Cover
Jetzt kostenlos starten H9_Overige Preventieve Maatregelen.pdf
Summary
# Preventieve tandheelkundige behandelingen
Dit gedeelte behandelt diverse preventieve methoden gericht op het voorkomen van tandbederf en letsel, waaronder fissuurverzegeling, kunstharsinfiltratie, biomimetische remineralisatie, het vermijden van tabaksblootstelling en het gebruik van mondbeschermers.
### 1.1 Verzegeling (fissuurverzegeling)
Fissuurverzegeling, ook wel bekend als fissuursealing, is een van de minst invasieve restauratieve ingrepen en omvat het aanbrengen van een dun laagje kunsthars of glasionomeer in de pits en fissuren van tanden. Het primaire doel is de tijdelijke controle van occlusale cariës tijdens de eruptiefase van tanden. Fissuurverzegeling moet altijd worden gecombineerd met niet-operatieve cariësbehandelingen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen therapeutische en preventieve fissuurverzegeling [3](#page=3).
#### 1.1.1 Definitie en werkingsmechanisme
Een fissuursealant is een dun laagje composietresine of glasionomeercement dat wordt aangebracht op de fissuren, pits en fossae van de occlusale vlakken van tanden. Het sluit plaque-retentieve zones af met een metabiotisch en zuurresistent oppervlak. Door het occlusale reliëf vlakker te maken, wordt de reiniging vergemakkelijkt. Micro-organismen die zich onder een strakke sealant bevinden, verliezen hun nutriënten, wat resulteert in een sterk gereduceerde overleving [4](#page=4).
#### 1.1.2 Therapeutische versus preventieve sealants
Er zijn twee typen fissuursealants:
* **Therapeutische sealant:** Wordt toegepast over actieve fissuurcariës die nog niet geëludeerd is of micro-geëludeerd is. Het doel is om de verdere progressie van de cariës te stoppen [6](#page=6).
* **Preventieve sealant:** Wordt aangebracht op klinisch ogenschijnlijk intacte occlusale vlakken. Het doel is om het ontstaan van een fissuurlesie te voorkomen [6](#page=6).
Beide typen worden beschouwd als symptomatische behandelingen die de laesie voor een beperkte periode kunnen controleren, vooral tijdens de eruptie van tanden. Ze hebben echter geen effect op de globale cariësactiviteit van het gebit [6](#page=6).
#### 1.1.3 Rationale en indicaties
Voordat een sealant wordt overwogen, dient eerst te worden geprobeerd de cariës niet-operatief te behandelen door middel van individuele poetsinstructie, fluoride-tandpasta en dieetaanpassingen. Een sealant is pas geïndiceerd als [7](#page=7):
* Een actieve occlusale laesie actief blijft ondanks goede instructie, of wanneer plaquecontrole onvoldoende haalbaar is vanwege compliance of motoriek [7](#page=7).
* Het occlusale vlak nog geen contact heeft met de antagonist, wat leidt tot veel biofilm, met name tijdens de langdurige eruptiefase van molaren, wat een hoog risico met zich meebrengt [7](#page=7).
Het wordt aanbevolen om vooral therapeutische sealants toe te passen op actieve laesies, terwijl preventieve sealants op ogenschijnlijk gezonde fissuren slechts selectief moeten worden toegepast [7](#page=7).
#### 1.1.4 Cariësrisico in fissuren: oude en nieuwe inzichten
Vroeger werden diepe, smalle fissuren beschouwd als "hoog-risico" gebieden. Nieuwere studies tonen echter aan dat plaqueaccumulatie belangrijker is dan de vorm van de fissuur. Bacteriën in het diepste fissuursegment zijn vaak metabolisch minder actief of zelfs gecalcifieerd. Cruciaal is de bereikbaarheid voor reiniging, niet enkel de anatomie van de fissuur. Een goed aangelegde sealant kan, net als bij micro-organismen onder een strakke sealant, leiden tot een gebrek aan nutriënten en een sterk verminderde vitaliteit [8](#page=8).
#### 1.1.5 Effectiviteit: versus geen behandeling en fluoride
Systematische reviews tonen aan dat sealants op eerste blijvende molaren bij kinderen en adolescenten leiden tot een betere cariëscontrole dan geen behandeling. De evidence is echter beperkt, met name wat betreft het cariësprofiel van de populatie en data voor andere dan eerste blijvende molaren. In vergelijking met fluoridebehandelingen is er geen duidelijk verschil met 6-maandelijkse fluoride-vernis. Een glasionomeer sealant is vergelijkbaar met kwartaal fluoride-vernis op melkmolaren. Fluoridevernis kan als een valide alternatief worden beschouwd (non-inferioriteit) [9](#page=9).
#### 1.1.6 Plaquecontrole versus sealant: plaats in de non-operatieve aanpak
Er zijn weinig studies die geoptimaliseerde plaquecontrole vergelijken met sealants. Een Braziliaanse studie uit 2015 toonde geen verschil in cariës uitkomst tussen dagelijks gesuperviseerd poetsen en het aanbrengen van sealants op "hoog-risico" fissuren. Lange-termijn programma's met individuele begeleiding leiden tot minder actieve occlusale laesies in doorbrekende molaren en minder nood aan fissuursealants. Dit impliceert dat een non-operatieve aanpak, bestaande uit poetsen, fluoridepasta en dieet, minstens zo effectief kan zijn mits goede uitvoering en opvolging [10](#page=10).
#### 1.1.7 Klinische succesfactoren en nazorg
Het succes van fissuurverzegeling hangt af van verschillende factoren [11](#page=11):
* **Drooglegging en isolatie:** Cruciaal voor het succes. Vierhandentandheelkunde, cofferdam of goede wattenrollen met afzuiging zijn essentieel [11](#page=11).
* **Operator-variabelen:** De nauwkeurigheid van de procedure is belangrijker dan het beroep van de behandelaar (tandarts, assistent of student) [11](#page=11).
* **Strakke seal:** Nodig voor effectiviteit en vereist regelmatige controle op fracturen of partieel verlies [11](#page=11).
Bij verlies van een sealant is vervanging niet automatisch geïndiceerd. Het is geen sterke voorspeller voor nieuwe cariës. Evaluatie van het eruptiestadium en plaquecontrole is belangrijk. Defecte, plaque-retentieve randen kunnen worden gepolijst of verwijderd [11](#page=11).
#### 1.1.8 Sealen van cavitaire laesies: grenzen van de methode
Voor micro-geëludeerde laesies met een kleine opening tonen studies een lage progressiesnelheid na sealing. Voor grotere caviteiten is de evidence minder gunstig. Een Deense RCT toonde dat na 7 jaar 63% van de sealants op caviterende laesies reparatie of vervanging nodig had, tegenover 9% van composietrestauraties. Vooral diepe dentinelaesies hebben een slechte prognose. Bij laesies in het buitenste derde van het dentine vertonen sealants en composietrestauraties een vergelijkbare overleving [12](#page=12).
Het advies is om geen sealantrestauraties toe te passen bij laesies in het middelste of diepe dentine [12](#page=12).
#### 1.1.9 Materialen, techniek en kosteneffectiviteit
**Materialen:**
* **Hars-gebaseerd:** Bieden micro-retentie in geëtst glazuur en hogere adhesie [13](#page=13).
* **Glasionomeer:** Heeft chemische binding en is minder gevoelig voor vocht [13](#page=13).
