Cover
Jetzt kostenlos starten PPT 3a) Verwekkers van luchtweginfecties en meningitis.pdf
Summary
# Bacteriële verwekkers van luchtweginfecties en meningitis
Dit overzicht behandelt de bacteriën die luchtweginfecties en meningitis kunnen veroorzaken, inclusief hun classificatie, pathogenese en virulentiefactoren.
### 1.1 Algemene classificatie van bacteriële verwekkers
Bacteriën kunnen worden geclassificeerd op basis van hun gramreactie, vorm, ligging, en aerobe/anaerobe eigenschappen [22](#page=22) [28](#page=28) [41](#page=41) [59](#page=59) [9](#page=9).
* **Gram-positieve bacteriën:**
* **Kokken:**
* Streptococcus pyogenes (ketens, facultatief anaeroob) [9](#page=9).
* Streptococcus pneumoniae (duplo, facultatief anaeroob) [9](#page=9).
* Staphylococcus aureus (trosjes, facultatief) [9](#page=9).
* Staphylococcus epidermidis (trosjes, facultatief) [9](#page=9).
* Peptostreptococcus spp. (ketens, anaeroob) [9](#page=9).
* Peptococcus spp. (anaeroob) [9](#page=9).
* **Staven:**
* Clostridium perfringens (los, anaeroob) [9](#page=9).
* Clostridium tetani (los, anaeroob) [9](#page=9).
* Corynebacterium diphtheriae (chinese letters, aeroob) [9](#page=9).
* Bacillus anthracis (ketens, aeroob) [9](#page=9).
* Listeria monocytogenes (los, facultatief anaeroob) [9](#page=9).
* **Gram-negatieve bacteriën:**
* Neisseria meningitidis (duplo, aeroob) [9](#page=9).
* Neisseria gonorrhoeae (duplo, aeroob) [9](#page=9).
* Moraxella catarrhalis (duplo, aeroob) [9](#page=9).
* Pseudomonas aeruginosa (los, aeroob) [9](#page=9).
* Brucella abortus (los, aeroob) [9](#page=9).
* Bordetella pertussis (los, aeroob) [9](#page=9).
* E. coli (los, facultatief anaeroob) [9](#page=9).
* Salmonella typhi (los, facultatief anaeroob) [9](#page=9).
* Shigella dysenteriae (los, facultatief anaeroob) [9](#page=9).
* Klebsiella pneumoniae (los, facultatief anaeroob) [9](#page=9).
* Proteus mirabilis (los, facultatief anaeroob) [9](#page=9).
* Yersinia pestis (los, facultatief anaeroob) [9](#page=9).
* Haemophilus influenzae (los, facultatief anaeroob) [9](#page=9).
* Vibrio cholerae (komma’s) [9](#page=9).
* Bacteroides fragilis (los, anaeroob) [9](#page=9).
* Fusobacterium spp. (staven, anaeroob) [9](#page=9).
* **Spirillen:**
* Campylobacter jejuni [9](#page=9).
* Treponema pallidum [9](#page=9).
* Borrelia burgdorferi [9](#page=9).
* Leptospira spp [9](#page=9).
### 1.2 Luchtweginfecties: Typische en atypische verwekkers
Luchtweginfecties worden onderverdeeld in bovenste en onderste luchtweginfecties. Bovenste luchtweginfecties zijn vaker viraal, terwijl onderste luchtweginfecties vaker bacterieel zijn, waarvoor antibiotica vaker geïndiceerd zijn [26](#page=26) [4](#page=4).
#### 1.2.1 Typische verwekkers van luchtweginfecties
De meest voorkomende typische verwekkers zijn *Streptococcus pneumoniae* en *Haemophilus influenzae* [5](#page=5) [8](#page=8).
* **Streptococcus pneumoniae**
* **Morfologie:** Gram-positieve diplokokken [12](#page=12).
* **Afweer in de longen:** De luchtwegen beschikken over afweermechanismen [7](#page=7).
* **Virulentiefactoren:**
* **Kapsel:** Een polysaccharide capsule is de belangrijkste virulentiefactor. Het remt opsonisatie door complement en fagocytose. Er zijn ongeveer 90 serotypen. De capsule is scherp begrensd en verbonden aan de celwand [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Pneumolysine:** Veroorzaakt ontsteking [16](#page=16).
* **Neuraminidase:** Bevordert verspreiding [16](#page=16).
* **Pathogenese:** Kolonisatie van de mucosa van de bovenste luchtwegen, wat leidt tot transmissie en invasieve ziekte bij de drager [17](#page=17).
* **Epidemiologie:** De evolutie van bacteriëmie en meningitis door *S. pneumoniae* wordt gemonitord. Gevoeligheid voor antibiotica varieert [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Haemophilus influenzae**
* **Classificatie:** Gekapselde (typeerbare) en niet-omkapselde (niet-typeerbare) stammen. Type b (*H. influenzae* type b, Hib) is de belangrijkste oorzaak van invasieve ziekte bij kinderen [23](#page=23) [25](#page=25).
* **Pathogeen vermogen:** Niet-omkapselde stammen veroorzaken infecties van het middenoor, sinussen en bronchiën. Omkapselde stammen, met name type b, veroorzaken epiglottitis en meningitis [23](#page=23).
* **Epidemiologie:** Commensaal van het tractus respiratorius; niet-omkapselde stammen komen vaker voor (>95%) dan omkapselde stammen (<5%) [23](#page=23).
* **Behandeling:** Amoxicilline of amoxicilline-clavulaanzuur [26](#page=26).
#### 1.2.2 Atypische pneumoniën
Deze worden veroorzaakt door bacteriën die verschillen van de typische verwekkers [5](#page=5).
* **Legionella pneumophila**
* **Ontdekking:** Ontdekt na een uitbraak in Philadelphia in 1976 (Legionnaire's disease) [60](#page=60) [61](#page=61).
* **Morfologie:** Beweeglijk, gram-negatief staafje, moeilijk te kleuren en te kweken. Groeit bij 45-50°C en is resistent tegen 65°C [63](#page=63).
* **Soorten:** Meer dan 30 species, waarvan *L. pneumophila* de belangrijkste ziekteverwekker is (>85% van de infecties) [64](#page=64).
* **Reservoir en transmissie:** Reservoir in zoet water, intracellulair in amoeben. Besmetting vindt plaats via inhalatie van aërosolen. Géén overdracht van mens op mens [64](#page=64).
* **Kliniek:** Ernstige pneumonie met aantasting van meerdere orgaansystemen. Hoge mortaliteit (15%). Risicofactoren zijn leeftijd, roken, chronische bronchitis en verminderde immuniteit [65](#page=65).
