereld en onze eigen interne processen (hersenactiviteit) hebben [6](#page=6).
1. We komen tot perceptie door ons model te gebruiken om hersenactiviteit te voorspellen [6](#page=6).
2. Door de interne voorstelling van onze eigen ervaringen worden we ons bewust [6](#page=6).
#### 2.2.5 Het nut van bewustzijn
* **Theater-metafoor:** Bewustzijn kan worden gezien als de ervaringen die op het "toneel" komen, nadat alle voorbereidingen achter de schermen hebben plaatsgevonden, wat zorgt voor eenheid in ervaring [6](#page=6).
* **Motivatie:** Het vergelijken van de kwaliteit van ervaringen en het nastreven van ervaringen met positieve emoties wordt gefaciliteerd door bewustzijn [6](#page=6).
#### 2.2.6 Cognitieve controle en de Stroop taak
Cognitieve controle is de mate waarin gedrag gericht is op een bewust doel. In de context van duale systeemtheorieën wordt dit soms gedefinieerd als het onderdrukken van automatische reacties (Systeem 1) en het aanspreken van gecontroleerde processen (Systeem 2). De Stroop taak illustreert dit: bij incongruente stimuli (bv. het woord "blauw" in rode inkt) is het benoemen van de kleur van de inkt trager, omdat lezen een automatisch proces is dat geïnhibeerd moet worden [6](#page=6).
> **Tip:** De Stroop taak is een klassiek experiment om het verschil tussen automatische (lezen) en gecontroleerde (kleur benoemen) processen te demonstreren. Het laat zien hoe sterke, automatische processen interfereren met langzamere, doelgerichte taken.
---
# Cognitieve controle en voorspellingsverwerking
Dit onderwerp verkent de aard van cognitieve controle, de rol van automatisme, en hoe de Predictive Processing (PP) theorie deze concepten integreert, met specifieke aandacht voor de Stroop-taak en interventies gericht op het automatiseren van voorspellingen.
### 3.1 Cognitieve controle: definitie en meting
Cognitieve controle wordt gedefinieerd als de mate waarin gedrag gericht is op een bewust doel, wat ook wel bewuste controle wordt genoemd. In sommige duale-systeemtheorieën wordt cognitieve controle gezien als het onderdrukken van automatische reacties (S1) en het aanspreken van het bewuste systeem (S2) om gedrag bewust te sturen. Dit concept is echter problematisch omdat het zich richt op niet-observeerbare mentale processen en uitgaat van een strikte scheiding tussen automatische en gecontroleerde processen, wat ter discussie staat [6](#page=6).
#### 3.1.1 De Stroop-taak als maat voor cognitieve controle
De Stroop-taak is een veelgebruikte methode om cognitieve controle te onderzoeken. Hierbij krijgen proefpersonen woorden te zien die in verschillende kleuren zijn gedrukt. Er zijn twee condities [6](#page=6):
* **Congruente conditie**: de kleur van het woord komt overeen met de betekenis van het woord (bv. het woord "rood" gedrukt in rode inkt) [6](#page=6).
* **Incongruente conditie**: de kleur van het woord komt *niet* overeen met de betekenis van het woord (bv. het woord "blauw" gedrukt in rode inkt) [6](#page=6).
Het **Stroop-effect** manifesteert zich doordat proefpersonen langzamer zijn in het benoemen van de kleur in de incongruente conditie. Dit komt doordat lezen een geautomatiseerd gedrag is waar we veel ervaring mee hebben opgedaan, en de automatische neiging om te lezen geïnhibeerd moet worden om de kleur te kunnen benoemen, wat een sterk gecontroleerd gedrag vereist. Het gedrag richten op het bewuste doel om de kleur te benoemen is hierbij een uiting van cognitieve controle [6](#page=6).
> **Tip:** De Stroop-taak illustreert effectief het conflict tussen geautomatiseerde processen (lezen) en doelgerichte controle (kleur benoemen). Het toont aan dat het onderdrukken van automatische reacties cruciaal is voor gecontroleerd gedrag.
