Cover
Jetzt kostenlos starten ZSO 8 Verpleegkundige zorg m.b.t. de ademhaling + O2-berekening.docx
Summary
# Klinisch redeneren over de zorg m.b.t. de luchtwegen
Dit onderwerp beschrijft de essentiële aspecten van klinisch redeneren en verpleegkundige zorg gerelateerd aan de luchtwegen en ademhaling, inclusief observatie, probleemidentificatie en interventies.
## 1. Oriëntatie op de verpleegkundige zorg m.b.t. de luchtwegen
De ademhaling is een vitale functie met als doel gasuitwisseling, waarbij zuurstof (O2) wordt opgenomen en koolstofdioxide (CO2) wordt uitgescheiden, wat tevens de zuurgraad van het bloed reguleert. Zonder adequate ademhaling zijn dagelijkse activiteiten beperkt en kan de toestand van een zorgvrager snel verslechteren.
Kernverpleegkundige taken rond de ademhaling omvatten:
* **Observeren:** Letten op ademhalingsfrequentie, diepte, ritme, geluiden, huidskleur (cyanose) en benauwdheid.
* **Opvolgen:** Tijdige opmerking en rapportage van veranderingen in de ademhaling.
* **Ondersteunen:** Hulp bieden bij ademhalingstechnieken, positionering en zuurstoftoediening.
* **Zuurstoftoediening correct berekenen:** Cruciaal voor patiëntveiligheid, met name in thuissituaties of bij transport.
Een normale ademhaling kenmerkt zich door het ontbreken van inspanning, geruisloosheid en pijnloosheid.
## 2. Verzamelen van informatie en signalen m.b.t. luchtwegen en ademhaling
Ademhaling is grotendeels onbewust, maar een goede houding van borstkas en buik is essentieel. Diep zuchten, geeuwen of hoesten helpt bij het verwijderen van sputum, ventileren van de longen en garanderen van zuurstofopname.
### 2.1. De patiëntensituatie
Diverse factoren beïnvloeden het goed functioneren van de ademhaling:
* **Leeftijd:**
* Jonge kinderen: 20 – 30 ademhalingen per minuut in rust.
* Oudere kinderen: 20 – 26 ademhalingen per minuut in rust.
* Volwassenen: 9 – 14 ademhalingen per minuut in rust.
* **Werk- en leefklimaat:** Zittend werk en slechte huisvesting kunnen leiden tot ademhalingsproblemen.
* **Beweging:** Goede ademhaling wordt bevorderd door beweging.
* **Levensritme:** Onregelmatig slapen, stress, overmatige inspanning of passiviteit kunnen het ademhalingsritme verstoren.
* **Positieve/negatieve gewoonten:**
* Positief: Goede ventilatie, diep zuchten, sporten, correcte lichaamshouding.
* Negatief: Roken, meeroken, overmatig gebruik van hoestonderdrukkende medicatie.
* **Psychische en lichamelijke gesteldheid:** Angst, boosheid of verliefdheid versnellen de ademhaling; droefheid, vermoeidheid of luiheid vertragen deze.
* **Klimaat:** Zuivere berglucht werkt gunstig, terwijl luchtvervuiling en smog een negatieve impact hebben.
* **Cultuur:** Gezondheidsculturen zoals yoga en fitness kunnen ademhaling bevorderen.
### 2.2. ABCDE-benadering bij acute situaties
Bij acute situaties is een veranderde ademhaling vaak het eerste symptoom.
* **A (Airway):** Controle van de luchtweg.
* **B (Breathing):** Observeren van de ademhaling, wat een belangrijke bron van informatie is om afwijkingen in het normale ademhalingspatroon te herkennen. Aspecten die geobserveerd worden zijn onder andere ademhalingsfrequentie, diepte, ritme, inspanning, geluiden, sputumproductie en huidskleur. Een afwijkende ademhaling kan de hartslag beïnvloeden (stijging bij verminderde zuurstofopname) en leiden tot bleke huidskleur door centrale zuurstofophoping. Ademhaling en circulatie beïnvloeden elkaar wederzijds.
* **C (Circulation):** Beoordeling van de circulatie.
* **D (Disability):** Beoordeling van de neurologische status. Langdurig zuurstoftekort kan leiden tot bewustzijnsverlies.
* **E (Environment):** Identificeren van hulpmiddelen om de ademhaling te verbeteren, zoals zuurstoftoediening, houdingsaanpassingen, verneveling, voorzetkamer voor medicatie, of de mogelijkheid van mobiele zuurstoftoediening.
**Subcutaan emfyseem** is een ophoping van lucht in het onderhuids vetweefsel, veroorzaakt door een luchtlek uit de luchtwegen of organen door trauma of medische ingrepen. Kenmerken zijn pijnloze zwelling, een knisperend gevoel bij aanraking en crepitatie. Mogelijke oorzaken zijn letsels aan hals, borstkas of buikholte, ribfracturen, pneumothorax, thoraxdrain, hart- of longoperaties, of perforaties van maag of darm.
**ZS-saturatie gerelateerde begrippen:**
* **SpO2:** Perifere zuurstofsaturatie gemeten met een saturatiemeter.
* **SaO2:** Arteriële zuurstofsaturatie gemeten via bloedgasanalyse.
* **Normaalwaarden:** 95-99% op zeeniveau.
* **Hypoxemie:** Zuurstoftoestand $< 90\%$, met risico op orgaanschade.
* **Hypoxie:** Onvoldoende zuurstof in de organen.
* **FiO2:** Fractie ingeademde zuurstof in medische lucht (bij zuurstoftoediening).
### 2.3. Full set of signs (F)
Voor een volledig beeld van de ademhaling zijn de volgende gegevens essentieel:
* **Reden van opname (RVO):** De primaire klacht of aandoening.
* **Zorgvraag:** De specifieke hulpvraag van de patiënt.
* **Huidige diagnose(n):** De vastgestelde medische diagnoses.
* **Relevantie voorgeschiedenis (VG):** Eerdere medische aandoeningen die relevant kunnen zijn.
* **Uitgevoerde onderzoeken en resultaten:**
* RX-thorax
* CT-thorax
* Arteriële bloedgasbepaling
* Longfunctietesten
* **Huidige behandeling:** Zoals zuurstoftoediening, inhalatietherapie, houdingsverbetering, medicatie en kinesitherapie.
**Holistische gegevensverzameling** omvat het verkennen van positieve gezondheidsdimensies:
* **Lichamelijke functies:** Observeren van frequentie, regelmaat, diepte, gelijkmatigheid van thoraxbeweging, inspanning, gevoelswaarneming, geluid, sputum, saturatie, lichaamshouding, en kleur van extremiteiten. Vragen over bestaande long- of luchtwegaandoeningen, risicofactoren (inactiviteit, hartklachten, pijn, ribbenletsel), ademhalingsklachten (kortademigheid, hoesten, sputum), en rookgedrag.
* **Mentaal welbevinden:** Zienswijze op controle over luchtwegen en ademhaling, communicatievermogen over ademhaling, concentratie en geheugen. Vragen over het gevoel van controle, de mogelijkheid tot communicatie, en het vermogen tot concentreren en onthouden.
* **Zingeving:** Oorzaken van klachten, vertrouwen in de toekomst, en bereidheid tot leren over de aandoening. Vragen over het begrijpen van klachten, vertrouwen in de toekomst met of zonder ademhalingsklachten, en de bereidheid tot leren.
