Cover
Jetzt kostenlos starten KZG.Hk.1i.ModerneFil.-pptx(1) - Tagged.pdf
Summary
# Filosofie: oorsprong en betekenis
Dit onderwerp verkent de etymologische oorsprong van het woord 'filosofie', de historische geboorte van de filosofie in het oude Griekenland en de fundamentele dubbele betekenis ervan als zowel een theoretische zoektocht naar kennis als een leidraad voor het leven [4](#page=4).
### 1.1 De betekenis van het woord filosofie
Het woord 'filosofie' is afkomstig uit het Oudgrieks en is een samenstelling van twee termen: 'philein' (houden van) en 'sophia' (wijsheid). Letterlijk vertaald betekent filosofie dus "liefde tot de wijsheid". In het Nederlands wordt dit synoniem gebruikt met "wijsbegeerte". De Van Dale omschrijft wijsbegeerte als een discipline die zowel beoogt een "alomvattende wetenschap" als een "levensleer" te zijn [4](#page=4).
### 1.2 De oorsprong van de filosofie in Griekenland
De filosofie ontstond in de 6e eeuw voor Christus in Griekenland. Deze periode markeerde een significante breuk met het voorafgaande mythisch-religieuze wereldbeeld. In de polytheïstische Griekse cultuur boden religie en mythen verklaringen voor de natuurlijke wereld en gaven ze grondslag aan de tradities die het "goede leven" binnen de stadstaat (polis) bepaalden. De filosofie verving de mythe door de rede als primair instrument voor het begrijpen van de werkelijkheid [5](#page=5) [7](#page=7).
Aristoteles stelt dat de mens die kennis nastreeft omwille van zichzelf, het meest verlangt naar perfecte kennis, welke hij identificeert met de kennis van de eerste beginselen en oorzaken. Deze zoektocht naar de eerste oorzaken werd beschouwd als de hoogste wetenschap, de metafysica, en verbond zich direct met de vraag "Hoe moet de mens leven?", wat de kern vormt van de levensleer [5](#page=5).
### 1.3 De dubbele betekenis van filosofie
Filosofie is intrinsiek verbonden met het idee van levenskunst en manifesteert zich in twee betekenissen [6](#page=6):
1. **Theoretische activiteit voor persoonlijk heil:** Filosofie, in zijn theoretische hoedanigheid, streeft naar het geluk of heil van de filosoof zelf. Wijsheid wordt hierbij gezien als een doel op zich, een intrinsiek goed dat leidt tot ware gelukzaligheid (eudaimonia) [6](#page=6).
2. **Praktische leidraad voor de samenleving en het individu:** Daarnaast heeft filosofie een praktisch nut en dient het als een leidraad voor de inrichting van de staat en het algemene "goede leven" voor de mensheid. Dit omvat diverse filosofische disciplines zoals metafysica, politieke filosofie en ethiek [6](#page=6).
### 1.4 Uitbreiding van het begrip filosofie
Hoewel de Griekse filosofie wordt beschouwd als het begin van de westerse filosofie, wordt het begrip 'filosofie' soms ruimer toegepast. In een bredere zin spreekt men van filosofische stelsels die verbonden zijn met diverse culturen doorheen de menselijke geschiedenis. Voorbeelden hiervan zijn de Indische filosofie (hindoeïsme, boeddhisme, jaïnisme), de Chinese filosofie (confucianisme, taoïsme, mohisme), de Japanse filosofie en de Arabische filosofie. Binnen de culturele antropologie wordt soms gesproken van de "filosofie van een etnie" die wordt uitgedrukt via mythe en ritueel, waarbij filosofie eveneens wordt begrepen als zingeving en levensleer [8](#page=8).
### 1.5 Historische identiteit van de westerse filosofie
Historisch gezien heeft de westerse filosofie een eigen, onderscheidende identiteit ontwikkeld. Er is echter sprake van wisselwerking met andere filosofische tradities, zoals de Arabische filosofie tussen de 9e en 12e eeuw na Christus, waarbij filosofie verweven raakte met de Islam. Sinds de renaissance en de moderne tijd (vanaf de 17e eeuw) is er een toenemend contact met oosterse filosofieën. Een bekend voorbeeld hiervan is de invloed van Indische wijsheid en het boeddhisme op het denken van de 19e-eeuwse filosoof Arthur Schopenhauer [9](#page=9).
