Cover
Jetzt kostenlos starten 3. glomerulair lijden.docx
Summary
# Indeling en terminologie van glomerulair lijden
Glomerulaire aandoeningen vormen een diverse groep nierziekten, waarbij een nauwkeurige classificatie essentieel is voor het instellen van de juiste therapie. Vaak is een nierbiopt noodzakelijk voor een definitieve diagnose.
## 1. Oorzaken van glomerulopathieën
Glomeropathieën kunnen worden onderverdeeld op basis van hun oorzaak:
### 1.1. Diabetes mellitus
Dit is een van de meest voorkomende oorzaken van glomerulopathie.
### 1.2. Immunologische reacties
Argumenten die wijzen op een immunologische oorzaak zijn:
* Neerslagen van immuunglobulines in het nierbiopt.
* Aanwezigheid van autoantilichamen in het serum.
* Een gunstige respons op immuunsuppressieve medicatie.
Voorbeelden van immuungemedieerd glomerulair lijden zijn auto-immuunziekten, infecties en maligniteiten.
### 1.3. Genetische afwijkingen
Typische voorbeelden zijn:
* Syndroom van Alport (erfelijke nefritis).
* Genetische stoornissen in het complementsysteem.
* APOL1-gemedieerd nierlijden.
## 2. Anatomopathologische indeling
Deze indeling is gebaseerd op de locatie van de glomerulaire schade:
### 2.1. Subepitheliale schade
Neerslag van immuunglobulines in de lamina rara externa, aan de epitheliale zijde van de basale membraan. Dit leidt doorgaans tot geringe inflammatie en voornamelijk proteïnurie door beschadiging van de podocyten. Een typisch voorbeeld is membraneuze nefropathie.
### 2.2. Subendotheliale schade
Neerslag van immuunglobulines subendotheliaal gaat meestal gepaard met aanzienlijke ontsteking.
### 2.3. Mesangiale schade
Mesangiale deposities worden onder andere aangetroffen bij IgA-nefropathie.
### 2.4. Termen met betrekking tot histologische kenmerken
* **Glomerulonefritis:** Wordt gebruikt wanneer ontsteking (inclusief influx van ontstekingscellen en plasmaproducten) of celproliferatie in de glomerulus wordt aangetroffen.
* **Glomerulopathie:** Wordt gebruikt bij afwezigheid van of geringe inflammatoire kenmerken.
* **Proliferatieve glomerulonefritis:** Kenmerkt zich door een toename van het aantal cellen door proliferatie van één of meerdere glomerulaire celtypen (mesangiaal, endotheel, epitheliaal).
* **Extracapillaire glomerulonefritis (met sikkelvorming):** Een ernstige vorm van proliferatieve glomerulonefritis die ontstaat door uitgesproken schade aan de glomerulaire membraan (ruptuur), waardoor bloedbestanddelen (zoals fibrine) in de ruimte van Bowman treden. Dit leidt tot infiltratie van macrofagen en proliferatie van epitheliale cellen in de ruimte van Bowman, resulterend in sikkelvorming (crescentic glomerulonephritis).
* **Actieve vs. oude letsels:** Oude letsels worden gekenmerkt door sclerose.
* **Focaal vs. Diffuus:**
* **Diffuus:** Meer dan 50% van de glomeruli is aangetast.
* **Focaal:** Sommige glomeruli zijn aangetast.
* **Segmentaal vs. Globaal:**
* **Segmentaal:** Niet alle segmenten van de capillaire lissen binnen één glomerulus zijn aangetast.
* **Globaal:** De gehele glomerulus is aangetast.
Er wordt ook verwacht dat beide nieren symmetrisch aangetast zijn bij glomerulair lijden. De aard van de afwijkingen correleert met het klinische beeld: geringe inflammatie leidt tot proteïnurie, terwijl uitgesproken inflammatie kan resulteren in hematurie, proteïnurie en verminderde nierfunctie. Nierinsufficiëntie is prominenter aanwezig bij diffuse letsels.
## 3. Klinische indeling
Deze indeling is gebaseerd op klinische presentatie, urineonderzoek, bloedonderzoek en nierfunctie. Deze parameters zijn snel beschikbaar.
### 3.1. Asymptomatische urineafwijkingen
* Normale of vrijwel normale glomerulaire filtratiesnelheid (GFR).
* Geen hypertensie of oedeem.
* Aanwezigheid van hematurie, proteïnurie, of beide in de urine.
* Bij asymptomatische proteïnurie moet non-glomerulaire pathologie worden uitgesloten (bv. tubulaire proteïnurie, overloopproteïnurie).
* Bij hematurie moet urologische pathologie worden uitgesloten.
* **Dysmorfie van rode bloedcellen of acanthocyten** in de urine duiden op glomerulaire hematurie.
* Proteïnurie wordt gedefinieerd als meer dan 300 milligram proteïne per 24 uur in de urine.
* Transiënte proteïnurie kan optreden bij koorts en inspanning; herhaalde testen zijn dan noodzakelijk.
* Orthostatische proteïnurie verdwijnt na nachtrust en kan bij kinderen en adolescenten voorkomen.
* Persisterende proteïnurie van meer dan 1 gram per 24 uur vereist verwijzing naar een nefroloog.
### 3.2. Macroscopische hematurie
* Kan voorkomen als geïsoleerd symptoom bij nierlijden, bijvoorbeeld bij IgA-nefropathie, meestal na een infectie. De urine is dan bruin/rood zonder klonters.
* Kan ook voorkomen bij nefritisch syndroom en rapidly progressive glomerulonefritis (RPGN), maar dan met geassocieerde symptomen.
* Urologische pathologie is een frequente oorzaak.
### 3.3. Nefrotisch syndroom
* Gekenmerkt door:
* Oedeem.
* Forse proteïnurie (meer dan 3.5 gram per 24 uur).
* Hypoalbuminemie.
* Hyperlipidemie is meestal aanwezig.
* Hypertensie en nierinsufficiëntie zijn mogelijk.
* De oorzaak is voornamelijk glomerulaire eiwitlekkage, met weinig uitgesproken ontsteking.
* **Complicaties:** Veneuze trombose (verhoogd risico door verhoogde fibrinogeenproductie en urinaire verliezen van o.a. antithrombine), infecties (door urinaire verliezen van immuunglobulines en immuunsuppressieve therapie), versnelde atheromatose (door hyperlipidemie), en deficiënties (door urinaire verliezen van vitaminen).
### 3.4. Nefritisch syndroom (glomerulonefritis)
* Gekenmerkt door:
* Glomerulaire hematurie (soms macroscopisch).
* Proteïnurie.
* Rode bloedcelcilinders in de urine.
* Gedaalde GFR.
* Hypertensie.
* Bij ernstige vormen ook oligurie, overhydratie met oedeem.
* Patiënten met nefritis kunnen ook nefrotisch zijn (overlap).
* Acute glomerulonefritis is een medische urgentie.
### 3.5. Rapidly progressive glomerulonephritis (RPGN)
* Snelle daling van de nierfunctie staat op de voorgrond.
* Vaak geassocieerd met tekenen van nefritisch syndroom.
* Op nierbiopt zijn typisch sikkelvorming (crescents) zichtbaar.
* Een medische urgentie die snelle verwijzing vereist.
### 3.6. Chronische glomerulonefritis
* Chronisch nierlijden met ingekrompen nierfunctie staat op de voorgrond.
* Een frequente oorzaak van eindstadium nierfalen.
* Hypertensie en proteïnurie zijn aanwezig.
#### 3.6.1. Oorzaken van nefrotisch syndroom
##### 3.6.1.1. Minimale letsels glomerulopathie
* Meest frequente oorzaak van nefrotisch syndroom bij kinderen, ook bij volwassenen.
* Histologisch: weinig afwijkingen op lichtmicroscopie, geen immuunneerslag. Op elektronenmicroscopie: versmelting van podocytenvoetjes (foot processes).
* Therapie: corticosteroïden.
##### 3.6.1.2. Focale segmentale glomerulosclerose (FSGS)
* Kan op alle leeftijden voorkomen, ook familiaal.
* Histologisch: sclerose van glomeruli, die focaal en segmentaal is. Podocyten zijn beschadigd (podocytopathie).
* Oorzaak kan primair, secundair (bv. maladaptieve respons bij chronische ‘single nefron’ hyperfiltratie, HIV-geassocieerde nefropathie) of genetisch zijn.
* Therapie: afhankelijk van de oorzaak (glucocorticoïden, immuunsuppressiva, RAAS-inhibitoren, dieet).
* Verloop: vaak therapieresistent, met evolutie naar eindstadium nierfalen. Kan heroptreden na transplantatie.
##### 3.6.1.3. Membraanachtige nefropathie
* Voornamelijk bij volwassenen, frequente oorzaak van nefrotisch syndroom.
* Histologisch: granulaire neerslag van immuunglobulines en complement langs de subepitheliale kant van de basale membraan.
* Oorzaak: primair (antilichamen gericht tegen podocyten antigenen, bv. anti-PLA2R) of secundair (medicatie, auto-immuunziekten, infecties, maligniteiten).
* Therapie: immuunonderdrukkende medicatie bij primaire vorm, oorzaak wegnemen bij secundaire vormen.
* Verloop: spontane remissie is mogelijk, maar deel evolueert naar nierfalen.
##### 3.6.1.4. Amyloïdose
* Extracellulaire fibrillaire neerslag van eiwitten en eiwitfragmenten.
* Bij nierneerslag kunnen de nieren vergroot zijn.
* Typen: AL-amyloïdose (monoklonale lichte ketens) en AA-amyloïdose (amyloid A, geassocieerd met chronische ontsteking).
* Histologisch: amyloïde neerslag in de capillaire lissen, arteriolaire wand, basale membraan van tubuli en interstitium. Herkenbaar met Congorood kleuring.
* Therapie: gericht op het verlagen van de concentratie van het verantwoordelijke eiwit.
* Verloop: meestal progressief, leidend tot eindstadium nierfalen.
##### 3.6.1.5. Diabetische nierziekte (diabetische nefropathie)
* Belangrijke oorzaak van nefrotisch syndroom en eindstadium nierfalen.
