Cover
Jetzt kostenlos starten MEV 30.pdf
Summary
# Intradermale en subcutane inspuitingen
Dit onderwerp behandelt de technieken, indicaties, plaatsbepaling en mogelijke complicaties van intradermale en subcutane injecties.
### 1.1 De intradermale inspuiting (ID)
#### 1.1.1 Doel
De intradermale inspuiting houdt in dat een kleine hoeveelheid vloeistof (0,1 ml of minder) in de bovenste laag van de dermis wordt geïnjecteerd, wat kan resulteren in de vorming van een papel van 2 tot 3 mm [1](#page=1).
#### 1.1.2 Indicaties
Indicaties voor een intradermale inspuiting omvatten:
* Lokale anesthesie [1](#page=1).
* Huid- en allergietesten, zoals de tuberculinetest of Mantouxtest [1](#page=1).
#### 1.1.3 Plaatsbepaling
Geschikte plaatsen voor een intradermale inspuiting zijn:
* Het voorste gedeelte van de onderarm, omdat dit gebied doorgaans licht gepigmenteerd en niet behaard is, wat de beoordeling van een reactie vergemakkelijkt [1](#page=1).
* De rug, net onder de schouderbladen [1](#page=1).
#### 1.1.4 Uitvoering intradermale inspuiting
Een gedetailleerd stappenplan voor de uitvoering van een intradermale inspuiting is te vinden in de aangegeven resources [1](#page=1).
##### 1.1.4.1 Voorbereiding
De voorbereiding omvat:
* Het toepassen van de 5 juisten [2](#page=2).
* Handhygiëne [2](#page=2).
* Materiaal: een nauwkeurig gegradueerde spuit (inhoud 1 ml, met een 100-delige schaalverdeling), een naald (25-27 gauge) en het voorgeschreven medisch product [2](#page=2).
##### 1.1.4.2 Uitvoering
De uitvoering bestaat uit:
* Het opzuigen van de voorgeschreven hoeveelheid (0,1 ml of minder) [2](#page=2).
* Het **niet** ontsmetten van de huid [2](#page=2).
* Het aanspannen van de huid en het inbrengen van de naald met het lumen naar boven gericht, in een hoek van 5-15°, totdat de naaldpunt niet meer zichtbaar is [2](#page=2).
* Het langzaam inspuiten van de vloeistof; bij correcte toediening ontstaat er een papel [2](#page=2).
##### 1.1.4.3 Nazorg
De nazorg omvat:
* Handhygiëne [2](#page=2).
* Rapportage en verdere opvolging volgens de geldende richtlijnen (bijvoorbeeld voor een tuberculinetest) [2](#page=2).
* Informatie aan de zorgontvanger over het tijdstip waarop reacties beoordeeld moeten worden [2](#page=2).
### 1.2 De subcutane (SC) inspuiting
#### 1.2.1 Doel
Het doel van een subcutane inspuiting is om medicatie langzaam en uniform in de systemische circulatie te laten absorberen. Deze toedieningsroute is geschikt voor geneesmiddelen die een geleidelijke en langdurige afgifte vereisen, omdat de lage doorbloeding van het subcutane weefsel zorgt voor een langzame opname, een constante plasmaconcentratie en een langdurig farmacologisch effect [3](#page=3).
#### 1.2.2 Indicaties
Subcutane inspuitingen worden voornamelijk geïndiceerd voor de toediening van:
* Insuline (voor diabetes mellitus management) [4](#page=4).
* Anticoagulantia, zoals laagmoleculaire heparines (bv. enoxaparine) ter preventie van trombo-embolische aandoeningen (bv. Fraxiparine®) [4](#page=4).
* Analgetica, zoals morfine voor chronische pijnbestrijding [4](#page=4).
* Vaccins (voor immunisatie bij zorgontvangers met aangeboren stollingsstoornissen) [4](#page=4).
* Adrenaline (epinefrine) bij acute anafylactische reacties [4](#page=4).
* Allergiemedicijnen (voor onderhoudstherapie bij allergieën) [4](#page=4).
#### 1.2.3 Plaatsbepaling
De keuze van de injectieplaats is cruciaal voor het comfort van de zorgontvanger en de farmacokinetiek van de medicatie [4](#page=4).
* **Het abdomen is de voorkeursplaatsbepaling**: Binnen een zone van minimaal 1 cm boven de symphysis pubis, 1 cm onder de onderste ribbenboog en 1 cm rondom de navel. Bij pediatrische zorgontvangers dient de afstand tot de navel minimaal 2 cm te zijn. Het onderhuidse vetweefsel in de buik heeft een goede bloedtoevoer, wat zorgt voor snelle en consistente absorptie [4](#page=4).
* Buitenkant van de bovenarm [4](#page=4).
* Voorzijde en laterale zijde van de dij [4](#page=4).
* Schouderbladstreek (scapulair gebied): wordt zelden toegepast en enkel op medische indicatie [4](#page=4).