* **Pathogenese:** Remming van de fagosoom-lysosoom fusie binnen alveolaire macrofagen, replicatie en lysering van gastheercellen. Cellulaire immuniteit is belangrijk voor herstel [66](#page=66) [67](#page=67).
* **Preventie:** Eliminatie van de bacterie in water. Recente uitbraken zijn gerelateerd aan koeltorens [69](#page=69) [70](#page=70).
* **Mycoplasma pneumoniae**
* **Morfologie:** Kleinste bacterie (0,1-0,3 μm), zonder celwand maar met een stevige celmembraan. Langzame groei en kleine kolonies [72](#page=72).
* **Virulentiefactor:** Adhesine P1 eiwit [72](#page=72).
* **Epidemiologie:** Epidemieën bij kinderen en jonge volwassenen om de 4-8 jaar [74](#page=74).
* **Kliniek:** Respiratoire infecties zoals milde maar langdurige pneumonie en keelontsteking. Ook niet-respiratoire manifestaties zoals meningitis, conjunctivitis, erythema multiforme en koude agglutinins [74](#page=74) [76](#page=76).
* **Chlamydia spp.**
* **Soorten:** *C. trachomatis* (15 serotypen), *C. pneumoniae* (1 serovar), *C. psittaci* (17 serovars) [77](#page=77).
* **Pathogeen vermogen:**
* *C. psittaci*: Psittacose (pneumonie), reservoir vogels [78](#page=78).
* *C. trachomatis*: Trachoom (ooginfectie), lymphogranuloma venerum (genitale infectie), seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA's) [78](#page=78).
* *C. pneumoniae*: Luchtweginfecties zoals faryngitis en pneumonie [78](#page=78).
* **Coxiella burnetii (Q-koorts)**
* **Reservoir en transmissie:** Reservoir bij dieren, transmissie via teken of aërosolen. Soms transmissie via melk [79](#page=79).
* **Kliniek:** Incubatietijd 3 weken. Symptomen omvatten koorts (griepaal syndroom), pneumonie, hepatitis en endocarditis [80](#page=80).
#### 1.2.3 Vaccine-preventable ziekten
Bepaalde bacteriële infecties zijn preventief door vaccinatie [5](#page=5).
* **Bordetella pertussis (Kinkhoest)**
* **Soorten:** *B. pertussis* (kinkhoest), *B. parapertussis* (weinig pathogeen), *B. bronchiseptica* (weinig pathogeen bij dieren) [29](#page=29).
* **Geschiedenis:** Beschreven in de 16e eeuw, geïsoleerd in 1906. Belangrijke ziekte en doodsoorzaak bij kinderen in de 20e eeuw. Vaccinatie (DTP) is wijdverspreid [30](#page=30).
* **Kweek:** Langzame groei (3-5 dagen), typische kolonies [35](#page=35).
* **Adherentie:** Fimbriae (filamentus hemagglutinine) voor specificiteit [35](#page=35).
* **Toxines:**
* Tracheaal cytotoxine: Vernietigt tracheale epitheelcellen, leidt tot IL-1 en immuunrespons [35](#page=35).
* Adenylcyclase toxine: Interferentie met cAMP, beperkt fagocytenactiviteit, inductie van anti-inflammatoire cytokines [35](#page=35) [37](#page=37).
* Pertussis toxine (PT): Remt chemotaxis, schakelt G-eiwitten uit, onderdrukt inflammatoire cytokineproductie en immuuncelrecruitment [35](#page=35) [37](#page=37).
* Labiel toxine (LT): Veroorzaakt weefselbeschadiging bij lysis [35](#page=35).
* **Pathogenese:** Vernietiging van epitheelcellen leidt tot kinkhoest [35](#page=35).
* **Epidemiologie:** Obligate parasiet van de mens, zeer besmettelijk, hoge mortaliteit. Belang van vaccinatie [35](#page=35).
* **Corynebacterium diphtheriae (Difterie)**
* **Morfologie:** Club-vormig, Gram-positief bacil, geen sporen, geen capsule [40](#page=40).
* **Virulentiefactor:** Exotoxine (geproduceerd door een lysogene faag). *C. ulcerans* kan ook difterie-achtige ziekten veroorzaken [40](#page=40).
* **Transmissie:** Druppels, direct contact met respiratoire secreties. Asymptomatisch dragerschap komt voor [42](#page=42).
* **Kliniek:** Lokale necrose en oedeem, myocardtoxiciteit, neurotoxiciteit. Symptomen omvatten koorts, lokale zwelling, necrose, pijn bij slikken en ademhalingsmoeilijkheden (kroep). Kan leiden tot myocarditis (met AV- en bundeltakblokkades) en neurotoxiciteit. Cutane difterie komt ook voor [46](#page=46) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50).
* **Behandeling:** Antitoxine (neutraliseert toxine), antibiotica (stopt toxineproductie en reduceert transmissie). Volledige vaccinatie na herstel is noodzakelijk. Toxin wordt geïnactiveerd tot toxoïd voor vaccinatie; antitoxine wordt geproduceerd in paarden voor behandeling [52](#page=52) [53](#page=53).
* **Preventie:** Vaccinatie (DAT - Diphtheria Antitoxin Toxin). Infectiecontrole met droplet en contact voorzorgsmaatregelen [55](#page=55) [56](#page=56).
* **Mycobacterium tuberculosis (Tuberculose)**
* **Morfologie:** Zuurvaste staven, vereisen specifieke kleuring (Ziehl-Nielsen). Zeer langzame groei (delingstijd 20-24 uur), kweek duurt 4-6 weken [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98).
* **Celwandstructuur:** Verschilt van andere bacteriën [94](#page=94).
* **Reservoir:** Veelal saprofieten in water, maar ook gastheerafhankelijke types zoals *M. tuberculosis* (mens) en *M. bovis* (runderen) [99](#page=99).
* **Transmissie:** Inademen van mycobacteriën, opname door alveolaire macrofagen, vermenigvuldiging. Kan zich verspreiden naar andere organen via lymfe of bloed .
* **Pathogenese:** Na 2-8 weken ontstaat cellulaire immuniteit met activatie van macrofagen en vorming van tuberkels (granulomen). Primoinfectie wordt door 95% van de mensen geklaard .
* **Latente TB:** Niet-ziek, niet-besmettelijk. Kan jaren later reactiveren (ongeveer 10% van de genezen gevallen) .
* **Actieve TB:**
* **Reactivatie:** Bevorderende factoren zijn ondervoeding, alcoholisme, oudere leeftijd, diabetes, immunosuppressie (prednison, anti-TNF, cytostatica, AIDS). Tuberkels worden groter, verkazend centrum, breken open in de bronchi, patiënt wordt zeer besmettelijk (open longtuberculose) .
