Cover
Jetzt kostenlos starten 3. BIPOLAIRE STOORNISSEN.pdf
Summary
# Definitie en classificatie van bipolaire stoornissen
Dit gedeelte van de studiehandleiding introduceert bipolaire stoornissen, hun kernelementen, historische terminologie en de belangrijkste diagnostische classificaties.
### 1.1 Inleiding tot bipolaire stoornissen
Bipolaire stoornissen worden gekenmerkt door stemmingswisselingen die aanzienlijk verschillen van de normale stemmingsvariaties. De kernsymptomen omvatten stemmingsstoornissen [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 1.1.1 Historische terminologie
Vroeger werden deze stoornissen ook aangeduid met termen als angst wat de historische evolutie van de classificatie onderstreept [3](#page=3).
#### 1.1.2 Stemmingsepisodes
De diagnose van bipolaire stoornissen is gebaseerd op de vaststelling van specifieke stemmingsepisodes. Deze episodes zijn cruciaal voor de classificatie. De belangrijkste typen stemmingsepisodes zijn [4](#page=4) [7](#page=7) [8](#page=8):
* **Depressieve episode (Major Depressive episode)**: Gekenmerkt door specifieke depressieve symptomen [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Manische episode (Manic episode)**: Een periode van abnormaal verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming, met verhoogde activiteit of energie [4](#page=4) [6](#page=6).
* **Hypomane episode (Hypomanic episode)**: Minder ernstige vorm van een manische episode, met een duur van minimaal vier opeenvolgende dagen en minder impact op het functioneren dan een manische episode [4](#page=4) [7](#page=7).
* **Gemengde episode (Mixed episode / Mixed feature specifier)**: Een episode met symptomen van zowel manische als depressieve episodes, waarbij sprake is van ten minste drie symptomen van de tegengestelde episode [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Tip:** Het onderscheid tussen deze episodes is essentieel voor een correcte diagnose en classificatie van bipolaire stoornissen.
#### 1.1.3 Symptomen van een manische episode
Een manische episode wordt gedefinieerd door specifieke criteria die duur, aantal symptomen en impact omvatten. De criteria omvatten [6](#page=6):
* Een duidelijke periode van abnormaal en aanhoudend verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming en abnormaal en aanhoudend verhoogde activiteit of energie, die minimaal één week duurt, tenzij ziekenhuisopname noodzakelijk is [6](#page=6).
* Gedurende deze periode vertegenwoordigen minimaal drie van de volgende symptomen een waarneembare verandering ten opzichte van het gebruikelijke gedrag:
1. Opgeblazen gevoel van eigenwaarde of grootsheid [6](#page=6).
2. Verminderde behoefte aan slaap [6](#page=6).
3. Spraakzamer dan normaal of druk om te blijven praten [6](#page=6).
4. Vlucht van ideeën of subjectieve ervaring dat gedachten racen [6](#page=6).
5. Afleidbaarheid, zoals gemeld of waargenomen [6](#page=6).
6. Toename van doelgerichte activiteit (sociaal, op het werk of op school, of seksueel) of psychomotorische agitatie [6](#page=6).
7. Overmatige betrokkenheid bij activiteiten met een groot potentieel voor pijnlijke gevolgen [6](#page=6).
* De episode veroorzaakt een duidelijke beperking van het sociale of beroepsmatige functioneren, vereist ziekenhuisopname om schade aan zichzelf of anderen te voorkomen, of er zijn psychotische kenmerken aanwezig [6](#page=6).
* De episode is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een stof (bijvoorbeeld drugsmisbruik, medicijn, andere behandeling) of een andere medische aandoening [6](#page=6).
#### 1.1.4 Symptomen van een hypomane episode
Een hypomane episode deelt deels de criteria van een manische episode, maar is minder ernstig. De criteria zijn [7](#page=7):
* Minimaal vier opeenvolgende dagen (zonder ziekenhuisopname) [7](#page=7).
* Minimaal drie van de eerder genoemde symptomen (zie manische episode) die een waarneembare verandering in het functioneren vertegenwoordigen [7](#page=7).
* De impact is niet ernstig genoeg om het sociaal of beroepsmatig functioneren ernstig te beperken, en er is geen ziekenhuisopname nodig (ook geen psychotische symptomen) [7](#page=7).
* Uitsluiting van etiologie door substantiegebruik of medische aandoening [7](#page=7).
