Cover
Jetzt kostenlos starten Bishop2016.pdf
Summary
# Biomechanische effecten van voetondersteuning bij platvoeten
Dit onderzoek analyseert de directe effecten van voet taping en op maat gemaakte steunzolen op de voetbiomechanica bij volwassenen met platvoeten, met een focus op de veranderingen in beweging tijdens het lopen.
### 1.1 Inleiding en achtergrond
Voetfunctie wordt al lang geassocieerd met het pre-disponeren van individuen voor musculoskeletale blessures. Overmatige voetpronatie, kenmerkend voor platvoeten, kan leiden tot verschillende klachten zoals plantaire fasciitis en achilles tendinopathie. Op meer proximaal niveau kan voetpronatie ook een rol spelen in de etiologie van mediale tibiale stress syndroom en patellofemorale pijnsyndroom. De reductie van voetpronatie ("anti-pronatie") is daarom een belangrijk therapeutisch doel [1](#page=1) [6](#page=6) .
Platvoeten worden gekenmerkt door calcaneus-eversie, voorvoetabductie en een verlaagde mediale longitudinale boog. Dit kan de belastingen op intrinsieke voetstructuren veranderen de belastingsverdeling op de voetzool beïnvloeden en de belasting op intrinsieke voetspieren die de boogvervorming reguleren verhogen. Interventies zoals voet taping en steunzolen worden klinisch gebruikt met de aanname dat ze de voetbiomechanica kunnen moduleren, met name door het verminderen van pronatie. Echter, de precieze mechanismen waarmee deze interventies werken, zijn nog niet volledig begrepen [5](#page=5) .
Ondanks de klinische praktijk die uitgaat van een kinemische paradigma voor de werking van deze hulpmiddelen, is er nog geen bewijs dat de effecten van taping kunnen voorspellen wat de reactie op steunzolen zal zijn. Eerdere driedimensionale (3D) loopanalyses die de effecten van steunzolen en taping onderzochten, maakten vaak gebruik van markers op de schoen, wat niet representatief is voor de beweging van de voet binnen de schoen. Studies die schoenonderdelen verwijderden om toegang te krijgen tot het voetoppervlak, kunnen de structurele integriteit van de schoen beïnvloeden. Ook wordt voetkinematica vaak gemeten tijdens blootsvoets lopen, wat niet overeenkomt met hoe deze hulpmiddelen klinisch worden gebruikt. Een niet-invasieve multisegment aanpak die de kinematica van de voet binnen het schoeisel kan beschrijven, zou meer inzicht kunnen geven in de effecten van deze hulpmiddelen onder klinisch relevante omstandigheden [1](#page=1) [2](#page=2) [4](#page=4) [8](#page=8).
Dit onderzoek heeft als doel om:
1. Het directe effect van voet taping en op maat gemaakte steunzolen op de in-schoen multisegment voetkinematica bij volwassenen met platvoeten tijdens het lopen te bepalen.
2. Te onderzoeken of de biomechanische reacties van de voet op taping en steunzolen gerelateerd zijn.
De hypothesen waren dat beide interventies de hiel-eversie zouden verminderen en het externe inversiemoment zouden verhogen, de vervorming van de middenvoet en mediale boog zouden verminderen, en de piek dorsiflexie van de grote teen (hallux) zouden verhogen.
### 1.2 Methodologie
#### 1.2.1 Deelnemers
Eenentwintig gezonde volwassenen (n = 21) werden gerekruteerd. Criteria voor deelname waren een leeftijd tussen 18 en 30 jaar en een platvoetpostuur, gedefinieerd als een genormaliseerde naviculairhoogte tot voetlengte (NNHt) van ≥ 0.21. Uitsluitingscriteria omvatten neurologische of neuromusculaire aandoeningen die de gang beïnvloeden, geschiedenis van fracturen of operaties aan de onderste ledematen binnen de laatste 6 maanden, musculoskeletale blessures die langer dan een week afwezigheid van sport of werk vereisten, huidige pijn in de onderste ledematen, of bekende allergieën voor sporttape. Personen met actieve bacteriële, schimmel- of virale huidinfecties van de voeten werden ook uitgesloten, aangezien schoeisel zonder sokken werd gedragen. Het onderzoek kreeg ethische goedkeuring en alle deelnemers gaven schriftelijke geïnformeerde toestemming. Uiteindelijk werden 18 deelnemers (leeftijd 25.1 ± 2.8 jaar; lengte 1.73 ± 0.13 m; lichaamsmassa 70.3 ± 15.7 kg) opgenomen in de analyse [4](#page=4).
#### 1.2.2 Interventies: steunzolen en taping
Voorafgaand aan de dataverzameling werden gipsafgietsels van de voeten genomen voor de productie van op maat gemaakte steunzolen. De steunzolen werden vervaardigd met een protocol gericht op het verminderen van hielpronatie, met een gecorrigeerde hielpositie, minimale mediale expansie en booghoogte gelijk aan de naviculairhoogte in een neutrale calcaneale standpositie. De steunzolen bestonden uit 4 mm dik polypropyleen met een ethyleen-vinylacetaat (EVA) hielpost van 350 kg/m³ dichtheid en een 1.5 mm multiform top-cover [2](#page=2).
