Cover
Jetzt kostenlos starten onderzoeksmethoden nefrologie 2025.pdf
Summary
# Introductie tot de nieren en hun functies
De nieren zijn vitale organen die verantwoordelijk zijn voor de eliminatie van metabole afvalproducten, het reguleren van anorganische stoffen en vocht, en het uitvoeren van endocriene en autocriene functies, voornamelijk door middel van glomerulaire filtratie, tubulaire secretie en reabsorptie [2](#page=2).
### 1.1 Anatomie en bloedtoevoer van de nieren
De nieren worden bevloeid door de arteriae renales, die een aanzienlijke renale bloedflow garanderen (ongeveer 1.2 liter per minuut). De arteria renalis vertakt zich tot afferente arteriolen, die elk een glomerulus voorzien van bloed [2](#page=2).
### 1.2 Glomerulaire filtratie
* **Proces:** In de glomerulus splitst de afferente arteriole zich in capillaire lissen waar ongeveer 20% van het plasma, inclusief plasmawater en alle moleculen met een molecuulgewicht kleiner dan 40000 Dalton, de bloedbaan verlaat [2](#page=2).
* **Primaire urine:** Dit gefilterde plasma wordt opgevangen in het blind eindigende tubulaire systeem, bekend als de ruimte van Bowman, en vormt zo de primaire urine [2](#page=2).
* **Efferente arteriole:** Het bloed dat de glomerulus verlaat, met de resterende plasma-elementen, doet dit via de efferente arteriole [2](#page=2).
* **Glomerulaire filtratiesnelheid (GFR):** De glomerulaire filtratie is de eerste stap in de urinevorming. Per minuut wordt ongeveer 125 ml primaire urine gevormd, wat neerkomt op 180 liter per 24 uur [2](#page=2).
* **Samenstelling primaire urine:** De primaire urine heeft een samenstelling die vergelijkbaar is met plasma, maar mist moleculen groter dan 40000 Dalton, wat de cutoff-permeabiliteit van de glomerulus aangeeft [2](#page=2).
### 1.3 Tubulaire processen
De samenstelling en het volume van de primaire urine worden aanzienlijk gewijzigd in de tubuli.
#### 1.3.1 Tubulaire reabsorptie
* **Proximale tubulus:** Het grootste deel van gefilterde stoffen, waaronder natrium (Na+), kalium (K+), bicarbonaat (HCO3-), calcium (Ca2+), fosfaat (PO42-), water, glucose en aminozuren, wordt hier gereabsorbeerd [2](#page=2).
* **Lis van Henlé:** Belangrijke hoeveelheden Na+, K+, HCO3- en chloride (Cl-) worden ook hier gereabsorbeerd [2](#page=2).
* **Distale tubulus en verzamelbuis (ductus colligens):** Hier vindt de fijne regeling plaats van zowel zoutreabsorptie (onder invloed van aldosteron en atriaal natriuretisch peptide (ANP)) als waterreabsorptie (onder invloed van antidiuretisch hormoon (ADH)) [2](#page=2).
* **Uiteindelijke urine:** Slechts ongeveer 1% van het volume van de primaire urine bereikt uiteindelijk het nierbekken als urine, resulterend in een diurese van 1.5 tot 2 liter per 24 uur [2](#page=2).
#### 1.3.2 Tubulaire secretie
* **Functie:** Tubulaire secretie is cruciaal voor de eliminatie van uremische afvalstoffen en medicatie [2](#page=2).
* **Proximale tubulus:** Organische anion- en cationtransporters (OATs en OCTs) zijn verantwoordelijk voor de secretie van afvalstoffen en medicatie in de proximale tubulus [2](#page=2).
* **Klinische relevantie:** Ondanks het belang ervan, wordt deze secretiefunctie zelden gemeten in de klinische praktijk [2](#page=2).
* **Zuursecretie:** Zuursecretie vindt voornamelijk plaats in de verzamelbuis (ductus colligens) [2](#page=2).
### 1.4 Katabolisme in de nieren
De nieren zijn ook betrokken bij het afbreken van eiwitten [2](#page=2).
### 1.5 Endocriene en autocriene functies
De nieren bezitten belangrijke endocriene functies, zoals de productie van erythropoëtine en renine, en de omzetting van vitamine D naar de actieve vorm. Daarnaast hebben ze autocriene functies, waaronder de aanmaak van endothelines en prostaglandines [2](#page=2).
---
# Diagnostische methoden in de nefrologie
Diagnostische methoden in de nefrologie omvatten een reeks onderzoeken, beginnend bij de anamnese en lichamelijk onderzoek, tot meer gespecialiseerde urine- en bloedonderzoeken, beeldvorming en weefselbiopsie, om nierziekten op te sporen, de oorzaak te achterhalen, de ernst te beoordelen en eventuele complicaties te identificeren [3](#page=3).
### 2.1 Anamnese en nazicht medisch dossier
Een grondige anamnese en het nazicht van het medisch dossier zijn essentieel om nierziekten op te sporen, de oorzaak te achterhalen en de ernst ervan in te schatten. Patiënten kunnen verschillende klachten presenteren, waaronder symptomen gerelateerd aan het nierlijden zelf (zoals hematurie, koliekpijn, anurie, oligurie, polyurie) of symptomen gerelateerd aan complicaties zoals hypertensie (hoofdpijn, visusstoornissen) of volumeoverbelasting (oedeem, orthopneu) [4](#page=4).
#### 2.1.1 Klachten gerelateerd aan acute nierinsufficiëntie
Klachten die kunnen wijzen op acute nierinsufficiëntie omvatten oligurie (soms anurie), dyspnoe, nausea, braken en een algemeen ziektegevoel. Sterk wisselende diurese kan duiden op intermittente urinaire obstructie [4](#page=4).
#### 2.1.2 Klachten gerelateerd aan chronisch nierlijden
Chronisch nierlijden uit zich vaak in aspecifieke, laat optredende klachten, meestal pas bij een glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) lager dan 20 ml/min/1.73m². Veelvoorkomende klachten maken deel uit van het uremisch syndroom en omvatten moeheid, concentratiestoornissen, slaapstoornissen, jeuk, anorexie, nausea, vermagering, braken, slechte smaak, halitosis, polyneuropathie (rusteloze benen, paresthesieën), spierkrampen, hematomen en dorst (door isothenurie). Vochtretentie kan leiden tot oedeem, nycturie, dyspneu en orthopneu. Deze klachten ontwikkelen zich vaak traag en worden soms toegeschreven aan veroudering of niet opgemerkt door de patiënt [4](#page=4).