### 3.2 Automatisme en de kenmerken ervan
Automatisme wordt, in de context van gedrag, gekenmerkt door vier eigenschappen: snelheid, efficiëntie (weinig energieverbruik), onbewustheid, en ongecontroleerdheid. Het is belangrijk op te merken dat deze kenmerken niet noodzakelijkerwijs als een 'alles of niets'-principe gelden, maar eerder op een continuüm worden gezien. Bovendien hangen deze kenmerken niet altijd samen; gedrag kan bijvoorbeeld snel en toch bewust zijn. Er kan ook een aanzienlijk verschil zijn tussen individuen in de mate waarin bepaald gedrag automatisch is [7](#page=7).
### 3.3 De Predictive Processing (PP) theorie
De Predictive Processing (PP) theorie biedt een alternatief voor duale-systeemtheorieën door te stellen dat er één basisproces is: automatische voorspellingen. Bewustzijn wordt binnen deze theorie beschouwd als een resultaat van deze automatische voorspellingen, en niet als een aparte, hogere orde proces [6](#page=6).
#### 3.3.1 Hoe PP-theorie werkt
De PP-theorie stelt dat we een model van de wereld en van onze eigen interne processen (hersenactiviteit) hebben. Dit model wordt gebruikt om hersenactiviteit te voorspellen, wat vervolgens leidt tot perceptie. De interne representatie van onze ervaringen is hoe we ons bewust worden [6](#page=6).
> **Tip:** De PP-theorie ziet het brein als een continu voorspellend orgaan, waarbij waarneming en actie voortdurend worden bijgestuurd op basis van de discrepantie tussen voorspellingen en de daadwerkelijke input.
#### 3.3.2 Het nut van bewustzijn volgens PP-theorie
Binnen de PP-theorie wordt het nut van bewustzijn op twee manieren verklaard:
1. **Eenheid op toneel**: Bewustzijn kan worden gezien als een metafoor waarbij alle voorbereidingen achter de schermen plaatsvinden, en bewustzijn betekent dat bepaalde ervaringen op het 'toneel' verschijnen. Dit helpt ons te begrijpen wat er achter de schermen gebeurt [6](#page=6).
2. **Motivatie**: Bewustzijn stelt ons in staat om de kwaliteit van ervaringen te vergelijken en ervaringen met positieve emoties na te streven [6](#page=6).
#### 3.3.3 PP-theorie en ongewenst gedrag
Volgens de PP-theorie ontstaat gedrag uit automatische voorspellingen; actie vindt plaats vanuit het reduceren van verwachte Prediction Errors (PE). We bouwen in elke context een voorstelling op van onze doelen en waarschijnlijke acties, gebaseerd op overtuigingen over onze doelen en vaak uitgevoerde acties. Ongewenst gedrag, zoals verslaving of agressie, wordt verklaard als gedrag dat niet in lijn is met bewuste doelen, maar wel voortkomt uit voorspellingen die we doen dat we dit zullen doen, zelfs als het nu niet meer nuttig is. Dit gedrag was vroeger nuttig omdat het paste bij belangrijke overtuigingen of doelen (het reduceren van PE) [7](#page=7).
> **Tip:** Het concept van Prediction Error (PE) is centraal in PP-theorie. Een PE treedt op wanneer de daadwerkelijke input verschilt van de voorspelling. Het brein probeert PE's te minimaliseren door voorspellingen aan te passen of acties te ondernemen die de voorspelling beter laten uitkomen.
##### 3.3.3.1 Confirmatiebias en PP-theorie
De PP-theorie verklaart ook de confirmatiebias, de vertekening waarbij we gedrag vertonen dat onze overtuigingen bevestigt. Dit gebeurt vooral bij waardevolle overtuigingen, omdat het zorgt voor orde in het systeem en energiebesparing. Het nadeel is dat dit leidt tot minder accurate voorspellingen, omdat we denken dat we juist zijn terwijl dat niet zo is, en er veel energie wordt gestoken in het halen van gelijk, wat ingaat tegen bepaalde doelen. Voorbeelden hiervan zijn het geloof in fake news, ontkenning van klimaatverandering, of complottheorieën, waarbij selectief naar informatie wordt gezocht [7](#page=7).