#### 1.2.4 Ontsmetten of niet ontsmetten voor een SC inspuiting?
Recente evidence-based richtlijnen stellen dat het ontsmetten van de huid met 70% alcohol bij een subcutane inspuiting overbodig is, zelfs bij zorgontvangers met een verminderde immuniteit. De huid moet echter altijd visueel schoon zijn. Dit geldt ook voor het prikken van de glycemie en het toedienen van insuline. Het niet ontsmetten is niet alleen een overbodige handeling, maar ook kosteneffectief [4](#page=4).
#### 1.2.5 Complicaties van SC inspuitingen
Mogelijke complicaties van subcutane injecties zijn:
* **Pijn of irritatie op de injectieplaats**: Kan optreden door de naaldpenetratie of door irriterende medicatie [5](#page=5).
* **Lipohypertrofie**: Een abnormale ophoping van vet op de injectieplaats door herhaalde injecties op dezelfde plek. Dit resulteert in dikke, harde bulten en komt het meest voor bij diabetespatiënten die meerdere dagelijkse injecties ontvangen. Verhoogde doses en langere duur van insulinetherapie zijn oorzakelijke factoren. Lipohypertrofie kan gevoeld worden als onderhuidse knobbels of verdikkingen [5](#page=5).
* **Lipodystrofie**: Het verdwijnen van vet onder de huid, resulterend in putjes of kuiltjes. Dit kan veroorzaakt worden door insuline-injecties en gecombineerd worden met littekens [5](#page=5).
* **Infecties**: Hoewel zeldzaam, kunnen infecties optreden bij onvoldoende reiniging van de injectieplaats of besmette materialen [5](#page=5).
#### 1.2.6 Verpleegkundige aandachtspunten
Belangrijke aandachtspunten bij subcutane injecties zijn:
* **Te vermijden inspuitingsplaatsen**: Gebieden met lipohypertrofie, hematomen, littekens, dermatitis of andere huidaandoeningen moeten vermeden worden om complicaties te minimaliseren [5](#page=5).
* **Het roteren van de inspuitingsplaats**: Cruciaal om lipohypertrofie te voorkomen, wat de absorptie van medicatie kan beïnvloeden en kan leiden tot onvoorspelbare bloedsuikerspiegels en hypoglycemie bij diabetespatiënten [5](#page=5).
* **Kijken en palperen**: Naast visuele inspectie is het belangrijk om de huid te palperen bij de keuze van een injectieplaats [5](#page=5).
* **Therapietrouw bij zelfinjectie**: Het waarborgen van therapietrouw en correcte uitvoering door de zorgontvanger is essentieel, vooral bij zelfinjectie met medicatie zoals insuline of Fraxiparine®. Subjectieve pijn op de injectieplaats kan de therapietrouw sterk beïnvloeden [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.2.7 Zelfinjectie – Health Literacy – Teach Back principe
**Health literacy** verwijst naar het vermogen van individuen om gezondheidsinformatie te verkrijgen, begrijpen en gebruiken voor weloverwogen gezondheidsbeslissingen. Dit omvat vaardigheden zoals lezen, luisteren, analyseren en toepassen van informatie [6](#page=6).
Het **Teach-Back principe** is een educatietechniek waarbij zorgverleners verifiëren of de zorgontvanger de informatie correct heeft begrepen door deze in eigen woorden te laten herhalen of demonstreren. Dit helpt misverstanden te corrigeren en versterkt zelfzorgvaardigheden [6](#page=6).
Bij zelfinjectie van insuline is health literacy cruciaal voor het begrijpen en toepassen van instructies, zoals het rotatieschema en het gebruik van nieuwe naalden. Het actief betrekken van de zorgontvanger, het bevragen van hun visie en het bevorderen van open communicatie draagt bij aan therapietrouw [6](#page=6).
##### 1.2.7.1 Mogelijke Health Literacy Interventies
Interventies om health literacy te verbeteren omvatten:
* **Persoonlijke ondersteuning**: Eén-op-één gesprekken om vragen te beantwoorden en onzekerheden te peilen [7](#page=7).
* **Familiale en sociale ondersteuning**: Betrekken van familieleden en mantelzorgers bij het educatieproces [7](#page=7).
* **Vereenvoudigen van communicatie**: Gebruik van eenvoudige taal, korte zinnen en concrete voorbeelden, vermijden van medisch jargon [7](#page=7).
* **Visuele hulpmiddelen**: Gebruik van afbeeldingen, pictogrammen en video's om informatie te verduidelijken [7](#page=7).
* **Regelmatige evaluaties**: Herhaling van belangrijke informatie [7](#page=7).
* **Digitale hulpmiddelen en e-health**: Toegankelijke gezondheidsinformatie via websites, apps en platforms [7](#page=7).
* **Cultureel gepaste zorg**: Aandacht voor culturele verschillen en taalbarrières [7](#page=7).