* **Kwaliteit van leven:** Genieten van het leven met ademhalingsproblemen, welbevinden, en veiligheidsgevoel. Vragen over het vermogen om te genieten, algemeen welbevinden, en het gevoel van veiligheid.
* **Meedoen:** Benodigde steun van anderen voor de ademhaling, invloed op sociale contacten, en deelname aan activiteiten. Vragen over ondersteuning, de impact op sociale interacties, en de mogelijkheid tot deelname aan gewenste activiteiten.
* **Dagelijks functioneren:** Invloed op algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), herkenning van signalen, hulp vragen, en bekendheid met de ziekte. Vragen over de impact op ADL, kennis over normale en afwijkende signalen, het vermogen om hulp te vragen, en bekendheid met luchtwegziekten.
**Diagnostiek en behandeling:** Diagnostische onderzoeken omvatten RX-thorax, CT-thorax, arteriële bloedgasbepaling en longfunctietesten. Behandelingen kunnen zijn zuurstoftherapie, inhalatietherapie, houdingsverbetering en kinesitherapie.
### 2.4. Meetinstrumenten
* **Saturatiemeting (SpO2):**
* **Wat is het?:** Meet de zuurstofverzadiging van hemoglobine in arterieel bloed.
* **Normale waarde:** 95-100%.
* **Belang:** Geeft informatie over oxygenatie, niet over ventilatie (CO2-uitwisseling). Een saturatiedaling is een laat teken van verslechtering; eerder moet gelet worden op ademhalingsfrequentie en -inspanning.
* **Werking:** Gebruikt rood en infrarood licht dat door weefsel wordt gestuurd. De verhouding tussen Hb en O2Hb bepaalt het saturatiepercentage.
* **Locatie van meting:** Vinger (meestal accuraat) of oorlel (reageert sneller).
* **Aandachtspunten:** Zorg voor warme, schone handen van de zorgvrager, verwijder nagellak/kunstnagels, vermijd fel licht, en houd de vinger stil tijdens de meting met zichtbare pulsatie.
* **Spirometrie:**
* **Wat is het?:** Onderzoek naar longfunctie via geforceerde in- en uitademing, vaak bij kortademigheid.
* **Uitvoering:** Geen specifieke voorbereiding, maar niet roken 4 uur vooraf. De patiënt ademt via een mondstuk met filter, met een neusknijper. Er wordt gevraagd om volledig in te ademen en krachtig uit te ademen.
* **Wat wordt gemeten?:**
* **ESW (één secondewaarde):** Hoeveelheid lucht uitgeademd in 1 seconde.
* **Vitale capaciteit:** Maximale hoeveelheid uitgeademde lucht.
* **Diffusiecapaciteit:** Zuurstofopnamevermogen van de longen.
* **Opmerkingen:** Eenvoudige spirometers geven een eerste indicatie; bij afwijkingen is verder onderzoek met nauwkeurigere apparatuur nodig.
## 3. Informatieproces: Klinisch en verpleegkundig redeneren voor het stellen van verpleegproblemen
* **Interpreteren:** Symptomen begrijpen door vergelijking met normale en abnormale waarden.
* **Onderscheiden:** Relevante gegevens filteren voor de specifieke zorgvrager.
* **Verbanden leggen:** Patronen en relaties tussen gegevens (psychisch, fysiek, sociaal, emotioneel) zoeken en aanvullen met extra kennis indien nodig.
* **Afleiden:** Een eerste hypothese formuleren: wat is er aan de hand, wat moet er gebeuren, welke gegevens vereisen directe actie, zijn er ontbrekende elementen, is aanvullend onderzoek nodig?
* **Matchen:** Vergelijken met eerdere casussen, maar open-minded blijven en tunnelvisie vermijden.
* **Voorspellen:** Urgentie en mogelijke gevolgen bij niet-handelen bepalen. Vooruitdenken over mogelijke complicaties, zorgebehoeften, beperkingen of uitkomsten.
## 4. Identificeren van problemen en gevolgen
**Verpleegproblemen:** Cyanose, hyperventilatie, hypoventilatie, hypoxemie, hypoxie, hypostatische pneumonie en atelectase, luchtwegobstructie door een vreemd voorwerp (met stridor).
**Verpleegdiagnosen:**
* Risico op verminderde ademhaling
* Ineffectief ademhalingspatroon
* Verstoorde gaswisseling
* Ineffectief ophoesten
* Beperkte inspanningstolerantie
* Verminderd ademhalingsvermogen (nieuwere classificatie)
**Afwijkende ademhalingspatronen:**
* Apnoe: Ademhalingsstilstand.
* Bradypnoe: Langzame ademhaling (minder dan 10x/min).
* Tachypnoe: Versnelde ademhaling (meer dan 24x/min).
* Dyspnoe: Kortademigheid.
* Dyspnoe d’effort: Kortademigheid bij inspanning.
* Orthopnoe: Kortademigheid in rust.
* Ademhaling volgens Cheynes-Stokes.
* Ademhaling volgens Biot.
* Ademhaling volgens Kussmaul.
**Multidisciplinaire problemen:**
* Hyperventilatie: Te snelle/diepe ademhaling, met hoge saturatie.
* Hypoventilatie: Onvoldoende ademhaling, met zuurstoftekort en koolstofdioxideoverschot.
* Hypoxemie: Te laag zuurstofgehalte in het bloed.
* Hypoxie: Tekort aan zuurstof in de weefsels, kan leiden tot cyanose.
* Hypostatische pneumonie en atelectase: Longontsteking door inactiviteit en inklappen van longblaasjes.
**Aanverwante problemen:** Droge mond, stomatitis, moeilijke verbale communicatie, ondervoeding door slikproblemen, dehydratatie bij tachypnoe, vermoeidheid, zelfzorgtekorten, verminderde concentratie, risico op obstipatie, verminderde mobiliteit, sociaal isolement, eenzaamheid, verstoorde slaap.
## 5. Bepalen van doelstellingen
Doelstellingen moeten samen met de patiënt geformuleerd worden. De NOC (Nursing Outcomes Classification) kan helpen bij het vertalen van verpleegdiagnosen naar indicatoren, kwaliteitsindicatoren en SMART-doelstellingen voor zowel korte als lange termijn.
## 6. Actie ondernemen: observeren en opvolgen van de ademhaling
Observatie van de ademhaling is cruciaal en moet gerapporteerd worden als referentiewaarde. Dit gebeurt tijdens algemeen lichamelijk onderzoek, bij luchtwegaandoeningen, en continu in levensbedreigende en acute situaties (als onderdeel van de EWS-score).
### 6.1. Observatietechniek en tips
Observatie kan onopvallend gebeuren, bijvoorbeeld voor of na het voelen van de pols. Begin met de diepte, regelmaat en het geluid, en tel daarna de frequentie.
### 6.2. Stappenplan: Het observeren van de ademhaling
Vanuit een casus of zorgsituatie kunnen interventies en acties worden opgesomd die nodig zijn bij de geïdentificeerde problemen, met een duidelijke onderbouwing van waarom deze interventies worden aanbevolen.
## 7. Actie ondernemen: inhalatietherapie
Inhalatietherapie, een B2-handeling waarvoor een voorschrift nodig is, heeft als doel de luchtwegen maximaal te verwijden voor lokale, selectieve werking op distale luchtwegen en alveoli. Dit resulteert in een snelle en efficiënte werking met minder bijwerkingen dan orale medicatie.