> **Tip:** In de context van deze cursus wordt met 'filosofie' in de regel de westerse filosofie bedoeld, in lijn met de historische ontwikkeling en het hedendaagse academische begrip [10](#page=10).
---
# De moderne filosofie en haar rol in de cultuur
De moderne filosofie, van Descartes tot Nietzsche, vormt een cruciale periode die de basis legde voor de hedendaagse cultuur en de moderne mens.
### 2.1 De fundamenten van de Westerse cultuur en de plaats van de moderne filosofie
De Westerse cultuur en samenleving, zoals we die vandaag kennen, zijn gevormd door drie pijlers: Griekse filosofie, Romeins recht en de christelijke religie. Deze pijlers hebben niet alleen de identiteit van Europa bepaald, maar ook een geopolitiek bestel gecreëerd dat de gehele mensheid in de 19e en 20e eeuw heeft beïnvloed. De moderne filosofie, die centraal staat in deze cursus, is bepalend geweest voor de ontwikkeling van deze moderne cultuur en de wereld waarin we vandaag leven [11](#page=11) [12](#page=12).
### 2.2 De centrale doelstellingen van de studie van de moderne filosofie
De cursus heeft een viervoudig doel ten aanzien van de moderne filosofie [12](#page=12):
1. **Karakterschets:** Het leveren van een karakterschets van de weg van de moderne filosofie door middel van markante filosofen van de 17e tot de 19e eeuw, met aandacht voor cruciale voorlopers zoals Plato en Aristoteles, en denkers als Descartes, Hume, Kant, Hegel en Marx [12](#page=12).
2. **Invloed op moderne cultuur:** Aantonen hoe de moderne filosofie bepalend is geweest voor de moderne cultuur en de hedendaagse leefwereld [12](#page=12).
3. **Crisis van de verlichte rede:** Nader bepalen wat verstaan wordt onder de crisis van de verlichte rede [14](#page=14).
4. **Begrijpen van hedendaagse uitdagingen:** Aantonen hoe de studie van de moderne filosofie bijdraagt aan een beter begrip van de spirituele, morele en politieke uitdagingen van de hedendaagse mens, en hoe het kan helpen zoeken naar antwoorden op deze uitdagingen [14](#page=14).
### 2.3 Periodisering van de Westerse filosofie en de positie van de moderne filosofie
De weg van de moderne filosofie wordt gereconstrueerd door de periode van Plato (427 – 347 v.C.) tot Simone Weil (1909-1943) te bestuderen. De periodisering ziet er als volgt uit [15](#page=15):
* **Premoderne filosofie:** Plato tot Ockham (circa 400 v.C. – 1350) [15](#page=15).
* **Overgangstijd:** Renaissance en humanisme (1350 – 1650) [15](#page=15).
* **Moderne filosofie:** Descartes tot Nietzsche (1650 – 1899) [15](#page=15).
* **Hedendaagse filosofie:** Simone Weil tot vandaag (1900 – heden) [15](#page=15).
### 2.4 De rol van Plato als startpunt voor de moderne filosofie
Het belang van Plato als beginpunt voor de studie van de moderne filosofie is tweeledig. Ten eerste is de breuk tussen de premoderne en moderne filosofie bepalend voor het begrijpen van de 'weg' van de moderne filosofie en haar bijdrage aan de moderne cultuur. Moderne cultuur, ontwikkeld vanaf 1650 via de Verlichting en de 19e eeuw, is bepalend voor wie we vandaag zijn, en Simone Weil, als hedendaagse denker, is tegelijk een erfgenaam van dit moderne denken [16](#page=16).
