Cover
Jetzt kostenlos starten Pneumo HC Respiratoire infecties 2 2025 (1).pdf
Summary
# Pneumonie: definities, epidemiologie en diagnose
Pneumonie: definities, epidemiologie en diagnose
Pneumonie is een infectie van het longweefsel, met specifieke aandacht voor de definities, de prevalentie en de diagnostische benaderingen [7](#page=7).
## 1. Definities van pneumonie
Pneumonie wordt gedefinieerd als een infectie van het longparenchym en/of de respiratoire bronchiolen. Er worden verschillende subtypen onderscheiden, gebaseerd op de locatie waar de infectie is opgelopen [7](#page=7):
* **Community-acquired pneumonia (CAP)**: Dit betreft pneumonie die buiten het ziekenhuis is verworven [7](#page=7).
* **Hospital-acquired pneumonia (HAP)**: Ook wel nosocomiale pneumonie genoemd, dit is een longontsteking die wordt opgelopen tijdens een ziekenhuisopname [7](#page=7).
* **Ventilator-associated pneumonia (VAP)**: Een specifiek type HAP dat zich ontwikkelt bij patiënten die mechanisch worden beademd [7](#page=7).
* **Healthcare-associated pneumonia (HCAP)**: Hoewel in het document kort genoemd, wordt dit concept niet verder uitgewerkt binnen de focuspagina's [7](#page=7).
## 2. Epidemiologie
De incidentie van pneumonie varieert, met ongeveer 4,7 per 1000 personen tussen de leeftijd van 15 en 79 jaar. Ongeveer 1 op de 1000 mensen wordt jaarlijks gehospitaliseerd met pneumonie. De mortaliteit van pneumonie ligt tussen de 6,7% en 18%. Het is ruim tien keer vaker fataal dan alle andere infectieziekten samen en vier keer vaker dan astma bij personen tussen 5 en 49 jaar. In België overlijden jaarlijks ongeveer 2000 mensen aan pneumonie. Een microbiologische diagnose kan bij 55% tot 80% van de patiënten worden gesteld. *Streptococcus pneumoniae* is de meest frequente verwekker, verantwoordelijk voor 30% tot 50% van de gevallen [8](#page=8).
### 2.1 Leeftijdsspecifieke incidentie
Pneumonie kan als de "vriend van de ouderen" worden beschouwd, omdat het bij hen vaak een acute, kortdurende en minder pijnlijke ziekte is die hen kan besparen van het langzame verval van ouderdom [9](#page=9).
## 3. Risicofactoren
Er worden verschillende risicofactoren genoemd die de kans op het ontwikkelen van pneumonie verhogen (#page=9, page=10). Deze omvatten leeftijd (zowel jong als oud), onderliggende medische aandoeningen, roken, een verzwakt immuunsysteem en recente ziekenhuisopnames of antibioticagebruik (#page=9, page=10). Specifieke risicofactoren voor gramnegatieve verwekkers en *Pseudomonas aeruginosa* worden apart besproken (zie sectie 4.3 en 4.4) [10](#page=10) [9](#page=9).
## 4. Verwekkers van pneumonie
Pneumonie kan worden veroorzaakt door een breed scala aan bacteriën, virussen en, in zeldzame gevallen, schimmels of parasieten.
### 4.1 Verwekkers van CAP
De meest voorkomende verwekkers van Community-Acquired Pneumonia (CAP) zijn:
* *Streptococcus pneumoniae* (20-60%) [15](#page=15).
* *Haemophilus influenzae* (3-10%) [15](#page=15).
* *Moraxella catarrhalis* (1-3%) [15](#page=15).
* *Chlamydophila pneumoniae* (5-17%) [15](#page=15).
* *Mycoplasma pneumoniae* [15](#page=15).
* *Legionella spp.* (2-8%) [15](#page=15).
* *Staphylococcus aureus* (3-5%) [15](#page=15).
* Respiratoire virussen (2-15%) [15](#page=15).
Bij 30% tot 60% van de patiënten blijft de oorzaak onbekend [15](#page=15).
> **Tip:** Het is belangrijk op te merken dat bijna 20% van de patiënten met bewezen bacteriële CAP ook geco-infecteerd is met een respiratoir virus [16](#page=16).
#### 4.1.1 Streptococcus pneumoniae
*Streptococcus pneumoniae* is een gram-positieve diplokok die omkapseld is. Het is een zeer virulent en invasief pathogeen, mede dankzij zijn exotoxines. Het is de belangrijkste verwekker van "typische" bacteriële CAP en de belangrijkste oorzaak van mortaliteit door sepsis of septische shock, evenals suppuratieve complicaties zoals longabcessen en empyeem [17](#page=17).
#### 4.1.2 Andere Gram-positieve kiemen
Andere gram-positieve kiemen, zoals *Staphylococcus aureus*, zijn veel minder frequent. *S. aureus* kan met name na een griepinfectie voorkomen, hoewel *S. pneumoniae* ook dan de meest voorkomende verwekker blijft. Andere streptokokken zoals *S. milleri* en *S. pyogenes* kunnen eveneens pneumonie veroorzaken [18](#page=18).
#### 4.1.3 Gram-negatieve kiemen
Gram-negatieve kiemen zoals *Haemophilus influenzae* en *Moraxella catarrhalis* komen vaker voor bij patiënten met onderliggend longlijden (zoals COPD) of bij oudere patiënten. *Pseudomonas aeruginosa* en andere gram-negatieve bacteriën zijn belangrijkere verwekkers bij patiënten met structurele longafwijkingen (zoals bronchiëctasieën of cystische fibrose), waarbij vaak kolonisatie met deze kiemen aanwezig is. Deze groepen zijn ook prominente verwekkers bij nosocomiale of "healthcare-associated" pneumonie [19](#page=19).
**Risicofactoren voor gramnegatieve verwekkers:**
* Verblijf in een rusthuis [20](#page=20).
* Cardiopulmonaire aandoeningen [20](#page=20).
* Meerdere comorbiditeiten [20](#page=20).
* Recent antibioticagebruik [20](#page=20).
**Risicofactoren voor *Pseudomonas aeruginosa*:**
* Structurele longafwijkingen [20](#page=20).
* Gebruik van corticosteroïden [20](#page=20).
* Ondervoeding [20](#page=20).
* Langdurig (meer dan 7 dagen in de voorbije maand) gebruik van breedspectrum antibiotica [20](#page=20).
#### 4.1.4 Atypische bacteriën
Atypische bacteriën omvatten *Mycoplasma pneumoniae*, *Chlamydophila spp.*, *Coxiella burnetii* en *Legionella pneumophila*. Deze worden geassocieerd met "atypische pneumonie", gekenmerkt door een meer indolent verloop, myalgieën, minder tekenen van focale consolidatie en over het algemeen een milder beloop. Echter, *Legionella* kan ook fulminante pneumonie veroorzaken. Deze bacteriën hebben vaak een afwezige of incomplete celwand en vermenigvuldigen zich intracellulair, wat een andere antibioticumkeuze vereist [21](#page=21).
##### 4.1.4.1 Legionella
Bij een vermoeden van *Legionella* is een gedetailleerde anamnese essentieel. Klinische hints kunnen zijn [22](#page=22):
* Gastro-intestinale symptomen (diarree) [22](#page=22).
* Neurologische symptomen (verwardheid) [22](#page=22).
* Koorts hoger dan 39 graden Celsius [22](#page=22).
* Falen van behandeling met bèta-lactamantibiotica [22](#page=22).
Diagnostische aanwijzingen kunnen omvatten:
* Gramkleuring van respiratoire secreties toont veel neutrofielen maar weinig tot geen micro-organismen [22](#page=22).