* **Symptomen:** Chronische koorts, gewichtsverlies, nachtzweten, productieve hoest, bloederige sputa .
* **Extra-pulmonair:** Kan ook andere lichaamsdelen aantasten .
* **Miliaire TBC:** Gedissemineerde vorm .
* **Diagnose:** Klinische verdenking, Gram-kleuring en kweek, toxinedetectie. Diagnose van latente tuberculose met huidtest (Mantoux) of bloedtest [51](#page=51).
* **Geschiedenis:** Een van de oudste infectieziekten, met significante mortaliteit door de eeuwen heen. Toename in de 1980-1990 door immigratie, slechtere levensomstandigheden en de HIV/AIDS-epidemie .
#### 1.2.4 Nosocomiale verwekkers
Deze bacteriën worden vaak in zorgomgevingen aangetroffen [5](#page=5).
* **Pseudomonas aeruginosa**
* **Kenmerken:** Slijmerig, groenachtig, zoete geur. Voorkomend bij chronische patiënten, natte wonden en medische apparatuur. Veroorzaakt chronische kolonisatie [83](#page=83) [84](#page=84).
* **Resistentie:** Heeft natuurlijke en verworven resistentie tegen antibiotica [86](#page=86) [87](#page=87).
* **Behandeling:** Vereist specifieke, breedspectrum antibiotica zoals ceftazidime, cefepime, piperacilline-tazobactam, meropenem, ciprofloxacine, amikacine, en eventueel ceftazidime-avibactam [88](#page=88) [89](#page=89).
* **Acinetobacter spp.**
* **Kenmerken:** Wordt gevonden in het sputum van patiënten met ventilator-associated pneumonia (VAP) [82](#page=82) [85](#page=85).
* **Resistentie:** Verworven resistentie tegen antibiotica [87](#page=87).
* **Behandeling:** Vergelijkbaar met *Pseudomonas aeruginosa*, met brede spectrum antibiotica [88](#page=88) [89](#page=89).
### 1.3 Bacteriële meningitis: Verwekkers en pathogenese
Meningitis is een ontsteking van de hersenvliezen. Bacteriële meningitis kan acuut verlopen en levensbedreigend zijn .
#### 1.3.1 Belangrijkste bacteriële verwekkers van meningitis
* **Neisseria meningitidis**
* **Morfologie:** Gram-negatieve diplokokken, aeroob [9](#page=9).
* **Kapsel:** 12 serogroepen (A, B, C, H, I, K, L, X, Y, Z, 29E, W135). Pathogene serogroepen zijn A, B, C, Y en W135. Serotypering en subtypering is mogelijk .
* **Pathogeen vermogen:** Veroorzaakt acute sepsis met of zonder meningitis. Virulentie is gerelateerd aan kapsel expressie en specifieke genotypen. Factoren omvatten pili, kapsel en lipo-oligosacchariden. Kan ook een chronische recidiverende vorm veroorzaken .
* **Epidemiologie:** Natuurlijke habitat in de nasopharynx van de mens. Vooral groep B (90%) en C (±10%) komen voor. Bekend is de "meningitis belt" in Afrika. Vaccinatie, met name tegen type C, is effectief. Reizen (Hajj en Umrah) kan een risico zijn .
* **Aanpak:** Cave meningococcen-sepsis vereist intensieve zorg. Behandeling met ceftriaxone of penicilline. Profylaxe voor contacten .
* **Rol bij meningitis:** Een belangrijke verwekker van bacteriële meningitis .
* **Rol bij meningitis:** Wordt ook geassocieerd met meningitis, met name type b in het verleden. Vaccinatie heeft de incidentie sterk doen dalen .
* **Listeria monocytogenes**
* **Rol bij meningitis:** Kan meningitis veroorzaken, vooral bij risicogroepen. Behandeling met ampillicine is geïndiceerd ter dekking .
#### 1.3.2 Diagnostiek en behandeling van meningitis
* **Diagnostiek:** Lumbaal vocht analyse is cruciaal .
* **Empirische behandeling:** Vaak gestart met ceftriaxone (voor *S. pneumoniae*, *H. influenzae*, gram-negatieven) en ampicilline (voor *Listeria*) .
### 1.4 Overige bacteriële verwekkers van luchtweginfecties en meningitis
* **Clostridium tetani (Tetanus)**
* **Morfologie:** Gram-positieve staaf, anaeroob [9](#page=9).
* **Pathogenese:** Besmetting met sporen (wonden, navel), productie van tetanospasmine (exotoxine). Veroorzaakt spierstijfheid en krampen. Hoge mortaliteit (±50%) .
* **Immuniteit:** Geen natuurlijke immuniteit, belang van antitoxine immuniteit .
* **Epidemiologie:** Reservoir in de darm van graseters en in de grond .
* **Neonatale tetanus:** Kan optreden bij zuigelingen door onhygiënische navelverzorging .
* **Behandeling/Preventie:** Tetanus antitoxine (paarden) voor tijdelijke passieve immuniteit, Human Tetanus Immunoglobulin (HTIG) voor langdurigere passieve immuniteit. Preventie in wondzorg en behandeling van klinische tetanus, vaak in combinatie met vaccinatie .
### 1.5 Glycocalyx (Kapsel en Slijmlaag)
* **Structuur:** Bestaat uit verschillende lagen polysacchariden of eiwitten. Het kapsel is scherp begrensd en verbonden aan de celwand, terwijl de slijmlaag een wazige, losse structuur is [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Functies:**
* **Overleving in de gastheer:** Zwak antigeen, antifagocytose en virulentiefactor [14](#page=14).
* **Barrière:** Bescherming tegen toxische moleculen [14](#page=14).
* **Adhesie:** Aanhechting aan andere bacteriën of celoppervlakken [14](#page=14).
* **Biofilmvorming:** Sommige bacteriën produceren biofilms voor bescherming [14](#page=14).
* **Relevantie:** Belangrijk voor virulentie (bv. *S. pneumoniae* bij pneumonie), adherentie (bv. *S. sanguis* bij endocarditis, *S. mutans* bij tandplak) en bescherming tegen antibiotica (bv. *P. aeruginosa* bij mucoviscidose-patiënten) [15](#page=15).
> **Tip:** Het onderscheid tussen typische en atypische pneumonie is cruciaal voor de keuze van de juiste antibiotica [5](#page=5) [81](#page=81).
---
Dit onderwerp behandelt de diverse bacteriën die luchtweginfecties en meningitis kunnen veroorzaken, met specifieke aandacht voor hun classificatie, pathogenese en virulentiefactoren.