Standaard sporttape werd toegepast volgens de aangepaste low-Dye techniek, beschreven door Landorf et al. met de toevoeging van drie stroken proximaal van de middenvoetsbeentjes tot de hiel. Een tweede, aangepaste taping techniek werd ook gebruikt, bedoeld om het effect van steunzolen na te bootsen door inversie rond de gewrichtsasssen van de talonaviculaire, naviculair-mediale cuneiforme en mediale cuneiform-eerste middenvoetsbeentje gewrichten te bewerkstelligen. Alle taping werd uitgevoerd door dezelfde onderzoeker (TM) [2](#page=2).
#### 1.2.3 Loopanalyse
De deelnemers ondergingen 3D loopanalyse terwijl ze in vier omstandigheden liepen:
1. Neutrale sportschoen (ASICS Gel-Pulse 3).
2. Neutrale schoen met low-Dye taping.
3. Neutrale schoen met aangepaste taping.
4. Neutrale schoen met op maat gemaakte steunzolen.
Retroreflecterende markers (10 mm diameter) werden geplaatst op anatomische referentiepunten van de voeten volgens een gepubliceerd protocol. Om markers direct op de voet te kunnen plaatsen, werden cirkelvormige gaten van 25 mm diameter in het schoen bovendeel en de hielkap gesneden op gestandaardiseerde locaties. Dit eerder gevalideerde methode zorgt voor onbeperkte beweging van de markers binnen de sportschoenen en garandeert dat markers tussen condities op dezelfde locatie worden geplaatst. Wanneer tape een markerlocatie bedekte, werd de tape zo aangebracht dat ten minste een kwart van de marker zichtbaar bleef op de huid. De test-hertest betrouwbaarheid van de variabelen van interesse werd vastgesteld met intraclass correlatiecoëfficiënten variërend van 0.722 tot 0.896 [2](#page=2) [3](#page=3).
Beeldopnames werden gemaakt met 12 Vicon camera's op 100 Hz en grondreactiekracht (GRF) data werden verzameld met twee Kistler krachtplatforms op 400 Hz. De loopsnelheid werd gemonitord en alle deelnemers liepen op hun voorkeurssnelheid, waarbij proefpersonen binnen 10% van deze snelheid moesten blijven. Vijf loopstudies werden geregistreerd per conditie. De testvolgorde was gerandomiseerd, met een pauze van 10 minuten tussen de testcondities [3](#page=3).
#### 1.2.4 Dataverwerking
De data werden verwerkt in Visual3D (v 4.0). Marker trajecten werden gefilterd op 7 Hz en GRF signalen op 25 Hz met een nul-vertraging, vierde-orde, laagdoorlaat Butterworth filter. Lokale coördinatensystemen voor elk segment werden gedefinieerd volgens een gepubliceerd protocol. De gedefinieerde segmenten waren: onderbeen (tibia en fibula), achtervoet, middenvoet/voorvoet en hallux. Gewrichtshoeken werden berekend volgens het gewrichtscoördinatensysteem met een X-Y-Z volgorde van rotaties voor de enkel (tussen onderbeen en achtervoet), tarsometatarsaal (tussen middenvoet/voorvoet en achtervoet) en eerste middenvoetsbeentje (MTPJ) (tussen hallux en middenvoet/voorvoet) gewrichten. Rotatie om de x-as was dorsiflexie (+)/plantairflexie (-), om de y-as inversie (+)/eversie (-), en om de z-as abductie (+)/adductie (-). Alle gewrichten waren beperkt tot drie vrijheidsgraden met een globale optimalisatieprocedure en de hallux was gemodelleerd als een scharnier met één vrijheidsgraad [2](#page=2) [3](#page=3).
Gewrichtsmomenten werden berekend met inverse dynamica, opgelost in het distale segment coördinatensysteem en genormaliseerd naar lichaamsmassa (N·m/kg). Data werden tijdgenormaliseerd van 0% tot 100% van de standfase (van initiële contact tot teen-off), gedefinieerd uit de GRF data met een drempel van 20 N. Vanwege de veronderstelde werkingsmechanismen van taping en steunzolen in het verminderen van voetpronatie, werd de analyse beperkt tot een kernset van variabelen: piek eversie van de achtervoet en eversie ROM (Range of Motion), tijd tot piek eversie van de achtervoet, piek extern inversiemoment van de achtervoet, piek dorsiflexie van de tarsometatarsale gewrichten (TMT) en piek dorsiflexie van de eerste MTPJ [3](#page=3).
#### 1.2.5 Data-analyse
Beschrijvende statistieken werden berekend (gemiddelde van vijf loopstudies per deelnemer). Een algemeen lineair gemengd regressiemodel (vast effect: conditie; random effect: subjecten) met post hoc sequentiële Bonferroni gecorrigeerde t-tests werd gebruikt om verschillen tussen condities te bepalen. Lineaire regressie werd gebruikt om te testen of baseline- en veranderingsscores van de biomechanische variabelen de corresponderende respons op steunzolen konden voorspellen. Elk regressiemodel bevatte slechts één biomechanische variabele tegelijk om hoge collineariteit te vermijden. Restklassen van de modellen werden geplot om normale verdeling en constante variantie te controleren, en om uitschieters te identificeren. Een p-waarde kleiner dan 0.05 werd als statistisch significant beschouwd [3](#page=3).
### 1.3 Resultaten
#### 1.3.1 Algemene antropometrie en voetpostuur
De deelnemers hadden een platvoetpostuur, gekenmerkt door een gemiddelde genormaliseerde naviculairhoogte (NNHt) van 0.18 (SD 0.02) [4](#page=4).
