Cover
Jetzt kostenlos starten Stuvia samenvatting soc & pol leerstelsels (Houda).pdf
Summary
# De kernbegrippen vrijheid, gelijkheid en solidariteit en de ontwikkeling van ideologieën
Dit thema verkent de fundamentele concepten vrijheid, gelijkheid en solidariteit, hun rol in emancipatie, en de definitie en historische ontwikkeling van ideologieën zoals liberalisme, socialisme en communisme, met een focus op hun uiteenlopende opvattingen over deze kernbegrippen [3](#page=3).
### 1.1 Vrijheid, gelijkheid en solidariteit als emancipatiekracht
Vrijheid, gelijkheid en solidariteit worden geïntroduceerd als drie centrale begrippen binnen de cursus. Doorheen de geschiedenis is de vraag gesteld wie er werkelijk vrij was en wie niet, met verwijzingen naar historische groepen zoals slaven. Evenzo is de ongelijkheid tussen individuen en groepen, zoals aristocraten versus anderen, een terugkerend thema. Solidariteit, gedefinieerd als het goed omgaan met en zorgen voor anderen, is eveneens niet altijd vanzelfsprekend geweest door de geschiedenis heen. Deze drie begrippen, wanneer centraal gesteld, leiden uiteindelijk tot emancipatie. Emancipatie wordt begrepen als het op gelijke hoogte brengen van individuen en groepen die historisch onderdrukt zijn, zoals vrouwen en zwarte mensen, en de strijd hiervoor is tot op heden relevant [3](#page=3).
### 1.2 Wat is een ideologie?
#### 1.2.1 Definitie en kenmerken van ideologie
Een ideologie wordt gedefinieerd als een samenhangend geheel van ideeën en concepten die drie elementen omvatten [3](#page=3):
1. **Beschrijving:** Hoe de wereld of werkelijkheid op een bepaald moment wordt gezien [3](#page=3).
2. **Wens:** Hoe de wereld of werkelijkheid er volgens de ideologie uit zou \_moeten zien, wat de "ideale samenleving" is [3](#page=3).
3. **Realiseringsplan:** Hoe de gewenste toestand (punt 2) gerealiseerd kan worden [3](#page=3).
Ideologieën zijn dynamisch en bewegend, ze staan niet vast en veranderen mee met de maatschappij [3](#page=3).
#### 1.2.2 Ideologie versus wetenschappelijke theorie
Het is cruciaal te begrijpen dat een ideologie geen wetenschappelijke theorie is. Hoewel aanhangers soms beweren dat hun visie wetenschappelijk gefundeerd is, verschillen ze fundamenteel. Wetenschappelijke theorieën zijn empirisch, gericht op beschrijven, verklaren en eventueel voorspellen, maar ze schrijven niet voor hoe de wereld zou \_moeten zijn. Ideologieën doen dit wel, door een "ideale wereld" voor te schrijven [3](#page=3).
#### 1.2.3 Centrale concepten en interpretaties binnen ideologieën
Ideologieën hebben vaak centrale concepten of fundamenten waarop de focus wordt gelegd. Bijvoorbeeld, Karl Marx spreekt over "klasse" en klassenstrijd, terwijl Vilfredo Pareto spreekt over "elite" en daar de nadruk op legt. Echter, verschillende ideologieën kunnen ook een verschillende interpretatie hebben van hetzelfde concept. Een duidelijk voorbeeld hiervan is "gelijkheid", wat niet hetzelfde betekent voor een socialist als voor een liberaal [3](#page=3).
### 1.3 De ontwikkeling van ideologieën
De cursus zal de chronologische ontwikkeling van grote ideologieën zoals liberalisme, socialisme en communisme belichten. Hierbij zal de nadruk liggen op hoe deze ideologieën \_tegenstrijdige ideeën hebben met betrekking tot de kernbegrippen vrijheid, gelijkheid en solidariteit, in plaats van enkel op hun algemene inhoud [3](#page=3).
* * *
# De ontrafeling van de middeleeuwse orde en de opkomst van nieuwe politieke en economische ideeën
Deze periode, de Renaissance, markeert een verschuiving van de middeleeuwse orde door wetenschappelijke vooruitgang, de secularisering van politiek, economische veranderingen en de opkomst van nieuwe maatschappijbeelden, wat uiteindelijk leidt tot de erosie van de katholieke hegemonie.
### 2.1 Wetenschappelijke voortuitgang en de geleidelijke emancipatie van de politiek
De Renaissance (14e-17e eeuw) wordt gekenmerkt door een "wedergeboorte" van de klassieke oudheid, maar ook door significante wetenschappelijke, politieke en economische ontwikkelingen [4](#page=4).
#### 2.1.1 Wetenschappelijke methoden
Leonardo da Vinci, een exponent van de "Renaissance mens", onderzocht de wereld door middel van wiskunde en experimenten (empirisme). Deze twee benaderingen vormen tot op heden de fundamenten van wetenschappelijke studie [4](#page=4).
#### 2.1.2 Mercantilisme
Economisch veranderde het mercantilisme de opvatting over handel. In plaats van de kerkelijke visie dat handel onproductief was, stelde het mercantilisme dat de vorst het inkomen van de natie moest ontwikkelen door handelaren te ondersteunen. Mercantilisme is een economisch beleid gericht op het vergroten van nationale rijkdom door import te verminderen en export te vergroten [4](#page=4).
#### 2.1.3 Secularisering en Machiavelli's politieke ideeën
De periode kende een langzame secularisering, waarbij politiek zich geleidelijk distantieerde van de kerk. Steden en vorstendommen werden steeds meer geleid door individuen met visie en creativiteit, in plaats van door traditie of geestelijken [5](#page=5).
##### 2.1.3.1 Niccolò Machiavelli en \_Il Principe
Niccolò Machiavelli brak met de traditionele vorstenspiegel, die advies gaf over hoe een "goede" en godvrezende vorst zich moest gedragen. Volgens Machiavelli moest politiek niet gebaseerd zijn op moraal, maar op wat noodzakelijk is om een samenleving te besturen. Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de politicologie, die het politieke fenomeen wetenschappelijk onderzocht op basis van empirisme [5](#page=5).
Machiavelli pleitte voor de secularisering van politiek en nam afstand van de kerk, die hij bekritiseerde vanwege de niet-kerkelijke gedragingen van haar leiders. Hij was niet antireligieus, maar erkende het belang van religie als sociaal bindmiddel [5](#page=5).