Deze interventies kunnen leiden tot betere gezondheidsresultaten en verhoogde therapietrouw [7](#page=7).
#### 1.2.8 Subcutane toediening van insuline
Insuline is een hormoon dat de bloedsuikerspiegel reguleert en wordt gebruikt ter vervanging van lichaamseigen insuline bij patiënten met diabetes [7](#page=7).
##### 1.2.8.1 Toedieningsmethoden van insuline
* **Insulinepennen**:
* Voorgevulde pennen: bevatten een niet-vervangbaar patroon en zijn niet herbruikbaar [7](#page=7).
* Herbruikbare pennen: gebruiken vervangbare patronen, waardoor de pen zelf herbruikbaar is [8](#page=8).
* **Insulinespuiten**: Verkrijgbaar in 0,3 ml, 0,5 ml en 1 ml maten. Hebben een vaste naald en zijn minder geschikt door langere naaldlengtes (6 mm, 8 mm, 12,7 mm) die meer pijn en lipohypertrofie kunnen veroorzaken. De schaalverdeling is in internationale eenheden (IE), waarbij 100 IE gelijk is aan 1 ml. Er bestaan ook insulines met een concentratie van 300 IE per ml [9](#page=9).
* **Insulinepompen**: Continu geprogrammeerd om kleine hoeveelheden insuline toe te dienen, wat traagwerkende injecties kan vervangen. Bieden goede regulatie voor zorgontvangers met sterk wisselende bloedglucosewaarden en maken extra bolusdoses mogelijk bij maaltijden. Enkel voor zorgontvangers met diabetes type 1 [9](#page=9).
* Voordelen: 24-uurs glycemiecontrole, flexibiliteit in eetpatroon, snellere reactie bij ontregelingen [9](#page=9).
* Nadelen: Afhankelijkheid van het apparaat, vereist intensieve zelfcontrole en kennis van diabetesregulatie, katheter dient om de dag vervangen te worden [9](#page=9).
* **Intraveneuze (IV) insuline**: Voornamelijk gebruikt in acute situaties zoals diabetische ketoacidose en hyperosmolair coma. Traag werkende insuline wordt niet IV toegediend vanwege snelle opname en risico op hypoglycemie [10](#page=10).
* **Intraperitoneale insuline**: Gebruikt bij chronische peritoneale dialysepatiënten of moeilijk te reguleren diabetes. Voordelen zijn snellere absorptie en vermijding van perifere hyperinsulinemie. Het grootste nadeel is het risico op peritonitis [10](#page=10).
##### 1.2.8.2 Insulinenaalden
De voorkeursnaaldlengte voor insuline is 4 mm. De insulinenaald moet voor elke injectie vervangen worden om lipohypertrofie te vermijden. Insulineveiligheidsnaalden (5 mm lengte) verminderen het risico op prikaccidenten [10](#page=10).
##### 1.2.8.3 Factoren die de opnamesnelheid van insuline beïnvloeden
De opnamesnelheid van insuline kan worden beïnvloed door:
* **Injectieplaats**: Abdomen biedt de snelste opname, gevolgd door armen, dijen en billen [11](#page=11).
* **Diepte van de injectie**: Injectie in het subcutane weefsel is optimaal; intramusculaire injectie kan leiden tot snellere opname en hypoglycemie [11](#page=11).
* **Temperatuur**: Warme temperaturen versnellen de opname door verhoogde doorbloeding; koude temperaturen vertragen de opname [11](#page=11).
* **Fysieke activiteit**: Beweging verhoogt de doorbloeding, wat de opnamesnelheid versnelt [12](#page=12).
* **Type insuline**: Kortwerkende insulines worden sneller opgenomen dan langwerkende [12](#page=12).
* **Insulinedosering**: Hogere doses kunnen langzamer worden opgenomen door het grotere volume dat opgenomen moet worden [12](#page=12).
* **Huidplooi**: Het gebruik van een huidplooi helpt de injectie in het onderhuidse vetweefsel te garanderen en bevordert de juiste opnamesnelheid [12](#page=12).
* **Lipohypertrofie**: Vetweefselverdikkingen vertragen en maken de insulineopname onregelmatig [12](#page=12).
##### 1.2.8.4 Aandachtspunten bij het injecteren van insuline
Bij het injecteren van insuline zijn de volgende punten van belang:
* **Individueel gebruik van insulinepennen**: Een insulinepen is uitsluitend voor persoonlijk gebruik [13](#page=13).
* **Controle**: Verifieer de identiteit van de zorgontvanger en de correctheid van de insulinepen [13](#page=13).
* **Bewaren van ongebruikte insuline**: Bewaren in de koelkast volgens de aanwijzingen op het etiket [13](#page=13).
* **Gebruik van juiste naalden**: Gebruik een 4mm naaldpen; indien nodig een 6mm naald of langer bij een injectiehoek van 45° om 4mm diepte te bereiken [13](#page=13).
