Cover
Jetzt kostenlos starten 5a_infectieziekten.pdf
Summary
# Inleiding tot infectieziekten en risicofactoren bij kinderen
Dit onderwerp biedt een overzicht van infectieziekten als belangrijke oorzaak van ziekte wereldwijd, met specifieke aandacht voor de kwetsbaarheid van kinderen en de impact van sociaaleconomische factoren.
### 1.1 De wereldwijde impact van infectieziekten
Infectieziekten vormen wereldwijd de belangrijkste oorzaak van acuut ziek zijn. Het patroon en de impact verschillen aanzienlijk tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen [1](#page=1).
#### 1.1.1 Infectieziekten in ontwikkelingslanden
In ontwikkelingslanden zijn infectieziekten verantwoordelijk voor een grotere mortaliteit en morbiditeit. De meest voorkomende oorzaken van ziekte en overlijden in deze regio's zijn luchtweginfecties, maagdarminfecties, malaria, mazelen en HIV [1](#page=1).
#### 1.1.2 Infectieziekten in ontwikkelde landen
Ontwikkelde landen hebben een sterke daling van de morbiditeit en mortaliteit door infectieziekten gezien. Dit is grotendeels te danken aan verbeteringen in vaccinaties, hygiëne, de beschikbaarheid van antibiotica, voeding en toegang tot schoon drinkwater [1](#page=1).
### 1.2 Een wereld in transitie: nieuwe uitdagingen
De epidemiologie van infectieziekten is constant in beweging. Er zijn verschillende factoren die bijdragen aan deze "transitie" :
* **Immuungedeprimeerde kinderen:** Kinderen die immuungecompromitteerd zijn, bijvoorbeeld door therapie of aangeboren immuundeficiënties, lopen een verhoogd risico op opportunistische infecties .
* **Antibioticaresistentie:** De toenemende resistentie van bacteriën tegen antibiotica vormt een groeiende bedreiging, waardoor infecties moeilijker te behandelen zijn .
* **Globalisering:** Internationale reizen en handel vergemakkelijken de verspreiding van infectieziekten over de hele wereld. Voorbeelden hiervan zijn tuberculose (TBC) en de verspreiding van ziekten zoals malaria en Ebola. De pandemie van COVID-19 is een recent en treffend voorbeeld van de impact van globalisering op de verspreiding van infectieziekten .
* **Onvoldoende vaccinatiestatus:** Een gebrekkige vaccinatiegraad kan leiden tot uitbraken van ziekten die normaal gesproken goed onder controle zijn, zoals meningokokkenmeningitis, difterie en mazelen .
### 1.3 Verhoogd risico op infecties bij jonge kinderen
Kinderen vormen een kwetsbare groep voor infectieziekten, met name op jonge leeftijd .
* **Neonati:** Pasgeboren baby's (neonati) lopen een verhoogd risico op infecties vanwege hun immatuur immuunsysteem. Hun afweer is nog niet volledig ontwikkeld, waardoor ze vatbaarder zijn voor ziekteverwekkers .
* **Jonge kinderen:** Kinderen in de orale fase (tot ongeveer 2-3 jaar) hebben ook een verhoogd risico. Ze stoppen voorwerpen in hun mond, wat de verspreiding van ziektekiemen bevordert, en hun persoonlijke hygiëne is vaak nog beperkt .
* **Grotere kinderen:** Grotere kinderen lopen over het algemeen een lager risico. Dit komt door hun verbeterde hygiëne en door immunisatie via vaccinaties .
### 1.4 Identificatie van ernstige infecties bij kinderen
Het correct beoordelen van de ernst van een infectie bij kinderen is cruciaal voor een tijdige en adequate behandeling .
#### 1.4.1 Koorts als symptoom
Koorts, gedefinieerd als een temperatuur hoger dan 38 °C, is een veelvoorkomend symptoom van infectieziekten. Hoewel koorts vaak wijst op een zelflimiterende virale infectie, is het essentieel om te differentiëren of er sprake is van een ernstigere infectie. Een elektronische thermometer is een praktisch hulpmiddel voor het meten van de temperatuur .
#### 1.4.2 Belang van leeftijd en risicofactoren bij koorts
Bij het beoordelen van koorts bij kinderen speelt leeftijd een zeer belangrijke rol .
* **Kinderen < 3 maanden:** Koorts hoger dan 38 °C bij een kind jonger dan 3 maanden is een alarmsignaal en vereist directe doorverwijzing. Het immuunsysteem van deze jonge baby's is nog zeer kwetsbaar .
* **Kinderen 3-6 maanden:** Koorts hoger dan 39 °C bij een kind tussen de 3 en 6 maanden oud is eveneens reden voor onmiddellijke doorverwijzing naar medische zorg .
Naast leeftijd zijn ook andere risicofactoren belangrijk bij het inschatten van de ernst van een infectie. Deze kunnen variëren van reeds bestaande medische aandoeningen tot de specifieke omstandigheden van blootstelling aan een ziekteverwekker .
> **Tip:** Een grondige anamnese en lichamelijk onderzoek, met speciale aandacht voor de leeftijd van het kind en bekende risicofactoren, zijn essentieel voor het correct beoordelen van koorts bij kinderen.
> **Tip:** Raadpleeg altijd de meest recente richtlijnen en protocollen voor de diagnostiek en behandeling van koorts bij kinderen in verschillende leeftijdsgroepen.
---
# Identificatie van ernstige infecties en symptomatologie
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de kritische aspecten van het herkennen van ernstige infecties bij kinderen, met een focus op klinische symptomen en mogelijke infectiehaarden.
### 2.1 Algemene principes bij koorts en infecties bij kinderen
Koorts, gedefinieerd als een temperatuur boven 38 graden Celsius, kan wijzen op een zelflimiterende virale infectie, maar het is cruciaal om ernstige infecties te identificeren. Het risico op ernstige infecties is hoger bij neonati door een immatuur immuunsysteem en bij jonge kinderen door minder goede hygiëne en de orale fase. Grotere kinderen lopen minder risico door betere hygiëne en immunisatie .
### 2.2 Klinische criteria voor ernstige infectie (ABCD-methode)
Bij het beoordelen van een kind met koorts, is het essentieel om specifieke klinische criteria te hanteren om de ernst van een infectie te bepalen. De leeftijd is hierbij een zeer belangrijke factor .
#### 2.2.1 Leeftijdgebonden risico's
* Koorts boven 38 graden Celsius bij een kind jonger dan 3 maanden vereist onmiddellijke doorverwijzing .
* Koorts boven 39 graden Celsius bij een kind tussen 3 en 6 maanden is eveneens een reden voor doorverwijzing .
#### 2.2.2 Andere risicofactoren
Naast leeftijd zijn andere risicofactoren van belang bij het inschatten van de ernst van een infectie .
#### 2.2.3 De ABCD-methode
De ABCD-methode biedt een gestructureerde aanpak voor de identificatie van ernstige infecties :
* **A: Kleur:** Let op een bleke, gebloemde of blauwachtige huidskleur, wat kan wijzen op circulatoire problemen .
* **B: Ademhaling (Respiratoire distress):** Tekenen van ademhalingsproblemen, zoals stridor, gebruik van secundaire ademhalingsspieren of kreunen, duiden op ernstige luchtwegproblemen .
* **C: Hemodynamische stabiliteit:** Een kind kan hemodynamisch onstabiel zijn bij ernstige dehydratie, shock of sepsis. De capillaire refill-tijd is een belangrijke indicator .
* **D: Neurologische status:** Verminderd bewustzijn, nekstijfheid, een volle fontanel, convulsies, status epilepticus of focale neurologische verschijnselen zijn alarmerende tekenen .
Daarnaast is slecht drinken of voedselweigering een significant symptoom dat wijst op een ernstige aandoening. Over het algemeen geldt: hoe jonger het kind, hoe lager de drempel voor het diagnosticeren van een ernstige infectie .
### 2.3 Mogelijke infectiefoci
Bij een kind met koorts is het belangrijk om de mogelijke locatie van de infectie te bepalen. Veelvoorkomende foci zijn :
* Centraal zenuwstelsel
* Lagere luchtweginfecties (BLWI)
* Pneumonie
* Gastro-intestinaal
* Urineweginfectie (UWI)
* Cellulitis of osteomyelitis
* Systeemziekten
* Sepsis (levensbedreigend)
> **Tip:** Het principe "hoe jonger, hoe lager de drempel" is cruciaal bij het beoordelen van jonge kinderen met koorts .
### 2.4 Sepsis screening en diagnostiek
Bij verdenking op sepsis is een gestructureerde aanpak voor diagnostiek en behandeling noodzakelijk. Dit omvat:
* **Bloedafname:** Voor bepaling van leukocyten (WBC) met differentiatie en C-reactieve proteïne (CRP) .
* **Hemocultuur en urinecultuur:** Essentieel voor het identificeren van de verwekker .
* **Overweeg tevens:** Lumbalepunctie (LP), röntgenfoto van de thorax (RX thorax), coprocultuur en PCR van bloed/urine/liquor voor bacteriële of virale detectie .