In \_Il Principe (De Vorst) stelde Machiavelli dat een heerser hard mocht optreden indien nodig voor het algemeen belang of staatsbelang (\_raison d'état). Het doel heiligt de middelen, wat betekent dat het bereiken van het doel belangrijker is dan de middelen die daarvoor worden gebruikt, los van moraal en religie [5](#page=5).
* Ethische regels moesten wijken voor het staatsbelang als de situatie dat eiste [5](#page=5).
* Machiavelli ging ervan uit dat de mens van nature slecht was en niet in staat zichzelf te besturen, daarom moest de vorst uitgaan van deze menselijke aard in politiek [5](#page=5).
* Volgens hem zou elke samenleving elk regime tolereren indien privébezit wordt beschermd, wat burgers zekerheid geeft [5](#page=5).
* Vrijheid werd door mensen in deze context vaak geïnterpreteerd als zekerheid over eigen bezit en goederen [5](#page=5).
"Machiavellisme" verwijst naar de opvatting dat het doel alle middelen heiligt, ongeacht moraal [5](#page=5).
##### 2.1.3.2 Thomas More en \_Utopia
Thomas More's werk \_Utopia bestaat uit twee delen [5](#page=5).
* **Deel 1:** Beschrijft de sociale en economische veranderingen in Engeland, waaronder de opkomst van kapitalisme door de privatiseringsbeweging (\_Enclosure movement) van landbouwgronden, wat leidde tot grote armoede [6](#page=6).
* **Deel 2:** Presenteert een ideale samenleving als een spiegelbeeld van Engeland, waarin de problematieken uit deel 1 zijn opgelost. In \_Utopia bestaat geen privébezit van productiemiddelen en ook geen geld [6](#page=6).
### 2.2 Het einde van de katholieke hegemonie: Reformatie en Contrareformatie
De langdurige hegemonie van de katholieke kerk, die een allesbepalende rol speelde in de samenleving, kwam geleidelijk aan ten einde door figuren die kritiek uitten op de kerk als instituut [6](#page=6).
#### 2.2.1 Martin Luther en de Reformatie
Martin Luther bekritiseerde de kerk na een reis naar Rome, waar hij tegenstrijdigheden zag in de levensstijl van pausen, bisschoppen en priesters vergeleken met de Bijbelse leer. Hij zag een decadente levensstijl die niet overeenkwam met de dogma's die aan de gelovigen werden geleerd [6](#page=6).
* **Dogma:** Een leer die door de kerk als onbetwistbaar wordt gepresenteerd, waarbij naleving van regels essentieel wordt geacht voor redding [6](#page=6).
* Luther was anti-klerikaal, maar niet antireligieus [6](#page=6).
Zijn kritiek uitte zich in de 95 stellingen, die hij aan de kerkdeur spijkerde. Dit wordt gezien als het begin van de Reformatie [6](#page=6).
* De Reformatie legde de nadruk op de Bijbel en verminderde het gezag van de paus en de kerk [6](#page=6).
* Het leidde tot het ontstaan van het Protestantisme, waarbij de Bijbel centraal staat [6](#page=6).
* Luther pleitte voor religieuze bevrijding van de mens, los van de controlerende kerk [6](#page=6).
* Hij geloofde echter niet in gelijkheid en stelde dat een samenleving niet kon bestaan zonder heersers en onderdanen [6](#page=6).
* De boerenopstand in 1525, geïnspireerd door Luther, eiste gemeenschappelijk bezit en algehele gelijkheid. Luther keerde zich tegen deze opstand vanwege zijn afwijzing van gelijkheid [7](#page=7).
* Volgens Luther kon religieuze bevrijding enkel bestaan binnen een sterk autoritaire staat om conflict en anarchie te voorkomen [7](#page=7).
#### 2.2.2 Johannes Calvijn en zijn leer
Johannes Calvijn radicaliseerde Luthers visie door de predestinatieleer. Hij stelde dat het lot van de mens, voorbestemd tot hemel of hel, vaststond en dat de mens dit niet kon beïnvloeden. Het enige wat men kon doen, was tekenen van Gods gunst zoeken in het leven [7](#page=7).
Calvijn verhuisde naar Genève en hervormde de kerk daar. Zijn harde leer leidde aanvankelijk tot weerstand, maar uiteindelijk werd zijn ideaal door de inwoners overgenomen [7](#page=7).
* Calvijn zag winst niet als inherent slecht, maar als het resultaat van arbeid [7](#page=7).
* Hij verwierp het katholieke verbod op rente, maar reguleerde het gebruik ervan door middel van strenge regels; winst mocht niet worden gebruikt voor pracht en praal, maar moest worden geherinvesteerd in de economie [7](#page=7).
* Genève werd onder Calvijn een theocratie, geleid door een Ministerie en een Consistorie [7](#page=7).
* Belangrijk was de gelijkheid voor de wet, hoewel er wel ongelijkheid bestond in rijkdom. Iedereen, arm en rijk, werd op dezelfde manier behandeld indien de leer van Calvijn werd gevolgd [7](#page=7).
### 2.3 Koloniale ontmoetingen: Het Dispuut van Valladolid
In 1550-1551 organiseerde de Spaanse koning een debat over de bestuursvorm van de nieuw veroverde kolonies in Latijns-Amerika en de verspreiding van het katholicisme onder de inheemse bevolking [8](#page=8).
#### 2.3.1 De kampen van het Dispuut
Twee Spaanse geestelijken leidden de kampen in dit debat:
* **Juan Ginés de Sepúlveda:**
* Voorstander van een "brutale onderwerping" door middel van geweld en slavernij [8](#page=8).
* Geloofde in de "natuurlijke slavernij" van Aristoteles, waarbij sommige volkeren inferieur zouden zijn en voorbestemd om te dienen [8](#page=8).
* **Bartolomé de las Casas:**
* Pleitte voor vreedzame bekering en humane behandeling van inheemse volkeren [8](#page=8).
* Hij erkende het bestaan van "natuurlijke slavernij" niet bij de inheemse volkeren en was tegen het gebruik van geweld om het christendom op te leggen [8](#page=8).