#### 2.1.3 Belang van medicatiegeschiedenis
Het navragen van medicatiegebruik is cruciaal, inclusief diuretica, ACE-remmers, ARB's, NSAID's, antibiotica, chemotherapie, immunotherapie, protonpompremmers en SGLT2-remmers. Ook medicatiegebruik in het verleden, zoals NSAID's, pijnstillers, chemotherapie, trombolyse, lithium, immunotherapie, is relevant [4](#page=4).
#### 2.1.4 Medische voorgeschiedenis en comorbiditeiten
Relevante medische voorgeschiedenis en comorbiditeiten omvatten diabetes mellitus, vroegere nierproblemen, nierstenen, urineweginfecties, urologische problemen (reflux, prostaatlijden, neurogene blaas), nefrectomie, hypertensie, jicht, streptokokkeninfecties, auto-immuunziekten (SLE, reumatoïde artritis, vasculitis), chronische inflammatie, levercirrose, hematologische problematiek (multipel myeloom), radiotherapie, vaatlijden, vasculaire heelkunde, voorkamerfibrillatie, zwangerschapsproblemen, miskramen, druggebruik, hepatitis B en C, HIV-infectie en allergieën. Ook roken, illegale middelen en anabole steroïden zijn van belang [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 2.1.5 Beroepsanamnese, hobby's en familiale anamnese
De beroepsanamnese kan informatief zijn bij contact met zware metalen, recente reizen of bodybuilding. Familiale anamnese betreft nierlijden, urolithiasis, hypertensie, jicht en hematurie in de familie [5](#page=5).
### 2.2 Klinisch onderzoek
Een volledig klinisch onderzoek is noodzakelijk en kan diverse afwijkingen aan het licht brengen [5](#page=5).
#### 2.2.1 Algemene afwijkingen
* **Oedeem:** Indicatief voor overvulling, cordecompensatie of nefrotisch syndroom [5](#page=5).
* **Crepitaties:** Aanwezig in de longen bij overvulling of cordecompensatie [5](#page=5).
* **Ascites:** Kan voorkomen bij overvulling, cordecompensatie, nefrotisch syndroom, levercirrose of tumoren [5](#page=5).
* **Veneuze stuwing:** Wijst op overvulling, hartfalen of pericardvocht [5](#page=5).
* **Bloeddruk:** Hypertensie, hypotensie of orthostatische hypotensie [5](#page=5).
* **Huidturgor:** Gedaald bij dehydratie [5](#page=5).
* **Hartritme:** Onregelmatig ritme kan duiden op voorkamerfibrillatie (oorzaak van embolen) of andere hartproblemen [5](#page=5).
* **Hartgeruisen:** Mogelijk bij anemie, klepafwijkingen of endocarditis [5](#page=5).
* **Pulsaties en vaatgeruisen:** Afwezigheid van pulsaties of aanwezigheid van vaatgeruisen duiden op vaatlijden [5](#page=5).
* **Vaatgeruis arteria renalis:** Suggestief voor arteria renalis stenose [5](#page=5).
* **Globus:** Kan wijzen op urinaire obstructie, zoals bij prostaatproblematiek of een neurogene blaas [5](#page=5).
* **Koorts:** Indicatief voor infectie of auto-immuunziekten [5](#page=5).
* **Nier- en levergrootte:** Vergrote nieren en lever kunnen wijzen op polycystische nier- en leverziekte [5](#page=5).
* **Nierslagpijn:** Suggestief voor pyelonefritis [5](#page=5).
#### 2.2.2 Afwijkingen bij chronisch nierfalen
Bij chronisch nierfalen kunnen hematomen, een vale huidskleur (bleek door anemie, bruin door uremische retentieproducten), krabletsels, pericardwrijven (uremische pericarditis), cachexie, geringe spiermassa, tachycardie (anemie), nagelafwijkingen en foetor ex ore voorkomen. Zeer vergevorderde nierinsufficiëntie kan leiden tot myocloniën, stuipen, bewustzijnsverlaging en coma. Tekenen van onderliggende ziekten (vasculitisletsels, embolen, allergische huiduitslag, maligniteit) en afwijkende neurologische toestand zijn ook relevant [6](#page=6).
#### 2.2.3 Nierpalpatie
De nierpalpatie wordt uitgevoerd door de handen op de bovenste flanken van het abdomen te plaatsen. Bij inademing wordt druk uitgeoefend; een vergrote nier kan gevoeld worden wanneer deze naar anterieur en caudaal beweegt [6](#page=6).
### 2.3 Urineonderzoek
Urineonderzoek omvat visuele inspectie, dipstickanalyse en het urinesediment [6](#page=6).
#### 2.3.1 Visuele inspectie
Normale urine is lichtgeel tot goudkleurig. Macroscopische hematurie kleurt de urine roze tot bloederig tot bruin. Hemoglobinurie en myoglobinurie geven ook een rood/bruine kleur. Medicatie, rode bieten, fluoresceïne of riboflavine kunnen de urine verkleuren. Bij leverfalen met hyperbilirubinemie is de urine bruin. Troebele urine kan wijzen op urineweginfectie (leukocyturie) of fosfaatkristallen. Gedilueerde urine lijkt op water. Uitgeplaste stenen moeten bewaard worden voor analyse. Schuimende urine kan duiden op uitgesproken proteïnurie [6](#page=6).
#### 2.3.2 Dipstick/teststrip voor urine
De dipstick detecteert onder andere eiwit (albumine), bloed (hematurie, hemoglobinurie, myoglobinurie), witte bloedcellen, nitriet, pH en glucose. Een positieve bloedtest vereist een urinesediment, aangezien de dipstick ook reageert op vrij hemoglobine en myoglobine. Een positieve proteïnetest vereist kwantificatie [6](#page=6).
#### 2.3.3 Urinesediment
Het urinesediment analyseert rode bloedcellen, witte bloedcellen, kristallen, cilinders, bacteriën en epitheelcellen. Het wordt verkregen na centrifugatie van verse urine. Geautomatiseerde methoden met flowcytometrie drukken de celgetallen uit per µl [7](#page=7).
##### 2.3.3.1 Leukocyten
Verhoogd aantal leukocyten (leukocyturie) wijst op inflammatie in nier of urinewegen, vaak door een urineweginfectie. Steriele leukocyturie kan duiden op tuberculose, inname van antibiotica vóór afname, papilnecrose, acute interstitiële nefritis, urolithiasis, of infectie met chlamydia of anaerobe bacteriën. Een urinekweek is noodzakelijk [7](#page=7).
##### 2.3.3.2 Tubulaire cellen
Een verhoogd aantal tubulaire cellen kan wijzen op tubulusnecrose of acute interstitiële nefritis [7](#page=7).
##### 2.3.3.3 Plaveiselcellen
Plaveiselcellen bij vrouwen wijzen op vermenging met genitale secreties en vereisen herhaling van de urinekweek met een betere techniek [8](#page=8).
