Cover
Jetzt kostenlos starten Les 1c Medicatietoediening Trombosevorming en anticoagulantia.pdf
Summary
# Ontstaan van een bloedklonter
Dit gedeelte beschrijft de oorzaken en mechanismen achter de vorming van bloedklonters, inclusief veranderingen in de aderwand, verhoogde stollingsneiging en vertraging van de veneuze terugvoer.
### 1.1 Definitie en doel van bloedstolling
Bloedstolling is een fysiologisch proces dat dient om bloedverlies bij verwondingen te voorkomen. Een bloedklonter, ook wel trombus genoemd, is het resultaat van dit proces. Wanneer een bloedklonter ontstaat zonder een duidelijke aanleiding van een bloeding, spreekt men van trombose. De aanwezigheid van een trombus kan leiden tot de afsluiting van een bloedvat [2](#page=2).
### 1.2 Factoren die bijdragen aan het ontstaan van een bloedklonter
Het ontstaan van een bloedklonter wordt beïnvloed door meerdere factoren [2](#page=2):
* Wijzigingen in de aderwand [2](#page=2).
* Een verhoogde bloedstollingsneiging [2](#page=2).
* Vertraging van de veneuze terugvoer of de bloedstroom [2](#page=2).
* De samenstelling van het bloed zelf [2](#page=2).
#### 1.2.1 Wijzigingen in de aderwand
Verschillende oorzaken kunnen leiden tot veranderingen in de aderwand, wat het risico op trombose vergroot. Deze oorzaken omvatten [3](#page=3):
* Ongevallen [3](#page=3).
* Operaties [3](#page=3).
* Ontsteking van de aders (flebitis), wat kan optreden door onder andere:
* Perfusies [3](#page=3).
* Intraveneuze injecties [3](#page=3).
* Irritatie door medicatie [3](#page=3).
* Spataders [3](#page=3).
#### 1.2.2 Verhoogde bloedstollingsneiging
Een verhoogde neiging van het bloed om te stollen kan voortkomen uit diverse factoren [3](#page=3):
* **Bepaalde aandoeningen:** Specifieke medische condities kunnen de stolling beïnvloeden [3](#page=3).
* **Inname van bepaalde geneesmiddelen:** Sommige medicijnen verhogen de stollingsneiging [3](#page=3).
* **Combinatie van roken en orale anticonceptiva:** Deze combinatie is een bekende risicofactor [3](#page=3).
* **Uitgebreide wonden (zoals na operaties):** Bij uitgebreide wonden komt tromboplastine vrij, wat de stollingstijd aanzienlijk versnelt [3](#page=3).
> **Tip:** Begrijpen welke medische ingrepen en aandoeningen de stolling beïnvloeden, is cruciaal voor risicobeoordeling.
#### 1.2.3 Vertraging van de veneuze terugkeer
Vertraging in de veneuze terugkeer, oftewel een verminderde bloedstroom door de aders, verhoogt het risico op trombose. Dit treedt onder andere op wanneer de spierpompwerking vermindert door voortdurende bedlegerigheid. Al vanaf 24 uur bedlegerigheid kan de spierpompwerking afnemen. Normaal gesproken helpen spieren de bloedstroom op gang te houden. Bij langdurig stilzitten of bedlegerigheid nemen de spieren deze taak niet meer adequaat op zich, waardoor het bloeddebiet afneemt en de kans op trombosevorming toeneemt [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Een patiënt die na een operatie langdurig in bed moet blijven, loopt een verhoogd risico op veneuze trombo-embolieën door de verminderde spieractiviteit en bloedstroom.
---
# Risicopopulatie
De risicopopulatie voor trombo-embolie omvat specifieke bevolkingsgroepen met een verhoogd risico, mede beïnvloed door factoren zoals immobiliteit, chirurgische ingrepen en levensstijl [9](#page=9).
### 2.1 Algemene verhoogde risicofactoren
Het risico op trombo-embolie is aanwezig bij elke volwassen patiënt zodra de bedlegerigheid langer dan 24 uur aanhoudt [9](#page=9).
### 2.2 Specifieke risicofactoren
Naast algemene bedlegerigheid zijn er diverse bijkomende risicofactoren die het ontstaan van trombo-embolie kunnen bevorderen:
* **Chirurgische ingrepen:**
* Operaties, in het bijzonder in het kleine bekken, verhogen het risico aanzienlijk [9](#page=9).
* Orthopedische operaties aan de onderste ledematen zijn eveneens geassocieerd met een verhoogd risico [9](#page=9).
* **Levensstijl en medische condities:**
* **Zwaarlijvigheid** is een belangrijke risicofactor [9](#page=9).