* Lymfopenie zonder manifeste leukocytose [22](#page=22).
* Hyponatriëmie (serum natrium < 130 mEq/L) [22](#page=22).
* Leverfunctiestoornissen [22](#page=22).
* Hematurie [22](#page=22).
### 4.2 Respiratoire virussen
Respiratoire virussen kunnen ook pneumonie veroorzaken. De rol van virussen, met name bij co-infecties met bacteriën, wordt steeds duidelijker [15](#page=15) [16](#page=16).
### 4.3 Vergelijkende presentatie van typische en atypische pneumonie
| Afwijking | Typische (bacteriële) pneumonie | Atypische pneumonie |
| :-------------------- | :------------------------------------------------------------------ | :------------------------------------------------------------------------------- |
| **Begin** | Acuut | Sluipend | [23](#page=23).
| **Koorts** | Hoog | Matig | [23](#page=23).
| **Symptomen** | Rillingen, productieve hoest, pleuritis | Rhinitis, keelpijn, droge hoest, malaise, hoofdpijn | [23](#page=23).
| **Kliniek (auscultatie)** | Ademgeruis, demping bij percussie, verscherpte stemfremitus, crepitaties | Vaak minder uitgesproken bevindingen | [24](#page=24).
| **Radiologie** | Focale infiltraten, lobair | Diffuse infiltraten | [25](#page=25).
| **Laboratorium** | Leukocytose (verhoogd wit bloedbeeld) | Leukocytose ± (kan variabel zijn) | [25](#page=25).
| **Specifieke alarmtekens** | Geen specifieke aanwijzing, tenzij respiratoire insufficiëntie of verwardheid | Respiratoire insufficiëntie, cyanose, verwardheid (cave *Legionella*!) | [24](#page=24).
> **Tip:** Bij patiënten met pneumonie kan de klinische presentatie atypisch zijn, met een insidieus verloop, weinig koorts en soms enkel verwardheid, met name bij oudere patiënten [12](#page=12).
### 4.4 Predisponerende factoren voor specifieke verwekkers
| Predisponerende factor | *S. pneumoniae* | *S. aureus* | *H. influenzae* | *Klebsiella* | *M. catarrhalis* | Anaëroben |
| :--------------------- | :-------------: | :---------: | :-------------: | :----------: | :--------------: | :-------: |
| Ethylisme | X | | | | | X |
| Na griep | X | X | | | | |
| COPD | X | | X | | | |
| BWZ-daling | X | | | | | |
## 5. Kliniek
De klinische presentatie van pneumonie kan variëren, maar omvat vaak de volgende symptomen:
* Koorts, meestal hoger dan 38 graden Celsius [12](#page=12).
* Hoest, al dan niet met sputumproductie. Hemoptoe (bloed ophoesten) kan voorkomen [12](#page=12).
* Pleurale prikkeling en pijn (pijn bij diepe inademing of hoesten) [12](#page=12).
* Dyspneu (kortademigheid) [12](#page=12).
* Malaise en vermoeidheid [12](#page=12).
> **Tip:** Wees alert op atypische presentaties bij geriatrische patiënten, die een insidieus verloop, weinig koorts of enkel verwardheid kunnen vertonen [12](#page=12).
## 6. Radiologische afwijkingen
Radiologische beeldvorming van de thorax is cruciaal voor de diagnose van pneumonie. Veelvoorkomende bevindingen zijn:
* **Focale infiltraten**: Dit kan gelokaliseerd zijn in een hele longkwab (lobair) of een specifiek segment daarvan (segmentair) [13](#page=13).
* **Verspreide infiltraten**: Dit duidt op een meer uitgebreide aantasting van beide longen [13](#page=13).
* **Interstitiële infiltraten**: Infectie van het longweefsel rond de luchtwegen en bloedvaten [13](#page=13).
* **Pleuravocht**: Ophoping van vocht in de pleuraholte [13](#page=13).
> **Tip:** Radiologische afwijkingen kunnen soms achterlopen op de klinische symptomen [13](#page=13).
## 7. Aanvullende diagnostiek bij CAP
Bij patiënten die gehospitaliseerd worden met CAP zijn de volgende diagnostische onderzoeken aanbevolen:
* **Röntgenfoto thorax (RX thorax)**: Essentieel voor het aantonen van infiltraten [27](#page=27).
* **Arteriële bloedgasanalyse**: Indien de zuurstofsaturatie (SpO2) lager is dan 94% [27](#page=27).
* **Bloedafname**:
* White blood cell (WBC) differentiatie, sedimentatie en C-reactief proteïne (CRP) [27](#page=27).
* Elektrolyten, lever- en nierfunctie [27](#page=27).
* Twee koppels hemoculturen [27](#page=27).
* Géén plaats voor serologie [27](#page=27).
* **Sputumkweek**: Voor identificatie van bacteriële verwekkers [27](#page=27).
* **Nasofaryngeale wisser**: Voor snelle detectie van virussen.
* Snelle PCR voor SARS-CoV-2 en eventueel Influenza en/of RSV [27](#page=27).
* Multiplex PCR voor respiratoire pathogenen (inclusief atypische verwekkers) [27](#page=27).
* **Antigentesten op urine**: Beschikbare snelle testen voor:
* *Streptokokken pneumoniae* antigeen [27](#page=27).
* *Legionella* antigeen (enkel voor serotype 1) [27](#page=27).
* **Bronchoscopie met broncho-alveolaire lavage (BAL)**: Dit is uitzonderlijk nodig en wordt overwogen indien de initiële diagnostiek onvoldoende is [27](#page=27).
---
# Risico-evaluatie en behandeling van community-acquired pneumonia (CAP)
Dit gedeelte behandelt de risico-evaluatie van patiënten met community-acquired pneumonia (CAP), criteria voor hospitalisatie, prognostische factoren en de richtlijnen voor empirische en gerichte antibiotische behandeling, ingedeeld naar ernst [11](#page=11) [28](#page=28).
### 3.1. Risico-evaluatie van CAP
De risico-evaluatie bij patiënten met CAP is essentieel om de ernst van de ziekte te bepalen en de juiste behandelstrategie te kiezen [11](#page=11) [28](#page=28).
#### 3.1.1. Criteria voor hospitalisatie
Klinische symptomen die wijzen op ernstige pneumonie zijn indicaties voor hospitalisatie. Deze omvatten een toxisch aspect, hypoxemie, tachypneu (>25-30 ademhalingen/min), hypotensie (<90/60 mmHg), tachycardie (>125/min), veranderde mentale status (suf, slaperig, verward), cyanose, hoge koorts (>40°C) of hypothermie (<35°C). Specifieke patiëntengroepen die vaker hospitalisatie vereisen zijn immuungecompromitteerde patiënten, patiënten met een hoog risico op resistentie (recent antibioticagebruik of ziekenhuisopname), patiënten met moeite om antibiotica oraal in te nemen, mogelijk leeftijdsextremen, en patiënten met een ongepaste leukopenie [29](#page=29).
#### 3.1.2. Prognostische factoren voor een ongunstige uitkomst
Verschillende factoren kunnen wijzen op een ongunstige prognose bij CAP [30](#page=30).
* **Klinische factoren:** Mannelijk geslacht, hypothermie (<37°C), systolische hypotensie (<100 mmHg) en tachypneu (>30 ademhalingen/min) [30](#page=30).
* **Laboratoriumfactoren:** Bacteriëmie en leukopenie [30](#page=30).
* **Radiologische factoren:** Multilobaire infiltraten op de röntgenfoto [30](#page=30).
* **Comorbiditeiten:** Diabetes mellitus, maligniteit en neurologische ziekten [30](#page=30).