* Hyperglycemie speelt een centrale rol. Vroege afwijkingen omvatten glomerulaire hyperfiltratie en intraglomerulaire hypertensie.
* Langzame progressie met een lange latentietijd.
* Histologisch: verdikking van de basale membraan, mesangiale expansie, nodulaire sclerose (Kimmelstiel-Wilson nefropathie), globale glomerulosclerose.
* Therapie: strikte glycemieregeling, hypertensiebehandeling (ACE-I of ARB), SGLT2-inhibitoren.
* Verloop: progressief naar eindstadium nierfalen.
#### 3.6.2. Acute poststreptokokken glomerulonefritis
* Klassiek voorbeeld van acuut nefritisch syndroom, met een afgenomen frequentie in Westerse landen.
* Ontstaat 1-3 weken na een infectie met groep A betahemolytische streptokokken.
* Klinisch: nefritisch beeld. Urine: hematurie, proteïnurie. Bloed: verlaagd C3, verhoogde ASLO.
* Therapie: ondersteunend (zoutbeperking, diuretica, antihypertensiva).
* Verloop: meestal goed bij kinderen.
#### 3.6.3. Andere oorzaken van nefritisch syndroom
##### 3.6.3.1. Immuunglobuline en complement gemedieerd glomerulair lijden met membranoproliferatieve glomerulonefritis
* Variabel klinisch beeld, hypertensie, oedeem, nefritisch/nefrotisch syndroom.
* GFT daalt meestal progressief.
* Oorzaak: secundair op infectie (bv. hepatitis C), auto-immuunlijden, monoklonale gammopathie, of complementgemedieerd (genetische mutatie, autoantilichamen).
* Verloop: vaak evolutie naar eindstadium nierlijden.
##### 3.6.3.2. Lupus nefritis
* Nierschade door systemische lupus erythematosus (SLE).
* Classificatie op basis van nierbiopt (Klasse I-VI), met verschillende gradaties van inflammatie en schade.
* Klinisch: afhankelijk van de klasse.
##### 3.6.3.3. IgA vasculitis (Henoch-Schönlein purpura)
* Vasculitis met IgA-neerslag in kleine bloedvaten, kan de glomeruli aantasten.
* Klinisch: purpura, abdominale pijn, gewrichtspijn, huidrash, glomerulonefritis.
## 4. Rapidly Progressive Glomerulonephritis (RPGN)
* Snelle deterioratie van de nierfunctie met tekenen van glomerulair lijden.
* Kan voortkomen uit aandoeningen die ook een nefritisch syndroom veroorzaken.
* Klinisch: snelle stijging van serumureum en creatinine, oligurie mogelijk.
* Medische urgentie die onmiddellijke verwijzing vereist.
* Nierbiopt toont vaak 'sikkelvorming' (crescents).
* Indeling in 3 groepen op basis van immunofluorescentie: lineaire, granulaire of afwezige immuunneerslag.
* Behandeling: immuunsuppressiva (corticosteroïden, cyclofosfamide), plasmaferese, nierfunctievervangende therapie.
* Verloop: fulminant, snelle evolutie naar dialyseafhankelijkheid zonder adequate behandeling.
### 4.1. Anti-GBM (glomerulaire basale membraan) antibody disease (Goodpasture syndroom)
* Autoantilichamen gericht tegen de basale membraan in nier en longen.
* Klinisch: RPGN met longbloedingen.
* Biopt: lineaire neerslag van immuunglobulines op de glomerulaire membraan.
* Behandeling: immuunsuppressiva, plasmaferese.
### 4.2. ANCA geassocieerde glomerulonefritis (bv. Granulomatose met polyangiitis)
* Kan leiden tot RPGN. Vaak geassocieerd met extrarenale vasculitis.
* Biopt: pauci-immuun glomerulonefritis (weinig tot geen immuunneerslag).
* Behandeling: immuunonderdrukkende therapie.
## 5. Chronische Glomerulonefritis
* Kan voortkomen uit alle vormen van glomerulonefritis.
* Kenmerken: nierinsufficiëntie en hypertensie op de voorgrond.
* Oorzaak van eindstadium nierfalen.
* Nieren zijn klein; biopt toont sclerose en tubulo-interstitiële involutie.
* Behandeling: RAAS-blokkers, zoutbeperking, antihypertensiva, SGLT2-inhibitoren.
## 6. Voorbeelden van glomerulaire ziekten
### 6.1. IgA nefropathie
* Meest frequente vorm van glomerulonefritis.
* Klinisch: spectrum van asymptomatische hematurie tot eindstadium nierlijden. Episodische macroscopische hematurie na infecties of inspanning.
* Biopt: mesangiale neerslag van IgA, mesangiale hypercellulariteit, segmentale glomerulaire sclerose.
* Behandeling: ACE-I of ARB bij proteïnurie, behandeling van hypertensie.
* Verloop: uiteenlopend, meestal traag progressief.
### 6.2. IgA vasculitis (oud: Henoch-Schönlein purpura)
* Vasculitis met IgA-neerslag in kleine bloedvaten, met huid-, darm- en glomerulaire aantasting.
* Klinisch: purpura, abdominale pijn, gewrichtspijn, glomerulonefritis.
* Biopt: mesangiale neerslag van IgA.
* Verloop: kan mild zijn of snel evolueren naar RPGN.
### 6.3. Lupus nefritis
* Nierschade door systemische lupus erythematosus (SLE).
* Klassificatie in verschillende klassen (I-VI) op basis van nierbiopt, die de ernst en het type schade weerspiegelen.
* Kliniek en therapie zijn afhankelijk van de klasse.
* Een aanzienlijk percentage evolueert naar eindstadium nierfalen.
### 6.4. Syndroom van Alport (erfelijke nefritis)
* Progressief glomerulair lijden, vaak geassocieerd met gehoorverlies en oogafwijkingen.
* Veroorzaakt door mutaties in genen die coderen voor collageen type IV.
* Verschillende overervingspatronen (meest frequent X-gebonden).
* Jongens met X-gebonden vorm ontwikkelen ernstig glomerulair lijden met progressie naar eindstadium nierfalen.
* Diagnose via nierbiopt en genetisch onderzoek.
### 6.5. Dunne basale membraan nefropathie (benigne familiale hematurie)
* Vaak geassocieerd met mutaties van het autosomaal recessieve Alport syndroom.
* Kenmerken: microscopische hematurie, meestal familiaal, normale nierfunctie.
* Biopt: verdunde basale membraan op elektronenmicroscopie.
**Tip:** De klinische indeling (asymptomatische urineafwijkingen, nefrotisch syndroom, nefritisch syndroom, RPGN, chronische glomerulonefritis) is zeer bruikbaar omdat deze gebaseerd is op direct beschikbare parameters, in tegenstelling tot de anatomopathologische indeling die een nierbiopt vereist.
**Tip:** Het onderscheid tussen 'glomerulonefritis' (met ontsteking) en 'glomerulopathie' (weinig tot geen ontsteking) is belangrijk voor de prognose en behandeling.
**Tip:** Bij hematurie is het cruciaal om zowel urologische als nefrologische oorzaken te overwegen en uit te sluiten. De aanwezigheid van dysmorfe rode bloedcellen wijst sterk op een glomerulaire oorsprong.
---
# Klinische syndromen van glomerulair lijden
Dit deel bespreekt de klinische manifestaties van nierziekten die de glomeruli aantasten, variërend van asymptomatische urineafwijkingen tot ernstige, snel progressieve vormen van nierfalen.
### 2.1 Indeling en terminologie van glomerulair lijden
Glomerulaire aandoeningen zijn heterogeen en worden om verschillende redenen ingedeeld, wat essentieel is voor therapiekeuze en diagnose.
#### 2.1.1 Oorzakelijke indeling
* **Diabetes mellitus:** Een veelvoorkomende oorzaak van glomerulaire schade.
* **Immunologische reacties:** Gekenmerkt door neerslag van immunoglobulines op nierbiopt, autoantilichamen in serum en respons op immunosuppressie. Oorzaken zijn auto-immuunziekten, infecties en maligniteiten.
* **Genetische afwijkingen:** Zoals het syndroom van Alport, genetische complementstoornissen en APOL1-gemedieerd nierlijden.
#### 2.1.2 Anatomopathologische indeling
Deze indeling is gebaseerd op de locatie van de schade binnen de glomerulus en de aanwezigheid van ontsteking.
* **Schade locaties:**
* **Subepitheliaal:** Geringe inflammatie, voornamelijk proteïnurie (bv. membraneuze nefropathie).
* **Subendotheliaal:** Vaak gepaard gaande met veel ontsteking.
* **Mesangiaal:** Aangetroffen bij o.a. IgA-nefropathie.
* **Terminologie:**
* **Glomerulonefritis:** Aanwezigheid van ontsteking (inflammatie, celproliferatie).
* **Glomerulopathie:** Weinig of geen inflammatoire kenmerken.
* **Proliferatieve glomerulonefritis:** Toename van glomerulaire cellen.
* **Extracapillaire glomerulonefritis (sikkelvorming):** Ernstige schade aan de glomerulaire membraan met vorming van 'sikels' in de ruimte van Bowman, de meest ernstige vorm.
* **Verdere beschrijvende termen:**
* **Diffuus:** Meer dan 50% van de glomeruli aangetast.
* **Focaal:** Sommige glomeruli aangetast.
* **Segmentaal:** Niet alle segmenten van de capillaire lissen binnen een glomerulus aangetast.
De aard van de afwijkingen correleert vaak met het klinisch beeld: geringe inflammatie leidt tot proteïnurie, terwijl uitgesproken inflammatie hematurie, proteïnurie en verminderde nierfunctie kan veroorzaken.
#### 2.1.3 Klinische indeling
Deze indeling is praktisch omdat deze gebaseerd is op direct beschikbare parameters zoals urineonderzoek, bloedonderzoek en nierfunctie.
* **Asymptomatische urineafwijkingen:** Normale of vrijwel normale GFR, geen hypertensie of oedeem; wel hematurie, proteïnurie of beide.
* **Macroscopische hematurie:** Zichtbare bloed in de urine.