Er is geen duidelijke superioriteit van één materiaal aangetoond voor de preventie van secundaire cariës of de behandeling van micro-geëludeerde laesies. De techniek is belangrijker dan de materiaalkeuze [13](#page=13).
**Techniek:**
* Goede isolatie, reiniging en etsen volgens de fabrikant zijn essentieel [13](#page=13).
* De sealant mag enkel in het fissuur-groefsysteem worden aangebracht en mag de occlusie niet hinderen [13](#page=13).
* Controle op luchtbellen en randlekkage is belangrijk [13](#page=13).
**Kosteneffectiviteit:**
* Sealants en fluoridevernis zijn vergelijkbaar qua kosten per vermeden laesie [13](#page=13).
* Een non-operatieve aanpak is vaak economisch gunstiger [13](#page=13).
* Samenwerking met een mondhygiënist of tandheelkundig assistent kan de kostendruk verlagen [13](#page=13).
**Samenvattende aanbeveling:** Therapeutische sealants worden aanbevolen voor actieve non- en micro-geëludeerde laesies in eruptieve molaren bij onvoldoende plaquecontrole. Preventieve sealants worden enkel in selecte hoog-risico situaties overwogen [13](#page=13).
### 1.2 Kunstharsinfiltratie of cariësinfiltratie
Kunstharsinfiltratie, of cariësinfiltratie, is een relatief nieuwe therapie (ontwikkeld in de laatste 10-15 jaar) die gericht is op approximale, niet-geëludeerde laesies. Het concept overbrugt de kloof tussen niet-operatieve behandelingen (fluoride, plaquecontrole, dieet) en minimaal invasieve restauratieve behandelingen. Het combineert twee ideeën: het sealen van het oppervlaktelaagje en het impregneren van de poriën in het laesielichaam met een vloeibare hars (infiltrant) [14](#page=14).
#### 1.2.1 Klinische techniek: stap voor stap
De klinische techniek voor cariësinfiltratie omvat de volgende stappen voor approximale laesies [15](#page=15):
1. **Isolatie en toegang:** Zorg voor isolatie en toegang tot het approximaal vlak [15](#page=15).
2. **Etsbehandeling:** Een sterke etsbehandeling met 15% waterstofchloride (HCl) gedurende ongeveer 2 minuten verwijdert een groot deel van het sterk gemineraliseerde oppervlaktelaagje [15](#page=15).
3. **Spoelen en drogen:** Spoel de etsmiddelen grondig weg en droog het oppervlak [15](#page=15).
4. **Drogen met ethanol:** Droog het gebied met ethanol, wat de laesie hydrofoob maakt en beter toegankelijk voor de hars [15](#page=15).
5. **Aanbrengen van infiltrant:** Breng een vloeibare, ongevulde hars (infiltrant) aan. Capillaire krachten trekken de hars in de poriën van het glazuur en deels het dentine [15](#page=15).
6. **Overtollig materiaal verwijderen:** Verwijder overtollig materiaal door lucht te blazen en te flossen [15](#page=15).
7. **Lichtuitharding:** Hard de hars uit met een lichtbron [15](#page=15).
8. **Eventuele tweede applicatie:** Een tweede applicatie kan worden overwogen om resterende poriën te vullen [15](#page=15).
#### 1.2.2 Kunstharsinfiltratie versus fissuursealant
Kunstharsinfiltratie is vooral bruikbaar voor het wegwerken van verkleuringen die het gevolg zijn van mineraalverlies of te weinig inbouw van mineralen. In tegenstelling tot fissuursealants, die primair bedoeld zijn om de fysieke toegang van bacteriën tot fissuren te blokkeren, richt kunstharsinfiltratie zich op het vullen van de microscopische poriën binnen een beginnende laesie [16](#page=16) [17](#page=17).
#### 1.2.3 Klinische effectiviteit: wat zeggen de studies?
Meerdere RCT's tonen aan dat cariësinfiltratie minder laesieprogressie geeft in vergelijking met niet-operatieve behandeling. Een Cochrane review concludeert dat micro-invasieve behandeling van proximale laesies significant effectiever is dan niet-invasieve behandeling. Positieve effecten zijn bevestigd op zowel korte als middellange termijn. Een follow-up van 7 jaar van een vroege trial toonde aan dat het effect behouden bleef op langere termijn [18](#page=18).
#### 1.2.4 Kritische kanttekeningen: kwaliteit van de controlebehandeling
De controlegroepen in de RCT's omvatten dieetadvies, aanbeveling om 2x daags met fluoridepasta te poetsen, en flossadvies, soms aangevuld met fluoridevernis. Echter, er is vaak geen intensieve opvolgstrategie, met weinig vroege recall-afspraken en geen systematische evaluatie van plaquecontrole op laesie-niveau. Een ideale niet-operatieve aanpak zou frequente recalls, site-specifieke plaque-instructies, gedragscoaching en aantoonbare verbetering in mondhygiëne omvatten. Met zo'n aanpak kunnen de meeste niet-geëludeerde laesies ook geïnactiveerd worden, en profiteren alle risicovlakken in de mond, niet enkel de geïnfiltreerde laesie [19](#page=19).
#### 1.2.5 Biologische bedenkingen en indicaties
De biologische basis van kunstharsinfiltratie is paradoxaal: de meeste cariëscontrolemaatregelen proberen de oppervlaktelaag te behouden, terwijl infiltratie deze laag deels afbreekt met agressieve ets (15% HCl). Het risico bestaat dat als een geïnfiltreerde laesie toch verder progresseert, het oppervlak is opgeofferd, remodellatie/remineralisatie bemoeilijkt is, en er sneller aangewezen is om te restaureren. Bij een niet-geïnfiltreerde laesie die ondanks non-operatieve behandeling evolueert, blijft er meer marge om biofilmcontrole verder op te drijven en blijft de kans om natuurlijke tandstructuur te behouden groter [20](#page=20).
De klinische boodschap is om eerst maximale niet-operatieve therapie toe te passen, zeker bij coöperatieve patiënten. Infiltratie moet alleen worden overwogen bij actieve, niet-geëludeerde proximale laesies waar niet-operatieve behandeling onvoldoende werkt, of waar langdurige gedragsverandering weinig realistisch is [20](#page=20).
### 1.3 Biomimetische glazuurremineralisatie
#### 1.3.1 Concept en rationale
"Gewone" remineralisatie is het spontane her-opname van mineralen (Ca/P) uit speeksel, ondersteund door fluoride. De beperkingen van deze klassieke aanpak zijn dat het vooral oppervlakkige remineralisatie bewerkstelligt, suboppervlakkige witte vlekken vaak aanwezig of zichtbaar blijven, en dat glazuur geen cellen heeft, waardoor echte regeneratie niet mogelijk is [21](#page=21).
Biomimetische remineralisatie probeert de natuurlijke glazuurmatrix na te bootsen en maakt gebruik van biomaterialen, zoals peptiden of nano-hydroxyapatiet (HAp), als "steiger" voor de vorming van nieuwe kristallen. Het doel is niet simpelweg "afdichten" of infiltreren, maar het laten vormen van nieuw hydroxyapatiet in de laesie zelf, zo dicht mogelijk bij de natuurlijke structuur van glazuur [21](#page=21).