#### 3.1.3. Scoresystemen voor risicostratificatie
Om de ernst van CAP te objectiveren en de beslissing tot opname te ondersteunen, kunnen scoresystemen worden gebruikt, zoals de CURB-65 score [31](#page=31).
* **CURB-65:** Deze score evalueert de volgende criteria:
* **C**onfusion: Verwardheid of somnolentie [31](#page=31).
* **U**remia: Ureum >40 mg/dL [31](#page=31).
* **R**espiratory Rate: Ademhalingsfrequentie >30 ademhalingen/min [31](#page=31).
* **B**lood pressure: Systolische bloeddruk <90 mmHg of diastolische bloeddruk <60 mmHg [31](#page=31).
* **65**: Leeftijd boven 65 jaar [31](#page=31).
#### 3.1.4. Praktische indeling van CAP
Op basis van risicofactoren en potentiële ernst wordt CAP ingedeeld in vier categorieën [32](#page=32):
* **CAP I/II:** Patiënten die ambulant behandeld kunnen worden [32](#page=32).
* **CAP I:** Patiënten zonder comorbiditeit en leeftijd ≤65 jaar [32](#page=32).
* **CAP II:** Patiënten met comorbiditeit of leeftijd >65 jaar [32](#page=32).
* **CAP III:** Patiënten die hospitalisatie vereisen [32](#page=32).
* **CAP IV:** Patiënten die opname op de intensieve zorg vereisen [32](#page=32).
De CURB-65 score kan helpen bij het differentiëren tussen deze categorieën [32](#page=32).
### 3.2. Behandeling van CAP
De behandeling van CAP is afhankelijk van de ernst van de aandoening, de waarschijnlijke verwekkers en de aanwezigheid van risicofactoren voor resistentie of een slechtere uitkomst. De algemene richtlijnen houden geen strikt onderscheid aan tussen 'typische' en 'atypische' pneumonie, maar houden wel rekening met 'atypische verwekkers'. Een antibioticaduur van 5 dagen is gangbaar, mits de patiënt langer dan 48 uur klinisch stabiel is (koortsvrij) op dag 5. De empirische keuze van antibiotica dient altijd gericht te zijn tegen *Streptococcus pneumoniae* [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 3.2.1. Potentiële verwekkers
Belangrijke bacteriële verwekkers van CAP zijn onder andere *Streptococcus pneumoniae*, *Haemophilus influenzae*, *Moraxella catarrhalis*, *Staphylococcus aureus*, *Enterobacteriaceae*, *Mycoplasma pneumoniae* en *Chlamydiophila pneumoniae*. Ook virussen en *Legionella* kunnen voorkomen [36](#page=36) [39](#page=39) [44](#page=44).
#### 3.2.2. Behandeling op basis van CAP-categorie
##### CAP I (ambulante behandeling, geen comorbiditeit, leeftijd ≤65 jaar)
* **Waarschijnlijke verwekkers:** *S. pneumoniae*, *M. pneumoniae*, *C. pneumoniae*, virussen [41](#page=41).
* **Keuze antibiotica:**
* **Eerste keuze:** Amoxicilline 1 gram driemaal daags oraal gedurende 5 dagen [37](#page=37) [41](#page=41).
* **Alternatief bij β-lactamallergie:** Moxifloxacine 400 mg eenmaal daags oraal gedurende 5 dagen [39](#page=39) [41](#page=41).
* **Bij geen verbetering na 72 uur:** Associatie met een macrolide, zoals azithromycine 500 mg eenmaal daags oraal gedurende 3 dagen [38](#page=38) [41](#page=41).
##### CAP II (ambulante behandeling, leeftijd >65 jaar of comorbiditeit)
* **Waarschijnlijke verwekkers:** *S. pneumoniae*, *H. influenzae*, *M. catarrhalis*, *S. aureus*, *Enterobacteriaceae*, minder frequent *M. pneumoniae*, *C. pneumoniae*, virussen [42](#page=42).
* **Keuze antibiotica:**
* **Eerste keuze:** Combinatie van amoxicilline 500 mg driemaal daags oraal en amoxicilline/clavulaanzuur 500/125 mg driemaal daags oraal gedurende 5 dagen. Dit dekt hogere kans op β-lactamase/penicillinase producerende bacteriën [37](#page=37) [42](#page=42).
* **Alternatief bij β-lactamallergie:** Moxifloxacine 400 mg eenmaal daags oraal gedurende 5 dagen [39](#page=39) [42](#page=42).
* **Bij geen verbetering na 72 uur:** Associatie met een macrolide, zoals azithromycine 500 mg eenmaal daags oraal gedurende 3 dagen [38](#page=38) [42](#page=42).
##### CAP III (hospitalisatie, hoger risico)
* **Waarschijnlijke verwekkers:** *S. pneumoniae*, *H. influenzae*, *M. catarrhalis*, *S. aureus*, *Enterobacteriaceae*, minder frequent *M. pneumoniae*, *C. pneumoniae*, virussen [43](#page=43).
* **Keuze antibiotica (intraveneus):**
* Amoxicilline-clavulaanzuur 1 gram viermaal daags intraveneus gedurende 5 dagen. Een switch naar orale toediening is mogelijk na 48 uur [37](#page=37) [43](#page=43).
* Of Cefuroxim 1500 mg driemaal daags intraveneus gedurende 5 dagen [43](#page=43).
* **Alternatief bij β-lactamallergie:** Moxifloxacine 400 mg eenmaal daags oraal of intraveneus gedurende 5 dagen [39](#page=39) [43](#page=43).
* **Bij geen verbetering na 72 uur:** Associatie met een macrolide, zoals azithromycine 500 mg eenmaal daags oraal gedurende 3 dagen [38](#page=38) [43](#page=43).
* **Alternatief:** Clarithromycine 500 mg tweemaal daags intraveneus gedurende 5 dagen [43](#page=43).
##### CAP IV (hospitalisatie op Intensieve Zorg, hoogste risico)
* **Waarschijnlijke verwekkers:** *S. pneumoniae*, *H. influenzae*, *M. catarrhalis*, *S. aureus*, *Enterobacteriaceae*, *M. pneumoniae*, *C. pneumoniae*, *Legionella* [44](#page=44).
* **Keuze antibiotica (intraveneus, met dekking voor atypische pathogenen vanaf het begin):**
* Amoxicilline-clavulaanzuur 1 gram viermaal daags intraveneus gedurende 5-7 dagen [37](#page=37) [44](#page=44).
* Of Cefuroxim 1500 mg driemaal daags intraveneus gedurende 5-7 dagen [43](#page=43) [44](#page=44).
* **Aanvullende therapie voor atypische verwekkers (en anti-inflammatoire werking macroliden):**
* Clarithromycine 500 mg tweemaal daags intraveneus gedurende 5 dagen [43](#page=43) [44](#page=44).
* Of Moxifloxacine 400 mg eenmaal daags intraveneus gedurende 5 dagen [39](#page=39) [44](#page=44).
* Of Levofloxacine 500 mg tweemaal daags intraveneus gedurende 5 dagen [40](#page=40) [44](#page=44).
> **Tip:** Bij ernstige pneumonie met respiratoir falen (zoals bij *Legionella* infecties) kan een fluoroquinolone (moxifloxacine) een alternatief zijn voor een macrolide in combinatie met een β-lactam, of toegevoegd worden aan een β-lactam [39](#page=39).