### 2.5 Continuïteit in de moderne filosofie ondanks breuken
Ondanks de breuk tussen premoderne en moderne filosofie, is er ook sprake van continuïteit. De ambitie van de moderne filosofie bleef in zekere zin het leveren van een funderende of omvattende 'wetenschap' die tegelijk een levensleer is, zij het met het besef dat de klassieke rede zijn grenzen had bereikt. De uitdaging voor moderne filosofen was hoe de verlichte rede een fundament te geven en hoe deze kon bijdragen aan een levensleer, met name in het licht van het nieuwe, wetenschappelijke wereldbeeld vanaf de 17e eeuw [17](#page=17).
### 2.6 De relatie tussen moderne en hedendaagse filosofie
Het postmoderne denken of de postmetafysische filosofie, hoewel vaak als een breuk gezien, drukt juist een band uit tussen moderne en hedendaagse filosofie: continuïteit in de discontinuïteit. De oorspronkelijke ambitie van de filosofie is nog steeds aanwezig, ook in de filosofie van de 21e eeuw, wat de stelling 'Philosophy is (not) dead!' ondersteunt [18](#page=18).
> **Tip:** Het is essentieel om de periodisering van de filosofie te begrijpen om de context en de ontwikkeling van ideeën binnen de moderne filosofie te kunnen plaatsen. Let op de overgangsperiodes en de specifieke rol van sleutelfiguren.
>
> **Voorbeeld:** Het begrijpen van Plato's ideeënleer helpt bij het inzien van de uitdagingen waar latere filosofen, zoals Descartes, mee te maken kregen bij het zoeken naar zekere kennis in een veranderende wereld.
---
# De crisis van de verlichte rede en het tragisch bewustzijn
De crisis van de verlichte rede wordt gekenmerkt door een erosie van het klassieke vertrouwen in de rede, wat leidt tot een tragisch bewustzijn en onbehagen, omdat de verlichte rede geen nieuw, overtuigend fundament biedt voor kennis en het praktische leven.
### 3.1 Het vertrouwen in de rede als fundament van de filosofie
Filosofie steunt van oudsher op een fundamenteel vertrouwen in de rede. De rede wordt gezien als de bron van 'hoogste wetenschap', die leidt tot zowel theoretische wijsheid als praktisch inzicht in de grondslagen van het goede leven voor individu en samenleving. Dit vertrouwen impliceert dat menselijke cognitie betrouwbaar is en een stevig fundament vormt voor kennis. Hoewel filosofie zich ook afvraagt hoe de mens tot kennis komt en de grenzen van kennis onderzoekt (zoals het scepticisme), was er, met name bij Plato en Aristoteles, een diep vertrouwen in de rede. Zij zagen de menselijke geest als in staat tot ware kennis, omdat de mens deel uitmaakt van een harmonieuze kosmos, waarin het menselijk verstand deze harmonie weerspiegelt [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22).
#### 3.1.1 De klassieke rede: Platoons-christelijke codificatie
Tot het einde van de middeleeuwen bleef deze visie op de rede, overgenomen door het christendom na de val van het Romeinse Rijk, centraal staan in de Westerse filosofie. Dit resulteerde in een "Platoons-christelijke codificatie van de kennis", het ideaal van de klassieke rede. Filosofie werd beschouwd als de hoogste wetenschap en levensleer, omdat ze objectieve kennis van de natuur leverde, de ziel van de filosoof vervulde en een leidraad bood voor het praktische leven op het gebied van ethiek en politieke filosofie. Het christendom voegde hier het geloof, gebaseerd op Openbaring, aan toe, waarbij de rede diende voor de interne verheldering van dit geloof, zoals te zien bij Augustinus en Thomas van Aquino [22](#page=22) [23](#page=23).
### 3.2 De erosie van de klassieke rede en de opkomst van de verlichte rede
Vanaf ongeveer 1650 begon de klassieke rede aan legitimiteit te verliezen, wat leidde tot een breuk met het premoderne denken. Dit markeerde de opkomst van een nieuw rationaliteitsideaal in de Westerse cultuur: de verlichte rede. De moderne filosofie, van de 17e tot de 19e eeuw, zocht naar een nieuw fundament voor kennis, zowel in theoretisch als praktisch opzicht [24](#page=24).