### 1.2 Classificatie van bipolaire stoornissen
De classificatie van bipolaire stoornissen is primair gebaseerd op de aard en de ernst van de manische en depressieve episodes. De belangrijkste typen zijn [10](#page=10) [8](#page=8) [9](#page=9):
#### 1.2.1 Bipolaire I stoornis
Kenmerkt zich door de aanwezigheid van ten minste één manische episode. Een bipolaire I stoornis kan gepaard gaan met hypomane en depressieve episodes, maar deze zijn niet vereist voor de diagnose [10](#page=10) [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.2.2 Bipolaire II stoornis
Vereist de aanwezigheid van ten minste één hypomane episode én ten minste één depressieve episode. Er mag géén manische episode zijn geweest [10](#page=10) [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.2.3 Cyclothyme stoornis
Deze stoornis wordt gekenmerkt door perioden met hypomane symptomen en perioden met depressieve symptomen die echter niet voldoen aan de criteria voor een hypomane episode of een depressieve episode. Deze symptomen moeten gedurende ten minste twee jaar aanwezig zijn. Dit wordt ook wel "subthreshold depression" en "subthreshold hypomania" genoemd [10](#page=10).
> **Tip:** Het correct identificeren van de duur en de ernst van de stemmingsveranderingen is cruciaal voor de differentiatie tussen de verschillende bipolaire stoornissen.
#### 1.2.4 Gemengde kenmerken
Het is belangrijk te vermelden dat zowel manische als depressieve episodes kunnen voorkomen met zogenaamde "mixed features" of gemengde kenmerken, wat betekent dat er symptomen van beide stemmingspolen tegelijkertijd aanwezig zijn. Dit kan de diagnose complexer maken [5](#page=5).
---
# Epidemiologie en beloop van bipolaire stoornissen
Dit gedeelte behandelt de prevalentie, demografische kenmerken, aanvang en het cyclische en progressieve beloop van bipolaire stoornissen.
### 2.1 Epidemiologie
#### 2.1.1 Prevalentie
De puntprevalentie van bipolaire stoornissen, gemeten met enge criteria, bedraagt 1%. De levenslange prevalentie wordt geschat op 2 tot 3% [11](#page=11).
#### 2.1.2 Geslachtsdifferentiatie
Bij bipolaire stoornis type I (BIP I) is de verdeling tussen mannen en vrouwen gelijk (M=V). Bij bipolaire stoornis type II (BIP II) komt de stoornis vaker voor bij vrouwen (V>M) [11](#page=11).
#### 2.1.3 Leeftijd van aanvang
De aanvang van bipolaire stoornissen vindt meestal plaats in de vroege twintiger jaren (15-24 jaar). Er is een tweede piek in de leeftijd van 45 tot 54 jaar en soms treden symptomen nog op na 65 jaar. Vaak gaan depressieve symptomen vooraf aan de eerste (hypo)manische episode [11](#page=11) [12](#page=12).
> **Tip:** De leeftijd van aanvang kan variëren, met een vroege piek en latere recidieven. Het is cruciaal om de volgorde van de eerste episodes te achterhalen voor een accurate diagnose.
#### 2.1.4 Duur van de fases
Een acute manische fase duurt gemiddeld ongeveer twee weken. Een depressieve fase kan gemiddeld drie maanden duren [11](#page=11).
### 2.2 Beloop van bipolaire stoornissen
#### 2.2.1 Cyclisch en progressief karakter
Bipolaire stoornissen worden gekenmerkt door een cyclisch en progressief beloop. Dit betekent dat patiënten periodes van stemmingsveranderingen ervaren, afgewisseld met euthyme intervallen waarin ze geen symptomen hebben [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 2.2.2 Episodes en euthym interval
Patiënten met bipolaire stoornis I besteden gemiddeld 53% van de tijd in een depressieve fase, 47% in een euthyme fase en 2% in een manische/hypomanische fase. Voor patiënten met bipolaire stoornis II is dit respectievelijk 32% depressief, 50% euthym en 9% manisch/hypomanisch [13](#page=13) .
> **Tip:** De tijdsverdeling tussen de verschillende stemmingsfases kan significant verschillen tussen BIP I en BIP II, wat belangrijk is voor de classificatie en behandeling.
#### 2.2.3 Polariteit en cycliciteit
De ernst van de bipolaire stoornis wordt mede bepaald door de polariteit (manie/hypomanie versus depressie) en de cycliciteit van de episodes. Er kan een wisselend beloop worden waargenomen bij patiënten [14](#page=14) .