#### 3.2.3. Plaats van specifieke antibiotica
* **β-lactamantibiotica:** Vormen de 'hoeksteen' van de empirische therapie. Amoxicilline is effectief tegen *S. pneumoniae* en heeft goede orale absorptie. Amoxicilline-clavulaanzuur wordt ingezet bij een hogere kans op β-lactamase/penicillinase producerende bacteriën, wat vaker voorkomt bij patiënten met comorbiditeiten [37](#page=37).
* **Macroliden (bv. Azithromycine):** Worden niet als empirische monotherapie gebruikt bij CAP, maar worden geassocieerd met een β-lactam om atypische kiemen te bestrijken, met name bij geen verbetering na 48-72 uur behandeling, of vanaf het begin bij CAP IV [38](#page=38).
* **Fluoroquinolones (bv. Moxifloxacine):** Moxifloxacine wordt als het meest geschikt beschouwd voor empirische therapie bij CAP vanwege de activiteit tegen *S. pneumoniae*. Levofloxacine wordt enkel aanbevolen bij *Pseudomonas* infecties, en moxifloxacine heeft een zeer breed spectrum. Ze zijn een alternatief bij IgE-gemedieerde penicilline-allergie. Vanwege hun breed spectrum en ecologische druk, worden ze beschouwd als gereserveerde en kostbare antibiotica. De MIC van *Mycoplasma pneumoniae* voor levofloxacine ligt vrij hoog, waardoor het als monotherapie niet langer wordt aanbevolen [39](#page=39) [40](#page=40).
> **Belangrijk:** Antimicrobial stewardship, het rationeel gebruik van antimicrobiële middelen, is cruciaal bij de behandeling van CAP [45](#page=45).
---
# Complicaties van pneumonie en aspiratiepneumonie
Dit onderwerp behandelt de complicaties die kunnen ontstaan bij pneumonie, zoals pleurale effusie en empyeem, longabcessen en necrotiserende pneumonie, en bespreekt aspiratiepneumonie als een specifiek syndroom.
### 3.1 Aspiratiepneumonie
Aspiratiepneumonie wordt niet gezien als een aparte entiteit, maar als onderdeel van het continuüm van community-acquired pneumonia (CAP) en hospital-acquired pneumonia (HAP). Het kan voorkomen bij ambulante patiënten of binnen 48 uur na ziekenhuisopname (CAP), of langer dan 48 uur na ziekenhuisopname (nosocomiaal). Schattingen variëren, maar het treft vermoedelijk 5-15% van de CAP-gevallen en mogelijk meer bij HAP. Het onderscheid tussen aspiratiepneumonie, chemische pneumonitis en atelectase is klinisch en radiologisch niet altijd eenvoudig te maken [47](#page=47).
#### 3.1.1 Pathogenese en risicofactoren
De pathogenese en risicofactoren voor macro-aspiratie zijn relevant voor het begrijpen van aspiratiepneumonie [48](#page=48).
#### 3.1.2 Betrokken pathogenen
Aspiratiepneumonie is meestal het gevolg van een polymicrobiële infectie. Veelvoorkomende verwekkers zijn *Streptococcus pneumoniae*, andere streptokokken, *Haemophilus influenzae*, *Staphylococcus aureus* en andere gramnegatieve bacillen. Anaëroben spelen ook een rol. Bij near-drowning kunnen *Aeromonas spp.* en fungi geassocieerd zijn. Identificatie van deze pathogenen via kweken van sputum, aspiraat of broncho-alveolaire lavage (BAL) is noodzakelijk, inclusief bepaling van de gevoeligheid [49](#page=49).
#### 3.1.3 Beeldvorming
Beeldvorming bij aspiratiepneumonie toont typisch posterieure infiltraten, die zowel aan de rechter- als aan de linkerzijde kunnen voorkomen. Chemische pneumonitis is een gerelateerd fenomeen [50](#page=50).
#### 3.1.4 Behandeling
De eerstelijnsbehandeling voor aspiratiepneumonie is amoxicilline-clavulaanzuur. Als tweedelijnskeuze kan cefuroxime gecombineerd met metronidazol worden overwogen. Bij patiënten met een IgE-gemedieerde penicilline-allergie is moxifloxacine een alternatief [51](#page=51).
### 3.2 Complicaties van pneumonie
Complicaties van pneumonie kunnen algemeen of lokaal van aard zijn [62](#page=62).
#### 3.2.1 Algemene complicaties
Algemene complicaties van pneumonie omvatten acute respiratoire distress syndrome (ARDS) en respiratoir falen, diffuse intravasculaire coagulatie (DIC), septische shock en multipel orgaanfalen [62](#page=62) [63](#page=63).
#### 3.2.2 Lokale complicaties
Lokale complicaties omvatten parapneumonische effusie en empyeem, en longabcessen [62](#page=62) [63](#page=63).
##### 3.2.2.1 Parapneumonische effusie en empyeem
Pleuravocht, of parapneumonische effusie, is een complicatie die bij een derde tot de helft van de patiënten met CAP voorkomt. Meestal betreft dit ongecompliceerde effusies. Een gevreesde complicatie is empyeem, wat een purulente pleurale vloeistof is en geassocieerd is met een verhoogde mortaliteit [64](#page=64).
* **Alarmtekenen voor empyeem:** Koorts, een toenemend of aanhoudend fors inflammatoir bloedbeeld, ondanks adequate antibiotische therapie [65](#page=65).
* **Diagnose van empyeem:** Pleurapunctie onder echogeleide is essentieel. Gramkleuring, kweek en biochemische analyse van de pleuravocht (eiwit, glucose en LDH in vergelijking met serumconcentraties) zijn cruciaal. De Light criteria kunnen helpen bij de diagnose, waarbij een exudaat met een pH <7,2 wijst op empyeem [65](#page=65).
* **Behandeling van empyeem:** Vereist urgente drainage van de pleurale ruimte, bijvoorbeeld door plaatsing van een thoraxdrain en/of chirurgische uitruiming. Verlengde antibiotische therapie gedurende 6 tot 12 weken is noodzakelijk [65](#page=65).
##### 3.2.2.2 Necrotiserende pneumonie
Necrotiserende pneumonie is een ernstige complicatie die wordt gekenmerkt door weefselnecrose in de long [66](#page=66).
##### 3.2.2.3 Longabces
Een longabces is een necrotisch letsel in de long dat gevuld is met etter [67](#page=67).
* **Symptomen van een longabces:** Kunnen acuut zijn met koorts, algemene malaise, hoest met grote hoeveelheden purulent en slechtruikend sputum (anaërobe geur) en pleurale pijn. Soms presenteert het zich sluipend met malaise en gewichtsverlies [67](#page=67).
* **Diagnose van een longabces:** Beeldvorming toont een verdichtingsbeeld, vaak met een caviteit. Soms kan een lucht-/vochtniveau worden gezien [67](#page=67).
* **Differentiaaldiagnose van een longabces:** Omvat tuberculose, longcarcinoom, schimmelinfecties (zoals aspergillose), afgekapseld pleura-empyeem met een bronchopleurale fistel, geïnfecteerde longcysten, hydatide cysten, silicose en hernia diafragmatica [68](#page=68).
* **Verwekkers van een longabces:** Zowel aëroben (*S. aureus*, *K. pneumoniae*, *Enterobacter*, *Serratia*, *P. aeruginosa*) als anaëroben (*Bacteroides*, *Peptostreptococcus*) kunnen betrokken zijn [69](#page=69).
* **Behandeling van een longabces:** De behandeling is analoog aan die van pneumonie, maar dan langdurig (4-6 weken). Combinaties van antibiotica zijn vaak nodig om gemengde aërobe en anaërobe infecties te bestrijden. Chirurgische drainage kan overwogen worden [69](#page=69).