#### 3.2.1 Onbehagen en kritiek op de verlichte rede
Opvallend is dat dit nieuwe rationaliteitsideaal van de verlichte rede al in de 18e eeuw zelf in vraag werd gesteld, met onbehagen en kritiek bij filosofen als David Hume en Jean-Jacques Rousseau [25](#page=25).
### 3.3 De tweespalt van de 19e eeuw: triomf en tragedie
In de 19e eeuw manifesteerde zich een tweespalt, die zowel de triomf als de tragedie van de verlichte rede weerspiegelde. De triomf werd vertegenwoordigd door denkers als Hegel, Comte en Marx, terwijl de tragedie werd belichaamd door Schopenhauer, Nietzsche en Darwin. Deze tweespalt is een symptoom van de crisis van de verlichte rede, omdat enerzijds de mens door wetenschap en techniek ongekend meesterschap verwierf over de natuur en de menselijke natuur, maar anderzijds de verlichte rede geen overtuigend richtsnoer meer bood voor het morele en praktische leven, waardoor filosofie als levensleer afgedaan had [26](#page=26).
#### 3.3.1 Tragisch bewustzijn en onbehagen
De moderne filosofie wordt sindsdien gekenmerkt door een latente spanning en een besef van gebrek aan harmonie en eenheid van de rede. Dit leidt tot een tragisch bewustzijn en onbehagen dat tot op de dag van vandaag bepalend is voor onze leefwereld en de Westerse cultuur. Waar de klassieke rede rustte op een vertrouwen in de harmonie tussen mens en natuur, ontbreekt dit in de verlichte rede. Hoewel de Platoons-christelijke codificatie van kennis is afgedaan, biedt de verlichte rede geen nieuw fundament, wat doet afvragen of het geen Pyrrhus-overwinning betreft [27](#page=27).
> **Tip:** De kern van de crisis ligt in het verlies van het holistische wereldbeeld van de klassieke rede, dat de mens als geïntegreerd deel van een harmonieuze kosmos zag. De verlichte rede, hoewel succesvol in het verwerven van macht over de natuur, slaagt er niet in deze leemte op te vullen met een nieuw, betekenisvol fundament voor het menselijk leven.
> **Voorbeeld:** De wetenschappelijke en technologische vooruitgang, een product van de verlichte rede, heeft geleid tot instrumenten die de mens in staat stellen de natuur te beheersen (bijvoorbeeld door medicijnen of energietechnologieën). Echter, deze vooruitgang brengt ook nieuwe morele dilemma's met zich mee (zoals biotechnologie of milieukwesties) waarvoor de verlichte rede zelf geen eenduidige antwoorden biedt, wat bijdraagt aan het gevoel van onbehagen.
---
# Cultuur, kennis en de evolutie van het menselijk bewustzijn
Dit onderwerp onderzoekt de structuur van cultuur als een systeem van concepten en ideeën dat menselijk denken en handelen vormgeeft, de evolutie van kennis door de geschiedenis heen, en de overgang van mythisch naar systematisch denken.
### 4.1 De structuur van cultuur: ploeg, zwaard, boek
Cultuur wordt gedefinieerd als het systeem van concepten en ideeën waarmee de menselijke geest vormgeeft aan zijn denken en handelen. In tegenstelling tot dieren, die volledig in de natuur leven, bewerkt de mens de natuur via zijn geest, verhoudt hij zich tot anderen, streeft hij naar kennis van de natuur en zichzelf, en stelt hij vragen over de zin van het bestaan [28](#page=28) [29](#page=29).
Ernest Gellner identificeert drie fundamentele behoeften van de mens die door cultuur worden vormgegeven [29](#page=29):
1. **Voortbestaan en zelfbehoud** als biologisch wezen.
2. **Coöperatie met anderen** en bescherming als groep.
3. **Kennis**, zowel technisch, praktisch als theoretisch.
Deze behoeften corresponderen met drie sferen van de cultuur [29](#page=29):
* **Productie** (de 'ploeg'): gericht op het materiële bestaan en overleving.
* **Macht en bescherming** (het 'zwaard'): gericht op sociale organisatie, orde en veiligheid.
* **Kennis** (het 'boek'): gericht op het begrijpen van de wereld en het zelf.