* **Observatie van injectiezones**: Inspecteer regelmatig op lipohypertrofie (LH) en vermijd injecties op aangetaste plekken [13](#page=13).
* **Rotatieschema**: Pas een rotatieschema toe om LH te voorkomen. Elke injectie minimaal 1 cm van de vorige plaats. Gebruik een rotatiekaart als hulpmiddel, vooral bij kinderen. Noteer tijdstip en injectieplaats in het elektronisch patiëntendossier [13](#page=13).
* **Gebruik van steriele en telkens nieuwe insulinenaalden**: Gebruik elke naald slechts één keer [13](#page=13).
* **Veilig verwijderen van naalden**: Gebruik een naaldcontainer om prikaccidenten te voorkomen [13](#page=13).
* **Beschikbaarheid van reserve insuline**: Zorg altijd voor een reserve insulinepatroon of pen voor noodgevallen [14](#page=14).
* **Ontsmetten is nooit nodig bij insuline**: Zorg dat de huid schoon is [14](#page=14).
#### 1.2.9 Uitvoering SC inspuiting
Een stappenplan voor de uitvoering van een subcutane inspuiting is te vinden in de aangegeven resources [16](#page=16).
Er zijn twee mogelijke hoeken voor subcutane injecties: 90 graden en 45 graden [16](#page=16).
1. **Inspuiten onder een hoek van 90 graden**:
* **Met huidplooi**: Gebruikt bij onvoldoende vetweefsel om intramusculaire injectie te voorkomen [16](#page=16).
* **Zonder huidplooi**: Kan worden toegepast bij voldoende vetweefsel om te voorkomen dat de spier wordt geraakt [16](#page=16).
2. **Inspuiten onder een hoek van 45 graden**:
* **Met huidplooi**: Vaak nodig bij magere personen of kinderen om zeker te zijn dat in de subcutane laag wordt geïnjecteerd [16](#page=16).
* **Zonder huidplooi**: Zelden gedaan, vanwege het grotere risico op een intramusculaire injectie, vooral bij magere personen [16](#page=16).
**Wanneer gebruik je welke techniek?**
* **Met huidplooi**: Aanbevolen bij magere personen of kinderen (zowel bij 45 als 90 graden) [16](#page=16).
* **Zonder huidplooi**: Toe te passen bij personen met voldoende subcutaan vetweefsel (meestal volwassenen) [16](#page=16).
* **45 graden**: Meestal gebruikt bij dunne mensen of op plaatsen met minder vetweefsel [16](#page=16).
* **90 graden**: De standaardmethode bij mensen met voldoende vetweefsel (bv. buik of dijen) [16](#page=16).
Bij het toedienen van insuline zal men steeds in 90° zonder huidplooi injecteren, met een voorkeursnaaldlengte van 4 mm [16](#page=16).
**Aandachtspunten bij het bekijken van instructievideo's:**
* **Priming van de insulinepen**: Insuline moet in de lucht gespoten worden tijdens het primen om te verzekeren dat de pen goed werkt en er geen luchtbel aanwezig is [17](#page=17).
* **Palpatie voor het injecteren**: Palpatie is essentieel om lipohypertrofie te controleren (verhardingen in het vetweefsel door herhaaldelijke injecties), wat de opname van insuline kan verminderen. Visuele inspectie alleen is niet voldoende [17](#page=17).
---
# Intramusculaire inspuitingen
Dit deel van het document focust op intramusculaire injecties, inclusief hun doel, indicaties, de verschillende injectieplaatsen en de Z-track techniek.
### 2.1 Doel van intramusculaire inspuiting
Bij een intramusculaire inspuiting wordt een medicijn diep in een spier geïnjecteerd. Dit zorgt voor een snelle opname in de bloedbaan door de goede doorbloeding van de spieren, wat resulteert in een snelle en effectieve distributie van het medicijn door het lichaam. Het omzeilt tevens het first-pass effect in de lever, wat leidt tot een hogere biologische beschikbaarheid van het medicijn. De opnamesnelheid is sneller dan bij een subcutane inspuiting [18](#page=18).
### 2.2 Indicaties voor intramusculaire inspuiting
Intramusculaire injecties worden geïndiceerd in diverse situaties:
* **Snelwerkende medicatie:** Wanneer snelle absorptie van het medicijn noodzakelijk is, zoals bij pijnstillers of antibiotica [18](#page=18).
* **Vaccinaties:** Veel vaccins worden intramusculair toegediend om een adequate immuunrespons te bewerkstelligen [18](#page=18).
* **Medicatie niet geschikt voor orale inname:** Sommige medicijnen kunnen maag- of darmirritatie veroorzaken of worden niet goed opgenomen in het maagdarmkanaal, zoals bepaalde hormonale behandelingen en vitamine B12 [18](#page=18).
