Cover
Jetzt kostenlos starten politiek-en-media-correct.pdf
Summary
# De publieke sfeer en haar transformatie
Dit onderwerp onderzoekt het concept van de publieke sfeer, zoals uiteengezet door Habermas, inclusief de ideale vorm, de transformatie ervan door diverse machtsfactoren, en de neergang door refeodalisering en commercialisering.
### 1.1 Het concept van de publieke sfeer volgens Habermas
#### 1.1.1 Oorsprong en ideaaltype
De publieke sfeer, geanalyseerd vanuit een normatief-kritische traditie, is een ideaaltype voor de relatie tussen politiek en media. Het concept beschrijft publieke deliberatie over zaken van algemeen belang, die plaatsvindt tussen de staat, de economie (functionele systemen) en de civil society (georganiseerde burgers). De politieke publieke sfeer kenmerkt zich door activiteiten van de staat en deelname aan het publieke debat op basis van rationele argumenten. Dit proces is cruciaal voor de vorming van de publieke opinie en leidt tot politieke besluitvorming op basis van consensus en het algemeen belang [3](#page=3).
#### 1.1.2 Functies van overleg
Overleg fungeert als een filtermechanisme met drie hoofdfuncties:
* Het mobiliseren en verzamelen van relevante kwesties en informatie, en het specificeren van interpretaties [3](#page=3).
* Het discursief verwerken van bijdragen door middel van argumenten voor en tegen [3](#page=3).
* Het genereren van rationeel gemotiveerde ja- en nee-houdingen die de uitkomst van procedureel correcte beslissingen bepalen [3](#page=3).
#### 1.1.3 Rol van de nieuwsmedia
In de 18e eeuw, de oorsprong van het concept, werd de publieke sfeer geassocieerd met verlichte, welgestelde mannelijke klassen in koffiesalons, die fungeerden als een schatkamer van ideeën. Vanaf het einde van de 18e eeuw, met de opkomst van de industriële samenleving, kregen nieuwsmedia een centrale rol. Ze vormden een forum voor publiek debat op grote schaal en oefenden controle uit op het politieke systeem. Gemediëerde politieke communicatie in de publieke sfeer kan deliberatieve legitimatieprocessen faciliteren [3](#page=3).
### 1.2 Publieke sfeer: ideaal versus transformatie
#### 1.2.1 Het Habermasiaanse ideaaltype in de praktijk
De visie van Habermas op de publieke sfeer is een ideaaltype. Het stelt gelijke toegang tot de publieke sfeer voor iedereen op basis van rationele argumenten voor, maar de realiteit wijkt hier vaak van af [5](#page=5).
#### 1.2.2 De problematiserende factor: macht
Verschillende vormen van macht transformeren de publieke sfeer:
* **Politieke macht:** Afhankelijk van legitimatie via de publieke sfeer [5](#page=5).
* **Sociale macht:** Afhankelijk van maatschappelijke status, ook wel sociaal en cultureel kapitaal genoemd. Dit kan voortkomen uit sociale stratificatie (bv. SES), maar ook uit zichtbaarheid en reputatie (bv. sociale bewegingen, opinieleiders) [5](#page=5).
* **Economische macht:** Transformeert sociale macht in druk op het politieke systeem, vaak via functionele systemen. Deze macht kan omzeilt de kanalen van de publieke sfeer, zoals bij lobbying [5](#page=5).
* **Mediamacht:** Journalisten selecteren en verwerken politiek relevante inhoud, wat invloed uitoefent op de publieke opinie via agenda setting, priming en framing. Deze macht is onschadelijk als de media onafhankelijk staan van politieke en economische systemen [5](#page=5).
#### 1.2.3 Ongelijke toegang tot mediamacht
Niet iedereen beschikt over evenveel mediamacht. Nationale kwaliteitskranten fungeren als opinieleiders voor andere media (intermedia agenda setting). Politici en politieke partijen hebben bevoorrechte toegang vanwege de informatie die zij kunnen aanleveren. Vertegenwoordigers van functionele systemen genieten eveneens grotere toegang door hun organisatie en middelen. Actoren uit de civil society bevinden zich in de zwakste positie. De machtsstructuur van de samenleving leidt tot verschillende gradaties van publieke invloed en toegang tot de publieke sfeer [5](#page=5).
#### 1.2.4 Voorwaarden voor een functionerende publieke sfeer
In normale omstandigheden wordt de machtsstructuur gebalanceerd door de reflexiviteit van de publieke sfeer, waarbij elke actor zich aan de spelregels houdt. Twee voorwaarden zijn essentieel om volgens deze regels te kunnen spelen [5](#page=5):
1. Een zelfregulerend mediasysteem dat onafhankelijkheid verkrijgt van zijn sociale omgeving. Dit vereist openbaarheid en transparantie van overlegprocessen, en gelijke participatiekansen [5](#page=5).
2. Anonieme publieken die feedback verlenen tussen een geïnformeerde elite discourse en een responsieve civil society. Overleg is een veeleisende vorm van communicatie die emo-aspecten reduceert, meer kennis oplevert en een breder perspectief biedt [5](#page=5) [6](#page=6).
### 1.3 De neergang van de publieke sfeer
#### 1.3.1 Refeodalisering en structurele transformatie
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw onderging de publieke sfeer een structurele transformatie, gekenmerkt door de opkomst van sociale welvaartsstaten, massademocratie en massamedia. Rationeel debat werd vervangen door entertainment voor het volk, en horizontale communicatie door verticale communicatie. Westerse samenlevingen vertonen een sterke toename van politieke communicatie, maar de politieke publieke sfeer wordt gedomineerd door mediacommunicatie waarbij de voorwaarden voor overleg niet vervuld zijn [6](#page=6).
#### 1.3.2 Aantasting van voorwaarde 1: verstrengeling van systemen
De neergang wordt deels verklaard door de verstrengeling van staat, kapitalistisch systeem en massamedia. Een extreem voorbeeld hiervan is Silvio Berlusconi's Italië. Verstrengeling tussen staat en media kan zich uiten in staatsmedia, zoals het Chinese Xinhua. De verstrengeling van het kapitalistische systeem en massamedia leidt tot een onkritische overname van persberichten [6](#page=6).
#### 1.3.3 Aantasting van voorwaarde 2: van actieve naar passieve consumenten
De publieke sfeer transformeert van een actieve civil society naar een passieve consumentenmaatschappij, zoals beschreven in literatuur over 'public ignorance'. Televisie wordt de belangrijkste informatiebron, wat leidt tot de "videomalaise". Dit resulteert in weinig vertrouwen in politiek en politici, en groot cynisme [6](#page=6).
#### 1.3.4 Oorzaken van de neergang
De oorzaak van deze neergang is de kolonisatie van de publieke sfeer door marktinitiatieven. Economische druk op media leidt tot tabloidisering, personalisering en dramatisering van gebeurtenissen, vereenvoudiging van complexe kwesties, en polarisering van conflicten. Ook politiek gerelateerde factoren dragen hieraan bij [6](#page=6).
#### 1.3.5 Publieke omroep onder druk
Zelfs publieke diensten staan onder druk. Discussies over de besteding van belastinggeld, achterdocht en politieke druk van commerciële concurrenten, en de perceptie als elitair en betuttelend ondermijnen hun positie. Besparingen dwingen publieke omroepen tot het toepassen van markttechnieken, zoals sponsoring, wat hun eigen basiskenmerken en bestaansreden aantast. Dit is vergelijkbaar met de problematiek rond mediabeleid en beheersovereenkomsten van publieke omroepen [6](#page=6).