Bij verdenking op sepsis is opname en het direct starten van empirische antibiotica noodzakelijk .
### 2.5 Historische kinderziektes met exantheem
Vroeger kwamen verschillende kinderziektes met huiduitslag frequent voor. Sinds vaccinatieprogramma's zijn de incidenties sterk gedaald. De zes klassieke kinderziektes met exantheem zijn :
1. Mazelen (Morbilli)
2. Roodvonk (Scarlatina)
3. Rode hond (Rubella)
4. Ziekte van Filatov-Dukes (vierde ziekte)
5. Vijfde ziekte (Erythema infectiosum)
6. Zesde ziekte (Exanthema subitum)
> **Let op:** Mazelen komen dankzij vaccinatie nauwelijks meer voor, maar een terugkeer van deze ziekte is mogelijk bij een ontoereikende vaccinatietoestand [4](#page=4).
---
# Specifieke virale en bacteriële infectieziekten bij kinderen
Dit document bespreekt diverse virale en bacteriële infectieziekten die specifiek bij kinderen voorkomen, inclusief hun klinische presentatie, complicaties, diagnose, behandeling en preventie.
### 3.1 Virale infecties
#### 3.1.1 Mazelen (Morbilli)
Mazelen is een zeer besmettelijke druppelinfectie die zich verspreidt via aerosol, direct contact of indirect contact met besmette voorwerpen. De incubatietijd bedraagt 10-12 dagen [16](#page=16) [17](#page=17) [21](#page=21).
* **Prodromale fase (3-5 dagen):** Gekenmerkt door hoge koorts (tot 40°C), algemene malaise, hoesten, rhinitis en conjunctivitis [17](#page=17).
* **Enantheem:** Koplikvlekken, kleine witte stipjes met een rode hof aan de binnenzijde van de wangen, zijn pathognomonisch [18](#page=18).
* **Exantheem:** Een huiduitslag die typisch 2 weken aanhoudt, gevolgd door verbleking en schilfering [19](#page=19).
* **Besmettelijkheid:** Zeer hoog, beginnend in de laatste dagen van de incubatieperiode en maximaal tijdens de catarrale fase, tot 4 dagen na het begin van het exantheem. 90% van de vatbare huisgenoten ontwikkelt de ziekte. Mazelen is meldingsplichtig [21](#page=21).
* **Verwikkelingen:**
* **Respiratoir:** Otitis media, laryngotracheobronchitis, bronchiolitis (5-10%), bronchopneumonie (1-5%) [22](#page=22).
* **Neurologisch:** Encefalitis (1 op 5000, met 15% mortaliteit en 40% restletsels) en zeldzame subacute scleroserende panencefalitis (SSPE) die leidt tot neurologische aftakeling en overlijden [23](#page=23).
* **Risico op ernstig verloop:** Kinderen <1 jaar, immuungecompromitteerden, patiënten met vitamine A-deficiëntie/ondervoeding, volwassenen en zwangeren. Het is de belangrijkste doodsoorzaak in ontwikkelingslanden [24](#page=24).
* **Diagnose:** Klinisch, speekseltest (PCR) en serologie (IgM en IgG) [25](#page=25).
* **Behandeling:** Symptomatisch (koorts, dehydratie); ernstige gevallen vereisen hospitalisatie en isolatie .
* **Maatregelen:** Wering van school en kinderdagverblijf gedurende minstens 4 dagen na huiduitslag; bron- en contactopsporing; actieve immunisatie bij onbeschermde contacten .
* **Preventie:** Vaccinatie met MMR VAX PRO. Dit vaccin reduceert morbiditeit en mortaliteit, biedt 95% bescherming en levenslange immuniteit. Het vaccin is een levend verzwakt vaccin en mag niet worden toegediend aan zwangeren en immuungedeprimeerden .
#### 3.1.2 Bof
Bof is een druppelinfectie met een incubatietijd van 2-3 weken. Ongeveer 30% van de infecties verloopt subklinisch .
* **Symptomen:** Koorts (3-4 dagen), malaise, en een pijnlijke zwelling van de parotisklier (uni- of bilateraal) .
* **Besmettelijk:** Enkele dagen voor de parotitis tot volledige genezing .
* **Verwikkelingen:** Aseptische meningitis (1-10%), encefalitis (0,01%), en orchitis (zelden prepubertair, uitzonderlijk infertiliteit) .
* **Preventie:** Vaccinatie .
#### 3.1.3 Rubella
Rubella is een druppelinfectie die voornamelijk in de winter en lente voorkomt, met een incubatietijd van 2-3 weken. 50% van de infecties verloopt subklinisch .
* **Prodromi (mild):** 1-2 dagen met lichte koorts, algemene malaise en prominente lymfadenopathie (suboccipitaal en postauriculair) .
* **Exantheem:** Maculopapulaire rash, niet jeukend, die 3-5 dagen aanwezig is .
* **Verwikkelingen (zeldzaam):** Artritis, encefalitis, trombopenie, myocarditis. **Cruciaal:** Foetale beschadiging bij infectie in het eerste trimester van de zwangerschap (85% foetale beschadiging, 20% spontane abortus) .
* **Diagnose:** Klinisch en serologie (indien contact met niet-immune zwangere) .
* **Behandeling:** Geen effectieve antivirale behandeling, symptomatisch .
* **Maatregelen:** Isolatie in het ziekenhuis; kinderen mogen ten vroegste 6 dagen na het begin van de uitslag terug naar school/kinderdagverblijf; contact met zwangeren vermijden .
* **Preventie:** Vaccinatie (MMR VAX PRO) ter preventie van intra-uteriene infectie .
#### 3.1.4 Herpes infecties
##### 3.1.4.1 Herpes Simplex (HSV)
HSV is een virus dat de huid of slijmvliezen infecteert. De primo-infectie heeft een incubatietijd van 2-20 dagen. HSV-1 komt vaker voor bij kinderen en adolescenten, met infecties van mond, keel, gelaat, ogen en CZS. HSV-2 komt vaker voor bij volwassenen en infecteert de anogenitale regio. Het virus blijft latent aanwezig en kan recidiveren bij verminderde weerstand .
* **Symptomatologie:**
* **Gingivostomatitis (10 maanden - 3 jaar):** Vesikels, grote pijnlijke erosies met bloeding, hoge koorts, ziek kind, pijn bij eten/drinken; duurt 2-3 weken. Behandeling is symptomatisch met aciclovir en intraveneus vocht bij dehydratie .
* **Huidletsels:** Mucocutane overgang, beschadigde huid, lip (herpes labialis). **Eczema herpeticum** is een ernstige vorm bij een eczeemhuid met potentieel levensbedreigende bacteriële surinfectie .
* **Oogaantasting:** Blepharitis, conjunctivitis, cornea-erosie (risico op blindheid), vereist oftalmologische evaluatie .
* **Centraal zenuwstelsel:** Meningitis, encefalitis (70% mortaliteit) .
* **Immuungedeprimeerde patiënt:** Pneumonie, veralgemeende infectie .
* **Herpes neonatorum:** Hoge morbiditeit en mortaliteit door verticale transmissie, kan focale infecties, encefalitis of veralgemeende infectie veroorzaken .
* **Behandeling:** Symptomatisch (pijnbestrijding); aciclovir bij ernstige primo-infectie, herpes neonatorum, eczema herpeticum en immuungedeprimeerde patiënten .
##### 3.1.4.2 Varicella Zoster Virus (VZV) - Windpokken en Gordelroos
VZV veroorzaakt windpokken (varicella) en gordelroos (herpes zoster) bij reactivatie. Windpokken verlopen mild bij kinderen maar ernstiger bij volwassenen en komen vaker voor in de winter en vroege lente .
* **Windpokken:**
* **Incubatietijd:** 2-3 weken .
* **Besmettelijkheid:** Zeer hoog via druppelinfectie en vocht in vesikels, 48 uur voor eruptie tot korstvorming .
* **Algemene symptomen (2-3 dagen):** Hangerigheid, slechte eetlust, lichte temperatuursverhoging .
* **Eruptie:** Typische vesiculaire rash waarbij verschillende stadia naast elkaar voorkomen; nieuwe letsels ontstaan gedurende 1-7 dagen .
* **Recidief:** Een varicella-achtige rash kan recidiveren, met name bij jonge kinderen (<12 maanden) of mildere initiële infecties .
* **Verwikkelingen (windpokken):**
* **Bacteriële surinfectie:** Staphylococcus aureus (impetigo, toxic shock syndroom) of Streptococcus pyogenes (necrotiserende fasciitis). Een tweede piek van koorts of persisterend hoge koorts is verdacht .
* **Encefalitis:** 1 op 50.000, met een betere prognose dan HSV-encefalitis; cerebellitis komt vaker voor (1 op 1000) en leidt tot ataxie .
* **Potentieel fatale afloop:** Bij immuungedeprimeerde kinderen (hemorragische varicella, pneumonie, DIC). Bij foetussen <20 weken zwangerschap kan het congenitaal varicella syndroom optreden met afwijkingen aan huid, ogen, zenuwstelsel en ledematen (2% risico) .