#### 1.3.2 Zelfassemblerende peptiden (SAP P11-4): wat en hoe?
Zelfassemblerende peptiden (SAP P11-4) zijn ontwikkeld voor de biomimetische remineralisatie van vroege, niet-geëludeerde glazuurlaesies (white spots, initieel occlusaal/proximaal) [22](#page=22).
* **Werkingsmechanisme:** Monomeren diffunderen in de subsurface-laesie. Zuur- of ionsterkte triggert de zelfassemblage tot een 3D-matrix. Deze matrix bindt Ca²⁺/PO₄³⁻, waarna de novo hydroxyapatiet (HAp) groeit in de laesie [22](#page=22).
* **Combinatie met fluoride:** Kan alleen of in combinatie met F-vernis worden gebruikt. Combinatie is vaak additief en er zijn geen negatieve interferenties aangetoond [22](#page=22).
* **Klinische indicaties:** Actieve, vroege laesies zonder cavitatie; esthetische white spots (inclusief post-orthodontisch). Niet bedoeld voor gecaviteerde laesies [22](#page=22).
* **Veiligheid/biocompatibiliteit:** Geen cytotoxiciteit; zeer kleine hoeveelheden; toepassing op acellulair glazuur [22](#page=22).
* **Praktische toepassing:** Reinigen (bv. 3% NaOCl) → etsen met 35% H₃PO₄ → P11-4 aanbrengen, 3-5 minuten laten diffunderen → F-vernis (commerciële vorm: Curodont Repair) [22](#page=22).
#### 1.3.3 Zelfassemblerende peptiden (SAP P11-4): Klinische effect, bias en plaatsbepaling
* **Effect:** SAP + fluoride versus fluoride alleen (6 maanden) suggereerde een grotere daling in laserfluorescentie, maar de zekerheid is zeer laag. SAP alleen versus fluoride toonde geen consistent voordeel; resultaten zijn onzeker door heterogeniteit en bias. Klinische scores (ICDAS/Nyvad) verschilden niet overtuigend en de follow-up was vaak kort [24](#page=24).
* **Veiligheid:** Geen noemenswaardige adverse events (AE's) gerapporteerd in beschikbare RCT's; langetermijngegevens zijn beperkt [24](#page=24).
* **Plaatsbepaling:** De aanpak is "fluoride-first" plus risicoreductie. Overweeg SAP als een minimaal-invasieve aanvulling bij esthetisch storende, niet-geëludeerde white spot lesions met goede compliance. Beheer verwachtingen en herbeoordeel na 3-6 maanden [24](#page=24).
### 1.4 Beperken/vermijden blootstelling aan tabak
Tabak is een belangrijke systemische risicofactor met impact op diverse orgaansystemen, waaronder hart- en vaatziekten, chronische longaandoeningen en kanker. Het heeft ook consequenties voor zwangerschap en vruchtbaarheid. Kinderen zijn extra kwetsbaar voor de effecten van tabaksrook, met verhoogde risico's op long- en hersenvliesontstekingen, chronische bronchitis, oorontstekingen, verergering van astma, en later een verhoogd risico op kanker en hart- en vaatziekten [25](#page=25).
#### 1.4.1 Impact op mondgezondheid en vormen van blootstelling
Tabaksgebruik heeft een duidelijke link met mondkanker, meer en ernstigere parodontale aantasting, en slechtere wondheling na tandheelkundige ingrepen. Het verhoogt ook het risico op tandbederf, tandverkleuringen, en veroorzaakt halitose [26](#page=26).
Er zijn verschillende vormen van blootstelling:
* **Second-hand smoking (SHS):** Inademen van rook die een roker uitademt. Een studie in Vlaanderen toonde aan dat 25% (3-jarigen) en 44% (5-jarigen) van cariës verklaard kon worden door blootstelling aan rook [26](#page=26).
* **Third-hand smoking (THS):** Rookresten op oppervlakken, vloeren, gordijnen en kleding, waarmee kinderen in contact komen via hun handen, spel of voorwerpen die ze in hun mond stoppen [26](#page=26).
Mogelijke mechanismen achter de impact op mondgezondheid zijn onder andere glazuurontwikkelingsstoornissen, meer respiratoire infecties (met impact op voedings- en poetsgedrag), versnelde groei van *S. mutans* (door immunosuppressie en lager vitamine C-niveau), en verminderde speekselbescherming [26](#page=26).
#### 1.4.2 Rol van de tandarts en rookstopbegeleiding (5A's)
Tandartsen zien patiënten regelmatig en kunnen rookgewoonten snel detecteren. Een korte rookstopinterventie door een tandarts kan een significant verschil maken, met een slagingspercentage vergelijkbaar met dat van huisartsen [27](#page=27).
De korte rookstopinterventie (max. 3 minuten) volgt de 5A's [27](#page=27):
* **ASK (Vragen):** Vraag elke patiënt naar hun rookstatus en noteer dit in het dossier [27](#page=27).
* **ADVISE (Adviseren):** Geef duidelijk, persoonlijk advies om te stoppen, met focus op kortetermijnvoordelen zoals adem, wondheling, esthetiek en het kind [27](#page=27).
* **ASSESS (Beoordelen):** Bepaal of de patiënt bereid is te stoppen [27](#page=27).
* **ASSIST (Assisteren):** Indien de patiënt wil stoppen, leg een stopdatum vast, geef een folder mee en verwijs naar rookstopbegeleiding, huisarts, Logo of Gezond Leven. Indien niet, respecteer de keuze, noteer het, en kom erop terug bij een volgend bezoek [27](#page=27).
* **ARRANGE (Afspreken):** Plan follow-up na 1-2 weken en na 1-2 maanden [27](#page=27).
Internationale organisaties zoals de WHO en FDI ondersteunen deze aanpak [27](#page=27).
### 1.5 Mondbeschermers
Tandtrauma is vaak gerelateerd aan sportongevallen, met name bij contact- en collisiesporten zoals boksen, rugby, ijshockey, basketbal, handbal, hockey en gevechtssporten. Orofaciale letsels, waaronder tandfracturen, avulsies en luxaties, kunnen een aanzienlijke esthetische, functionele en psychologische impact hebben. Een mondbeschermer kan het risico op en de ernst van deze letsels significant verminderen. In sommige sporten is het dragen van een mondbeschermer verplicht tijdens wedstrijden [28](#page=28).
#### 1.5.1 Types mondbeschermers
Er is een globale indeling van mondbeschermers volgens de ADA-/FDI-classificatie:
* **Stock:** Kant-en-klaar, "one size fits all" [29](#page=29).
* **Mouth-formed:** Boil-and-bite (thermoplastisch) [29](#page=29).
* **Custom made:** Individueel vervaardigd op model of scan [29](#page=29).
In de praktijk worden twee hoofdtypes onderscheiden [29](#page=29):
* **Boil-and-bite mondbeschermers:**
* Beschikbaar in maten S-XL [29](#page=29).
* Thermoplastisch materiaal dat in heet water zachter wordt en vervolgens door de patiënt in de mond wordt gebeten [29](#page=29).
* **Voordelen:** Goedkoop, makkelijk verkrijgbaar, zelf aanpasbaar [29](#page=29).
* **Nadelen:** Vaak beperkte aanpassing, verlies van dikte, minder comfortabel, discutabele protectie [29](#page=29).