### 3.4 Leren en aanpassen van gedrag binnen PP-theorie
Het aanpassen van schadelijk gedrag vereist het maken van alternatieve voorspellingen, wat leidt tot adaptieve overtuigingen en automatisme. Dit houdt in dat we ingaan tegen automatische voorspellingen en nieuwe, adaptieve automatische voorspellingen vormen. Door voorspellingen consistent toe te passen (herhaling), leert het systeem automatisch dat in een bepaalde situatie de gezondere voorspelling logischer is [7](#page=7).
#### 3.4.1 Interventies gericht op automa3satie van voorspellingen
Interventies kunnen inspelen op de automa3satie van voorspellingen om ongewenst gedrag te veranderen. Een voorbeeld hiervan is de **ABC-training** bij verslaving [8](#page=8).
* **Mechanisme bij verslaving**: Verslavingsgedrag ontstaat doordat in specifieke situaties automatisch voorspellingen worden gemaakt dat men verslavingsgedrag zal vertonen, vaak geassocieerd met 'mental distress' [8](#page=8).
* **ABC-training aanpak**: Personen leren om in die situaties alternatief (A) gedrag (B) te voorspellen, met het oog op positieve gevolgen (C) voor belangrijke, persoonlijke doelen [8](#page=8).
* **Doel**: Het uiteindelijke doel is generalisatie van de geleerde voorspellingen, zodat deze later in het echte leven kunnen worden toegepast [8](#page=8).
> **Example:** Iemand met een alcoholverslaving kan tijdens de ABC-training leren dat wanneer hij of zij zich gestrest voelt (situatie A), hij of zij niet direct naar alcohol moet grijpen. In plaats daarvan kan de persoon leren om alternatief gedrag te voorspellen, zoals sporten of contact zoeken met een vriend (gedrag B), wat leidt tot een vermindering van stress en het behoud van zijn of haar gezondheid en relaties (positieve gevolgen C).
#### 3.4.2 Individuele verschillen en automa3satie
Individuele verschillen spelen een rol in de mate waarin gedrag gericht kan worden op een bewust doel. Studies tonen aan dat er grote verschillen zijn tussen personen in hoe gemakkelijk ze gedrag kunnen richten op een bewust doel. Ook tegengestelde automatische invloeden kunnen variëren [7](#page=7).
* **Taakwisselkosten**: De studie van Meuter & Allport naar het benoemen van cijfers in verschillende talen toonde aan dat het wisselen tussen taken leidt tot vertraging, de zogenaamde taakwisselkosten. Sommige mensen vertonen echter minder taakwisselkosten, wat mogelijk te maken heeft met een hogere IQ. Een tweetalige opvoeding of het spelen van games kan leiden tot minder taakwisselkosten, omdat men meer ervaring heeft met taakwisselen [7](#page=7).
* **Aanleren van controle**: Hoewel automa3satie kan helpen om gedrag in lijn te brengen met bewuste doelen (bv. autorijden, rekenen), verdwijnt het Stroop-effect niet volledig; de automatische impuls om te lezen kan bijvoorbeeld nooit volledig worden onderdrukt [7](#page=7).
* **Hypnose en PP-theorie**: Studies met hypnose, zoals die van Raz et al., lieten zien dat het Stroop-effect nagenoeg afwezig was bij hypnotische suggesties. De PP-theorie verklaart dit door te stellen dat aandacht gericht wordt op de suggesties van de hypn0seur, wat leidt tot zeer precieze voorspellingen en snelle aanpassing van overtuigingen. Dit heuris3sche nut ligt in de verklaring van hypnose bij acute pijn, en het predictieve nut ligt in de effectiviteit bij mensen die bereid zijn aandacht te richten op suggesties [7](#page=7).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Aandacht | De mate waarin specifieke informatie wordt verwerkt als onderdeel van een mentaal proces. Dit impliceert een sterkere of zwakkere verwerking afhankelijk van de hoeveelheid aandacht die wordt besteed, en is onderscheiden van het gedrag of het mentale proces zelf. |
| Perceptie | De subjectieve ervaring van een specifieke stimulus uit de omgeving. Perceptie vereist aandacht om een stimulus te kunnen identificeren, terwijl aandacht niet noodzakelijk perceptie vereist. |