* **Behandeling en preventie (windpokken):**
* **Symptomatisch:** Huidverzorging (uitdrogend, verzachtend), jeukwerende middelen (antihistaminica). **GEEN NSAID's!** .
* **Aciclovir:** Niet aanbevolen bij gezonde kinderen .
* **Hygiëne:** Algemene hygiëne .
* **Wering:** Richtlijnen zijn aangepast; schoolgaande kinderen zonder wering, kinderdagverblijf wel (tot letsels opgedroogd zijn) .
* **Immuungedeprimeerde patiënten:** Intraveneuze aciclovir, gevolgd door orale valaciclovir, zo snel mogelijk na huiduitslag .
* **Vaccinatie:** Voor transplantatie (levend verzwakt vaccin) .
* **Postexpositieprofylaxe:** Varicella Zoster Immuunglobulines (VZIG) geïndiceerd bij immuungedeprimeerde patiënten, VZV-IgG negatieve zwangere vrouwen met significante expositie, en pasgeborenen van wie de moeder varicella ontwikkelt (hoge mortaliteit zonder behandeling) .
#### 3.1.5 Epstein-Barr Virus (EBV)
EBV (HHV-4) veroorzaakt infectieuze mononucleosis (klierkoorts), Burkitt lymfoom, lymfoproliferatieve ziektes bij immuungedeprimeerden en nasofaryngeaal carcinoom. Transmissie vindt plaats via orofaryngeale secreties; 90-95% van de volwassenen is seropositief .
* **Presentatie:** Vaker subklinisch bij jonge kinderen; bij oudere kinderen en adolescenten: koorts (2 weken), malaise (moeheid), tonsillofaryngitis met dehydratie, en lymfadenopathie (vooral cervicaal) .
* **Overige symptomen:** Soms peri-orbitaal oedeem, petechiën op het verhemelte, icterus, hepato- (10%) en splenomegalie (50%), maculopapulaire rash (vooral bij gebruik van ampicilline). De ziekte is zelflimiterend (1-3 maanden) .
* **Diagnose:** Klinisch en laboratoriumonderzoek (lymfocytose met >10% atypische lymfocyten); seroconversie (VCA EBV IgM voor acute infectie, VCA EBV IgG voor immuniteit, EBNA IgG na 3-6 maanden); reactivatie via PCR .
* **Therapie:** Symptomatisch (pijnstilling, vocht); **geen ampicilline geven** vanwege het risico op huiduitslag .
* **Verwikkelingen (zeldzaam):** Macrofagen activatie syndroom, miltruptuur (vaker bij volwassenen), reactivatie onder immuunsuppressie .
#### 3.1.6 Cytomegalie (CMV)
CMV (HHV-5) kan ook een mononucleosis-achtig beeld veroorzaken. Transmissie gebeurt via saliva (crèche), seksueel contact, borstvoeding, en zeldzaam via bloedproducten, transplacentair of na orgaantransplantatie. Het is vaker subklinisch bij immunocompetente personen .
* **Belang:**
* **Maternele CMV-infectie:** Kan leiden tot congenitale afwijkingen en mentale retardatie bij de foetus .
* **Immuungedeprimeerde patiënt:** Veroorzaakt CMV-ziekte (retinitis, pneumonie, beenmergsuppressie, encefalitis, hepatitis, colitis, oesofagitis). Behandeling met Ganciclovir IV .
* **Orgaantransplantatie:** Belangrijk pathogeen, te detecteren via PCR .
#### 3.1.7 Parvovirus B19 (Vijfde ziekte)
Parvovirus B19 veroorzaakt erythema infectiosum, ook wel de vijfde ziekte genoemd. De incubatietijd is 6-14 dagen en het virus komt vaker voor in de lente. Transmissie is respiratoir, verticaal (intra-uteriene infectie) en via transfusie van gecontamineerd bloed .
* **Symptomatologie:** 5-10% is asymptomatisch. Bij erythema infectiosum: koorts, malaise, hoofdpijn, spierpijn. Het exantheem, dat na een week verschijnt, is symmetrisch en heeft een typisch 'narcosekapje'-uiterlijk, verdwijnt na 7-10 dagen .
* **Verwikkelingen:**
* **Aplastische crisis:** Bij patiënten met chronische hemolytische anemie (thalassemie/sikkelcelanemie) of immuundeficiëntie .
* **Foetale infectie:** Kan leiden tot hydrops foetalis en intra-uterien overlijden .
* **Behandeling en preventie:** Geen behandeling of preventie bekend. Hygiëne is belangrijk; kinderen kunnen naar school. Contact met zwangeren vermijden. Herhaalde transfusies kunnen nodig zijn bij aplastische crisis .
#### 3.1.8 Zesde ziekte (Exanthema subitum)
De zesde ziekte wordt veroorzaakt door HHV-6 en treft kinderen tussen 3 maanden en 3 jaar .
* **Typisch verloop:** Hoge koorts (tot 39-40°C) gedurende ongeveer 3 dagen zonder duidelijke focus. Bij het dalen van de temperatuur ontstaat een huiduitslag met kleine rode, niet-jeukende vlekjes op gezicht en romp, die na 1-2 dagen weer verdwijnt .
* **Behandeling:** Symptomatisch .
#### 3.1.9 Enterovirusinfecties
Enterovirussen verspreiden zich fecaal-oraal, voornamelijk in de zomer en herfst. Meer dan 90% van de infecties verloopt asymptomatisch .
* **Symptomatologie:** Kan variëren van febriliteit met of zonder rash en petechiën, tot gastro-intestinale klachten (dunne ontlasting, braken) .
* **Herpangina (Coxsackie A):** Pijnlijke vesikels op het verhemelte en tonsillen, keelpijn, dysfagie, anorexie, koorts. Behandeling is symptomatisch met vocht .
* **Hand-voet-mondziekte (Coxsackie A16, Enterovirus 71):** Pijnlijke vesikels op handen, voeten, tong en buccale mucosa; soms milde systemische tekenen. Behandeling is symptomatisch .
* **Andere:** Pleurodynie (Coxsackie B), myocarditis/pericarditis (Coxsackie B3), aseptische meningitis/encefalitis met rash (Coxsackie/Echo) .
* **Poliomyelitis:** Praktisch verdwenen door vaccinatie. 90% is asymptomatisch, 5% heeft een mineure vorm (koorts, hoofdpijn, keelpijn), 2% heeft centrale aantasting met virale meningitis, en minder dan 2% ontwikkelt verlammingen door aantasting van motorische voorhoorncellen, hersencortex of hersenstam .
### 3.2 Bacteriële infecties
#### 3.2.1 Stafylokokken en Streptokokken infecties
Deze infecties kunnen ontstaan door directe invasie van de bacterie of door toxines (superantigenen). Er is overlap in ziektebeelden zoals koorts en rash (vesiculair, pustuleus, bulleus) of petechiën/purpura .
##### 3.2.1.1 Impetigo
Voornamelijk veroorzaakt door Staphylococcus aureus, is gelokaliseerd en zeer besmettelijk, vooral bij peuters en kleuters. Komt vaker voor bij een beschadigde huid of atopisch eczeem. Gekenmerkt door erythemateuze maculae, vesikels die genezen met korsten en vochtafscheiding met een honingachtige kleur .
* **Behandeling:** Hygiëne, lokale antimicrobiële middelen (fusidine), systemische antibiotica bij ernstige infecties. Dragerschap is een belangrijke bron van infectie en recidieven; decontaminatie met Mupirocine kan nodig zijn. Kinderen mogen niet naar school tot de laesies zijn opgedroogd .
##### 3.2.1.2 Furunkel
Voornamelijk door Staphylococcus aureus, ontstaat in een haarfollikel of zweetklier. Zelflimiterend, met rijping, abcesvorming en openbarsten. Systemische antibiotica en incisie zijn nodig bij carbunkel. Recidieven kunnen duiden op dragerschap of, zeldzamer, op immuundeficiëntie .
##### 3.2.1.3 Preseptale cellulitis
Een acute, unilaterale infectie met erytheem, warmte en oedeem van het ooglid (pijnlijk en gevoelig). Vaak gepaard gaand met koorts, malaise en prikkelbaarheid. Vooral bij kinderen <10 jaar, vaak na trauma of uitzaaiing van een lokale ontstekingshaard. Behandeling met systemische antibiotica ter preventie van uitbreiding naar orbita en hersenen .
##### 3.2.1.4 Orbitale cellulitis
Een ernstige infectie van dieper gelegen weefsels in de oogkas, achter het orbitale septum. Symptomen zijn koorts, malaise, acute eenzijdige zwelling/roodheid, proptosis, pijnlijke/beperkte oculaire beweging en verminderde gezichtsscherpte. Diagnose via kliniek en CT-scan. Behandeling vereist ziekenhuisopname en intraveneuze antibiotica. Complicaties kunnen oogheelkundig zijn, en er is gevaar voor abces, meningitis en trombose van de sinus cavernosus .