#### 1.3.2 Loopsnelheid
De loopsnelheid was consistent tussen de condities (gemiddeld 1.42 m/s, SD 0.08 m/s tot 1.41 m/s, SD 0.07 m/s; P = 0.126) [4](#page=4).
#### 1.3.3 Kinematica en kinetiek
* **Achtervoet:** Met steunzolen was er een kleine, maar statistisch significante toename in piek calcaneale eversie in vergelijking met de neutrale schoen (–7.8° vs –6.8°, P = 0.04). Echter, de steunzolen vertraagden de tijd tot piek eversie significant (44% van de standfase vs 39%, P = 0.002). Er waren geen significante verschillen in de calcaneale eversie ROM tussen de schoen, taping en steunzolen condities. De piek inversiemoment van de achtervoet werd niet significant beïnvloed door taping of steunzolen [4](#page=4).
* **Middenvoet/Voorvoet en Hallux:** De dorsiflexie over de middenvoet/voorvoet werd verminderd met de low-Dye taping (34.1° vs 36.5°, P < 0.001) en de aangepaste taping (31.0° vs 36.5°, P < 0.001), maar niet met de steunzolen. Zowel de low-Dye taping, de aangepaste taping als de steunzolen verhoogden de piek dorsiflexie van de eerste MTPJ (respectievelijk 54.9° vs 53.4°, P = 0.023; 56.3° vs 53.4°, P < 0.001; 56.6° vs 53.4°, P < 0.001) [4](#page=4).
#### 1.3.4 Relaties tussen veranderingen in biomechanische variabelen met taping en steunzolen
De biomechanische reactie op beide taping technieken was significant positief gerelateerd aan de verandering in biomechanische uitkomst bij gebruik van steunzolen. De respons op low-Dye taping voorspelde 8% tot 40% van de variantie in de corresponderende biomechanische uitkomst met steunzolen. De sterkste relaties werden gezien voor de calcaneale eversie ROM (R² = 0.37, P < 0.001) en de tijd tot piek calcaneale eversie (R² = 0.40, P < 0.001). De respons op de aangepaste taping techniek verklaarde een significant deel van de variantie in alle biomechanische uitkomsten met steunzolen met de sterkste relatie voor de piek calcaneale eversie ROM (R² = 0.52, P < 0.001) [4](#page=4).
### 1.4 Discussie
Ondanks het wijdverbreide klinische gebruik van voet taping en steunzolen bij platvoeten, is er een gebrek aan bewijs over hun biomechanische effecten onder realistische omstandigheden. Deze studie toont aan dat zowel taping als steunzolen de voetkinematica significant veranderen bij volwassenen met platvoeten, maar hun effecten lijken regio-specifiek te zijn [1](#page=1) [4](#page=4).
* **Regio-specifieke effecten:** Steunzolen lijken het meest effectief op de achtervoet, terwijl de effecten van taping meer gericht waren op de middenvoet en mediale longitudinale boog. Dit is in lijn met eerdere onderzoeken die zich voornamelijk richtten op achtervoetbiomechanica. De kleine effecten van mediaal geposte steunzolen op de piek hiel-eversie komen overeen met eerdere literatuur. De vertraging van de tijd tot piek eversie met steunzolen suggereert dat de snelheid van belasting van mediale hielstructuren anders kan zijn met taping en steunzolen, wat implicaties kan hebben voor de ontwikkeling van hielpathologie [4](#page=4).
* **Effect op de mediale boog:** Het vermogen van taping om de vervorming van de mediale boog effectiever te beperken dan steunzolen was een verrassende bevinding. Dit zou kunnen worden toegeschreven aan direct contact met de voet, neuromotorische effecten door verbeterde plantaire sensorische stimulatie en mogelijke veranderingen in spieractiviteitspatronen [4](#page=4) .
* **Effect op de eerste MTPJ:** Zowel taping als steunzolen verhoogden de piek dorsiflexie van de eerste MTPJ. Dit was verwacht bij taping vanwege de bevinding van een hogere mediale boog (wat duidt op een verbeterd windlass-effect), maar bij steunzolen kan dit komen door distale boogondersteuning die de inclinatiehoek van de eerste middenvoetsbeentje verhoogt. Kinematische koppeling bestaat tussen de achtervoet en de eerste MTPJ, maar ze kunnen ook onafhankelijk handelen [4](#page=4) [7](#page=7).
* **Relatie tussen taping en steunzolen:** De biomechanische reacties op taping waren indicatief voor de daaropvolgende veranderingen die werden gezien met steunzolen. Dit ondersteunt de premisse dat veranderingen geïnduceerd door taping gebruikt kunnen worden om de respons op steunzolen af te leiden. Echter, slechts tot de helft van de variantie in biomechanische uitkomsten met steunzolen kon worden voorspeld op basis van de respons op taping, wat wijst op de invloed van andere, nog niet geïdentificeerde factoren [4](#page=4).
* **Klinische implicaties:** Voet taping wordt vaak gebruikt als eerstelijnsinterventie voor aandoeningen die gerelateerd zijn aan verhoogde weefselbelasting bij platvoeten. De bevindingen suggereren dat het interpreteren van veranderingen bij individuen op basis van hun reactie op taping gepast kan zijn voordat steunzolen worden overwogen [4](#page=4).