* Hij stelde dat men de inheemse volkeren eerst moest uitnodigen om christen te worden door middel van de Bijbel en de leer, en pas geweld mocht gebruiken als zij het christendom verwerpen en als ketters werden beschouwd [8](#page=8).
#### 2.3.2 De verovering en het Encomienda-systeem
Spaanse veroveraars (\_Conquistadores) waren zowel soldaat als priester, en verspreidden het christendom vaak met veel geweld [8](#page=8).
* **Encomienda-systeem:** Een systeem in Spaans-Amerika waarbij de Spaanse veroveraars de inheemse volkeren een "geschenk" aanboden (taal, Bijbel, bescherming) in ruil voor de helft van hun oogstopbrengsten, wat neerkwam op onbetaalde arbeid. Dit was een vorm van groepsslavernij waarbij de Spanjaarden het voordeel hadden [8](#page=8).
* Hoewel het Dispuut bepaalde dat het systeem verzacht moest worden, bleef het in werkelijkheid grotendeels hetzelfde [8](#page=8).
* * *
# De Europese Verlichting, revoluties en de oorsprong van moderne politieke ideologieën
Dit onderwerp onderzoekt de Verlichting, met de nadruk op rede, vooruitgang en individuele vrijheid, en de daaruit voortvloeiende revolutionaire veranderingen en de opkomst van moderne politieke ideologieën.
### 2.1 De politieke oorsprong van de burgerlijke samenleving
#### 2.1.1 John Locke (1632-1704)
John Locke, vaak beschouwd als de vader van het liberalisme, was een sleutelfiguur in de Verlichting en legde de basis voor burgerlijke rechten en vrijheden. Hij pleitte voor de beperking van staatsmacht en de vergroting van individuele vrijheid [12](#page=12).
* **The Two Treatises of Government:** In dit werk weerlegde Locke de theorie van goddelijk recht voor monarchen en bekritiseerde de monarchie [12](#page=12).
* **Natuurstaat en Natuurlijke Rechten:** Locke zag de natuurstaat niet als een strijd van allen tegen allen (zoals Hobbes), maar als een staat waarin mensen vrij en gelijk geboren worden en vreedzaam samenleven. Burgers hebben natuurlijke rechten (leven, gezondheid, vrijheid, bezit) die geen enkele heerser kan afnemen [12](#page=12).
* **Sociaal Contract:** Burgers staan een deel van hun vrijheden af in ruil voor bescherming van hun natuurlijke rechten. Dit contract is voorwaardelijk; als de heerser de natuurlijke rechten niet beschermt, heeft het volk het recht in opstand te komen en de heerser af te zetten [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Burgerlijke Samenleving (Civil Society):** Locke beschreef een burgerlijke samenleving waarin soevereiniteit bij het volk ligt. Echter, hij zag de 'burgerlijke samenleving' voornamelijk als een elitair gezelschap van witte, rijke mannen ("freemen"). Vrouwen, kinderen en arbeiders werden als onderdanen beschouwd [13](#page=13).
* **Onderscheid Arbeid en Kapitaal:** Locke identificeerde een natuurlijk onderscheid tussen arbeiders en ondernemers, waarbij de eerste hun arbeid moeten verkopen en de laatste arbeid kunnen kopen, wat hij zag als de oorsprong van het kapitalisme. Hij erkende dat dit tot ongelijkheid kon leiden en dat de staat nodig was om conflicten te stabiliseren en te reguleren [13](#page=13).
* **Rol van de Staat:** De staat heeft de taak de natuurlijke rechten te beschermen en het conflict tussen arbeid en kapitaal te reguleren. De macht van het volk (burgerij/ondernemers) werd overgedragen aan de uitvoerende en wetgevende macht, maar deze macht was niet ongelimiteerd [13](#page=13).
* **Rol van Godsdienst:** Locke zag godsdienst als een instrument voor de staat om het volk rustig te houden [13](#page=13).
* **Geweldmonopolie:** De staat bezat het geweldmonopolie om natuurlijke vrijheden te beschermen [13](#page=13).
* **Scheiding der Machten:** Locke sprak als eerste over de scheiding der machten, hoewel Montesquieu hier later de nadruk op legde [14](#page=14).
#### 2.1.2 Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)
Rousseau, een andere invloedrijke Verlichtingsdenker, voegde aan het idee van de mens de emoties toe, naast de rede. Hij verwierp het idee van lineaire vooruitgang en legde de basis voor de Romantiek [15](#page=15).
* **Mensbeeld:** De mens is van nature goed, maar wordt gecorrumpeerd door de beschaving en het privé-bezit [15](#page=15).
* **Natuurstaat:** In de natuurstaat leven mensen vreedzaam samen. De introductie van privé-bezit, beginnend met landbouw, leidde tot corruptie, egoïsme en de verwaarlozing van het algemeen belang [15](#page=15).
* **Sociaal Contract:** Rousseau pleitte voor een sociaal contract \_tussen het volk, waarbij soevereiniteit bij het volk blijft en niet wordt overgedragen aan een vorst of parlement. Dit resulteert in directe democratie en het nastreven van de 'Volonté Générale' (algemene wil) [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Ideale Samenleving:** Kleine plattelandsgemeenschappen zonder accumulatie van privé-bezit, waar individuen produceren wat ze nodig hebben. Gelijkheid is essentieel voor het functioneren van de algemene wil [16](#page=16).
* **Politiek Geweld:** Rousseau's idee van de 'Volonté Générale' kan leiden tot politiek geweld tegen minderheden die tegen de algemene wil ingaan, een idee dat later door Robespierre werd toegepast [16](#page=16).
* **Tegen Verlicht Despotisme:** Rousseau was tegen het idee dat de elite de gewone burgers moest besturen op basis van rede [16](#page=16).
#### 2.1.3 Montesquieu (1689-1755)
Montesquieu, een edelman, introduceerde het principe van de scheiding der machten (trias politica) om machtsmisbruik en tirannie te voorkomen. Hij wilde de positie van de adel behouden in een veranderende maatschappij [17](#page=17).
* **Scheiding der Machten:** De indeling in een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht die elkaar controleren ("Checks & Balances") [17](#page=17).
* **Rol van de Adel:** Montesquieu zag de adel als een tussenliggende positie tussen het volk en de vorst, en als een buffer tegen machtsconcentratie [17](#page=17).