In de hedendaagse samenleving zijn deze sferen terug te zien in de economie, politiek en kennis [29](#page=29).
#### 4.1.1 De cruciale rol van kennis (het 'boek')
Het 'boek' (kennis) speelt een cruciale rol omdat het vorm geeft aan de 'ploeg' en het 'zwaard', en de mens tot een 'redelijk dier' maakt, zoals Aristoteles al stelde. De interactie tussen deze drie sferen bepaalt de geschiedenis van de mens als cultuurwezen [30](#page=30).
#### 4.1.2 Periodes in de geschiedenis van de mensheid en samenlevingsvormen
De geschiedenis van de mensheid kan worden ingedeeld in drie hoofdperiodes, die de evolutie van samenlevingsvormen vertegenwoordigen [30](#page=30):
1. **Jagers-verzamelaars**: De vroegste menselijke samenlevingen [31](#page=31).
2. **Agrarische samenleving (Agraria)**: Ontstaan rond 12.000 jaar geleden, gekenmerkt door een sedentaire levenswijze en landbouw [31](#page=31).
3. **Industriële samenleving (Industria)**: Ontstaan vanaf 1850 n.C., gedreven door wetenschap, techniek en economische expansie [31](#page=31).
De evolutie van jagers-verzamelaars naar agrarische en vervolgens industriële samenlevingen vormt de geschiedenis van de mensheid, waarbij latere vormen niet mogelijk zouden zijn geweest zonder de eerdere [30](#page=30).
### 4.2 Van pensée sauvage tot mythisch bewustzijn: jagers-verzamelaars
De vroegste geschiedenis van de mensheid wordt gereconstrueerd aan de hand van paleo-etnografie, archeologie en culturele antropologie. De cognitieve revolutie, die leidde tot het ontstaan van de eerste gesproken talen, vond ongeveer 70.000 jaar geleden plaats, wat de opkomst van *Homo sapiens* markeert [32](#page=32).
#### 4.2.1 Kenmerken van het bewustzijn bij jagers-verzamelaars
In deze vroege samenlevingen was er nog geen duidelijk onderscheid tussen de sferen van ploeg, zwaard en boek; techniek, schrift en politiek waren nog nauwelijks ontwikkeld [33](#page=33).
Het 'mirakel van de taal' [33](#page=33):
* Creëerde een scheiding tussen de geest en de wereld [33](#page=33).
* Faciliteerde communicatie binnen de groep (jacht, emoties, conflicten) [33](#page=33).
* Mogelijk maakte het een rudimentaire classificatie van de natuur [33](#page=33).
* Leidde tot de creatie van een imaginair universum door mythisch denken, met goden en geesten [33](#page=33).
Rotstekeningen uit Altamira (19.000 – 14.000 v.C.) en Lascaux (15.000 – 10.000 v.C.) getuigen van de artistieke en symbolische expressie in deze periode [34](#page=34).
#### 4.2.2 Kennis bij jagers-verzamelaars: 'pensée sauvage'
De kennis in jager-verzamelaarsculturen werd collectief beleefd en kenmerkte zich door een 'onbewuste' rationaliteit en een sterk imaginair-metaforische benadering. Er was geen sprake van discursieve, systematische kennis. Claude Lévi-Strauss introduceerde het concept van 'pensée sauvage' (wilde denken) om deze vorm van kennis te beschrijven [35](#page=35).
Deze kennis betrof 'codes' die alle aspecten van het groepsleven beïnvloedden, zoals jacht, ruil, voedselbereiding en 'rites de passage'. De kennis vertoonde een patroon dat het denken ordende en uiting gaf aan het 'weten' over de natuur, maar was vaak multifocaal, met meerdere betekenissen en verwijzingen naar verschillende sferen. Een voorbeeld hiervan is de 'bizon', die zowel een dier was om op te jagen, een totem die de groepsidentiteit bepaalde, als een 'godheid' [36](#page=36).