#### 3.2.3 Waarom reageert een patiënt niet op behandeling?
Er zijn diverse redenen waarom een patiënt mogelijk niet reageert op de behandeling van pneumonie. Deze omvatten [70](#page=70):
* Een resistent micro-organisme [70](#page=70).
* Een niet-bacterieel agens als oorzaak van de infectie [70](#page=70).
* Aanwezigheid van ongewone pathogenen [70](#page=70).
* Een niet-infectieuze oorzaak van het infiltraat [70](#page=70).
* Een gecompliceerde infectie [70](#page=70).
* Een niet-herkende immuunstoornis bij de patiënt [70](#page=70).
---
# Hospital-acquired pneumonia (HAP)
Dit gedeelte van de studiehandleiding biedt een gedetailleerde uiteenzetting van hospital-acquired pneumonia (HAP), inclusief de definitie, epidemiologische aspecten, predisponerende factoren, pathogenese, typische verwekkers en de principes van behandeling.
## 4. Hospital-acquired pneumonia (HAP)
Hospital-acquired pneumonia (HAP), ook wel nosocomiale pneumonie genoemd, is een longontsteking die zich ontwikkelt na opname in het ziekenhuis, waarbij de infectie op het moment van opname nog niet aanwezig was. Dit staat in contrast met community-acquired pneumonia (CAP), waarbij patiënten over intacte barrières en een goed functionerend immuunsysteem beschikken, en de verwekkers doorgaans voorspelbaarder zijn. HAP treedt op wanneer de natuurlijke afweerbarrières van het lichaam doorbroken zijn, het immuunsysteem verzwakt is, en door de antibiotica-selectiedruk opportunistische pathogenen de overhand krijgen [53](#page=53) [54](#page=54).
### 4.1 Definitie van hospital-acquired pneumonia (HAP)
HAP wordt gedefinieerd als een pneumonie die ontstaat meer dan 48 tot 72 uur na ziekenhuisopname. Klinisch onderzoek toont afwijkende bevindingen zoals crepitaties of demping, of er is een nieuw infiltraat zichtbaar op een röntgenfoto van de thorax. Bovendien moet minstens één van de volgende criteria aanwezig zijn: purulent sputum, isolatie van een micro-organisme uit respiratoire monsters, of een positieve histopathologie voor pneumonie [54](#page=54).
### 4.2 Epidemiologie van HAP
HAP is de op één na belangrijkste nosocomiale infectie, verantwoordelijk voor 15-18% van alle ziekenhuisinfecties. Bij patiënten op de intensive care unit (ICU) komt het voor bij 7-20%. HAP is een belangrijke oorzaak van morbiditeit en mortaliteit, met sterftecijfers variërend van 20% tot 50%. Het verlengt de duur van de ziekenhuisopname gemiddeld met 7 tot 9 dagen [55](#page=55).
### 4.3 Predisponerende factoren voor HAP
Verschillende factoren kunnen het risico op het ontwikkelen van HAP verhogen:
* **Antibiotica:** Langdurig of herhaaldelijk antibioticagebruik kan leiden tot surinfectie met geselecteerde resistente bacteriën [56](#page=56).
* **Heelkunde:** Postoperatieve patiënten hebben een verhoogd risico, met incidenties die variëren van 18% tot 50%. Het risico is nog groter bij obesitas, hoge leeftijd, ernstige onderliggende pathologie en immuunsuppressie [56](#page=56).
* **COPD:** Patiënten met chronische obstructieve longziekte (COPD) hebben vaker ventilatoire ondersteuning nodig, wat het risico op HAP vergroot [56](#page=56).
### 4.4 Pathogenese van HAP
De belangrijkste pathogenetische route voor HAP is aspiratie. Dit gebeurt meestal via micro-aspiratie na kolonisatie van de orofarynx of het maagdarmkanaal, maar macro-aspiratie kan ook voorkomen. Minder vaak kan HAP ontstaan via metastatische pneumonie door [57](#page=57):
* Septische thromboflebitis
* Rechtszijdige endocarditis
* Urosepsis
* Bacteriëmie [57](#page=57).
### 4.5 Risicofactoren voor kolonisatie
Kolonisatie door potentiële pathogenen vormt een voorloper van infectie. Risicofactoren voor kolonisatie zijn onder meer:
* Hoge leeftijd [58](#page=58).
* Roken [58](#page=58).
* Gebruik van antacida [58](#page=58).
* Antibioticagebruik [58](#page=58).
* Nierfalen, diabetes mellitus, malnutritie [58](#page=58).
* Voorafbestaand longlijden [58](#page=58).
* Heelkunde [58](#page=58).
* Intubatie en mechanische ventilatie (resulterend in ventilator-geassocieerde pneumonie, VAP) [58](#page=58).
### 4.6 Verwekkers van HAP
De meest voorkomende verwekkers van HAP zijn gramnegatieve bacteriën. De meest geïsoleerde verwekkers zijn [59](#page=59):
* *Pseudomonas aeruginosa* (17%) [59](#page=59).
* *Klebsiella* soorten (12%) [59](#page=59).
* *Enterobacteriaceae* (9%) [59](#page=59).
* *Escherichia coli* (6%) [59](#page=59).
* *Serratia* soorten (5%) [59](#page=59).
* *Proteus* soorten (4%) [59](#page=59).
Grampositieve bacteriën komen ook voor, zij het minder frequent. Minder vaak voorkomende verwekkers omvatten anaëroben, *Moraxella catarrhalis*, influenza en *Haemophilus influenzae* [59](#page=59).
### 4.7 Behandeling van HAP
De behandeling van HAP is gericht op de lokale epidemiologie en microbiologie van het ziekenhuis. Aanvankelijk wordt empirisch behandeld, met als doel zo snel mogelijk over te gaan op een gerichte therapie [60](#page=60).
> **Tip:** Het uitvoeren van kolonisatiekweken en surveillaneculturen kan helpen bij het identificeren van de meest waarschijnlijke verwekkers en het aanpassen van de behandeling.