#### 2.2.4 Rapid cycling type
Een specifieke cursusaanduiding is het 'rapid cycling type'. Dit wordt gedefinieerd als het optreden van vier of meer stemmingsuitingen (depressief of (hypo)manisch) binnen een periode van één jaar [15](#page=15) .
> **Example:** Een patiënt die in één jaar tijd drie depressieve episodes en twee manische episodes doormaakt, voldoet aan de criteria voor rapid cycling.
#### 2.2.5 Diagnostische overwegingen in het beloop
Voor het correct in kaart brengen van het beloop is een 'life chart' essentieel. Dit betreft anamnestische en heteroanamnestische informatie. Een probleem hierbij kan zijn dat steunsystemen van de patiënt soms afhaken tijdens een manische episode [15](#page=15).
---
# Diagnostiek en differentiële diagnostiek
Het diagnosticeren van bipolaire stoornissen (BD) en het onderscheiden ervan van andere psychische aandoeningen, met name unipolaire depressieve stoornissen, vormt een aanzienlijke uitdaging, vaak leidend tot vertraagde diagnoses.
### 5.1 Uitdagingen bij de diagnostiek
Een van de grootste uitdagingen in de diagnostiek van bipolaire stoornissen is de aanzienlijke vertraging die optreedt voordat de juiste diagnose wordt gesteld. Ongeveer 50 procent van de individuen met BD wordt initieel gediagnosticeerd met een Major Depressive Disorder (MDD). Deze vertraging wordt beïnvloed door verschillende klinische en demografische factoren [16](#page=16).
> **Tip:** Een cruciale stap in het diagnostische proces, vooral bij vermoeden van stemmingsstoornissen, is het systematisch navragen naar het *hele* ziekteverloop, inclusief periodes van verhoogde stemming of verhoogde energie, niet enkel de depressieve episodes.
### 5.2 Differentiële diagnostiek: Unipolair versus Bipolair
Het onderscheid tussen een unipolaire depressieve stoornis en een bipolaire stoornis is essentieel, maar vaak moeilijk te maken. De moeilijkheid ligt niet zozeer in het herkennen van de huidige depressieve episode, maar veeleer in het identificeren van mogelijke (hypo)manische episodes in het verleden of de toekomst [16](#page=16).
#### 5.2.1 Belangrijke indicatoren voor bipolaire stoornis
Verschillende factoren kunnen aanwijzingen geven bij de differentiële diagnostiek tussen unipolaire en bipolaire stoornissen [17](#page=17):
1. **Familiale voorgeschiedenis**: Een verhoogde prevalentie van psychiatrische stoornissen binnen de familie kan wijzen op een bipolaire component [17](#page=17).
2. **Ziekteverloop**: Kenmerken zoals een vroege aanvang (jonger dan 25 jaar), een groter aantal episodes, en terugkerende episodes (vijf of meer) zijn indicatief voor BD [17](#page=17).
3. **(Hypo)Manische symptomen**: Aanwezigheid van symptomen zoals afleidbaarheid, verminderde slaapbehoefte, gedachtenvloed, en/of prikkelbaarheid kan wijzen op (hypo)manische periodes [17](#page=17).
4. **Geassocieerde kenmerken**: Verstoorde persoonlijke relaties, frequente carrièreveranderingen, en vaker voorkomend middelengebruik kunnen geassocieerd zijn met BD [17](#page=17).
5. **Respons op behandeling**: Een beperkte of afwezige respons op antidepressiva (AD), of juist een 'te snelle' respons op AD, kan een indicator zijn voor BD [17](#page=17).
> **Tip:** Vraag expliciet naar een 'hoogtepunt' in stemming, energie of activiteit, en of dit verschilde van de normale stemming. Dit kan helpen om (hypo)manische symptomen boven water te krijgen.
#### 5.2.2 Rol van comorbiditeiten
De aanwezigheid van comorbiditeiten is een veelvoorkomend en belangrijk aspect in de differentiële diagnostiek van bipolaire stoornissen. Comorbide aandoeningen kunnen de diagnostiek bemoeilijken en de behandeling complex maken. Grote studies tonen een significant verschil in comorbiditeitsprofielen tussen bipolaire patiënten en de algemene bevolking [17](#page=17).