### 1.1 Bacteriën die botulisme veroorzaken: *Clostridium botulinum*
*Clostridium botulinum* is een bacterie die verantwoordelijk is voor botulisme, een ernstige neurologische aandoening die kan leiden tot ademhalingsfalen en een hoge mortaliteit .
#### 1.1.1 Pathogenese van botulisme
Het ziekteproces begint met de inname van voedsel dat besmet is met het botulinetoxine. Dit toxine wordt vervolgens in de darm vrijgegeven en opgenomen in de bloedbaan. Na een incubatieperiode van 1 tot 3 dagen treden neurologische verschijnselen op. De hoge mortaliteit is toe te schrijven aan verlamming van de ademhalingsspieren .
#### 1.1.2 Epidemiologie
Het reservoir voor *Clostridium botulinum* is de darm van mens en dier, evenals de grond waar sporen aanwezig zijn. Voedsel, met name geconserveerde producten zoals vlees en vis, fungeert als vector. In ingemaakte producten kan een anaerobe omgeving ontstaan waarin de vegetatieve vorm van de bacterie kan groeien en toxine kan produceren .
#### 1.1.3 Preventie van botulisme
Preventieve maatregelen omvatten het verhitten van voedsel, aangezien de sporen van *Clostridium botulinum* kunnen overleven bij lagere temperaturen. Ingemaakte producten die een anaerobe omgeving bieden, vormen een risico, hoewel fruit vanwege de lage pH minder bevattelijk is voor groei. Vlees en groenten in ingemaakte producten kunnen wel groei mogelijk maken. Moderne methoden zoals hoge druk en temperatuur worden in de winkel toegepast om besmetting te voorkomen. Bij jonge kinderen wordt het geven van honing afgeraden, omdat de sporen in hun darmen kunnen overleven .
#### 1.1.4 Behandeling van botulisme
De behandeling van botulisme omvat het toedienen van botulinusantitoxine. Vroegtijdige immunisatie, binnen 72 uur na het ontstaan van symptomen, is cruciaal om het vrij circulerende toxine te neutraliseren .
#### 1.1.5 Botulinetoxine (Botox)
Botulinetoxine, ook bekend als Botox, is een neurotoxine geproduceerd door *Clostridium botulinum* .
#### 1.1.6 Gerelateerde *Clostridium* infecties
De *Clostridium* familie omvat diverse pathogene soorten die een reeks infecties kunnen veroorzaken, waaronder tetanus, gasgangreen en pseudomembraneuze colitis, naast botulisme .
---
# Diagnostiek en behandeling van bacteriële infecties
Dit deel behandelt de methoden voor het diagnosticeren van bacteriële infecties en de verschillende behandelingsopties.
### 2.1 Diagnostiek van bacteriële infecties
De diagnostiek van bacteriële infecties is gebaseerd op een combinatie van klinische verdenking en laboratoriumonderzoek [51](#page=51).
#### 2.1.1 Klinische verdenking
Klinische symptomen zijn vaak de eerste aanwijzing voor een bacteriële infectie. Bij een lobaire pneumonie kunnen symptomen zoals plotse koorts (tot 40°C), pijn aan de thoraxwand, productieve hoest met geel-groene sputum en kortademigheid voorkomen. Over het algemeen geldt dat bovenste luchtweginfecties vaker viraal zijn (antibiotica zelden geïndiceerd), terwijl onderste luchtweginfecties vaker bacterieel zijn (antibiotica vaak noodzakelijk). Bij verdenking op meningokokken-sepsis is directe opname op intensieve zorg aangewezen [26](#page=26) [8](#page=8).
#### 2.1.2 Laboratoriumonderzoek
Laboratoriumonderzoek omvat typisch een Gram-kleuring en kweek van het betreffende materiaal, en soms ook toxinedetectie [51](#page=51).
Voor de diagnose van bacteriële meningitis is diagnostiek op lumbaal vocht essentieel .
### 2.2 Behandeling van bacteriële infecties
De behandeling van bacteriële infecties omvat zowel symptomatische therapie als specifieke antimicrobiële middelen.
#### 2.2.1 Antibiotische behandeling
Antibiotica spelen een cruciale rol in de behandeling van bacteriële infecties. Ze stoppen de toxineproductie, verminderen carriership en transmissie, en bestrijden de lokale infectie [52](#page=52).
##### 2.2.1.1 Specifieke antibiotica
* **Streptococcus pneumoniae:** High dose penicillin, amoxicillin [26](#page=26).
* **Haemophilus influenzae:** Amoxicillin, amoxicillin-clavulanic acid [26](#page=26).
* **Atypische verwekkers van pneumonie:** Specifieke behandelingen zijn beschreven [81](#page=81).
* **Non-fermentative rods:** Vereisen specifieke, breedspectrum antibiotica zoals ceftazidime, cefepime, piperacillin-tazobactam, meropenem, eventueel met ciprofloxacin en/of amikacin, en/of avibactam of andere bèta-lactamase-inhibitoren [88](#page=88).
* **Bacteriële meningitis:** Empirische behandeling kan bestaan uit ceftriaxone (voor dekking van S. pneumoniae, H. influenzae, gramnegatieven) gecombineerd met ampicilline (voor dekking van Listeria). Curatieve behandeling omvat ceftriaxone en penicilline .
##### 2.2.1.2 Overzicht van antibiotica per type bacterie
| Type bacterie | Antibiotica |
| :------------------ | :--------------------------------------------------------------------------- |
| Gram positief | Penicilline, Amoxicillin, Piperacillin-tazobactam, Ceftriaxone, Cloxacillin, Lincomycin, Vancomycine |
| Gram negatief | Ciprofloxacin, Meropenem, Gentamicin, Amoxicillin-clavulanic acid, Amikacin, Colistin, Ceftazidime-avibactam |
#### 2.2.2 Andere behandelopties
* **Antitoxinen:** Deze kunnen levensreddend zijn door toxines te neutraliseren voordat ze cellen binnendringen. De dosering varieert van 20.000 tot 100.000 IE, afhankelijk van de ernst van de ziekte. De beschikbaarheid van antitoxinen kan beperkt zijn [52](#page=52).
* **Profylaxe:** Bij contacten van patiënten met meningokokken-sepsis kan profylaxe worden overwogen voor familie en andere hoog-risicocontacten .
#### 2.2.3 Immuniteit en vaccinatie
Immuniteit na een bacteriële infectie is niet levenslang beschermend, daarom is volledige vaccinatie na herstel aanbevolen [52](#page=52).