Émile Durkheim benadrukte de rol van rituelen bij kennisoverdracht binnen een groep, wat een 'claim' legde op het individuele en collectieve bewustzijn. Rituelen en religieuze festivals fungeerden als conceptbepaling en normbevestiging, en beantwoordden vragen als "zo zit de wereld ineen, zo moeten we leven, dat is wat de goden van ons vragen". Kennis werd in deze context vaak geassocieerd met de sfeer van religie, met figuren als sjamanen en waarzegsters [37](#page=37).
David Hume beschreef hoe de primitieve geest leefde in een sacrale wereld van goden en geesten die verklaringen boden voor natuurlijke fenomenen, sociale orde oplegden en angst sublimeerden. Er was weinig aandacht voor de natuur als een geordend, harmonieus geheel; de sterrenhemel werd bijvoorbeeld vol symboliek gezien, maar niet in een wiskundige samenhang begrepen. De natuur en het bovennatuurlijke, evenals het sacrale en profane, waren sterk met elkaar verweven [38](#page=38).
#### 4.2.3 De ontwikkeling van het 'zelf' bij jagers-verzamelaars
Dankzij taal, rituelen en mythische verhalen ontwikkelde de primitieve mens een besef van 'ik' en identiteit als lid van de clan, familie of groep. Dit leidde tot de differentiatie tussen 'ik', 'jij' en 'hij/zij', waarbij de ander verscheen als een 'persona' (masker) van een voorouder of totem, wat het begin markeerde van de sociabiliteit van de mens. Echter, het idee van het 'ik' of 'zelf' als een aparte, substantiële realiteit, die los van de wereld en de ander gedacht en gekend kon worden, bestond nog niet. Concepten als 'levensplan', 'zelfbeschikking' en 'mezelf zijn' waren afwezig [39](#page=39).
De identiteit van 'zelf' en 'ander' werd bepaald door een rigide en sterk hiërarchische symbolische orde (familie, clan, totem). Dit leidde tot sterke inclusie- en exclusieregels, frequente conflicten tussen clans en oorlogen, afgewisseld met periodes van vrede. Soms vonden er 'genocides' plaats, en soms werd ritueel geweld gebruikt om conflicten te beheersen. Mensenrechten en een strikte juridische notie van eigendom bestonden niet [40](#page=40).
### 4.3 De klassieke rede: de Platoonse codificatie
#### 4.3.1 Het tijdperk Agraria en de opkomst van systematische kennis
Met het tijdperk van Agraria (vanaf circa 10.000 v.C.) begon de mens uit de collectieve en sterk imaginair-mythische cognitie te stappen. De ontwikkeling van landbouw en een sedentaire levenswijze creëerde een voedseloverschot, leidde tot arbeidsdeling en handel, en de opkomst van de eerste steden. Vanaf 3500–3000 v.C. ontstonden geldwezen, de eerste staten en het schrift [41](#page=41).
De differentiatie tussen ploeg, zwaard en boek werd een realiteit, weerspiegeld in de standenmaatschappij: arbeiders/boeren (ploeg), koning/aristocraten (zwaard), en priesters & geleerden (boek) [41](#page=41).
#### 4.3.2 Het axiale tijdperk en de codificatie van kennis
In het axiale tijdperk (800–300 v.C.) vond een meer systematische codificatie van kennis plaats, met de opkomst van religieuze en filosofische doctrines. Een doctrine is een systematische codificatie van kennis, een 'wijsheidsleer' met een kritische functie ten aanzien van bestaande doctrines en traditionele religies. Dit fenomeen deed zich voor in Mesopotamië (Babylonische Rijk), Perzië, China en India [42](#page=42).
Rond 600 v.C. ontstond de filosofie in de Griekse archipel, die het ideaal van de klassieke rede vertegenwoordigt [42](#page=42).
#### 4.3.3 De uitvinding van het schrift en de impact op kennis
De uitvinding van het schrift, de belichaming van de sfeer van het 'boek', had een revolutionaire impact. Het schrift, in vormen als Egyptische hiërogliefen en het Griekse en Latijnse alfabet, legde het gesproken woord vast en maakte accumulatie en opslag van informatie mogelijk [43](#page=43).