* **Ouderdom** draagt bij aan een verhoogd risico [9](#page=9).
* Gebruik van **anticonceptiepillen** (pilgebruik) verhoogt de kans op trombo-embolie [9](#page=9).
* De aanwezigheid van **spataders** wordt als een risicofactor beschouwd [9](#page=9).
* **Ontstekingen** kunnen het risico verhogen [9](#page=9).
* **Zwangerschap:**
* Tijdens de zwangerschap is er een verhoogd risico, met name in het derde trimester [9](#page=9).
* **Langdurige immobiliteit (reisgerelateerd):**
* Langdurige vliegreizen, waarbij langdurige immobiliteit optreedt, verhogen het risico [9](#page=9).
* **Preventieve maatregelen** tijdens langdurige vliegreizen omvatten regelmatig bewegen, het vermijden van alcohol en voldoende hydratatie [9](#page=9).
> **Tip:** Het is cruciaal om patiënten met deze risicofactoren te identificeren en preventieve maatregelen te treffen om trombo-embolische complicaties te voorkomen.
> **Voorbeeld:** Een 75-jarige patiënt met overgewicht die recentelijk een orthopedische operatie aan de heup heeft ondergaan, behoort tot een hoge risicopopulatie voor diep-veneuze trombose en longembolie.
---
# Gevolgen van trombose
Dit onderdeel beschrijft de verschillende complicaties die kunnen ontstaan als gevolg van een trombus, waaronder longembolieën, hersenembolieën (TIA, CVA), hartembolieën (AMI, Angina Pectoris) en veneuze trombose in de benen.
### 3.1 Algemene mechanismen van gevolgen
Een trombus, oftewel bloedstolsel, ontstaat voornamelijk waar de bloedsomloop vertraagt, zoals in de holte van aderkleppen, bij letsels of bij veranderingen in de aderwand. Wanneer een trombus aanzienlijk in volume groeit en een diepe ader volledig opvult, wordt dit een diepe veneuze trombose genoemd [10](#page=10).
De trombus kan zich geheel of gedeeltelijk losrukken, bijvoorbeeld door een plotselinge toename van de intravasculaire druk. Dit losgekomen stolsel wordt een gevaarlijke embolie, wat een ronddrijvende trombus in de bloedcirculatie is [10](#page=10).
#### 3.1.1 Veneuze embolieën
Met de veneuze bloedsomloop kan een bloedklonter via de holle ader in de rechter hartkamer terechtkomen, en vervolgens in de longslagader. Hier zet het stolsel zich vast in de vertakkingen, wat frequent een levensgevaarlijke longembolie veroorzaakt [11](#page=11).
#### 3.1.2 Arterieële embolieën
##### 3.1.2.1 Hersenembolieën
Wanneer een embolie uitwijkt naar de hersenen, resulteert dit in een hersenembolie. Een hersenembool kan een arterie in de hersenen afsluiten, wat leidt tot een herseninfarct. De verschijnselen die optreden, zoals bewusteloosheid, spraakstoornissen of verlammingen, zijn afhankelijk van de grootte van de arterie en de locatie waar het stolsel vastloopt [12](#page=12).
* **TIA (transiënte ischemische attack):** Als de gevolgen zich binnen 24 uur herstellen, wordt dit een TIA genoemd [12](#page=12).
* **CVA (cerebrovasculair accident):** Bij blijvende gevolgen spreekt men van een CVA [12](#page=12).
Een TIA en CVA zijn dus gevolgen van een arteriële trombose [13](#page=13).
Naast arteriële embolieën kan er ook trombose optreden in de hersenvenen, wat een "cerebrale sinustrombose" of "trombosehoofd" wordt genoemd. Hierbij bevindt zich een bloedprop in de afvoerende vaten van het hoofd, wat vooral bij jonge, voorheen gezonde personen, en vaak jonge vrouwen voorkomt. De klachten lijken op die van een TIA of CVA, maar met de huidige behandeling herstellen de meeste patiënten volledig [13](#page=13).
**Symptomen van een herseninfarct kunnen zijn:**
* Epilepsie [13](#page=13).
* Bewustzijnsverlies [13](#page=13).
* Coma [13](#page=13).
* Dronkenmansgang [13](#page=13).
* Uitvalsverschijnselen zoals:
* Verlamming [13](#page=13).
* Spraakstoornissen [13](#page=13).
* Dubbelzien [13](#page=13).
* Uitval van een gezichtshelft, scheefhangende mond [13](#page=13).