* **Nefrotisch syndroom:** Oedeem, forse proteïnurie (> 3,5 gram/24 uur) en hypoalbuminemie. Hypertensie en nierinsufficiëntie zijn mogelijk.
* **Nefritisch syndroom (glomerulonefritis):** Glomerulaire hematurie (soms macroscopisch), proteïnurie, rode bloedcelcilinders, gedaalde GFR, hypertensie. Bij ernstige vormen ook oligurie, overhydratie en oedeem.
* **Rapidly progressive glomerulonefritis (RPGN):** Snelle daling van de nierfunctie met tekenen van glomerulair lijden.
* **Chronische glomerulonefritis:** Chronisch nierlijden met ingekrompen nierfunctie, frequente oorzaak van eindstadium nierfalen.
Er is overlap mogelijk tussen deze syndromen (bv. nefrotisch/nefritisch syndroom). Acute glomerulonefritis en RPGN zijn medische urgenties.
### 2.2 Klinische syndromen van glomerulair lijden
#### 2.2.1 Asymptomatische urineafwijkingen bij glomerulair lijden
Deze omvatten asymptomatische (paucisymptomatische) afwijkingen van de urine, waarbij andere pathologieën uitgesloten moeten worden.
* **Proteïnurie:** Meer dan 300 mg proteïne per 24 uur. Kan duiden op intraglomerulaire hypertensie, endotheelschade, diabetische nefropathie of andere glomerulopathieën. Geassocieerd met verhoogd cardiovasculair risico.
* **Transiënte proteïnurie:** Kan optreden bij koorts en lichamelijke inspanning; herhaald testen is noodzakelijk.
* **Orthostatische proteïnurie:** Verdwijl na nachtrust; te diagnosticeren met gesplitste urinecollectie.
* Persisterende proteïnurie (> 1 gram/24 uur) vereist verwijzing naar een nefroloog.
* **Hematurie (microscopisch en macroscopisch):** Bij hematurie moet urologische pathologie (maligniteiten, infectie, stenen) worden uitgesloten.
* **Dysmorfie van rode bloedcellen of acanthocyten:** Indicatief voor glomerulaire herkomst.
* Voorkomende oorzaken van asymptomatische glomerulaire hematurie zijn IgA-nefropathie en dunne basaalmembraan ziekte. Regelmatige opvolging is cruciaal vanwege verhoogd risico op ernstig nierlijden.
#### 2.2.2 Macroscopische hematurie
Als geïsoleerd symptoom kan macroscopische hematurie voorkomen bij IgA-nefropathie, vaak na een infectie. Het kan ook voorkomen bij nefritisch syndroom en RPGN, maar dan met geassocieerde symptomen. Urologische pathologie is een frequente oorzaak. Zowel urologische als nefrologische pathologie moet worden onderzocht.
#### 2.2.3 Nefrotisch syndroom
Gekenmerkt door:
* **Oedeem:** Gegeneraliseerd (ledematen, gelaat, scrotum), kan leiden tot anasarca. Ontstaat door verminderde colloïd osmotische druk, gedaald plasmavolume en hierdoor zout- en waterretentie. Soms primair door zoutretentie met hypertensie en verhoogde vullingsdrukken.
* **Forse proteïnurie:** Meer dan 3,5 gram albumine per 24 uur.
* **Hypoalbuminemie:** Door aanzienlijk eiwitverlies via de glomerulus en onvoldoende albuminesynthese door de lever.
* **Hyperlipidemie:** Meestal aanwezig.
**Mechanisme proteïnurie:**
De glomerulaire barrière (endotheel, basaalmembraan, podocyten) met zijn filtratiespleetdiafragma's reguleert de doorgang van water en kleine opgeloste stoffen. Beschadiging van podocyten (versmelting pedikels, depeltie) of verhoogde intraglomerulaire druk leidt tot toename van poriegrootte en verlies van negatieve lading, met albuminurie tot gevolg. Gereabsorbeerd albumine kan tubulaire schade veroorzaken, wat een prognostische parameter is.
**Complicaties van nefrotisch syndroom:**
* **Veneuze thrombosen:** Verhoogd risico door verhoogde productie van fibrinogeen en urinaire verliezen van antithrombine.
* **Infecties:** Verhoogd risico door urinaire verliezen van immunoglobulines en immunosuppressieve therapie.
* **Versnelde atheromatose:** Gevolg van hyperlipidemie.
* **Deficiënties:** Door urinaire verliezen van bijvoorbeeld vitamines.
**Algemene therapie bij nefrotisch syndroom:**
* ACE-remmers (ACE-I) of angiotensine II receptor antagonisten (ARB's): Verhogen de intraglomerulaire druk en beperken proteïnurie. Regelmatige controle van serumcreatinine is noodzakelijk i.v.m. risico op acute nierfunctie deterioratie bij bloedvolume daling.
* Zoutbeperkend dieet en diuretica: Voor behandeling van oedeem en hypertensie.
* Statines: Voor behandeling van hypercholesterolemie.
* Rookstop, lichaamsbeweging, vermageren bij obesitas.
* SGLT2-inhibitoren: Kunnen worden gestart.
* Vermijden van nefrotoxische stoffen (bv. joodhoudend contrast).
Patiënten met nefrotisch syndroom worden verwezen naar een nefroloog voor diagnose, behandeling en follow-up.
##### 2.2.3.1 Oorzaken van nefrotisch syndroom
* **Minimale letsels glomerulopathie (histologisch beeld):** Meest frequente oorzaak bij kinderen, ook frequent bij volwassenen. Kenmerken: oedeem, albuminurie (> 3,5 g/24u), leeg urinesediment, hypoalbuminemie, normale serumcreatinine, hypercholesterolemie, normale GFR. Nierbiopt toont versmelting van de pedikels van podocyten op elektronenmicroscopie. Therapie: corticosteroïden; hervallen frequent maar behoud van GFR.
* **Focaal segmentale glomerulosclerose (FSGS) (histologisch beeld):** Kan op alle leeftijden voorkomen. Klinisch: oedeem (vooral bij primaire vormen), proteïnurie.
* **Oorzaak:** Primair of secundair (bv. als maladaptieve respons bij chronische "single nefron" hyperfiltratie, HIV-AN). Podocyten zijn beschadigd.
* **Nierbiopt:** Focale en segmentale sclerose; kan gemist worden door sampling error.
* **Therapie:** Afhankelijk van oorzaak (glucocorticoïden, RAAS-inhibitoren, SGLT2-inhibitoren).
* **Verloop:** Vaak therapieresistent met progressie naar eindstadium nierfalen. Kan recidiveren na transplantatie.
* **Membraneuze nefropathie (histologisch beeld):** Vooral bij volwassenen. Klinisch: oligosymptomatisch tot oedeem, soms hypertensie.
* **Urine:** Proteïnurie tot nefrotische range.
* **Bloed:** Hypoalbuminemie, mogelijk verhoogd serumcreatinine. Bij primaire vorm: anti-PLA2R antilichamen.
* **Nierbiopt:** Granulaire neerslag van immuunglobulines en complement subepitheel, leidend tot verdikking basaalmembraan.
* **Oorzaak:** Primair (antilichamen tegen podocyten) of secundair (medicatie, auto-immuun, infectie, neoplasie).
* **Therapie:** Immuunsuppressie bij primaire vorm; oorzaak wegnemen bij secundaire.
* **Verloop:** Spontane remissie mogelijk, deel evolueert naar nierfalen.
* **Amyloidose:** Extracellulaire neerslag van eiwitten.
* **Klinisch:** Van asymptomatisch tot nefrotisch syndroom, met mogelijke orgaanspecifieke symptomen.
* **Urine:** Proteïnurie (niet-selectief), geen hematurie/leukocyturie.
* **Bloed:** Hypoalbuminemie, verhoogd creatinine, afwijkingen door onderliggende ziekte.
* **Nierbiopt:** Amyloïdbelasting in capillaire lissen en arteriolaire wand, tubuli en interstitium. Congorood kleuring toont amyloid.
* **Oorzaken:** AL-amyloidose (lichte ketens), AA-amyloidose (amyloid A, bij chronische inflammatie).
* **Therapie:** Verlagen van verantwoordelijk eiwit (medicatie bij AL, behandeling inflammatoire ziekte bij AA).
* **Verloop:** Meestal progressief, kan leiden tot eindstadium nierfalen.
* **Diabetische nierziekte (diabetes nefropathie):** Belangrijke oorzaak van nefrotisch syndroom en eindstadium nierfalen.
* **Mechanisme:** Hyperglycemie, glomerulaire hyperfiltratie door vasodilatatie afferente en vasoconstrictie efferente arteriole, intraglomerulaire hypertensie, sclerose. RAAS-activatie en tubuloglomerulaire feedback spelen een rol.
* **Risicofactoren:** Hyperglycemie, hypertensie, ouderdom, obesitas, genetische predispositie. Latentie van minstens 10 jaar.
* **Klinisch:** Langdurig asymptomatisch, later oedeem. Vaak hypertensie.
* **Urine:** Variabele albuminurie tot nefrotische range proteïnurie. Meestal geen actief urinesediment.
* **Bloed:** Traag progressief: dalend serumalbumine, stijgend creatinine.
* **GFR:** Initieel verhoogd (hyperfiltratie), daarna progressieve daling.
* **Nierbiopt:** Verdikking basaalmembraan, mesangiale expansie, nodulaire sclerose (Kimmelstiel-Wilson), globale glomerulosclerose.
* **Therapie:** Strikte glycemieregeling, hypertensiebehandeling (ACE-I/ARB), SGLT2-inhibitoren (type 2 diabetes), rookstop, gezonde voeding.
* **Verloop:** Progressief naar eindstadium nierfalen.
* **Factoren die tegen diabetische nefropathie pleiten:** Proteïnurie < 5 jaar na begin diabetes, actief urinesediment, acute nierinsufficiëntie, afwezigheid retinopathie (type 1 diabetes).
#### 2.2.4 Nefritisch syndroom (Acute glomerulonefritis)
Klinische presentatie: hypertensie, hematurie (micro-/macroscopisch), rode bloedcelcilinders, proteïnurie. Bij ernstige vormen: oedeem, oligurie, nierinsufficiëntie.