| Dichotisch luisteren | Een onderzoeksparadigma waarbij proefpersonen twee verschillende auditieve boodschappen tegelijkertijd ontvangen, één per oor, om te onderzoeken hoe aandacht wordt gericht op specifieke gesprekken in een rumoerige omgeving, zoals het "cocktailpartyfenomeen". |
| Paradigma van Posner | Een experimenteel raamwerk dat de invloed van het richten van visuele aandacht op een specifieke locatie onderzoekt, met als hypothese dat stimuli op die locatie sneller worden verwerkt, gemeten aan de hand van reactietijden in valide, invalide en neutrale condities. |
| Valide beurt (Paradigma van Posner) | Een conditie binnen het paradigma van Posner waarbij een aanwijzing (pijl) de locatie van de daaropvolgende stimulus correct voorspelt, wat resulteert in een significant snellere reactietijd. |
| Invalide beurt (Paradigma van Posner) | Een conditie binnen het paradigma van Posner waarbij een aanwijzing (pijl) de locatie van de daaropvolgende stimulus foutief voorspelt, wat leidt tot een tragere reactietijd vergeleken met een valide beurt. |
| Dot-probe taak | Een onderzoeksmethode die gebruikt wordt om aandachtsbias te meten, waarbij na een prime stimulus op een specifieke locatie, een "probe" stimulus verschijnt en de reactietijd van de proefpersoon wordt gemeten om te bepalen op welke stimulus (bijvoorbeeld emotioneel versus neutraal) meer aandacht wordt gericht. |
| Aandachtsbias | Een vertekening in de hoeveelheid aandacht die wordt besteed aan een specifieke stimulus, vaak een bedreigende of emotionele stimulus, in vergelijking met een neutrale stimulus, zoals gemeten met de dot-probe taak. |
| Zoektaak | Een experimenteel paradigma dat onderzoekt of aandacht wordt gestuurd door top-down (doelgestuurd) of bottom-up (stimulusgestuurd) processen, vaak geïllustreerd door visuele zoekexperimenten waarbij de reactietijd wordt beïnvloed door zowel de intentie van de zoeker als de opvallendheid van de te vinden stimulus. |
| Top-down aandacht | Aandacht die wordt gestuurd door interne factoren zoals doelen, overtuigingen, verwachtingen en mentale constructen, waardoor de waarnemer selectief focust op bepaalde aspecten van de omgeving. |
| Bottom-up aandacht | Aandacht die automatisch wordt getrokken door kenmerken van de stimulus zelf, zoals opvallende kleuren, grote objecten of plotselinge veranderingen, zonder directe intentie van de waarnemer. |
| Inhibitie paradigma | Onderzoeksparadigma's die bestuderen of stimuli op bepaalde locaties minder aandacht krijgen na eerdere blootstelling, wat kan leiden tot tragere reactietijden op daaropvolgende stimuli op dezelfde locatie. |
| Negatieve priming | Een fenomeen waarbij de prestatie met betrekking tot een doelsstimulus slechter wordt als die doelsstimulus eerder als afleidende stimulus (distractor) is aangeboden; de eerdere blootstelling aan de stimulus "remt" de verwerking ervan. |
| Veranderingsblindheid | Het fenomeen waarbij veranderingen in de visuele omgeving niet worden opgemerkt, vaak afhankelijk van hoe belangrijk de veranderende informatie is voor de waarnemer of hoe de aandacht van de waarnemer wordt afgeleid. |
| Predictive Processing (PP) Theorie | Een theorie die stelt dat onze perceptie gebaseerd is op voorspellingen die ons brein continu maakt over de omgeving. We nemen alleen waar wat we voorspellen, en passen deze voorspellingen aan op basis van fouten in deze voorspellingen. Aandacht wordt hierin gezien als de precisie van deze voorspellingen, beïnvloed door de inschatting van de relevantie van de informatie voor het systeem. |
| Concentratie | Wordt verklaard als een zeer hoge precisie van voorspellingen over een specifiek signaal. Dit wordt bevorderd door overtuigingen die orde creëren, maar verzwakt door overtuigingen die wanorde veroorzaken of als de informatie niet in lijn is met bestaande overtuigingen. |
| Hemineglect | Een aandachtsstoornis waarbij een persoon moeite heeft met het aandacht besteden aan een specifieke locatie, meestal de linkerhelft van de ruimte, zonder dat er sprake is van een visueel probleem. Vanuit de PP-theorie kan dit ontstaan doordat er geen interne voorstelling wordt opgebouwd van dat deel van de wereld, of doordat voorspellingsfouten aan die kant als onbelangrijk worden beschouwd. |