Het schrift stelde culturen in staat om 'collectief weten' in een geschreven code op te slaan, wat leidde tot de mogelijkheid van doctrines en geünificeerde kennissystemen. Kennis kwam los te staan van spreker en toehoorder, en van rituele en verhaaltradities. Een kaste van 'geletterden' ontstond, die kennis vastlegden, bewaarden, doorgegeven en individuele studie mogelijk maakten. Dit creëerde een kloof tussen een hoge elite-cultuur en de volkse cultuur [43](#page=43).
Het schrift riep nieuwe vormen van kennis, conceptbepaling en normbevestiging in het leven. De menselijke geest maakte zich los van directe ervaring en waarneming. Kennis werd vatbaar en eindeloos uitbreidbaar in een tekensysteem dat verwees naar abstracte concepten en ideeën, zoals 'mens', 'oorzaak' of 'kleiner dan'. Ook ontstond de mogelijkheid van een geschreven wet. Conceptbepaling en normbevestiging in een cultuur maakten zich los van ritueel en mythische verhaaltraditie [44](#page=44).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Filosofie | Een discipline die zich bezighoudt met fundamentele vragen over bestaan, kennis, waarden, rede, geest en taal, vaak gezien als de liefde tot wijsheid. |
| Wijsbegeerte | Een Nederlands synoniem voor filosofie, dat zowel een alomvattende wetenschap als een levensleer nastreeft. |
| Etymologie | De studie van de herkomst van woorden en de manier waarop hun betekenis zich door de tijd heen heeft ontwikkeld. |
| Metafysica | Een tak van de filosofie die de fundamentele aard van de werkelijkheid onderzoekt, inclusief concepten als bestaan, bewustzijn en oorzakelijkheid. |
| Ethiek | Een tak van de filosofie die zich bezighoudt met de studie van moraliteit en morele principes, en hoe mensen zouden moeten leven. |
| Eudaimonia | Een Grieks concept dat vaak vertaald wordt als geluk, welzijn of een bloeiend leven, en dat binnen de filosofie het hoogste menselijke goed vertegenwoordigt. |
| Polis | Het oude Griekse concept van een stadstaat, die niet alleen een politieke eenheid was, maar ook een gemeenschap met gedeelde cultuur en sociale normen. |
| Scepticisme | Een filosofische stroming die de mogelijkheid van zekere kennis in twijfel trekt en kritisch staat tegenover beweringen die als absolute waarheid worden gepresenteerd. |
| Klassieke rede | Het ideaal van de rede zoals ontwikkeld in de Griekse filosofie, gekenmerkt door vertrouwen in de menselijke cognitie en de harmonie tussen mens en kosmos. |
| Verlichte rede | Een rationaliteitsideaal dat opkwam tijdens de Verlichting, gericht op wetenschap en vooruitgang, maar dat later ook kritiek en twijfel opriep. |
| Tragisch bewustzijn | Een besef van de fundamentele beperkingen en tegenslagen van het menselijk bestaan, vaak gepaard gaande met onbehagen en een gebrek aan harmonie. |
| Cultuur | Het systeem van concepten, ideeën, normen en waarden waarmee de menselijke geest vorm geeft aan denken en handelen, inclusief techniek, sociale organisatie en kennis. |
| Pensée Sauvage | Een concept geïntroduceerd door Claude Lévi-Strauss, dat verwijst naar het 'wilde denken' of de intuïtieve, imaginaire en metaforische manier van denken in pre-schriftelijke culturen. |
| Mythisch bewustzijn | Een vorm van bewustzijn die sterk afhankelijk is van mythen, verhalen en godsdienstige overtuigingen voor de verklaring van de werkelijkheid en zingeving. |
| Platoons-christelijke codificatie van de kennis | Het ideaal van de klassieke rede, geïntegreerd met christelijke doctrine, dat filosofie beschouwt als hoogste wetenschap en levensleer, en kennis baseert op rede en openbaring. |
| Axiale tijdperk | Een periode (ongeveer 800-300 v.Chr.) waarin veel belangrijke religieuze en filosofische doctrines wereldwijd ontstonden, waaronder het Griekse denken. |
| Doctrine | Een systematische codificatie van kennis of een 'wijsheidsleer' met een kritische functie ten opzichte van bestaande overtuigingen en tradities. |