### 2.2 Vernieuwing in het economisch denken
#### 2.2.1 Adam Smith (1723-1790)
Adam Smith, een econoom en filosoof, legde de grondslag voor het klassiek liberalisme met zijn theorieën over moraliteit en economie [17](#page=17).
* **Theory of Moral Sentiments:** Smith onderzocht hoe individuen, ondanks hun egoïsme, tot morele oordelen kunnen komen die ook anderen bevredigen, mede door een ingebeelde 'neutrale observator' [17](#page=17).
* **The Wealth of Nations:** Smith analyseerde de bron van nationale rijkdom, gebaseerd op twee factoren [18](#page=18):
* **Arbeidsverdeling:** Verhoogt de efficiëntie en productie, wat leidt tot meer welvaart. Dit creëert automatisch een onderscheid tussen arbeiders en kapitaalbezitters [18](#page=18).
* **Laissez-faire Principe:** De overheid moet zich economisch niet bemoeien, maar de markt haar gang laten gaan [18](#page=18).
* **Onzichtbare Hand:** Smith geloofde dat het nastreven van eigenbelang door individuen, geleid door een 'onzichtbare hand', collectief tot welvaart leidt. Individueel egoïsme dient het algemeen belang, omdat het de nationale productie verhoogt [18](#page=18).
* **Social Sympathy:** Een rem op individueel egoïsme, waarbij mensen ook beslissingen nemen in het belang van anderen [18](#page=18).
* **Trickle-Down Effect:** Economische overvloed aan de top zou naar de rest van de samenleving doorsijpelen [19](#page=19).
### 2.3 Het tijdperk van revoluties
Revoluties worden gekenmerkt door snelle maatschappelijke veranderingen en een breuk met het verleden, met als doel het omverwerpen van het oude politieke systeem en het creëren van een nieuw [19](#page=19).
#### 2.3.1 De Amerikaanse Revolutie (emancipatie)
De Amerikaanse Revolutie was een strijd voor onafhankelijkheid van Groot-Brittannië, gevoed door het principe "No taxation without representation". De 'Founding Fathers' baseerden hun nieuwe staat op Verlichtingsideeën en kozen voor een republiek [19](#page=19).
* **Declaration of Independence (4 juli 1776):** Verklaarde de VS onafhankelijk [19](#page=19).
* **Grondwet:** Beschermt persoonlijke vrijheden en beperkt de macht van de overheid [19](#page=19).
* **Thomas Paine:** Pleitte voor een minimale overheid, de bescherming van rechten en een 'Algemeen Enkelvoudig Stemrecht'. Hij was ook een voorstander van een welvaartsstaat [20](#page=20).
#### 2.3.2 De Franse Revolutie (14 juli 1789)
De Franse Revolutie brak uit als reactie op het Ancien Régime en de ongelijke standenmaatschappij [20](#page=20).
* **Aanleiding:** Opstand van de derde stand tegen de belastingdruk en de privileges van de eerste en tweede stand. De bestorming van de Bastille was het startpunt [20](#page=20).
* **Fase van de Assemblée (1789-1792):** De oprichting van een eigenAssemblée door de derde stand, met als doel een nieuwe grondwet. Pogingen tot een constitutionele monarchie werden gedwarsboomd door het verzet van de koning [21](#page=21).
* **Fase van de Conventie (1792-1795):** De Terreur onder Robespierre, gebaseerd op Rousseau's ideeën over politiek geweld. De monarchie werd afgeschaft en de rechten van de mens ingevoerd. De guillotine werd ingezet tegen politieke tegenstanders [21](#page=21).
* **Fase van het Directoire (1795-1799):** Beperking van radicale beslissingen van de Jakobijnen, met een terugkeer naar de gelijkheid voor de wet, maar niet in de realiteit [21](#page=21).
* **Napoleon (1799-1815):** Pleegde een staatsgreep en greep de macht, wat het einde van de Franse Revolutie betekende. Hij voerde de 'Code Napoléon' in, die gelijkheid voor de wet garandeerde [21](#page=21) [22](#page=22).
#### 2.3.3 De Haïtiaanse Revolutie .
De Verlichtingsidealen van vrijheid en gelijkheid verspreidden zich naar de koloniën, wat leidde tot een slavenopstand op Haïti [22](#page=22).
### 2.4 Het ontstaan van moderne politieke ideeën
De Industriële Revolutie, de Amerikaanse en Franse Revoluties leidden tot het ontstaan van nieuwe politieke ideeën, waarbij het Verlichtingsideaal van 'voortuitgang' centraal kwam te staan in politieke debatten [23](#page=23).
#### 2.4.1 Conservatisme (Edmund Burke)
Conservatisme, als reactie op de Franse Revolutie, benadrukt het behoud van tradities en instituties, maar erkent geleidelijke veranderingen [23](#page=23).
* **Reactie op de Franse Revolutie:** Burke vond de revolutionaire idealen van vrijheid en gelijkheid gevaarlijk in de handen van heersers [23](#page=23).
* **Gezond Verstand (Common Sense):** Politiek beleid moet gebaseerd zijn op gezond verstand dat het volk begrijpt, niet op abstracte principes [24](#page=24).
* **Mensbeeld:** De mens is rationeel, maar ook beïnvloed door gevoelens en tradities [24](#page=24).
* **Sociale Verandering:** Verandering moet geleidelijk gebeuren en in overeenstemming zijn met het gezond verstand van het volk [24](#page=24).
* **Vrijheid en Gelijkheid:** Gelijkheid bestaat niet en wordt niet nagestreefd; vrijheid betekent vrijheid binnen sociale plichten en regels [24](#page=24).
#### 2.4.2 Economische discussies: Armoede en Organisatie van de Economie
De groeiende armoede door de Franse Revolutie zorgde voor discussies over de organisatie van de economie en de rol van de staat [24](#page=24).
* **Adam Smith:** De overheid moet zich niet bemoeien, het 'trickle-down-effect' zou armoede oplossen [24](#page=24).
* **Malthus:** Zag een kloof tussen bevolkingsgroei en voedselaanbod, en was tegen armenzorg, omdat dit de bevolkingsgroei zou stimuleren. Hij pleitte voor 'positive checks' (oorlog, ziekte) en 'moral restraint' (uitstel huwelijk, seksuele onthouding) [25](#page=25).