---
# Agenda setting, priming en framing
Dit deel behandelt de theorieën rond agendasetting, inclusief de oorsprong, causaliteit, de duur van effecten en de evolutie ervan. Ook de rol van priming en framing in het beïnvloeden van publieke en politieke agenda's wordt onderzocht.
### 2.1 Ontstaan en evolutie van agenda setting
Agenda setting onderzoekt de relatie tussen de politieke agenda, de media-agenda en de publieke agenda, en hoe deze agenda's elkaar beïnvloeden. Het sluit aan bij beschrijvingen van politieke communicatie in de publieke sfeer, waarbij de interactie tussen inputs en outputs van verschillende actoren centraal staat. De principes van politieke communicatie van Wolfsfeld zijn hierbij relevant [14](#page=14).
#### 2.1.1 Eerste onderzoeken naar agenda setting
Vanaf de jaren '70 verschoof de focus van de overtuiging van een "magische kogel"-effect van propaganda naar het "limited media effects" paradigma. Dit paradigma maakt onderscheid tussen effecten op ons denken en effecten op onze attitudes en gedrag, hoewel het laatste in bepaalde omstandigheden ook mogelijk is [14](#page=14).
In 1972 introduceerden McCombs en Shaw het concept "agenda setting", gedefinieerd als het proces waarbij massamedia bepaalde issues frequent en prominent presenteren, waardoor grote delen van het publiek deze issues als belangrijker gaan beschouwen dan andere. Een voorbeeld hiervan is berichtgeving over klimaatprotesten, die de awareness kan vergroten dat klimaatopwarming een belangrijk issue is, zonder per se iedereen te overtuigen van een strenger klimaatbeleid [14](#page=14).
De oorspronkelijke studies naar agenda setting vonden plaats tijdens drie opeenvolgende Amerikaanse presidentsverkiezingen, die dienden als een "natuurlijk laboratorium" door de continue stroom van politieke berichten. De Chapel Hill-studie uit 1968 vond een bijna perfecte correlatie tussen de media-agenda van issues en de publieke agenda van issues onder besluiteloze kiezers [14](#page=14).
#### 2.1.2 Causaliteit in agenda setting
Het vaststellen van causaliteit tussen de media-agenda en de publieke agenda vereist doorgaans een combinatie van opiniepeilingen en inhoudsanalyse. Hierbij worden issues in het nieuws geteld en gerankt, en het publiek wordt bevraagd over de belangrijkheid van issues. Kritiek hierop richt zich op het onderscheid tussen correlatie en causaliteit [15](#page=15).
Longitudinaal onderzoek tracht de richting van het effect te onderzoeken, maar kent beperkingen door het gebrek aan controle op andere invloeden zoals schandalen of reclame. Experimenteel onderzoek biedt meer interne validiteit, maar minder externe validiteit. Zelfs korte blootstelling aan nieuwsartikelen in een laboratoriumsetting kan significante agenda-setting effecten veroorzaken [15](#page=15).
#### 2.1.3 Relatie tussen media-aandacht en politieke steun
Meeste onderzoek naar agenda setting focust op de invloed van nieuws op verkiezingsresultaten, maar peilingen buiten verkiezingstijd worden ook steeds vaker onderzocht. De relatie tussen publieke steun voor partijen en mediaberichtgeving is complex [15](#page=15).
* **Issue-salience en party salience:** Agenda setting onderzoekt de relatie tussen media-aandacht en de publieke agenda, specifiek de thematische prioriteiten (issue-salience) en de representatie van actoren in het nieuws (party salience) [15](#page=15).
* **Hypothese 1:** Hoe groter de media-aandacht voor een politieke partij, hoe meer steun deze partij zal genieten in de publieke opinie [15](#page=15).
* **Indexinghypothese:** Deze hypothese stelt een relatie tussen politieke macht en media-macht (vergelijkbaar met Wolfsfeld regel 1) [15](#page=15).
* **Hypothese 2:** Hoe groter de steun voor een partij in opiniepeilingen, hoe groter de zichtbaarheid van deze partij in de media zal zijn [15](#page=15).
Onderzoek in Vlaanderen en Nederland toonde aan dat media-aandacht niet altijd invloed heeft op publieke steun, en dat er soms een omgekeerde invloedsrelatie bestaat, waarbij de publieke steun de media-aandacht beïnvloedt. Dit suggereert mogelijk een opwaartse spiraal [15](#page=15).
#### 2.1.4 Duur van het effect van agenda setting
Het optimale tijdsbestek voor de media-agenda om de publieke agenda te beïnvloeden ligt tussen één en acht weken, met een mediaan van drie weken. Langere periodes zijn niet per se beter, en agenda setting effecten nemen af na verloop van tijd, waarbij het acht tot 26 weken kan duren voordat ze volledig verdwijnen. Dit stelt uitdagingen voor het agenderen van langdurige kwesties zoals klimaatprotesten of internationale conflicten [15](#page=15).
#### 2.1.5 Evolutie van agenda setting theorie
Oorspronkelijke bevindingen toonden een hoge mate van overeenkomst tussen verschillende media-uitingen, wat onderzoek naar inter-media agenda setting initieerde en het belang van elite nieuwsorganisaties, zoals The New York Times, benadrukte in het bepalen van de media-agenda. Inter-media agenda setting verklaart hoe elite media hun agenda van belangrijke issues doorgeven aan andere media [15](#page=15) [16](#page=16).
De focus verschoof van de invloed van de nieuwsmedia op de 'salience' (belangrijkheid) van issues op de publieke agenda (first-level agenda setting) naar second-level agenda setting, wat de overdracht van attribuutsaliëntie voor issues en andere "objecten" zoals politieke figuren beschrijft [16](#page=16).
* **Economisch nieuws:** De focus kan variëren tussen inflatie en tewerkstellingsgraad, en de toon (positief, negatief, neutraal) kan ook verschillen [16](#page=16).
* **Beeldvorming van politieke kandidaten:** De kenmerken waarop zij geëvalueerd worden en of ze positief, negatief of neutraal in het nieuws komen, wordt beïnvloed [16](#page=16).
* Een voorbeeld van attribute agenda setting is de negatieve berichtgeving over een aanstaand verlies van de CD&V tijdens de verkiezingscampagne van 2010 [16](#page=16).
#### 2.1.6 Grootte van het effect van agenda setting
Nadat de basisrelatie tussen de media-agenda en de publieke agenda was vastgesteld, begon een tweede fase van onderzoek naar factoren die agenda setting effecten versterken of verzwakken [16](#page=16).
* **Kenmerken van het publiek (Need for Orientation):** Bij hoge onzekerheid en hoge relevantie is de behoefte aan oriëntatie hoog, wat leidt tot sterke agenda setting effecten. Dit was bijvoorbeeld te zien aan het begin van de coronapandemie. Individuen met een hogere opleiding ervaren vaak een grotere behoefte aan oriëntatie. Issues waar mensen weinig tot geen persoonlijke ervaring mee hebben (unobtrusive issues) zijn het meest geneigd om belangrijk te worden als ze prominent in de media komen [16](#page=16).
* **Kenmerken van de media:** Hoewel onderzoeksresultaten uiteenlopen, is er iets meer bewijs voor een grotere impact van kranten dan van tv-nieuws [16](#page=16).