**Voordelen:**
* Directe inwerking op de beoogde plaats.
* Geen first-pass-effect, waardoor lagere doseringen mogelijk zijn.
* Over het algemeen weinig bijwerkingen.
* Snelle en efficiënte werking.
**Soorten inhalatiemedicatie:**
* **Bronchodilaterende medicatie:** Luchtwegverwijders.
* **Preventieve en beschermende medicatie:** Voorkomt ontstekingen en overgevoeligheid.
* **Mucolytica:** Slijmoplossers.
* **Antibiotica (inhalatie):** Voor bacteriële infecties.
* **Combinatiepreparaten:** Combinaties van bovenstaande typen.
| Soort | Werking | Nevenwerking | Aandachtspunt | Voorbeeld |
| :-------------------------- | :---------------------------------------------------------------------- | :---------------------------------------------------------- | :---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :----------------- |
| Bèta2-mimetica | Stimuleren B2-receptoren, ontspanning bronchiale spieren, luchtwegverwijding | Tachycardie, nervositeit, slapeloosheid, hoofdpijn, tremoren | Kortwerkend vs. langwerkend | Ventolin, Serevent |
| Anticholinergica | Blokkeren muscarinereceptoren, remmen parasympathisch effect, bronchodilatatie | Tachycardie, monddroogte, smaakstoornis, dysfagie, candidose | Effectief bij COPD, 1-2x per dag inhaleren | Atrovent, Spiriva |
| Inhalatiecorticosteroïden | Ontstekingsremmend, beschermen tegen prikkels, verhogen gevoeligheid B2-receptoren | Orale candidose, heesheid, keelpijn, bijnierschorsinsufficiëntie | Gebruik voorzetkamer, mond spoelen na inhalatie, dosis beperken | Pulmicort, Flixotide |
| Cromoglycaten | Remmen inflammatoire cellen en prikkelgevoeligheid | Luchtwegirritatie, huiduitslag | Minder krachtig dan corticosteroïden, preventief gebruik | Lomudal |
| Mucolytica | Verlagen viscositeit van sputum, makkelijker ophoesten | Hoofdpijn, nausea, duizeligheid, GI-last, slaperig | Niet geven bij patiënten die niet kunnen ophoesten, niet combineren met hoeststillers, vermijden voor het slapengaan | Bisolvon, Lysomycil |
| Antibiotica (inhalatie) | Behandelen bacteriële luchtweginfecties | Diarree, gist- en schimmelinfecties, specifieke bijwerkingen | Enkel bij bacteriële infecties, risico op resistentie, bij viskeus sputum: persluchtdebiet verhogen tot 10-12 l/min | Tobi, Geomycine |
| Combinatiepreparaten | Dubbele werking (bronchodilatatie + ontstekingsremming of synergetische bronchodilatatie) | Zie componenten | | Bufomix, Combivent |
## 8. Actie ondernemen: zuurstoftoedieningen en verpleegkundig rekenen
**Zuurstofcilinder:** Metalen fles met samengeperste zuurstof (groot en klein).
* **Manometer:** Geeft de druk van de samengeperste zuurstof weer in atmosfeer of bar. 1 bar luchtdruk is de norm; 10 liter zuurstof samengeperst tot 1 liter betekent 10 bar druk.
**Zuurstofconcentrator:** Elektrisch toestel dat zuurstof uit de omgevingslucht haalt. Verkrijgbaar als mobiele en draagbare apparaten.
**Vloeibare zuurstof:** Opgeslagen bij -183°C, wat efficiëntere opslag van hogere hoeveelheden mogelijk maakt. Een liter vloeibare zuurstof produceert ongeveer 860 liter gasvormige zuurstof. Vloeibare zuurstof wordt omgezet naar gas en opgewarmd tot kamertemperatuur voor toediening, wat patiënten veel mobiliteit biedt.
### 8.1. Verpleegkundig rekenen: Berekenen van zuurstof
Het toedienen van zuurstof (ZS) is een B1-handeling waarvoor een voorschrift nodig is. Observeren van de patiënt is essentieel. De hoeveelheid zuurstof wordt uitgedrukt in liters per minuut ($l/min$).
### 8.2. Toedieningsmethoden van zuurstoftoediening
* **Laagdebietsystemen:** Patiënt ademt naast de geleverde zuurstof ook kamerlucht in.
* Zuurstofbril (neusbril)
* Gewoon ZS masker
* Partieel rebreathing masker met ZS
* Non-rebreathing masker
* Neussonde of nasofaryngeale katheter
* Tracheostomiemasker
* Transtracheale sonde
* **Hoogdebietsysteem:** Biedt een vast gasmengsel dat voldoet aan de inspiratoire vraag, zonder extra kamerlucht.
* Venturi masker
* **Enclosures:** Afgesloten ruimtes voor zuurstof.
* Zuurstofhoed
* Zuurstoftent
* Incubator
* **Zuurstof sparende systemen:**
* Transactie sonde
* Zuurstofbril met reservoir
* Demand testellen
* **Recente systemen:**
* Oxymask
* Oxyarm
## 9. Evaluatie en rapportering
### 9.1. Evaluatie
* **Productevaluatie:** De vastgestelde doelstellingen met betrekking tot ademhaling (normale waarden, geen afwijkende geluiden, saturatie $> 95\%$) zijn behaald.
* **Procesevaluatie:** De interventies en acties waren effectief en efficiënt. De juiste hulpmiddelen zijn gebruikt, de observaties correct gedaan en opgevolgd. Indien nodig moeten de acties aangepast worden.
### 9.2. Rapportering
Bevindingen over problemen met de ademhaling en luchtwegen dienen in het verpleegdossier genoteerd te worden voor goede opvolging en evaluatie. De rapportage omvat:
* **Wat is gezien?** (Afwijkende ademhaling, cyanose, kortademigheid, moeite met ademen, saturatie, etc.)
* **Wat is gedaan?** (Medicatie, houding, ventilatie, extra metingen, etc.)
* **Ervaring van de patiënt:** (Pijn, ongemak, reactie op interventies, etc.)
Het continu opvolgen van de ademhaling en het maken van verslagen hierover is essentieel.
---
# Diagnostiek en behandeling van ademhalingsproblemen
Dit gedeelte biedt een uitgebreid overzicht van de diagnostische onderzoeken en behandelingsmethoden voor ademhalingsproblemen, met specifieke aandacht voor meetinstrumenten, medicatietoediening via inhalatie en zuurstoftoediening.
### 2.1 Oriëntatie op de verpleegkundige zorg m.b.t. de luchtwegen
Ademhaling is een vitale functie die essentieel is voor gasuitwisseling, de opname van zuurstof, de uitscheiding van koolstofdioxide en de regulatie van de zuurgraad van het bloed. Zonder adequate ademhaling kunnen dagelijkse activiteiten niet goed uitgevoerd worden en kan de toestand van een zorgvrager snel verslechteren. De belangrijkste verpleegkundige taken rondom ademhaling omvatten observeren (letten op frequentie, diepte, ritme, geluiden, huidskleur en benauwdheid), opvolgen (veranderingen tijdig opmerken en rapporteren) en ondersteunen (hulp bieden bij ademhalingstechnieken, positionering en zuurstoftoediening).
#### 2.1.1 Kenmerken van een normale ademhaling
Een normale ademhaling verloopt zonder inspanning, is geruisloos en doet geen pijn.
