Cover
Jetzt kostenlos starten lesMPD2025 (1).pdf
Summary
# Myeloproliferatieve ziekten
Myeloproliferatieve ziekten (MPN's) zijn een groep chronische of acute aandoeningen die gekenmerkt worden door de overmatige productie van één of meer bloedceltypen in het beenmerg [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
### 1.1 Classificatie van myeloproliferatieve ziekten
Myeloproliferatieve ziekten worden onderverdeeld in chronische en acute vormen [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
#### 1.1.1 Chronische myeloproliferatieve ziekten
De belangrijkste chronische myeloproliferatieve ziekten die besproken worden zijn:
* Polycythemia vera (PV) [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
* Idiopathische myelofibrose (IMF) / Myeloïde metaplasie met myelofibrose [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
* Essentiële trombocytose (ET) [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
* Chronische myeloïde leukemie (CML) [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
#### 1.1.2 Acute myeloproliferatieve ziekten
De acute myeloproliferatieve ziekten omvatten onder andere:
* Acute myeloïde leukemie (AML) [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
* Dysplasieën [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
### 1.2 Specifieke chronische myeloproliferatieve ziekten
#### 1.2.1 Polycythemia vera Vacquez
Polycythemia vera is een chronische myeloproliferatieve ziekte die wordt gekenmerkt door een overmatige productie van rode bloedcellen [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
#### 1.2.2 Idiopathische myelofibrose (IMF) / Myeloïde metaplasie met myelofibrose
Deze aandoening wordt gekenmerkt door de vorming van littekenweefsel (fibrose) in het beenmerg, wat leidt tot een afname van de normale bloedcelproductie [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
#### 1.2.3 Essentiële trombocytose
Essentiële trombocytose is een chronische myeloproliferatieve ziekte waarbij er een overmatige productie is van bloedplaatjes (trombocyten) [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
#### 1.2.4 Chronische myeloïde leukemie
Chronische myeloïde leukemie (CML) is een myeloproliferatieve ziekte die wordt gekenmerkt door een abnormale groei van granulocyten (een type witte bloedcel). Deze ziekte is vaak geassocieerd met het Philadelphia-chromosoom, wat resulteert in het BCR-ABL fusie-gen [niet direct in document [14](#page=14) [1](#page=1) [22](#page=22) [30](#page=30).
---
# Polycythemia vera Vacquez
Polycythemia vera Vacquez is een myeloproliferatieve aandoening gekenmerkt door een verhoogd aantal rode bloedcellen (RBC) en vaak ook een verhoogde hematocrietwaarde [3](#page=3) [8](#page=8).
### 2.1 Kliniek en symptomen
De symptomen van polycythemia vera Vacquez ontstaan door een sluipend begin, voornamelijk veroorzaakt door de toenemende bloedviscositeit. Veelvoorkomende klachten zijn hoofdpijn, duizeligheid, oorsuizen en visusstoornissen. Een karakteristiek symptoom is de rode verkleuring van de huid, bekend als plethora. Patiënten ervaren vaak jeuk, met name na het baden of douchen. Een verhoogde neiging tot trombose is een ernstig gevolg van de verhoogde bloedviscositeit. Gastro-intestinale klachten zoals meteorisme, een zwaar gevoel in de buik en ulcera kunnen ook voorkomen [4](#page=4).
### 2.2 Klinische tekens en evolutie
Bij lichamelijk onderzoek kan plethora worden waargenomen, evenals roodblauwe acrocyanose die kan overgaan in erythromelalgie. Conjunctivale injectie, een rode verkleuring van de oogbindvliezen, is ook een veelvoorkomend teken. Hepatosplenomegalie, een vergrote lever en milt, komt frequent voor: de milt is vergroot bij ongeveer 70% van de patiënten en de lever bij ongeveer 40%. Hartdecompensatie en een beroerte (CVA) treden op bij ongeveer 10% van de patiënten. Hyperuricemie, met een verhoogd urinezuurgehalte, kan leiden tot jicht. De ziekte kan evolueren naar myelofibrose in ongeveer 35% van de gevallen, en naar acute myeloïde leukemie (AML) in 5-10% van de gevallen [5](#page=5) [6](#page=6).