#### 1.5 Conclusie
Voet steunzolen en voet taping veranderen significant de in-schoen voetbeweging bij volwassenen met platvoeten tijdens het lopen. Hun effecten lijken regio-specifiek te zijn: steunzolen zorgen voor een vertraging van de piek hiel-eversie, terwijl taping de vervorming van de mediale longitudinale boog vermindert. De biomechanische reacties op voet taping en steunzolen waren significant gerelateerd, wat de premisse ondersteunt dat de biomechanische resultaten van steunzolen interventie voorspeld kunnen worden op basis van de respons op voet taping. Hun verschillende effecten impliceren echter dat ze verbeteringen in klinische resultaten via verschillende mechanismen kunnen bereiken, en verder onderzoek is nodig om de relaties tussen biomechanische veranderingen en symptoomvermindering bij personen met voetpathologie te bestuderen [4](#page=4).
> **Tip:** Onthoud dat de studie werd uitgevoerd bij asymptomatische individuen. De relatie tussen directe biomechanische effecten en klinische uitkomsten bij patiënten met pathologie vereist verder onderzoek.
> **Tip:** De studie gebruikte op maat gemaakte steunzolen. De resultaten zijn mogelijk niet direct generaliseerbaar naar andere typen steunzolen met andere ontwerpkenmerken.
---
# Vergelijking van taping en steunzolen voor platvoeten
De studie vergelijkt de effectiviteit van twee tapingmethoden (low-Dye en gemodificeerd) en op maat gemaakte steunzolen in het beïnvloeden van voetkinematica, met specifieke aandacht voor de regio-specifieke effecten [1](#page=1).
### 2.1 Inleiding en achtergrond
Voetfunctie wordt al lang beschouwd als een predisponerende factor voor musculoskeletale blessures. Specifiek is voetpronatie geassocieerd met aandoeningen zoals plantaire fasciitis en Achilles tendinopathie. Meer proximaal kan voetpronatie ook een rol spelen in de etiologie van mediale tibiale stress syndroom en patellofemoraal pijnsyndroom. Het verminderen van voetpronatie is daarom een aantrekkelijk doel om blessures mogelijk te voorkomen of om de klinische behandeling van deze aandoeningen te ondersteunen [1](#page=1) [6](#page=6).
Abnormaliteiten in de voetfunctie bij mensen met platte voeten, zoals overmatige pronatie, manifesteren zich als eversie van de calcaneus, abductie van de voorvoet en een verlaagde mediale longitudinale boog. Dit kan de spanningen en rekken op intrinsieke voetstructuren veranderen de distributie van belasting op het plantaire oppervlak van de voet beïnvloeden en de belasting op intrinsieke voetspieren die de boogvervorming reguleren verhogen. Het verminderen van voetpronatie ("anti-pronatie") is een component van het voorgestelde werkingsmechanisme van taping en voetsteunzolen en is van klinisch belang voor de behandeling van personen met platte voeten [1](#page=1) [5](#page=5) .
Interventies, zoals voet taping en voetsteunzolen, worden vaak klinisch gebruikt onder de aanname dat ze de voetbiomechanica kunnen modificeren, met name door het verminderen van voetpronatie. Ondanks de ruime aandacht voor hun biomechanische effecten, zijn de mechanismen waarmee ze hun effecten uitoefenen nog niet goed begrepen. Hoewel ze zijn aangetoond om brede effecten te hebben op de kinematische, kinetische en neurofysiologische componenten van de voetfunctie, vormt de verandering van voetkinematica de hoeksteen van hun voorgestelde werkingsmechanisme. Echter, ondanks dit kinematische paradigma dat door de meeste clinici in de praktijk wordt gebruikt, is er nog steeds geen bewijs om aan te tonen dat de uitkomst van het tapen van de voet kan worden gebruikt om de biomechanische reactie van een individu met voetsteunzolen te voorspellen [1](#page=1) .
Met uitzondering van zeer invasieve bot-pin studies die niet routinematig toepasbaar zijn hebben talrijke eerdere studies zich voornamelijk gericht op het onderzoeken van de biomechanica van de achtervoet [4](#page=4).
### 2.2 Onderzoeksmethoden
De studie onderzocht 18 volwassenen met platte voeten (gemiddelde leeftijd 25.1 ± 2.8 jaar; lengte 1.73 ± 0.13 m; lichaamsmassa 70.3 ± 15.7 kg). De voetbiomechanica tijdens het lopen werd gemeten onder vier verschillende omstandigheden in willekeurige volgorde: een neutrale sportschoen, een neutrale schoen met tape (low-Dye methode en gemodificeerde methode), en een neutrale schoen met op maat gemaakte voetsteunzolen. De metingen van de in-schoen voetbiomechanica werden vergeleken tussen de omstandigheden met behulp van een speciaal ontwikkeld voetmodel met driedimensionale kinematische analyse en inverse dynamica [1](#page=1).
De statistische analyse gebruikte p-waarden kleiner dan 0.05 als significant niveau. Data-analyse werd uitgevoerd in SPSS (v20, IBM) [4](#page=4).
#### 2.2.1 Deelnemers en voetpostuur
De fysieke kenmerken en voetpostuur van de deelnemers werden weergegeven in Tabel 1. De gemiddelde waarden voor genormaliseerde naviculaire hoogte (NNHt) waren vergelijkbaar met andere studies van deelnemers met platte voeten die hetzelfde protocol gebruikten. Een lagere NNHt duidt op een plattere voet [4](#page=4).