##### 3.1.2.2 Hartembolieën
Een embolie die naar het hart uitwijkt, veroorzaakt een hartembolie. Een hartembool kan de kransslagaders (coronairen) gedeeltelijk of volledig afsluiten, wat leidt tot een acuut myocardinfarct (AMI) of angina pectoris [15](#page=15).
**Symptomen van een hartembolie kunnen zijn:**
* Benauwd, beklemmend gevoel op de borst [15](#page=15).
* Stekende pijn die uitstraalt naar de linkerarm, schouder, kaak of rug [15](#page=15).
* Hevige en constante pijn (geen stekende pijn) die minstens 5 minuten aanhoudt [15](#page=15).
* Misselijkheid en zweten [15](#page=15).
### 3.2 Specifieke gevolgen per orgaan
#### 3.2.1 Longen
Een embolie die via de holle ader door het hart in de longslagader terechtkomt en daar obstructie veroorzaakt, noemen we een longembolie. Het longweefsel achter de bloedprop kan afsterven, waardoor de gasuitwisseling op die plaatsen onmogelijk wordt [18](#page=18).
**Belangrijkste klachten van een longembolie:**
* Plotseling optredende benauwdheid [18](#page=18).
* Pijn bij het zuchten en hoesten [18](#page=18).
* Angst door een verstikkend gevoel [18](#page=18).
**Symptomen van een longembolie kunnen zijn:**
* Hartkloppingen [18](#page=18).
* Flauwvallen [18](#page=18).
* Bleke gelaatskleur [18](#page=18).
* Zweten [18](#page=18).
* Zeer kortademig zijn [18](#page=18).
* Angstig zijn (doodsangst, verstikkingsgevoel) [18](#page=18).
**Verpleegkundig handelen bij een longembolie:**
* Onmiddellijk zuurstof toedienen [18](#page=18).
* Patiënt rechtop zetten [18](#page=18).
* Medische voorschriften van de arts volgen [18](#page=18).
#### 3.2.2 Benen
Diepe veneuze trombose in de benen kan leiden tot een "trombosebeen" [19](#page=19).
**Symptomen van een trombosebeen:**
* Plotse en snelle zwelling van het ledemaat [19](#page=19).
* Zwaar en pijnlijk gevoel in het been [19](#page=19).
* Rode tot blauwachtige verkleuring van het been [19](#page=19).
* Strak gespannen huid van het been met gestuwde oppervlakkige venen [19](#page=19).
* "Etalagebenen" bij claudicatio intermittens [19](#page=19).
---
# Profylactie en preventie van trombose
Dit gedeelte richt zich op de maatregelen ter voorkoming van diepe veneuze trombosen, waaronder medicatie, bevordering van veneuze terugvloei en verpleegkundige aspecten [20](#page=20) [31](#page=31).
### 4.1 Principes van trombosepreventie
Preventie van diepe veneuze trombosen (DVT) steunt op drie pijlers: snelle mobilisatie, gebruik van anti-trombosekousen en toediening van antistollingsmedicatie. Deze aanpak is een combinatie van factoren die gericht zijn op het verminderen van de neiging tot stolling, het verbeteren van de bloedcirculatie en het voorkomen van schade aan aderen [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [31](#page=31).
#### 4.1.1 Wijziging van de aderwand
Om het ontstaan van trombosen te voorkomen, is het belangrijk om ontstekingen van aderen te vermijden en te behandelen indien deze toch optreden. Tevens dient elk letsel, kneuzing of afsnoering, met name aan de onderste ledematen, vermeden te worden [20](#page=20).
#### 4.1.2 Verhoogde neiging tot bloedstolling tegengaan
Een verhoogde neiging tot bloedstolling kan worden tegengaan door de toediening van anticoagulantia. Heparine blokkeert de vorming van trombokinase. In de praktijk worden heparinederivaten met een laag moleculair gewicht gebruikt, zoals Calparine, Fraxiparine of Clexane. De dosering wordt bepaald door de arts en is afhankelijk van factoren zoals lichaamsgewicht en type operatie. Deze medicatie wordt doorgaans subcutaan in de buik toegediend [21](#page=21).
> **Tip:** Anticoagulantia voorkomen de aangroei van klonters [31](#page=31).
#### 4.1.3 Veneuze terugvloei bevorderen
Het bevorderen van de veneuze terugvloei is een hoofddoel van tromboseprofylaxie. Dit kan worden bereikt door middel van gymnastische oefeningen, hoogstand van de benen, en het gebruik van elastische drukverbanden of anti-trombosekousen [22](#page=22).