* **Jeremy Bentham (Utilitarisme):** Streefde naar het grootste geluk voor het grootste aantal mensen, gebaseerd op een morele rekendkundige analyse van plezier en pijn. De overheid moet faciliteren voor het grootste geluk, maar Bentham verwierp de herverdeling van rijkdom vanwege het principe van dalende grensnuttigheid [25](#page=25).
* **David Ricardo:** Analyseerde drie soorten inkomen (rente, winst, loon) en de conflicten die hieruit voortvloeien, zoals tussen arbeid en kapitaal. Hij was voorstander van vrije handel en de 'theorie van de comparatieve voordelen' [26](#page=26).
#### 2.4.3 Vroegsocialisme
Vroegsocialisme, ook wel 'utopisch socialisme' genoemd, uitte bezorgdheid over maatschappelijke ongelijkheid en pleitte voor de belangen van de arbeiders [27](#page=27).
* **François Noël Babeuf:** Pleitte voor de afschaffing van privé-bezit en de staat, met een focus op een agrarische samenleving waar productie en consumptie gesocialiseerd zijn [27](#page=27).
* **Robert Owen:** Een fabriekseigenaar die verbeterde levensomstandigheden voor arbeiders creëerde, wat leidde tot hogere productiviteit. Hij zag de mens als goed van nature en beïnvloed door omgevingfactoren [28](#page=28).
* **Henri de Saint-Simon:** Deelde de bevolking in productieve (fabrikanten, arbeiders, wetenschappers) en niet-productieve groepen in, en benadrukte de rol van wetenschap en industrie voor vooruitgang. Hij pleitte voor overheidsbemoeienis met armoede en grote infrastructuurwerken [29](#page=29).
* **Pierre-Joseph Proudhon:** Beschouwd als de grondlegger van het anarchisme, stelde dat eigendom diefstal is wanneer het niet voortkomt uit arbeid. Hij pleitte voor 'mutualisme' (wederkerige samenwerking) en de afschaffing van de staat [29](#page=29) [30](#page=30).
* **August Blanqui:** Voorstander van een revolutionaire visie, waarbij een kleine, bewuste en gewapende groep de macht grijpt en veranderingen 'van bovenaf' oplegt [30](#page=30).
#### 2.4.4 Duits Idealisme (Kant & Hegel)
* **Immanuel Kant (1724-1804):** Benadrukte de sinthese van rede en ervaring voor kennis en de autonomie van het individu. Zijn 'categorische imperatief' stelt dat men moet handelen volgens een regel waarvan men wil dat deze een universele wet wordt. Hij zag geschiedenis als een vooruitgang naar menselijke autonomie en vrijheid [30](#page=30) [31](#page=31).
* **Friedrich Hegel (1770-1831):** Zag geschiedenis als een evolutie naar een hoger bewustzijn door de dialectische methode (these, antithese, synthese). Vrijheid zag hij als gehoorzaamheid aan de wetten van de staat die het algemeen belang dienen [31](#page=31) [32](#page=32).
#### 2.4.5 Liberalisme en Vroeg Imperialisme
Het liberalisme in de 19e eeuw werd gekoppeld aan progressieve theorieën die imperialisme legitimeerden, met een focus op de superioriteit van het Westen [32](#page=32).
* **Benjamin Constant (1776-1830):** Onderscheidde de vrijheid van de ouderen (staat sterk, individu onderdrukt) en de vrijheid van de moderne mens (persoonlijke levenssfeer belangrijk). Hij uitte angst voor 'democratisering' en de macht van de massa's [33](#page=33).
* **Alexis de Tocqueville (1805-1856):** Zag de democratie als een evolutie naar meer gelijkheid, maar vreesde de macht van de meerderheid [33](#page=33).
* **John Stuart Mill (1806-1873):** Wordt gezien als de vader van het hedendaagse politieke liberalisme. Hij pleitte voor individuele vrijheden tegenover de staat en voor een beperkte overheidsbemoeienis. Mill bepleitte een uitgebreid kiesrecht, maar ook een 'elite' die de samenleving stuurt. Hij was voorstander van vrijheid van meningsuiting, met de grens bij aanzetten tot actie [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 2.4.6 Marx en het ontstaan van Socialisme/Communisme
Karl Marx, grondlegger van het socialisme en communisme, werd beïnvloed door vroegsocialisme, economische theorieën (Ricardo) en Hegels dialectiek [35](#page=35).
* **Invloeden:**
* **Vroegsocialisme:** Marx vond de ideeën van vroegsocialisten te utopisch en pleitte voor een wetenschappelijke analyse van het kapitalisme [36](#page=36).
* **Economische Theorieën:** Marx ontwikkelde de 'arbeidswaardeleer', waarbij hij stelde dat kapitalisme leidt tot uitbuiting van de arbeider door het creëren van meerwaarde [36](#page=36).
* **Hegels Dialectiek:** Marx paste de dialectiek toe op de materiële werkelijkheid, resulterend in 'historisch materialisme' en de analyse van klassenstrijd als motor van de geschiedenis [36](#page=36).
* **Structuur van de Samenleving:** Bestaat uit een onderbouw (economisch systeem, productiekrachten en -verhoudingen) en bovenbouw (politiek, cultuur, ideologie) [37](#page=37).
* **Klassenstrijd:** De voortdurende strijd tussen kapitalisten (bourgeoisie) en arbeiders (proletariaat) [37](#page=37).
* **Revolutie:** Marx zag revolutie als een noodzakelijk gevolg van de instabiliteit van het kapitalisme en de groeiende armoede van de arbeidersklasse [37](#page=37).
* **Socialisme vs. Communisme:** Socialisme is een overgangsfase (dictatuur van het proletariaat) naar communisme, een klasseloze maatschappij met collectief bezit [38](#page=38).
* **Anarchisme:** Verwerping van elke vorm van autoriteit en de staat, met focus op wederzijdse hulp en autonome gemeenschappen [38](#page=38).
#### 2.4.7 Conservatief Offensief
In de 19e eeuw was er een 'conservatief offensief' om de veranderingen van de revoluties terug te draaien, met de kerk en intellectuelen die zich verzetten tegen het liberalisme en socialisme [39](#page=39).
* **Positivisme (August Comte):** Geloofde dat de wetenschap maatschappelijke problemen kon oplossen en zag de samenleving door drie fasen gaan: theologisch, metafysisch en positivistisch [40](#page=40).