#### 2.1.7 Welke agenda's worden beïnvloed?
Agenda setting kan worden onderverdeeld in drie soorten relaties:
* **Publieke agenda setting:** De invloed van de media-agenda op de publieke agenda [16](#page=16).
* **Politieke agenda setting:** De invloed van de media-agenda op de politieke agenda [16](#page=16).
* **Media agenda setting:** De invloed van politieke actoren (partijen, lobbyisten, PR, civil society) op de media-agenda. Dit proces wordt ook wel agenda building genoemd [16](#page=16) [18](#page=18).
### 2.2 Politieke agenda setting
Politieke agenda setting onderzoekt hoe politici reageren op de mediaberichtgeving. Er is een gedeeltelijke overlap met publieke agenda setting, waarbij de media dienen als communicatiekanaal tussen politici en als indicator van de publieke opinie. Concepten als 'adoption incidence', 'adoption type', en 'adoption promptness' beschrijven de mate en wijze waarop politieke actoren mediathema's oppikken [17](#page=17).
#### 2.2.1 Relatie media-agenda en politieke agenda
De media zijn niet volledig onafhankelijk en hun agenda kan worden beïnvloed door verschillende factoren. Onderzoeksjournalistiek, zoals de Panama Papers, kan hier een belangrijke rol in spelen [17](#page=17).
* **Media agenda:** Verschillen tussen kwaliteitsmedia, populaire media of roddelbladen spelen een rol, net als inter-media agenda setting. Kenmerken zoals focus, congruentie en persistentie van nieuwsberichten dragen bij aan de media-agenda. Focusing events, issue features (opvallendheid, eenduidigheid, negativiteit) beïnvloeden ook de agendasetting [17](#page=17).
* **Politieke agenda:** Deze is het moeilijkst te operationaliseren. Het kan symbolisch zijn (retoriek) of substantieel (regelgevende, wetgevende of administratieve gevolgen). De tijdsperiode, zoals de aanloop naar verkiezingen, beïnvloedt de politieke communicatie van partijen en de hoeveelheid politiek nieuws [17](#page=17).
#### 2.2.2 Politieke adoptie
Politieke adoptie verwijst naar de mate waarin thema's in de media door politici worden opgepikt. Voorbeelden zoals "Godvergeten" of "Pano over sepsis" illustreren hoe maatschappelijke kwesties via media-aandacht op de politieke agenda belanden [18](#page=18).
### 2.3 Media agenda setting (Agenda Building)
Media agenda setting, ook wel agenda building genoemd, beschrijft hoe belanghebbenden, zoals public relations-beoefenaars, de media gebruiken om hun doelgroepen te bereiken [18](#page=18).
#### 2.3.1 Toegang tot de media
De vraag wie toegang krijgt tot de media is cruciaal. Volgens de theorie van Habermas spelen inputs in de publieke sfeer en de factor macht hierin een rol. Wolfsfeld's regel 1, die stelt dat politieke macht gelijkstaat aan mediamacht, is hier relevant. Civil society-organisaties bevinden zich vaak in de zwakste positie om de media-agenda te bepalen [18](#page=18).
* **VIP's versus de achterdeur:** VIP's hebben directe toegang, terwijl anderen via de "achterdeur" werken door in te spelen op nieuwswaarden zoals drama, conflict, spektakel, of persoonlijke verhalen, vaak via protest en demonstraties [18](#page=18).
* **Nieuwsmonitor 7 (middenveldorganisaties in het nieuws):** Onderzoek toont aan dat media-aandacht sterk scheef verdeeld is, waarbij een kleine top van organisaties een groot deel van de aandacht krijgt, terwijl veel organisaties slechts eenmaal aan bod komen [18](#page=18).
* **Matteüs-effect:** Vakbonden en beroepsorganisaties (OSM) kunnen hierbij een illustratie vormen [18](#page=18).
* **Factoren die succes bij protestacties bepalen:** Wouters identificeerde factoren zoals de logica van aantallen, de logica van disruptie, en de logica van het getuigenis, die de kans vergroten dat protestacties in het tv-nieuws komen [18](#page=18) .
### 2.4 Priming
Priming, een proces dat nauw verwant is aan agenda setting, vindt plaats wanneer de media de nadruk leggen op bepaalde aspecten van een issue of actor. Dit beïnvloedt vervolgens de criteria die het publiek gebruikt om hun oordeel te vormen. Als de media bijvoorbeeld veel aandacht besteden aan economische aspecten van een politiek debat, zal het publiek waarschijnlijk de economische competentie van politici als belangrijk criterium hanteren [15](#page=15).
#### 2.4.1 Effecten van priming
Priming kan zowel op 'first-level' (issues) als 'second-level' (attributen) plaatsvinden. In de context van politieke campagnes kan priming invloed hebben op hoe kiezers de kandidaten beoordelen, door de aandacht te sturen naar specifieke beleidspunten of persoonlijke kenmerken [15](#page=15) [16](#page=16).
> **Tip:** Priming is een krachtig mechanisme omdat het niet zozeer bepaalt *wat* mensen denken, maar *waarover* ze denken, en welke criteria ze daarvoor hanteren.
### 2.5 Framing
Framing, eveneens gerelateerd aan agenda setting en priming, gaat over de manier waarop een issue wordt gepresenteerd en gedefinieerd in de media. Door specifieke 'frames' te gebruiken, worden bepaalde interpretaties en betekenissen bevorderd, terwijl andere worden uitgesloten [16](#page=16).
#### 2.5.1 Soorten frames
Frames kunnen verschillende vormen aannemen, bijvoorbeeld:
* **Probleemdefiniëring:** Hoe een probleem wordt geschetst (bv. als een sociaal probleem, een economisch probleem, of een individueel falen) [16](#page=16).
* **Oorzaken toeschrijven:** Welke factoren verantwoordelijk worden gehouden voor een probleem [16](#page=16).
* **Oplossingen suggereren:** Welke oplossingen als passend worden voorgesteld [16](#page=16).
* **Morele oordelen:** Hoe het probleem moreel wordt beoordeeld [16](#page=16).
> **Example:** De berichtgeving over immigratie kan verschillen. Een frame dat focust op economische druk door immigratie zal een andere reactie oproepen dan een frame dat de nadruk legt op culturele verrijking of humanitaire aspecten.
#### 2.5.2 Rol van framing in politieke communicatie
Framing is essentieel in politieke communicatie omdat het de publieke perceptie van complexe kwesties kan sturen en de politieke agenda kan beïnvloeden. Door een issue in een bepaald frame te plaatsen, kunnen politici en media de publieke discussie en de daaruit voortvloeiende politieke besluitvorming beïnvloeden [16](#page=16) [17](#page=17).
> **Tip:** Let bij het analyseren van mediaberichtgeving niet alleen op *welke* onderwerpen aan bod komen (agenda setting) of *welke aspecten* worden benadrukt (priming), maar ook op de manier *hoe* de informatie wordt gepresenteerd en welke betekenissen daaraan worden toegekend (framing).
---
# Mediatisering, tabloidisering en politieke communicatie
Dit onderwerp onderzoekt de groeiende rol van media in de maatschappij en politiek, de transformatie van nieuwsverslaggeving, de dynamiek van politieke retoriek en de fundamentele principes van politieke communicatie.