* **Custom made mondbeschermers:**
* Individueel op maat gemaakt na een afdruk of intra-orale scan [29](#page=29).
* Vervaardigd in een laboratorium of digitaal (CAD/CAM, 3D-print) [29](#page=29).
* **Voordelen:** Perfecte pasvorm, goede retentie, hoogste protectie, beter draagcomfort [29](#page=29).
* **Nadelen:** Hogere kostprijs, tijd nodig voor consultatie en fabricage [29](#page=29).
#### 1.5.2 Design, effectiviteit en beperkingen
* **Werkingsmechanisme:** Een mondbeschermer absorbeert en verdeelt impactenergie, waardoor tanden, het parodontium en de weke delen worden beschermd [31](#page=31).
* **Belangrijke ontwerpeisen:**
* Moet ten minste tot de meest distale molaar reiken [31](#page=31).
* Voldoende dikte hebben, idealiter circa 3-4 mm labiaal/occlusaal (palataal mag iets dunner zijn) [31](#page=31).
* Het materiaal is vaak ethyleenvinylacetaat (EVA) [31](#page=31).
* Mag spreken en ademen niet hinderen [31](#page=31).
* **Effectiviteit:** Er is sterk bewijs voor de reductie van dento-alveolaire letsels in contact- en collisiesporten. Het effect op hersenschuddingen is minder duidelijk, hoewel mogelijk gunstig, het bewijs is nog niet sluitend [31](#page=31).
* **Hygiëne en vervanging:** Dagelijkse reiniging met een borstel en zeep/tandpasta, eventueel met een bruistablet. Regelmatige controle op scheurtjes, vervorming en slechte pasvorm is noodzakelijk. Een vuistregel is om de mondbeschermer om de 1-2 jaar te vervangen, vaker bij groei of orthodontie [31](#page=31).
#### 1.5.3 Rol van de (kinder)tandarts
De tandarts speelt een cruciale rol in risico-inschatting en advies:
* **Risico-inschatting:** Vraag systematisch naar sportactiviteiten (type sport, niveau, positie). Beoordeel ook bijkomende risicofactoren zoals protrusie, open beet, en eerdere trauma's [32](#page=32).
* **Advies mondbeschermer:** Adviseer een mondbeschermer voor alle medium- en hoog-risico sporten. Bij intensieve contact-/collisiesporten heeft een custom-made mondbeschermer de voorkeur. Voor beginnende sporters of bij een beperkt budget is een goede boil-and-bite mondbeschermer het minimum [32](#page=32).
* **Praktische begeleiding:** Geef uitleg over de pasvorm (snug fit, dekking tot molaren, niet hinderlijk bij praten/ademen). Verstrek instructies rond reiniging, bewaring en vervanging. Evalueer de mondbeschermer bij elke controle op pasvorm, slijtage en hygiëne [32](#page=32).
* **Advocacy en team-dentist:** Werk samen met clubs, trainers en scholen om mondbeschermers te promoten tijdens trainingen en wedstrijden. Geef eenvoudige voorlichting bij sportkeuringen of schoolonderzoeken. De boodschap is dat de tandarts zeer concreet tandtrauma kan voorkomen [32](#page=32).
---
# Fissuurverzegeling en kunstharsinfiltratie
Dit hoofdstuk bespreekt fissuurverzegeling als een minimaal invasieve restauratieve ingreep voor de controle van occlusale cariës, en kunstharsinfiltratie als een relatief nieuwe therapie voor approximale, niet-caviterende laesies, inclusief hun technieken en effectiviteit.
### 2.1 Fissuurverzegeling (fissuursealant)
Fissuurverzegeling, ook wel bekend als het aanbrengen van een fissuursealant, is een minimaal invasieve restauratieve ingreep die bestaat uit het aanbrengen van een dun laagje kunsthars of glasionomeer in de pits en fissuren van gebitselementen. Het primaire doel is de tijdelijke controle van occlusale cariës, met name tijdens de eruptiefase van het gebit. Deze behandeling dient altijd gecombineerd te worden met niet-operatieve cariësbehandeling. Er wordt onderscheid gemaakt tussen therapeutische en preventieve fissuurverzegeling [3](#page=3) [6](#page=6).
#### 2.1.1 Definitie en werkingsmechanisme
Een fissuursealant is een dun laagje composietresine of glasionomeercement dat wordt aangebracht op de fissuren, pits en fossae van occlusale vlakken. Het sluit plaque-retentieve zones af met een metabiotisch, zuurresistent oppervlak. Door het occlusale reliëf vlakker te maken, wordt het reinigen van het tandoppervlak vergemakkelijkt. Micro-organismen die zich onder een strak aangelegde sealant bevinden, verliezen hun nutriënten, wat leidt tot een sterk gereduceerde overleving [4](#page=4).
#### 2.1.2 Therapeutische vs. preventieve sealants
Er zijn twee typen fissuursealants:
* **Therapeutische sealant:** Wordt toegepast over actieve fissuurcariës die non-caviterend of micro-caviterend is. Het doel is om de verdere progressie van de laesie te stoppen [6](#page=6).
* **Preventieve sealant:** Wordt aangebracht op klinisch ogenschijnlijk intacte occlusale vlakken. Het doel is om het ontstaan van een fissuurlesie te voorkomen [6](#page=6).
Beide behandelingen worden beschouwd als symptomatische behandelingen, die de laesie voor een beperkte periode controleren, vooral tijdens de eruptie. Ze hebben echter geen effect op de globale cariësactiviteit van het gebit [6](#page=6).
#### 2.1.3 Rationale en indicaties
Voordat een sealant wordt overwogen, dient altijd eerst gepoogd te worden tot een niet-operatieve behandeling, zoals individuele poetsinstructie, fluoridegebruik en dieetaanpassingen. Een sealant wordt pas toegepast als de actieve occlusale laesie actief blijft ondanks goede instructie, of als plaquecontrole onvoldoende haalbaar is door factoren zoals compliance of motoriek [7](#page=7).
Sealants zijn met name geïndiceerd wanneer:
* Het occlusale vlak nog geen contact heeft met de antagonist, wat leidt tot veel biofilmaccumulatie [7](#page=7).
* Tijdens de langdurige eruptiefase van molaren, wat een hoog risico op cariës inhoudt [7](#page=7).
Therapeutische sealants dienen vooral op actieve laesies te worden toegepast. Preventieve sealants op ogenschijnlijk gezonde fissuren moeten slechts selectief worden toegepast [7](#page=7).
#### 2.1.4 Cariësrisico in fissuren: oude en nieuwe inzichten
Vroeger werd aangenomen dat diepe, smalle fissuren een "hoog-risico" waren. Nieuwere studies tonen echter aan dat plaqueaccumulatie belangrijker is dan de vorm van de fissuur. De bacteriën in het diepste fissuursegment zijn vaak metabolisch minder actief of zelfs gecalcificeerd. Cruciaal is de bereikbaarheid voor reiniging, niet alleen de anatomie. Dit wordt versterkt door de analogie dat micro-organismen onder een goed aangelegde sealant geen nutriënten ontvangen en een sterk verminderde vitaliteit hebben [8](#page=8).
#### 2.1.5 Effectiviteit: vergelijking met geen behandeling en fluoride
Systematische reviews tonen aan dat sealants op eerste blijvende molaren bij kinderen en adolescenten leiden tot betere cariëscontrole dan geen behandeling. Er zijn echter beperkingen in de beschikbare evidence, zoals een beperkte beschrijving van het cariesprofiel van de populatie en voornamelijk data voor eerste blijvende molaren [9](#page=9).
