Cover
Jetzt kostenlos starten Les 2-exercise and training in chd 2025.pptx
Summary
# Congenitale hartafwijkingen: definitie, presentatie en behandeling
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt de definitie van congenitale hartafwijkingen (CHAs), hoe ze zich manifesteren, de diverse typen en de behandelingsopties, inclusief hartkatheterisatie en chirurgie.
## 1. Congenitale hartafwijkingen: definitie en presentatie
Congenitale hartafwijkingen zijn de meest voorkomende aangeboren afwijkingen, met een frequentie van ongeveer 0,8% bij pasgeborenen. Ze kunnen zich op verschillende manieren presenteren:
* **Shock:** Vaak bij linkeruitstroomproblemen.
* **Cyanose:** Typisch bij transpositie van de grote vaten.
* **Hartfalen:** Bijvoorbeeld bij een ventrikelseptumdefect (VSD).
* **Tachycardie/dyspneu:** Ook gezien bij VSD's.
* **Geruis:** Een hoorbaar abnormaliteit van de bloedstroom door het hart.
### 1.1 Typen congenitale hartafwijkingen
CHAs kunnen worden onderverdeeld op basis van de locatie van het probleem:
* **Linkszijdige afwijkingen:** Inclusief coarctatio (vernauwing van de aortaboog) en hypoplastisch linkerhartsyndroom, wat vaak leidt tot shock.
* **Rechtszijdige afwijkingen:** Zoals Tetralogie van Fallot en pulmonale atresie, die vaak cyanose veroorzaken.
* **Shuntafwijkingen:** Communicaties tussen kamers of grote vaten (bijv. VSD, ductus arteriosus) die kunnen leiden tot decompensatie (hartfalen).
### 1.2 Specifieke voorbeelden van CHAs
* **Atriumseptumdefect (ASD):** Een opening tussen de boezems.
* **Ventrikelseptumdefect (VSD):** Een opening tussen de kamers.
* **Tetralogie van Fallot:** Een combinatie van een VSD en een stenose (vernauwing) van de pulmonalisklep.
* **Transpositie van de grote vaten:** Verkeerde aansluiting van de grote slagaders op de kamers.
* **Univentriculair hart:** Een hypoplasie (onderontwikkeling) van één van de kamers.
* **Coarctatio van de aorta:** Een vernauwing van de aortaboog.
* **Valvulaire afwijkingen:** Problemen met de hartkleppen.
## 2. Behandeling van congenitale hartafwijkingen
De behandeling van CHAs omvat interventionele procedures en chirurgische ingrepen.
### 2.1 Interventionele procedures
* **Hartkatheterisatie:** Een minimaal invasieve procedure waarbij een dunne, flexibele buis (katheter) via een bloedvat naar het hart wordt geleid. Dit kan worden gebruikt voor diagnostiek en om bepaalde defecten te corrigeren, zoals het sluiten van een ASD of VSD, of het verwijden van vernauwde kleppen.
### 2.2 Chirurgische procedures
* **Chirurgie:** Dit omvat een reeks operaties om de hartstructuur te corrigeren.
* **Median sternotomie:** Een incisie door het borstbeen om toegang te krijgen tot het hart.
* **Laterale thoracotomie:** Een incisie aan de zijkant van de borstkas.
* **Hybride procedures:** Een combinatie van chirurgische en interventionele technieken.
#### 2.2.1 Complicaties na chirurgie
Na hartchirurgie, met name na cardiopulmonale bypass (extracorporele circulatie - ECC), kunnen complicaties optreden die het herstel vertragen. Factoren die hieraan bijdragen zijn de preoperatieve status, de duur van de bypass, bloedingen, resterende defecten, en een verminderde linkerventrikel functie (LCOS). De inflammatoire respons na bypass en complicaties zoals pneumonie of abdominale problemen kunnen ook een rol spelen.
> **Tip:** Hoe langer het hart op de bypass staat, hoe groter het risico op complicaties. Infecties zijn een veelvoorkomend probleem.
---
Dit deel van de studiehandleiding legt de basis voor het begrijpen van CHAs en de initiële interventies. De volgende delen zullen dieper ingaan op de normale ontwikkeling van het cardiovasculaire systeem, peri-operatieve revalidatie, fitnessevaluatie, en specifieke oefenprogramma's.
---
# Ontwikkelingsveranderingen en cardiovasculaire functie bij kinderen
Dit deel behandelt de normale fysiologische reacties van het hart op inspanning bij kinderen, de maturatie van het hart en de cardiovasculaire functie tijdens groei, en de verschillen in inspanningsprestaties tussen kinderen en volwassenen.
### 2.1 Maturation van het hart en cardiovasculaire functie tijdens groei
Het begrijpen van de normale fysiologische reacties van het hart op inspanning, de maturatieprocessen tijdens de kindertijd en de veranderingen in cardiovasculaire functie zijn essentieel voor fysiotherapeuten die kinderen met congenitale hartafwijkingen (CHD) behandelen.