### 3.1 De vijf principes van politieke communicatie volgens Gadi Wolfsfeld
Gadi Wolfsfeld's werk positioneert zich op het meso-niveau van onderzoek en bouwt voort op de Amerikaanse politicologische traditie om vijf principes van politieke communicatie te formuleren. Deze principes belichten de interactie vanuit verschillende perspectieven: politiek, media en publiek waarbij het startpunt de politieke context is, aangezien nieuws altijd geworteld is in specifieke tijds-, plaats- en culturele omstandigheden. Journalisten spelen hierin een rol, maar worden vaak als reactiever beschouwd dan proactief [19](#page=19).
#### 3.1.1 Het politieke perspectief: de strijd om nieuwstoegang
Politieke actoren strijden om nieuwstoegang, omdat dit aanzienlijke voordelen oplevert [19](#page=19):
* **Mobilisatie:** het aantrekken van leden en het ophalen van fondsen [20](#page=20).
* **Beïnvloeding van beleid:** het plaatsen van issues op de publieke agenda (public agenda setting) en het uitoefenen van druk op politieke leiders [20](#page=20).
* **Legitimatie ten aanzien van kiezers:** het versterken van hun positie bij het electoraat [20](#page=20).
De media functioneren als een forum voor publiek debat om tot geïnformeerde beslissingen te komen. De principes 1 en 2 van Wolfsfeld beschouwen de input vanuit het politieke centrum, functionele systemen en de civil society, terwijl principes 3 en 4 de output van nieuwsmedia betreffen, en principe 5 de vorming van publieke opinie [20](#page=20).
##### 3.1.1.1 Regel 1: politieke macht = mediamacht
Politieke macht kan doorgaans worden vertaald naar macht over de nieuwsmedia. Macht is een belangrijk selectiecriterium voor journalisten, die meer interesse hebben in actoren die maatschappelijke impact kunnen hebben. Machthebbers worden ook gezien als informatieknooppunten, wat resulteert in een routineuze aandacht voor hen. De relatie tussen journalisten en machthebbers kan worden gekarakteriseerd als een competitieve symbiose, waarbij beide partijen elkaar nodig hebben om hun doelen te bereiken [20](#page=20).
Het fenomeen van "indexing" (het volgen van wat machthebbers zeggen) door journalisten kan leiden tot een beperkte diversiteit aan opinies in het nieuws, met een focus op de uitspraken en acties van elites. Elites worden hierbij niet alleen gedefinieerd als politici, maar ook als actoren met sociale of economische macht, zoals grote bedrijven [20](#page=20).
* **Kanseliersbonus:** Media-aandacht voor politici wordt mede bepaald door hun persoonlijkheid, maar nog meer door hun functie. De regering en haar ministers domineren het nieuws, en de extra aandacht voor de eerste minister of kanselier wordt de "kanseliersbonus" genoemd. Dit komt door de hogere nieuwswaarde van het denken en doen van een regering en hun sterkere toegang tot en controle over mediaboodschappen [20](#page=20) [21](#page=21).
* Er worden drie soorten bonussen onderscheiden:
* **Meerderheidspartijbonus:** meer aandacht voor meerderheidspartijen dan oppositiepartijen [21](#page=21).
* **Regeringsbonus:** ministers kapen 80% van de spreektijd weg, tegenover 20% voor parlementsleden. Partijvoorzitters komen in de buurt van ministers qua aandacht [21](#page=21).
* **Kanseliersbonus:** de eerste minister ontvangt de meeste media-aandacht [21](#page=21).
* Verschillen in aandacht bestaan ook tussen beleidsniveaus (federaal versus Vlaams) en binnen beleidsniveaus (regering versus parlement). Tijdens verkiezingen is er minder aandacht voor de regering, maar na de formatie domineren zij het nieuws weer, wat kan wijzen op een honeymoon-effect. Partijleiders krijgen veel aandacht voor en na verkiezingen, maar minder daarbuiten [21](#page=21).
Nieuwstoegang verloopt via de "voordeur" (VIP's die beslissingen bekendmaken) en de "achterdeur" (de journalistieke voorkeur voor drama en conflict, wat oppositie kansen biedt). Echter, de focus op actie verdringt vaak de boodschap, en de bias blijft vertekend in het voordeel van elites [21](#page=21).
* **Matteüseffect voor machtige actoren:** Dit principe van cumulatieve ongelijkheid houdt in dat machtige actoren meer voordelen behalen. De impact van PR en de overstap van journalisten naar woordvoerders spelen hierbij een rol. Hoewel kritiek mogelijk is, kan te strenge aanpak leiden tot verminderde toegang tot waardevolle informatie [22](#page=22).
##### 3.1.1.2 Regel 2: controle over de politieke omgeving is mediacontrole
Politieke autoriteiten streven naar controle over de politieke omgeving, wat de controle over de informatiestroom en consensusbereik over beleid omvat. Wanneer deze controle verloren gaat, wordt een onderwerp controversieel, wat kan leiden tot een "Politics-Media-Politics cycle". De media reflecteren niet alleen politieke verandering, maar kunnen deze ook versterken en versnellen [22](#page=22).
De mate van onafhankelijkheid van media varieert [22](#page=22):
* **Sterke onafhankelijkheid:** in waakhondfuncties en onderzoeksjournalistiek [22](#page=22).
* **Zwakke onafhankelijkheid:** wanneer afhankelijk van input van machtige actoren, zoals in oorlogssituaties [22](#page=22).
* **Middensituatie:** wanneer media informatie krijgen die ingaat tegen het officiële standpunt [22](#page=22).
Het aantal events dat media zelf initiëren is beperkt; hun hoofdactiviteit is het transformeren van aangereikte events tot nieuws. Met de opkomst van nieuwe media hebben autoriteiten minder controle over de initiatie van informatie, maar wel over de invulling ervan [23](#page=23).
#### 3.1.2 Het communicatiewetenschappelijk perspectief: "turning politics into news"
Nieuws is geen weerspiegeling van de realiteit, maar een sociale constructie gestuurd door de drijfveer om een zo groot mogelijk publiek te bereiken [23](#page=23).
##### 3.1.2.1 Regel 3: no such thing as objective news
Nieuws is altijd geworteld in een specifieke tijd en plaats, wat leidt tot "cultural bias". De selectie van onderwerpen en de framing (interpretatiekader) zijn cruciaal. Een dominant frame ontstaat door consensus in de maatschappij, terwijl competing frames leiden tot controverse. Wanneer politieke leiders controle over de politieke omgeving verliezen, kunnen dominante frames veranderen [23](#page=23).
* **Hostile Media Phenomenon (HMP):** Hoe meer betrokken men is bij het nieuws, hoe vijandiger men de media ervaart, met name politieke actoren aan de extremen van het politieke spectrum [23](#page=23).
De politieke oriëntatie van journalisten is een complex thema. De meeste journalisten schatten zichzelf als links van het centrum of rond het centrum. Onderzoek op basis van inhoudsanalyse nuanceert dit, aangezien nieuwswaardigheid een rol speelt. Surveyonderzoek onder journalisten suggereert een progressievere inslag dan de media waarvoor ze werken, maar voorzichtigheid is geboden bij de interpretatie van deze gegevens. Journalisten en media hebben er belang bij om zich niet met een specifieke partij of ideologie te identificeren om hun publiek niet te verliezen. Ze zijn ook afhankelijk van officiële bronnen die grotendeels de dans bepalen [24](#page=24).