##### 3.2.1.5 Scalded Skin Syndroom (SSS)
Een zeldzame aandoening veroorzaakt door een exfoliatief toxine van Staphylococcus aureus. Vooral bij zuigelingen en peuters (<6 jaar), met koorts, malaise en etterige, korstvormige letsels rond ogen, neus, mond en navel. Gekenmerkt door erytheem met loslaten van de huid. Er zijn twee types: gelokaliseerd en gegeneraliseerd. Behandeling met intraveneuze antibiotica, pijnstilling en monitoring van vochtbalans. Het herstel van de wond gebeurt zonder littekens .
##### 3.2.1.6 Toxic Shock Syndroom (TSS)
Een ernstige, levensbedreigende ziekte veroorzaakt door toxines van Staph. aureus en Strep. pyogenes. Kenmerken zijn acuut optredend algemeen ziektebeeld met hoge koorts, spierpijn, braken, hypotensie, bewustzijnsdaling, diffuus erythemateus exantheem met desquamatie, en multi-orgaanfalen met overlijden als gevolg. Behandeling omvat intraveneuze antibiotica en hemodynamische stabilisatie. Differentiaaldiagnose omvat de Ziekte van Kawasaki .
#### 3.2.2 Pneumokokkeninfectie (Streptococcus pneumoniae)
Streptococcus pneumoniae, een Gram-positieve diplokok, kan diverse infecties veroorzaken, waaronder meningitis, sepsis, pneumonie en otitis media. Invasieve ziekte heeft een hoge morbiditeit ondanks de beschikbaarheid van krachtige antibiotica, en resistentie neemt toe. Preventie door vaccinatie is de belangrijkste oplossing. Penicillineprofylaxe is geïndiceerd voor risicopatiënten .
#### 3.2.3 Haemophilus Influenzae type B (HIB)
HIB kan otitis media, pneumonie, epiglottitis en meningitis veroorzaken. Vaccinatie tegen HIB is zeer effectief .
#### 3.2.4 Neisseria meningitidis (meningokok)
Meningokokken kunnen meningitis en sepsis veroorzaken, met een potentieel fulminant beloop (Waterhouse-Friderichsen syndroom). Vaccinatie tegen meningokokken is effectief .
#### 3.2.5 Pertussis (kinkhoest)
Pertussis, veroorzaakt door Bordetella pertussis, is zeer besmettelijk en heeft een incubatietijd van 1-3 weken. Het is een langdurige ziekte, vaak aangeduid als "100-dagen-hoest". Sinds vaccinatie is de ziekte praktisch verdwenen .
* **Kliniek:**
* **Catarraal stadium (1-2 weken):** Rhinitis, koorts, droge hoest .
* **Paroxysmaal stadium (3-6 weken):** Spastische hoestbuien met gierende inademing, braken, cyanose tijdens aanvallen, typisch nachtelijke hoestbuien. Bij jonge kinderen kan apneu optreden, wat levensbedreigend is .
* **Convalescentie stadium (weken tot maanden):** Geleidelijke afname van de frequentie en ernst van de hoestbuien .
* **Cave:** Ernstig verloop en levensbedreigend bij zuigelingen, vooral bij niet/incompleet gevaccineerde kinderen. Complicaties omvatten apneu (1%), pneumonie (10%), convulsies (1,4%), encefalopathie (0,3%) en overlijden (0,2%) .
* **Immuniteit:** Na doormaken van pertussis is de immuniteit niet volledig en neemt geleidelijk af vanaf 7 tot 20 jaar .
* **Behandeling:** Macroliden (claritromycine/azitromycine) worden gebruikt voor eradicatie van het organisme en preventie van besmetting. Invloed op symptomen is enkel merkbaar indien gestart tijdens het catarrale stadium .
* **Toename incidentie:** De laatste 10-15 jaar is kinkhoest vaker voorgekomen door dalende vaccinatiegraden, het ontbreken van levenslange immuniteit na vaccinatie (4-12 jaar) of infectie (7-20 jaar), betere diagnostiek en grotere alertheid. De toename sinds 2011 is vooral zichtbaar bij 10-jarigen en volwassenen (>40 jaar), bij wie het klinisch beeld aspecifiek en mild is. Zij spelen echter een belangrijke rol in de transmissie naar niet/incompleet gevaccineerde kinderen .
* **Aanbevelingen:** Het standaard vaccinatieschema omvat DTPa op 2, 3, 4 en 15 maanden, een rappel op 5-6 jaar, en een rappel trivalente dTpa op 14-16 jaar. Aanvullende aanbevelingen omvatten vaccinatie van iedere zwangere vrouw (24-32 weken), alle volwassenen die een herhalingsinenting nodig hebben, en cocconvaccinatie (kort voor bevalling) van partners en andere nauw contacten van de zuigeling .
---
# Specifieke syndromen en aandoeningen
Dit deel behandelt diverse specifieke syndromen en infectieziekten die relevant zijn voor de kindergeneeskunde, waaronder de ziekte van Kawasaki, multisysteem inflammatoir syndroom (MIS-C), meningitis, encefalitis, tuberculose, de ziekte van Lyme en HIV.
### 4.1 Ziekte van Kawasaki
De ziekte van Kawasaki, voor het eerst beschreven in 1967 in Japan, is een zelflimiterende vasculitis die zich kenmerkt door systemische inflammatoire aantasting van kleine en middelgrote bloedvaten, met name de coronairen. De etiologie is onbekend, maar postinfectieuze oorzaken en erfelijke aanleg worden overwogen. De piekincidentie ligt tussen de 2 en 5 jaar, waarbij 80% van de gevallen voorkomt bij kinderen jonger dan 5 jaar, en mannen vaker getroffen worden dan vrouwen. De meest significante complicatie is niet-aangeboren hartaandoening, met cardiale aantasting, aneurysmata, trombosen en stenosen als mogelijke gevolgen, wat kan leiden tot plotselinge dood [26](#page=26).
#### 4.1.1 Klinische symptomen van Kawasaki
De diagnose wordt gesteld op basis van koorts van meer dan 5 dagen in combinatie met vier van de volgende vijf symptomen [26](#page=26):
1. **Koorts:** Hoge koorts (39°-40°) die langer dan 5 dagen aanhoudt [26](#page=26).
2. **Conjunctivitis:** Bilaterale, niet-purulente conjunctivitis (90% van de gevallen) [26](#page=26).
3. **Orale mucocutane aantasting:** Aantasting van mond en slijmvliezen, waaronder rode lippen, aardbeientong en orale mucositis (90% van de gevallen) [26](#page=26).
4. **Cervicale lymfadenopathie:** Eenzijdige lymfekliervergroting in de nek van meer dan 1,5 cm [27](#page=27).
5. **Exantheem:** Huiduitslag die bij 70-90% van de patiënten voorkomt [27](#page=27).
6. **Oedeem en/of erytheem van handpalmen en voetzolen:** Gevolgd door desquamatie in de subacute fase [27](#page=27).
#### 4.1.2 Atypische en incomplete Kawasaki
Atypische of incomplete vormen van de ziekte komen vaker voor bij kinderen jonger dan 1 jaar. Deze patiënten presenteren zich met koorts en minder dan vier klinische symptomen, soms enkel met persisterende koorts. Bij verdenking op Kawasaki bij deze kinderen is een echocardiografie aangewezen voor diagnose. Recidiverende Kawasaki vereist dat aan de diagnostische criteria wordt voldaan, en verhoogt het risico op cardiale aantasting bij een tweede episode [27](#page=27).
#### 4.1.3 Diagnose en behandeling van Kawasaki
De diagnose van Kawasaki is primair klinisch en vereist alertheid gezien de variatie in symptomen (#page=26, 27). Diagnostische criteria worden gebruikt, naast bloedonderzoek dat verhoogde sedimentatie, CRP, leukocyten en trombocytose kan aantonen. Een echocardiografie is essentieel om coronaire arteritis, dilatatie en aneurysmata te detecteren en wordt na 2-6 weken herhaald [26](#page=26) [27](#page=27).
De standaardbehandeling bestaat uit een eenmalige intraveneuze toediening van immunoglobulines (2 g/kg) binnen 10 dagen na het begin van de symptomen, wat significante reductie van cardiale problematiek en aneurysmata geeft. Aspirine (80-100 mg/kg/dag) wordt gebruikt voor trombosepreventie en reductie van vasculaire inflammatie, en wordt na 48 uur koortsvrijheid aangepast naar 3-5 mg/kg/dag tot 6-8 weken na aanvang van de symptomen, of totdat normalisatie van trombocyten en sedimentatie is bereikt en de echocardiografie normaal is [27](#page=27).
**Differentiaaldiagnoses** voor Kawasaki omvatten adenovirus-, EBV- en medicatie-reacties, evenals leukemie en systemische JIA [27](#page=27).
> **Tip:** Bij kinderen met koorts die langer dan 5 dagen aanhoudt, is het cruciaal om de ziekte van Kawasaki te overwegen [27](#page=27).