* **Sociaal Darwinisme (Herbert Spencer):** Paste Darwins idee van 'survival of the fittest' toe op de samenleving, wat neerkwam op een acceptatie van ongelijkheid en competitie [41](#page=41).
* **Organisch Denken (Vilfredo Pareto):** Zag de samenleving als een lichaam met elites en massa's, waarbij geschiedenis een strijd tussen elites is [41](#page=41).
* **Racistheorieën:** In de 19e eeuw werd het bestaan van rassen en hun hiërarchische ordening wetenschappelijk gefundeerd geacht, met het Arische ras aan de top [41](#page=41).
#### 2.4.8 Onbehagen met de democratie (Nietzsche)
Friedrich Nietzsche had een groeiend wantrouwen in de democratisering en pleitte voor een 'herrenmoral' (heersersmoraal) van een elite, de 'Übermensch' [42](#page=42).
### 2.5 Van imperialisme naar kolonialisme
Imperialisme en kolonialisme waren de dominante krachten in de 19e eeuw, met Europese grootmachten die hun economische en politieke invloed uitbreidden [42](#page=42).
* **Reacties op Kolonialisme:** Gekoloniseerde volkeren reageerden met reactionaire, gematigde of radicale houdingen, waarbij ze hun eigen identiteit probeerden te behouden of te vernieuwen [43](#page=43).
* **Latijns-Amerikaanse Bevrijding:** Liberale politieke ideeën inspireerden dekolonisatiebewegingen [43](#page=43).
* **De Nahda (Midden-Oosten):** Intellectuelen in het Midden-Oosten zochten naar redenen voor de achteruitgang van de Arabisch-islamitische wereld en pleitten voor een herbronning van identiteit [43](#page=43).
* **Meiji-Restauratie in Japan:** Japan opende zich voor het Westen en streefde naar industriële, economische en militaire modernisering om op gelijke hoogte te komen [44](#page=44).
* **Het Rijk van het Midden - China:** China reflecteerde op de Europese superioriteit en de noodzaak om eigen tradities en identiteit te vernieuwen [44](#page=44).
#### 2.5.1 Sociaaldemocratie
Sociaaldemocratie, als reformistisch socialisme, gelooft in geleidelijke verandering via politieke weg en het parlement [44](#page=44).
* **Jules Guesda:** Pleitte voor arbeidersverenigingen en deelname aan verkiezingen, maar zag de staat als gecontroleerd door de burgerij [45](#page=45).
* **Jean Jaurès:** Zag de staat als een weerspiegeling van machtsverhoudingen en pleitte voor legale, parlementaire verandering [45](#page=45).
* **Karl Kautsky:** Geloofde in een noodzakelijke revolutie, maar benadrukte deelname aan politiek en verkiezingen in afwachting daarvan [45](#page=45).
* **Eduard Bernstein:** Bekritiseerde Marx' utopische elementen en de 'Zusammenbruchstheorie', en pleitte voor 'revisionisme' (hervorming via politiek) [45](#page=45).
* **Rosa Luxemburg:** Bekritiseerde zowel Kautsky als Bernstein en geloofde in de spontane revolutie van het bewuste proletariaat [46](#page=46).
#### 2.5.2 De Russische Revolutie
De Russische Revolutie van 1917 bracht het communisme aan de macht en leidde tot de oprichting van de Sovjet-Unie [46](#page=46).
* **Georgi Plekhanov:** Stelde dat Rusland eerst een kapitalistische fase moest doorlopen voordat een revolutie mogelijk was [46](#page=46).
* **Lenin:** Pleitte voor een directe socialistische revolutie, geleid door een 'voorhoede partij' van intellectuelen. Hij zag imperialisme als het laatste stadium van het kapitalisme [47](#page=47).
* **Stalin vs. Trotski:** Na Lenins dood ontstond een machtsstrijd, waarbij Stalin uiteindelijk won en een autoritair regime vestigde [48](#page=48).
#### 2.5.3 Het Interbellum
De periode tussen de wereldoorlogen werd gekenmerkt door de opkomst van de VS als wereldmacht, de 'arrogantie' van Europese grootmachten, de gevolgen van vredesverdragen, de Roaring Twenties en de 'conservatieve revolutie' die leidde tot fascisme en nazisme [49](#page=49).
* **Wilsoniaanse Moment:** De hoop op een nieuwe wereldorde na WO I, met dekolonisatie en soevereiniteit voor gekoloniseerde landen [49](#page=49).
* **Gandhi & Mohammed Iqbal:** Bekritiseerden het Westerse materialisme en pleitten voor dekolonisatie en de herbronning van identiteit [50](#page=50).
* **Négritude:** Een beweging van Afrikaanse intellectuelen die het bewustzijn van zwarte mensen wilden aanwakkeren en hun eigen cultuur wilden behouden [50](#page=50).
* **Mao & de Chinese Revolutie:** Mao paste het communisme aan de Chinese context aan, met boeren als dragers van de revolutie en een focus op 'volksoorlog' [51](#page=51).
* **Liberale Herpositionering:** De economische crisis van de jaren '30 leidde tot kritiek op het klassiek liberalisme en de opkomst van Keynesiaanse ideeën en de welvaartsstaat [51](#page=51).
* **Fascisme & Nazisme:** Kenmerkten zich door extreem autoritair nationalisme, militarisme, antiliberalisme, anticommunisme en antidemocratisme. Ze vonden hun oorsprong in economische crises, het ontbreken van burgerlijke revoluties en de gevolgen van WO I [55](#page=55).
#### 2.5.4 Franse Radicaliteit: De betekenisjagers
Radicale denkers uit Frankrijk, beïnvloed door Hegel en Marx, zagen de communistische revolutie als een toekomstproject [60](#page=60).
* **Alexandre Kojève:** Zag de geschiedenis als een strijd tussen meesters en knechten, met een mogelijke einde van de geschiedenis in een ideale maatschappij [60](#page=60).
* **Jean-Paul Sartre:** Ontwikkelde het existentialisme, waarbij het individu verantwoordelijk is voor het geven van betekenis aan zijn bestaan. Hij verdedigde het marxisme op basis van zijn existentiële opvattingen [60](#page=60) [61](#page=61).
#### 2.5.5 De Gouden Sixties
De periode na WO II werd gekenmerkt door heropbouw, de Koude Oorlog, dekolonisatie en nieuwe politieke bewegingen zoals 'nieuwlinks' en feminisme [61](#page=61).