##### 2.3.3.4 Kristallen
Calciumoxalaat en urinezuurkristallen kunnen voorkomen, maar grote aantallen duiden op saturatie en mogelijke steenvorming. Cystinekristallen zijn pathologisch en wijzen op cystinurie. Bepaalde medicatie kan kristallurie veroorzaken [8](#page=8).
##### 2.3.3.5 Rode bloedcellen (microscopische hematurie)
Rode bloedcellen kunnen vanuit glomerulaire, tubulaire of het afvoersysteem in de urine terechtkomen. Menstruatie, blaassondes of fysieke inspanning kunnen eveneens hematurie veroorzaken. Bij microscopische en macroscopische hematurie moeten nefrologische en urologische oorzaken worden overwogen. Verக்கொள்ளde rode bloedcellen (acanthocyten) onder fasecontrastmicroscopie wijzen op glomerulaire oorsprong. Erytrocytencilinders bevestigen een renale oorzaak. Forse proteïnurie pleit ook voor een glomerulaire oorzaak. De aanwezigheid van klonters suggereert een urologische oorzaak. Een echografie van de urinewegen is altijd aangewezen. Oorzaken van rode urine na lichamelijke inspanning kunnen zijn: glomerulaire hematurie, inspanningshematurie, IgA nefropathie, hemoglobinurie door traumatische hemolyse, myoglobinurie door rhabdomyolyse, of traumatische niet-glomerulaire hematurie [8](#page=8) [9](#page=9).
##### 2.3.3.6 Cilinders
Cilinders ontstaan in de tubuli en zijn afgietsels van Tamm-Horsfall mucoproteïne. Hyaline cilinders zijn normaal. Celcilinders (met rode of witte bloedcellen) wijzen op nierlijden. Rode bloedcelcilinders zijn typisch bij glomerulonefritis of acute interstitiële nefritis. Witte bloedcelcilinders komen voor bij acute pyelonefritis en acute interstitiële nefritis. Epitheelcelcilinders worden gezien bij acute tubulusnecrose en acute interstitiële nefritis. Granulaire cilinders bevatten gefilterde eiwitten en gedegenereerde cellen, voorkomend bij intrinsiek nierlijden zoals acute tubulusnecrose. Vetcilinders kunnen voorkomen bij nefrotisch syndroom [9](#page=9).
#### 2.3.4 Bepalen van eiwit in urine (proteïnurie)
Proteïnurie is een belangrijke indicator voor nieraandoeningen of systemische ziekten die nierschade veroorzaken. Normale urine bevat weinig eiwit, voornamelijk Tamm-Horsfall eiwit en albumine. Een wanbalans tussen glomerulaire filtratie en tubulaire reabsorptie/afbraak kan leiden tot proteïnurie [9](#page=9).
##### 2.3.4.1 Oorzaken van proteïnurie
* **Glomerulaire proteïnurie:** Verhoogde permeabiliteit van de glomerulus door schade of verhoogde druk. Kan selectief zijn (alleen albumine en kleine eiwitten) of niet-selectief (ook grotere eiwitten zoals immunoglobulines) [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Tubulaire proteïnurie:** Verminderde terugresorptie in de tubuli door tubulaire schade. Voornamelijk eiwitten met laag moleculair gewicht (bv. alfa1-microglobuline, bèta2-microglobuline). Klinisch wordt alfa1-microglobuline gebruikt om tubulaire schade aan te tonen [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Overflow proteïnurie:** Te hoge plasmaconcentratie van bepaalde eiwitten (vrije lichte ketens, vrij hemoglobine, myoglobine) door overproductie of vrijstelling. Deze eiwitten met een molecuulgewicht lager dan 40.000 D worden massaal gefilterd [10](#page=10).
Gemengde proteïnurie ontstaat wanneer verschillende mechanismen samenwerken. Eiwitelektroforese op urine kan helpen bij het onderscheiden van deze types [10](#page=10).
##### 2.3.4.2 Meting van proteïnurie
Klassieke urinestrips hebben beperkte gevoeligheid en detecteren albumine pas boven 150-200 mg/l. Meer gevoelige laboratoriummethoden zijn beschikbaar voor albuminurie. Urinestrips reageren voornamelijk op albumine, wat een vals negatief resultaat kan geven bij multipel myeloom met overmaat aan lichte ketens (Bence Jones eiwitten). Kwantitatieve bepaling gebeurt via een 24-uurs urinecollectie of via de eiwit/creatinine ratio in een ochtendstaal. Transiënte proteïnurie kan optreden bij infectie, koorts of hevige inspanning en dient herhaald te worden in basale toestand. Orthostatische proteïnurie, gemeten in een ochtendstaal, is niet pathologisch en kan voorkomen bij jongeren [10](#page=10).
> **Tip:** De eiwit/creatinine ratio in urine is een goede schatter voor de 24-uurs proteïnurie en is praktischer dan een volledige 24-uurs collectie.
| Hoeveelheid per 24 uur | Wat? | Hoe meten? |
| :-------------------- | :------------------- | :------------------------------- |
| 30-300 mg | Albumine (A2) | Kwantitatieve methode |
| >300 mg | Albumine (A3) | Teststrips, kwantitatieve methode |
| >3.5 gram | Albumine & andere eiwitten (Nefrotisch syndroom) | Teststrips, kwantitatieve methode |
| Bence Jones proteïnurie | Lichte ketens | Elektroforese, immunofixatie |
| Wat? | Hoe meten? | Oorzaak |
| :-------------------- | :----------------------------------- | :-------------------------------------- |
| Glomerulaire proteïnurie | Albumine met evt. andere eiwitten | Toegenomen permeabiliteit, glomerulaire hypertensie |
| Tubulaire proteïnurie | Voornamelijk eiwitten met laag MW, alfa1-microglobuline | Tubulopathie |
| Overflow proteïnurie | Lichte ketens, hemoglobine, myoglobine | Multipel myeloom, hemolyse, rhabdomyolyse |
Bence Jones eiwitten zijn monoklonale vrije lichte ketens die wijzen op beenmergziekten zoals multipel myeloom. Alfa1-microglobuline in urine detecteert tubulaire schade. Jaarlijkse screening op proteïnurie is aanbevolen bij hoog risicopatiënten (hypertensie, diabetes, erfelijke nierziekten) [13](#page=13).
#### 2.3.5 Elektrolyten, ureum, creatinine, osmolaliteit in urine
Deze parameters zijn nuttig bij de diagnostiek van acute nierbeschadiging om prerenaal en renaal nierlijden te onderscheiden, en bij ionenstoornissen. 24-uurs natriumuitscheiding geeft inzicht in de natriuminname [13](#page=13).