> **Tip:** Bij de behandeling van ernstige bacteriële infecties, zoals pneumonie veroorzaakt door *Streptococcus pneumoniae* of *Haemophilus influenzae*, zijn specifieke antibiotica essentieel. De keuze van het antibioticum hangt af van de vermoedelijke verwekker [26](#page=26).
> **Tip:** De combinatie van klinische symptomen en laboratoriumresultaten, zoals Gram-kleuring en kweek, is cruciaal voor een accurate diagnose van bacteriële infecties [51](#page=51).
> **Tip:** Bij bacteriële meningitis is het van vitaal belang om zo snel mogelijk met de juiste antibiotica te starten, waarbij rekening gehouden wordt met de meest waarschijnlijke verwekkers, waaronder *Listeria* .
> **Tip:** Het antibioticabeleid bij infecties met non-fermentative rods vereist een specifieke aanpak vanwege de natuurlijke en verworven resistentie van deze bacteriën [88](#page=88).
> **Voorbeeld:** Een 67-jarige man met plotse koorts, pijn op de borst, productieve hoest en kortademigheid kan gediagnosticeerd worden met een lobaire pneumonie, waarschijnlijk veroorzaakt door *Streptococcus pneumoniae* of *Haemophilus influenzae*. De behandeling zou dan gericht zijn op deze specifieke verwekkers met de daarvoor geschikte antibiotica [26](#page=26) [8](#page=8).
---
# Virulentiefactoren en pathogenese van bacteriën
Bacteriële pathogenese beschrijft de mechanismen waarmee bacteriën ziekten bij de gastheer veroorzaken, waarbij verschillende virulentiefactoren een cruciale rol spelen [14](#page=14) [15](#page=15) [35](#page=35).
### 3.1 Kapsel en glycocalyx
De glycocalyx, bestaande uit een kapsel of een slijmlaag, is een laag van polysacchariden of eiwitten die bacteriën omringt en dient als een belangrijke virulentiefactor. Het kapsel is scherp begrensd en stevig aan de celwand verbonden, terwijl de slijmlaag een waziger, losser structuur is [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Functies van het kapsel en de slijmlaag:**
* **Virulentie:** Het kapsel van bacteriën zoals *Streptococcus pneumoniae* kan leiden tot pneumonie en remt opsonisatie door complement, waardoor fagocytose wordt bemoeilijkt [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Aanhechting (adherentie):** Bacteriën gebruiken hun glycocalyx om zich aan gastheercellen of andere bacteriën te hechten. *Streptococcus mutans* gebruikt bijvoorbeeld dextran en levan kapsels voor aanhechting aan tanden, wat bijdraagt aan de vorming van tandplak [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Bescherming:** Het kapsel kan dienen als een barrière tegen toxische moleculen en beschermt tegen de inwerking van antibiotica, zoals bij *Pseudomonas aeruginosa* die mucoviscidose-patiënten infecteert [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Zwak antigeen:** Het kapsel is vaak een zwak antigeen, wat betekent dat het minder snel een immuunrespons oproept [14](#page=14).
* **Kapsel als specifiek antigeen:** Het kapsel wordt aangeduid als het K-antigeen en wordt gebruikt voor typering en de ontwikkeling van vaccins. De aanwezigheid van een kapsel kan leiden tot de vorming van 'smooth' kolonies op kweekmedia. *Streptococcus pneumoniae* heeft ongeveer 90 verschillende serotypen kapsels, en antilichamen hiertegen kunnen leiden tot opsonisatie en fagocytose [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Biofilm vorming:** Sommige bacteriën vormen biofilms, een complexe bacteriële samenleving in een extracellulaire matrix, die extra bescherming biedt. Tandplak, geproduceerd door *Streptococcus mutans*, is een voorbeeld van een biofilm [14](#page=14).
### 3.2 Toxines als virulentiefactoren
Toxines zijn moleculen geproduceerd door bacteriën die schadelijk zijn voor de gastheer. Ze kunnen op verschillende manieren bijdragen aan pathogenese.
#### 3.2.1 Pertussis toxine (PT) en adenylaatcyclose toxine (ACT) van *Bordetella pertussis*
*Bordetella pertussis*, de veroorzaker van kinkhoest, produceert diverse virulentiefactoren, waaronder het pertussis toxine (PT) en adenylaatcyclose toxine (ACT) [35](#page=35).
* **Pertussis toxine (PT):**
* Dit is een AB5-type toxine, bestaande uit een katalytische A-subeenheid en vijf membraanbindende B-subeenheden (B-pentameer) [37](#page=37).
* **Mechanisme:** Na binding aan een gastheercelreceptor wordt PT geëlueerd en getransporteerd naar het cytoplasma. Daar ADP-ribosylleert het de α-subeenheid van heterotrimere G-eiwitten [37](#page=37).
* **Effecten:** Dit leidt tot suppressie van inflammatoire cytokineproductie, inhibitie van immuuncelrekrutering naar de infectiehaard, en interferentie met cAMP-regulatie, wat de activiteit van fagocyten limiteert. PT remt ook chemotaxis. Immuniteit tegen PT is langdurig [35](#page=35) [37](#page=37).
* **Adenylaatcyclose toxine (ACT):**
* ACT bestaat uit een calmodulin-responsieve adenylaatcyclose enzymatische domein en een RTX-domein [37](#page=37).
* **Mechanisme:** Het RTX-domein interageert met complement receptor 3 (CR3) op gastheercellen. Hydrofobe segmenten vormen poriën in het membraan voor de passage van kationen, waarna het adenylaatcyclose domein in het cytoplasma wordt getransloceerd [37](#page=37).
* **Effecten:** ACT stimuleert de productie van cyclisch AMP (cAMP) in de gastheercel, wat leidt tot inhibitie van complement-afhankelijke fagocytose, inductie van anti-inflammatoire cytokines, suppressie van pro-inflammatoire cytokines, en remming van immuuncelrekrutering [37](#page=37).
* **Tracheaal cytotoxine (TCT):** Dit toxine vernietigt tracheale epitheelcellen, wat leidt tot de productie van interleukine-1 (IL-1) en een immuunrespons [35](#page=35).
* **Labiel toxine (LT):** Dit toxine komt vrij bij cellysis en veroorzaakt weefselbeschadiging [35](#page=35).
#### 3.2.2 Andere toxines
* **Difterietoxine:** Dit exotoxine remt de eiwitsynthese in de cel, wat kan leiden tot lokale necrose, oedeem, cardiale toxiciteit en neurale toxiciteit [46](#page=46).
* **Tetanospasmine (Clostridium tetani):** Dit toxine veroorzaakt spierstijfheid en krampen, kenmerkend voor tetanus .