* **Leeftijd (SD), jaar:** 25.1 (2.8) [4](#page=4).
* **Lengte (SD), m:** 1.73 (0.13) [4](#page=4).
* **Geslacht, M/V:** 7/11 [4](#page=4).
* **Lichaamsmassa (SD), kg:** 70.3 (15.7) [4](#page=4).
* **BMI (SD), kg/m²:** 23.2 (2.7) [4](#page=4).
* **Genormaliseerde naviculaire hoogte (SD):** 0.18 (0.02) [4](#page=4).
* **Naviculaire hoogte (SD), mm:** 36 (4.4) [4](#page=4).
* **Booglengte (SD), mm:** 186 (19.6) [4](#page=4).
#### 2.2.2 Loop-snelheid
De loopsnelheid was consistent tussen de verschillende omstandigheden (1.42 ± 0.08 m/s, 1.41 ± 0.07 m/s, 1.42 ± 0.07 m/s, 1.41 ± 0.07 m/s; P = 0.126) [4](#page=4).
### 2.3 Resultaten
#### 2.3.1 Kinematica en kinetiek
De resultaten toonden significante verschillen in voetkinematica tussen de omstandigheden [4](#page=4).
* **Calcaneale eversie:** Er was een kleine maar statistisch significante toename in piek calcaneale eversie in de voetsteunzolen conditie vergeleken met de neutrale schoen (-7.8° vs -6.8°, P = 0.04). Echter, voetsteunzolen vertraagden de timing van piek eversie significant vergeleken met de neutrale schoen (44% van de standfase vs 39%, P = 0.002). Er werden geen significante verschillen in calcaneale eversie ROM gevonden tussen de schoen-, taping- en voetsteunzolencondities [4](#page=4).
* **Mid-/voorvoet dorsiflexie:** Dorsiflexie over de mid- en voorvoet werd verminderd bij de low-Dye taping (34.1° vs 36.5°, P = 0.001) en de gemodificeerde taping (31.0° vs 36.5°, P = 0.001), maar niet bij de voetsteunzolen (Figuur 2C) [4](#page=4).
* **Eerste MTPJ dorsiflexie:** De low-Dye taping, gemodificeerde taping en voetsteunzolen verhoogden de piek dorsiflexie van het eerste metatarsofalangeale gewricht (MTPJ) (54.9° vs 53.4°, P = 0.023; 56.3° vs 53.4°, P = 0.001; 56.6° vs 53.4°, P = 0.001, respectievelijk) (Figuur 2D) [4](#page=4).
* **Inversie moment:** Noch de taping noch de voetsteunzolen veranderden het externe inversiemoment van de achtervoet (P > 0.05) (Figuur 2B) [4](#page=4).
> **Tip:** Let op de specifieke waarden en significantieniveaus in Tabel 2 voor een gedetailleerd overzicht van de kinematische en kinetische veranderingen. De asterisken (*, **, ***) in de tabel geven significante verschillen aan ten opzichte van de neutrale schoen, low-Dye taping, of gemodificeerde taping [4](#page=4).
#### 2.3.2 Relaties tussen veranderingen in biomechanische variabelen met taping en steunzolen
De resultaten toonden significante positieve correlaties tussen de biomechanische respons op beide tapingtechnieken en de verandering in biomechanische uitkomst bij gebruik van voetsteunzolen [4](#page=4).
* De respons op low-Dye taping voorspelde 8%–40% van de variantie in de corresponderende biomechanische uitkomst bij gebruik van voetsteunzolen. De sterkste relaties werden waargenomen voor de calcaneale eversie ROM ($R^2$ = 0.37; A = 0.608; 95% CI, 0.448–0.790; P < 0.001) en de tijd tot piek calcaneale eversie ($R^2$ = 0.40; A = 0.632; 95% CI, 0.546–0.930; P < 0.001) [4](#page=4).
* De respons op de gemodificeerde tapingtechniek kon ook een significant deel van de variantie verklaren in alle biomechanische uitkomsten bij gebruik van voetsteunzolen. De sterkste relatie werd waargenomen voor de piek calcaneale eversie ROM ($R^2$ = 0.52; A = 0.721; 95% CI, 0.710–1.072; P < 0.001) [4](#page=4).
> **Tip:** Tabel 3 biedt een gedetailleerd overzicht van de relaties tussen veranderingen geïnduceerd door taping en de daaropvolgende veranderingen door steunzolen, inclusief de verklaarde variantie ($R^2$) en significantieniveaus [4](#page=4).
### 2.4 Discussie
#### 2.4.1 Regio-specifieke effecten van taping en steunzolen
De studie identificeerde dat zowel taping als steunzolen de voetkinematica significant veranderen bij volwassenen met platte voeten, maar hun effecten lijken regio-specifiek te zijn. Voetsteunzolen bleken het meest effectief te zijn bij het beïnvloeden van de achtervoet, terwijl de effecten van taping meer beperkt waren tot de midvoet en de mediale longitudinale boog [4](#page=4).