* **Langdurige werking:** Voor medicatie die langzaam moet worden afgegeven over een langere periode, zoals depot-antipsychotica of hormonale preparaten [18](#page=18).
* **Niet-coöperatieve zorgontvangers:** Bij zorgontvangers die niet in staat zijn om medicijnen oraal in te nemen, bijvoorbeeld in sommige psychiatrische of bewusteloze situaties [18](#page=18).
* **Lokale behandeling:** In gevallen waar een lokaal effect in de spier gewenst is, zoals bij sommige vormen van anemie waar ijzer intramusculair wordt toegediend [19](#page=19).
#### 2.2.1 Voorbeelden van veelvoorkomende intramusculaire inspuitingen
Enkele veelvoorkomende intramusculaire injecties zijn:
* Vaccins (bv. griepvaccin, COVID-19-vaccin) [19](#page=19).
* Antibiotica (bv. penicilline) [19](#page=19).
* Hormooninjecties (bv. testosteron) [19](#page=19).
* Pijnstillers (bv. Dipidolor®) [19](#page=19).
* Vitamine B12 [19](#page=19).
### 2.3 Plaatsbepaling voor intramusculaire inspuitingen
Er zijn diverse plaatsen op het lichaam geschikt voor intramusculaire injecties, elk met specifieke technieken en overwegingen [19](#page=19).
#### 2.3.1 M. Deltoïdeus (deltaspier)
De deltaspier is ideaal voor kleine hoeveelheden medicatie en vaccinaties, biedt snelle absorptie en is gemakkelijk toegankelijk. Het is de voorkeursplaats voor vaccinaties bij kinderen vanaf 3 jaar en volwassenen. De maximale hoeveelheid voor injecties in de deltaspier is 2 ml [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Locatie prikplaats:** In het midden van de deltaspier, ongeveer 2,5 cm (2-3 vingers breed) onder het acromion. Dit wordt bepaald door het voelen van het acromion (botachtig uitsteeksel aan de bovenkant van de schouder) en vervolgens 2 tot 3 vingers daaronder te plaatsen [19](#page=19).
#### 2.3.2 M. Vastus Lateralis (dijbeenspier)
De vastus lateralis is de voorkeursplaats voor intramusculaire injecties bij baby's en kinderen onder de 3 jaar, bijvoorbeeld voor vaccinaties. De maximale hoeveelheid voor injecties in de vastus lateralis is 5 ml. Voor kinderen tussen 3 en 18 jaar en volwassenen is het een veilige locatie, maar voor vaccinaties heeft de deltaspier de voorkeur [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Locatie prikplaats:** In het middelste deel van het bovenbeen, op de laterale (buiten) zijde. Dit wordt bepaald door een lijn van de heup naar de knie te visualiseren, deze in drie gelijke delen te verdelen, en binnen het middelste deel de laterale zijde te kiezen. Het kan voor kinderen prettig zijn om op de schoot van een ouder te blijven zitten [21](#page=21).
#### 2.3.3 M. Gluteus Maximus (dorsogluteale plaats)
De gluteus maximus, ook wel bekend als de dorsogluteale inspuiting, wordt gebruikt om grotere volumes medicatie te injecteren die een langzame en stabiele absorptie vereisen. De maximale hoeveelheid is 5 ml. Recente literatuur beveelt deze plaats minder aan vanwege risico's op complicaties zoals schade aan de nervus ischiadicus en grote bloedvaten. Ondanks dit wordt de plaats nog veelvuldig gebruikt uit vertrouwdheid [22](#page=22).
* **Locatie prikplaats:** In het bovenste buitenste kwadrant van de bil. Dit wordt bepaald door een denkbeeldige horizontale lijn op het einde van de bilplooi te trekken en daarop een verticale lijn te plaatsen, waarna het bovenste buitenste kwadrant wordt gekozen [22](#page=22).
#### 2.3.4 M. Gluteus Medius (ventrogluteale plaats)
De gluteus medius, of ventrogluteale inspuiting, wordt aanbevolen vanwege de lagere kans op complicaties en het ontbreken van grote bloedvaten en zenuwen. Deze plaats biedt voldoende spiermassa voor grotere volumes medicatie, doorgaans 3-5 ml. Deze plaats wordt niet gebruikt voor kinderen onder de 3 jaar [23](#page=23).
* **Locatie prikplaats:** Gelegen aan de laterale (zijkant) zijde van de heup. De methode omvat het plaatsen van de handpalm op de trochanter major, de vingers naar de crista iliaca leiden, en de V die ontstaat tussen wijs- en middelvinger (wijsvinger naar navel, middelvinger naar achter) bepaalt de injectieplaats [23](#page=23).
### 2.4 Ontsmetten of niet ontsmetten voor een IM-inspuiting?
Ontsmetting van de huid is alleen noodzakelijk bij zorgontvangers met een verlaagde weerstand. Bij gezonde zorgontvangers hoeft er niet ontsmet te worden. Bij het toedienen van vaccins is ontsmetting van de huid nooit nodig, zelfs niet bij zorgontvangers met een verlaagde weerstand [24](#page=24).