### 2.3 Laboratoriumbevindingen
Laboratoriumonderzoek toont een gestegen aantal RBC's en een toename van de totale red cell mass. De hematocrietwaarde kan oplopen tot meer dan 70%. Er is vaak een stijging van het aantal reticulocyten. De trombocyten kunnen ook significant stijgen, soms tot meer dan 10 miljoen per microliter. Het totale bloedvolume is eveneens verhoogd. Kenmerkend is een zeer lage sedimentatiesnelheid. Beenmergbiopten tonen een hyperplastisch beenmerg. Het Philadelphia (Phi) chromosoom is afwezig bij polycythemia vera. Recent is een JAK-2 mutatie geïsoleerd en is deze met PCR detecteerbaar [8](#page=8).
> **Tip:** De aanwezigheid van een JAK-2 mutatie is een cruciaal diagnostisch criterium.
### 2.4 Diagnostische criteria
De diagnostische criteria voor polycythemia vera omvatten zowel major- als minor-criteria [11](#page=11) [12](#page=12).
**Major criteria:**
* Een hemoglobine (Hb) gehalte van meer dan 18.5 gram per deciliter bij mannen, of meer dan 16.5 gram per deciliter bij vrouwen, of een aantoonbaar verhoogde red cell mass [11](#page=11) [12](#page=12).
* De aanwezigheid van een JAK-2 mutatie [11](#page=11) [12](#page=12).
**Minor criteria:**
* Kenmerken van polycythemia vera in het beenmerg [11](#page=11) [12](#page=12).
* Een laag erytropoëtine (Epo) gehalte in het bloed [11](#page=11) [12](#page=12).
* De aanwezigheid van endogene CFU-E (colony-forming units erythroid) in vitro [11](#page=11) [12](#page=12).
> **Tip:** Diagnose wordt gesteld bij aanwezigheid van minimaal twee major-criteria, of één major-criterium en twee minor-criteria.
### 2.5 Therapie
De behandeling van polycythemia vera Vacquez is gericht op het verminderen van de rode bloedcelmassa en het voorkomen van complicaties [13](#page=13).
* **Aderlating (venapunctie):** Dit is een primaire behandelmethode die gericht is op het uitlokken van een ijzertekort. Het streefdoel is een hematocrietwaarde onder de 45%. Het kan echter leiden tot een verdere stijging van trombocyten en witte bloedcellen [13](#page=13).
* **Aspirine profylaxie:** Dagelijkse inname van aspirine helpt bij het voorkomen van cardiovasculaire events en verlengt de overleving [13](#page=13).
* **Celremmende therapie:** Hydroxy-ureum wordt gebruikt als celremmend middel [13](#page=13).
* **JAK-2 inhibitoren:** Recent ontwikkelde medicijnen, zoals ruxolitinib, richten zich specifiek op de gemuteerde JAK-2 kinase [13](#page=13).
* **Allopurinol:** Dit medicijn wordt voorgeschreven bij patiënten met hyperuricemie om jicht te behandelen [13](#page=13).
* **Jeuk behandeling:** Jeuk reageert vaak onvoldoende op antihistaminica, maar kan goed behandeld worden met selectieve serotonine heropnameremmers (SSRI's) zoals fluoxetine [13](#page=13).
---
# Idiopathische myelofibrose
Idiopathische myelofibrose (IMF) is een chronische myeloproliferatieve neoplasie gekenmerkt door de accumulatie van bindweefsel in het beenmerg, wat leidt tot een verstoorde hematopoëse en de ontwikkeling van extramedullaire hematopoëse [15](#page=15).
### 3.1 Pathogenese
De pathogenese van idiopathische myelofibrose is gerelateerd aan de overmatige afscheiding van fibroblast groeifactoren, met name b-FGF, door clonale megakaryocytaire precursoren. Deze fibrotische verandering in het beenmerg leidt tot een verstoorde productie van bloedcellen, wat resulteert in cytopenieën. Een kenmerk van IMF is de ontwikkeling van extramedullaire hematopoëse, waarbij bloedaanmaak plaatsvindt in organen buiten het beenmerg, zoals de lever en milt [15](#page=15).