### 4.2 Multisystem Inflammatory Syndrome (MIS-C)
Multisystem Inflammatory Syndrome in Children (MIS-C) is een zeer zeldzame, abnormale immuunrespons die optreedt na een infectie met het SARS-CoV-2 virus. De symptomen treden ongeveer 2 tot 6 weken na de infectie op en omvatten koorts (> 3-4 dagen), huiduitslag, bilaterale niet-purulente conjunctivitis en acute gastro-intestinale problemen (diarree, braken of buikpijn). MIS-C kan lijken op de ziekte van Kawasaki, toxic shock syndroom of sepsis, en kan leiden tot aantasting van het hart, bloedvaten en andere organen, met evolutie naar hypotensie of shock [27](#page=27).
### 4.3 Meningitis
Bacteriële meningitis is een pediatrische aandoening met een mortaliteit van 5-10% en een risico op 10% neurologische restletsels. De frequentie is afgenomen sinds de invoering van vaccinaties. Het is een ontsteking van de hersenvliezen, veroorzaakt door de reactie van de gastheer op een infectie, leidend tot inflammatie, leukocytenexsudatie, endotheelbeschadiging, hersenoedeem, verhoogde intracraniële druk en verminderde doorbloeding [28](#page=28).
#### 4.3.1 Verwekkers van meningitis
De verwekkers van meningitis variëren met de leeftijd:
* **Neonaten tot 3 maanden:** Groep B streptokokken, *E. coli*, gram-negatieve staven, *Listeria monocytogenes* [28](#page=28).
* **1 maand tot 6 jaar:** Meningokokken (*Neisseria meningitidis*), pneumokokken (*Streptococcus pneumoniae*), *Haemophilus influenzae* [28](#page=28).
* **> 6 jaar:** Pneumokokken (*Streptococcus pneumoniae*), meningokokken (*Neisseria meningitidis*) [28](#page=28).
#### 4.3.2 Presentatie van meningitis
De klinische presentatie verschilt per leeftijd:
* **Kinderen < 1 jaar:** Vaak aspecifieke, griepale tekenen zoals koorts, prikkelbaarheid (kreunen, veel huilen), slecht drinken, braken, verminderd bewustzijn, convulsies en coma. Neonaten kunnen atypisch presenteren met ondertemperatuur en grauwzucht. Lichamelijk onderzoek kan een opgezette fontanel, nekstijfheid (die bij baby's kan ontbreken), positieve Kernig- en Brudzinski-tekens, en opisthotonus vertonen [29](#page=29).
* **Oudere kinderen:** Koorts, hoofdpijn, nekstijfheid, braken, fotofobie, verminderd bewustzijn en convulsies. Bij meningokokkeninfectie kan purpura voorkomen. Sepsis kan leiden tot shock, tachycardie, oligurie en hypotensie [29](#page=29).
#### 4.3.3 Diagnose en behandeling van meningitis
De diagnose omvat anamnese, lichamelijk onderzoek en een lumbale punctie. Het hersenvocht (liquor) kan troebel zijn met een verhoogd aantal witte bloedcellen (voornamelijk polymorfonucleaire cellen) en eiwit, en verlaagd glucosegehalte bij bacteriële meningitis (#page=29, 30). Een lumbale punctie is gecontra-indiceerd bij verhoogde intracraniële druk, stollingsstoornissen, cardiorespiratoire instabiliteit en lokale infectie op de punctieplaats. Hemoculturen, keel- en urinekweken, en PCR van liquor kunnen ondersteunend zijn. Intraveneuze antibiotica moeten zo snel mogelijk worden gestart [29](#page=29) [30](#page=30).
Interpretatie van lumbaal vocht:
| Uitzicht | WBC | Eiwit (g/l) | Glucose (% van glycemie) |
| :------------ | :--------- | :---------- | :----------------------- |
| Helder (nl) | 0-5/mm³ | 0.15-0.4 | >50% |
| Troebel | PMN (>1000)| >1 | <30% |
| Helder | Lymfo's (<500)| = nl | >50% |
| Helder/visc. | Lymfo's (<500)| >1 | <30% |
Behandeling omvat empirische antibiotica (bv. amoxicilline + 3e generatie cefalosporine bij neonaten, 3e generatie cefalosporine bij oudere kinderen) die worden aangepast op basis van de verwekker. Ondersteunende zorg, zoals pijnstilling, vochttoediening en anti-epileptica, is belangrijk. Dexamethason kan een positief effect hebben op restletsels [30](#page=30).
#### 4.3.4 Verwikkelingen van meningitis
Mogelijke verwikkelingen zijn hoofdpijnklachten, leerstoornissen, gehoorverlies (door lokale vasculitis met parese van craniale zenuw VIII, noodzaak voor gehoortest), convulsies/epilepsie (door lokale herseninfarcten), hydrocefalie (door gestoorde CSV-resorptie, behandeling met drainages) en hersenabces (diagnose met beeldvorming, behandeling met drainage). Restverschijnselen komen vaker voor bij pneumokokken meningitis [30](#page=30).
#### 4.3.5 Specifieke vormen van meningitis
* **Meningokokken meningitis:** Afgenomen door vaccinatie, kan een insidieus begin hebben met een fulminant verloop. Kenmerkend is purpura met centrale necrose. Mortaliteit is 5-10%. Vaccinatie (ACWY, B) is beschikbaar. Profylaxe met Rifampicine is mogelijk voor contacten [30](#page=30).
* **Haemophilus influenzae meningitis:** Zeldzamer door vaccinatie. Kan leiden tot subdurale effusie [31](#page=31).
* **Pneumokokken meningitis:** Kan een fulminant verloop hebben met hoge mortaliteit en morbiditeit (ca. 30% restletsels) [31](#page=31).
* **Virale meningitis:** Veroorzaakt door enterovirussen, EBV, adenovirussen, bof [31](#page=31).
* **Tuberculeuze meningitis:** Sluipend begin (2-8 weken) met lusteloosheid, anorexie, koorts, sufheid, hoofdpijn en braken. Meningeale tekenen zijn vaak beperkt. Neurologische uitvalsverschijnselen, tekenen van encefalitis (verwardheid, tremoren, coma) en onbehandeld overlijden na enkele weken komen voor. Toename in frequentie wordt gezien bij HIV-patiënten [31](#page=31).
### 4.4 Encefalitis
Encefalitis is een ontsteking van het hersenparenchym [32](#page=32).
* **Acute encefalitis:** Directe invasie van het cerebrum door een neurotoxisch virus [32](#page=32).
* **Postinfectieuze encefalopathie:** Een late verwikkeling op neuro-immunologische basis van een virale infectie (bv. mazelen) [32](#page=32).
* **"Slow virus" infectie:** Bijvoorbeeld HIV of SSPE (subacute scleroserende panencefalitis) na mazelen [32](#page=32).
Bij encefalopathieën zoals Reye of metabole ziekten is er geen ontstekingsproces [32](#page=32).
#### 4.4.1 Verwekkers en kliniek van encefalitis
Veelvoorkomende verwekkers zijn Herpes simplex 1 en 2, enterovirus (coxsackie, echo), varicella en bof. Neonataal is CMV een mogelijke verwekker. Klinische symptomen variëren van aspecifieke symptomen zoals koorts, hoofdpijn, braken, lethargie en anorexie, tot meer specifieke verschijnselen zoals verwardheid, geheugenverlies, convulsies, hallucinaties en coma [32](#page=32).
> **CAVE:** Bij verdenking op Herpes Simplex Virus (HSV) encefalitis is vroege diagnose cruciaal omdat de infectie destructief kan zijn. Gekenmerkt door gelateraliseerde convulsies en neurologische uitvalsverschijnselen, vaak zonder andere tekenen van HSV-infectie [32](#page=32).
#### 4.4.2 Onderzoeken en behandeling van encefalitis
Onderzoeken omvatten neurologische beeldvorming (MRI), EEG, liquoronderzoek (licht verhoogd aantal cellen, matig verhoogd eiwit, normale glucose), PCR van liquor, en bacteriële en virale diagnostiek van bloed en liquor [32](#page=32).
Bij verdenking op HSV-encefalitis wordt empirisch gestart met intraveneuze aciclovir (Zovirax®) tot de diagnose bevestigd of uitgesloten is [32](#page=32).
### 4.5 Tuberculose (TBC)
Tuberculose blijft een probleem in geïndustrialiseerde landen door factoren zoals HIV, resistente stammen, armoede, slechte leefomstandigheden en globalisatie (#page=32, 33) [32](#page=32) [33](#page=33).
#### 4.5.1 Primo-infectie
* **Asymptomatische primo-infectie:** Komt voor bij 50% van de peuters en 90% van de oudere kinderen. Een lokale ontstekingsreactie beperkt de uitbreiding, maar latente infectie kan later evolueren naar actieve ziekte. Een positieve Mantoux-test (induratie > 10 mm zonder BCG, > 15 mm met BCG) wijst op infectie [33](#page=33).