### 5.3 Levenslijn (Life Chart) in de diagnostiek
Hoewel niet expliciet uitgewerkt op de gegeven pagina's, impliceert de nadruk op het ziekteverloop en het onderscheid tussen episodes het belang van een gedetailleerde anamnese van het psychiatrische verleden. Een "life chart" of levenslijn, waarbij de patiënt in chronologische volgorde episodes van depressie, hypomanie, manie en eventuele andere significante gebeurtenissen in kaart brengt, is een onmisbaar instrument. Dit helpt bij het identificeren van het patroon van stemmingswisselingen, het bepalen van de frequentie en ernst van episodes, en het onderscheiden van bipolaire van unipolaire stoornissen.
> **Example:** Een patiënt rapporteert jarenlang enkel depressieve periodes. Echter, bij doorvragen met behulp van een levenslijn, komt naar voren dat er in zijn jeugd korte periodes waren van extreme energie, waarbij hij dagen achter elkaar sliep en grootse plannen maakte, wat nu herkend kan worden als hypomanische episodes die de initiële diagnose van unipolaire depressie corrigeren naar bipolaire stoornis type II.
---
# Etiopathogenese en behandeling van bipolaire stoornissen
Dit onderdeel behandelt de etiologie, risicofactoren en diverse behandelingsmodaliteiten voor bipolaire stoornissen.
### 4.1 Etiopathogenese
De etiologie van bipolaire stoornissen is complex en multifactorieel, waarbij zowel neurobiologische als psychologische factoren een rol spelen.
#### 4.1.1 Neurobiologische factoren
Erfelijkheid is een significante factor in de ontwikkeling van bipolaire stoornissen. Het betreft een complex polygenetisch overervingspatroon. Bij monozygote tweelingen is de concordantie 70%, terwijl dit bij dizygote tweelingen 23% bedraagt. Daarnaast spelen neuroendocriene en neurotransmitter-gerelateerde mechanismen een rol, waaronder de HPA-as, diverse neurotransmittersystemen en het immuunsysteem [18](#page=18).
#### 4.1.2 Psychologische factoren
In tegenstelling tot depressieve stoornissen, worden bipolaire stoornissen als meer neurobiologisch bepaald beschouwd, met een beperktere directe invloed van psychologische stressoren en vroegkinderlijke traumata. Echter, stresserende levensgebeurtenissen kunnen wel als trigger fungeren voor het ontstaan van episodes [18](#page=18).
#### 4.1.3 Risicofactoren
Diverse perinatale, medicamenteuze en maternale factoren verhogen het risico op het ontwikkelen van bipolaire stoornissen. Perinatale factoren zoals vroeggeboorte of een laag geboortegewicht verhogen het risico met een factor 7. Vroege blootstelling aan illegale drugs, zoals cannabis, cocaïne en opiaten, kan het risico met meer dan 11 keer verhogen. Roken tijdens de zwangerschap verdubbelt het risico. Maternele factoren zoals blootstelling aan oorlogsgeweld tijdens de zwangerschap (>2 keer risico) en het verlies van ouders (>4 keer risico) zijn eveneens geassocieerd met een verhoogd risico [19](#page=19).
### 4.2 Behandeling
De behandeling van bipolaire stoornissen omvat zowel acute als onderhoudsbehandeling met als doel recidief van manie en depressie te voorkomen [20](#page=20).
#### 4.2.1 Medicamenteuze behandeling
De medicamenteuze behandeling is essentieel voor zowel de acute fase als de onderhoudsbehandeling [20](#page=20).
* **Behandeling acute manie:**
* Lithium (therapeutische spiegel: 0.5-1.2 mEq/L) [21](#page=21).
* Valproaat (Depakine) [21](#page=21).
* Typische antipsychotica [21](#page=21).
* Atypische antipsychotica [21](#page=21).
* **Behandeling acute depressie:**
* Lithium [21](#page=21).
* Valproaat (spiegel: 50-100 mg/L) [21](#page=21).
* Atypische antipsychotica (bij voorkeur quetiapine) [21](#page=21) [23](#page=23).
* Antidepressiva: bij voorkeur niet gebruiken om manische switch te vermijden [21](#page=21).
* **Onderhoudsbehandeling (voorkomen van recidief):**
* Lithium [21](#page=21).
* Valproaat [21](#page=21).
* Lamotrigine [21](#page=21).
* Atypische antipsychotica [21](#page=21).
> **Tip:** Het probleem van non-compliance is significant. Van patiënten die waren opgenomen voor manie, had 60% in de maand voorafgaand aan de opname de medicatie niet goed ingenomen .
Medicatie wordt gestart na een eerste duidelijke episode. Medicatie voor de acute fase kan gedeeltelijk worden afgebouwd, terwijl onderhoudsmedicatie levenslang wordt voorgeschreven .