In vergelijking met fluoridebehandelingen, is er geen duidelijk verschil aangetoond ten opzichte van halfjaarlijkse fluoridevernis. Een glasionomeer sealant is vergelijkbaar met kwartaal fluoridevernis op melkmolaren. Fluoridevernis wordt beschouwd als een valide non-inferieur alternatief [9](#page=9).
#### 2.1.6 Plaquecontrole vs. sealant: plaats in de non-operatieve aanpak
Er zijn weinig studies die geoptimaliseerde plaquecontrole vergelijken met sealants. Een Braziliaanse studie toonde geen verschil in cariësuitkomst tussen dagelijks gesuperviseerd poetsen en een sealant op "hoog-risico" fissuren. Lange-termijn programma's met individuele begeleiding leiden tot minder actieve occlusale laesies in doorbrekende molaren en een minder noodzaak voor fissuursealants. Dit impliceert dat een non-operatieve aanpak (poetsen, fluoridepasta, dieet), mits goede uitvoering en opvolging, minstens zo effectief kan zijn [10](#page=10).
> **Tip:** De effectiviteit van non-operatieve aanpak kan vergelijkbaar of zelfs beter zijn dan sealants, mits deze correct en consequent wordt uitgevoerd.
#### 2.1.7 Klinische succesfactoren en nazorg
Het succes van fissuurverzegeling is afhankelijk van verschillende factoren:
* **Drooglegging en isolatie:** Cruciaal is een goede isolatie, mogelijk met vierhandentandheelkunde, cofferdam, of goede wattenrollen en afzuiging [11](#page=11).
* **Operator-variabele:** De nauwkeurigheid van de procedure is belangrijker dan de beroepskwalificatie (tandarts, assistent, student) [11](#page=11).
* **Strakke seal:** Een strakke seal is essentieel voor effectiviteit en vereist regelmatige controle op fracturen of (partieel) verlies [11](#page=11).
Bij verlies van een sealant is vervanging niet automatisch geïndiceerd. Het verlies van een sealant is geen sterke voorspeller voor nieuwe cariës. Het eruptiestadium en de plaquecontrole moeten worden geëvalueerd. Defecte, plaque-retentieve randen kunnen gepolijst of verwijderd worden [11](#page=11).
#### 2.1.8 Sealen van cavitaire laesies: grenzen van de methode
Voor micro-cavitated laesies met een kleine opening tonen studies een lage progressiesnelheid na sealing. De evidence voor grotere caviteiten is minder gunstig. Een Deense RCT toonde aan dat na 7 jaar 63% van de sealants reparatie of vervanging nodig had, tegenover 9% van de composietrestauraties. Vooral diepe dentinelaesies (innerste 2/3 dentine) hebben een slechte prognose. Een kleinere Braziliaanse studie met laesies in het buitenste 1/3 dentine liet een vergelijkbare overleving zien voor sealants en composiet [12](#page=12).
Aanbeveling is om geen sealantrestauraties toe te passen bij laesies in het middelste of diepe dentine [12](#page=12).
#### 2.1.9 Materialen, techniek en kosteneffectiviteit
Er zijn verschillende materiaalkeuzes:
* **Hars-gebaseerd:** Bieden micro-retentie in geëtst glazuur en hogere adhesie [13](#page=13).
* **Glasionomeer:** Heeft een chemische binding en is minder gevoelig voor vocht [13](#page=13).
Er is geen duidelijke superioriteit van één materiaal voor de preventie van secundaire cariës of de behandeling van micro-cavitated laesies. De techniek is belangrijker dan de materiaalkeuze. Belangrijke techniekstappen zijn goede isolatie, reiniging, etsen volgens de fabrikant, het aanbrengen van de sealant alleen in het fissuur-groefsysteem zonder storende occlusie, en controle op luchtbellen en randlekkage [13](#page=13).
Wat betreft kosteneffectiviteit, zijn sealants en fluoridevernis vergelijkbaar qua kosten per vermeden laesie. Een non-operatieve aanpak is vaak economisch gunstiger. Samenwerking met mondhygiënisten of tandheelkundige assistenten kan de kostendruk verlagen [13](#page=13).
Samenvattende aanbeveling:
* Therapeutische sealants voor actieve non- en micro-cavitated laesies in eruptieve molaren bij onvoldoende plaquecontrole [13](#page=13).
* Preventieve sealants alleen in selecte hoog-risico situaties [13](#page=13).
### 2.2 Kunstharsinfiltratie (cariësinfiltratie)
Kunstharsinfiltratie, ook wel cariësinfiltratie genoemd, is een relatief nieuwe therapie die zich richt op approximale, niet-caviterende laesies. Het concept is ontwikkeld in de laatste 10 tot 15 jaar. Het fungeert als een brug tussen niet-operatieve behandelingen (fluoride, plaquecontrole, dieet) en minimaal invasieve restauratieve behandelingen. De methode combineert twee ideeën: het sealen van het oppervlaktelaagje en het impregneren van de poriën in het laesielichaam met een vloeibare hars (infiltrant) [14](#page=14).
#### 2.2.1 Klinische techniek: stap voor stap
De klinische techniek voor cariësinfiltratie, geoptimaliseerd voor approximale laesies, omvat de volgende stappen [15](#page=15):
1. **Isolatie en toegang:** Isolatie van het gebit en het verkrijgen van toegang tot het approximale vlak [15](#page=15).
2. **Etsbehandeling:** Een sterke etsbehandeling met 15% HCl gedurende ongeveer 2 minuten, wat een groot deel van het sterk gemineraliseerde oppervlaktelaagje verwijdert [15](#page=15).
3. **Spoelen en drogen:** Het oppervlak wordt grondig gespoeld en gedroogd [15](#page=15).
4. **Drogen met ethanol:** Het gebit wordt gedroogd met ethanol, wat de laesie hydrofoob maakt en beter toegankelijk voor de hars [15](#page=15).
5. **Aanbrengen van infiltrant:** Een vloeibare, ongevulde hars (infiltrant) wordt aangebracht. Capillaire krachten trekken de hars in de poriën van het glazuur en deels dentine [15](#page=15).
6. **Verwijderen overtollig materiaal:** Overtollig materiaal wordt verwijderd met luchtblazen en flossen [15](#page=15).
7. **Lichtuitharding:** De hars wordt uitgehard met licht [15](#page=15).
8. **Eventuele tweede applicatie:** Indien nodig kan een tweede applicatie worden gedaan om resterende poriën te vullen [15](#page=15).
Kunstharsinfiltratie kan ook gebruikt worden voor het wegwerken van verkleuringen die het gevolg zijn van mineraalverlies of onvoldoende mineralenopbouw [17](#page=17).
#### 2.2.2 Kunstharsinfiltratie vs. fissuursealant
Kunstharsinfiltratie onderscheidt zich van fissuursealants door de toepassing op approximale gebieden en de specifieke techniek van poriënimpregnatie. Fissuursealants richten zich primair op occlusale fissuren [14](#page=14) [16](#page=16) [3](#page=3).