* **Symptomatische primo-infectie:** Ontstaat door onvoldoende afweerreactie, met verspreiding via het lymfestelsel naar regionale lymfonodi. Een longletsel gecombineerd met lymfeklierbetrokkenheid vormt een primair complex. Cellulaire immuniteit beperkt verdere progressie, maar systemische symptomen zoals koorts, anorexie, vermagering, hoesten en RX-afwijkingen kunnen optreden. Het primaire letsel geneest meestal en verkalkt [33](#page=33).
#### 4.5.2 Latentie, disseminatie en post-primaire TBC
TBC kan latent aanwezig blijven, waarna reactivatie en uitzaaiing via de bloedbaan en/of lymfebanen kunnen optreden. Post-primaire TBC kan lokaal (lymfogeen) of als miliaire TBC (bloedbaan) optreden, waarbij andere organen zoals botten, gewrichten, nieren, pericardium en CZS worden aangedaan. TBC-meningitis is met name gevaarlijk bij zuigelingen en kinderen [33](#page=33).
#### 4.5.3 Klinische entiteiten en diagnose van TBC bij kinderen
Klinische entiteiten bij kinderen omvatten long-TBC (gangliopulmonale, endobronchiale, pleuritis), tuberculeuze meningitis en miliaire TBC. Diagnostiek is moeilijk bij kinderen door aspecifieke klachten zoals hoesten (> 2 weken), anorexie, falen om te groeien (FTT), malaise en koorts. In niet-endemische landen moet TBC overwogen worden bij de triade van nauw contact met een besmettelijke volwassene, een positieve tuberculinetest en suggestieve klinische/radiologische bevindingen [34](#page=34).
* **Diagnostiek:**
* **Mantoux-test:** Indicatie voor infectie, niet voor ziekte [34](#page=34).
* **IGRA (Interferon-γ release assays):** Minder gevalideerd bij kinderen < 5 jaar en onbetrouwbaar bij immuungecompromitteerde patiënten [34](#page=34).
* **Sputumonderzoek:** Moeilijk bij kinderen. Direct microscopisch onderzoek en cultuur kunnen worden uitgevoerd op 3 sputumstalen, of eventueel lavage [35](#page=35).
* **RX thorax:** Cruciaal voor diagnostiek [35](#page=35).
* **Miliaire TBC:** Kenmerkt zich door talloze kleine haarden in longen en andere organen, acuut en snel progressief verloop, hoge koorts, tachypnoe en crepitaties. RX thorax toont een "sneeuwstormbeeld" [35](#page=35).
* **TBC meningitis:** Liquor vertoont een helder aspect met gestegen celgetal, hoog eiwit en laag glucose. Een zekere diagnose vereist bacteriologisch onderzoek van de liquor [35](#page=35).
#### 4.5.4 Behandeling en preventie van TBC
Behandeling van long-TBC bestaat uit een tripeltherapie gedurende 6 maanden: Rifampicine, Isoniazide (INH) en Pyrazinamide. Bij klier-, bot-, miliaire TBC en TBC-meningitis worden deze aangevuld met amikacine of ethambutol. Isoniazide gedurende 6 maanden wordt gegeven aan Mantoux-positieve, asymptomatische kinderen. Resistente stammen vormen een toenemend probleem [35](#page=35).
Preventie omvat het BCG-vaccin (niet systematisch in België, niet aan HIV-positieve kinderen), familieonderzoek bij diagnose bij een kind, profylaxe met INH gedurende 6 maanden bij contact met open TBC, bestrijding van armoede en ondervoeding, en screening voor start van biologische therapie [36](#page=36).
#### 4.5.5 Atypische mycobacteriën
Atypische TBC kan bij immuuncompetente gastheren leiden tot lymfadenitis colli (bv. *M. Avium*, *M. Scrofulaceum*), waarvoor complete chirurgische excisie van de klier nodig is. Bij AIDS/immuundeficiëntie kan dit leiden tot gegeneraliseerde infectie die niet reageert op klassieke TBC-medicatie, en een cocktail van alternatieve medicijnen vereist [36](#page=36).
### 4.6 Ziekte van Lyme
De ziekte van Lyme wordt veroorzaakt door de spirocheet *Borrelia Burgdorferi*, overgedragen door teken [36](#page=36).
#### 4.6.1 Symptomen van Lyme
De symptomen manifesteren zich in verschillende stadia:
1. **Huidletsel (Erythema chronicum migrans):** Ontstaat 4-20 dagen na de beet en gaat gepaard met algemene symptomen zoals koorts, malaise, spierpijn, gewrichtspijn en lymfadenopathie. Dit stadium is zelflimiterend [36](#page=36).
2. **Na weken/maanden:**
* **Neurologisch:** Meningo-encefalitis, craniale zenuwaantasting (bv. facialisparese), perifere neuropathie [37](#page=37).
* **Cardiaal:** Myocarditis, AV-blok [37](#page=37).
* **Gewrichtsaantasting:** Artralgieën, asymmetrische mono- of oligoartritis (bij 50% van de patiënten) [37](#page=37).
> **Tip:** Preventie van tekenbeten is belangrijk, met name in bosrijke gebieden door het dragen van lange broeken [37](#page=37).
#### 4.6.2 Diagnose en behandeling van Lyme
De diagnose is gebaseerd op kliniek (met name erythema migrans), epidemiologie en serologie. Serologie kan in het begin negatief zijn en dient na 2-4 weken herhaald te worden [37](#page=37).
Behandeling:
* **Vroegtijdig, ongecompliceerd (>12 jaar):** Doxycycline [37](#page=37).
* **Jongere kinderen:** Amoxicilline [37](#page=37).
* **Gecompliceerd:** Intraveneus Ceftriaxon [37](#page=37).
Het correct verwijderen van teken met een tekentang binnen 24 uur minimaliseert het risico op besmetting [37](#page=37).
### 4.7 HIV
HIV-infectie bij kinderen kan via verticale transmissie plaatsvinden (intra-uterien, tijdens de partus, of borstvoeding). Uitzonderlijke transmissieroutes zijn via besmet bloed of naalden. Maternele antilichamen blijven aantoonbaar tot 18 maanden leeftijd, waardoor antigeendetectie (PCR) de meest betrouwbare methode is bij neonaten <18 maanden [37](#page=37) [38](#page=38).
#### 4.7.1 Therapie en vaccinaties bij HIV
Therapie omvat Zidovudine (AZT), dat perinatale toediening aan de moeder kan ter preventie van transmissie en deel uitmaakt van HAART (Highly Active Antiretroviral Therapy). Vaccinaties bij HIV-positieve kinderen worden aangeraden, inclusief het pneumokokkenvaccin, maar BCG-vaccinatie is gecontra-indiceerd [38](#page=38).
#### 4.7.2 AIDS stadia
Na maanden tot jaren kan HIV evolueren naar AIDS, met verschillende stadia van immuundepressie:
1. **Beperkte immuundepressie:** Lymfadenopathie, parotitis [38](#page=38).
2. **Matige immuundepressie:** Recidiverende bacteriële infecties, candidiasis, chronische diarree, interstitiële pneumonie [38](#page=38).