* **Klassiek voorbeeld:** Poststreptokokken glomerulonefritis.
* **Algemene behandeling:** Ondersteunend (zoutbeperking, antihypertensiva, ACE-I/ARB, diuretica). Specifieke behandeling afhankelijk van de oorzaak. Urgentie en verwijzing naar nefroloog zijn noodzakelijk.
##### 2.2.4.1 Acute poststreptokokken glomerulonefritis
* **Voorkomen:** In Westerse wereld zeldzamer, vaker in economisch achtergestelde gebieden.
* **Klinisch:** Ontstaat 1-3 weken na infectie met groep A betahemolytische streptokok.
* **Urine:** Hematurie, proteïnurie.
* **Bloed:** Verlaagd complement C3, verhoogde ASLO.
* **GFR:** Tijdelijk gedaald.
* **Biopt:** Proliferatieve glomerulonefritis met neerslag van immunoglobulines en complement.
* **Behandeling:** Zoutbeperking, diuretica, antihypertensiva.
* **Verloop:** Meestal goed bij kinderen; microscopische hematurie kan lang aanwezig blijven.
##### 2.2.4.2 Infectie gerelateerde glomerulonefritis
Kan optreden na stafylokokkeninfecties, infectieuze endocarditis, geïnfecteerde shunts en andere infecties.
##### 2.2.4.3 Andere oorzaken van nefritisch syndroom
* **Immuunglobuline en complement gemedieerd glomerulair lijden met membranoproliferatieve glomerulonefritis:**
* **Klinisch:** Variabel, hypertensie, oedeem, nefritisch of nefrotisch syndroom.
* **Urine:** Hematurie, proteïnurie.
* **Bloed:** Verhoogd creatinine, verlaagd complement, hypoalbuminemie (bij nefrotisch syndroom).
* **Oorzaak:** Immuunglobuline-gemedieerd (secundair op infectie, auto-immuun, monoklonale gammopathie) of complement-gemedieerd (genetisch, auto-antilichamen).
* **Verloop:** Vaak evolutie naar eindstadium nierlijden.
* **Lupus nefritis:** (Zie verder)
* **IgA vasculitis (Henoch-Schönlein purpura):** (Zie verder)
#### 2.2.5 Rapidly progressive glomerulonephritis (RPGN)
Gekenmerkt door snelle achteruitgang van nierfunctie met tekenen van glomerulair lijden (glomerulaire hematurie en proteïnurie). Veel nefritische syndromen kunnen, afhankelijk van de ernst, ook leiden tot RPGN.
* **Klinisch:** Acute nierfunctie achteruitgang, snel oplopend ureum en creatinine, oligurie mogelijk. Bij secundaire vormen staan symptomen van onderliggende ziekte op de voorgrond. Een medische urgentie; spoedige verwijzing is noodzakelijk.
* **Urine:** Rode bloedcellen, rode bloedcelcilinders, forse proteïnurie. Witte bloedcellen kunnen aanwezig zijn.
* **Bloedonderzoek:** Gericht op oorzaak, ernst nierlijden, en opsporen van levensbedreigende ionenstoornissen.
* **Diagnostiek:** Dagelijkse controle bloedparameters, klinische monitoring (bloeddruk, vullingstatus, diurese), radiografie thorax. Nierbiopt wordt dringend uitgevoerd en toont vaak 'sikkelvorming' (crescents).
* **Indeling op biopt (immunofluorescentie):**
1. Lineaire neerslag van immunoglobulines.
2. Granulaire neerslag van immunoglobulines.
3. Afwezigheid van immunoglobulines (pauci-immuun).
* **Behandeling:** Urgent, bestaande uit nierfunctievervangende therapie, hypertensiebehandeling, management ionenstoornissen en overvulling. Specifieke behandeling afhankelijk van oorzaak, vaak immunosuppressie (corticosteroïden, cyclofosfamide) en soms plasmaferese.
* **Verloop:** Fulminant. Afhankelijk van respons op therapie en snelheid van starten. Risico op dialyseafhankelijkheid, eindstadium nierfalen door glomerulosclerose, of overlijden door systeemaantasting. Infecties door immunosuppressie zijn een complicatie.
##### 2.2.5.1 Oorzaken van RPGN
* **Anti-GBM (glomerulaire basaalmembraan) antibody disease (Goodpasture syndroom):** Autoantilichamen tegen GBM in nier en longen.
* **Klinisch:** RPGN met longbloedingen.
* **Urine:** Hematurie.
* **Bloed:** Anemie, anti-GBM antilichamen.
* **Biopt:** Lineaire neerslag van immunoglobulines op GBM.
* **Behandeling:** Immuunsuppressie, eventueel plasmaferese.
* **ANCA-geassocieerde glomerulonefritis / Granulomatose met polyangiitis (Wegener):**
* **Klinisch:** RPGN met vaak extrarenale vasculitis (luchtwegen, sinussen, longen). Algemene malaise en koorts.
* **Diagnostiek:** ANCA's (Anti-Neutrofiel Cytoplasmatische Antilichamen), inflammatoir bloedbeeld.
* **Biopt:** Pauci-immuun (weinig of geen immuunneerslag).
* **Behandeling:** Immuunsuppressieve therapie.
#### 2.2.6 Chronische glomerulonefritis
Kan het gevolg zijn van alle vormen van glomerulonefritis. Gekenmerkt door chronisch nierlijden, hypertensie en proteïnurie. Frequente oorzaak van eindstadium nierfalen.
* **Kenmerken:** Kleine nieren, sclerose en tubulo-interstitiële involutie op biopt.
* **Behandeling:** RAAS-blokkers, zoutbeperking, antihypertensiva, SGLT2-inhibitoren.
### 2.3 Andere voorbeelden van glomerulaire ziekten
#### 2.3.1 IgA nefropathie
Meest frequente vorm van glomerulonefritis en meest frequente afwijking op nierbiopt.
* **Klinisch:** Breed spectrum, van asymptomatische hematurie tot eindstadium nierlijden. Episoes van macroscopische hematurie na luchtweginfectie, inspanning of vaccinatie.
* **Urine:** Microscopische hematurie, eventueel met macroscopische episoden. Proteïnurie is een ongunstige prognostische factor.
* **Bloed:** Serumcreatinine normaal of verhoogd. Soms verhoogd IgA in plasma.
* **GFR:** Normaal of verlaagd, leidend tot eindstadium nierfalen.
* **Biopt:** Kenmerkende mesangiale neerslag van IgA, met afhankelijk van ernst: mesangiale en endocapillaire hypercellulariteit, segmentale glomerulosclerose, interstitiële fibrose, tubulaire atrofie, soms sikkelvorming.
* **Behandeling:** ACE-I/ARB bij proteïnurie (ook zonder hypertensie) om proteïnurie te verminderen. Hypertensiebehandeling. Maatregelen cardiovasculair risico.
* **Verloop:** Uiteenlopend, van behoud van nierfunctie tot eindstadium nierfalen (meestal traag, 10-20 jaar). Proteïnurie en hypertensie zijn ongunstige prognostische factoren. Regelmatige nefrologische follow-up is cruciaal. Kan recidiveren na transplantatie.
#### 2.3.2 IgA vasculitis (oude benaming: Henoch-Schönlein purpura)
Vasculitis met IgA neerslag in kleine bloedvaten, met aantasting van huid, darm en glomeruli.
* **Voorkomen:** Frequenter bij kinderen.
* **Klinisch syndroom:** Purpura, abdominale pijn, gewrichtspijn, huidrash, glomerulonefritis. Soms gastro-intestinale bloeding.
* **Urine:** Hematurie en proteïnurie, mogelijk tot nefrotisch syndroom.
* **GFR:** Normaal of gedaald.
* **Nierbiopt:** Mesangiale neerslag van IgA (gelijkend op IgA nefropathie).
* **Verloop:** Soms mild, soms snel evolutief naar RPGN.
#### 2.3.3 Lupus nefritis
Nierbetrokkenheid bij Systemische Lupus Erythematosus (SLE).
* **Mechanisme:** Immuunneerslagen (o.a. anti-dsDNA antilichamen) in de nier leiden tot ontsteking.
* **Voorkomen:** Groot percentage SLE-patiënten ontwikkelt nierlijden. Regelmatig onderzoek van nierfunctie is noodzakelijk.
* **Classificatie (op nierbiopt):**
1. **Minimale mesangiale lupus nefritis (Klasse I):** Geen afwijkingen op lichtmicroscoop, mesangiale immuundeposities. Asymptomatisch, normale nierfunctie.
2. **Mesangiale proliferatieve lupus nefritis (Klasse II):** Mesangiale hypercellulariteit, mesangiale matrix expansie. Meestal mild renaal lijden (microscopische hematurie, proteïnurie).
3. **Focale proliferatieve lupus nefritis (Klasse III):** Minder dan 50% glomeruli aangetast met glomerulonefritis. Aanwezigheid subendotheliale neerslagen. Hematurie, proteïnurie, soms hypertensie en gedaalde nierfunctie.
4. **Diffuse proliferatieve lupus nefritis (Klasse IV):** Meer dan 50% glomeruli aangetast. Meest ernstige vorm: nefritisch beeld, hypertensie, nierinsufficiëntie. Gedaald complement (lage C3 en C4).
5. **Membraneuze nefropathie door lupus (Klasse V):** Verdikking glomerulaire wand, subepitheliale neerslagen. Forse proteïnurie tot nefrotisch syndroom (geen nefritisch beeld).
6. **Gevorderde scleroserende lupus nefritis:** Meer dan 90% gescleroseerde glomeruli. Evolutie naar eindstadium nierfalen.
* **Aanvullend:** Vasculaire letsels en tubulo-interstitiële schade kunnen ook voorkomen.
* **Bloed:** Aanwezigheid van autoantilichamen (anti-dsDNA). Gedaalde complementspiegels.
* **Kliniek:** Afhankelijk van klasse, met vaak extrarenale manifestaties van SLE.
* **Behandeling:** Afhankelijk van bioptbevindingen en kliniek, variërend van afwachten tot immuunsuppressie. Weinig effect van immuunsuppressie bij gescleroseerde lupus nefritis zonder activiteit.