* **Botulinetoxine (Clostridium botulinum):** Dit toxine leidt tot neurologische verschijnselen door verlamming van de ademhalingsspieren, wat resulteert in botulisme .
### 3.3 Enzymen en andere mechanismen van pathogenese
Bacteriën maken gebruik van diverse enzymen en moleculaire interacties om infecties te veroorzaken en het immuunsysteem te omzeilen.
* **Enzymen:**
* **Neuraminidase:** Dit enzym, geproduceerd door *Streptococcus pneumoniae*, helpt bij de verspreiding van de bacterie [16](#page=16).
* **Proteasen:** *Legionella pneumophila* produceert grote hoeveelheden protease die gastheercellen lyseren [66](#page=66).
* **Intracellulaire pathogenese:**
* *Legionella pneumophila* infecteert alveolaire macrofagen en remt de normale fusie van fagosomen met lysosomen, waardoor de bacterie zich kan vermenigvuldigen. De bacterie manipuleert de vacuole (LCV - Legionella containing vacuole) door vesicles van het endoplasmatisch reticulum en mitochondria te incorporeren, wat hoge replicatie mogelijk maakt. Dit staat in contrast met de virulentiefactoren van *Streptococcus pneumoniae*, die voornamelijk het kapsel omvatten [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68).
* **Aanhechtingsfactoren (adhesines):**
* **Fimbriae/pili:** *Bordetella pertussis* gebruikt filamenteus hemagglutinine (een type fimbria) voor specifieke aanhechting aan gastheercellen. *Neisseria meningitidis* maakt ook gebruik van pili [35](#page=35).
* **P1-eiwit:** Dit is de adhesine van *Mycoplasma pneumoniae* [72](#page=72).
* **Lipopolysacchariden (LPS) / Lipo-oligosacchariden (LOS):** Deze componenten van de celwand van Gram-negatieve bacteriën, zoals *Neisseria meningitidis*, dragen bij aan pathogeniteit .
* **IgA-proteasen:** *Neisseria meningitidis* kan IgA-proteasen produceren, wat mogelijk bijdraagt aan chronische en recidiverende infecties .
* **Complexe moleculaire interacties:** Bacteriën gaan complexe moleculaire interacties aan met epitheelcellen van de gastheer [19](#page=19).
### 3.4 Virulentiefactoren van specifieke bacteriën
* **Streptococcus pneumoniae:** Belangrijkste virulentiefactoren zijn het **kapsel** (remt opsonisatie en fagocytose), **pneumolysine** (veroorzaakt ontsteking) en **neuraminidase** (bevordert verspreiding) [16](#page=16).
* **Bordetella pertussis:** Produceert **pertussis toxine (PT)**, **adenylaatcyclose toxine (ACT)**, **tracheaal cytotoxine (TCT)** en **labiel toxine (LT)**. Gebruikt **fimbriae** voor aanhechting [35](#page=35) [37](#page=37) [38](#page=38).
* **Legionella pneumophila:** Belangrijkste virulentiefactor is het vermogen om de **fusie van fagosoom en lysosoom te remmen** en de productie van **proteasen** die cellen lyseren [66](#page=66) [68](#page=68).
* **Mycoplasma pneumoniae:** Heeft een **adhesine (P1-eiwit)** [72](#page=72).
* **Chlamydiae:** Diverse soorten (*C. psittaci*, *C. trachomatis*, *C. pneumoniae*) veroorzaken verschillende ziektebeelden, waaronder pneumonie, trachoom en genitale infecties, met specifieke pathogenese afhankelijk van de soort [78](#page=78).
* **Neisseria meningitidis:** Virulentie wordt bepaald door het **kapsel** (serogroepen A, B, C, Y, W-135 zijn pathogeen), **pili**, **lipo-oligosacchariden**, en mogelijk **lgA-proteasen** .
* **Clostridium tetani:** Produceert **tetanospasmine (exotoxine)**, dat spierstijfheid en krampen veroorzaakt .
* **Clostridium botulinum:** Produceert een **toxine** dat leidt tot verlamming, bekend als botulisme .
### 3.5 Immunologische interacties en gastheerverdediging
Bacteriële virulentiefactoren zijn vaak gericht op het omzeilen of onderdrukken van de immuunrespons van de gastheer.
* **Antifagocytose:** Kapsels remmen de opsonisatie door complement en daarmee de fagocytose [16](#page=16).
* **Immunomodulatie:** Toxines zoals PT en ACT kunnen de productie van cytokines beïnvloeden, inflammatoire reacties onderdrukken en de rekrutering van immuuncellen remmen [37](#page=37).
* **Cellysis:** Sommige toxines en enzymen, zoals de proteasen van *Legionella*, leiden tot directe vernietiging van gastheercellen [66](#page=66).
* **Ontwijking van cellulaire mechanismen:** *Legionella* ontwijkt de normale lysosomale afbraak door fagosomen te manipuleren [66](#page=66) [67](#page=67).
* **Rol van antilichamen:** Bij *Legionella* infecties spelen antilichamen nauwelijks een rol in het herstel, in tegenstelling tot cellulaire immuniteit [66](#page=66).
* **Immuniteit na infectie:** Immuniteit tegen *Bordetella pertussis* is langdurig, vooral tegen het pertussis toxine [35](#page=35).
> **Tip:** Begrijp dat virulentiefactoren niet op zichzelf staan, maar samenwerken om de pathogenese te bewerkstelligen. De interactie met het immuunsysteem van de gastheer is cruciaal in dit proces.
> **Voorbeeld:** Het kapsel van *Streptococcus pneumoniae* is een directe virulentiefactor die fagocytose belemmert, terwijl pneumolysine een indirecte virulentiefactor is die ontsteking veroorzaakt en zo bijdraagt aan de schade aan de longen [16](#page=16).
---
# Vaccinatie en preventie van bacteriële infecties
Vaccinatie speelt een cruciale rol in de preventie van specifieke bacteriële infecties door de verspreiding en impact van ziekten zoals kinkhoest en difterie te verminderen [27](#page=27) [30](#page=30) [53](#page=53) [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57).
### 4.1 Kinkhoest (pertussis)
Kinkhoest, veroorzaakt door *Bordetella pertussis*, werd voor het eerst beschreven in de 16e eeuw en geïsoleerd in 1906. In de 20e eeuw was het een van de belangrijkste kinderziekten en een significante doodsoorzaak voor zuigelingen in de Verenigde Staten. Het eerste 'whole-cell'-vaccin werd ontwikkeld in 1914. Sinds de jaren 1940 is het kinkhoestvaccin, vaak als onderdeel van het DTP-vaccin (difterie, tetanus, kinkhoest), wijdverspreid beschikbaar. Ondanks de vaccinatie blijft kinkhoest wereldwijd een gezondheidsprobleem, met name bij kinderen, maar ook bij leeftijdsgroepen van 5-9 en 10-14 jaar in Vlaanderen [30](#page=30).