3. **Ernstige immuundepressie:** Opportunistische infecties (bv. *Pneumocystis carinii*), falen om te groeien (failure to thrive), encefalopathie, maligne aandoeningen [38](#page=38).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Infectieziekten | Ziekten die worden veroorzaakt door pathogene micro-organismen zoals bacteriën, virussen, schimmels of parasieten, en die kunnen worden overgedragen van de ene persoon of het ene dier op het andere. |
| Mortaliteit | Het percentage sterfgevallen in een bepaalde populatie gedurende een specifieke periode. |
| Morbiditeit | De mate van ziekte of de prevalentie van ziekte in een populatie. |
| Vaccinaties | Het proces van toediening van een vaccin om immuniteit tegen een specifieke ziekte te induceren, waardoor het lichaam zich kan verdedigen tegen infectie. |
| Antibioticaresistentie | Het vermogen van bacteriën om te overleven en te groeien ondanks de blootstelling aan antibiotica, waardoor de behandeling van bacteriële infecties moeilijker wordt. |
| Immuungedeprimeerd | Een persoon wiens immuunsysteem is verzwakt, waardoor hij of zij vatbaarder is voor infecties en minder goed in staat is om infecties te bestrijden. |
| Opportunistische infecties | Infecties die optreden bij personen met een verzwakt immuunsysteem en die normaal gesproken geen ziekte veroorzaken bij gezonde individuen. |
| Sepsis | Een levensbedreigende toestand die wordt veroorzaakt door een extreme reactie van het lichaam op een infectie, waarbij vitale organen kunnen worden beschadigd. |
| Exantheem | Een huiduitslag, kenmerkend voor veel infectieziekten, die kan variëren in uiterlijk van vlekjes tot blaasjes of puistjes. |
| Encefalitis | Een ontsteking van de hersenen, vaak veroorzaakt door een virusinfectie, die kan leiden tot neurologische symptomen zoals koorts, hoofdpijn, verwardheid en toevallen. |
| Meningitis | Een ontsteking van de hersenvliezen (meningen), meestal veroorzaakt door een bacteriële of virale infectie, gekenmerkt door koorts, hoofdpijn, nekstijfheid en gevoeligheid voor licht. |
| Coprocultuur | Een laboratoriumtest die wordt uitgevoerd op een ontlastingsmonster om de aanwezigheid van bacteriën, virussen of parasieten te detecteren die een gastro-intestinale infectie veroorzaken. |
| PCR (Polymerase Chain Reaction) | Een moleculaire techniek die wordt gebruikt om specifieke DNA- of RNA-sequenties te vermenigvuldigen, waardoor detectie van pathogenen mogelijk wordt, zelfs in kleine hoeveelheden. |
| Prodromale fase | De beginfase van een ziekte, waarin de eerste symptomen optreden die de ziekte aankondigen, maar nog niet specifiek genoeg zijn voor een definitieve diagnose. |
| Enantheem | Een uitslag die zich aan de binnenkant van het lichaam bevindt, zoals in de mond, in tegenstelling tot een exantheem dat op de huid voorkomt. |
| Pathognomonisch | Een symptoom of teken dat zo kenmerkend is voor een specifieke ziekte dat het de diagnose met zekerheid kan stellen. |
| Desquamatie | Het afschilferen van de huid, vaak voorkomend in de subacute fase van bepaalde ziekten, zoals de Ziekte van Kawasaki. |
| Vasculitis | Een ontsteking van de bloedvaten, die kan leiden tot schade aan de vaatwanden en verminderde bloedtoevoer naar organen en weefsels. |
| Aneurysma | Een abnormale verwijding of uitstulping van een bloedvat, die kan ontstaan als gevolg van ontsteking of zwakte van de vaatwand. |
| Trombose | De vorming van een bloedstolsel binnenin een bloedvat, dat de bloedstroom kan belemmeren of blokkeren. |
| Stenose | Een vernauwing van een bloedvat, een orgaan of een kanaal, die de normale doorstroming kan beperken. |
| Congenitaal | Een aandoening of kenmerk dat aanwezig is vanaf de geboorte. |
| Serologie | De studie van serum en de reacties van het immuunsysteem erop, vaak gebruikt voor de diagnose van infectieziekten door het detecteren van antilichamen. |
| Cytomegalie | Een virale infectie veroorzaakt door het Cytomegalovirus (CMV), die vooral gevaarlijk is voor immuungedeprimeerde personen en foetussen. |
| Myocarditis | Een ontsteking van de hartspier (myocard), vaak veroorzaakt door een virusinfectie, die kan leiden tot hartfalen en hartritmestoornissen. |
| Pericarditis | Een ontsteking van het hartzakje (pericardium), meestal veroorzaakt door een virusinfectie, die pijn op de borst en kortademigheid kan veroorzaken. |
| Pleuritis | Een ontsteking van het borstvlies (pleura), die pijn op de borst en kortademigheid kan veroorzaken, vaak geassocieerd met infecties of ontstekingsziekten. |
| Miliëre TBC | Een ernstige, wijdverspreide vorm van tuberculose waarbij de bacillen via het bloed door het hele lichaam worden verspreid, resulterend in talrijke kleine knobbeltjes (miliairen) in organen zoals de longen. |
| Spirocheet | Een type bacterie dat een spiraalvormige structuur heeft, zoals de Borrelia burgdorferi die de ziekte van Lyme veroorzaakt. |
| Erythema chronicum migrans | Een kenmerkende huiduitslag die optreedt na een tekenbeet en die zich uitbreidt als een rode cirkel, vaak met een helder centrum. |
| Induratie | Een verharding van weefsel, vaak gebruikt in de context van de Mantoux-test (tuberculinetest) om de reactie op tuberculine te beoordelen. |
| Lymfadenopathie | Een abnormale vergroting van lymfeklieren, die kan wijzen op een infectie, ontsteking of maligniteit. |
| VZV | Varicella Zoster Virus, het virus dat zowel windpokken als gordelroos veroorzaakt. |
| Cocoon vaccinatie | Een strategie waarbij volwassenen die nauw contact hebben met pasgeborenen (zoals ouders, grootouders, verzorgers) worden gevaccineerd tegen kinkhoest om de zuigeling te beschermen. |
| DTPa | Een vaccin tegen difterie, tetanus en acellulaire kinkhoest. |
| dTpa | Een trivalente vaccin tegen difterie, tetanus en acellulaire kinkhoest, vaak gebruikt voor herhalingsinentingen. |
| ATB | Antibiotica, medicijnen die worden gebruikt om bacteriële infecties te behandelen. |
| LP | Lumbale punctie, een medische procedure waarbij vloeistof uit het ruggenmergkanaal wordt gehaald voor diagnostische doeleinden. |
| RX thorax | Een röntgenfoto van de borstkas, gebruikt om de longen en het hart te beoordelen. |
| MBR | Mazelen, Bof, Rubella vaccin. |
| Ganciclovir | Een antiviraal medicijn dat wordt gebruikt om infecties veroorzaakt door cytomegalovirus (CMV) en andere herpesvirussen te behandelen. |
| Aciclovir | Een antiviraal medicijn dat wordt gebruikt om infecties veroorzaakt door herpes simplexvirussen en varicella zoster virus te behandelen. |
| Valaciclovir | Een antiviraal medicijn dat een prodrug is van aciclovir, vaak gebruikt voor de behandeling van herpesvirussen. |
| VZIG | Varicella Zoster Immuunglobulines, antilichamen die worden gebruikt voor post-expositieprofylaxe na blootstelling aan het varicella zoster virus. |
| EBV | Epstein-Barr Virus, het virus dat de ziekte van Pfeiffer (mononucleosis infectiosa) veroorzaakt. |
| CMV | Cytomegalovirus, een veelvoorkomend virus dat bij gezonde personen meestal asymptomatisch is, maar ernstige problemen kan veroorzaken bij immuungedeprimeerden en pasgeborenen. |
| HHV | Human Herpesvirus, een familie van virussen die verschillende ziekten kunnen veroorzaken, waaronder herpes simplex, waterpokken en klierkoorts. |
| FTT | Failure to thrive (achterblijven in groei), een medische aandoening waarbij een kind niet de verwachte groei bereikt, vaak geassocieerd met chronische ziekte of ondervoeding. |
| CSV | Cerebrospinaal vocht, de vloeistof die het centrale zenuwstelsel omgeeft en beschermt. |
| PPD | Purified Protein Derivative, een stof die wordt gebruikt in de Mantoux-test om te screenen op tuberculose-infectie. |
| Igra | Interferon-Gamma Release Assay, een bloedtest die wordt gebruikt om latentie tuberculose-infectie te detecteren. |
| FTT | Failure to thrive (achterblijven in groei), een medische aandoening waarbij een kind niet de verwachte groei bereikt, vaak geassocieerd met chronische ziekte of ondervoeding. |
| CSV | Cerebrospinaal vocht, de vloeistof die het centrale zenuwstelsel omgeeft en beschermt. |
| PPD | Purified Protein Derivative, een stof die wordt gebruikt in de Mantoux-test om te screenen op tuberculose-infectie. |
| Igra | Interferon-Gamma Release Assay, een bloedtest die wordt gebruikt om latentie tuberculose-infectie te detecteren. |
| Borrelia Burgdorferi | De spirocheet bacterie die de ziekte van Lyme veroorzaakt. |
| Tekenbeet | Een beet van een teek, die ziekteverwekkers kan overbrengen, zoals Borrelia burgdorferi (ziekte van Lyme). |
| Doxycycline | Een antibioticum uit de tetracycline-groep, vaak gebruikt voor de behandeling van de ziekte van Lyme en andere bacteriële infecties. |
| Amoxicilline | Een breed-spectrum antibioticum uit de penicilline-familie, gebruikt voor de behandeling van diverse bacteriële infecties. |