**Lithium behandeling:**
* Lithium werkt sterk anti-suïcidaal, als enige van de beschikbare medicatie .
* Lithium werkt bewezen tegen dementie bij bipolaire stoornis. Studies tonen een significant lagere kans op dementie bij lithiumgebruikers .
* Patiënten dienen twee tot drie liter vocht per dag te drinken om uitdroging te voorkomen .
* Lithium kan toxiciteit voor de schildklier en nieren veroorzaken, wat een beperkende factor kan zijn .
* Instelling en follow-up vereisen nauwkeurige monitoring van lithiumspiegels (0.4-0.7 mEq/L), schildklierfunctie (TSH), nierfunctie, bloeddruk, gewicht en EKG .
* Bij intoxicatie treden symptomen op variërend van grove tremor en ataxie tot coma .
**Atypische antipsychotica:**
* Bij depressieve episodes is quetiapine de voorkeurskeuze [23](#page=23).
* Bij manische episodes of als onderhoudstherapie kunnen alle atypische antipsychotica worden ingezet [23](#page=23).
* **Let op:** Metabool syndroom is een potentiële bijwerking van atypische antipsychotica [23](#page=23).
#### 4.2.2 Psycho-educatie
Psycho-educatie is gericht op het informeren van patiënten en hun families over de ziekte, met als doel de lange-termijn uitkomsten te verbeteren. Het helpt patiënten zelfmanagementvaardigheden te ontwikkelen en geïnformeerde beslissingen te nemen. Meta-analyses tonen aan dat de effectiviteit het grootst is in groepsverband of gezinsgerichte therapie. Gepersonaliseerde individuele interventies houden rekening met het individuele ziektepatroon, risicofactoren, sociale omstandigheden en doelstellingen [24](#page=24).
Voorbeelden van gepersonaliseerde psycho-educatie zijn het identificeren van alarmsignalen voor hypomanie en depressie [24](#page=24) [25](#page=25).
> **Voorbeeld:**
> **Mijn (hypo)manische alarmsignalen**
> **Signaal:** Ondoordachte aankopen
> **Ernst:**
> * Ernstig: aankoopbudget met meer dan 100 euro overschreden .
> * Matig: aankoopbudget met 50 tot 100 euro overschreden .
> * Licht: aankoopbudget met minder dan 20 tot 50 euro overschreden .
> * Afwezig: aankoopbudget met minder dan 20 euro overschreden .
>
> **Mijn depressieve alarmsignalen**
> **Signaal:** Vermijden van sociale contacten
> **Ernst:**
> * Ernstig: sinds vijf dagen niet buiten geweest, zelfs niet voor werk of boodschappen, en niemand gezien .
> * Matig: sinds een week alle gelegenheden om naar buiten te komen vermeden, behalve voor noodzakelijke verplichtingen .
> * Licht: gedurende 3 opeenvolgende avonden thuis gebleven en telefoontjes kort gehouden .
> * Afwezig: ontmoeten van gewone kennissen en openstaan voor nieuwe contacten .
De inhoud van psycho-educatie omvat oorzaken en beperkingen van de ziekte, het belang van medicatietrouw, slaaphygiëne en vroege symptoomdetectie. Omstandigheden die een verhoogd risico op herval inhouden zijn onder meer stress, medicatie-ontrouw, grote drukte op het werk, relatieveranderingen en verhuizen. Psycho-educatie heeft aangetoond het aantal hervallen significant te verminderen in vergelijking met controlegroepen [25](#page=25) .
#### 4.2.3 Psychotherapie
Psychotherapie, toegevoegd aan farmacotherapie, heeft aangetoond de frequentie van stemmingswisselingen te verminderen, de duur van opnames te verkorten en de medicatietrouw te verbeteren. Meta-analyses tonen een vermindering van de hervalkans op het einde van de behandeling en tijdens follow-up, alsook een vermindering van hospitalisaties [26](#page=26).
**Cognitieve gedragstherapie (CGT):**
* **Doel:** Identificatie en verandering van onaangepaste gedachten, overtuigingen en gedragingen die bijdragen aan symptomen [27](#page=27).
* **Evidentie:** Effectief in de acute fase en tijdens onderhoudsbehandeling [27](#page=27).
* **Resultaten:** Minder herval, verbetering van depressieve symptomen, vermindering van de ernst van (hypo)manie en verbetering van psychosociaal functioneren [27](#page=27).