#### 2.2.3 Klinische effectiviteit
Meerdere RCT's hebben aangetoond dat cariësinfiltratie significant effectiever is dan een niet-operatieve behandeling voor proximale laesies. Een Cochrane review bevestigt dit: "Micro-invasieve behandeling van proximale laesies is significant effectiever dan niet-invasieve behandeling". Positieve effecten zijn bevestigd op de korte en middellange termijn, en een 7-jaar follow-up van een van de eerste trials laat zien dat het effect behouden blijft op langere termijn [18](#page=18).
> **Tip:** De term "micro-invasieve behandeling" in reviews kan verwijzen naar technieken zoals kunstharsinfiltratie.
#### 2.2.4 Kritische kanttekeningen: kwaliteit van de controlebehandeling
Een kritische kanttekening bij de studies betreft de kwaliteit van de controlebehandeling. De controlegroepen in RCT's ontvingen vaak dieetadvies, aanbevelingen voor tweemaal daags poetsen met fluoridepasta, flossadvies en soms extra fluoridevernis. Echter, er was vaak geen intensieve opvolgstrategie, met weinig vroege recall-afspraken en geen systematische evaluatie van plaquecontrole op laesie-niveau [19](#page=19).
Een ideale niet-operatieve aanpak zou bestaan uit vroege, frequente recalls, site-specifieke plaque-instructies en gedragscoaching, met aantoonbare verbetering in zelf uitgevoerde mondhygiëne. Als deze aanpak goed loopt, kunnen de meeste niet-caviterende laesies geïnactiveerd worden, en profiteren alle risicovlakken in de mond, niet enkel de geïnfiltreerde laesie [19](#page=19).
#### 2.2.5 Biologische bedenkingen en indicaties
Biologisch gezien is kunstharsinfiltratie paradoxaal. De meeste cariëscontrolemaatregelen proberen juist de oppervlaktelaag te bewaren (fluoride, remineralisatie), terwijl infiltratie deze laag gedeeltelijk afbreekt met agressieve ets [20](#page=20).
Het risico bestaat dat als een geïnfiltreerde laesie toch verder vordert, het oppervlak is opgeofferd, waardoor remodellatie en remineralisatie moeilijk zijn. In zo'n geval is vaak direct restaureren aangewezen. Bij een niet-geïnfiltreerde laesie die ondanks non-operatieve behandeling evolueert, blijft er nog marge om de biofilmcontrole verder op te drijven, en blijft de kans om natuurlijke tandstructuur te behouden groter [20](#page=20).
De klinische boodschap is:
* Eerst maximale niet-operatieve therapie, zeker bij coöperatieve patiënten [20](#page=20).
* Infiltratie alleen overwegen bij actieve, non-caviterende proximale laesies waar niet-operatieve behandeling onvoldoende werkt of waar langdurige gedragsverandering weinig realistisch is [20](#page=20).
---
# Biomimetische glazuurremineralisatie en tabaks vermijding
Dit onderwerp behandelt twee cruciale aspecten van mondgezondheid: het biomimetisch namaken van glazuur voor remineralisatie en het identificeren van de risico's van tabaksblootstelling, inclusief de rol van de tandarts bij rookstopbegeleiding.
### 3.1 Biomimetische glazuurremineralisatie
#### 3.1.1 Concept en rationale
"Gewone" remineralisatie is een spontaan proces waarbij mineralen zoals calcium (Ca) en fosfaat (P) uit speeksel worden opgenomen, vaak ondersteund door fluoride in tandpasta of varnishes. De beperkingen van deze klassieke benadering zijn dat het voornamelijk oppervlakkige remineralisatie bewerkstelligt en suboppervlakkige witte vlekken vaak zichtbaar blijven. Omdat glazuur geen cellen (zoals ameloblasten) bevat, is echte regeneratie niet mogelijk [21](#page=21).
Biomimetische remineralisatie probeert de natuurlijke glazuurmatrix na te bootsen door gebruik te maken van biomaterialen, zoals peptiden of nano-hydroxyapatiet (HAp), als een "steiger" voor de vorming van nieuwe kristallen. Het doel is niet simpelweg het "afdichten" of infiltreren van de laesie, maar het stimuleren van de vorming van nieuw hydroxyapatiet binnen de laesie zelf, zo dicht mogelijk bij de natuurlijke glazuurstructuur [21](#page=21).
#### 3.1.2 Zelfassemblerende peptides (SAP P11-4)
* **Doel:** Biomimetische remineralisatie van vroege, niet-gecaviteerde glazuurlaesies (white spots, initieel occlusaal/proximaal) [22](#page=22).
* **Werkingsmechanisme:** Monomeren van P11-4 diffunderen in de subsurface-laesie. Zuur of ionsterkte triggert zelf-assemblage tot een 3D-matrix. Deze matrix bindt calcium (Ca²⁺) en fosfaat (PO₄³⁻), wat leidt tot de de novo groei van hydroxyapatiet (HAp) binnen de laesie [22](#page=22).
* **Combinatie met fluoride:** Kan alleen of in combinatie met fluoridevarnish worden gebruikt. Combinatie is vaak additief en er is geen negatieve interferentie aangetoond [22](#page=22).
* **Klinische indicaties:** Actieve, vroege laesies zonder cavitatie; esthetische white spots (inclusief post-orthodontische vlekken). Niet bedoeld voor gecaviteerde laesies [22](#page=22).
* **Veiligheid/biocompatibiliteit:** Geen cytotoxiciteit aangetoond; gebruikte hoeveelheden zijn zeer klein en de toepassing vindt plaats op acellulair glazuur [22](#page=22).
* **Praktische toepassing:** Reiniging (bv. 3% natriumhypochloriet) → etsen met 35% fosforzuur → P11-4 aanbrengen en 3-5 minuten laten diffunderen → fluoridevarnish aanbrengen. Een commerciële vorm is Curodont Repair [22](#page=22).
#### 3.1.3 Klinische effectiviteit en plaatsbepaling van SAP P11-4
* **Effectiviteit:**
* Studies met SAP + fluoride versus fluoride alleen toonden na 6 maanden een grotere daling in laserfluorescentie, maar de zekerheid hiervan is zeer laag [24](#page=24).
* SAP alleen vertoonde geen consistent voordeel ten opzichte van fluoride alleen; resultaten zijn onzeker door heterogeniteit en bias in studies [24](#page=24).
* Klinische scores (ICDAS/Nyvad) lieten geen overtuigende verschillen zien, mede door de vaak korte follow-up [24](#page=24).
* **Veiligheid:** Geen noemenswaardige bijwerkingen (AE's) gerapporteerd in beschikbare gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (RCT's); langetermijngegevens zijn beperkt [24](#page=24).
* **Plaatsbepaling:** Een fluoride-first benadering met risicoreductie is aan te raden. SAP kan overwogen worden als een minimaal-invasieve aanvulling bij esthetisch storende, niet-gecaviteerde white spot lesions bij patiënten met goede therapietrouw. Het is belangrijk om verwachtingen te managen en een herbeoordeling na 3-6 maanden te plannen [24](#page=24).
### 3.2 Beperken en vermijden van blootstelling aan tabak
#### 3.2.1 Waarom tabaksvermijding?
Tabak is een significante systemische risicofactor met diverse schadelijke effecten [25](#page=25):
* **Cardiovasculaire systemen:** Hart- en vaatziekten (myocardinfarct, beroerte) [25](#page=25).