### 3.2 Klinische presentatie
IMF heeft meestal een sluipend begin en presenteert zich vaak bij middelbare leeftijd. De klinische presentatie is variabel en kan worden gedomineerd door de symptomen van fibrose of extramedullaire hematopoëse [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Symptomen van fibrose:**
* Botsclerose en cytopenieën [15](#page=15).
* Botpijn [16](#page=16).
* **Symptomen van extramedullaire hematopoëse:**
* Splenomegalie, vaak aanzienlijk vergroot (de grootste milten) [16](#page=16).
* Mogelijk hypersplenisme [15](#page=15).
* Secundaire jicht [15](#page=15).
* **Algemene symptomen:**
* Hypermetabole of B-symptomen [16](#page=16).
* Jeuk [16](#page=16).
* Bloedingen [16](#page=16).
Er is een risico op transformatie naar acute leukemie bij 10-20% van de patiënten [16](#page=16).
### 3.3 Laboratoriumdiagnostiek
De laboratoriumbevindingen bij idiopathische myelofibrose zijn variabel [17](#page=17).
* **Meest voorkomende afwijkingen:**
* Anemie [17](#page=17).
* Leukocytose [17](#page=17).
* Trombopenie [17](#page=17).
* **Kenmerkende bevindingen:**
* Leuko-erythroblastaire formule in het bloed. Dit duidt op de aanwezigheid van onrijpe witte bloedcellen en rode bloedcellen in de perifere circulatie, wat wijst op een ontregelde bloedaanmaak [17](#page=17).
### 3.4 Genetische mutaties
Moleculair onderzoek heeft diverse mutaties geïdentificeerd die geassocieerd zijn met IMF:
* **JAK2 mutatie:** Positief in ongeveer 50% van de gevallen [17](#page=17).
* **Tpo receptor mutatie (MPL):** Aanwezig in 5-10% van de gevallen [17](#page=17).
* **Calreticuline mutatie:** Gevonden in 30-35% van de gevallen, en deze mutaties interfereren met de JAK-STAT pathway [17](#page=17).
### 3.5 Beenmerg- en weefselonderzoek
* **Beenmergaspiraat:** Vaak een 'dry tap' (droge aspiratie) door de uitgebreide fibrose [17](#page=17).
* **Botbiopt:** Toont vervezeling (fibrose) van het beenmerg [17](#page=17).
* **Leverbiopt:** Kan extramedullaire hematopoëse aantonen [17](#page=17).
* **Radiografie van het bot:** Soms kan osteosclerose (toename van botdichtheid) worden waargenomen [17](#page=17).
### 3.6 Prognose
De prognose van idiopathische myelofibrose is gereserveerd. De mediane overleving is ongeveer 5 jaar vanaf de diagnose en 10 jaar vanaf het begin van de ziekte. IMF kan ook het eindstadium zijn van polycythemia vera (PV) of essentiële trombocytemie (ET) [21](#page=21).
* **Terminale fase:** Gekenmerkt door complicaties zoals infecties, cardiovasculaire problemen (cordeco), leverfalen met ascites (leverdeco), en transformatie naar acute myeloïde leukemie (AML) [21](#page=21).
### 3.7 Behandeling
De behandeling van idiopathische myelofibrose is gericht op het verlichten van symptomen en het verbeteren van de kwaliteit van leven [21](#page=21).
* **Supportieve therapie:** Algemene ondersteunende maatregelen [21](#page=21).
* **Hydroxyureum:** Kan worden ingezet in de celrijke fase van de ziekte om de bloedcelproductie te reduceren [21](#page=21).
* **JAK-2 inhibitoren:** Medicijnen zoals ruxolitinib worden gebruikt om de geactiveerde JAK-STAT pathway te remmen [21](#page=21).
* **Miltbestraling:** Kan worden toegepast ter reductie van splenomegalie [21](#page=21).
* **Stamceltransplantatie (SCT):** Een potentiële curatieve optie voor jonge patiënten die hiervoor in aanmerking komen [21](#page=21).
> **Tip:** Het is cruciaal om de verschillende genetische mutaties te herkennen, aangezien deze prognostische waarde kunnen hebben en soms therapeutische doelen vormen, met name de JAK2-mutatie [17](#page=17).
>
> **Tip:** Bij een patiënt met onverklaarbare anemie, splenomegalie en constitutionele symptomen dient altijd aan idiopathische myelofibrose te worden gedacht [16](#page=16).