### 2.5 Complicaties van intramusculaire inspuitingen
Diverse complicaties kunnen optreden bij intramusculaire injecties [25](#page=25):
* **Pijn en ongemak:** Veroorzaakt door onjuiste techniek, te snelle injectie, verkeerde naaldgrootte, of injectie in gespannen spieren [25](#page=25).
* **Hematoom (bloeduitstorting):** Ontstaat door beschadiging van bloedvaten [25](#page=25).
* **Infectie op de injectieplaats:** Door onjuiste huiddesinfectie, niet-steriele technieken, of besmette medicatie [25](#page=25).
* **Abcesvorming:** Een gevolg van een infectie op de injectieplaats [25](#page=25).
* **Zenuwbeschadiging:** Injectie in de buurt van grote zenuwen, zoals de nervus ischiadicus [25](#page=25).
* **Spieratrofie:** Verlies van spierweefsel door herhaalde injecties in dezelfde spier [26](#page=26).
* **Lipodystrofie:** Abnormale vetophopingen of afbraak door herhaalde injecties in hetzelfde gebied [26](#page=26).
* **Aspiratie van bloed:** Wanneer de naald in een bloedvat terechtkomt. Aspiratie is enkel noodzakelijk bij injecties in de musculus gluteus maximus [26](#page=26).
* **Allergische reacties:** Op de medicatie of ingrediënten [26](#page=26).
* **Systemische bijwerkingen:** Zoals hypotensie, tachycardie, of ademhalingsproblemen [26](#page=26).
Het correct uitvoeren van een IM-injectie en kennis van mogelijke complicaties minimaliseert risico's en waarborgt de veiligheid van de zorgontvanger [26](#page=26).
### 2.6 Verpleegkundige aandachtspunten bij intramusculaire inspuitingen
Bij intramusculaire injecties zijn de volgende aandachtspunten van belang [26](#page=26):
* **Keuze van de juiste injectieplaats:** Afhankelijk van de medicatie, hoeveelheid en patiëntkenmerken [27](#page=27).
* **Injectietechniek:**
* Klassieke techniek of de Z-track techniek [27](#page=27).
* Naald in een hoek van 90 graden inbrengen [27](#page=27).
* Zorgen dat de spier ontspannen is [27](#page=27).
* Aspiratie is enkel nodig bij de musculus gluteus maximus [27](#page=27).
* **Toediening van het medicijn:**
* Langzaam injecteren om pijn en druk te verminderen [27](#page=27).
* Stabiliseren van de naald tijdens de injectie [27](#page=27).
* **Mythe van nadrukken of masseren:** Massage na een IM-injectie is niet nodig en kan bij sommige medicijnen (bv. vaccins) zelfs irritatie veroorzaken of de verspreiding beïnvloeden [27](#page=27).
* **Angst bij de zorgontvanger:** Geruststellen en een kalme houding aannemen [27](#page=27).
* **Bewustzijn van contra-indicaties:**
* Niet injecteren in beschadigd weefsel (littekens, huiduitslag, infecties, verwondingen) [27](#page=27).
* Extra voorzorgsmaatregelen bij aandoeningen zoals bloedingsstoornissen of gebruik van antistollingsmiddelen [27](#page=27).
### 2.7 Uitvoering intramusculaire inspuiting: Z-track techniek
Er zijn twee methoden voor intramusculaire injecties: de klassieke techniek (huid aanspannen) en de Z-track techniek (huid opzij schuiven). De Z-track techniek heeft momenteel de voorkeur omdat deze de effectiviteit en veiligheid bevordert, het comfort vergroot en het risico op complicaties minimaliseert [28](#page=28).
#### 2.7.1 Voordelen van de Z-track techniek
* **Vermindering van medicatielekkage:** Voorkomt terugloop naar onderhuids weefsel en sluit het injectiekanaal na terugtrekking van de naald, wat irritatie of verminderde absorptie tegengaat [28](#page=28).
* **Minder pijn en weefselschade:** Door de huid en spier stevig te verplaatsen, blijft de naald stabieler, wat zorgt voor een comfortabelere en minder pijnlijke injectie en minder weefselschade [28](#page=28).
* **Voorkomen van huidvlekken en verkleuring:** Bij medicijnen zoals ijzerpreparaten voorkomt het lekkage naar het onderhuidse weefsel, wat langdurige verkleuring kan veroorzaken [29](#page=29).
### 2.8 Optrekken van oplosmiddel en medicatie
Injectievloeistoffen kunnen uit ampullen of flacons worden opgetrokken. Poedervormige medicatie dient eerst te worden opgelost met een oplosmiddel, zoals steriel water, fysiologische zoutoplossing, of een ander aangegeven oplosmiddel. Na het oplossen kan de medicatie direct intramusculair worden toegediend, of soms eerst verdund voor intraveneus gebruik. Voor de toediening wordt de optreknaald altijd vervangen door de toedieningsnaald (bv. een IM-naald) [29](#page=29).