#### 2.1.2 Verzamelen van informatie en signalen m.b.t. de luchtwegen
De ademhaling, die normaal onbewust verloopt, wordt beïnvloed door diverse factoren:
* **Leeftijd:** Ademhalingsfrequenties variëren; jonge kinderen hebben een hogere frequentie dan volwassenen.
* **Werk- en leefklimaat:** Zittend werk en slechte huisvesting kunnen ademhalingsproblemen veroorzaken.
* **Beweging:** Goede ademhaling wordt bevorderd door beweging.
* **Levensritme:** Onregelmatig slapen, stress, overmatige inspanning of passiviteit kunnen het ademhalingsritme verstoren.
* **Gewoonten:** Positieve gewoonten zoals diep zuchten en sporten bevorderen een goede ventilatie, terwijl roken, meeroken en overmatig gebruik van hoestonderdrukkende medicatie negatieve effecten hebben.
* **Psychische en lichamelijke gesteldheid:** Angst, boosheid en verliefdheid versnellen de ademhaling, terwijl droefheid, vermoeidheid of luiheid deze kunnen vertragen.
* **Klimaat:** Zuivere berglucht werkt gunstig, terwijl luchtvervuiling en smog een negatieve impact hebben.
* **Cultuur:** Gezondheidsculturen zoals yoga en fitness kunnen positief bijdragen.
#### 2.1.3 De ABCDE-benadering bij acute situaties
Bij acute situaties is een veranderde ademhaling vaak het eerste symptoom. De ABCDE-benadering is hierbij cruciaal:
* **A (Airway):** Beoordeling en vrijmaken van de luchtwegen.
* **B (Breathing):** Observeren van de ademhaling, inclusief frequentie, diepte, ritme, geluid en inspanning. Een afwijkende ademhaling kan de hartslag beïnvloeden (stijging bij verminderde zuurstofopname) en de huidskleur doen verbleken door centrale zuurstofophoping. Ademhaling en circulatie beïnvloeden elkaar wederzijds.
* **C (Circulation):** Beoordeling van de circulatie.
* **D (Disability):** Beoordeling van de neurologische status. Langdurig zuurstoftekort kan leiden tot bewustzijnsverlies.
* **E (Environment):** Beoordeling van hulpmiddelen (zuurstoftoediening, houdingsaanpassingen, verneveling, voorzetkamer) en de mogelijkheid voor mobiele zuurstofvoorziening.
Subcutaan emfyseem is een ophoping van lucht in het onderhuids vetweefsel, vaak veroorzaakt door luchtlekken uit de luchtwegen of organen na trauma of medische ingrepen. Kenmerken zijn pijnloze zwelling, een knisperend gevoel bij aanraking en crepitaties die hoorbaar of voelbaar zijn.
#### 2.1.4 Zuurstofsaturatie gerelateerde begrippen
* **SpO2 (Perifere zuurstofsaturatie):** Gemeten met een saturatiemeter.
* **SaO2 (Arteriële zuurstofsaturatie):** Gemeten via bloedgasanalyse.
Normaalwaarden zijn $95-99\%$ op zeeniveau.
* **Hypoxemie:** Zuurstofsaturatie $<90\%$, met risico op orgaanschade.
* **Hypoxie:** Onvoldoende zuurstof in de organen.
* **FiO2 (Fractie ingeademde zuurstof):** De fractie ingeademde zuurstof in medische lucht, relevant bij zuurstoftoediening.
#### 2.1.5 Full set of signs (F) voor ademhalingsbeoordeling
Voor een volledig beeld van de ademhaling zijn de volgende gegevens essentieel:
* Reden van opname (RVO) en de zorgvraag.
* Huidige diagnose(n).
* Relevante voorgeschiedenis (VG).
* Uitgevoerde onderzoeken en resultaten (bv. RX-thorax, CT-thorax, arteriële bloedgasbepaling, longfunctietesten).
* Huidige behandeling (zuurstoftoediening, inhalatietherapie, houdingsverbetering, medicatie, kinesitherapie).
Een holistisch beeld omvat gegevensverzameling op basis van positieve gezondheidsdimensies:
* **Lichamelijke functies:** Observeren van frequentie, regelmaat, diepte, gelijkmatigheid, beweging van de thorax, inspanning, gevoelswaarneming, geluid, sputum, saturatie, lichaamshouding en kleur van extremiteiten (cyanose).
* **Mentaal welbevinden:** Gevoel van controle over luchtwegen, communicatievermogen, concentratie en geheugen.
* **Zingeving:** Begrip van oorzaken van klachten, vertrouwen in de toekomst en bereidheid tot leren.
* **Kwaliteit van leven:** Genieten van het leven, welbevinden en gevoel van veiligheid ondanks ademhalingsproblemen.
* **Meedoen:** Mate van steun nodig, invloed op sociale contacten en deelname aan activiteiten.
* **Dagelijks functioneren:** Invloed op ADL, signalen herkennen en hulp vragen.
### 2.2 Diagnostiek en behandeling
#### 2.2.1 Diagnostische onderzoeken
* RX-thorax
* CT-thorax
* Arteriële bloedgasbepaling
* Longfunctietesten
#### 2.2.2 Behandelingen
* Zuurstoftherapie
* Inhalatietherapie
* Houdingsverbetering
* Kinesitherapie
### 2.3 Meetinstrumenten
#### 2.3.1 Saturatiemeting (SpO2)
* **Wat is het?** Meet de zuurstofverzadiging van hemoglobine in arterieel bloed.
* **Normale waarde:** $95-100\%$.
* **Belang:** Geeft informatie over oxygenatie, niet direct over ventilatie (CO2-uitwisseling). Een saturatiedaling is een laat teken van verslechtering; men moet eerder letten op ademhalingsfrequentie en -inspanning.
* **Werking:** Gebruikt rood en infrarood licht dat door weefsel wordt gestuurd om de verhouding tussen Hb en HbO2 te bepalen.
* **Locatie van meting:** Vinger (meestal accuraat) of oorlel (reageert sneller op veranderingen).
* **Aandachtspunten voor betrouwbare meting:** Warme en schone handen, geen nagellak, geen felle lichtbronnen, hand/vinger stil houden, goede pulsatie op de meter.
#### 2.3.2 Spirometrie
* **Wat is het?** Onderzoek naar longfunctie via geforceerde in- en uitademing, vaak bij kortademigheid.
* **Voorbereiding:** Niet roken $4$ uur vooraf. Patiënt ademt via mondstuk met neusknijper; krachtige uitademing is essentieel.
* **Wat wordt gemeten?**
* **ESW (een secondewaarde):** Hoeveelheid lucht uitgeademd in $1$ seconde.
* **Vitale capaciteit:** Maximale hoeveelheid uitgeademde lucht.
* **Diffusiecapaciteit:** Zuurstofopnamevermogen van de longen.
* **Opmerkingen:** Eenvoudige spirometers geven een eerste indicatie; bij afwijkingen is verder onderzoek nodig.
### 2.4 Informatieproces: Klinisch en VPK redeneren
Het interpreteren van gegevens vereist een proces van:
* **Interpreteren:** Symptomen vergelijken met normale en abnormale waarden.
* **Onderscheiden:** Relevante gegevens filteren voor de specifieke zorgvrager.
* **Verbanden leggen:** Patronen en relaties tussen gegevens zoeken (psychisch, fysiek, sociaal, emotioneel).
* **Afleiden:** Een hypothese opstellen over wat er aan de hand is, wat er moet gebeuren en welke gegevens directe actie vereisen.