##### 3.1.2.2 Regel 4: telling a good story
Media zijn primair gericht op het vertellen van een goed verhaal, wat een grote impact kan hebben op het politieke proces. De commerciële logica blijkt hierbij belangrijker dan de ideologische. Politieke informatie wordt omgevormd tot een verhaal met helden en schurken, drama en conflict [24](#page=24).
* **Personalisering en infotainment:** Nieuws wordt steeds meer gezien als entertainment. Dit uit zich in "gotcha journalism" en, in Vlaanderen, tabloidisering. Personalisering omvat het afbeelden van politici in hun dagelijkse leven, ook als familieman [24](#page=24) [25](#page=25).
* Infotainment kan een groter publiek bereiken, inclusief mensen die minder geïnteresseerd zijn in puur politiek nieuws of voor wie het te complex is [25](#page=25).
* **Negativiteit en cynisme:** De constante zoektocht naar drama en schandalen leidt tot minder respect voor het privéleven van politici en kan leiden tot publieke onwetendheid en mediacracy [25](#page=25).
#### 3.1.3 Het publieke perspectief: media-effecten
##### 3.1.3.1 Regel 5: media effecten
De belangrijkste effecten van nieuwsmedia op burgers zijn vaak onbedoeld en onopgemerkt [25](#page=25).
* **Framing:** Media frames interageren met frames in gesprekken, lessen en eigen overtuigingen [25](#page=25).
* **Agendasetting:** Media bepalen waarover we denken. Onderwerpen die in de media verschijnen, krijgen prioriteit op de publieke agenda [25](#page=25).
* **Priming:** Media beïnvloeden wat we denken. Issue ownership is hierbij belangrijk [25](#page=25).
* **Leren:** Geïnformeerde burgers kunnen geïnformeerde keuzes maken, maar de "knowledge gap" (verschil in kennis) tussen hard en zacht nieuws blijft bestaan [25](#page=25).
* **Overtuigen:** Dit is directer dan framing en priming, maar moeilijker dan bij commerciële producten, aangezien politieke beslissingen emotioneel kunnen zijn. Het meest effectief bij burgers met gemiddelde interesse in politiek [25](#page=25).
### 3.2 Mediatisering en tabloidisering
#### 3.2.1 Mediatisering van de politiek
Mediatisering is een sociaal veranderingsproces waarbij media steeds invloedrijker worden en diep geïntegreerd raken in verschillende maatschappelijke sferen. Het concept is breder dan mediëring, dat het verzenden van berichten via media omvat [26](#page=26).
De mediatisering van politiek verwijst naar het toenemende belang en de spillover-effecten van media op politieke processen, instituties, organisaties en actoren. Kenmerken zijn [26](#page=26):
1. Een langetermijn en dynamisch proces [26](#page=26).
2. Een groeiend belang en invloed van media [26](#page=26).
3. Aanraking van alle aspecten van politiek [26](#page=26).
4. Indirecte invloeden als gevolg van aanpassingen van politieke actoren aan de media [26](#page=26).
Mediatisering wordt vaak geassocieerd met globalisering en is moeilijk te operationaliseren. Er zijn vier dimensies of fasen van mediatisering [26](#page=26):
1. **Media als belangrijkste informatiebron:** De mate waarin politiek gemedieerd is. De hoeveelheid politiek nieuws is toegenomen, zowel in kranten als op televisie [27](#page=27).
2. **Onafhankelijkheid van media:** Hoe onafhankelijker media worden van politiek, hoe afhankelijker ze worden van marktmechanismen en commercialisme [27](#page=27).
3. **Commercialisering van media en tabloidisering:** De invloed van een "media logica" wordt groter [28](#page=28).
4. **Politieke public relations (PPR):** Politieke actoren passen zich steeds meer aan de mediagedreven logica aan [30](#page=30).
#### 3.2.2 Media logica versus politieke logica
Media en politiek zijn gescheiden institutionele systemen met verschillende doelen, belangen, actoren, regels en procedures [27](#page=27).
* **Politieke logica:**
1. **Polity:** Regels van het politieke proces (bv. vragenuurtje) [28](#page=28).
2. **Policy:** Probleemdefiniëring en beleidsvorming (bv. wetsvoorstel) [28](#page=28).
3. **Politics:** Vergaren van steun voor kandidatuur of ideeën [28](#page=28).
* **Media logica:**
1. **Professionalisme:** Eigen professionele normen en praktijken van nieuwsmedia [28](#page=28).
2. **Commercialisering:** Gedreven door commerciële motieven [28](#page=28).
3. **Mediatechnologie:** Bepalend voor nieuwsproductie en -presentatie [28](#page=28).
De toenemende invloed van media logica leidt tot mediatisering [28](#page=28).
#### 3.2.3 Commercialisering van nieuws en tabloidisering
Commercialisering van nieuws leidt tot popularisering, sensationalisering, tabloidisering en infotainment. Dit wordt vaak met een normatief en negatief denkkader benaderd [28](#page=28).
* **Softening of journalistic political communication:** Veranderingen in politieke journalistiek op verschillende niveaus [28](#page=28).
* **Sensationalisme:** Focus op personen in plaats van beleid, versterkend taalgebruik, montagetechnieken [29](#page=29).
* **Soft news:** Minder hard nieuws, meer focus op human interest, personalisering, en episodic framing [29](#page=29).
* **Infotainment:** Programma's die informatie en entertainment combineren, met vervagende grenzen tussen genres [30](#page=30).
* **Tabloidisering:** Oorspronkelijk het formaat van de krant, maar nu een proces van overname van waarden uit populaire media door nieuwsmedia, met veranderingen in inhoud, vorm en stijl [30](#page=30).
Vervagende grenzen tussen journalistiek en andere sectoren zoals PR en economie duiden op dedifferentiatie [30](#page=30).
#### 3.2.4 Politieke public relations (PPR)
PPR is een gevolg van mediatisering, gekenmerkt door "permanent campaigning" en de professionalisering van politiek en politieke marketing. "To go public" is een essentiële strategie om te kunnen regeren [30](#page=30) [31](#page=31).
* **Media arena:** Politieke actoren streven naar positieve publiciteit door middel van nieuwsmanagement, waarbij journalisten beslissingen nemen over aandacht en framing [31](#page=31).
* **Interne, parlementaire en electorale arena's:** PPR strategieën worden ingezet om interne cohesie te maximaliseren, parlementaire invloed te vergroten, en stemmen te winnen [31](#page=31).
* **Strategisch nieuwsmanagement:** Tactieken om de kosten voor journalisten te verlagen, zoals het discreet lekken van informatie of het organiseren van staged events ("pseudo-events"). Pseudo-events zijn vooraf gepland, gericht op het reproduceren van de media logica, en vormen een "news subsidy" [32](#page=32).
* **Image and event management:** Exploiteren van persoonlijkheidskenmerken en het laten samenvallen van imago en politieke kwesties [32](#page=32).
* **Agenda cutting and message control:** Tactieken om aandacht af te leiden van potentieel schadelijke issues [33](#page=33).
* **Attack politics:** Aanvallen van de persoonlijkheid, staat van dienst of meningen van tegenstanders, wat aansluit bij de voorkeur van media voor negatief nieuws [33](#page=33).
De komst van sociale media stelt partijen in staat nieuwsmedia vaker te omzeilen, wat leidt tot meer controle over de boodschap, hoewel de impact blijft wanneer dit wordt opgepikt door nieuwsmedia. Mediatisering kan leiden tot een "democratic deficit" doordat politici inspelen op media logica, wat resulteert in simplificatie, polarisatie en gedesillusioneerde kiezers [33](#page=33).