* **Voetsteunzolen:** Waren het meest effectief in het vertragen van de timing van piek eversie van de achtervoet. Dit suggereert dat de snelheid van belasting van mediale achtervoetstructuren potentieel kan verschillen tussen taping en steunzolen. Het kleine effect van mediaal geposte voetsteunzolen op piek achtervoet eversie is in lijn met eerdere literatuur [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Taping:** Was effectiever in het beperken van de deformatie van de mediale boog vergeleken met voetsteunzolen. Dit was een verrassende bevinding, aangezien intuïtief de verhoogde stijfheid en superieure belastings-deformatie-eigenschappen van een steunzool zwaarder zouden wegen dan die van tape. Factoren zoals de neuromotorische effecten door verbeterde plantaire sensorische stimulatie en mogelijke veranderingen in spieractiviteitspatronen en de mogelijkheid voor individuen om zich beter aan te passen aan een minder rigide middel kunnen hierbij een rol spelen [5](#page=5) .
#### 2.4.2 Effecten op de eerste MTPJ
Het was verrassend dat zowel taping als voetsteunzolen de piek dorsiflexie van het eerste MTPJ verhoogden. Hoewel dit resultaat verwacht werd bij taping door de waarneming van een hogere mediale boog (wat wijst op een verbeterd windlass-effect), kan het zijn dat bij de steunzool, ondanks een verminderde piek mediale boog tijdens de voortstuwing, er toch enige distale boogondersteuning was, wat resulteerde in een toename van de eerste MTPJ dorsiflexie [6](#page=6).
#### 2.4.3 Relatie tussen taping-respons en steunzool-respons
De biomechanische respons op taping, ongeacht de bestudeerde variabele, was indicatief voor de daaropvolgende verandering die werd teweeggebracht door voetsteunzolen. Dit suggereert dat het infereren van veranderingen bij individuen op basis van hun respons op taping passend kan zijn voordat voetsteunzolen worden overwogen in de behandeling van personen met platte voeten. Echter, slechts tot de helft van de variantie in de biomechanische uitkomst kon worden voorspeld op basis van de respons op taping, wat de invloed van andere niet-geïdentificeerde factoren aangeeft [7](#page=7).
#### 2.4.4 Klinische implicaties en toekomstig onderzoek
Klinisch wordt voet taping vaak gebruikt als eerstelijnsinterventie bij aandoeningen die worden vermoed gerelateerd te zijn aan verhoogde weefselbelasting geassocieerd met platte voeten. De resultaten van deze studie ondersteunen de premisse dat de biomechanische uitkomsten van een steunzoolinterventie kunnen worden voorspeld op basis van de respons op voet taping [7](#page=7).
> **Tip:** Hoewel deze bevindingen hoopgevend zijn voor het voorspellen van respons op steunzolen op basis van taping, is het belangrijk op te merken dat slechts tot 52% van de variantie kon worden verklaard. Andere factoren spelen dus een cruciale rol [7](#page=7).
Toekomstig onderzoek zou baat kunnen hebben bij een gepersonaliseerd steunzolen recept om beter aan te sluiten bij de individuele behoeften van elke voet. De studie werd uitgevoerd bij symptoomvrije deelnemers; hoe de directe biomechanische effecten van deze interventies zich verhouden tot die van personen met pathologie, die vaak afwijkende gangkenmerken vertonen en over een langere periode, vereist verder onderzoek [7](#page=7).
### 2.5 Conclusie
Voetsteunzolen en voet taping veranderen significant de in-schoen voetbeweging bij volwassenen met platte voeten tijdens het lopen. Hun effecten bleken regio-specifiek te zijn, waarbij voetsteunzolen een vertraging van de piek achtervoet eversie veroorzaakten, terwijl taping de deformatie van de mediale longitudinale boog verminderde. De biomechanische responsen op voet taping en voetsteunzolen waren significant gerelateerd, wat de premisse ondersteunt dat de biomechanische uitkomsten van steunzoolinterventies kunnen worden voorspeld op basis van de respons op voet taping. Hun verschillende effecten impliceren echter dat ze verbeteringen in klinische uitkomsten mogelijk bereiken via verschillende mechanismen, waarbij verder onderzoek vereist is om de relaties tussen biomechanische veranderingen en symptoomvermindering bij personen met voetpathologie te bestuderen [7](#page=7).
---
**Referenties (gebaseerd op de verstrekte tekst):**
* [1](#page=1) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7).
---
# Relatie tussen de reactie op taping en steunzolen
Dit onderzoek onderzoekt of de biomechanische respons op voet taping de daaropvolgende verandering in biomechanisch resultaat bij het gebruik van steunzolen kan voorspellen, wat klinische implicaties heeft voor de behandeling van platvoeten [1](#page=1) [7](#page=7).
### 3.1 Introductie tot voetbiomechanica en interventies
Voetfunctie wordt beschouwd als een predisponerende factor voor musculoskeletale blessures. Overmatige pronatie, kenmerkend voor platvoeten, kan leiden tot verhoogde spanningen op intrinsieke voetstructuren, een veranderde belastingverdeling en een grotere belasting van intrinsieke voetspieren die de voetboog ondersteunen. Interventies zoals voet taping en steunzolen worden klinisch toegepast met de aanname dat ze de voetbiomechanica kunnen modificeren, met name door voetpronatie te verminderen. Hoewel de mechanismen nog niet volledig begrepen zijn, is de aanpassing van voetkinematica de hoeksteen van hun voorgestelde werkingsmechanisme. Tot op heden ontbreekt echter bewijs dat aantoont dat de uitkomst van voet taping de biomechanische respons op steunzolen kan voorspellen [1](#page=1).