* **Matchen:** Vergelijken met eerdere casussen, met behoud van een open mind.
* **Voorspellen:** Urgentie en mogelijke gevolgen van niet-handelen bepalen, inclusief mogelijke complicaties en zorgbehoeften.
### 2.5 Identificeren van problemen en gevolgen
#### 2.5.1 Verpleegproblemen en -diagnosen
* **Verpleegproblemen:** Cyanose, hyperventilatie, hypoventilatie, hypoxemie, hypoxie, hypostatische pneumonie en atelectase, luchtwegobstructie door een vreemd voorwerp (met stridor).
* **Verpleegdiagnosen:** Risico op verminderde ademhaling, ineffectief ademhalingspatroon, verstoorde gaswisseling, ineffectief ophoesten, beperkte inspanningstolerantie, verminderd ademhalingsvermogen.
#### 2.5.2 Afwijkende ademhalingspatronen
* **Apnoe:** Ademhalingsstilstand.
* **Bradypnoe:** Langzame ademhaling (minder dan $10$x/min).
* **Tachypnoe:** Versnelde ademhaling (meer dan $24$x/min).
* **Dyspnoe:** Kortademigheid.
* **Dyspnoe d’effort:** Kortademigheid bij inspanning.
* **Orthopnoe:** Kortademigheid in rust.
* **Ademhaling volgens Cheynes-Stokes, Biot, of Kussmaul.**
#### 2.5.3 Multidisciplinaire problemen
* **Hyperventilatie:** Te snelle/diepe ademhaling, vaak met hoge saturatie.
* **Hypoventilatie:** Onvoldoende ademhaling met tekort aan zuurstof en overschot aan koolstofdioxide.
* **Hypoxemie:** Te laag zuurstofgehalte in het bloed.
* **Hypoxie:** Tekort aan zuurstof in weefsels, kan leiden tot cyanose.
* **Hypostatische pneumonie en atelectase:** Longontsteking door inactiviteit en inklappen van longblaasjes.
#### 2.5.4 Aanverwante problemen
Droge mond, stomatitis, moeilijke verbale communicatie, ondervoeding, dehydratatie, vermoeidheid, zelfzorgtekorten, verminderde concentratie, risico op obstipatie, verminderde mobiliteit, sociaal isolement, eenzaamheid, verstoorde slaap.
### 2.6 Bepalen van doelstellingen
Doelstellingen voor de zorg moeten samen met de patiënt geformuleerd worden, waarbij de NOC (Nursing Outcomes Classification) kan helpen om verpleegdiagnosen te vertalen naar SMART-doelstellingen (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden).
### 2.7 Actie ondernemen: observeren en opvolgen van de ademhaling
Observatie van de ademhaling is cruciaal en moet gerapporteerd worden, zowel bij algemeen lichamelijk onderzoek als continu bij acute situaties (frequentie als deel van de EWS-score).
#### 2.7.1 Observatietechniek
Observatie kan onopvallend gebeuren. Begin met de diepte, regelmaat en het geluid, en tel daarna de frequentie.
#### 2.7.2 Stappenplan observatie
Vanuit een casus of zorgsituatie kunnen interventies en acties worden opgesomd die relevant zijn voor de geïdentificeerde ademhalingsproblemen, inclusief de onderbouwing van deze interventies.
### 2.8 Actie ondernemen: inhalatietherapie
Inhalatietherapie is een B2-handeling (voorschrift vereist) die gericht is op maximale luchtwegverwijding met lokaal, selectief effect op de distale luchtwegen en alveoli. Voordelen zijn snelle en efficiënte werking, minder bijwerkingen dan orale medicatie en de mogelijkheid tot lagere doseringen door het ontbreken van een first-pass-effect.
#### 2.8.1 Soorten inhalatiemedicatie
* **Bronchodilaterende medicatie:**
* **Bèta2-mimetica:** Stimuleren B2-receptoren, leiden tot ontspanning van bronchiale spieren en luchtwegverwijding binnen $5-10$ minuten. Werking $4-12$ uur. Nevenwerkingen: tachycardie, nervositeit, slapeloosheid, hoofdpijn, tremoren. Aandachtspunten: onderscheid kort- en langwerkend. Voorbeeld: Ventolin, Serevent.
* **Anticholinergica:** Blokkeren muscarinereceptoren, remmen parasympathisch effect, leiden tot bronchodilatatie binnen $5-10$ minuten. Werking $10-24$ uur. Nevenwerkingen: tachycardie, monddroogte, smaakstoornis, dysfagie, candidose, obstipatie, urineretentie. Aandachtspunt: effectief bij COPD, $1-2$x per dag inhaleren. Voorbeeld: Atrovent, Spiriva.
* **Preventieve en beschermende medicatie:**
* **Inhalatiecorticosteroïden:** Ontstekingsremmend, beschermen tegen prikkels, verhogen gevoeligheid B2-receptoren. Nevenwerkingen: orale candidose, heesheid, keelpijn, bijnierschorsinsufficiëntie, groeivertraging bij kinderen, risico op pneumonie. Aandachtspunten: gebruik voorzetkamer, mond spoelen na inhalatie, dosis beperken. Voorbeeld: Pulmicort, Flixotide.
* **Cromoglycaten:** Remmen inflammatoire cellen en prikkelgevoeligheid. Nevenwerkingen: luchtwegirritatie, huiduitslag. Aandachtspunt: minder krachtig dan corticosteroïden, preventief gebruik. Voorbeeld: Lomudal.
* **Mucolytica (slijmoplossers):** Verlagen de viscositeit van sputum, maken ophoesten makkelijker. Nevenwerkingen: hoofdpijn, nausea, duizeligheid, gastro-intestinale klachten, slaperigheid. Aandachtspunten: niet geven bij patiënten die niet kunnen ophoesten, niet combineren met hoeststillers, vermijden voor het slapengaan. Voorbeeld: Bisolvon, Lysomycil.
* **Antibiotica (inhalatie):** Behandelen bacteriële luchtweginfecties. Nevenwerkingen: diarree, gist- en schimmelinfecties, specifieke bijwerkingen per middel. Aandachtspunten: enkel bij bacteriële infecties, risico op resistentie. Bij viskeus sputum: persluchtdebiet verhogen tot $10-12$ l/min. Voorbeeld: Tobi, Geomycine.
* **Combinatiepreparaten:**
* Langwerkend B2-meticum + corticosteroïde: Dubbele werking (bronchodilatatie + ontstekingsremming). Nevenwerkingen conform de componenten. Voorbeeld: Bufomix, Symbicort.
* B2-meticum + anticholinergicum: Synergetische bronchodilatatie. Nevenwerkingen conform de componenten. Voorbeeld: Combivent, Anoro.
### 2.9 Actie ondernemen: zuurstoftoediening en verpleegkundig rekenen
#### 2.9.1 Zuurstofbronnen
* **Zuurstofcilinder:** Metalen fles met samengeperste zuurstof (groot en klein). Bovenaan zit een manometer die de druk van de zuurstof weergeeft. De druk is een maat voor de hoeveelheid zuurstof die erin zit (bv. $10$ liter samengeperst tot $1$ liter geeft $10$ bar druk).
* **Zuurstofconcentrator:** Elektrisch toestel dat zuurstof uit de omgevingslucht haalt. Mobiele en draagbare toestellen zijn beschikbaar.