#### 3.2.5 Oorzaken en gradaties van mediatisering
De oorzaken van mediatisering zijn complex en talrijk, en omvatten de commercialisering van media, veranderingen in politiek, en de politieke overtuigingen van burgers. Een sterk publiek omroepbestel en subsidies aan kranten kunnen de mediatisering vertragen of omkeren. De mate van mediatisering verschilt ook tussen landen, afhankelijk van factoren zoals het type omroepbestel en de aard van populaire versus kwaliteitsmedia [33](#page=33) [34](#page=34).
### 3.3 Gender en populisme in de media
#### 3.3.1 Gender in politiek en media
Politiek wordt historisch gezien als een mannelijk domein, met ingebedde mannelijke normen in gedrag, taal, kleding en architectuur. Journalistiek kent ook een "patriarchale werkplekcultuur". Nieuwsberichtgeving streeft naar een waarheidsgetrouw beeld van de realiteit, maar representaties van groepen, waaronder gender, worden vaak gereproduceerd zoals die elders in de maatschappij bestaan [34](#page=34) [35](#page=35).
* **Gegenderde patronen in nieuws:** Vrouwelijke politici worden minder vaak gerepresenteerd, een fenomeen dat kan duiden op "symbolic annihilation". Wanneer ze wel worden gerepresenteerd, is er vaak meer nadruk op hun privéleven, uiterlijk, leeftijd en gender dan op politieke kwesties. De "femininity-competence double bind" beschrijft hoe vrouwen competentie moeten tonen met mannelijke eigenschappen, maar riskeren als te mannelijk te worden gezien [35](#page=35) [36](#page=36).
* **Intersectionaliteit:** Etniciteit, ras, klasse, leeftijd en seksualiteit construeren wederzijds complexe sociale ongelijkheden. Westerse politiek is niet alleen historisch mannelijk, maar ook historisch wit en bevolkt door mensen uit geprivilegieerde sociale klassen [37](#page=37).
* **Belang van representatie:** Goede representatie is cruciaal voor de verkiesbaarheid van vrouwelijke politici, de motivatie van vrouwen om politiek actief te worden, en de goede werking van de democratie [37](#page=37).
#### 3.3.2 Populisme en media
Populisme is een veelvoorkomend fenomeen met diverse historische en recente vormen. De meest gebruikte definitie beschouwt populisme als een ideologie die de samenleving opsplitst in "het pure volk" en "de corrupte elite", en streeft naar de uitdrukking van de "volonté générale". Andere benaderingen zien populisme als een discours (het construeren van het politieke door middel van een "chain of equivalence" en "empty signifiers" zoals "het volk") of als een stijl die zich kenmerkt door een sterke personalistische leider en een sociaal-culturele "high-low" as [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41).
* **Relatie populisme en media:** Populisten bekritiseren media als deel van de (ondemocratische) elite en pleiten voor minder mediërende instellingen. Echter, de populistisch stijl past goed bij de mediagedreven logica, en populistisch partijen zijn afhankelijk van media om hun boodschap te verspreiden. Sociale media bieden een platform voor directe representatie en kritiek op media, maar de grootste impact ontstaat wanneer dit wordt opgepikt door nieuwsmedia [41](#page=41) [42](#page=42).
* **Media als bewaker van "de democratie":** Media bewaken een bepaald democratisch model en gebruiken de term "populisme" vaak om grenzen te stellen aan wat als legitiem wordt beschouwd. Dit kan problematisch zijn omdat het de focus legt op de manier van politiek bedrijven in plaats van op de inhoud, en tegelijkertijd populistische partijen legitimeert door hun focus op de wil van het volk [43](#page=43) [44](#page=44).
### 3.4 Taal en retoriek in politieke communicatie
Politieke retoriek kan worden beschouwd als vaardigheid (overtuigend spreken), techniek (Aristoteles' techne retorike), kunst (literaire vorm) of sofistiek (negatieve connotatie). Het dient om metaforen, grammatica en beelden te gebruiken voor betekenisvolle verwerking [45](#page=45).
* **Metaforen:** Beeldspraak die eigenschappen projecteert en perspectiefverschuivingen creëert. Sommige metaforen zijn universeel en diep ingebed in onze cognitie [46](#page=46).
* **Grammatica:** Ook de structuur van zinnen en de keuze van werkwoorden en modale hulpwerkwoorden dragen betekenis [46](#page=46).
* **Retoriek van beelden:** Het gebruik van symbolen en mythes, waarbij beeldende communicatie effectief is voor de reproductie van mythes [46](#page=46).
Politieke marketing, inclusief "political branding", is vandaag de dag relevant en omvat de simplificatie van politieke programma's, het promoten van een levensvisie en het uitstralen van betrouwbaarheid. De retoriek van kanalen en formats, zoals influencers, journalistiek en tv, is cruciaal. Macht en discours zijn nauw verbonden, waarbij politiek, media en influencers de macht hebben om discours te produceren en distribueren. Uitdagingen zijn politieke desinteresse, polarisatie en het betrekken van jongeren [47](#page=47).
---
# Mediacultuur en regulering van de publieke omroep
Hier is een gedetailleerde samenvatting over "Mediacultuur en regulering van de publieke omroep" op basis van de verstrekte documentatie, bedoeld als studiemateriaal voor een examen.
## 4. Mediacultuur en regulering van de publieke omroep
Dit onderwerp onderzoekt hoe gender en etniciteit de mediaberichtgeving vormgeven, de rol van populisme in de media, en de beleidsmatige context van de publieke omroep (VRT) met haar beheersovereenkomsten en de invloed van digitalisering en commercialisering.
### 4.1 Gender en etniciteit in de media
#### 4.1.1 Gender en politiek
De politiek wordt historisch gezien als een mannelijk domein, waar institutionele normen en routines, vaak ongeschreven, bepalen wat als gepast gedrag wordt beschouwd. Deze "gendered logic of appropriateness" beïnvloedt ook de representatie van vrouwelijke politici. Feministische golven hebben geleid tot meer zichtbaarheid en vertegenwoordiging van vrouwen in parlementen en regeringen, maar nog steeds zijn er veel 'firsts'. De aanwezigheid van het "abject", het vrouwelijke (natuur, emotie, het lichamelijke), verstoort het mannelijke claim op de publieke ruimte en leidt tot onzekerheid en hypervisibiliteit van vrouwen in de politiek [34](#page=34).