##### 4.1.3.1 De rol van elastische kousen (TED kousen)
Elastische kousen, ook wel TED kousen of dauerbinden genoemd, verminderen de diameter van de ader door middel van elastische druk. Dit zorgt ervoor dat bloed wordt verplaatst van het oppervlakkige naar het diepe adersysteem en met grotere snelheid naar het hart wordt gestuwd. De snelheid van de bloedsomloop in de onderste ledematen is een samenspel tussen de spierpomp en de aderkleppen, die fungeren als ventielen die de bloedstroom enkel richting het hart toelaten [22](#page=22).
Voordelen van elastische kousen ten opzichte van windels zijn: minder tijd en materiaal nodig, minimale kans op fouten bij het aanleggen, en de constante uitoefening van de noodzakelijke fysiologische drukgradiënt (afnemend van distaal naar proximaal) [23](#page=23).
Goed aangepaste kousen zorgen voor een fysiologische drukval van 60%. Bij bedlegerige patiënten kan de veneuze terugkeer hierdoor gemiddeld met 180 tot 190% worden verhoogd [24](#page=24).
> **Tip:** Elastische kousen maken gebruik van de natuurlijke mechanismen van de bloedsomloop om de veneuze terugvoer te verbeteren [22](#page=22) [23](#page=23).
###### 4.1.3.1.1 Indicaties en aanwijzingen voor anti-trombosekousen
Anti-trombosekousen dienen gedragen te worden vanaf het begin van de pre-operatieve bedlegerigheid, zeker vanaf het moment van toediening van de premedicatie. Ze moeten gedragen worden gedurende de gehele immobilisatieperiode, tot zelfs bij het postoperatief opstaan. Ook tijdens de periode van bedlegerigheid voor, tijdens en na de bevalling of sectio worden ze ingezet [24](#page=24).
###### 4.1.3.1.2 Verpleegkundige aspecten bij anti-trombosekousen
Belangrijke verpleegkundige aandachtspunten zijn:
* Observeren of de kousen goed zitten [25](#page=25).
* Kousen uittrekken om de benen te wassen (in bed) [25](#page=25).
* Zorgen dat de kousen aan zijn vóór het eerste opstaan in de ochtend [25](#page=25).
* Kousen dienen steeds per paar aangetrokken te worden, nooit aan één been alleen [25](#page=25).
* Kousen dienen minimaal om de drie dagen gewisseld te worden om te wassen [25](#page=25).
* TED kousen dienen tweemaal per jaar vervangen te worden [25](#page=25).
De kousen worden door de patiënt betaald en blijven diens eigendom. Bij opname kan geïnformeerd worden of de patiënt reeds kousen bezit [25](#page=25).
Rond de tenen is de kous normaal drukvrij. Een kijkraampje maakt controle van de doorbloeding en palpatie van de tenen mogelijk zonder de kous uit te trekken. De versterkte hiel vergemakkelijkt het aantrekken, voorkomt wegglijden en zorgt voor een perfecte pasvorm [25](#page=25) [26](#page=26).
###### 4.1.3.1.3 Contra-indicaties voor anti-trombosekousen
Contra-indicaties voor het gebruik van anti-trombosekousen zijn:
* Arteriële doorbloedingsstoornissen (vanwege kans op afsnoering) [26](#page=26).
* Misvormingen van de onderste ledematen (vanwege kans op afsnoering of drukletsels) [26](#page=26).
* Longoedeem of uitgesproken beenoedeem [26](#page=26).
* Hartinsufficiëntie (risico op overbelasting van het hart) [26](#page=26).
###### 4.1.3.1.4 Opmeten voor anti-trombosekousen
Voor een correcte pasvorm is het opmeten van de ledematen essentieel. De ideale metingen omvatten de enkelomtrek, de kuitomtrek op het dikste punt, de omtrek van het dijbeen 15 cm boven de knie, en de omtrek van het bovenbeen 4 cm onder de bilplooi. De lengte van het onderbeen (voor kniekousen) of de volledige beenlengte (voor dijbeenkousen) is eveneens van belang [27](#page=27).
In de praktijk worden enkelomtrek en dijbeenomtrek (15cm boven knie) soms niet gemeten, hoewel dit de pasvorm zou verbeteren. Een te grote maat resulteert in onvoldoende steun, terwijl een te kleine maat leidt tot onprettig draagcomfort en mogelijke problemen [27](#page=27).