Een veelgebruikte eerstelijnskeuze voor de empirische behandeling van HAP is het indekken van gramnegatieve bacteriën. Een voorbeeld van een eerstekeus antibioticum is piperacilline-tazobactam, met een dosering van 4 gram viermaal daags intraveneus [60](#page=60).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Longziekten | Een algemene term die verwijst naar ziekten die de longen aantasten. Dit omvat aandoeningen van de luchtwegen, het longparenchym en de bloedvaten van de longen. |
| Respiratoire infecties | Infecties die het ademhalingssysteem aantasten, variërend van de bovenste luchtwegen (neus, keel) tot de onderste luchtwegen (longen). |
| Farmacotherapie | De wetenschap en praktijk van het gebruik van medicijnen voor de behandeling van ziekten. |
| Acute respiratoire infecties | Infecties van de luchtwegen die plotseling ontstaan en van korte duur zijn, zoals griep of verkoudheid. |
| Tuberculose | Een besmettelijke bacteriële infectieziekte die meestal de longen aantast, maar ook andere delen van het lichaam kan beïnvloeden. |
| Griepaal syndroom | Een groep symptomen die lijken op griep, veroorzaakt door verschillende virussen of bacteriën, niet noodzakelijk door het influenzavirus. |
| Influenza | Een virale infectie van de luchtwegen, veroorzaakt door het influenzavirus, die zich kenmerkt door koorts, spierpijn en ademhalingsproblemen. |
| Emerging respiratory infections | Nieuwe of opnieuw opduikende infectieziekten van de luchtwegen die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid. |
| COVID-19 | Een besmettelijke ziekte veroorzaakt door het SARS-CoV-2 virus, die voornamelijk het ademhalingssysteem aantast. |
| Pneumonie | Een infectie die het longparenchym en/of de respiratoire bronchiolen aantast, resulterend in ontsteking en vochtophoping in de longen. |
| Community-acquired pneumonia (CAP) | Pneumonie die buiten het ziekenhuis is opgelopen. |
| Hospital-acquired pneumonia (HAP) | Pneumonie die is opgelopen in het ziekenhuis na een opname van meer dan 48-72 uur. |
| Nosocomiale pneumonie | Een andere term voor hospital-acquired pneumonia. |
| Ventilator-associated pneumonia (VAP) | Een type pneumonie dat zich ontwikkelt bij patiënten die kunstmatige beademing ontvangen via een beademingsapparaat. |
| Longparenchym | Het functionele weefsel van de longen, bestaande uit de alveoli en de interstitiële ruimte. |
| Respiratoire bronchiolen | Kleine luchtwegen in de longen die leiden van de terminale bronchiolen naar de alveolaire kanalen. |
| Pleuravocht | Vocht dat zich ophoopt in de pleurale ruimte, de dunne ruimte tussen de longen en de borstwand. |
| Pleurale pijn | Pijn die wordt gevoeld in de borstkas, vaak verergerd bij diepe ademhaling of hoesten, meestal gerelateerd aan ontsteking van het longvlies. |
| Dyspnoe | Kortademigheid of moeite met ademen. |
| Malaise | Een algemeen gevoel van ongemak, ziekte of algehele zwakte. |
| Verwardheid | Een staat van mentale verwarring of desoriëntatie. |
| Radiologische afwijkingen | Abnormale bevindingen zichtbaar op medische beeldvorming, zoals röntgenfoto's of CT-scans. |
| Focale infiltraten | Gebieden in de longen waar lucht is vervangen door vloeistof of vaste stof, zichtbaar op een röntgenfoto. |
| Lobair | Betrekking hebbend op een longkwab, een van de grotere segmenten van de long. |
| Segmentair | Betrekking hebbend op een segment van een longkwab. |
| Verspreide infiltraten | Infiltraten die verspreid zijn over verschillende delen van de longen. |
| Interstitiële infiltraten | Infiltraten die zich in de interstitiële ruimte van de longen bevinden, het weefsel tussen de alveoli. |
| Pleuravocht | Vocht dat zich ophoopt in de pleurale ruimte. |
| Verwekkers | Micro-organismen (bacteriën, virussen, schimmels) die een infectieziekte veroorzaken. |
| Streptococcus pneumoniae | Een veelvoorkomende bacterie die pneumonie en andere infecties kan veroorzaken. |
| Haemophilus influenzae | Een bacterie die infecties van de luchtwegen, waaronder pneumonie, kan veroorzaken. |
| Moraxella catarrhalis | Een bacterie die infecties van de luchtwegen kan veroorzaken, vaak bij mensen met chronische longziekten. |
| Chlamydophila pneumoniae | Een bacterie die atypische pneumonie kan veroorzaken. |
| Mycoplasma pneumoniae | Een bacterie die atypische pneumonie kan veroorzaken, vooral bij jongere volwassenen. |
| Legionella spp. | Een genus van bacteriën die ernstige longontsteking, bekend als legionellose, kan veroorzaken. |
| Staphylococcus aureus | Een bacterie die een breed scala aan infecties kan veroorzaken, waaronder pneumonie. |
| Respiratoire virussen | Virussen die infecties van het ademhalingssysteem veroorzaken, zoals influenza en RSV. |
| Gram-positieve diplokok | Een type bacterie dat rond is en in paren voorkomt, en dat bij gramkleuring positief kleurt. |
| Exotoxines | Toxines geproduceerd en uitgescheiden door bacteriën. |
| Sepsis | Een levensbedreigende aandoening waarbij het lichaam reageert op een infectie met een ontstekingsreactie die schade aan eigen weefsels en organen kan veroorzaken. |
| Septische shock | Een ernstige vorm van sepsis die wordt gekenmerkt door een gevaarlijk lage bloeddruk. |
| Suppuratieve complicaties | Complicaties die gepaard gaan met de vorming van pus. |
| Abces | Een ophoping van pus in een weefselholte. |
| Empyeem | Pus in de pleurale ruimte. |
| Gram-negatieve kiemen | Bacteriën die bij gramkleuring negatief kleuren. |
| Beta-lactamase/penicillinase | Enzymen geproduceerd door bacteriën die bèta-lactam antibiotica, zoals penicillines, kunnen afbreken. |
| Pseudomonas aeruginosa | Een veelvoorkomende bacterie die infecties kan veroorzaken, vooral bij mensen met een verzwakt immuunsysteem of chronische longziekten. |
| Bronchiëctasieën | Een aandoening waarbij de luchtwegen in de longen permanent verwijd zijn, wat leidt tot een verhoogd risico op infecties. |
| Cystic fibrosis (CF) | Een erfelijke ziekte die een breed scala aan lichaamsfuncties beïnvloedt, maar vooral de longen en het spijsverteringsstelsel. |
| Atypische bacteriën | Bacteriën die geen typische celwand hebben en zich anders gedragen dan gebruikelijke bacteriën, zoals Mycoplasma en Chlamydia. |
| Indolent | Een ziekteproces dat langzaam voortschrijdt en milde symptomen vertoont. |
| Myalgieën | Spierpijn. |
| Fulminante pneumonie | Een zeer ernstige en snel progressieve vorm van pneumonie. |
| Intracellulaire infectie/replicatie | Infectie of vermenigvuldiging van een pathogeen binnenin de cellen van de gastheer. |
| Legionella pneumophila | De bacterie die legionellose (veteranenziekte) veroorzaakt. |
| Anamnese | De medische voorgeschiedenis van een patiënt, verzameld door middel van het stellen van vragen. |
| Gastro-intestinale symptomen | Symptomen die het spijsverteringsstelsel beïnvloeden, zoals diarree, misselijkheid of buikpijn. |
| Neurologische symptomen | Symptomen die het zenuwstelsel beïnvloeden, zoals verwarring, hoofdpijn of duizeligheid. |
| Bèta-lactamantibiotica | Een klasse antibiotica die een bèta-lactamring bevatten, zoals penicillines en cefalosporines. |
| Lymfopenie | Een abnormaal laag aantal lymfocyten in het bloed. |