### 3.2 Methodologie van het onderzoek
In deze studie werden de directe effecten en de relaties tussen veranderingen in multisegment voetbiomechanica bij voet taping en op maat gemaakte steunzolen bij volwassenen met platvoeten bepaald. De studie omvatte 18 volwassenen met platvoeten (gemiddelde leeftijd 25.1 ± 2.8 jaar) die 18 volwassen deelnemers met platvoeten waren. Deelnemers werden gevraagd om in vier omstandigheden te lopen in een willekeurige volgorde: een neutrale sportschoen, een neutrale schoen met tape (low-Dye methode en een aangepaste methode) en een neutrale schoen met op maat gemaakte steunzolen. In-schoe biomechanica werden vergeleken tussen de omstandigheden met behulp van een speciaal ontwikkeld voetmodel met driedimensionale kinematische analyse en inverse dynamica. P-waarden kleiner dan 0.05 werden als statistisch significant beschouwd [1](#page=1) [4](#page=4).
### 3.3 Bevindingen inzake biomechanische effecten
#### 3.3.1 Effecten van steunzolen
Steunzolen vertraagden significant de piek eversie vergeleken met de neutrale schoen (44% van de standfase versus 39%, $P = 0.002$). Er werd een kleine, maar statistisch significante toename in piek eversie van de achtervoet waargenomen bij de steunzoolconditie vergeleken met de neutrale schoen ($P = 0.04$); echter, de timing van de piek eversie werd vertraagd door de steunzolen. Er waren geen significante verschillen in de bewegingsuitslag (ROM) van de achtervoet tussen de schoen-, taping- en steunzoolcondities. Steunzolen leken dus het meest effectief te zijn in het beïnvloeden van de achtervoet [1](#page=1) [4](#page=4) [7](#page=7).
#### 3.3.2 Effecten van voet taping
Deformatie over de middenvoet en mediale lengteboog werd verminderd met zowel de low-Dye taping ($P \le 0.001$) als de aangepaste taping techniek ($P \le 0.001$). Taping was superieur in het ondersteunen van de middenvoet en mediale lengteboog. De low-Dye taping en de aangepaste taping techniek verminderden de dorsiflexie over de tarsometatarsale regio ($P \le 0.001$) [1](#page=1) [4](#page=4) [7](#page=7).
#### 3.3.3 Effecten op het eerste MTP-gewricht
Alle interventies, inclusief de low-Dye taping, de aangepaste taping techniek en de steunzolen, verhoogden de piek dorsiflexie van het eerste middenvoet-vingerkootje (MTPJ) ($P \le 0.001$ tot $P = 0.023$) [1](#page=1) [4](#page=4).
#### 3.3.4 Effecten op de inversiemoment
Noch de taping, noch de steunzolen veranderden het externe inversiemoment van de achtervoet ($P > 0.05$) [4](#page=4).
### 3.4 De relatie tussen reactie op taping en steunzolen
Het meest opmerkelijke resultaat was dat de biomechanische respons op beide tapingtechnieken significant positief gerelateerd was aan de verandering in biomechanisch resultaat bij het gebruik van steunzolen. De respons op low-Dye taping kon 8%–40% van de variantie in de overeenkomstige biomechanische uitkomst bij gebruik van steunzolen voorspellen. De sterkste verbanden waren zichtbaar voor de bewegingsuitslag (ROM) van de calcaneale eversie ($R^2 = 0.37$) en de tijd tot piek calcaneale eversie ($R^2 = 0.40$). De respons op de aangepaste tapingtechniek kon ook een significant deel van de variantie in alle biomechanische uitkomsten bij gebruik van steunzolen verklaren, met de sterkste relatie voor de piek calcaneale eversie ROM ($R^2 = 0.52$) [1](#page=1) [4](#page=4).
> **Tip:** Dit suggereert dat veranderingen die optreden bij het toepassen van tape kunnen worden gebruikt om de respons op steunzolen te voorspellen, wat klinisch waardevol kan zijn voor het selecteren van geschikte behandelingen [7](#page=7).
De respons op taping, ongeacht de bestudeerde variabele, was indicatief voor de daaropvolgende verandering die werd teweeggebracht met het gebruik van steunzolen. Dit ondersteunt de premisse dat de veranderingen geïnduceerd door taping kunnen worden gebruikt om de respons op steunzolen te infereren. Er moet echter rekening worden gehouden met het feit dat slechts tot de helft van de variantie in de biomechanische uitkomst bij gebruik van steunzolen kon worden voorspeld op basis van de respons op taping, wat duidt op de invloed van andere, nog ongeïdentificeerde factoren [1](#page=1) [7](#page=7).
### 3.5 Klinische implicaties en discussie
De studie identificeerde regio-specifieke effecten van taping en steunzolen: steunzolen leken het meest effectief op de achtervoet, terwijl de effecten van taping meer beperkt waren tot de middenvoet en mediale lengteboog. Beide interventies verhoogden de piek dorsiflexie van het eerste MTPJ. De bevinding dat de reactie op taping de daaropvolgende reactie op steunzolen kan voorspellen, is van groot belang voor de klinische praktijk [1](#page=1) [7](#page=7).