* **Vloeibare zuurstof:** Opgeslagen bij $-183$ graden Celsius, laat eenvoudigere opslag van hogere hoeveelheden toe. $1$ liter vloeibare zuurstof is bij verdamping gelijk aan circa $860$ liter gasvormige zuurstof. Wordt omgezet naar gas en opgewarmd tot kamertemperatuur voor toediening. Biedt hoge mate van mobiliteit.
#### 2.9.2 Verpleegkundig rekenen: Zuurstofberekening
Toedienen van zuurstof is een B1-handeling waarvoor een voorschrift nodig is. Observatie van de patiënt is essentieel. De toediening wordt gemeten in liters per minuut ($l/min$).
#### 2.9.3 Toedieningsmethoden van zuurstoftoediening
* **Laagdebietsystemen:** Patiënt ademt naast de geleverde zuurstof ook kamerlucht in.
* Zuurstofbril
* Gewoon ZS masker
* Partieel rebreathing masker met ZS
* Non-rebreathing masker
* Neussonde of nasofaryngeale katheter
* Tracheostomiemasker
* Transtracheale sonde
* Meest gebruikte: neusbril, gewoon masker, reservoirmasker, nasofaryngeale sonde, tracheostomiemasker, transtracheale sonde.
* **Hoogdebietsystemen:** Bieden een vast gasmengsel dat voldoet aan de inspiratoire vraag, zonder aanvullende kamerlucht.
* Venturi masker
* **Enclosures:**
* Zuurstofhoed
* Zuurstoftent
* Incubator
* **Zuurstofsparende systemen:**
* Transactie sonde
* Zuurstofbril met reservoir
* Demand testellen
* **Recente systemen:** Oxymask, Oxyarm.
### 2.10 Evaluatie en rapportering
#### 2.10.1 Evaluatie
* **Productevaluatie:** Beoordeelt of preventieve maatregelen effectief waren, of observaties binnen normaalwaarden zijn gebleven en of de saturatie boven $95\%$ is gebleven.
* **Procesevaluatie:** Evalueert de effectiviteit en efficiëntie van interventies en acties, het gebruik van hulpmiddelen en de juistheid van observaties. Beoordeelt of acties aangepast moeten worden.
#### 2.10.2 Rapportering
Bevindingen met betrekking tot ademhalings- en luchtwegproblemen moeten nauwkeurig in het verpleegdossier worden genoteerd. Belangrijke informatie om te vermelden is wat is gezien (bv. afwijkende ademhaling, cyanose, kortademigheid), wat is gedaan (medicatie, houding, ventilatie, metingen) en de ervaring van de patiënt (pijn, ongemak, reactie op interventies). Een nauwkeurige verslaglegging is essentieel voor goede opvolging en evaluatie.
---
# Evaluatie en rapportering van ademhalingszorg
Dit hoofdstuk behandelt de evaluatie en rapportering van ademhalingszorg, met nadruk op het beoordelen van de effectiviteit van interventies en de cruciale rol van nauwkeurige documentatie in het verpleegdossier.
## 3. Evaluatie en rapportering van ademhalingszorg
### 3.1 De rol van de verpleegkundige bij ademhalingszorg
Ademhaling is een vitale functie die essentieel is voor gasuitwisseling, waarbij zuurstof (O2) wordt opgenomen en koolstofdioxide (CO2) wordt uitgescheiden, wat bijdraagt aan de regulatie van de zuurgraad van het bloed. Goede ademhaling is cruciaal voor dagelijkse activiteiten en het welzijn van de patiënt.
Belangrijke verpleegkundige taken rondom ademhaling omvatten:
* **Observeren:** Aandacht besteden aan ademhalingsfrequentie, diepte, ritme, geluiden, huidskleur (cyanose) en de subjectieve ervaring van benauwdheid.
* **Opvolgen:** Tijdig signaleren en rapporteren van veranderingen in de ademhaling.
* **Ondersteunen:** Assisteren bij ademhalingstechnieken, positionering en de correcte toediening van zuurstof.
#### 3.1.1 Kenmerken van een normale ademhaling
Een normale ademhaling is moeiteloos, geruisloos en pijnvrij.
#### 3.1.2 Factoren die de ademhaling beïnvloeden
Verschillende factoren kunnen het ademhalingspatroon beïnvloeden:
* **Leeftijd:** Ademhalingsfrequenties variëren, zo is deze bij jonge kinderen hoger dan bij volwassenen (jonge kinderen: 20-30/min, oudere kinderen: 20-26/min, volwassenen: 9-14/min).
* **Werk- en leefklimaat:** Zittend werk en slechte huisvesting kunnen leiden tot ademhalingsproblemen.
* **Beweging:** Goede beweging bevordert een gezonde ademhaling.
* **Levensritme:** Onregelmatig slapen, stress of juist passiviteit kunnen het ademhalingsritme verstoren.
* **Gewoonten:** Positieve gewoonten zoals diep zuchten, sporten en een correcte lichaamshouding bevorderen een goede ventilatie. Negatieve gewoonten zoals roken en overmatig gebruik van hoestonderdrukkers belemmeren dit.
* **Psychische en lichamelijke gesteldheid:** Angst kan de ademhaling versnellen, terwijl droefheid of vermoeidheid deze kan vertragen.
* **Klimaat:** Zuivere berglucht is gunstig, terwijl luchtvervuiling en smog een negatieve impact hebben.
* **Cultuur:** Gezondheidsculturen met activiteiten zoals yoga en fitness dragen bij aan een goede ademhaling.
#### 3.1.3 De ABCDE-benadering bij acute situaties
Bij acute situaties is een veranderde ademhaling vaak een vroeg symptoom. De ABCDE-benadering is hierbij essentieel:
* **A (Airway):** Beoordelen van de luchtweg.
* **B (Breathing):** Observeren van de ademhaling (frequentie, diepte, ritme, geluid). Afwijkingen in het ademhalingspatroon zijn belangrijke indicatoren. Een afwijkende ademhaling kan de hartslag beïnvloeden en leiden tot bleke huidskleur door zuurstofophoping.
* **C (Circulation):** Beoordelen van de circulatie. Ademhaling en circulatie beïnvloeden elkaar wederzijds.
* **D (Disability):** Beoordelen van de neurologische status. Langdurig zuurstoftekort kan leiden tot bewustzijnsverlies.
* **E (Environment):** Beoordelen van hulpmiddelen ter verbetering van de ademhaling, zoals zuurstoftoediening, houdingsaanpassingen of medicatie via een voorzetkamer.
#### 3.1.4 Subcutaan emfyseem
Dit is een ophoping van lucht in het onderhuids vetweefsel, vaak veroorzaakt door luchtlekkage uit de luchtwegen of organen na trauma of medische ingrepen. Kenmerken zijn pijnloze zwelling, een knisperend gevoel bij aanraking en crepiterende geluiden.
#### 3.1.5 Zuurstofsaturatie gerelateerde begrippen
* **SpO2 (Perifere zuurstofsaturatie):** Gemeten met een saturatiemeter.
* **SaO2 (Arteriële zuurstofsaturatie):** Gemeten via bloedgasanalyse.
* **Normaalwaarden:** 95-99% op zeeniveau.
* **Hypoxemie:** Zuurstofsaturatie onder 90%, wat een risico op orgaanschade met zich meebrengt.
* **Hypoxie:** Onvoldoende zuurstof in de organen.
* **FiO2 (Fraction of inspired oxygen):** Fractie ingeademde zuurstof in medische lucht.