| Leukocytose | Een abnormaal hoog aantal witte bloedcellen in het bloed. |
| Hyponatriëmie | Een abnormaal laag natriumgehalte in het bloed. |
| Leverfunctiestoornissen | Abnormale resultaten van tests die de werking van de lever beoordelen. |
| Hematurie | Bloed in de urine. |
| Productieve hoest | Hoesten waarbij slijm wordt opgehoest. |
| Droge hoest | Hoesten zonder slijmproductie. |
| Purulente sputa | Sputum (opgehoest slijm) dat pus bevat, vaak groenig of geel. |
| Ademgeruis | Het geluid van de ademhaling, hoorbaar met een stethoscoop. |
| Percussie | Het tikken op het lichaam om de onderliggende weefsels te beoordelen. |
| Stemfremitus | De trilling van de borstwand die voelbaar is bij het spreken. |
| Consolidatie | Een gebied in de long dat is opgevuld met vocht of weefsel, waardoor het dicht wordt. |
| Crepitaties | Knetterende geluiden gehoord tijdens de auscultatie van de longen, vaak indicatief voor vocht in de alveoli. |
| Demping | Verminderde resonantie bij percussie van de borstkas, vaak veroorzaakt door vocht of consolidatie. |
| Verscherpt ademgeruis | Luidere en hogere ademgeluiden dan normaal. |
| Respiratoire insufficiëntie | Een aandoening waarbij de longen niet voldoende zuurstof kunnen leveren aan het bloed of kooldioxide kunnen verwijderen. |
| Cyanose | Een blauwachtige verkleuring van de huid en slijmvliezen door een gebrek aan zuurstof in het bloed. |
| Sputumkweek | Een laboratoriumtest om micro-organismen in sputum te identificeren. |
| Nasofaryngeale wisser | Een staafje gebruikt om een monster te nemen uit de neus-keelholte. |
| PCR (Polymerase Chain Reaction) | Een laboratoriumtechniek om specifieke DNA-sequenties te vermenigvuldigen. |
| SARS-CoV-2 | Het virus dat COVID-19 veroorzaakt. |
| Influenza | Het influenzavirus, dat griep veroorzaakt. |
| RSV (Respiratoir Syncytieel Virus) | Een veelvoorkomend ademhalingsvirus dat verkoudheidssymptomen kan veroorzaken, maar ook ernstigere infecties zoals bronchiolitis en pneumonie. |
| Multiplex PCR | Een PCR-test die gelijktijdig kan testen op meerdere pathogenen. |
| Antigentesten | Diagnostische tests die specifieke antigenen van pathogenen detecteren. |
| Urine | Urine is een vloeistof die door de nieren wordt geproduceerd en afvalstoffen uit het lichaam verwijdert. |
| Pneumokokken Ag | Antigeen van Streptococcus pneumoniae, detecteerbaar in urine. |
| Legionella Ag | Antigeen van Legionella, detecteerbaar in urine (meestal serotype 1). |
| Bronchoscopie | Een medische procedure waarbij een flexibele buis met een camera in de luchtwegen wordt ingebracht om ze te inspecteren. |
| Broncho-alveolaire lavage (BAL) | Een diagnostische procedure waarbij een vloeistof in de longen wordt gespoeld en vervolgens wordt opgezogen voor analyse. |
| Hospitaliseren | Opnemen in het ziekenhuis voor behandeling. |
| Toxisch aspect | Een zieke, zwakke indruk die een patiënt maakt. |
| Hypoxemie | Een abnormaal laag zuurstofgehalte in het bloed. |
| Tachypneu | Een snelle ademhalingsfrequentie. |
| Hypotensie | Een lage bloeddruk. |
| Tachycardie | Een snelle hartslag. |
| Immuungedeprimeerden | Personen met een verzwakt immuunsysteem. |
| Resistentie | De weerstand van micro-organismen tegen antibiotica. |
| Compliance | De mate waarin een patiënt de medische instructies opvolgt. |
| Leeftijdsextremen | Zeer jonge of zeer oude leeftijd. |
| Leukopenie | Een abnormaal laag aantal witte bloedcellen. |
| Ongunstige prognose | Een slechte vooruitzicht op herstel. |
| Hypothermie | Een abnormaal lage lichaamstemperatuur. |
| Systolische hypotensie | Een lage systolische bloeddruk, het hogere getal in een bloeddrukmeting. |
| Diastolische hypotensie | Een lage diastolische bloeddruk, het lagere getal in een bloeddrukmeting. |
| Bacteriëmie | De aanwezigheid van bacteriën in het bloed. |
| Multilobaire infiltraten | Infiltraten die zich in meerdere longkwabben bevinden. |
| Comorbiditeit | De aanwezigheid van een of meer aanvullende aandoeningen naast de primaire ziekte. |
| Diabetes | Een stofwisselingsziekte waarbij het lichaam niet genoeg insuline produceert of niet effectief gebruikt, wat leidt tot een hoog bloedsuikergehalte. |
| Maligniteit | Kanker. |
| Neurologische ziekte | Een ziekte die het zenuwstelsel aantast. |
| CURB-65 score | Een scoringssysteem dat wordt gebruikt om de ernst van community-acquired pneumonia (CAP) te beoordelen en te bepalen of hospitalisatie nodig is. |
| Confusion | Verwardheid of desoriëntatie. |
| Uremia | Een toestand van verhoogde ureumspiegels in het bloed, vaak als gevolg van nierfalen. |
| Respiratory Rate (RR) | Ademhalingsfrequentie. |
| Age | Leeftijd. |
| Ambulante behandeling | Behandeling die thuis plaatsvindt zonder ziekenhuisopname. |
| Intensieve zorg | Een afdeling in het ziekenhuis waar patiënten met ernstige ziekten of verwondingen intensieve medische zorg ontvangen. |
| BAPCOC – IGGI (BVIKM) | Richtlijnen voor de behandeling van pneumonie, waarschijnlijk een afkorting voor een Belgische of Nederlandse richtlijn. |
| Resistentere etiologie | Infecties veroorzaakt door micro-organismen die resistent zijn tegen antibiotica. |
| Slechtere outcome | Een minder gunstig resultaat of vooruitzicht. |
| Atypische verwekkers | Pathogenen die niet tot de meest voorkomende oorzaken van een infectie behoren, of die specifieke kenmerken vertonen. |
| Empirische therapie | Behandeling die wordt gestart op basis van de meest waarschijnlijke diagnose, voordat definitieve testresultaten beschikbaar zijn. |
| Streptococcus pneumoniae | Een veelvoorkomende bacterie die pneumonie kan veroorzaken. |
| Haemophilus influenzae | Een bacterie die infecties van de luchtwegen kan veroorzaken. |
| Moraxella catarrhalis | Een bacterie die infecties van de luchtwegen kan veroorzaken. |
| Mycoplasma pneumoniae | Een bacterie die atypische pneumonie kan veroorzaken. |
| Chlamydophila pneumoniae | Een bacterie die atypische pneumonie kan veroorzaken. |
| Streptococcus pneumoniae | Een veelvoorkomende bacterie die pneumonie kan veroorzaken. |
| Amoxicilline | Een penicilline-antibioticum dat effectief is tegen veel grampositieve bacteriën. |
| PO resorptie | Opname via de mond (per os). |
| Smal spectrum | Een antibioticum dat effectief is tegen een beperkt aantal soorten bacteriën. |
| Amoxicilline-clavulaanzuur | Een combinatie van amoxicilline en clavulaanzuur, waarbij clavulaanzuur de afbraak van amoxicilline door bacteriële enzymen voorkomt. |
| Beta-lactamase producerende bacteriën | Bacteriën die enzymen produceren die bèta-lactam antibiotica afbreken. |
| COPD (Chronische Obstructieve Longziekte) | Een groep longziekten die ademhalingsproblemen veroorzaken. |
| Hartfalen | Een aandoening waarbij het hart niet effectief genoeg bloed kan rondpompen. |
| Chronische nierinsufficiëntie | Een langdurige afname van de nierfunctie. |
| Atypische bacteriën | Bacteriën die afwijken van de typische kenmerken van bacteriën, zoals Mycoplasma en Chlamydia. |
| Macroliden | Een klasse antibiotica die onder andere azitromycine en claritromycine omvat. |
| Azithromycine | Een macrolide antibioticum. |