* **Verloop:** Aanzienlijk percentage evolueert naar eindstadium nierfalen.
#### 2.3.4 Alport syndroom (hereditaire nefritis)
Progressief glomerulair lijden, gehoorverlies en soms oogafwijkingen. Veroorzaakt door mutaties in genen voor collageen type IV.
* **Overerving:** Meest frequent X-gebonden. Mannen met mutatie tonen ernstig glomerulair lijden met progressie naar CKD stadium 5 (typisch rond 16-35 jaar). Vrouwen tonen meestal hematurie en soms nierinsufficiëntie.
* **Klinisch:** Microscopische hematurie, episoden van macroscopische hematurie, proteïnurie, hypertensie, progressieve nierfunctie daling.
* **Diagnostiek:** Familiale anamnese (nierlijden, doofheid), nierbiopt, genetisch onderzoek.
* **Differentiaaldiagnose:** IgA nefropathie, dunne basaalmembraan nefropathie.
* **Verloop:** Progressief naar eindstadium nierfalen.
#### 2.3.5 Dunne basaalmembraan nefropathie (benigne familiale hematurie)
Frequente aandoening, vaak geassocieerd met mutaties die ook bij autosomaal recessieve Alport syndromen worden gezien.
* **Kenmerken:** Microscopische hematurie, meestal familiaal. Nierfunctie blijft doorgaans behouden.
* **Diagnostiek:** Vermoeden op basis van familiegeschiedenis en hematurie. Nierbiopt kan een verdunde basaalmembraan aantonen op elektronenmicroscopie.
### 2.4 Addendum vasculitis
Vasculitis is inflammatie met necrose van bloedvaten, vaak auto-immuun van aard.
* **Indeling:** Naargelang grootte van aangetaste bloedvaten. Vasculitiden van kleine en middelgrote arteriën kunnen de nier aantasten.
* **Voorbeelden:** IgA vasculitis, cryoglubuline-geassocieerde vasculitis, ANCA-geassocieerde vasculitiden (granulomatose met polyangiitis, microscopische polyangiitis).
* **Effect op nier:** Granulomatose met polyangiitis en microscopische polyangiitis tasten glomeruli aan en geven aanleiding tot RPGN. Polyarteritis nodosa tast middelgrote bloedvaten aan en kan nierinsufficiëntie induceren.
* **Klinisch:** Vaak systeemziekte met koorts en inflammatie. Symptomen afhankelijk van aangetaste bloedvaten.
* **Behandeling:** Meestal immuunonderdrukkende medicatie.
### 2.5 Addendum cryoglobulinemie
Cryoglobulines zijn immuunglobulines die precipiteren bij lage temperatuur.
* **Voorkomen:** Zeldzaam. Essentieel of secundair aan virale besmetting (hepatitis C), monoklonale gammopathie, lymfoproliferatieve ziekte, auto-immuunlijden.
* **Klinisch:** Vasculitis (purpura, artralgie, Raynaud syndroom, huidwonden). Glomerulair lijden kan variëren van asymptomatische hematurie/proteïnurie tot nefrotisch of nefritisch syndroom.
* **Urine:** Hematurie, proteïnurie.
* **Bloed:** Aanwezigheid cryoglobulines, verlaagde complementfactoren, afwijkingen van onderliggende ziekte.
* **Biopt:** Meestal membranoproliferatieve glomerulonefritis.
* **Behandeling:** Behandeling onderliggende ziekte, koude vermijden, immuunsuppressie, eventueel plasmaferese.
* **Verloop:** Indolent, soms RPGN.
---
# Specifieke voorbeelden van glomerulaire ziekten
Dit hoofdstuk behandelt specifieke voorbeelden van glomerulaire ziekten, waarbij de nadruk ligt op IgA nefropathie, lupus nefritis en het Alport syndroom, en diabetische nierziekte.
## 3. Specifieke voorbeelden van glomerulaire ziekten
Glomerulaire aandoeningen zijn een heterogene groep nierziekten waarbij het glomerulaire filter is aangetast. Een nauwkeurige diagnose, vaak ondersteund door een nierbiopt, is essentieel voor adequate therapie. Oorzaken van glomerulopathieën zijn onder andere diabetes mellitus, immunologische reacties en genetische afwijkingen.
### 3.1 IgA nefropathie
* **Voorkomen:** Dit is de meest frequente vorm van glomerulonefritis en de meest voorkomende afwijking bij een nierbiopt.
* **Klinische presentatie:** Het spectrum varieert van asymptomatische microscopische hematurie tot episodes van macroscopische hematurie (vaak na een bovenste luchtweginfectie, zware lichamelijke inspanning of vaccinatie). Ook hypertensie en eindstadium nierlijden kunnen voorkomen.
* **Urineonderzoek:** Microscopische hematurie, al dan niet met episoden van macroscopische hematurie. De aanwezigheid van proteïnurie is een ongunstige prognostische factor.
* **Bloedonderzoek:** Serumcreatinine kan normaal of verhoogd zijn, afhankelijk van de ernst van de ziekte. Soms is de IgA-concentratie in plasma verhoogd.
* **GFR:** Normaal of verlaagd, potentieel evoluerend naar eindstadium nierfalen.
* **Biopt:** Kenmerkend is de mesangiale neerslag van IgA. Afhankelijk van de ernst en het stadium kunnen mesangiale hypercellulariteit, endocapillaire hypercellulariteit, segmentale glomerulaire sclerose en interstitiële fibrose met tubulaire atrofie optreden. Soms wordt ook sikkelvorming gezien.
* **Behandeling:** Bij proteïnurie (zelfs zonder hypertensie) worden ACE-remmers of angiotensine II-receptorblokkers (ARB's) ingezet om de proteïnurie te verminderen. Bij hypertensie wordt deze behandeld met RAAS-inhibitoren of diltiazem. Maatregelen ter vermindering van cardiovasculair risico, zoals rookstop, zoutbeperking, lichaamsbeweging, vermijden van obesitas en beperking van eiwitinname, zijn belangrijk.
* **Verloop:** De prognose is variabel; bij sommigen blijft de nierfunctie behouden, terwijl anderen langzaam (over 10-20 jaar) evolueren naar eindstadium nierlijden. Proteïnurie en hypertensie zijn ongunstige prognostische factoren. Patiënten met IgA nefropathie behoeven continue nefrologische follow-up. Herval na niertransplantatie is mogelijk, maar het is geen contra-indicatie voor transplantatie.
#### 3.1.1 IgA vasculitis (Henoch-Schönlein purpura)
* **Definitie:** Een vasculitis met IgA-neerslag in de kleine bloedvaten, die huid, darm en glomeruli kan aantasten.
* **Voorkomen:** Frequenter bij kinderen dan bij volwassenen.
* **Klinische presentatie:** Syndroom met purpura, abdominale pijn, gewrichtspijn, huiduitslag en glomerulonefritis. Gastro-intestinale bloedingen kunnen optreden.
* **Urine:** Hematurie en proteïnurie, potentieel tot nefrotisch syndroom.
* **GFR:** Normaal of gedaald.
* **Biopt:** Mesangiale IgA-neerslag, vergelijkbaar met IgA nefropathie.
* **Verloop:** Kan mild zijn, maar ook snel evolueren naar rapidly progressive glomerulonephritis (RPGN).
### 3.2 Lupus nefritis
* **Oorzaak:** Een auto-immuunziekte (Systemische Lupus Erythematosus - SLE) waarbij de tolerantie voor eigen nucleair materiaal verloren gaat, resulterend in de vorming van anti-DNA-antilichamen en aantasting van diverse orgaansystemen, waaronder de nieren. SLE komt vaker voor bij jonge vrouwen.
* **Voorkomen:** Een aanzienlijk deel van de SLE-patiënten ontwikkelt nierlijden (lupus nefritis). Regelmatige controle van bloeddruk, urine en serumcreatinine is daarom cruciaal.
* **Pathogenese:** Immuunneerslagen (waaronder anti-dsDNA-antilichamen) in de nier leiden tot lupus nefritis. De locatie van de neerslag en het type antilichaam bepalen het nierschadepatroon.
* **Klassen van lupus nefritis (gebaseerd op nierbiopt):**
* **Klasse I: Minimale mesangiale lupus nefritis:** Geen afwijkingen op lichtmicroscopie, mesangiale immuundeposities op immunofluorescentie. Meestal asymptomatisch met normale nierfunctie.
* **Klasse II: Mesangiale proliferatieve lupus nefritis:** Mesangiale hypercellulariteit en matrixexpansie, mesangiale immuundeposities. Klinisch vaak mild renaal lijden met microscopische hematurie, proteïnurie en normale nierfunctie.
* **Klasse III: Focale proliferatieve lupus nefritis:** Glomerulonefritis in minder dan 50% van de glomeruli, met subendotheliale neerslagen. Klinisch hematurie en proteïnurie, soms hypertensie en verminderde nierfunctie.
* **Klasse IV: Diffuse proliferatieve lupus nefritis:** Glomerulonefritis in meer dan 50% van de glomeruli, met subendotheliale deposities. Dit is de meest ernstige vorm, gekenmerkt door een nefritisch beeld met hypertensie en nierinsufficiëntie. Vaak verlaagde complementfactoren (C3 en C4) in serum door verhoogd verbruik.
* **Klasse V: Membraneuze nefropathie door lupus:** Verdikking van de glomerulaire wand, subepitheliale neerslagen op immunofluorescentie. Gekenmerkt door forse proteïnurie tot nefrotisch syndroom (geen nefritisch beeld).
* **Gevorderde scleroserende lupus nefritis:** Meer dan 90% van de glomeruli is gescleroserd, zonder tekenen van activiteit. Evolutie naar eindstadium nierfalen.
* **Niet-glomerulaire afwijkingen:** Naast de glomerulaire schade kunnen ook vasculaire letsels en tubulo-interstitiële schade optreden.
* **Urine en bloed:** Afhankelijk van de klasse. Bloedonderzoek toont autoantilichamen (zoals anti-dsDNA) en afwijkingen in complementfactoren.