#### 3.1.6 Verzamelen van gegevens (Full set of signs - F)
Een volledig beeld van de ademhaling vereist de verzameling van diverse gegevens:
* **Reden van opname (RVO), zorgvraag, diagnose(n) en voorgeschiedenis (VG).**
* **Uitgevoerde onderzoeken:** RX-thorax, CT-thorax, arteriële bloedgasbepaling, longfunctietesten.
* **Huidige behandeling:** Zuurstoftoediening, inhalatietherapie, houdingsverbetering, medicatie, kinesitherapie.
Een **holistisch beeld** omvat de volgende dimensies:
* **Lichamelijke functies:** Observeren van frequentie, regelmaat, diepte, gelijkmatigheid, inspanning, gevoelens, geluiden, sputum, saturatie, lichaamshouding en huidskleur (cyanose). Vragen stellen over bestaande longaandoeningen, risicofactoren (inactiviteit, hartklachten, pijn, ribfracturen), ademhalingsklachten (kortademigheid, hoesten, sputum), en rookgedrag.
* **Mentaal welbevinden:** Beoordelen van het gevoel van controle over de ademhaling, communicatiemogelijkheden, concentratie en geheugen.
* **Zingeving:** Nagaan van de kennis over de oorzaken van klachten, vertrouwen in de toekomst en bereidheid om te leren.
* **Kwaliteit van leven:** Evalueren van het genieten van het leven, welbevinden en het gevoel van veiligheid.
* **Meedoen:** Bepalen van de behoefte aan steun, de invloed op sociale contacten en participatie aan activiteiten.
* **Dagelijks functioneren:** Nagaan van de invloed op ADL, het herkennen van signalen, het vragen om hulp en de bekendheid met de ziekte.
#### 3.1.7 Diagnostiek en behandeling
Diagnostische onderzoeken kunnen onder meer RX-thorax, CT-thorax, arteriële bloedgasbepaling en longfunctietesten omvatten. Behandelingen kunnen bestaan uit zuurstoftherapie, inhalatietherapie, houdingsverbetering en kinesitherapie.
#### 3.1.8 Meetinstrumenten
* **Saturatiemeting (SpO2):** Meet de zuurstofverzadiging van hemoglobine. Een normale waarde is 95-100%. Het geeft informatie over oxygenatie, niet direct over ventilatie. Saturatiedaling is een laat teken van verslechtering. De meting gebeurt via rood en infrarood licht dat door weefsel wordt gestuurd. Belangrijk voor betrouwbare meting zijn warme en schone handen, geen nagellak en het stilhouden van de hand/vinger.
* **Spirometrie:** Onderzoek naar longfunctie door geforceerde in- en uitademing. Hierbij worden o.a. de een-seconde-waarde (ESW), vitale capaciteit en diffusiecapaciteit gemeten.
### 3.2 Klinisch redeneren en verpleegproblemen
Klinisch redeneren omvat het interpreteren van symptomen door ze te vergelijken met normale en abnormale waarden, het filteren van relevante gegevens, het leggen van verbanden tussen diverse factoren, het afleiden van hypothesen, het matchen met eerdere casussen (met behoud van openheid), en het voorspellen van urgentie en mogelijke gevolgen.
#### 3.2.1 Identificeren van problemen en gevolgen
Mogelijke verpleegproblemen gerelateerd aan ademhaling zijn:
* Cyanose
* Hyperventilatie
* Hypoventilatie
* Hypoxemie
* Hypoxie
* Hypostatische pneumonie en atelectase
* Luchtwegobstructie (bv. door vreemd voorwerp, leidend tot stridor)
#### 3.2.2 Verpleegdiagnosen
Veelvoorkomende verpleegdiagnosen zijn:
* Risico op verminderde ademhaling
* Ineffectief ademhalingspatroon
* Verstoorde gaswisseling
* Ineffectief ophoesten
* Beperkte inspanningstolerantie
* Verminderd ademhalingsvermogen (een nieuwere classificatie)
#### 3.2.3 Afwijkende ademhalingspatronen
* **Apnoe:** Ademhalingsstilstand.
* **Bradypnoe:** Langzame ademhaling (< 10x/min).
* **Tachypnoe:** Versnelde ademhaling (> 24x/min).
* **Dyspnoe:** Kortademigheid.
* **Dyspnoe d’effort:** Kortademigheid bij inspanning.
* **Orthopnoe:** Kortademigheid in rust.
* **Ademhaling volgens Cheynes-Stokes, Biot, of Kussmaul.**
#### 3.2.4 Multidisciplinaire problemen en aanverwante problemen
Multidisciplinaire problemen omvatten hyperventilatie (te snelle/diepe ademhaling met hoge saturatie) en hypoventilatie (onvoldoende ademhaling met O2-tekort en CO2-overschot). Aanverwante problemen kunnen een droge mond, slikproblemen, dehydratatie, vermoeidheid, verminderde concentratie, en sociaal isolement zijn.
#### 3.2.5 Bepalen van doelstellingen
Doelstellingen voor ademhalingszorg moeten SMART geformuleerd worden en, indien mogelijk, samen met de patiënt opgesteld. De Nursing Outcomes Classification (NOC) kan hierbij ondersteunen.
### 3.3 Actie ondernemen: observatie, inhalatietherapie en zuurstoftoediening
#### 3.3.1 Observeren en opvolgen van de ademhaling
Observatie is cruciaal en moet als referentiewaarde worden gerapporteerd. Dit gebeurt bij algemeen lichamelijk onderzoek, bij luchtwegaandoeningen en continu bij levensbedreigende situaties. Observatie kan onopvallend plaatsvinden, waarbij begonnen wordt met diepte, regelmaat en geluid, gevolgd door de frequentie. Een stappenplan voor observatie houdt rekening met de specifieke interventies en de onderliggende redenen hiervoor.
#### 3.3.2 Inhalatietherapie
Het toedienen van medicatie via inhalatie is een B2-handeling en vereist een voorschrift. Het doel is maximale luchtwegverwijding met lokale, selectieve werking op distale luchtwegen en alveoli, wat leidt tot snelle en efficiënte werking met minder bijwerkingen dan orale medicatie.
* **Voordelen:** Directe werking op de juiste plaats, geen first-pass-effect, lagere dosering, minder bijwerkingen, snelle en efficiënte werking.
* **Soorten inhalatiemedicatie:**
* Bronchodilaterende medicatie (bv. bèta2-mimetica, anticholinergica)
* Preventieve en beschermende medicatie (bv. inhalatiecorticosteroïden, cromoglycaten)
* Mucolytica (slijmoplossers)
* Antibiotica (inhalatie)
* Combinatiepreparaten
> **Tip:** Bij het gebruik van inhalatiecorticosteroïden is het belangrijk om na inhalatie de mond te spoelen om orale candidose te voorkomen.
#### 3.3.3 Zuurstoftoedieningen en verpleegkundig rekenen
Zuurstoftoediening is een B1-handeling en vereist een voorschrift. Observatie van de patiënt is essentieel. De toediening wordt uitgedrukt in liters per minuut (l/min).
* **Bronnen van zuurstof:**
* **Zuurstofcilinder:** Metalen fles met samengeperste zuurstof, voorzien van een manometer die de druk weergeeft.
* **Zuurstofconcentrator:** Elektrisch apparaat dat zuurstof uit de omgevingslucht haalt.