* **Ademhalingssystemen:** Chronische longaandoeningen (bronchitis, COPD, emfyseem) [25](#page=25).
* **Kanker:** Longkanker, mondkanker, etc. [25](#page=25).
* **Andere gezondheidsproblemen:** Schildklierproblemen, gehoor- en visusverlies, versnelde huidveroudering [25](#page=25).
**Zwangerschap en vruchtbaarheid:**
* Verhoogd risico op onvruchtbaarheid [25](#page=25).
* Miskraamrisico is 1.5 tot 3 keer hoger [25](#page=25).
* Laag geboortegewicht en aangeboren afwijkingen [25](#page=25).
* Verhoogd risico op allergieën bij het kind [25](#page=25).
**Kinderen zijn extra kwetsbaar:**
* Kinderen ademen sneller, en hun longen en immuunsysteem zijn nog in ontwikkeling [25](#page=25).
* Ze zijn vatbaarder voor long- en hersenvliesontstekingen, chronische bronchitis, oorontstekingen, verergering van astma [25](#page=25).
* Er is een verhoogd risico op kanker en hart- en vaatziekten op latere leeftijd [25](#page=25).
#### 3.2.2 Impact op mondgezondheid en vormen van blootstelling
* **Mondgezondheid:**
* Duidelijke associatie met mondkanker [26](#page=26).
* Meer en ernstigere parodontale aantasting [26](#page=26).
* Slechtere wondheling na extracties, implantaten en chirurgie [26](#page=26).
* Verhoogd risico op tandbederf en verkleuringen van tanden en tong [26](#page=26).
* Halitose (onaangename adem) [26](#page=26).
* **Vormen van blootstelling:**
* **Second hand smoking (SHS):** Inademen van rook die een roker uitademt. Een studie in Vlaanderen toonde aan dat 25% (3-jarigen) en 44% (5-jarigen) van cariës verklaard kon worden door blootstelling aan rook, zelfs na correctie voor confounders [26](#page=26).
* **Third hand smoking (THS):** Rookresten op oppervlakken, vloeren, gordijnen, kleding, etc. Kinderen komen hiermee in contact via handen, kruipen/spelen, of voorwerpen in de mond [26](#page=26).
* **Mogelijke mechanismen van impact op mondgezondheid:**
* Glazuurontwikkelingsstoornissen [26](#page=26).
* Meer respiratoire infecties leiden tot een ziek kind met ander voedings- en poetsgedrag [26](#page=26).
* Versnelde groei van *S. mutans* door immunosuppressie en lager vitamine C-niveau [26](#page=26).
* Minder speekselbescherming door mondademen [26](#page=26).
#### 3.2.3 Rol van de tandarts en rookstopbegeleiding (5A's)
* **Waarom de tandarts?**
* Tandartsen zien patiënten regelmatig, vaak wanneer ze nog relatief gezond zijn [27](#page=27).
* Ze kunnen rookgewoonten snel detecteren via anamnese en inspectie [27](#page=27).
* Een eenvoudige rookstopinterventie kan al een significant verschil maken: 10-15% stopt langer dan een jaar na kort advies, met een succespercentage vergelijkbaar met dat van huisartsen [27](#page=27).
* **Barrières in de praktijk:**
* Tijdgebrek en gebrek aan compensatie [27](#page=27).
* Perceptie dat het niet de taak is van de tandarts of twijfel aan de effectiviteit van advies [27](#page=27).
* Onvoldoende kennis/opleiding en gebrek aan materiaal [27](#page=27).
* Onbekendheid met verwijsmogelijkheden [27](#page=27).
* **Korte rookstopinterventie: de 5A's (maximaal 3 minuten)**
1. **ASK** (Vraag): Vraag elke patiënt naar hun rookstatus en noteer dit in het dossier [27](#page=27).
2. **ADVISE** (Adviseren): Geef duidelijk, persoonlijk advies om te stoppen, met focus op kortetermijnvoordelen zoals verbeterde adem, wondheling, esthetiek en voordelen voor het kind [27](#page=27).
3. **ASSESS** (Beoordelen): Vraag of de patiënt momenteel wil stoppen [27](#page=27).
* **Ja → ASSIST** (Assisteren): Leg een stopdatum vast, geef informatiefolders mee, en verwijs de patiënt door naar rookstopbegeleiding, huisarts, Logo, of Gezond Leven [27](#page=27).
* **Nee →** Respecteer de keuze, noteer het, en kom er bij een volgend bezoek op terug [27](#page=27).
4. **ARRANGE** (Regelen): Plan een follow-up afspraak na 1-2 weken en opnieuw na 1-2 maanden [27](#page=27).
* **(Inter)nationale ondersteuning:** Diverse organisaties zoals de WHO, FDI, ADA en de rapporten van de Surgeon General in de VS ondersteunen deze aanpak. In België zijn Gezond Leven, Logo's, rookstopcursussen en -lijnen belangrijke hulpmiddelen [27](#page=27).
---
# Mondbeschermers voor sporttraumapreventie
Mondbeschermers spelen een cruciale rol in het significant verminderen van de kans op en de ernst van tandtrauma gerelateerd aan sportongevallen [28](#page=28).
### 4.1 Belang van mondbeschermers
Tandtrauma is frequent geassocieerd met sportongevallen, met name in contact- en collisiesporten zoals boksen, rugby, ijshockey, basketbal, handbal, hockey en gevechtssporten. Deze letsels kunnen leiden tot tandfracturen, avulsies, luxaties en weke-delenletsels, met aanzienlijke esthetische, functionele en psychologische gevolgen. Een mondbeschermer kan het risico op en de ernst van deze letsels aanzienlijk verminderen. In sommige sporten is het dragen van een mondbeschermer verplicht tijdens wedstrijden, maar de vraag of dit ook voor trainingen geldt, blijft relevant [28](#page=28).
### 4.2 Types mondbeschermers
Mondbeschermers kunnen globaal worden ingedeeld volgens de ADA-/FDI-classificatie in stock (kant-en-klaar), mouth-formed (boil-and-bite) en custom-made (individueel vervaardigd). In de praktijk worden voornamelijk twee types onderscheiden [29](#page=29):
#### 4.2.1 Boil-and-bite mondbeschermers
* **Beschikbaarheid en aanpassing:** Deze mondbeschermers zijn verkrijgbaar in verschillende maten (S–XL). Ze zijn gemaakt van thermoplastisch materiaal dat door verhitting in heet water zachter wordt, waarna de sporter erin bijt om een pasvorm te creëren [29](#page=29).
* **Voordelen:** Ze zijn relatief goedkoop, gemakkelijk verkrijgbaar en zelf aanpasbaar [29](#page=29).
* **Nadelen:** De aanpassing is vaak beperkt, wat kan leiden tot verlies van dikte en minder comfort. De bescherming die ze bieden is hierdoor soms discutabel [29](#page=29).
#### 4.2.2 Custom-made mondbeschermers
* **Vervaardiging:** Deze mondbeschermers worden individueel op maat gemaakt na het nemen van een afdruk of een intra-orale scan. Ze worden in een tandtechnisch laboratorium of digitaal (via CAD/CAM en 3D-print) vervaardigd [29](#page=29).
* **Voordelen:** Ze bieden een perfecte pasvorm, uitstekende retentie en de hoogste mate van bescherming en draagcomfort [29](#page=29).