---
# Essentiële trombocytose
Essentiële trombocytose is een chronische maligniteit van het beenmerg waarbij er sprake is van een persisterende verhoging van het aantal bloedplaatjes (trombocyten) zonder aanwijsbare oorzaak na uitsluiting van andere aandoeningen [23](#page=23) [24](#page=24).
### 4.1 Klinische presentatie
De klinische presentatie van essentiële trombocytose is wisselend. Vaak wordt de aandoening toevallig ontdekt tijdens routinematig bloedonderzoek. Symptomen kunnen bestaan uit microcirculatiestoornissen, zoals een brandend gevoel in handen of voeten, en hoofdpijn. Er kan sprake zijn van arteriële trombose of een verhoogde bloedingsneiging. Splenomegalie (vergroting van de milt) is zeldzaam [23](#page=23).
### 4.2 Diagnostiek
De diagnose van essentiële trombocytose wordt gesteld op basis van een persisterende trombocytose, waarbij het aantal bloedplaatjes soms meer dan 3.10e6 per microliter bedraagt, zonder tekenen van inflammatie. Cruciaal voor de diagnose is de uitsluiting van andere oorzaken van trombocytose [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 4.2.1 Uitsluitingscriteria
De volgende aandoeningen moeten worden uitgesloten:
* Polycythaemia vera [24](#page=24).
* Chronische myeloïde leukemie (CML) [24](#page=24).
* Myelofibrose (CIMF) [24](#page=24).
* Myelodysplastische syndromen (MDS) [24](#page=24).
* Reactieve trombocytose, die kan optreden na bloedingen, trauma, postoperatief, bij chronisch ijzertekort of na splenectomie [24](#page=24).
Er is overlap in de onderliggende mutaties, waarbij in ongeveer zestig procent van de gevallen een JAK2-mutatie wordt gevonden en in twintig procent van de gevallen een CalR-mutatie [24](#page=24).
> **Tip:** Het grondig uitsluiten van secundaire oorzaken van trombocytose is essentieel voor een correcte diagnose van essentiële trombocytose [24](#page=24).
### 4.3 Behandeling
De behandeling van essentiële trombocytose is gericht op het voorkomen van trombose en bloedingen [26](#page=26).
#### 4.3.1 Behandelingsopties
* **Aspirine:** Voorheen werd bij patiënten zonder bloedingen en met een trombocytenaantal tot 1 miljoen, aspirine gegeven. De indicatie hiervoor staat tegenwoordig ter discussie [26](#page=26).
* **Hydroxyureum:** Bij patiënten ouder dan 60 jaar, met cardiovasculaire antecedenten en/of een trombocytenaantal boven de 1.5 miljoen, is hydroxyureum de eerstelijnsbehandeling [26](#page=26).
* **Anagrelide:** Dit middel wordt ingezet bij falen van de behandeling met hydroxyureum [26](#page=26).
* **Trombocytaferese:** Bij extreem hoge bloedplaatjeswaarden kan soms trombocytaferese overwogen worden [26](#page=26).
> **Tip:** De keuze voor een specifieke behandeling hangt af van risicofactoren zoals leeftijd, cardiovasculaire geschiedenis en het absolute aantal bloedplaatjes [26](#page=26).
Er bestaat een risico op transformatie naar acute myeloïde leukemie (AML) [26](#page=26).
---
# Chronisch myeloïde leukemie
Chronisch myeloïde leukemie (CML) is een myeloproliferatieve aandoening die gekenmerkt wordt door een specifieke moleculaire afwijking, het Philadelphia chromosoom, wat leidt tot de ontwikkeling van therapeutisch resistentere ziektefasen indien onbehandeld [31](#page=31).
### 5.1 Moleculaire basis
De oorzaak van CML is een reciproke translocatie tussen chromosoom 9 en 22, resulterend in het Philadelphia chromosoom. Deze translocatie creëert een fusiegen, het *bcr-abl* gen, dat codeert voor een constitutief actief tyrosine kinase fusie-eiwit. Dit eiwit stimuleert vervolgens de groei van de getroffen myeloïde cellen downstream. De ontdekking van het Philadelphia chromosoom en de rol van het *bcr-abl* gen is een fundamentele doorbraak geweest in het begrip van CML [31](#page=31) [34](#page=34).