#### 2.8.1 Oplosmiddelen voor medicatie
Veelgebruikte oplosmiddelen zijn onder andere natriumchloride 0,9% (NaCl 0,9%) [30](#page=30).
> **Tip:** De volledige procedures voor het uitvoeren van intramusculaire injecties en het optrekken van medicatie, inclusief beeldmateriaal, zijn te vinden via de verstrekte Thinglink-links in het document [28](#page=28) [29](#page=29).
#### 2.8.2 Soorten verpakkingen voor medicatie
Er wordt onderscheid gemaakt tussen ampullen, flacons en tweekamercompartimentflacons (Act-O-Vial) [29](#page=29).
---
# Health literacy en teach-back principe bij zelfinjectie
Health literacy en het teach-back principe zijn essentiële communicatie- en educatiestrategieën om zorgontvangers die zichzelf medicatie, zoals insuline, moeten injecteren, effectief te ondersteunen en hun therapietrouw te bevorderen [6](#page=6).
### 3.1 Health literacy
Health literacy verwijst naar het vermogen van individuen om basisgezondheidsinformatie en -diensten te verkrijgen, te begrijpen en te gebruiken om passende gezondheidsbeslissingen te nemen. Dit omvat een breed scala aan vaardigheden, waaronder lezen, luisteren, analyseren en het vermogen om gezondheidsinformatie toe te passen in praktische, dagelijkse situaties. Een adequate health literacy stelt zorgontvangers in staat om hun gezondheidsproblemen beter te doorgronden, medische instructies nauwkeurig op te volgen en effectiever te communiceren met zorgverleners [6](#page=6).
#### 3.1.1 Belang bij zelfinjectie
Bij het correct zelfinjecteren van medicatie, specifiek insuline, is health literacy van cruciaal belang. Zorgontvangers moeten bijvoorbeeld het belang begrijpen en correct toepassen van een rotatieschema voor injectieplaatsen en het consequent gebruiken van een nieuw naaldje bij elke injectie, teneinde complicaties zoals lipohypertrofie te voorkomen [6](#page=6).
#### 3.1.2 Mogelijke interventies voor health literacy
Hoewel specifieke tabellen met interventies niet direct deel uitmaken van de kernkennis, is het essentieel om de principes ervan te kunnen toepassen op casuïstiek rond medicatietoediening en zelfinjectie. Een belangrijke interventie is persoonlijke ondersteuning door middel van één-op-één gesprekken, waarbij vragen worden beantwoord en onzekerheden en denkwijzen in een rustige omgeving worden bevraagd [6](#page=6).
### 3.2 Het teach-back principe
Het teach-back principe is een communicatie- en educatietechniek die zorgverleners hanteren om te verifiëren of een zorgontvanger de verstrekte informatie correct heeft begrepen. De essentie van deze techniek is dat de zorgontvanger wordt gevraagd om de informatie in eigen woorden terug te vertellen of om de instructies te demonstreren [6](#page=6).
#### 3.2.1 Doel en werking
Het doel van teach-back is tweeledig: ten eerste controleert de zorgverlener of de zorgontvanger de essentiële aspecten van de zorg daadwerkelijk begrijpt. Ten tweede biedt het direct de gelegenheid om eventuele misverstanden te corrigeren. Dit proces bevordert de nauwkeurigheid van de instructies en versterkt de zelfzorgvaardigheden van de zorgontvanger, wat uiteindelijk de therapietrouw ten goede komt [6](#page=6).
#### 3.2.2 Toepassing bij zelfinjectie
Bij zelfinjectie van insuline kan het teach-back principe concreet worden toegepast door de zorgontvanger te vragen uit te leggen waarom en hoe een rotatieschema moet worden gevolgd en waarom bij elke injectie een nieuw naaldje moet worden gebruikt [15](#page=15).
### 3.3 Actieve betrokkenheid en communicatie
Naast health literacy en teach-back is het cruciaal om zorgontvangers actief te betrekken bij hun eigen zorg. Dit houdt in dat hun visie en mening actief worden bevraagd en dat er wordt gestreefd naar open communicatie. Een rustige en veilige omgeving, waarin zorgontvangers zich comfortabel voelen om vragen te stellen, is hierbij bevorderlijk [6](#page=6).
#### 3.3.1 Bevorderen van therapietrouw
Door zorgontvangers aan te moedigen hun zorgen en voorkeuren te delen, kan een zorgplan op maat worden ontwikkeld dat rekening houdt met hun unieke omstandigheden en behoeften. Deze actieve betrokkenheid verhoogt het vertrouwen van de zorgontvanger in de behandeling en bevordert daarmee de therapietrouw [6](#page=6).