Journalistiek als instituut kent eveneens normen en routines, en wordt soms beschreven als een "patriarchale werkomgeving". Journalistieke berichtgeving, met noties van objectiviteit en neutraliteit, creëert representaties die bestaande maatschappelijke genderpatronen kunnen reproduceren [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 4.1.2 Gegenderde patronen in nieuwsberichtgeving
Vrouwelijke politici worden minder vaak gerepresenteerd dan mannelijke collega's, een fenomeen dat wordt aangeduid als "symbolische annihilatie". Onderzoek in België, dat nieuwsitems analyseerde rond verkiezingen, toonde aan dat vrouwelijke kandidaten vaker werden geassocieerd met de privésfeer, uiterlijk, leeftijd en gender, terwijl de aandacht voor politieke kwesties en "zachte thema's" minder was. De taal die gebruikt wordt, kan "zachte" persoonlijkheidskenmerken benadrukken, dezelfde eigenschap anders benoemen, of verwijzen naar de voornaam. Dit leidt tot de "femininity-competence double bind", waarbij vrouwen die mannelijke leiderschapskwaliteiten tonen, als te mannelijk en onvrouwelijk worden beschouwd [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 4.1.3 Intersectionaliteit
De Westerse politiek is niet alleen een historisch mannelijk, maar ook een historisch wit domein van geprivilegieerde sociale klassen. Intersectionaliteit erkent dat factoren zoals ras, klasse, gender, seksualiteit, etniciteit en leeftijd elkaar wederzijds beïnvloeden en complexe sociale ongelijkheden creëren. Er wordt gesproken van een "double barrier" van ras en gender. In België is er beperkte vermelding van identiteitskenmerken anders dan gender. Het belang van representatie ligt in de verkiesbaarheid van vrouwelijke politici, de motivatie van vrouwen om politiek actief te zijn en de algemene goede werking van de democratie [37](#page=37).
#### 4.1.4 Gegenderde patronen in fictie
Journalistiek is een populair beroep in fictie, waar de representatie ervan niet neutraal is en iets communiceert over de rol van de journalistiek in de maatschappij. Deze representaties kunnen de status quo in stand houden of uitdagen. Vrouwen en minderheden worden ondergepresenteerd, waarbij vrouwen vaak emotioneel, onprofessioneel en geseksualiseerd worden voorgesteld, en minderheden als "outsiders-within" [37](#page=37).
De serie "Borgen" wordt als case genoemd, die de obstakels voor vrouwen in politiek en journalistiek aankaart. "Pariah femininity" beschrijft vrouwen die eigenschappen van hegemoniële mannelijkheid tentoonspreiden en daardoor de relatie tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid "vervuilen". De werk-privébalans, online harassment en de gevolgen voor mentaal welzijn zijn belangrijke aandachtspunten. Het tegengaan van stereotypen en bias is essentieel [37](#page=37) [38](#page=38).
### 4.2 Populisme en media
#### 4.2.1 Wat is populisme?
Populisme is geen nieuw fenomeen, met historische voorbeelden uit Rusland en de VS, en recentere golven in Latijns-Amerika, West-Europa en Zuid-Europa. In België zijn PVDA en Vlaams Belang voorbeelden, waarbij Vlaams Belang door de tijd heen evolueerde naar een populistische communicatiestijl door traditionele partijen als elite te bestempelen en zichzelf met het volk te associëren [39](#page=39).
Er is veel onenigheid over de definitie van populisme, maar de consensus in de laatste jaren is dat het een manier is waarop een politicus, partij of beweging spreekt vanuit het volk (of een "volk" construeert) tegenover een kwaadwillige elite, waarbij een duidelijke tweedeling en polarisatie wordt gecreëerd. Populisten bekritiseren vaak de liberale democratie ten gunste van directe representatie [40](#page=40).
Er zijn verschillende benaderingen van populisme:
* **Als (dunne) ideologie:** Beschrijft de maatschappij als gescheiden in "puur volk" versus "corrupte elite", en pleit voor de wil van het volk. Kritiek: te weinig inhoud om een eigen ideologie te zijn, moraliserend [40](#page=40).
* **Als discours/manier om aan politiek te doen (Laclau):** Populisme is een manier van politiek construeren door middel van een "chain of equivalence" die verschillende eisen koppelt aan een "empty signifier" zoals "het volk", en een antagonistische relatie met "de ander" zoals "de elite". Kritiek: ingewikkelde theorie, pro-populistisch [41](#page=41).
* **Als stijl (Ostiguy):** Populisme uit zich in populaire manieren van politiek bedrijven, een sterke personalistische leider en procedureel relativisme, waarbij gebruik wordt gemaakt van "low" culturele vormen tegenover "high" anti-populisme. Kritiek: focus op ruwe stijl, niet toepasbaar op alle vormen [41](#page=41).
In Vlaanderen wordt populisme vaak geoperationaliseerd als een communicatiestijl met drie dimensies: een geloof in volkssoevereiniteit, anti-elitismedimensie en een exclusiedimensie ("wij-zij"-retoriek) [41](#page=41).
#### 4.2.2 Relatie populisme en media
Media worden door populisten vaak gezien als deel van de (ondemocratische) elite, die de liberale democratie uit balans brengt ten gunste van mediërende instellingen. Tegelijkertijd past de populistisch stijl bij de medialogica en hebben populistische partijen media nodig om door te breken. Een "cordon médiatique" kan de doorbraak van populisme tegengaan [41](#page=41) [42](#page=42).
De term "populisme" zelf wordt breed en vaak met een negatieve connotatie gebruikt in het publieke debat, wat leidt tot delegitimering van politieke actoren en het mainstreamen van extreemrechts. Media bewaken vaak een bepaald democratisch model, waardoor populisme als term wordt gebruikt om de grenzen van het legitieme te bewaken. Dit is problematisch omdat het de focus legt op de *manier* van politiek doen in plaats van de inhoud [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44).
### 4.3 Regulering van de publieke omroep (VRT)
#### 4.3.1 Situering van overheidsinterventie
Overheidsinterventie in de mediasector kan verschillende vormen aannemen, waaronder subsidies voor kranten, regulering van brongeheim, smaad, privacy, recht van antwoord, toegang tot informatie, concentratie en concurrentie, en regels voor politieke communicatie. In België/Vlaanderen is er sprake van een democratisch-corporatistisch systeem met verregaande overheidsinterventie, met name in de publieke omroep. Onafhankelijke media zijn cruciaal voor de waakhondfunctie van de pers [47](#page=47).
#### 4.3.2 Perssubsidies
In Vlaanderen bestaan subsidies via het Journalismfund.eu (voorheen Fonds Pascal Decroos) ter ondersteuning van bijzondere en kwalitatieve journalistieke projecten. Op federaal niveau is er sinds 2019 een nulprocent BTW-tarief voor zowel print- als elektronische publicaties [48](#page=48).
#### 4.3.3 Beheersovereenkomst van de VRT
De publieke omroep wordt gefinancierd door de overheid in ruil voor inhoudelijke engagementen, wat wordt vastgelegd in een beheersovereenkomst. Er zijn diverse toezichts- en controleorganen, waaronder het Rekenhof, de Gemeenschapsafgevaardigde, en de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM). De VRM rapporteert jaarlijks aan de Vlaamse Regering over de naleving van de beheersovereenkomst door de VRT. De samenstelling van de Raad van Bestuur van de VRT weerspiegelt de politieke fracties in het Vlaams Parlement, aangevuld met onafhankelijke bestuurders [49](#page=49).
Historisch gezien was er kritiek op de politisering en later commercialisering van de publieke omroep. De omroepwet van 1960 legde al banden op de politieke inmenging in nieuwsuitzendingen. Kritieken in die periode waren onder meer politisering, bureaucratisering, paternalisme en een gebrek aan creativiteit [49](#page=49) [50](#page=50).
#### 4.3.4 Maatschappelijk belang versus marktverstoring
Met de liberalisering van de omroepmarkten vanaf de jaren 1980 ontstond kritiek op overheidssteun voor publieke omroepen, gezien deze als marktverstoring konden worden beschouwd. Globalisering en digitalisering hebben deze kritiek versterkt. De VRT krijgt ook het verwijt toe te geven aan commercialisering en tabloidisering door de strijd om kijkcijfers [50](#page=50).