### 5.2 Kliniek
CML presenteert zich doorgaans indolent in het beginstadium en wordt vaak bij toeval vastgesteld tijdens routineonderzoek. De mediane leeftijd bij diagnose ligt tussen de 40 en 60 jaar, en de aandoening is zeldzaam bij kinderen. Symptomatische patiënten kunnen last hebben van anemie, koorts, nachtzweten en gewichtsverlies. Splenomegalie is een veelvoorkomend symptoom, aanwezig in ongeveer 90% van de gevallen. Bij zeer hoge celgetallen in het bloed kan leukostase optreden, een potentieel levensbedreigende complicatie [38](#page=38).
### 5.3 Diagnose
Diagnostisch onderzoek toont doorgaans leukocytose met een breed spectrum van myeloïde precursors in het perifere bloed (PBO). Vaak is er ook sprake van thrombocytose. De definitieve diagnose wordt gesteld middels beenmerg cytogenetica, waarbij het Philadelphia chromosoom aangetoond kan worden, of door middel van *bcr-abl* PCR of FISH-analyse. Beenmergonderzoek biedt het voordeel dat het ook de bepaling van het ziektestadium toelaat [39](#page=39).
### 5.4 Evolutie van CML
CML kent typisch drie fasen van progressie:
1. **Chronische fase:** De initiële, indolente fase van de ziekte [40](#page=40).
2. **Acceleratie:** Gekenmerkt door een stijging van het aantal witte bloedcellen (WBC) ondanks voortgezette therapie, mogelijk gepaard gaande met anemie, trombopenie, toenemende hepatosplenomegalie, eosinofilie en basofilie [40](#page=40).
3. **Blastencrisis:** Transformatie naar een acute myeloïde leukemie (AML) die therapie-resistent is. Dit gebeurde vroeger in ongeveer 25% van de gevallen zonder voorafgaande acceleratie [40](#page=40).
### 5.5 Therapie
Historisch gezien werd CML behandeld met hydroxyurea en interferon. De introductie van tyrosinekinaseremmers (TKI's) zoals imatinib, dasatinib, nilotinib, bosutinib en ponatinib heeft geleid tot zeer goede moleculaire remissies en een significante verbetering van de overlevingskansen (OS). Deze therapie is curatief in een subgroep van patiënten. Bij een refractair of evolutief ziektebeeld blijft allogene stamceltransplantatie (SCT) een optie. Het risico bij SCT is afhankelijk van factoren zoals leeftijd, aanwezigheid van een familiale donor en het stadium van de ziekte op het moment van transplantatie [41](#page=41) [42](#page=42).
### 5.6 Behandelingsdoelen
De streefdoelen in de behandeling van CML omvatten het bereiken van:
* Hematologische remissie [43](#page=43).
* Complete cytogenetische respons (aangetoond met FISH) [43](#page=43).
* Moleculaire remissie, gedefinieerd als een 2-log reductie van *bcr-abl* transcripten gemeten met PCR [43](#page=43).
* Major moleculaire remissie (MMR), wat betekent dat de PCR negatief is of een 4-log reductie wordt bereikt [43](#page=43).
Het uiteindelijke doel is genezing van de ziekte [43](#page=43).