* **Kliniek:** Naast de nierafwijkingen zijn vaak extrarenale manifestaties van SLE aanwezig (artralgieën, fotosensitiviteit, huiduitslag, vasculitis, pleuritis, neurologische symptomen).
* **Behandeling:** Afhankelijk van nierbioptresultaten en kliniek, variërend van afwachten tot immuunonderdrukkende medicatie. Bij gescleroserde lupus nefritis met geen activiteit is weinig effect van immuunsuppressie te verwachten.
* **Verloop:** Een aanzienlijk deel van de patiënten evolueert naar eindstadium nierfalen.
### 3.3 Alport syndroom
* **Definitie (hereditaire nefritis):** Een genetische aandoening gekenmerkt door progressief glomerulair lijden, vaak geassocieerd met gehoorverlies en soms oogafwijkingen.
* **Oorzaak:** Mutaties in genen die coderen voor collageen type IV, leidend tot een afwijkende basale membraan in de glomeruli, tubuli, cochlea en ogen. De meest voorkomende overervingsvorm is X-gebonden.
* **Klinische presentatie (X-gebonden):** Vrouwen met de mutatie vertonen meestal hematurie en soms nierinsufficiëntie. Mannen, die het afwijkende gen erven, ontwikkelen ernstig glomerulair lijden met progressie naar eindstadium nierfalen (CKD stadium 5) rond de leeftijd van 16-35 jaar. Kenmerkend zijn microscopische hematurie met episoden van macroscopische hematurie, proteïnurie en hypertensie.
* **Autosomaal recessieve vormen:** Bestaan ook.
* **Diagnose:** Familiale anamnese (nierlijden, doofheid) is belangrijk. Bevestiging door nierbiopt en genetisch onderzoek.
* **Differentiaaldiagnose:** IgA nefropathie en dunne basale membraan nefropathie. IgA nefropathie heeft minder vaak een familiaal patroon, en dunne basale membraan nefropathie evolueert doorgaans niet naar eindstadium nierziekte en geeft geen doofheid.
#### 3.3.1 Dunne basale membraan nefropathie (benigne familiale hematurie)
* **Voorkomen:** Komt frequent voor en wordt vaak veroorzaakt door dezelfde mutaties als de autosomaal recessieve vorm van Alport syndroom.
* **Klinische presentatie:** Gekenmerkt door microscopische hematurie, meestal familiaal voorkomend. De nierfunctie blijft doorgaans gespaard.
* **Diagnose:** Een nierbiopt wordt meestal niet uitgevoerd. Bij elektronenmicroscopisch onderzoek is een verdunde basale membraan zichtbaar.
### 3.4 Diabetische nierziekte (diabetes nefropathie)
* **Voorkomen:** Een van de belangrijkste oorzaken van nefrotisch syndroom bij volwassenen en eindstadium nierfalen in de Westerse wereld. Komt voor bij zowel type 1 als type 2 diabetes.
* **Pathogenese:** Hyperglycemie speelt een centrale rol. Vroege afwijkingen omvatten glomerulaire hyperfiltratie (door vasodilatatie van de afferente arteriole en vasoconstrictie van de efferente arteriole), leidend tot intraglomerulaire hypertensie en op lange termijn glomerulaire sclerose. Activatie van het renine-angiotensine-aldosteron-systeem (RAAS) en tubuloglomerulaire feedback dragen bij. Genetische predispositie speelt ook een rol. Bij type 2 diabetes spelen hypertensie, ouderdom en obesitas een grotere rol. Er is een lange latentietijd (minimaal 10 jaar) tussen het ontstaan van diabetes en de ontwikkeling van nefropathie.
* **Klinische presentatie:** Langdurig asymptomatisch, later oedeem. Vaak hypertensie.
* **Urine:** Variabel, van matig verhoogde albuminurie tot nefrotische proteïnurie. Meestal geen actief urinesediment. Met goede behandeling kan regressie van proteïnurie optreden.
* **Bloedonderzoek:** Traag progressief verloop met dalend serumalbumine bij toenemende proteïnurie en een traag progressieve stijging van serumcreatinine door dalende GFR.
* **GFR:** Initieel hyperfiltratie met verhoogde GFR ($>120-140$ ml/min/1.73m²), daarna progressieve daling tot eindstadium nierfalen.
* **Biopt:** Vroege afwijkingen zijn verdikking van de basale membraan en mesangiale expansie. Later treedt nodulaire sclerose (Kimmelstiel-Wilson nefropathie) op, gevolgd door globale glomerulosclerose. Een nierbiopt wordt meestal niet uitgevoerd bij typische diabetische nefropathie.
* **Factoren die bijdragen aan diabetische nefropathie:** Hyperglycemie, arteriële hypertensie, intraglomerulaire hypertensie met hyperfiltratie, genetische voorbeschiktheid.
* **Therapie en preventie:** Strikte glycemieregeling is cruciaal. Hypertensiebehandeling en renoprotectie met ACE-remmers of ARB's. SGLT2-inhibitoren hebben een renoprotectief effect bij type 2 diabetes. Rookstop en vermijden van nefrotoxische producten zijn belangrijk. Lichaamsbeweging, gezonde voeding, gewichtsverlies en cholesterolverlagende therapie zijn eveneens essentieel.
* **Verloop:** Progressief naar eindstadium nierfalen. Nieren bij diabetische nefropathie zijn vaak niet verschrompeld, zelfs in eindstadium nierfalen. Diabetische retinopathie kan aanwezig zijn bij type 1 diabetes.
* **Bevindingen die eerder tégen diabetische nefropathie pleiten:** Aanwezigheid van proteïnurie minder dan 5 jaar na begin diabetes, actief urinesediment, acute nierinsufficiëntie, afwezigheid van retinopathie bij diabetes type 1.
### 3.5 Andere voorbeelden van glomerulaire ziekten in de context van nefrotisch en nefritisch syndroom
#### 3.5.1 Minimale letsels glomerulopathie
* **Voorkomen:** Meest frequente oorzaak van nefrotisch syndroom bij kinderen, ook frequent bij volwassenen.
* **Klinische presentatie:** Oedeem tot anasarca.
* **Urineonderzoek:** Albuminurie (> 3,5 g/24 uur), leeg urinesediment.
* **Bloedonderzoek:** Hypoalbuminemie, normaal serumcreatinine, hypercholesterolemie, normale GFR.
* **Nierbiopt:** Lichtmicroscopisch weinig afwijkingen (vandaar de naam). Geen immuunneerslag. Elektronenmicroscopisch: versmelting van de pedikels van de podocyten.
* **Therapie:** Corticosteroïden. Bij frequente hervallen andere immuunonderdrukkende medicatie.
* **Verloop:** Frequent hervallend, maar de GFR blijft behouden en er is geen evolutie naar chronische nierinsufficiëntie.
#### 3.5.2 Focaal segmentale glomerulosclerose (FSGS)
* **Voorkomen:** Kan op alle leeftijden voorkomen, inclusief kinderen. Familiale vormen door genetische oorzaak. Vaker bij mensen van Afrikaanse afkomst.
* **Klinische presentatie:** Oedeem (minder bij secundaire vormen).
* **Urineonderzoek:** Proteïnurie.
* **Bloedonderzoek:** Hypoalbuminemie (minder bij secundaire vormen), progressie naar nierinsufficiëntie.
* **Oorzaak:** Primair of secundair. Bij primaire FSGS zijn de podocyten beschadigd met verdwijnen van pedikels, of er is een tekort aan podocyten. Secundaire FSGS ontstaat als maladaptieve respons bij chronische "single nefron" hyperfiltratie (na nefrectomie, nierschade, laag geboortegewicht), ernstige obesitas, HIV-geassocieerde nefropathie (HIVAN).
* **Nierbiopt:** Lichtmicroscopisch sclerose, die focaal en segmentaal is. Kan gemist worden door sampling error.
* **Therapie:** Afhankelijk van de oorzaak. Bij primaire oorzaak: glucocorticoïden en andere immuunsuppressie. Bij secundaire oorzaken: behandeling van de onderliggende oorzaak. RAAS-remming, zout- en eiwitbeperkend dieet, SGLT2-remming.
* **Verloop:** Vaak therapieresistent met progressie naar eindstadium nierfalen. Primaire FSGS kan na niertransplantatie heroptreden.
#### 3.5.3 Membraneuze nefropathie
* **Voorkomen:** Voornamelijk bij volwassenen, frequente oorzaak van nefrotisch syndroom.
* **Klinische presentatie:** Variërend van asymptomatische proteïnurie tot oedeem en soms hypertensie.
* **Urineonderzoek:** Van asymptomatische proteïnurie tot nefrotische range proteïnurie.
* **Bloedonderzoek:** Hypoalbuminemie, verhoogd serumcreatinine mogelijk. Bij primaire vorm: antilichamen tegen podocytenantigenen (anti-PLA2R).
* **Nierbiopt:** Granulaire neerslag van immuunglobulines en complement langs de subepiteliale kant van de basale membraan (afhankelijk van stadium). Uiteindelijk globale verdikking van de basale membraan.
* **Oorzaak:** Primair (antilichamen tegen podocyten) of secundair (medicatie, auto-immuunziekten zoals lupus, infecties zoals hepatitis B, maligniteiten, sarcoïdose).
* **Therapie:** Bij primaire vorm: immuunsuppressie. Bij secundaire vorm: oorzaak wegnemen.
* **Verloop:** Spontane remissie of remissie met therapie. Een deel evolueert naar nierfalen.
#### 3.5.4 Amyloïdose
* **Pathogenese:** Extracellulaire fibrillaire neerslag van eiwitten (amyloïd) die orgaandysfunctie kan veroorzaken.
* **Nierbetrokkenheid:** Nieren kunnen vergroot zijn. Neerslag in glomerulaire capillairen en arteriolaire wand, met potentieel volledige occlusie. Ook in basale membraan van tubuli en interstitium.
* **Typen in de nier:** AL amyloïdose (monoklonale lichte ketens) en AA amyloïdose (amyloïd A).
* **Klinische presentatie:** Van asymptomatisch tot nefrotisch syndroom. Symptomen van onderliggende ziekte en amyloïdose in andere organen.
* **Urineonderzoek:** Asymptomatische tot nefrotische range proteïnurie, niet-selectieve proteïnurie. Geen hematurie of leukocyturie.