#### 4.3.5 Evolutie van de beheersovereenkomst
De introductie van de beheersovereenkomst vanaf 1997 was een reactie op de roep om "accountability". De omroepdecreten van 1995 en 1997 legden de kernopdrachten van de publieke omroep vast: universaliteit, diversiteit, kwaliteit, innovatie, creativiteit en politieke onafhankelijkheid. Er werd een nieuwe structuur ingevoerd met een Raad van Bestuur die zich buigt over strategie en een gedelegeerd bestuurder met operationele bevoegdheid [50](#page=50) [51](#page=51).
De beheersovereenkomst koppelt financiering aan performantiemaatstaven, zoals bereik, representatie van minderheden, gender, toegankelijkheid voor mensen met een beperking, etc.. Het instrument is opgesteld voor periodes van vijf jaar en wordt jaarlijks gecontroleerd door de VRM en het Vlaams Parlement [51](#page=51).
De eerste beheersovereenkomsten legden nadruk op bereik om de achterstand op commerciële omroepen in te halen, wat mede leidde tot de "tabloidisering" van de publieke omroep. Later werd de focus verlegd naar appreciatiecijfers, kwaliteit en de culturele opdracht [52](#page=52).
De rol van stakeholders, inclusief commerciële concurrenten, is belangrijker geworden bij de totstandkoming van beheersovereenkomsten, mede door de oprichting van de Vlaamse Mediaregulator. Er is echter kritiek op de transparantie van deze consultatieprocessen, die soms "black boxes" worden genoemd en waarbij input mogelijk wordt gebruikt ter legitimering van beleid [52](#page=52).
#### 4.3.6 Beheersovereenkomst 2012-2016: Van PSB naar PSM
Digitalisering leidde tot de discussie of de publieke omroep (Public Service Broadcaster - PSB) moest evolueren naar Public Service Media (PSM). Twee modellen kwamen naar voren: het "attrition model" (PSB light, beperking tot niet-commercieel rendabele programma's) en het "everything is legitimate model" (nadruk op maatschappelijk belang en universele dienstverlening, omarmen van digitale mogelijkheden). De SV/TO coalitie (Sociale verantwoordelijkheid/technologisch optimisme) kreeg meer gewicht, wat resulteerde in de bevestiging van de VRT op radio, TV en online, de oprichting van een derde televisiekanaal en een budgetverhoging [53](#page=53) [54](#page=54).
#### 4.3.7 Beheersovereenkomst 2016-2021
Deze overeenkomst, onder een andere regeringscoalitie (N-VA, CD&V, Open Vld), voorzag in besparingen op de dotatie, een limiet op personeelskosten en een lager plafond op reclame-inkomsten. Er was een grotere ambitie op het gebied van digitalisering en innovatie, met de nadruk op audio en video op nieuwswebsites en experimenten met digitale radio en nieuwe online vertelstructuren. Deze overeenkomst leunde meer naar het "market failure/technological determinism" model [55](#page=55).
#### 4.3.8 Beheersovereenkomst 2021-2025
De overeenkomst benadrukt de focus op informatie en cultuur, met aandacht voor de weerspiegeling van de diversiteit van Vlaanderen (gender, buitenlandse origine, mensen met een beperking) [56-57](#page=56 page=57). De VRT moet een "dam bouwen tegen desinformatie". Er zijn besparingen op de dotatie, maar ook middelen voor transformatie naar digitale voortrekker. De eis van private mediaspelers om lange leesstukken op VRT.Nws te beperken wordt deels ingewilligd [57](#page=57).
#### 4.3.9 Conclusie en examenvoorbereiding
De relatie tussen politiek en media is complex en wordt bekeken vanuit een normatief kader. Westerse samenlevingen kenmerken zich door toegenomen politieke communicatie via media, waarbij de voorwaarden voor overleg niet altijd vervuld zijn. Belangrijke concepten zoals "sphere of deviance" en de definitie van mediatisering zijn relevant voor kennisvragen. De actualiteit speelt een belangrijke rol in de beoordeling [58](#page=58).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Publieke sfeer | Een sociaal en politiek concept dat verwijst naar de ruimte waar burgers samenkomen om publieke zaken te bespreken en opinies te vormen, ideaal gesproken onafhankelijk van de staat en economische belangen. |
| Agendasetting | Het proces waarbij de massamedia bepaalde onderwerpen frequent en prominent presenteren, waardoor het publiek deze onderwerpen als belangrijker gaat beschouwen dan andere. |
| Priming | De invloed van media op de criteria die het publiek gebruikt om politieke figuren, partijen of kwesties te evalueren, waarbij de media bepalen welke aspecten van een onderwerp relevant worden geacht. |
| Framing | De manier waarop de media een gebeurtenis of onderwerp presenteren en interpreteren, wat de perceptie van het publiek over die gebeurtenis of dat onderwerp beïnvloedt door bepaalde aspecten te benadrukken en andere te negeren. |
| Mediatisering | Een sociaal veranderingsproces waarbij media steeds invloedrijker worden en diepgaand geïntegreerd raken in verschillende maatschappelijke sectoren, inclusief de politiek. |
| Tabloidisering | Een proces waarbij nieuwsmedia waarden overnemen uit de populaire media, wat leidt tot veranderingen in inhoud, vorm en stijl, zoals meer human interest, kortere verhalen, eenvoudigere taal en meer emoties. |
| Politieke retoriek | De kunst en techniek van overtuigend spreken en schrijven binnen de politiek, gericht op het beïnvloeden van de mening en het gedrag van het publiek door middel van taal, argumentatie en beeldspraak. |
| Populisme | Een politieke ideologie of discours dat de maatschappij ziet als verdeeld tussen een 'puur volk' en een 'corrupte elite', en dat stelt dat politiek een uitdrukking moet zijn van de wil van het volk. |
| Democraatisch deficit | Een kritiek op democratische instellingen, vaak toegepast op de Europese Unie, die wijst op een gebrek aan democratische legitimiteit door bijvoorbeeld een zwak parlement of een gebrek aan directe verantwoording aan de burgers. |
| Institutionele normen en routines | De gevestigde procedures, regels en ongeschreven gedragslijnen binnen een instelling of domein, die de manier waarop actoren opereren en beslissingen nemen beïnvloeden. |
| Mediamacht | De invloed die de media uitoefenen op de publieke opinie, de politieke agenda en de maatschappelijke perceptie door middel van selectie, verwerking en presentatie van informatie. |
| Public service broadcasting (PSB) | Een publieke omroep die wordt gefinancierd met publieke middelen en die tot doel heeft om diensten te verlenen aan alle burgers, ongeacht commerciële belangen, met een focus op kwaliteit, diversiteit en informatieve, educatieve en culturele bijdragen. |
| Beheersovereenkomst | Een contract tussen de overheid en een publieke omroep waarin de taken, doelstellingen, financiering en prestatie-indicatoren van de omroep worden vastgelegd voor een bepaalde periode. |
| Intersectionaliteit | Een theoretisch kader dat erkent dat verschillende identiteitskenmerken zoals ras, klasse, gender, seksualiteit en leeftijd elkaar wederzijds beïnvloeden en complex sociaal onrecht creëren. |
| Sofistiek | Een negatieve connotatie van retoriek die verwijst naar het gebruik van manipulatieve en misleidende argumenten om het publiek te overtuigen, vaak zonder acht te slaan op waarheid of ethiek. |