> **Tip:** Het nauwkeurig monitoren van moleculaire remissie met PCR is cruciaal voor het beoordelen van de effectiviteit van TKI-therapie en het identificeren van patiënten die mogelijk baat hebben bij intensivering van de behandeling of een andere therapeutische strategie [43](#page=43).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Myeloproliferatieve Ziekten | Een groep van bloedkankers waarbij het beenmerg te veel van bepaalde bloedcellen produceert. Deze ziekten kunnen chronisch of acuut zijn. |
| Polycythemia vera Vacquez | Een chronische myeloproliferatieve ziekte gekenmerkt door een verhoogd aantal rode bloedcellen, wat leidt tot een verhoogde bloedviscositeit en symptomen zoals hoofdpijn en duizeligheid. |
| Idiopathische myelofibrose (IMF) | Een chronische myeloproliferatieve ziekte waarbij bindweefsel zich ophoopt in het beenmerg, wat leidt tot fibrose en stoornissen in de bloedcelproductie, vaak met extramedullaire hematopoëse in lever en milt. |
| Essentiële trombocytose | Een chronische myeloproliferatieve ziekte die wordt gekenmerkt door een aanhoudend verhoogd aantal bloedplaatjes in het bloed, zonder duidelijke oorzaak na uitsluiting van andere aandoeningen. |
| Chronisch myeloïde leukemie (CML) | Een chronische myeloproliferatieve ziekte die ontstaat door een specifieke genetische afwijking (Philadelphia chromosoom), leidend tot overmatige productie van myeloïde cellen. |
| Erytrocyten (RBC) | Rode bloedcellen, verantwoordelijk voor het transport van zuurstof door het lichaam. Een verhoogd aantal hiervan wordt gezien bij polycythemia. |
| Erytropoëtine (Epo) | Een hormoon dat voornamelijk door de nieren wordt geproduceerd en de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg stimuleert. |
| Bloedviscositeit | De mate van weerstand die het bloed biedt tegen stroming. Verhoogde viscositeit, zoals bij polycythemia, kan leiden tot circulatieproblemen. |
| Plethora | Een roodachtige verkleuring van de huid en slijmvliezen, vaak veroorzaakt door een verhoogd aantal rode bloedcellen. |
| Erytromelalgie | Een aandoening gekenmerkt door aanvallen van brandende pijn, roodheid en warmte, meestal in de handen en voeten, vaak geassocieerd met polycythemia vera. |
| Splenomegalie | Een abnormale vergroting van de milt, een veelvoorkomend symptoom bij verschillende hematologische aandoeningen, waaronder myeloproliferatieve ziekten. |
| Hepatomegalie | Een abnormale vergroting van de lever, die ook kan voorkomen bij myeloproliferatieve ziekten, vaak als gevolg van extramedullaire hematopoëse. |
| Hyperuricemie | Een verhoogd gehalte aan urinezuur in het bloed, wat kan leiden tot jicht en nierstenen, en vaak wordt waargenomen bij myeloproliferatieve aandoeningen. |
| Beenmerg | Het sponsachtige weefsel binnenin botten waar bloedcellen worden geproduceerd. Afwijkingen in het beenmerg zijn kenmerkend voor myeloproliferatieve ziekten. |
| Jak-2 mutatie | Een specifieke genetische mutatie in het Januskinase 2 gen, die veelvuldig voorkomt bij myeloproliferatieve neoplasmata zoals polycythemia vera en myelofibrose. |
| Fibrtoblast groeifactoren (b-FGF) | Signaalmoleculen die betrokken zijn bij celgroei en -ontwikkeling. Bij myelofibrose scheiden clonale megakaryocytaire precursoren deze factoren af, wat leidt tot fibrose. |
| Extramedullaire hematopoëse | De vorming van bloedcellen buiten het beenmerg, typisch in de lever en milt, wat kan optreden bij ernstige beenmergziekten zoals myelofibrose. |
| Leuko-erythroblastaire formule | Een laboratoriumbevinding in het bloedbeeld waarbij zowel onrijpe witte bloedcellen (leukoblasten) als onrijpe rode bloedcellen (erythroblasten) aanwezig zijn, duidend op ernstige stoornissen in de bloedcelproductie. |
| Philadelphia chromosoom (Phi) | Een specifiek genetisch kenmerk dat ontstaat door een translocatie tussen chromosoom 9 en 22, karakteristiek voor chronisch myeloïde leukemie en geassocieerd met de vorming van het bcr-abl fusie-eiwit. |
| Tyrosinekinase | Een enzym dat een fosfaatgroep overdraagt op een tyrosine-aminozuur in een eiwit. Het bcr-abl tyrosinekinase is constitutief actief bij CML en stimuleert celgroei. |
| Hematologische remissie | Een toestand waarbij de hematologische parameters (zoals bloedcelaantallen) binnen normale grenzen vallen na behandeling van een hematologische maligniteit. |
| Moleculaire remissie | Een toestand waarbij specifieke moleculaire markeringen (zoals het bcr-abl transcript bij CML) niet meer detecteerbaar zijn, of significant gereduceerd zijn, met gevoelige testmethoden zoals PCR. |