#### 2.3.6 Glucose in urine
Glucosurie kan duiden op hyperglycemie (diabetes mellitus) of gebrekkige tubulaire reabsorptie (Fanconi syndroom, proximale tubulaire acidose). Het kan ook voorkomen bij diabetespatiënten die SGLT2-remmers gebruiken [13](#page=13).
#### 2.3.7 Bacteriologisch onderzoek van urine
Urinestalen moeten zo steriel mogelijk worden afgenomen (midstream) en koud bewaard worden tot de kweek wordt ingezet [13](#page=13).
#### 2.3.8 Calcium, urinezuur, oxalaat, citraat in urine
24-uurs urinebepalingen hiervan zijn zinvol bij de diagnostiek van urolithiasis en microscopische hematurie [14](#page=14).
### 2.4 Bloedonderzoek en bepaling van nierfunctie
Bloedonderzoek evalueert onder andere plasmacreatinine, plasmaureum en de geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) [14](#page=14).
| Parameter | Normale waarden (Mannenvrouwen) | Bij nierinsufficiëntie |
| :-------------------- | :------------------------------ | :--------------------- |
| Plasmacreatinine | <1.17 / <0.96 mg/dl | Gestegen |
| Plasmaureum | <43 / <43 mg/dl | Gestegen |
| GFR | 90-140 / 80-125 ml/min/1.73m² | Gedaald |
#### 2.4.1 Bepalen van klaring en GFR
Klaring is de hoeveelheid plasma die per tijdseenheid gezuiverd wordt van een bepaalde stof. De formule hiervoor is [14](#page=14):
$$ \text{GFR} = \frac{\text{Concentratie in urine} \times \text{urine volume}}{\text{collectietijd} \times \text{concentratie in plasma}} $$
De GFR is een maat voor de nierfunctie. Praktisch wordt de GFR vaak geschat via de creatinineklaring, hoewel deze een overschatting kan zijn door tubulaire secretie van creatinine. Ureumklaring onderschat de GFR door tubulaire reabsorptie. Creatinineklaring wordt berekend als [14](#page=14) [15](#page=15):
$$ \text{Creatinineklaring} = \frac{\text{urinair volume} \times \text{urinaire concentratie creatinine}}{\text{serumcreatinine} \times \text{collectietijd}} $$
Bij achteruitgang van de nierfunctie stijgt het serumcreatinine. De evolutie van 1/serumcreatinine is een maat voor de verminderde creatinineklaring bij constante aanmaak. Echter, bij chronisch nierlijden en veroudering daalt de spiermassa, wat de creatinineaanmaak beïnvloedt [15](#page=15).
#### 2.4.2 Geschatte GFR (eGFR)
In de klinische praktijk wordt de nierfunctie meestal opgevolgd door seriële bepalingen van eGFR, berekend met formules zoals CKD-EPI of MDRD, of geschatte creatinineklaring met Cockcroft-Gault. Deze formules corrigeren voor leeftijd, gewicht, ras en geslacht [15](#page=15).
#### 2.4.3 Andere bloedonderzoeken
* **Albumine in serum:** Om de ernst van urinair eiwitverlies in te schatten en nefrotisch syndroom te diagnosticeren [16](#page=16).
* **Elektroforese, immunofixatie, vrije lichte ketens:** Zinvol voor de diagnose van multipel myeloom [16](#page=16).
* **Eosinofilie:** Kan wijzen op allergische interstitiële nefritis, cholesterolembolen of vasculitis [16](#page=16).
* **Trombopenie, hemolytische anemie, schistocyten, verhoogd LDH:** Passen bij hemolytisch uremisch syndroom [16](#page=16).
* **Auto-antilichamen:** Ter diagnose van granulomatose met polyangiitis, microscopische polyangiitis, lupus, anti-GBM-antilichaamziekte, sclerodermie [16](#page=16).
* **Antilichamen tegen podocyten (Anti-PLA2R):** Bij nefrotisch syndroom ter diagnose van membraneuze nefropathie [16](#page=16).
* **Hemoculturen:** Bij vermoeden van bacteriële endocarditis of bacteriëmie [16](#page=16).
* **Antistreptolysine (ASLO):** Bij vermoeden van poststreptokokken glomerulonefritis [16](#page=16).
* **Virustesten (Hepatitis B, C, HIV):** Bij glomerulair lijden [16](#page=16).
* **Complementfactoren:** Gedaald C3 bij poststreptokokken glomerulonefritis, C3-glomerulopathie, lupus nefritis en cryoglobulinemie [16](#page=16).
* **Cryoglobulines:** Bij cryoglobulinemie [16](#page=16).
* **Ionen:** Hyperkaliëmie bij ernstige nierinsufficiëntie. Hypernatriëmie bij diabetes insipidus. Hyponatriëmie bij SIAD. Hypokaliëmie bij diureticagebruik, tubulaire stoornissen, hyperaldosteronisme. Hypofosfatemie bij proximale tubulaire acidose [16](#page=16) [17](#page=17).
* **Glycemie:** Ter diagnose van diabetes mellitus [17](#page=17).
* **Hemoglobine:** Om de ernst van renale anemie in te schatten [17](#page=17).
* **LDH:** Verhoogd bij nierinfarcering, rhabdomyolyse en hemolytisch uremisch syndroom [17](#page=17).
### 2.5 Beeldvorming
Beeldvormende technieken zijn cruciaal voor het visualiseren van de nieren en urinewegen [17](#page=17).
#### 2.5.1 Echografie urinaire tractus
Een echografie van het abdomen is geïndiceerd bij vermoeden van nierlijden en evalueert de grootte van de nieren, cortexdikte, stuwing, cysten, stenen en tumoren. Doppler-echografie onderzoekt de nierdoorbloeding en kan arteria renalis stenosen of thrombosen aantonen [17](#page=17).
#### 2.5.2 CT scan en MRI
CT-scans en MRI worden meestal op indicatie gevraagd, bijvoorbeeld bij verdenking op tumoren, retroperitoneale fibrose, stuwing of lithiase. Jodiumhoudend contrast (CT) kan acute nierfunctieachteruitgang veroorzaken, terwijl gadoliniumcontrast (MRI) bij chronisch nierlijden stadium 4 en 5 nefrogene systemische fibrose kan induceren [17](#page=17).
#### 2.5.3 Isotopenscan
Een 99mTc-MAG3 scan kan obstructie bij hydronefrose uitwerken. Een 99mTc-DMSA scan geeft informatie over lokale nierfunctie door de opname van de stof in de tubulaire cellen te meten. Dit is belangrijk bij het overwegen van nefrectomie [17](#page=17).