> **Tip:** Bij het beoordelen van de situatie van Gérard, die geen nieuw naaldje gebruikt en geen rotatieschema toepast, is het van belang de mogelijke complicaties die hieruit voortvloeien te onderzoeken. Dit omvat het begrijpen van de gevolgen van herhaaldelijk injecteren op dezelfde plaats en het negeren van de noodzaak van nieuwe naalden [14](#page=14).
> **Voorbeeld:** Een teach-back scenario zou kunnen inhouden dat de zorgstudent de patiënt vraagt om aan te geven welke plekken op het lichaam geschikt zijn voor injectie en waarom deze plekken moeten worden afgewisseld, en vervolgens vraagt om uit te leggen waarom een nieuw naaldje telkens nodig is. De observator kan vervolgens feedback geven op de communicatie en de toepassing van teach-back [15](#page=15).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Intradermale inspuiting (ID.) | Een methode van medicijntoediening waarbij een kleine hoeveelheid vloeistof (0,1 ml of minder) in de bovenste laag van de dermis wordt geïnjecteerd, wat resulteert in de vorming van een papel van 2 à 3 mm. |
| Subcutane (SC.) inspuiting | Een injectietechniek waarbij medicatie langzaam en uniform in de bloedcirculatie wordt opgenomen door het toe te dienen in het vetweefsel onder de huid. Dit zorgt voor een geleidelijke en langdurige afgifte van medicatie. |
| Intramusculaire (IM.) inspuiting | Een injectietechniek waarbij medicatie diep in een spier wordt geïnjecteerd, wat zorgt voor een snelle opname in de bloedbaan door de goede doorbloeding van de spieren en een effectieve distributie door het lichaam. |
| Papel | Een kleine, verheven huidlaesie die ontstaat na een intradermale injectie, meestal 2 à 3 mm groot, als indicatie van correcte toediening. |
| Lipohypertrofie | Een abnormale ophoping van vet op de injectieplaats, vaak veroorzaakt door herhaalde injecties op dezelfde locatie, wat leidt tot harde bulten en een vertraagde of onregelmatige medicatieopname. |
| Lipodystrofie | Een aandoening waarbij vet onder de huid verdwijnt, resulterend in putjes of kuiltjes in de huid, vaak veroorzaakt door herhaalde insuline-injecties die leiden tot veranderingen in het vetlaagje. |
| Health literacy | Het vermogen van individuen om basisgezondheidsinformatie en -diensten te verkrijgen, te begrijpen en te gebruiken om passende gezondheidsbeslissingen te nemen, wat essentieel is voor therapietrouw. |
| Teach-Back principe | Een communicatie- en educatietechniek waarbij zorgverleners de patiënt vragen de verstrekte informatie in eigen woorden terug te vertellen om begrip te verifiëren en eventuele misverstanden te corrigeren. |
| Z-track (rangeertechniek) | Een injectietechniek waarbij de huid en het onderhuidse weefsel opzij worden geschoven voordat de naald wordt ingebracht, wat helpt om medicatielekkage, pijn en weefselschade te voorkomen, en huidvlekken te vermijden. |
| Ampul | Een kleine glazen fles die een specifieke hoeveelheid vloeibare medicatie bevat, bedoeld voor eenmalig gebruik na opening. |
| Flacon | Een glazen of plastic container die een medicijn bevat, vaak in poedervorm die eerst moet worden opgelost, of als vloeistof voor meerdere doses. |
| Oplosmiddel | Een vloeistof, zoals steriel water of fysiologische zoutoplossing (NaCl 0,9%), die wordt gebruikt om medicatie in poedervorm op te lossen of om medicatie te verdunnen voor toediening. |
| Anticoagulantia | Medicijnen die de bloedstolling remmen, gebruikt ter preventie van trombo-embolische aandoeningen, zoals laagmoleculaire heparines (bijv. enoxaparine). |
| Glycemie | De concentratie van glucose in het bloed, die cruciaal is bij de behandeling van diabetes mellitus. |
| Therapietrouw | De mate waarin een patiënt de adviezen van zorgverleners opvolgt met betrekking tot medicijngebruik en behandelplannen, wat essentieel is voor een effectieve behandeling. |
| Acromion | Een benig uitsteeksel aan de top van de schouder, gebruikt als anatomische referentie voor het bepalen van de injectieplaats in de deltaspier. |
| Nervus ischiadicus | De grote zenuw die vanuit het bekken door het achterste deel van het been loopt; beschadiging kan optreden bij incorrecte injecties in de bilspier. |
| Arteria Glutea Superior/Inferior | Belangrijke slagaders in het bilgebied die beschadigd kunnen raken bij intramusculaire injecties in de gluteus maximus. |
| Vena Glutea Superior/Inferior | Belangrijke aders in het bilgebied die beschadigd kunnen raken bij intramusculaire injecties in de gluteus maximus. |