| Bewustzijn | De subjectieve (betekenis/emotie) ervaring van een interne of externe stimulus. Het omvat niet alleen de waarneming van een stimulus, maar ook het weten dat de stimulus aanwezig is en de impact die het heeft, wat kwaliteit toevoegt aan de ervaring. |
| Perceptie zonder bewustzijn | Het waarnemen van prikkels die onder de drempel van bewustzijn liggen (subliminaal), maar die toch gedrag of beoordelingen kunnen beïnvloeden. Voorbeelden zijn semantische priming en evaluatieve priming, waarbij onbewust waargenomen prikkels een effect hebben op de respons op latere prikkels. |
| Twee-systeem theorieën | Theorieën die onderscheid maken tussen twee verschillende soorten mentale processen: Systeem 1, dat onbewust, automatisch, ongecontroleerd, snel en emotioneel opereert, en Systeem 2, dat bewust, gecontroleerd, traag, logisch en doordacht werkt. |
| Onbewuste actieplanning | Onderzoek suggereert dat hersenprocessen die leiden tot een beslissing om een actie uit te voeren, onbewust beginnen en dat de bewuste beslissing pas later plaatsvindt. Dit roept vragen op over de rol van bewustzijn en vrije wil in besluitvorming. |
| Cognitieve controle | De mate waarin gedrag gericht is op een bewust doel. Dit kan worden gedefinieerd als het onderdrukken van automatische reacties (Systeem 1) en het aanspreken van gecontroleerde processen (Systeem 2) om gedrag bewust te sturen. |
| Strooptaak | Een taak waarbij proefpersonen gevraagd worden de kleur van een woord te benoemen, terwijl de betekenis van het woord niet overeenkomt met de kleur. Het Stroop-effect, waarbij proefpersonen langzamer zijn op incongruente beurten, illustreert hoe lezen (een automatisch proces) geïnhibeerd moet worden om de kleur te kunnen benoemen. |
| Stroop-taak | Een experimentele taak waarbij de kleur van een woord wordt benoemd. Bij een "incongruente beurt" komt de kleur van het woord niet overeen met de betekenis ervan, wat leidt tot een vertraging in het benoemen van de kleur. |
| Automaatciteit | Een kenmerk van gedrag dat snel, efficiënt, onbewust en ongecontroleerd is. Elk van deze kenmerken kan op een continuüm variëren en hangt niet altijd samen. |
| Voorspellingsverwerking (Predictive Processing - PP) theorie | Een theorie die stelt dat er één basisproces is: automatische voorspellingen. Bewustzijn wordt gezien als het resultaat van deze voorspellingen, zonder dat er een apart proces voor nodig is. |
| Automatische voorspellingen | De hersenen maken continu voorspellingen over interne processen en de omgeving, wat ten grondslag ligt aan gedrag. Actie ontstaat vanuit het reduceren van verwachte fouten door deze voorspellingen. |
| Taakwisselkost | De vertraging die optreedt wanneer men moet wisselen tussen verschillende taken, wat duidt op de inspanning die nodig is om zich aan te passen aan de nieuwe taak. |
| Automatisering | Het proces waarbij gedrag in lijn wordt gebracht met bewuste doelen, waardoor het gemakkelijker wordt om doelgericht te handelen en gedrag grotendeels automatisch uit te voeren na herhaling. |
| Ongewenst gedrag | Gedrag dat niet in lijn is met bewuste doelen, zoals verslaving of agressie. Dit gedrag ontstaat doordat men nog steeds voorspelt dat men dit gedrag zal uitvoeren, zelfs als het niet meer nuttig is. |
| Adaptieve overtuigingen | Alternatieve voorspellingen die worden gemaakt om schadelijk gedrag aan te passen. Door deze nieuwe voorspellingen consistent toe te passen via herhaling, leert het systeem deze als logischer te beschouwen. |
| ABC-training | Een interventie bij verslaving waarbij geleerd wordt om in specifieke situaties alternatief gedrag (B) te voorspellen voor positieve gevolgen (C) die bijdragen aan belangrijke doelen, in plaats van verslavingsgedrag te voorspellen tijdens mentale stress (A). |