### 2.6 Nierbiopt
Bij onverklaard en belangrijk nierlijden, zonder tegenindicaties (kleine nieren, unieke nier, hoefijzernier, oncontroleerbare hypertensie, pyelonefritis, obesitas, stollingsstoornissen), is een nierbiopt geïndiceerd. Bij vergevorderd nierfalen kan de etiologie door weefseldestructie (glomerulosclerose, tubulo-interstitiële fibrose) soms niet meer achterhaald worden. Belangrijkste complicaties zijn bloedingen en arterio-veneuze fistels. Onderzoek gebeurt met lichtmicroscopie, immunofluorescentie en elektronenmicroscopie [17](#page=17) [18](#page=18).
### 2.7 Onderzoeken ter evaluatie van schade aan andere organen
Diverse onderzoeken evalueren orgaanschade bij patiënten met nierlijden [18](#page=18).
* **Oogfundus:** Kan afwijkingen tonen bij hypertensie, diabetes en embolen [18](#page=18).
* **Echocardiografie:** Toont linker ventrikelhypertrofie bij hypertensie, klepafwijkingen, en pericardvocht [18](#page=18).
* **ECG:** Toont afwijkingen bij hyperkaliëmie, linker ventrikelhypertrofie en voorkamerfibrillatie [18](#page=18).
---
# Evaluatie van nierfunctie en eiwitverlies
Dit onderdeel behandelt specifieke laboratoriumtests die worden gebruikt om de nierfunctie en eventueel eiwitverlies te beoordelen, waaronder urineonderzoek en bloedonderzoek [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 3.1 Urineonderzoek
Urineonderzoek omvat een reeks analyses die waardevolle informatie verschaffen over de nierfunctie en de aanwezigheid van pathologie [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 3.1.1 Visuele inspectie van urine
De kleur van normale urine varieert van lichtgeel tot goudkleurig, afhankelijk van de concentratie. Afwijkingen in kleur kunnen wijzen op diverse aandoeningen [6](#page=6):
* **Roze tot bloederig tot bruin:** Macroscopische hematurie, hemoglobinurie of myoglobinurie [6](#page=6).
* **Rood/bruin:** Kan ook door medicatie of rode bieten veroorzaakt worden [6](#page=6).
* **Geel:** Door fluoresceïne of riboflavine [6](#page=6).
* **Bruin:** Bij leverfalen met hyperbilirubinemie [6](#page=6).
* **Troebel:** Kan duiden op een urineweginfectie (leukocyturie) of fosfaatkristallen [6](#page=6).
* **Waterig:** Extreem verdunde urine [6](#page=6).
* **Schuimend:** Bij uitgesproken proteïnurie [6](#page=6).
Uitgeplast steengruis dient bewaard te worden voor analyse [6](#page=6).
#### 3.1.2 Dipstick/teststrip voor urine
Dipsticks kunnen de aanwezigheid van eiwit (albumine), bloed, witte bloedcellen, nitriet, pH en glucose detecteren [6](#page=6).
* Een positieve test voor bloed op de dipstick kan wijzen op hematurie, hemoglobinurie of myoglobinurie. Verder onderzoek met een urinesediment is noodzakelijk [6](#page=6).
* Een positieve test voor proteïnurie vereist kwantificatie [6](#page=6).
#### 3.1.3 Urinesediment
Het urinesediment wordt onder de microscoop onderzocht op rode bloedcellen, witte bloedcellen, kristallen, cilinders, bacteriën en epitheelcellen. Normaliter zijn de waarden voor leukocyten 0-25/µl en erytrocyten 0-25/µl [7](#page=7).
##### 3.1.3.1 Leukocyten (witte bloedcellen)
Verhoogde aantallen (leukocyturie) duiden op inflammatie in de nier of urinewegen, wat kan wijzen op een urineweginfectie, acute interstitiële nefritis, papilnecrose, lithiasis of tumoren. Een urinekweek is noodzakelijk bij nefrologische patiënten met leukocyturie. Steriele leukocyturie (zonder groei bij kweek) kan wijzen op een tuberculose-infectie, papilnecrose, acute interstitiële nefritis, urolithiasis, of infecties met chlamydia of anaërobe bacteriën [7](#page=7).
##### 3.1.3.2 Tubulaire cellen
Een verhoogd aantal tubulaire cellen kan wijzen op tubulusnecrose of acute interstitiële nefritis [7](#page=7).
##### 3.1.3.3 Plaveiselcellen
Bij vrouwen kunnen plaveiselcellen uit de vagina komen en wijzen op vermenging van urine met genitale secreties. Een urinekweek in deze context dient herhaald te worden met een betere techniek [8](#page=8).
##### 3.1.3.4 Kristallen
Calciumoxalaat en urinezuurkristallen kunnen voorkomen, maar grote aantallen wijzen op saturatie en mogelijke steenvorming. Cystinekristallen zijn pathologisch en wijzen op cystinurie. Sommige medicatie kan ook kristallurie veroorzaken [8](#page=8).
##### 3.1.3.5 Rode bloedcellen (microscopische hematurie)
Rode bloedcellen kunnen via glomerulair, tubulair of het urineafvoersysteem in de urine terechtkomen. Oorzaken kunnen divers zijn, waaronder menstruatie, blaassondes, urologische aandoeningen (tumor, urolithiasis, infectie, trauma), of nefrologische oorzaken. Bij ouderen is de kans op urologische tumorpathologie groter [8](#page=8).
* **Glomerulaire hematurie:** Gedefinieerd door vervormde rode bloedcellen (acanthocyten) bij fasecontrastmicroscopie, of de aanwezigheid van erytrocytencilinders. Forse proteïnurie pleit ook voor een glomerulaire oorzaak [8](#page=8).
* **Urologische oorzaak:** Pleit voor de aanwezigheid van klonters [8](#page=8).
* **Oorzaken van rode urine na lichamelijke inspanning:** Glomerulaire hematurie, inspanningshematurie, IgA nefropathie opstoot, hemoglobinurie door traumatische hemolyse, myoglobinurie door rabdomyolyse, of traumatische niet-glomerulaire hematurie [8](#page=8).
Een echografie van de urinaire tractus is altijd geïndiceerd [8](#page=8).
##### 3.1.3.6 Cilinders
Cilinders ontstaan in de tubuli en zijn afgietsels van de tubuli, voornamelijk bestaande uit Tamm-Horsfall mucoproteïne [9](#page=9).
* **Hyaline cilinders:** Bestaan uit Tamm-Horsfall eiwit en zijn niet pathologisch [9](#page=9).
* **Celcilinders:** Bevatten Tamm-Horsfall eiwit en cellen; zijn een teken van nierlijden [9](#page=9).
* **Rode bloedcelcilinders:** Bevatten rode bloedcellen en zijn steeds pathologisch, typisch bij glomerulonefritis of acute interstitiële nefritis [9](#page=9).
* **Witte bloedcelcilinders:** Zien we bij acute bacteriële pyelonefritis en niet-bacteriële inflammatie [9](#page=9).