#### 4.2.4 Elektroconvulsietherapie (ECT)
ECT, geïntroduceerd in de jaren 1930, toont vergelijkbare effectiviteit bij bipolaire stoornis als bij depressieve stoornissen wat betreft respons- en remissierates. Bij acute manie, in combinatie met medicatie, resulteert ECT in een sterkere reductie van manische symptomen. Manische symptomen reageren vaak snel op ECT [27](#page=27).
#### 4.2.5 End-stage palliatieve support therapie
Het doel van palliatieve psychiatrie is het verbeteren van de symptomen van de ziekte en de levenskwaliteit, zonder de ziekte te genezen. Dit staat in contrast met curatieve psychiatrie [28](#page=28).
#### 4.2.6 Biomarkers van neuroprogressie bij bipolaire stoornis
Bij bipolaire stoornis kunnen biomarkers van neuroprogressie voorkomen, zoals verhoogde ventrikelgrootte, verminderd grijze stof volume en veranderingen in perifere ontstekingsmarkers. Dit kan geassocieerd worden met anatomische veranderingen, functionele en cognitieve stoornissen, en een verhoogd risico op conversie naar dementie. Andere biomarkers zijn onder meer verkorte telomeerlengte, verhoogde ER-stress respons, verminderde NAA-concentratie, verhoogde niveaus van witte bloedcellen en inflammatoire markers [28](#page=28).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bipolaire stoornis | Een psychische aandoening gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, variërend van manische of hypomane periodes tot depressieve periodes. |
| Stemmingsepisode | Een periode waarin een individu specifieke symptomen ervaart die de stemming beïnvloeden, zoals depressie, manie of hypomanie. |
| Depressieve episode | Een periode gekenmerkt door symptomen zoals somberheid, verlies van interesse, vermoeidheid, slaapproblemen en gedachten aan zelfmoord. |
| Manische episode | Een periode van abnormaal verhoogde stemming, verhoogde energie en activiteit, vaak gepaard gaande met impulsiviteit, verminderde slaapbehoefte en grandiositeit. |
| Hypomane episode | Een mildere vorm van een manische episode, waarbij de symptomen minder ernstig zijn en geen significante beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren veroorzaken. |
| Gemengde episode (Mixed feature specifier) | Een episode waarbij symptomen van zowel een depressieve als een manische of hypomane episode tegelijkertijd aanwezig zijn. |
| Bipolaire I stoornis | Een classificatie van bipolaire stoornis die wordt gekenmerkt door minstens één manische episode. |
| Bipolaire II stoornis | Een classificatie van bipolaire stoornis die wordt gekenmerkt door minstens één hypomane episode en minstens één depressieve episode. |
| Cyclothyme stoornis | Een chronische stemmingsstoornis die wordt gekenmerkt door periodes met hypomane symptomen en periodes met depressieve symptomen die niet voldoen aan de criteria voor een volledige hypomane of depressieve episode. |
| Psycho-educatie | Een vorm van therapie die patiënten en hun families voorziet van informatie over de stoornis, met als doel zelfmanagementvaardigheden te verbeteren en de lange-termijnuitkomst te bevorderen. |
| Medicatie-compliance | De mate waarin een patiënt de voorgeschreven medicatie correct inneemt volgens de instructies van de zorgverlener. |
| Rapid cycling | Een specificatie van bipolaire stoornis waarbij minstens vier stemmingscycli (depressief, manisch of hypomaan) plaatsvinden binnen een periode van één jaar. |
| Etiopathogenese | De studie van de oorzaken en ontwikkeling van een ziekte, inclusief biologische, psychologische en sociale factoren. |
| Neurobiologische factoren | Biologische processen in de hersenen, zoals de activiteit van neurotransmitters, genetica en de hersenstructuur, die een rol spelen bij de ontwikkeling van psychische stoornissen. |
| Psychologische factoren | Mentale processen, zoals persoonlijkheidskenmerken, copingmechanismen en cognitieve stijlen, die invloed hebben op de ontwikkeling en het beloop van psychische stoornissen. |
| Elektroconvulsietherapie (ECT) | Een medische behandeling waarbij kortdurende elektrische stroomprikkels worden toegediend aan de hersenen om ernstige stemmingsstoornissen, zoals depressie en manie, te behandelen. |
| End-stage Palliatieve Support Therapie | Zorg gericht op het verbeteren van de symptomen van een ziekte en de levenskwaliteit, zonder de intentie om de ziekte te genezen, vaak toegepast in de latere stadia van ernstige aandoeningen. |