| Fluoroquinolones | Een klasse breed-spectrum antibiotica, waaronder moxifloxacine en levofloxacine. |
| Moxifloxacine | Een fluoroquinolone antibioticum. |
| Levofloxacine | Een fluoroquinolone antibioticum. |
| Ciprofloxacine | Een fluoroquinolone antibioticum, voornamelijk gebruikt tegen gramnegatieve bacteriën zoals Pseudomonas aeruginosa. |
| MICS. pneumoniae | Minimale Inhibitoire Concentratie van Mycoplasma pneumoniae voor een antibioticum. |
| Breedspectrum | Een antibioticum dat effectief is tegen een breed scala aan bacteriën. |
| Gram-negatieven | Gram-negatieve bacteriën. |
| Ecologische druk | De invloed van antibiotica op de samenstelling van bacteriële gemeenschappen. |
| Gereserveerde antibiotica | Antibiotica die terughoudend worden gebruikt vanwege hun belangrijke rol in de behandeling van ernstige infecties of vanwege het risico op resistentie. |
| TBC (Tuberculose) | Een bacteriële infectieziekte, meestal van de longen. |
| IgE-gemedieerde penicilline-allergie | Een allergische reactie op penicilline die gemedieerd wordt door IgE-antilichamen. |
| Respiratoir falen | Het onvermogen van de longen om voldoende zuurstof te leveren of kooldioxide te verwijderen. |
| Cefuroxime | Een cefalosporine-antibioticum. |
| Clarithromycine | Een macrolide antibioticum. |
| Anti-inflammatoire werking | Een eigenschap van een medicijn dat ontstekingen vermindert. |
| Aspiratiepneumonie | Pneumonie veroorzaakt door het inademen van maaginhoud, voedsel, vloeistoffen of andere deeltjes in de longen. |
| Continuum | Een ononderbroken reeks of overgang. |
| Postoperatieve incidentie | Het aantal gevallen van een aandoening dat zich voordoet na een chirurgische ingreep. |
| Obesitas | Zwaarlijvigheid. |
| Immuunsuppressie | Een vermindering van de activiteit van het immuunsysteem. |
| Pathogenese | Het mechanisme waardoor een ziekte ontstaat. |
| Micro-aspiratie | Het inademen van kleine hoeveelheden materiaal in de luchtwegen. |
| Macro-aspiratie | Het inademen van grotere hoeveelheden materiaal in de luchtwegen. |
| Metastatische pneumonie | Pneumonie die ontstaat door de verspreiding van een infectie vanuit een andere plaats in het lichaam. |
| Septische thromboflebitis | Ontsteking van een ader met bloedstolselvorming, veroorzaakt door een infectie. |
| Rechtszijdige endocarditis | Een infectie van het hartzijde van de rechterhartklep. |
| Urosepsis | Sepsis die ontstaat door een infectie van de urinewegen. |
| Bacteriëmie | De aanwezigheid van bacteriën in de bloedbaan. |
| Kolonisatie | De aanwezigheid en vermenigvuldiging van micro-organismen op een lichaamsoppervlak zonder dat dit onmiddellijk ziekte veroorzaakt. |
| Intubatie | Het inbrengen van een buis in een lichaamsopening, zoals de luchtpijp, om de luchtweg vrij te maken. |
| Polymicrobiële infectie | Een infectie veroorzaakt door meerdere soorten micro-organismen. |
| Anaëroben | Micro-organismen die kunnen groeien zonder zuurstof. |
| Near-drowning | Een situatie waarbij iemand bijna verdrinkt, maar wordt gered. |
| Aeromonas spp. | Een genus van bacteriën die in water voorkomt en infecties kan veroorzaken. |
| Fungi | Schimmels. |
| Sputum | Slijm dat uit de luchtwegen wordt opgehoest. |
| Aspiraat | Materiaal dat door aspiratie is verkregen. |
| Gevoeligheidsbepalingen | Laboratoriumtests om te bepalen welke antibiotica effectief zijn tegen een bepaalde bacterie. |
| Beeldvorming | Medische procedures die beelden van het lichaam creëren, zoals röntgenfoto's. |
| Posterieure infiltraten | Infiltraten die zich aan de achterkant van de longen bevinden. |
| Chemische pneumonitis | Longontsteking veroorzaakt door inademing van irriterende stoffen. |
| Atelektase | Een aandoening waarbij een deel van de long niet volledig wordt geventileerd, wat kan leiden tot samenvallen van de longblaasjes. |
| Empirisch | Gebaseerd op waarschijnlijkheid in plaats van zekerheid. |
| Gericht | Gebaseerd op specifieke diagnostische bevindingen. |
| Antimicrobial stewardship | Een gecoördineerde inspanning om het juiste antibioticum te gebruiken voor de juiste patiënt op het juiste moment en voor de juiste duur. |
| Necrotiserend | Weefselversterf veroorzakend. |
| Longabces | Een met pus gevulde holte in de long. |
| Etter | Pus. |
| Algemene malaise | Een algemeen gevoel van ziekte en onwelzijn. |
| Purulent | Pus bevattend. |
| Sputa | Meervoud van sputum (opgehoest slijm). |
| Slechtruikende sputa | Sputum met een onaangename geur, vaak geassocieerd met anaerobe infecties. |
| Anaërobe geur | De geur die wordt geproduceerd door anaerobe bacteriën. |
| Sluipend | Langzaam en geleidelijk voortschrijdend. |
| Vermagering | Gewichtsverlies. |
| Verdichtingsbeeld | Een gebied op een röntgenfoto van de long dat dichter lijkt dan het omringende weefsel, wat kan wijzen op vocht of infiltratie. |
| Caviteit | Een holte. |
| Lucht-/vochtniveau | Een horizontale lijn op een röntgenfoto die de scheiding tussen lucht en vocht in een holte aangeeft. |
| Differentiaaldiagnose | Een lijst van mogelijke diagnoses die symptomen kunnen veroorzaken die vergelijkbaar zijn met die van de primaire aandoening. |
| Longcarcinoom | Longkanker. |
| Schimmelinfectie | Een infectie veroorzaakt door schimmels. |
| Aspergillose | Een infectie veroorzaakt door schimmels van het geslacht Aspergillus. |
| Afgekapseld pleura-empyeem | Een empyeem dat wordt omgeven door een laag bindweefsel, waardoor het geïsoleerd is van de rest van de pleurale ruimte. |
| Bronchopleurale fistel | Een abnormale verbinding tussen een luchtweg (bronchus) en de pleurale ruimte. |
| Geïnfecteerde longcyste | Een cyste in de long die geïnfecteerd is geraakt. |
| Hydatide cyste | Een cyste gevuld met vloeistof, vaak veroorzaakt door de lintworm Echinococcus granulosus. |
| Silicose | Een longaandoening veroorzaakt door het inademen van silicadeeltjes. |
| Hernia diafragmatica | Een aandoening waarbij organen uit de buikholte door een opening in het middenrif naar de borstkas verplaatsen. |
| Aëroben | Micro-organismen die zuurstof nodig hebben om te groeien. |
| Bacteroides | Een genus van gramnegatieve, anaerobe bacteriën. |
| Peptostreptococcus | Een genus van grampositieve, anaerobe bacteriën. |
| Menginfecties | Infecties veroorzaakt door meer dan één type micro-organisme. |
| Chirurgische drainage | Het verwijderen van vloeistof of pus uit een geïnfecteerd gebied door middel van een chirurgische ingreep. |
| Resistent micro-organisme | Een micro-organisme dat ongevoelig is voor bepaalde antibiotica. |
| Niet bacterieel agens | Een oorzaak van infectie die geen bacterie is, zoals een virus of schimmel. |
| Ongewone pathogenen | Zeldzame of atypische micro-organismen die infecties kunnen veroorzaken. |
| Niet-infectieuze oorzaak | Een oorzaak van symptomen die niet gerelateerd is aan een infectie. |
| Verwikkelde infectie | Een infectie die zich ingewikkeld heeft door complicaties. |
| Immuunstoornis | Een aandoening van het immuunsysteem. |
| Pneumoloog | Een arts die gespecialiseerd is in de diagnose en behandeling van longaandoeningen. |
| Klinisch infectioloog | Een arts die gespecialiseerd is in de behandeling van infectieziekten. |