**Transmissie van kinkhoest** vindt plaats via druppeltjes, direct contact met respiratoire secretie, en via asymptomatische dragers. Groepen met een lage vaccinatiegraad, zoals bepaalde etnische minderheden, kunnen een verhoogd risico lopen [42](#page=42).
### 4.2 Difterie
Difterie wordt veroorzaakt door *Corynebacterium diphtheriae* en is een ziekte die voorkomen kan worden door vaccinatie. Het vaccin is gebaseerd op het toxoïde van het difterietoxine. Toxoïde wordt geproduceerd door het inactiveren van het toxine met formaldehyde [53](#page=53) [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57).
**Preventieve maatregelen tegen difterie** omvatten droplet- en contactprecauties, post-expositie antibiotica, en vaccinatie [56](#page=56).
### 4.3 Andere bacteriële infecties en preventie
Preventie van bacteriële infecties, zoals tuberculose (TB), is ook van groot belang in diverse sectoren zoals de industrie, zorg en vrije tijd [71](#page=71).
**Tuberculose (TB)**
Er wordt onderscheid gemaakt tussen latente TB-infectie (LTBI) en actieve TB-ziekte .
* **Latente TB-infectie (LTBI)**:
* Personen met LTBI hebben geen symptomen .
* Ze voelen zich niet ziek en kunnen de TB-bacterie niet verspreiden naar anderen .
* Ze hebben meestal een positieve huidtest of bloedtest die duidt op een TB-infectie .
* Een standaarddosis voor de tuberculinetest bestaat uit 5 tuberkelunits (TU) in 0.1 ml, geïnjecteerd intradermisch, en de reactie wordt na 48 tot 72 uur afgelezen. Alternatief zijn 2 TU van Statens Serum Institute (SSI) tuberculine RT23 in 0.1 ml oplossing .
* De chest x-ray is meestal normaal en de sputum smear negatief .
* Behandeling is gericht op het voorkomen van de ontwikkeling van TB-ziekte .
* **TB-ziekte**:
* Personen met TB-ziekte hebben symptomen, waaronder langdurige hoest (3 weken of langer), pijn op de borst, bloed of sputum ophoesten, zwakte, vermoeidheid, gewichtsverlies, verlies van eetlust, koude rillingen, koorts en nachtzweten .
* Ze voelen zich meestal ziek en kunnen de TB-bacterie verspreiden .
* De chest x-ray kan abnormaal zijn en de sputum smear of kweek positief .
* Behandeling is noodzakelijk om de ziekte te behandelen .
**Reactivatie van tuberculose** kan jaren later optreden bij ongeveer 10% van de mensen die een primoinfectie hebben doorgemaakt. Factoren die reactivatie bevorderen zijn onder andere ondervoeding, alcoholisme, oudere leeftijd, diabetes, langdurig prednisongebruik, behandeling met anti-TNF immunotherapie, cytostatica en AIDS .
**Neisseria meningitidis** en vaccinatie is relevant in specifieke contexten, zoals tijdens de Hajj en Umrah pelgrimstochten, waar systematische vaccinatie tegen meningokok type C wordt toegepast. Vaccinatie kan de incidentie van meningitis significant beïnvloeden .
> **Tip:** Het onderscheid tussen latente infectie en actieve ziekte is cruciaal voor de aanpak van tuberculose. Latente infectie vereist preventieve behandeling, terwijl actieve ziekte curatieve behandeling behoeft en besmettingsrisico inhoudt.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met een positieve tuberculinetest maar zonder symptomen en een normale longfoto heeft waarschijnlijk een latente TB-infectie en heeft baat bij preventieve medicatie om de ontwikkeling van actieve tuberculose te voorkomen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Luchtweginfecties | Infecties die de luchtwegen aantasten, variërend van de bovenste luchtwegen (neus, keel) tot de onderste luchtwegen (longen). |
| Meningitis | Een ontsteking van de hersenvliezen (meningen), meestal veroorzaakt door een bacteriële of virale infectie. |
| Streptococcus pneumoniae | Een veelvoorkomende bacterie die longontsteking, middenoorontsteking en meningitis kan veroorzaken; een diplokok die Gram-positief kleurt. |
| Haemophilus influenzae | Een bacterie die, ondanks de naam, geen griep veroorzaakt maar wel ernstige infecties zoals meningitis, epiglottitis en longontsteking, vooral bij kinderen. |
| Legionella pneumophila | Een Gram-negatieve bacterie die bekend staat om Legionellapneumonie (veteranenziekte), een ernstige vorm van longontsteking, opgelopen door het inademen van besmette wateraerosolen. |
| Mycoplasma pneumoniae | Een kleine bacterie die atypische longontsteking kan veroorzaken; deze bacterie heeft geen celwand en is daarom resistent tegen veel antibiotica die op celwandsynthese inwerken. |
| Chlamydia | Een groep bacteriën die verschillende infecties kan veroorzaken, waaronder longontsteking (Chlamydia pneumoniae), oculaire infecties (Chlamydia trachomatis) en seksueel overdraagbare aandoeningen. |
| Q-koorts | Een infectieziekte veroorzaakt door Coxiella burnetii, die zich voornamelijk bij dieren bevindt en via aerosolen, melk of teken op mensen kan overgedragen worden, resulterend in griepachtige symptomen, longontsteking of hepatitis. |
| Bordetella pertussis | De bacterie die kinkhoest (pertussis) veroorzaakt, een zeer besmettelijke luchtweginfectie die gekenmerkt wordt door hevige hoestbuien, vooral bij kinderen. |
| Corynebacterium diphtheriae | De bacterie die difterie veroorzaakt, een ernstige infectie van de keel en luchtwegen die gekenmerkt wordt door de vorming van een wit beslag en de productie van een potentieel dodelijk toxine. |
| Mycobacterium tuberculosis | De bacterie die tuberculose (tbc) veroorzaakt, een chronische infectie die voornamelijk de longen aantast, maar ook andere organen kan beïnvloeden. |
| Gram-kleuring | Een differentiële kleuringstechniek die bacteriën groepeert op basis van hun celwandstructuur in Gram-positief (paars) en Gram-negatief (roze), wat helpt bij de identificatie. |
| Kapsel (bacterieel) | Een buitenste slijmlaag van polysachariden of eiwitten die sommige bacteriën omgeeft en hen beschermt tegen fagocytose, uitdroging en toxines, en vaak bijdraagt aan virulentie. |