* **Epitheelcelcilinders:** Bevatten epitheelcellen en Tamm-Horsfall eiwit; komen voor bij acute tubulusnecrose en acute interstitiële nefritis [9](#page=9).
* **Granulaire cilinders:** Bevatten Tamm-Horsfall eiwit, gefilterde eiwitten en gedegenereerde cellen; gezien bij intrinsiek nierlijden [9](#page=9).
* **Vetcilinders:** Kunnen voorkomen bij nefrotisch syndroom [9](#page=9).
#### 3.1.4 Bepalen van eiwit in urine (proteïnurie)
Proteïnurie, de aanwezigheid van een te grote hoeveelheid eiwit in de urine, is een belangrijke bevinding bij de evaluatie van nieraandoeningen. Normale urine bevat voornamelijk Tamm-Horsfall eiwit en albumine. Albumine passeert nauwelijks de intacte glomerulaire membraan. Uromoduline wordt in de nier zelf aangemaakt [9](#page=9).
Oorzaken van proteïnurie:
1. **Glomerulaire proteïnurie:** Verhoogde permeabiliteit van de glomerulus door schade of verhoogde druk. Kan selectief (enkel albumine) of niet-selectief (ook grotere eiwitten zoals immunoglobulines) zijn [9](#page=9).
2. **Tubulaire proteïnurie:** Verminderde terugresorptie in de tubuli door schade. Hierbij worden eiwitten met laag moleculair gewicht uitgescheiden, zoals alfa1- en beta2-microglobuline. Klinisch wordt alfa1-microglobuline gebruikt om tubulaire schade aan te tonen [10](#page=10) [13](#page=13) [9](#page=9).
3. **Overflow proteïnurie:** Te hoge plasmaconcentratie van bepaalde eiwitten (bv. vrije lichte ketens, hemoglobine, myoglobine) door overproductie of vrijstelling. Deze kleine eiwitten worden massaal gefilterd [10](#page=10).
Eiwitelektroforese op urine kan helpen deze types te onderscheiden en is nuttig voor het detecteren van monoclonale gammopathieën zoals multipel myeloom. Immunofixatie op urine bevestigt of afwijkingen monoklonaal zijn. Bence Jones eiwitten zijn monoklonale vrije lichte ketens in urine door overproductie, gezien bij beenmergziekten zoals multipel myeloom [10](#page=10) [12](#page=12) [13](#page=13).
**Methoden voor eiwitbepaling:**
* **Klassieke urine teststrook:** Heeft beperkte gevoeligheid; albumine wordt pas boven 150-200 mg/l gedetecteerd. Nadelig is dat het voornamelijk op albumine reageert [10](#page=10).
* **Kwantitatieve bepaling:** Gebeurt meestal met een 24-uur urinecollectie of door uitdrukking van eiwit per gram creatinine in een urinestaal (meestal ochtendurine). Deze waarden benaderen de 24-uur proteïnurie [10](#page=10).
* **Gevoelige detectiemethoden voor albuminurie:** Hebben een veel lagere detectielimiet [10](#page=10).
**Hoeveelheden proteïnurie:**
* **Matig verhoogde albuminurie (A2):** 30-300 mg albumine per 24 uur [11](#page=11).
* **Ernstig verhoogde albuminurie (A3):** >300 mg albumine per 24 uur [11](#page=11).
* **Nefrotisch syndroom:** >3.5 gram albumine en/of andere eiwitten per 24 uur [11](#page=11).
> **Tip:** Proteïnurie dient herhaald te worden ter uitsluiting van transiënte oorzaken zoals infectie, koorts, hevige inspanning of hoge bloeddruk. Herhaling in basale toestand is aanbevolen. Ochtendurine uitsluit orthostatische proteïnurie, wat niet pathologisch is [10](#page=10).
#### 3.1.5 Elektrolyten, ureum, creatinine, osmolaliteit in urine
Deze parameters zijn zinvol bij het uitwerken van acute nierbeschadiging en helpen bij het onderscheid tussen prerenaal en renaal nierlijden. Ze zijn ook belangrijk bij ionenstoornissen zoals hyponatriëmie. De 24-uur natriumuitscheiding geeft inzicht in de dagelijkse natriumopname [13](#page=13).
#### 3.1.6 Glucose in urine (glucosurie)
Glucosurie kan wijzen op hyperglycemie (diabetes mellitus) of op gebrekkige tubulaire reabsorptie (bv. Fanconi syndroom). Het kan ook voorkomen bij patiënten die SGLT2-inhibitoren gebruiken [13](#page=13).
#### 3.1.7 Bacteriologisch onderzoek van urine
Urinestalen moeten zo steriel mogelijk worden afgenomen (midstream) en koud bewaard worden tot de kweek wordt ingezet [13](#page=13).
#### 3.1.8 Calcium, urinezuur, oxalaat, citraat in urine
24-uur urinebepalingen hiervan zijn zinvol bij de uitwerking van urolithiasis en microscopische hematurie [13](#page=13).
### 3.2 Bloedonderzoek en GFR-berekeningen
Bloedonderzoek naar ureum en creatinine, samen met GFR-berekeningen, zijn cruciaal voor de evaluatie van de nierfunctie [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 3.2.1 Normale waarden en waarden bij nierinsufficiëntie
| Parameter | Mannen | Vrouwen | Bij nierinsufficiëntie |
| :-------------------- | :------------- | :------------- | :--------------------- |
| Plasmacreatinine (mg/dl) | <1.17 | <0.96 | Gestegen |
| Plasmaureum (mg/dl) | <43 | <43 | Gestegen |
| GFR (ml/min/1.73m²) | 90-140 | 80-125 | Gedaald |
#### 3.2.2 Betekenis en berekenen van klaring
Klaring is de maat voor het volume plasma dat per tijdseenheid van een bepaalde stof wordt gezuiverd. De formule voor GFR is [14](#page=14):
$$GFR = \frac{\text{Concentratie in urine} \times \text{urine volume}}{\text{collectietijd} \times \text{concentratie in plasma}}$$
De GFR meet de glomerulaire filtratiesnelheid. Hoewel tubulaire secretie ook een rol speelt in de excretiefunctie, wordt in de klinische praktijk voornamelijk de GFR gemeten. De GFR is geen constante waarde en kan tijdelijk hoger zijn, bijvoorbeeld na een eiwitrijke maaltijd [14](#page=14) [15](#page=15).
**Methoden voor GFR-bepaling:**
* **51Cr-EDTA klaring:** Wordt volledig glomerulair geklaard en is een goede maat voor GFR [15](#page=15).
* **Inulineklaring:** Wordt volledig glomerulair geklaard en is een goede maat voor GFR [15](#page=15).