* **Nieuwlinks:** Structuralisme (Foucault, Deleuze) zag structuren als bepalend voor de mens, niet het individu. Situationisme verwees naar een verzet tegen het materialisme en de zoektocht naar post-materialisme [61](#page=61) [62](#page=62).
* **Feminisme:** Simone de Beauvoir introduceerde het idee dat vrouwelijkheid een sociale constructie is [62](#page=62).
* **Burgerrechtenbeweging:** Streefde naar gelijke rechten voor zwarte mensen in de VS [62](#page=62).
* **Dekolonisatie:** De afname van Europese macht na WO II leidde tot dekolonisatie, waarbij gekoloniseerde landen onafhankelijkheid eisten [62](#page=62).
* **Neokolonialisme:** Voortgaande economische uitbuiting van voormalige koloniën na hun juridische onafhankelijkheid [62](#page=62).
#### 2.5.6 De Bevrijding van het individu, de markt en mensenrechten
De jaren '70 zagen een kritiek op de welvaartsstaat, de opkomst van neoliberalisme en een herwaardering van mensenrechten [64](#page=64).
* **Neoliberalisme (Milton Friedman, Friedrich Hayek):** Pleitte voor een minimale staat, vrije markten en individuele economische vrijheid [65](#page=65).
* **Mensenrechten:** Na de misdaden van Stalin kwam er een herwaardering van mensenrechten als basis voor een rechtvaardige samenleving [67](#page=67).
* **John Rawls:** Ontwikkelde de 'sluier van onwetendheid' om rechtvaardige principes te formuleren, met nadruk op formele gelijkheid en eerlijke instituties [67](#page=67).
* **Robert Nozick:** Pleitte voor een minimale 'libertaire' staat die enkel de orde handhaaft en individuele vrijheid maximaal garandeert [68](#page=68).
### 2.6 Het einde van de Koude Oorlog en de ideologische verwarring
Het einde van de Koude Oorlog leidde tot een wereldwijde consensus over het liberale vrijemarktidee, met verschillende visies op de 'nieuwe wereld' [69](#page=69).
* **Francis Fukuyama:** Zag de liberale democratie als het einde van de geschiedenis [69](#page=69).
* **Samuel Huntington:** Voorspelde een 'botsing der beschavingen' als de nieuwe vorm van conflict [70](#page=70).
* **Anthony Giddens (Derde Weg):** Pleitte voor een vernieuwing van de sociaaldemocratie door liberale ideeën te combineren met socialistische doelstellingen, en benadrukte de rol van de burger en dialoog [70](#page=70).
* **Multiculturalisme (Charles Taylor, Will Kymlicka):** Streeft naar een samenleving waarin verschillende culturen gelijkwaardig naast elkaar bestaan, met aandacht voor groepsrechten [71](#page=71).
* **Nieuw Feminisme:** Breidde de focus uit naar ras, gender en intersectionaliteit [72](#page=72).
* **Populisme & Post-Truth:** Populisme scheidt de samenleving in een 'puur volk' en een 'corrupte elite'. Post-truth beschrijft een periode waarin opinies en persoonlijke gevoelens belangrijker zijn dan objectieve feiten [73](#page=73).
* **Neoconservatisme:** Benadrukt de suprematie van de 'American Way of Life' en het gebruik van oorlog als politiek middel [74](#page=74).
* **Vooruitgangsoptimisme (Steven Pinker):** Geloof in de vooruitgang door rede, wetenschap en humanisme, en een kritiek op ideologieën [75](#page=75).
* **Ecologisme:** Streeft naar een evenwicht tussen mens en natuur, en de bescherming van de natuurlijke omgeving [77](#page=77).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vrijheid | Het vermogen om te handelen zonder dwang of beperkingen, vaak beschouwd als een fundamenteel menselijk recht en een kernbegrip in politieke filosofieën, met verschillende interpretaties doorheen de geschiedenis. |
| Gelijkheid | Het principe dat alle individuen dezelfde rechten, kansen en behandeling moeten genieten, ongeacht hun achtergrond, ras, geslacht of sociale status; een centraal thema in veel politieke ideologieën. |
| Solidariteit | Het principe van saamhorigheid en wederzijdse hulp tussen individuen of groepen, gebaseerd op gedeelde waarden, belangen of een gemeenschappelijke strijd. |
| Emancipatie | Het proces van bevrijding van onderdrukking, beperkingen of discriminatie, met als doel het verkrijgen van gelijke rechten en een volwaardige positie in de samenleving. |
| Ideologie | Een samenhangend geheel van ideeën, overtuigingen en waarden die de wereld beschrijft, een ideale samenleving voor ogen heeft en een plan bevat om deze te realiseren; het is een dynamisch en bewegend concept dat niet vaststaat. |
| Secularisering | Het proces waarbij religieuze instellingen en religieuze invloeden aan belang inboeten in de publieke sfeer, wat leidt tot een scheiding tussen kerk en staat en een grotere nadruk op wereldlijke aangelegenheden. |
| Mercantilisme | Een economische politiek die erop gericht is de rijkdom van het eigen land te vergroten door de import te verkleinen en de export te vergroten, vaak door overheidssteun aan nationale handelaren. |
| Reformatie | Een kerkhervorming die in de 16e eeuw begon met kritiek op de katholieke kerk, leidend tot de opkomst van het protestantisme en een verschuiving in religieuze en politieke machtsstructuren. |
| Contrareformatie | De reactie van de katholieke kerk op de Reformatie, gericht op het versterken van de eigen positie en het bestrijden van de verspreiding van het protestantisme. |
| Hegemonie | Het overwicht of de dominantie van één groep, macht of idee over andere in diverse aspecten van de samenleving, zoals politiek, cultuur of economie. |
| Verlichting | Een intellectuele en culturele beweging in de 18e eeuw die de rede, wetenschap, individualisme en vooruitgang benadrukte, en die leidde tot belangrijke politieke en sociale veranderingen. |
| Sociaal contract | Een filosofisch concept dat de oorsprong van de samenleving en de legitimiteit van de macht van de staat verklaart door een hypothetische overeenkomst tussen individuen om hun natuurlijke vrijheden op te geven in ruil voor bescherming en orde. |
| Natuurstaat | Een hypothetische staat van de mensheid vóór de vorming van een georganiseerde samenleving, waar er geen wetten, regels of overheidsgezag zijn, en waar de menselijke aard en gedrag centraal staan in filosofische discussies. |