* **Vloeibare zuurstof:** Opgeslagen bij een temperatuur van -183°C, maakt compacte opslag mogelijk. Eén liter vloeibare zuurstof staat gelijk aan ongeveer 860 liter gasvormige zuurstof.
* **Toedieningsmethoden van zuurstof:**
* **Laagdebietsystemen:** Patiënt ademt naast de toegediende zuurstof ook kamerlucht in (bv. neusbril, masker, nasofaryngeale sonde).
* **Hoogdebietsystemen:** Leveren een vast gasmengsel dat voldoet aan de inspiratoire vraag (bv. Venturi masker).
* **Enclosures:** Zuurstofhoed, zuurstoftent, incubator.
* **Zuurstofsparende systemen:** Zuurstofbril met reservoir, demand systemen.
> **Voorbeeld:** Een zuurstofcilinder met een druk van 20 bar, waarbij 10 liter zuurstof is samengeperst tot 0,5 liter, geeft een druk van $10 \text{ bar} / 0,5 \text{ liter} = 20 \text{ bar}$.
### 3.4 Evaluatie en rapportering
#### 3.4.1 Evaluatie
Evaluatie beoordeelt de effectiviteit van preventieve maatregelen en interventies.
* **Productevaluatie:** Beoordeelt of doelstellingen zijn bereikt, zoals het binnen normale grenzen blijven van observaties (bv. saturatie > 95%), en de afwezigheid van abnormale ademhalingsgeluiden.
* **Procesevaluatie:** Evalueert of interventies en acties effectief en efficiënt waren, of niets vergeten is, of de juiste hulpmiddelen zijn gebruikt, en of aanpassingen nodig zijn.
#### 3.4.2 Rapportering
Alle bevindingen met betrekking tot ademhalings- en luchtwegproblemen moeten nauwkeurig in het verpleegdossier worden genoteerd. Schriftelijke rapportage is essentieel voor goede opvolging en evaluatie.
**In het dossier te vermelden:**
* Wat is gezien (bv. afwijkende ademhaling, cyanose, kortademigheid, saturatie)?
* Wat is gedaan (bv. medicatie, houding, ventilatie, extra metingen)?
* Wat is de ervaring van de patiënt (bv. pijn, ongemak, reactie op interventies)?
Het continu opvolgen van de ademhaling en het maken van een verslag hierover is van groot belang.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ademhaling | Het proces van gasuitwisseling, waarbij zuurstof (O2) wordt opgenomen en koolstofdioxide (CO2) wordt uitgescheiden, essentieel voor het in balans houden van de zuurgraad van het bloed en het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. |
| Klinisch redeneren | Het proces waarbij verpleegkundigen systematisch informatie verzamelen, interpreteren en analyseren om tot een effectieve zorgverlening te komen, gebaseerd op de specifieke situatie van de zorgvrager. |
| Verpleegkundige taken m.b.t. ademhaling | Essentiële taken zoals observeren (frequentie, diepte, ritme, geluiden, kleur, benauwdheid), opvolgen (veranderingen tijdig opmerken en rapporteren) en ondersteunen (hulp bieden bij technieken, positionering, zuurstoftoediening). |
| Gasuitwisseling | Het proces waarbij zuurstof uit de ingeademde lucht in het bloed terechtkomt en koolstofdioxide uit het bloed wordt uitgescheiden naar de uitgeademde lucht, cruciaal voor het behoud van homeostase. |
| Zuurstoftoediening | Het toedienen van extra zuurstof aan patiënten die hieraan een tekort hebben, om de oxygenatie van het bloed te verbeteren, via verschillende methoden zoals een neusbril of masker. |
| ABCDE-benadering | Een systematische methodiek voor de beoordeling van patiënten in acute situaties, waarbij prioriteit wordt gegeven aan luchtweg (Airway), ademhaling (Breathing), circulatie (Circulation), neurologische status (Disability) en omgeving (Environment). |
| SpO2 (Perifere zuurstofsaturatie) | De zuurstofsaturatie van hemoglobine in het arteriële bloed, gemeten met een saturatiemeter, die aangeeft hoeveel zuurstof gebonden is aan de rode bloedcellen en een indicatie geeft van de oxygenatie. |
| SaO2 (Arteriële zuurstofsaturatie) | De zuurstofsaturatie van hemoglobine in het arteriële bloed, bepaald via een bloedgasbepaling, en nauwkeuriger dan SpO2 voor de beoordeling van gasuitwisseling. |
| Hypoxemie | Een te laag zuurstofgehalte in het bloed (lage SpO2 of SaO2), wat kan leiden tot onvoldoende zuurstofopname in de organen en weefsels (hypoxie). |
| Hypoxie | Een tekort aan zuurstof in de organen en weefsels, wat kan leiden tot orgaanschade en symptomen zoals cyanose (blauwe verkleuring van de huid). |
| FiO2 (Fractie ingeademde zuurstof) | Het percentage zuurstof in de lucht die een persoon inademt, wat verhoogd kan zijn bij zuurstoftoediening en van invloed is op de oxygenatie. |
| Spirometrie | Een onderzoek dat de longfunctie meet door middel van geforceerde in- en uitademingen, om parameters zoals de hoeveelheid lucht die in één seconde wordt uitgeademd (ESW) en de vitale capaciteit te bepalen. |
| Verpleegproblemen | Specifieke problemen die zich kunnen voordoen bij patiënten met betrekking tot de ademhaling, zoals cyanose, hyperventilatie, hypoventilatie, hypoxemie en hypoxie. |
| Verpleegdiagnosen | Gestandaardiseerde beschrijvingen van patiëntreacties op gezondheidsproblemen, zoals 'Risico op verminderde ademhaling', 'Ineffectief ademhalingspatroon' en 'Verstoorde gaswisseling'. |
| Inhalatietherapie | De toediening van medicatie rechtstreeks in de luchtwegen via inhalatie, om een snelle en lokale werking te bereiken met minimale bijwerkingen, bijvoorbeeld voor luchtwegverwijding of slijmoplossing. |
| Zuurstofcilinder | Een metalen fles die samengeperste zuurstof bevat, gebruikt voor zuurstoftoediening, met een manometer om de druk aan te geven. |
| Zuurstofconcentrator | Een elektrisch apparaat dat zuurstof uit de omgevingslucht haalt en concentreert voor therapeutische toediening. |
| Laagdebietsystemen (zuurstof) | Systemen voor zuurstoftoediening waarbij de patiënt naast de geleverde zuurstof ook kamerlucht inademt, zoals een neusbril of masker. |
| Hoogdebietsystemen (zuurstof) | Systemen voor zuurstoftoediening die een vast gasmengsel leveren dat voldoet aan de ademhalingsbehoefte van de patiënt, zonder dat extra kamerlucht wordt aangezogen. |
| NOC (Nursing Outcomes Classification) | Een classificatiesysteem dat verpleeguitkomsten beschrijft en meet, en kan worden gebruikt om doelstellingen te formuleren en de effectiviteit van verpleegkundige interventies te evalueren. |
| SMART-doelstellingen | Doelstellingen die Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden zijn, toegepast bij het formuleren van zorgdoelen voor patiënten. |
| Productevaluatie | Het evalueren van de resultaten van de zorgverlening, bijvoorbeeld of observaties binnen de normaalwaarden zijn gebleven en de saturatie van de patiënt adequaat was. |
| Procesevaluatie | Het beoordelen van de effectiviteit en efficiëntie van de uitgevoerde interventies en acties tijdens de zorgverlening, en of deze aangepast moeten worden. |