* **Creatinineklaring:** Is een eenvoudiger en meer gebruikte methode. Echter, secretie van creatinine in de tubuli zorgt voor een overschatting van de GFR. De formule is [15](#page=15):
$$ \text{Creatinineklaring (ml/min)} = \frac{(\text{urinair volume} \times \text{urinaire concentratie creatinine})}{(\text{serumcreatinine} \times \text{collectietijd})} $$
Bij achteruitgang van de nierfunctie stijgt serumcreatinine. Als een patiënt in evenwicht is, is de evolutie van $1/\text{serumcreatinine}$ een maat voor de verminderende creatinineklaring. Bij chronisch nierlijden en veroudering daalt de spiermassa, wat de creatinineaanmaak kan beïnvloeden en serumcreatinine relatief laag kan houden ondanks verminderde klaring [15](#page=15).
* **Ureumklaring:** Is een onderschatting van de GFR door tubulaire reabsorptie van ureum [15](#page=15).
* **eGFR (estimated GFR):** Wordt berekend met formules zoals CKD-EPI of MDRD. Deze formules houden rekening met leeftijd, gewicht (Cockcroft-Gault), ras (CKD-EPI, MDRD) en geslacht. Ze zijn bruikbaar bij patiënten in steady state en met een voor de leeftijd conforme spiermassa [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 3.2.3 Andere bloedonderzoeken
* **Albumine in serum:** Om de ernst van urinair eiwitverlies in te schatten (diagnose nefrotisch syndroom) [16](#page=16).
* **Elektroforese, immunofixatie, vrije lichte ketens:** Zinvol voor de diagnose van multipel myeloom [16](#page=16).
* **Eosinofilie:** Kan wijzen op allergische interstitiële nefritis, cholesterolembolen of vasculitis [16](#page=16).
* **Trombopenie:** In combinatie met nierinsufficiëntie, hemolytische anemie, schistocyten en verhoogd LDH kan wijzen op hemolytisch uremisch syndroom [16](#page=16).
* **Auto-antilichamen:** Ter diagnose van granulomatose met polyangiitis, microscopische polyangiitis, Lupus, anti-GBM antilichaam ziekte, sclerodermie [16](#page=16).
* **Antilichamen tegen podocyten (Anti-PLA2R):** Bij nefrotisch syndroom ter diagnose van membraneuze nefropathie [16](#page=16).
* **Hemoculturen:** Bij vermoeden van bacteriële endocarditis of bacteriëmie [16](#page=16).
* **Antistreptolysine (ASLO):** Bij vermoeden van poststreptokokken glomerulonefritis [16](#page=16).
* **Virustesten (Hepatitis B, C, HIV):** Bij glomerulair lijden [16](#page=16).
* **Complementfactoren:** Gedaald C3 bij poststreptokokken glomerulonefritis, C3 glomerulopathie, Lupus nefritis en cryoglobulinemie. Gedaald C3 en C4 bij Lupus nefritis en cryoglobulinemie [16](#page=16).
* **Cryoglobulines:** Bij cryoglobulinemie (glomerulonefritis) [16](#page=16).
* **Ionen:**
* **Hyperkaliëmie:** Bij ernstige nierinsufficiëntie of kaliumverhogende medicatie [16](#page=16).
* **Hypernatriëmie:** Bij diabetes insipidus [16](#page=16).
* **Hyponatriëmie:** Bij SIAD [16](#page=16).
* **Hypokaliëmie:** Bij diureticagebruik, tubulaire stoornissen, of hyperaldosteronisme [16](#page=16).
---
# Beeldvorming en invasieve diagnostiek van nierziekten
Dit deel bespreekt de diagnostische rol van beeldvormende technieken en nierbiopsie bij nierziekten.
### 4.1 Beeldvormende onderzoeken
Beeldvormende technieken spelen een cruciale rol in de diagnose en evaluatie van nierziekten.
#### 4.1.1 Echografisch onderzoek van het abdomen
* Een echografisch onderzoek van het abdomen is een standaardonderzoek bij elke patiënt met een vermoeden van nierlijden [17](#page=17).
* Het onderzoek biedt informatie over:
* De grootte van de nieren [17](#page=17).
* De dikte van de cortex [17](#page=17).
* Aanwezigheid van stuwing, cysten, stenen en tumoren [17](#page=17).
* Met Doppler-echografie kan de doorbloeding van de nieren worden onderzocht [17](#page=17).
* Bij niet-obese personen kunnen renale arteriestenosen worden aangetoond [17](#page=17).
* Ook tromboses van de arteria en vena renalis kunnen met echografie worden waargenomen [17](#page=17).
#### 4.1.2 Radiografie van het abdomen
* Een overzichtsfoto van het abdomen kan verkalkingen aantonen, zoals nierstenen, nefrocalcinose en tumorale verkalkingen [17](#page=17).
#### 4.1.3 CT-scan en MRI
* CT-scans en MRI-onderzoeken zijn meestal niet direct nodig bij de initiële uitwerking van nierlijden [17](#page=17).
* Deze onderzoeken worden op specifieke indicaties aangevraagd, zoals bij een vermoeden van tumoren, retroperitoneale fibrose, stuwing, of voor het opsporen van lithiase [17](#page=17).
* **Contrastmiddelen en nierfunctie:**
* Het gebruik van joodhoudend contrastmiddel bij CT-scans kan leiden tot een acute verslechtering van de nierfunctie [17](#page=17).
* Gadoliniumcontrastmiddel bij MRI kan bij een verminderde nierfunctie nefrogene systemische fibrose veroorzaken en wordt daarom vermeden bij chronisch nierlijden (CKD) stadium 4 en 5 [17](#page=17).
#### 4.1.4 Isotopenscans
* **99mTc-MAG3 scan:**
* Deze scan kan worden gebruikt bij hydronefrose om obstructie verder uit te werken [17](#page=17).
* **99mTc-DMSA scan:**
* Deze scan geeft informatie over de lokale nierfunctie [17](#page=17).
* DMSA wordt intraveneus ingespoten en opgenomen door de renale tubulaire cellen [17](#page=17).
* Met een camera wordt de lokale radioactiviteit gemeten, wat informatie geeft over de functie van beide nieren en eventuele functieverlieszones [17](#page=17).
* Het bepalen van de procentuele functie van de linker ten opzichte van de rechter nier is belangrijk, bijvoorbeeld wanneer een nefrectomie wordt overwogen [17](#page=17).
### 4.2 Nierbiopt
Een nierbiopt is een invasieve diagnostische procedure die waardevolle informatie kan verschaffen bij onverklaarde nierziekten.
#### 4.2.1 Indicaties voor een nierbiopt
* Een nierbiopt dient te worden verricht bij onverklaard en belangrijk nierlijden, mits er geen contra-indicaties zijn [17](#page=17).