* **Bloedonderzoek:** Hypoalbuminemie, verhoogd creatinine, afwijkingen door onderliggende ziekte. GFR afhankelijk van ernst.
* **Biopt:** Amyloïd op Congorood kleuring. AL amyloïd aantoonbaar met immuunfluorescentie.
* **Oorzaak:** AL: hematologische problematiek. AA: chronische inflammatie (bv. reumatoïde artritis, inflammatoire darmziekten, chronische infecties).
* **Therapie:** Gericht op het verlagen van de concentratie van het verantwoordelijke eiwit. Bij AL: medicatie om productie van lichte ketens te verminderen. Bij AA: behandeling van de inflammatoire oorzaak.
* **Verloop:** Meestal progressief, soms leidend tot eindstadium nierfalen.
### 3.6 Acute glomerulonefritis (acuut nefritisch syndroom)
* **Klinische presentatie:** Hypertensie, hematurie (microscopisch/macroscopisch), rode bloedcelcilinders in urinesediment, proteïnurie. Bij ernstige vormen ook oedeem, oligurie en nierinsufficiëntie.
* **Behandeling:** Ondersteunende therapie (zoutbeperking, antihypertensiva, ACE-remmers/ARB's, diuretica). Specifieke behandeling is oorzaak-afhankelijk. Urgentie voor verwijzing naar nefroloog.
#### 3.6.1 Acute poststreptokokken glomerulonefritis
* **Voorkomen:** Frequenter in economisch achtergestelde gebieden; sterk afgenomen in Westerse landen.
* **Pathogenese:** Ontstaat 1-3 weken na een infectie met groep A beta-hemolytische streptokokken (bv. faryngitis, impetigo).
* **Urine:** Hematurie (microscopisch tot macroscopisch), proteïnurie.
* **Bloed:** Verlaagd C3 complement, verhoogde ASLO. Tijdelijk verlaagde GFR.
* **Biopt:** Proliferatieve glomerulonefritis met neerslag van immuunglobulines en complement.
* **Behandeling:** Zoutbeperking, diuretica, antihypertensiva.
* **Verloop:** Meestal goede prognose bij kinderen; microscopische hematurie kan langer aanwezig blijven.
#### 3.6.2 Andere oorzaken van nefritisch syndroom
* **Infectie-gerelateerde glomerulonefritis:** Kan optreden bij stafylokokkeninfecties, infectieuze endocarditis, geïnfecteerde shunts.
* **Immuunglobuline en complement gemedieerd glomerulair lijden met membranoproliferatieve glomerulonefritis:** Variabele kliniek, hypertensie, oedeem, nefritisch en/of nefrotisch beeld. Meestal progressieve daling van GFR. Kan secundair zijn aan infecties (bv. hepatitis C), auto-immuunziekten of monoklonale gammopathie. Vaak progressie naar eindstadium nierlijden.
### 3.7 Rapidly progressive glomerulonephritis (RPGN)
* **Definitie:** Snelle achteruitgang van de nierfunctie met tekenen van glomerulair lijden (glomerulaire hematurie en proteïnurie).
* **Klinische presentatie:** Acute achteruitgang van nierfunctie met snel oplopend serumureum en creatinine, oligurie mogelijk. Bij secundaire vormen staan symptomen van de onderliggende ziekte op de voorgrond. Een medische urgentie die snelle verwijzing vereist.
* **Urine:** Rode bloedcellen, rode bloedcelcilinders, forse proteïnurie, witte bloedcellen mogelijk.
* **Bloedonderzoek:** Gericht op het achterhalen van de oorzaak (bv. autoantilichamen), inschatten van de nierbeschadiging en opsporen van levensbedreigende ionenstoornissen.
* **Radiografie thorax:** Noodzakelijk om vullingstatus en mogelijke longaantasting te beoordelen.
* **GFR:** Laag.
* **Biopt:** Vrijwel altijd dringend uitgevoerd. Vaak "sikkels" (crescents) zichtbaar, een teken van ernstige glomerulaire beschadiging.
* **Classificatie (op basis van immunofluorescentie):**
1. Lineaire neerslag van immuunglobulines (bv. anti-GBM ziekte).
2. Granulaire neerslag van immuunglobulines (bv. IgA nefropathie, lupus nefritis).
3. Afwezigheid van immuunglobulines (pauci-immuun, bv. ANCA-geassocieerde glomerulonefritis).
* **Behandeling:** Dringend aan te vangen. Algemene behandeling: nierfunctievervangende therapie, hypertensiebehandeling, behandeling van ionenstoornissen en overvulling. Specifieke behandeling is oorzaak-afhankelijk en omvat vaak immuunsuppressie (corticosteroïden, cyclofosfamide) en soms plasmaferese.
* **Verloop:** Fulminant. Afhankelijk van de respons op behandeling en de snelheid van starten. Laattijdige behandeling leidt tot dialyseafhankelijkheid. Zelfs bij enig herstel kan het evolueren naar eindstadium nierfalen door glomerulosclerose. Prognose wordt mede bepaald door systeemaantasting (bij vasculitis). Complicaties kunnen infecties zijn door immuunsuppressie.
#### 3.7.1 Anti-GBM antibody disease (Goodpasture syndroom)
* **Pathogenese:** Autoantilichamen tegen de glomerulaire basale membraan (GBM), die neerslaan in de nieren en longen.
* **Klinische presentatie:** RPGN gecombineerd met longbloedingen.
* **Urine:** Hematurie.
* **Bloed:** Anemie, aanwezigheid van anti-GBM-antilichamen.
* **Radiografie thorax:** Longbloedingen, mogelijke overvulling.
* **Biopt:** Lineaire neerslag van immuunglobulines op de glomerulaire membraan.
* **Behandeling:** Immuunsuppressie en plasmaferese.
#### 3.7.2 ANCA-geassocieerde glomerulonefritis / Granulomatose met polyangiitis (Wegener)
* **Klinische presentatie:** Kan RPGN veroorzaken, vaak met extrrenale vasculitis (bovenste luchtwegen, sinussen, longen). Algemene malaise en koorts zijn frequent.
* **Bloedonderzoek:** Aanwezigheid van ANCA's, inflammatoir bloedbeeld, nierinsufficiëntie.
* **Biopt:** Meestal geen (of beperkte) immuunneerslag (pauci-immuun glomerulonefritis). Vasculitis kan worden aangetoond.
* **Behandeling:** Immuunonderdrukkende therapie.
### 3.8 Chronische glomerulonefritis
* **Oorzaak:** Kan het gevolg zijn van alle vormen van glomerulonefritis.
* **Klinische presentatie:** Nierinsufficiëntie en hypertensie staan op de voorgrond. Proteïnurie is aanwezig.
* **Verloop:** Frequente oorzaak van eindstadium nierfalen. Nieren zijn klein, met sclerose en tubulo-interstitiële involutie op biopt.
* **Behandeling:** RAAS-blokkers, zoutbeperking, andere antihypertensiva en SGLT2-inhibitoren (bij afwezigheid van diabetes type 1).
---
# Snel progressieve glomerulonefritis (RPGN)
Snel progressieve glomerulonefritis (RPGN) kenmerkt zich door een zeer snelle achteruitgang van de nierfunctie in combinatie met duidelijke tekenen van glomerulair lijden, wat een medische urgentie vormt.
## 4. Snel progressieve glomerulonefritis (RPGN)
Snel progressieve glomerulonefritis (RPGN) beschrijft een klinisch syndroom waarbij de nierfunctie acuut en snel achteruitgaat, gepaard gaand met symptomen van glomerulair lijden, zoals hematurie en proteïnurie. Deze aandoening vereist een urgente aanpak.
### 4.1 Definitie en klinische presentatie
De kern van RPGN is de snelle deterioratie van de nierfunctie, die zich uit in een snel oplopende serumureum- en creatinineconcentratie. Vaak is er sprake van oligurie. Bij secundaire vormen van RPGN kunnen de symptomen van de onderliggende ziekte op de voorgrond staan. Voorbeelden hiervan zijn hemoptoe bij anti-GBM-ziekte en vasculitissymptomen bij granulomatose met polyangiitis.
### 4.2 Diagnostiek
* **Klinisch onderzoek:** Regelmatige en frequente controle van de bloeddruk, vullingstatus, diurese en lichaamsgewicht is essentieel.
* **Urineonderzoek:** Indien de patiënt geen anurie heeft, toont de urine meestal rode bloedcellen, rode bloedcelcilinders en forse proteïnurie. Witte bloedcellen kunnen ook aanwezig zijn.
* **Bloedonderzoek:** Dit is gericht op het achterhalen van de oorzaak (o.a. autoantilichamen), het inschatten van de ernst van het nierlijden en het tijdig opsporen van levensbedreigende ionenstoornissen. Minimaal dagelijks bloedonderzoek is noodzakelijk.
* **Beeldvorming:** Een radiografie van de longen is cruciaal voor het beoordelen van de vullingstatus en het detecteren van longschade door een onderliggende ziekte (zoals bij granulomatose met polyangiitis en anti-GBM-ziekte).
* **Nierbiopt:** Vrijwel steeds wordt met spoed een nierbiopt uitgevoerd. Op dit biopt zijn, naast de ziekte-specifieke afwijkingen, vaak ‘sikkels’ of crescents te zien. Dit zijn proliferaties van epitheliale cellen in de ruimte van Bowman en duiden op zeer ernstige glomerulaire schade.
### 4.3 Indeling op basis van immuunfluorescentie
Op basis van de bevindingen van de immuunfluorescentie wordt RPGN onderverdeeld in drie groepen:
1. **Lineaire neerslag van immuunglobulines:** Dit wordt gezien bij anti-GBM-ziekte (Goodpasture syndroom).
2. **Granulaire neerslag van immuunglobulines:** Dit treedt op bij aandoeningen zoals membraanproliferatieve glomerulonefritis, IgA-nefropathie, infectiegerelateerde glomerulonefritis, lupus nefritis en IgA-vasculitis (Henoch-Schönlein purpura).