> **Belangrijk:** Hoewel deze resultaten voorzichtig moeten worden geëxtrapoleerd naar individuen met pathologie, suggereert het dat het infereren van veranderingen binnen individuen op basis van hun respons op taping passend kan zijn voordat steunzolen worden overwogen bij de behandeling van personen met platvoeten [7](#page=7).
Het onderzoek benadrukt dat hoewel de voorspellende waarde van taping voor de respons op steunzolen significant is, andere factoren ook een rol spelen. De verschillende effecten van taping en steunzolen impliceren dat ze mogelijk verschillende mechanismen gebruiken om klinische verbeteringen te bewerkstelligen. Verder onderzoek is nodig om de relaties tussen biomechanische veranderingen en symptoomvermindering bij personen met voetpathologie te bestuderen [7](#page=7).
De studie maakte gebruik van een gevalideerd en speciaal ontworpen voetmodel om in-schoe voetbewegingen te meten. Op maat gemaakte steunzolen verhoogden de relevantie voor clinici die deze aanpak in de klinische praktijk toepassen, maar voorzichtigheid is geboden bij het extrapoleren van deze resultaten naar andere soorten steunzolen met verschillende ontwerpeigenschappen. Deelnemers in deze studie waren symptoomvrij, en hoe de directe biomechanische effecten van deze interventies zich verhouden tot die met pathologie, die vaak afwijkende looppatronen vertonen en over een langere periode, vereist verder onderzoek [7](#page=7).
### 3.6 Conclusie
Voetsteunzolen en voet taping modificeren significant de in-schoe voetbeweging bij volwassenen met platvoeten tijdens het lopen. Hun effecten leken regio-specifiek te zijn, waarbij steunzolen een vertraging in de piek eversie van de achtervoet veroorzaakten, terwijl taping de deformatie van de mediale lengteboog verminderde. De biomechanische responsen op voet taping en steunzolen waren significant gerelateerd, wat de premisse ondersteunt dat de biomechanische resultaten van een steunzoolinterventie kunnen worden voorspeld op basis van de respons op voet taping. Echter, hun verschillende effecten impliceren dat ze mogelijk verbeteringen in klinische resultaten bereiken via verschillende mechanismen [7](#page=7).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Platvoeten (Flat-arched feet) | Een voetpostuur waarbij de mediale lengteboog van de voet plat is, wat kan leiden tot overmatige pronatie en andere biomechanische afwijkingen. |
| Voetbiomechanica (Foot biomechanics) | De studie van de krachten en bewegingen die betrokken zijn bij het functioneren van de voet, inclusief de kinematica (beweging) en kinetiek (krachten) tijdens activiteiten zoals lopen. |
| Voet taping (Foot taping) | Een therapeutische interventie waarbij sporttape op de voet wordt aangebracht om de ondersteuning van de voetboog te verbeteren en de beweging te beperken, vaak met behulp van technieken zoals de low-Dye methode. |
| Steunzolen (Foot orthoses) | Op maat gemaakte of standaard inlegzolen die in schoenen worden gedragen om de voetfunctie te corrigeren, te ondersteunen en de belasting te herverdelen, met als doel pijn te verminderen en blessures te voorkomen. |
| Kinematica (Kinematics) | De tak van de mechanica die de beweging van objecten beschrijft zonder rekening te houden met de oorzaken van die beweging; in dit verband verwijst het naar de beweging van de voetsegmenten en gewrichten. |
| Eversie van de hiel (Hindfoot eversion) | De beweging van de hiel (calcaneus) naar buiten toe, weg van de middenlijn van het lichaam, wat een kenmerk kan zijn van overmatige pronatie bij platvoeten. |
| Plantar fasciitis (Plantar fasciitis) | Een veelvoorkomende oorzaak van hielpijn die wordt gekenmerkt door ontsteking van de peesplaat onder de voet, vaak geassocieerd met overmatige voetpronatie. |
| Achilles tendinopathie (Achilles tendinopathy) | Een blessure aan de achillespees, de pees die de kuitspieren verbindt met het hielbeen, die geassocieerd kan worden met afwijkende voetbiomechanica. |
| Pronatie (Pronation) | De gecombineerde beweging van eversie van de hiel, abductie van de voorvoet en daling van de mediale voetboog, die optreedt tijdens de standfase van het lopen. |
| Mediale lengteboog (Medial longitudinal arch) | De hoogste boog aan de binnenkant van de voet, die essentieel is voor de schokabsorptie en het energieterugwinning tijdens het lopen. |
| Dorsiflexie van de eerste middenvoetsbeentjes (Peak dorsiflexion of the first metatarsophalangeal joint) | De beweging van het eerste middenvoetsbeentje (de basis van de grote teen) omhoog, weg van de grond, wat belangrijk is voor de afzetfase van het lopen. |
| Stance phase (Stance phase) | Het deel van de loopcyclus waarin de voet contact maakt met de grond, van het moment van eerste contact tot het moment dat de voet de grond verlaat. |
| Inverse dynamica (Inverse dynamics) | Een methode die wordt gebruikt om de externe en interne krachten en momenten te berekenen die de beweging van een systeem veroorzaken, gebaseerd op kinematische en grondreactiekrachtgegevens. |
| Naviculair hoogte (Normalized navicular height) | Een maat die wordt gebruikt om de hoogte van de naviculair (scheepsbeentje) te kwantificeren, genormaliseerd naar de voetlengte, om platvoeten te identificeren. |