* **Contra-indicaties zijn onder andere:**
* Kleine nieren [17](#page=17).
* Een enkele nier (unieke nier) [17](#page=17).
* Hoefijzernier [17](#page=17).
* Oncontroleerbare hypertensie [17](#page=17).
* Pyelonefritis [17](#page=17).
* Obesitas [17](#page=17).
* Stollingsstoornissen [17](#page=17).
* Bij vergevorderd chronisch nierfalen kan het resultaat van een biopt soms beperkt zijn vanwege ernstige destructie van het nierweefsel (glomerulosclerose en tubulo-interstitiële fibrose met involutie) [18](#page=18).
* Indien verwacht wordt dat het resultaat van het biopt geen therapeutische consequenties zal hebben, wordt er vaak geen biopt uitgevoerd [18](#page=18).
#### 4.2.2 Complicaties van een nierbiopt
* De voornaamste complicaties van een nierbiopsie zijn bloedingen en het ontstaan van arterio-veneuze fistels [18](#page=18).
#### 4.2.3 Procedure van een nierbiopt
* Voor een biopsie van de natieve nieren ligt de patiënt in buiklig [18](#page=18).
* Het biopt wordt meestal onder lokale verdoving en met echogeleiding genomen [18](#page=18).
* Het onderzochte nierweefsel wordt geanalyseerd met:
* Lichtmicroscopie [18](#page=18).
* Immunofluorescentie (voor de kleuring van onder andere immuunglobulines, complementfactoren en lichte ketens) [18](#page=18).
* Elektronenmicroscopie [18](#page=18).
### 4.3 Onderzoeken ter evaluatie van schade aan andere organen bij patiënten met nierlijden
Bij patiënten met nierlijden is het soms noodzakelijk om schade aan andere organen te evalueren.
#### 4.3.1 Oogfundus
* De oogfundus kan afwijkingen tonen die geassocieerd zijn met hypertensie, diabetes en embolen [18](#page=18).
#### 4.3.2 Echocardiografie
* Echocardiografie kan onder andere linker ventrikelhypertrofie bij hypertensie en klepafwijkingen (bijvoorbeeld bij endocarditis) aantonen [18](#page=18).
* Vochtuitstorting in het pericard (bij uremische pericarditis) wordt eveneens echografisch vastgesteld of bevestigd [18](#page=18).
#### 4.3.3 EKG
* Een elektrocardiogram (EKG) kan afwijkingen tonen bij:
* Hyperkaliëmie (initieel hoge spitse T-toppen) [18](#page=18).
* Linker ventrikelhypertrofie bij hypertensie [18](#page=18).
* Voorkamerfibrillatie, wat een mogelijke oorzaak kan zijn van nierembolisatie [18](#page=18).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) | De glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) is een maat voor de nierfunctie die aangeeft hoeveel bloedplasma per tijdseenheid door de glomeruli wordt gefilterd. Het is een cruciale parameter voor het beoordelen van de algemene gezondheid van de nieren. |
| Tubulaire secretie | Tubulaire secretie is een proces waarbij stoffen vanuit het bloed, via de tubuli van de nieren, direct in de urine worden uitgescheiden. Dit is een belangrijke weg voor de eliminatie van afvalstoffen en medicijnen. |
| Tubulaire reabsorptie | Tubulaire reabsorptie is het proces waarbij nuttige stoffen, zoals water, elektrolyten, glucose en aminozuren, vanuit de primaire urine terug in de bloedbaan worden opgenomen. Dit vindt plaats in verschillende delen van de nierbuisjes. |
| Hematurie | Hematurie is de aanwezigheid van bloed in de urine. Dit kan zichtbaar zijn met het blote oog (macroscopische hematurie) of alleen microscopisch detecteerbaar zijn (microscopische hematurie). Het kan duiden op diverse nier- of urinewegproblemen. |
| Proteïnurie | Proteïnurie is de aanwezigheid van een abnormaal hoge hoeveelheid eiwit in de urine. Dit is een belangrijke indicator van nierschade en kan wijzen op problemen met de glomeruli of de tubuli. |
| Uremisch syndroom | Het uremisch syndroom is een complex syndroom dat ontstaat door de ophoping van afvalstoffen in het bloed als gevolg van ernstige nierinsufficiëntie. Symptomen variëren van vermoeidheid en jeuk tot neurologische stoornissen. |
| Micro-albuminurie | Micro-albuminurie is een vroege vorm van proteïnurie waarbij kleine hoeveelheden albumine in de urine aanwezig zijn, wat nog niet met standaard teststrips detecteerbaar is. Het is een belangrijke marker voor nierschade bij patiënten met diabetes. |
| Creatinineklaring | Creatinineklaring is een test die wordt gebruikt om de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) te schatten. Het meet de hoeveelheid creatinine die de nieren per tijdseenheid uit het bloed verwijderen en wordt berekend op basis van serumcreatinine en creatinineconcentratie in urine. |
| Acanthocyten | Acanthocyten zijn abnormaal gevormde rode bloedcellen die worden waargenomen in urine en wijzen op een glomerulaire oorsprong van hematurie. Hun aanwezigheid suggereert dat de rode bloedcellen de glomerulaire membraan zijn gepasseerd. |
| Erytrocytencilinders | Erytrocytencilinders zijn afgietsels van de nierbuisjes die rode bloedcellen bevatten. Ze worden gevormd in de tubuli en hun aanwezigheid in de urine is een duidelijke indicator van glomerulonefritis of acute interstitiële nefritis. |
| Tamm-Horsfall mucoproteïne (uromoduline) | Tamm-Horsfall mucoproteïne, ook bekend als uromoduline, is een eiwit dat wordt afgescheiden in de lis van Henlé en de basis vormt voor alle urinestromen en cilinders in de urine. Het is een belangrijk bestanddeel van het urinesediment. |
| Bence Jones eiwitten | Bence Jones eiwitten zijn monoklonale vrije lichte ketens die in grote hoeveelheden in de urine worden uitgescheiden. Hun aanwezigheid is kenmerkend voor beenmergziekten zoals multipel myeloom en duidt op een overproductie door plasmacellen. |
| Tubulaire proteïnurie | Tubulaire proteïnurie treedt op wanneer de tubuli van de nieren beschadigd zijn, waardoor eiwitten met een laag moleculair gewicht, die normaal gesproken worden gefilterd, niet goed worden teruggeresorbeerd en in de urine terechtkomen. |
| Glomerulaire proteïnurie | Glomerulaire proteïnurie ontstaat door een verhoogde permeabiliteit van de glomerulaire membraan, waardoor grotere eiwitten, zoals albumine, in de urine kunnen lekken. Dit is vaak het gevolg van directe schade aan de glomeruli. |