* **Nadelen:** De kostprijs is hoger en er is meer tijd nodig voor consultatie en productie [29](#page=29).
### 4.3 Ontwerp, effectiviteit en beperkingen
#### 4.3.1 Werkingsmechanisme
Een mondbeschermer werkt door de impactenergie te absorberen en te verdelen. Hierdoor worden de tanden, het parodontium en de weke delen beschermd [31](#page=31).
#### 4.3.2 Belangrijke ontwerpeisen
* **Bedekking:** De mondbeschermer dient ten minste de meest distale molaar te bedekken [31](#page=31).
* **Dikte:** Een ideale dikte is ongeveer 3–4 mm labiaal/occlusaal, terwijl de palatale dikte iets dunner mag zijn. Het materiaal is vaak ethyleenvinylacetaat (EVA) [31](#page=31).
* **Functionaliteit:** De mondbeschermer mag het spreken en ademen niet hinderen [31](#page=31).
#### 4.3.3 Effectiviteit
Er is sterk bewijs dat mondbeschermers dento-alveolaire letsels in contact- en collisiesporten reduceren. Het effect op hersenschuddingen is minder duidelijk; hoewel er mogelijk een gunstig effect is, is het bewijs nog niet sluitend [31](#page=31).
#### 4.3.4 Hygiëne en vervanging
* **Reinigen:** Dagelijkse reiniging met een borstel en zeep of tandpasta, eventueel aangevuld met een bruistablet, is aanbevolen [31](#page=31).
* **Controle:** Regelmatige controle op scheurtjes, vervorming en slechte pasvorm is noodzakelijk [31](#page=31).
* **Vervanging:** De algemene richtlijn is om de mondbeschermer om de 1–2 jaar te vervangen, maar vaker bij kinderen in groei of patiënten met orthodontie [31](#page=31).
### 4.4 Rol van de tandarts
De (kinder)tandarts speelt een sleutelrol in het adviseren en begeleiden van patiënten met betrekking tot mondbeschermers.
#### 4.4.1 Risico-inschatting
* Het is essentieel om systematisch te informeren naar de sportactiviteiten van de patiënt, inclusief het type sport, niveau en de positie die de sporter inneemt [32](#page=32).
* Bijkomende risicofactoren zoals protrusie, een open beet of eerdere trauma's moeten ook worden meegenomen in de inschatting [32](#page=32).
#### 4.4.2 Advies mondbeschermer
* Voor alle medium- en hoogrisico-sporten dient een mondbeschermer te worden geadviseerd [32](#page=32).
* Bij intensieve contact- of collisiesporten wordt de voorkeur gegeven aan een custom-made mondbeschermer [32](#page=32).
* Voor beginnende sporters of patiënten met een beperkt budget is een goede boil-and-bite mondbeschermer acceptabel als minimum [32](#page=32).
#### 4.4.3 Praktische begeleiding
* Patiënten moeten worden voorgelicht over de correcte pasvorm, wat inhoudt een 'snug fit', dekking tot aan de molaren, en dat de mondbeschermer niet hinderlijk mag zijn bij praten of ademen [32](#page=32).
* Instructies voor reiniging, bewaring en vervanging zijn van belang [32](#page=32).
* De pasvorm en staat van de mondbeschermer moeten bij elke controle worden geëvalueerd [32](#page=32).
#### 4.4.4 Advocacy & team-dentist
* Tandartsen kunnen samenwerken met sportclubs, trainers en scholen om het gebruik van mondbeschermers te promoten, zowel tijdens trainingen als wedstrijden [32](#page=32).
* Eenvoudige voorlichting kan gegeven worden tijdens sportkeuringen of schoolonderzoeken [32](#page=32).
* De boodschap is dat de tandarts een zeer concrete bijdrage kan leveren aan het voorkomen van trauma [32](#page=32).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fissuurverzegeling (Fissuursealant) | Een dun laagje kunsthars of glasionomeer dat wordt aangebracht op de pits en fissuren van occlusale tandvlakken om plaque-retentieve zones af te sluiten, metabiotisch en zuurresistent te zijn, en het reinigen te vergemakkelijken. Het doel is tijdelijke controle van occlusale cariës, vooral tijdens de eruptiefase. |
| Kunstharsinfiltratie (Cariësinfiltratie) | Een relatief nieuwe therapie gericht op approximaal, niet-caviterend tandbederf. Het combineert het sealen van het oppervlak met het impregneren van de poriën in de laesie met een vloeibare hars (infiltrant) via capillaire krachten na een agressieve etsbehandeling. |
| Biomimetische glazuurremineralisatie | Een methode die probeert de natuurlijke glazuurmatrix na te bootsen door gebruik te maken van biomaterialen zoals peptiden of nano-hydroxyapatiet als een "steiger" voor de vorming van nieuwe kristallen binnen de tandlaesie, met als doel nieuwe hydroxyapatiet te laten groeien die de natuurlijke glazuurstructuur benadert. |
| Second hand smoking (SHS) | Het inademen van rook die een roker uitademt. Blootstelling hieraan bij jonge kinderen is in verband gebracht met een verhoogd risico op tandbederf, mogelijk door mechanismen zoals glazuurontwikkelingsstoornissen of verhoogde groei van cariogene bacteriën. |
| Third hand smoking (THS) | Rookresten die achterblijven op oppervlakken, meubels, kleding en andere objecten, waarmee kinderen in contact komen via hun handen, spelen op de grond of door voorwerpen in de mond te stoppen. |
| Mondbeschermer | Een beschermend apparaat dat wordt gedragen in de mond om de tanden, het kaakbot en zachte weefsels te beschermen tegen letsel tijdens sportactiviteiten. Ze zijn ontworpen om impactenergie te absorberen en te verdelen. |
| Hars-gebaseerd materiaal (voor sealants) | Materialen voor fissuurverzegeling die gebaseerd zijn op composietresines. Deze hechten door micro-retentie in geëtst glazuur en bieden doorgaans een hogere adhesie. |
| Glasionomeer cement (voor sealants) | Materialen voor fissuurverzegeling die een chemische binding aangaan met het tandweefsel en minder gevoelig zijn voor vocht tijdens de applicatie vergeleken met hars-gebaseerde materialen. |
|Hydroxyapatiet (HAp) | Het primaire minerale component van tandglazuur en bot. In de context van biomimetische remineralisatie wordt de vorming van nieuw hydroxyapatiet gestimuleerd om de minerale dichtheid van beschadigd glazuur te herstellen. |
| Occlusale cariës | Tandbederf dat zich voordoet op de kauwvlakken van de tanden, met name in de groeven en putjes (fissuren) die vatbaar zijn voor het vasthouden van voedselresten en bacteriën. |
| Proximale cariës | Tandbederf dat zich ontwikkelt tussen de tanden, aan de contactpunten waar tanden elkaar raken. Dit type cariës is vaak moeilijker te diagnosticeren in een vroeg stadium. |
| Niet-caviterende laesie | Een vroeg stadium van tandbederf waarbij er sprake is van demineralisatie van het glazuur, wat zich kan uiten als een witte vlek, maar waarbij er nog geen sprake is van een daadwerkelijke opening of holte in het glazuur. |
| Caviterende laesie | Een stadium van tandbederf waarbij er een duidelijke holte of opening in het glazuur en mogelijk het onderliggende dentine is ontstaan, die kan worden gevoeld met een tandheelkundige sonde. |