| Ceftriaxone | Een breedspectrum cefalosporine antibioticum, vaak gebruikt voor de behandeling van ernstige bacteriële infecties, waaronder meningitis en Sepsis. |
| HIV | Human Immunodeficiency Virus, het virus dat AIDS veroorzaakt. |
| AIDS | Acquired Immunodeficiency Syndrome, een chronische, potentieel levensbedreigende aandoening veroorzaakt door het HIV-virus, die het immuunsysteem van het lichaam aantast. |
| Zidovudine (AZT) | Een antiretroviraal medicijn dat wordt gebruikt in de behandeling van HIV-infectie. |
| HAART | Highly Active Antiretroviral Therapy, een combinatie van antiretrovirale medicijnen die wordt gebruikt om HIV te behandelen. |
| BCG | Bacillus Calmette-Guérin, een vaccin tegen tuberculose. |
| MBR | Mazelen, Bof, Rubella vaccin. |
| SARS-CoV-2 | Severe Acute Respiratory Syndrome Coronavirus 2, het virus dat COVID-19 veroorzaakt. |
| MIS-C | Multisystem Inflammatory Syndrome in Children, een zeldzame, ernstige inflammatoire reactie die kan optreden na een COVID-19 infectie. |
| CRP | C-reactief proteïne, een eiwit dat in het bloed wordt geproduceerd als reactie op ontsteking. |
| WBC | White Blood Cell count, het aantal witte bloedcellen in het bloed, wat kan wijzen op infectie of ontsteking. |
| Hemocultuur | Een laboratoriumtest om bacteriën in het bloed te detecteren. |
| Uricultuur | Een laboratoriumtest om bacteriën in urine te detecteren. |
| LP | Lumbale punctie, een procedure om hersenvocht te verkrijgen voor analyse. |
| RX thorax | Röntgenfoto van de borstkas. |
| PCR | Polymerase Chain Reaction, een techniek om DNA te vermenigvuldigen voor detectie van pathogenen. |
| LV | Lumbaal vocht (hersenvocht). |
| BLWI | Bovenste Luchtweginfectie. |
| UWI | Urineweginfectie. |
| TBC | Tuberculose. |
| ZZ | Ziekte van Kawasaki. |
| CRP | C-reactief proteïne, een marker voor ontsteking. |
| WBC | White Blood Cell count, het aantal witte bloedcellen, indicatief voor infectie of ontsteking. |
| ELISA | Enzyme-Linked Immunosorbent Assay, een veelgebruikte laboratoriummethode voor het detecteren van antilichamen of antigenen. |
| HIV | Human Immunodeficiency Virus, het virus dat AIDS veroorzaakt. |
| AIDS | Acquired Immunodeficiency Syndrome, een chronische ziekte die het immuunsysteem aantast. |
| IgA | Immunoglobuline A, een type antilichaam dat voorkomt in slijmvliezen en lichaamsvloeistoffen. |
| IgG | Immunoglobuline G, het meest voorkomende type antilichaam in het bloed, dat een belangrijke rol speelt in de immuunrespons op bacteriële en virale infecties. |
| IgM | Immunoglobuline M, een type antilichaam dat wordt geproduceerd tijdens de vroege fase van een infectie of immuunrespons. |
| M. Avium | Mycobacterium avium, een atypische mycobacterie die infecties kan veroorzaken, vooral bij immuungedeprimeerden. |
| M. Scrofulaceum | Mycobacterium scrofulaceum, een atypische mycobacterie die lymfadenitis kan veroorzaken, voornamelijk bij kinderen. |
| Z. van Lyme | Ziekte van Lyme, een door teken overgedragen infectieziekte veroorzaakt door Borrelia burgdorferi. |
| EBV | Epstein-Barr Virus, de veroorzaker van de ziekte van Pfeiffer. |
| CMV | Cytomegalovirus, een veelvoorkomend virus dat ernstige ziekte kan veroorzaken bij immuungecompromitteerden. |
| HHV-1 | Human Herpesvirus 1, meestal geassocieerd met koortsblaasjes (herpes labialis). |
| HHV-2 | Human Herpesvirus 2, meestal geassocieerd met genitale herpes. |
| HHV-3 | Human Herpesvirus 3, het varicella zoster virus dat windpokken en gordelroos veroorzaakt. |
| HHV-4 | Human Herpesvirus 4, het Epstein-Barr virus. |
| HHV-5 | Human Herpesvirus 5, het cytomegalovirus. |
| HHV-6 | Human Herpesvirus 6, de veroorzaker van roze kort. |
| INH | Isoniazide, een antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose. |
| Pyrazinamide | Een antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose. |
| Ethambutol | Een antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose. |
| Rifampicine | Een krachtig antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose en andere bacteriële infecties. |
| Amikacine | Een breedspectrum aminoglycoside antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van ernstige bacteriële infecties. |
| DTPa | Vaccin tegen difterie, tetanus en acellulaire kinkhoest. |
| dTpa | Trivalent difterie, tetanus en acellulaire kinkhoest vaccin. |
| MR | Mentale retardatie. |
| ZW | Zwangerschap. |
| NSAID | Niet-steroïdale anti-inflammatoire drugs, een klasse van medicijnen die pijnstillend, koortsverlagend en ontstekingsremmend werken. |
| Z. van Kawasaki | Ziekte van Kawasaki, een systemische vasculitis die voornamelijk kinderen treft en kan leiden tot coronaire vaatafwijkingen. |
| MIS-C | Multisysteem Inflammatoire Syndroom bij Kinderen, een zeldzame, ernstige aandoening die optreedt na COVID-19 infectie. |
| TBC | Tuberculose. |
| M. Avium | Mycobacterium avium, een atypische mycobacterie die infecties kan veroorzaken, vooral bij immuungedeprimeerden. |
| M. Scrofulaceum | Mycobacterium scrofulaceum, een atypische mycobacterie die lymfadenitis kan veroorzaken, voornamelijk bij kinderen. |
| Z. van Lyme | Ziekte van Lyme, een door teken overgedragen infectieziekte veroorzaakt door Borrelia burgdorferi. |
| EBV | Epstein-Barr Virus, de veroorzaker van de ziekte van Pfeiffer. |
| CMV | Cytomegalovirus, een veelvoorkomend virus dat ernstige ziekte kan veroorzaken bij immuungecompromitteerden. |
| HHV-1 | Human Herpesvirus 1, meestal geassocieerd met koortsblaasjes (herpes labialis). |
| HHV-2 | Human Herpesvirus 2, meestal geassocieerd met genitale herpes. |
| HHV-3 | Human Herpesvirus 3, het varicella zoster virus dat windpokken en gordelroos veroorzaakt. |
| HHV-4 | Human Herpesvirus 4, het Epstein-Barr virus. |
| HHV-5 | Human Herpesvirus 5, het cytomegalovirus. |
| HHV-6 | Human Herpesvirus 6, de veroorzaker van roze kort. |
| INH | Isoniazide, een antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose. |
| Pyrazinamide | Een antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose. |
| Ethambutol | Een antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose. |
| Rifampicine | Een krachtig antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose en andere bacteriële infecties. |
| Amikacine | Een breedspectrum aminoglycoside antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van ernstige bacteriële infecties. |
| DTPa | Vaccin tegen difterie, tetanus en acellulaire kinkhoest. |
| dTpa | Trivalent difterie, tetanus en acellulaire kinkhoest vaccin. |
| MR | Mentale retardatie. |
| ZW | Zwangerschap. |
| NSAID | Niet-steroïdale anti-inflammatoire drugs, een klasse van medicijnen die pijnstillend, koortsverlagend en ontstekingsremmend werken. |
| Z. van Kawasaki | Ziekte van Kawasaki, een systemische vasculitis die voornamelijk kinderen treft en kan leiden tot coronaire vaatafwijkingen. |
| MIS-C | Multisysteem Inflammatoire Syndroom bij Kinderen, een zeldzame, ernstige aandoening die optreedt na COVID-19 infectie. |
| TBC | Tuberculose. |
| M. Avium | Mycobacterium avium, een atypische mycobacterie die infecties kan veroorzaken, vooral bij immuungedeprimeerden. |
| M. Scrofulaceum | Mycobacterium scrofulaceum, een atypische mycobacterie die lymfadenitis kan veroorzaken, voornamelijk bij kinderen. |
| Z. van Lyme | Ziekte van Lyme, een door teken overgedragen infectieziekte veroorzaakt door Borrelia burgdorferi. |
| EBV | Epstein-Barr Virus, de veroorzaker van de ziekte van Pfeiffer. |
| CMV | Cytomegalovirus, een veelvoorkomend virus dat ernstige ziekte kan veroorzaken bij immuungecompromitteerden. |
| HHV-1 | Human Herpesvirus 1, meestal geassocieerd met koortsblaasjes (herpes labialis). |
| HHV-2 | Human Herpesvirus 2, meestal geassocieerd met genitale herpes. |
| HHV-3 | Human Herpesvirus 3, het varicella zoster virus dat windpokken en gordelroos veroorzaakt. |
| HHV-4 | Human Herpesvirus 4, het Epstein-Barr virus. |
| HHV-5 | Human Herpesvirus 5, het cytomegalovirus. |
| HHV-6 | Human Herpesvirus 6, de veroorzaker van roze kort. |
| INH | Isoniazide, een antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose. |
| Pyrazinamide | Een antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose. |
| Ethambutol | Een antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose. |
| Rifampicine | Een krachtig antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van tuberculose en andere bacteriële infecties. |
| Amikacine | Een breedspectrum aminoglycoside antibioticum dat wordt gebruikt bij de behandeling van ernstige bacteriële infecties. |
| DTPa | Vaccin tegen difterie, tetanus en acellulaire kinkhoest. |
| dTpa | Trivalent difterie, tetanus en acellulaire kinkhoest vaccin. |
| MR | Mentale retardatie. |
| ZW | Zwangerschap. |
| NSAID | Niet-steroïdale anti-inflammatoire drugs, een klasse van medicijnen die pijnstillend, koortsverlagend en ontstekingsremmend werken. |