| Virulentiefactor | Een eigenschap of molecuul van een pathogeen die bijdraagt aan het vermogen om ziekte te veroorzaken, zoals het vermogen om zich aan cellen te hechten, toxines te produceren of het immuunsysteem te ontwijken. |
| Fagocytose | Het proces waarbij cellen, zoals macrofagen en neutrofielen, ziekteverwekkers of celresten omhullen en opnemen om ze te vernietigen. |
| Antibioticaresistentie | Het vermogen van bacteriën om weerstand te bieden aan antibiotica, waardoor deze medicijnen minder effectief worden in het bestrijden van infecties. |
| Atypische pneumonie | Een vorm van longontsteking die wordt veroorzaakt door pathogenen zoals Mycoplasma pneumoniae, Chlamydia pneumoniae en Legionella pneumophila, die anders reageren op diagnostische tests en antibiotica dan de 'typische' verwekkers. |
| Kinkhoest | Een zeer besmettelijke bacteriële infectie van de luchtwegen, veroorzaakt door Bordetella pertussis, gekenmerkt door paroxismale hoestbuien. |
| Difterie | Een ernstige bacteriële infectie veroorzaakt door Corynebacterium diphtheriae, die de keel, neus en huid kan aantasten en een dodelijk exotoxine produceert dat de eiwitsynthese remt. |
| Tuberculose (TBC) | Een chronische infectieziekte, meestal veroorzaakt door Mycobacterium tuberculosis, die voornamelijk de longen aantast maar ook andere delen van het lichaam kan beïnvloeden en gekenmerkt wordt door de vorming van granulomen. |
| Neisseria meningitidis | Een Gram-negatieve diplokok die meningitis en meningokokkemie (bloedvergiftiging) kan veroorzaken, vooral bij jongeren, en zich verspreidt via druppeltjes uit de luchtwegen. |
| Clostridium tetani | Een Gram-positieve bacterie die tetanus veroorzaakt door het produceren van het neurotoxine tetanospasmine, wat leidt tot spierstijfheid en krampen. |
| Clostridium botulinum | Een bacterie die botulisme veroorzaakt door het produceren van het neurotoxine botuline, wat leidt tot een verlammingsziekte door blokkade van neuromusculaire transmissie. |
| Nosocomiaal | Verwijst naar infecties die zijn opgelopen in een zorginstelling, zoals een ziekenhuis, vaak veroorzaakt door resistente bacteriën. |
| Opsonisatie | Het proces waarbij een antigeen wordt gemarkeerd door antilichamen of complement-eiwitten, waardoor het gemakkelijker herkend en gefagocyteerd kan worden door immuuncellen. |
| Enterococcus | Een geslacht van Gram-positieve bacteriën dat deel uitmaakt van de normale darmflora, maar ook opportunistische infecties kan veroorzaken, zoals urineweginfecties en endocarditis, en vaak resistent is tegen antibiotica. |
| Lactobacillus | Een geslacht van Gram-positieve, facultatief anaërobe of micro-aërofiele melkzuurbacteriën, die deel uitmaken van de normale flora van de vagina en darmen, en bijdragen aan de gezondheid. |
| Gram-negatieve staafjes | Een groep bacteriën die Gram-negatief kleuren (roze) en een staafvorm hebben; veel belangrijke ziekteverwekkers vallen in deze categorie, zoals E. coli en Pseudomonas aeruginosa. |
| Aerobe bacteriën | Bacteriën die zuurstof nodig hebben om te groeien en te overleven. |
| Anaërobe bacteriën | Bacteriën die kunnen groeien en overleven in afwezigheid van zuurstof. |
| Facultatief anaërobe bacteriën | Bacteriën die onder zowel aerobe als anaërobe omstandigheden kunnen groeien, maar de voorkeur geven aan zuurstof. |
| Toxine | Een giftige substantie die door levende organismen, zoals bacteriën, wordt geproduceerd en schadelijk is voor andere organismen. |
| Exotoxine | Een toxine dat wordt uitgescheiden door bacteriën in de omgeving, vaak eiwitachtig van aard en thermolabiel. |
| Endotoxine | Een bestanddeel van de buitenmembraan van Gram-negatieve bacteriën dat vrijkomt wanneer de bacterie sterft; het kan koorts en andere ontstekingsreacties veroorzaken. |
| Antigeen | Een molecuul dat in het lichaam een immuunrespons kan opwekken, meestal door de productie van antilichamen. |
| Antilichaam | Een Y-vormig eiwit, geproduceerd door plasmacellen, dat zich specifiek bindt aan een antigeen om dit te neutraliseren of te markeren voor vernietiging. |
| Cellulaire immuniteit | Een type immuunrespons waarbij T-lymfocyten een cruciale rol spelen in het herkennen en elimineren van geïnfecteerde cellen of kankercellen. |
| Humorale immuniteit | Een type immuunrespons waarbij B-lymfocyten antilichamen produceren die circuleren in het bloed en andere lichaamsvloeistoffen om pathogenen te neutraliseren. |
| Cytokine | Een signaalmolecuul dat door immuuncellen wordt geproduceerd en essentieel is voor celcommunicatie en regulatie van de immuunrespons, zoals interleukines en interferonen. |
| Granuloom | Een kleine, georganiseerde cluster van immuuncellen (macrofagen, lymfocyten) die zich vormt rond een infectie of ontsteking, vaak gezien bij tuberculose. |
| Spektrum antibiotica | De reeks bacteriën waartegen een bepaald antibioticum effectief is; dit kan breed zijn (veel soorten) of smal (weinig soorten). |
| Sepsis | Een levensbedreigende toestand die wordt veroorzaakt door een ontregelde immuunrespons van het lichaam op een infectie, leidend tot orgaanschade. |
| Purpura | Kleine, paarsrode vlekjes op de huid die ontstaan door bloedingen onder de huid; bij purpura fulminans duidt dit op een ernstige infectie met stolselvorming. |
| Trismus | Kaakklem, een symptoom van tetanus waarbij de kaakspieren onwillekeurig samentrekken, waardoor de mond niet meer geopend kan worden. |
| Opisthotonus | Een ernstige spasme waarbij het hoofd en de hielen achterover gebogen zijn, wat een symptoom kan zijn van tetanus. |
| Sporicide | De eigenschap van een stof of methode om bacteriële sporen te doden, die zeer resistent zijn tegen desinfectie. |
| Autoklaveren | Een sterilisatiemethode die gebruikmaakt van hoge druk en temperatuur (meestal 121°C) om bacteriën, virussen en sporen te doden. |