3. **Afwezigheid van immuunglobulines (pauci-immuun RPGN):** Dit is kenmerkend voor ANCA-geassocieerde glomerulonefritis, zoals granulomatose met polyangiitis (Wegener-granulomatose).
### 4.4 Behandeling
De behandeling van RPGN dient dringend te worden ingesteld en bestaat uit:
* **Algemene behandeling:**
* Nierfunctievervangende therapie (dialyse).
* Behandeling van hypertensie.
* Vermijden en behandelen van ionenstoornissen en overvulling.
* **Specifieke behandeling:** Deze is afhankelijk van de oorzaak. Meestal omvat dit een immuunonderdrukkende behandeling, zoals corticosteroïden en cyclofosfamide. Plasmaferese kan worden ingezet om schadelijke antilichamen te verwijderen.
### 4.5 Verloop
RPGN verloopt fulminant. De prognose is afhankelijk van de reactie op de immuunonderdrukkende behandeling en de snelheid waarmee deze is gestart.
* Indien de behandeling te laat wordt ingesteld of onvoldoende effectief is, kan de patiënt op korte termijn dialyseafhankelijk worden.
* Indien de nierfunctie enigszins herstelt, kan er op langere termijn alsnog evolutie naar eindstadium nierfalen optreden door glomerulosclerose.
* Bij systemische aantasting door de onderliggende ziekte, zoals bij vasculitis, bepaalt dit mede de prognose ad vitam.
* Infecties, uitgelokt door de immuunonderdrukkende medicatie, kunnen het beloop compliceren.
### 4.6 Oorzaken van snel progressieve glomerulonefritis
De oorzaken van RPGN kunnen worden ingedeeld op basis van de immuunfluorescentiebevindingen op nierbiopt:
#### 4.6.1 Lineaire neerslag van immuunglobulines
* **Anti-GBM-ziekte (Goodpasture syndroom):**
* **Kliniek:** RPGN in combinatie met longbloedingen (hemoptoe).
* **Urine:** Hematurie.
* **Bloed:** Anemie (door bloeding), aanwezigheid van anti-GBM-antilichamen.
* **Beeldvorming:** Radiografie thorax toont longbloedingen, eventueel overvulling.
* **Biopt:** Lineaire neerslag van immuunglobulines op de glomerulaire basale membraan.
* **Behandeling:** Immuunonderdrukkende medicatie en eventueel plasmaferese.
#### 4.6.2 Granulaire neerslag van immuunglobulines
* **Membranoproliferatieve glomerulonefritis (MPGN):** Dit is een heterogene groep die kan ontstaan secundair aan infecties (bv. hepatitis C), auto-immuunziekten of monoklonale gammopathieën. Gekenmerkt door progressief nierlijden.
* **IgA-nefropathie:** De meest frequente vorm van glomerulonefritis, gekenmerkt door mesangiale neerslag van IgA. Kan variëren van asymptomatische hematurie tot eindstadium nierfalen.
* **Infectiegerelateerde glomerulonefritis:** Ontstaat na infecties (bv. streptokokken, stafylokokken).
* **Lupus nefritis:** Nierontsteking als gevolg van systemische lupus erythematosus (SLE). De ernst en het histologisch beeld variëren sterk (klassen I-VI).
* **IgA-vasculitis (Henoch-Schönlein purpura):** Vasculitis met IgA-neerslag in kleine bloedvaten, met nierbetrokkenheid die kan leiden tot RPGN.
#### 4.6.3 Geen immuunglobuline neerslag (pauci-immuun RPGN)
* **ANCA-geassocieerde glomerulonefritis (Granulomatose met polyangiitis, Microscopische polyangiitis):** Vaak gepaard gaand met extrarenale vasculitis (luchtwegen, longen). Op biopt is de immuunneerslag minimaal of afwezig. Behandeling met immuunonderdrukkende therapie.
---
> **Tip:** Het onderscheid tussen een nefritisch syndroom en RPGN ligt primair in de snelheid van nierfunctieafname. Bij RPGN staat deze snelle achteruitgang op de voorgrond, terwijl bij een nefritisch syndroom de urineafwijkingen, hypertensie en oedeem dominanter kunnen zijn. Echter, er is aanzienlijke overlap, en ernstige vormen van nefritisch syndroom kunnen overgaan in RPGN.
> **Tip:** Een nierbiopt is van cruciaal belang voor de definitieve diagnose en het bepalen van de specifieke behandeling bij verdenking op RPGN. De aanwezigheid van ‘sikkels’ (crescents) is een sterk indicatief teken van ernstige glomerulaire schade en slechte prognose zonder agressieve behandeling.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Glomerulair lijden | Een verzamelnaam voor nierziekten die de glomeruli, de filters van de nieren, aantasten en hun functie belemmeren. Dit kan leiden tot verschillende symptomen zoals proteïnurie of hematurie. |
| Glomerulus | Het filterorgaan in de nieren dat verantwoordelijk is voor het verwijderen van afvalstoffen en overtollig vocht uit het bloed om urine te vormen. Het bestaat uit een kluwen van capillairen. |
| Proteïnurie | De aanwezigheid van abnormaal hoge hoeveelheden eiwit (met name albumine) in de urine, wat duidt op een beschadiging van de glomerulaire filtratiebarrière. |
| Hematurie | De aanwezigheid van bloed in de urine, die microscopisch klein kan zijn of met het blote oog zichtbaar (macroscopisch). Glomerulaire hematurie wordt gekenmerkt door vervormde rode bloedcellen. |
| Nefrotisch syndroom | Een syndroom gekenmerkt door ernstige proteïnurie (> 3.5 gram per 24 uur), hypoalbuminemie, oedeem en vaak hyperlipidemie, wat wijst op een significante lekkage van eiwitten door de glomeruli. |
| Nefritisch syndroom | Een syndroom dat wordt gekenmerkt door glomerulaire hematurie, proteïnurie, rode bloedcelcilinders, verlaagde glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) en hypertensie, wat duidt op ontsteking in de glomeruli. |
| Rapidly progressive glomerulonefritis (RPGN) | Een ernstige vorm van glomerulonefritis die wordt gekenmerkt door een snelle en significante achteruitgang van de nierfunctie, vaak gepaard gaand met de vorming van "sikkels" in de glomeruli. |
| Chronische glomerulonefritis | Een langdurige ontsteking van de glomeruli die leidt tot progressief nierfalen, gekenmerkt door kleine, verschrompelde nieren en sclerose op het nierbiopt. |
| Nierbiopt | Een diagnostische procedure waarbij een klein stukje nierweefsel wordt verwijderd om onder de microscoop te onderzoeken op afwijkingen, cruciaal voor de diagnose van veel glomerulopathieën. |
| Immuunglobulines | Antilichamen geproduceerd door het immuunsysteem, waarvan de neerslag in de glomeruli een veelvoorkomende oorzaak is van glomerulair lijden, zoals bij IgA nefropathie. |
| Hypoalbuminemie | Een lage concentratie albumine in het bloed, vaak een gevolg van ernstige proteïnurie, wat bijdraagt aan de vorming van oedeem door een verlaagde colloïd-osmotische druk. |
| Oedeem | Zwelling veroorzaakt door vochtophoping in de weefsels, een veelvoorkomend symptoom bij nefrotisch syndroom als gevolg van hypoproteïnemie en zoutretentie. |
| Glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) | Een maat voor de efficiëntie waarmee de nieren bloed filteren. Een verlaagde GFR duidt op verminderde nierfunctie. |
| Podocyten | Gespecialiseerde epitheelcellen die de buitenste laag van de glomerulaire capillairen vormen en een cruciale rol spelen in de filtratiebarrière; schade hieraan kan leiden tot proteïnurie. |
| Basale membraan (glomerulaire) | Een laag van extracellulaire matrix rond de glomerulaire capillairen die dient als een belangrijke barrière voor filtratie, en die bij diverse nierziekten, zoals Alport syndroom, afwijkend kan zijn. |
| Sclerose | Verharding of littekenvorming in het nierweefsel, vaak een gevolg van chronische schade of ontsteking, leidend tot verlies van functioneel nierweefsel. |
| Mesangium | Het ondersteunende weefsel binnen de glomerulus dat bestaat uit mesangiale cellen en matrix, en dat een rol speelt bij de regulatie van glomerulaire bloedstroom en filtratie. |
| Sikkelvorming (crescent formation) | De vorming van halvemaanvormige structuren (sikkels) in de ruimte van Bowman op een nierbiopt, bestaande uit epitheliale cellen en ontstekingscellen, kenmerkend voor ernstige glomerulaire schade en RPGN. |
| Anti-GBM ziekte | Een auto-immuunziekte waarbij antilichamen worden gevormd tegen de glomerulaire basale membraan, wat leidt tot RPGN en vaak longbloedingen (Goodpasture syndroom). |
| ANCA | Anti-Neutrofiele Cytoplasmatische Antilichamen, autoantilichamen die geassocieerd zijn met bepaalde vormen van vasculitis, waaronder ANCA-geassocieerde glomerulonefritis die RPGN kan veroorzaken. |
| IgA nefropathie | De meest voorkomende vorm van glomerulonefritis, gekenmerkt door de neerslag van immuunglobuline A (IgA) in het mesangium van de glomeruli, wat kan leiden tot hematurie en proteïnurie. |
| Lupus nefritis | Nierontsteking veroorzaakt door Systemische Lupus Erythematosus (SLE), een auto-immuunziekte, waarbij immuuncomplexen neerslaan in de nieren en diverse gradaties van schade kunnen veroorzaken. |
| Alport syndroom | Een erfelijke nieraandoening die wordt gekenmerkt door progressief glomerulair lijden, vaak geassocieerd met gehoorverlies en oogafwijkingen, veroorzaakt door defecten in collageen type IV. |
| Diabetische nefropathie | Nierschade als gevolg van diabetes mellitus, gekenmerkt door veranderingen in de glomeruli, zoals verdikking van de basale membraan en mesangiale expansie, wat kan leiden tot proteïnurie en nierfalen. |
| Tubulo-interstitiële schade | Beschadiging van de niertubuli en het interstitium, het weefsel tussen de tubuli, die vaak gepaard gaat met glomerulaire ziekten en een belangrijke prognostische indicator is. |