* **Opmeten voor kniekousen:**
1. Meet de omtrek van de kuit op het dikste gedeelte [27](#page=27).
2. Meet de lengte van het onderbeen van de hiel tot 2 cm onder de knieplooi [27](#page=27).
* **Opmeten voor dijbeenkousen:**
1. Meet de omtrek van het bovenbeen ca. 4 cm onder de bilplooi [28](#page=28).
2. Meet de omtrek van de kuit op het dikste gedeelte [28](#page=28).
3. Meet de lengte van het been van de hiel tot ca. 4 cm onder de bilplooi [28](#page=28).
Maattabellen worden gebruikt om de correcte maat te bepalen op basis van deze metingen [28](#page=28).
> **Tip:** Hulpmiddelen zoals een aantrekhulp of de "Magnide 2 in 1" kunnen het aantrekken van TED kousen vergemakkelijken [29](#page=29) [30](#page=30).
#### 4.1.4 Behandeling bij reeds aanwezige DVT
Indien er een diepe veneuze trombose aanwezig is, kan deze worden behandeld met medicatie die klonters oplost (trombolyse), onder voortdurende controle van de stollingsparameters. Langdurige bedrust met lichte hoogstand van de benen gedurende ongeveer tien dagen kan worden toegepast om het loskomen van klonters te voorkomen [31](#page=31).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Trombus | Een bloedklonter die ontstaat in een bloedvat, wat kan leiden tot een verstopping. |
| Trombose | Het ontstaan van een bloedklonter in een bloedvat zonder dat er een externe bloeding is, wat de bloedstroom kan belemmeren. |
| Flebitis | Ontsteking van de aders, wat een mogelijke oorzaak is voor de vorming van een bloedklonter. |
| Tromboplastine | Een stof die vrijkomt bij weefselschade, met name bij uitgebreide wonden en operaties, die het bloedstollingsproces versnelt. |
| Veneuze terugkeer | Het proces waarbij bloed vanuit de aderen terugstroomt naar het hart. Vertraging hiervan verhoogt het risico op trombose. |
| Trombo-embolie | Een situatie waarbij een bloedklonter (trombus) zich gedeeltelijk of geheel losmaakt en door de bloedsomloop wordt meegevoerd (embolie), wat kan leiden tot verstoppingen in andere lichaamsdelen. |
| Diepe veneuze trombose (DVT) | Een bloedklonter die zich vormt in een diepe ader, meestal in de benen, wat kan leiden tot zwelling, pijn en het risico op losraken en een longembolie veroorzaken. |
| Embool | Een deeltje dat door de bloedbaan circuleert en een bloedvat kan afsluiten. Dit kan een losgeraakte trombus zijn, maar ook andere substanties zoals vet of lucht. |
| Longembolie | Een levensgevaarlijke aandoening waarbij een embolus (meestal een bloedklonter) de bloedstroom naar de longen blokkeert, wat leidt tot gedeeltelijke of volledige afsterving van longweefsel. |
| Hersenembolie | Een embolus die naar de hersenen uitwijkt en daar een bloedvat kan afsluiten, wat kan resulteren in een herseninfarct. |
| Herseninfarct (CVA) | Een cerebro-vasculair accident, veroorzaakt door afsluiting van een hersenarterie door een embolus of trombus, met blijvende neurologische schade als gevolg. |
| TIA (transiënt ischemisch attack) | Een voorbijgaande hersenischemie, waarbij de symptomen van een beroerte (zoals spraakstoornissen of verlamming) binnen 24 uur volledig verdwijnen, wat wijst op een tijdelijke afsluiting van een hersenbloedvat. |
| Ami (Acuut Myocard Infarct) | Een hartaanval, veroorzaakt door een gedeeltelijke of volledige afsluiting van een kransslagader, wat leidt tot afsterving van hartspierweefsel. |
| Angina Pectoris | Een drukkende pijn op de borst, veroorzaakt door een tijdelijk tekort aan bloedtoevoer naar de hartspier, vaak bij inspanning. |
| Anti-coagulantia | Medicijnen die de bloedstolling remmen door de vorming van stollingseiwitten, zoals heparinederivaten, om trombose te voorkomen. |
| Trombokinase | Een enzym dat een cruciale rol speelt in het bloedstollingsproces en de vorming van fibrine bevordert. Heparine en zijn derivaten blokkeren de werking hiervan. |
| Spierpompwerking | Het samentrekken en ontspannen van spieren, met name in de benen, die helpt bij de veneuze terugkeer van bloed naar het hart. |
| Elastische kousen (TED kousen) | Speciale kousen die compressie uitoefenen op de benen, ontworpen om de veneuze terugvloei te bevorderen en het risico op diepe veneuze trombose te verminderen. |
| Profylaxie | Preventieve maatregelen die worden genomen om de ontwikkeling van een ziekte of aandoening te voorkomen. |