| Trias Politica | Het principe van de scheiding der machten in een staat, waarbij de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht gescheiden zijn en elkaar controleren om machtsmisbruik te voorkomen. |
| Laissez-faire | Een economisch principe dat pleit voor minimale overheidsinterventie in de economie, waarbij de vrije markt en individuele economische vrijheid centraal staan. |
| Utilitarisme | Een ethische theorie die stelt dat de juistheid van een handeling wordt bepaald door de mate waarin deze bijdraagt aan het grootste geluk voor het grootste aantal mensen. |
| Klassenstrijd | Een centraal concept in het marxisme, dat de historische ontwikkeling ziet als een voortdurende strijd tussen verschillende sociale klassen, met name tussen de onderdrukkers en de onderdrukten. |
| Communisme | Een politieke en economische ideologie die streeft naar een klasseloze samenleving, gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen en een economie gebaseerd op de principe 'ieder naar vermogen, ieder naar behoefte'. |
| Anarchisme | Een politieke filosofie die alle vormen van hiërarchische en autoritaire macht, inclusief de staat, verwerpt en pleit voor een samenleving gebaseerd op vrijwillige samenwerking en zelfbestuur. |
| Feminisme | Een sociopolitieke beweging en ideologie die streeft naar gelijke rechten, kansen en behandeling voor vrouwen, en die zich richt op het ontmantelen van patriarchale structuren en gendernormen. |
| Nationalisme | Een politieke ideologie die de nadruk legt op de eenheid, identiteit en belangen van een natie, vaak met een gevoel van superioriteit ten opzichte van andere naties. |
| Fascisme | Een politieke ideologie gekenmerkt door extreem nationalisme, autoritair leiderschap, militarisme en onderdrukking van politieke oppositie, die streeft naar een totalitaire natiestaat. |
| Nazisme | Een fascistische ideologie met een sterk racistisch en antisemitisch karakter, die de superioriteit van het 'Arische ras' propageert en streeft naar de uitroeiing van Joden en andere als inferieur beschouwde groepen. |
| Koude Oorlog | Een periode van geopolitieke spanning tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en hun respectievelijke bondgenoten, gekenmerkt door ideologische conflicten, een wapenwedloop en proxy-oorlogen, maar zonder directe militaire confrontatie tussen de grootmachten. |
| Dekolonisatie | Het proces waarbij koloniën onafhankelijk worden van hun koloniserende mogendheden, vaak na politieke strijd, sociale bewegingen en internationale druk. |
| Welvaartsstaat | Een overheidsmodel waarin de staat een actieve rol speelt in het waarborgen van het welzijn van zijn burgers door middel van sociale voorzieningen, zoals gezondheidszorg, onderwijs, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen. |
| Neoliberalisme | Een politieke en economische ideologie die pleit voor minimale overheidsinterventie, deregulering, privatisering en vrije markten, met een focus op individuele verantwoordelijkheid en economische vrijheid. |
| Multiculturalisme | Het streven naar en behoud van een samenleving waarin verschillende culturen, etnische groepen en levensbeschouwingen naast elkaar bestaan en gelijkwaardig worden behandeld. |
| Postkoloniaal feminisme | Een feministische stroming die de impact van kolonialisme op genderverhoudingen en de positie van vrouwen in voormalige koloniën analyseert, en pleit voor dekolonisatie van feministische ideeën en praktijken. |
| Queer Theory | Een theoretisch kader dat gender en seksualiteit kritisch bevraagt, met de nadruk op de sociale constructie van genderidentiteit en het doorbreken van binaire opvattingen over sekse en gender. |
| Populisme | Een politieke ideologie die de samenleving verdeelt in een 'zuivere' bevolking en een 'corrupte elite', en die zichzelf presenteert als de stem van het volk tegen de gevestigde orde. |
| Post-Truth | Een maatschappelijk fenomeen waarbij persoonlijke gevoelens, meningen en overtuigingen prevaleren boven objectieve feiten en waarheid bij het vormen van publieke opinies en het nemen van politieke beslissingen. |
| Neoconservatisme | Een politieke ideologie die het klassiek conservatisme vernieuwt door een sterke nadruk te leggen op Amerikaanse waarden, een assertieve buitenlandse politiek en de verdediging van de 'American Way of Life'. |
| Antropoceen | Een voorgesteld geologisch tijdperk waarin menselijke activiteiten een significante en dominante impact hebben op de geologie en ecosystemen van de aarde. |
| Ecologisme | Een politieke stroming die de nadruk legt op de bescherming van het milieu, duurzaamheid en het streven naar een evenwichtige relatie tussen mens en natuur. |
| Surveillance Capitalism | Een vorm van kapitalisme die menselijke gedragingen en activiteiten als grondstof gebruikt om winst te genereren, vaak door middel van technologie en data-analyse, wat leidt tot constante controle en monitoring van individuen. |
| Glasnost | Een politiek van transparantie en openheid geïntroduceerd in de Sovjet-Unie door Michail Gorbatsjov, die de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid bevorderde. |
| Perestrojka | Een politiek van economische en politieke hervorming geïntroduceerd in de Sovjet-Unie door Michail Gorbatsjov, gericht op decentralisatie en efficiëntie. |
| Vals Verdrag | Een overeenkomst of pact dat is opgesteld met de intentie om te misleiden of te bedriegen, waarbij de echte intenties verborgen blijven. |
| Intersectionaliteit | Een theoretisch concept dat analyseert hoe verschillende maatschappelijke categorieën, zoals ras, klasse, gender, seksuele geaardheid en disability, elkaar kruisen en overlappen om unieke vormen van discriminatie en onderdrukking te creëren. |
| Genderperformativiteit | Een theoretisch concept, voornamelijk geassocieerd met Judith Butler, dat stelt dat gender geen natuurlijke of biologische essentie is, maar een sociale constructie die wordt gecreëerd en gereproduceerd door herhaalde uitvoeringen en gedragingen. |
| Neocolonialisme | De voortdurende economische, politieke of culturele controle of invloed die voormalige koloniale mogendheden uitoefenen op onafhankelijke landen, ondanks hun formele soevereiniteit. |