#### 2.1.1 Algemene veranderingen bij groei
* **Hartgrootte en -gewicht:** Het hart verdubbelt in grootte en gewicht gedurende het eerste levensjaar.
* **Ventrikelkracht:** Bij de geboorte is de rechterventrikel sterker dan de linkerventrikel. Dit patroon keert om gedurende de kindertijd, waarbij de linkerventrikel de sterkste wordt.
* **Bloeddruk en hartslag:** De systolische bloeddruk stijgt naarmate de hartslag geleidelijk afneemt met de leeftijd.
#### 2.1.2 Fysiologische veranderingen in cardiovasculaire parameters
* **Bloeddruk:** De bloeddruk is lager bij kinderen dan bij volwassenen en neemt progressief toe met de leeftijd, direct gerelateerd aan lichaamsgrootte. Baby's hebben typisch een systolische druk van rond de 60 mmHg en een diastolische druk van rond de 30 mmHg, terwijl volwassenen 120/80 mmHg hebben.
* **Slagvolume:** Het slagvolume (de hoeveelheid bloed die per hartslag wordt uitgepompt) is lager bij kinderen vanwege hun kleinere hart en bloedvolume.
* **Hartslag in rust:** De hartslag in rust is hoger bij kinderen dan bij volwassenen en daalt naarmate ze ouder worden.
* **Aerobe conditie:** De ontwikkeling van de aerobe conditie bij kinderen verloopt parallel aan verbeteringen in de uithoudingsprestaties. Dit vereist een integratie van verschillende systemen. Naarmate kinderen ouder worden, neemt de anaerobe capaciteit toe, terwijl de cardiale output en het slagvolume verbeteren, wat leidt tot een stijging van de inspanningscapaciteit. De maximale uithoudingsvermogen wordt vaak bereikt rond de leeftijd van 20 jaar, waarna het weer langzaam afneemt.
> **Tip:** De integratie van systemen is cruciaal voor optimale functionele capaciteit. Inspanning is meer dan alleen spieractiviteit; het omvat ook cardiovasculaire en respiratoire componenten.
#### 2.1.3 Verschillen in inspanningsprestaties tussen kinderen en volwassenen
Kinderen vertonen specifieke cardiovasculaire, respiratoire en lichaamsbouwgerelateerde verschillen ten opzichte van volwassenen wat betreft inspanningsprestaties:
* **Cardiaal:**
* Hogere maximale hartslag.
* Lager slagvolume.
* Lagere systolische bloeddruk.
* Betere perifere bloeddoorstroming aanpassing aan sport.
* **Respiratoir:**
* Ondiep ademhalingspatroon.
* Lagere zuurstofopname.
* Hogere ademhalingsfrequentie.
* Grotere zuurstofkosten van de ademhaling.
* **Lichaamssamenstelling:**
* Een hogere oppervlakte-tot-volume verhouding (ongeveer 30% hoger), wat leidt tot een groter warmteverlies.
> **Conclusie:** Over het algemeen nemen de cardiovasculaire reacties op inspanning toe naarmate kinderen fysiek volwassener worden. Echter, na het bereiken van fysieke volwassenheid, begint de fysiologische functie langzaam af te nemen. Kinderen benaderen inspanning anders dan volwassenen.
### 2.2 Inspanningsfysiologie bij kinderen
#### 2.2.1 Cardiale respons op inspanning
De hartslag neemt toe tijdens inspanning, maar de maximale hartslag is hoger bij kinderen dan bij volwassenen. Het slagvolume neemt ook toe, zij het in mindere mate dan bij volwassenen, wat bijdraagt aan een lagere cardiale outputverhoging. De contractiliteit van het hart neemt toe, en de diastolische functie, hoewel minder onderzocht, speelt ook een rol in het vermogen van het hart om zich te vullen met bloed.
#### 2.2.2 Respiratoire respons op inspanning
De ademhalingsfrequentie stijgt tijdens inspanning. Hoewel de zuurstofopname per minuut toeneemt, is de zuurstofopname per ademhaling lager bij kinderen. De verhoogde ademhalingsfrequentie en het ondiepere ademhalingspatroon resulteren in een hogere ademhalingsinspanning en zuurstofverbruik voor de ademhalingsspieren zelf.
#### 2.2.3 Neuromusculaire en metabole aanpassingen
De ontwikkeling van spierkracht en spiermassa, parallel aan de toename in lengte en botdichtheid, draagt bij aan verbeterde inspanningsprestaties. Kinderen hebben een hogere basale metabole snelheid en een grotere relatieve oppervlakte-tot-volume verhouding, wat invloed heeft op thermoregulatie tijdens inspanning. Metabool gezien hebben kinderen een grotere afhankelijkheid van oxidatieve glycolyse en een minder efficiënt gebruik van vetten als energiebron tijdens langdurige inspanning vergeleken met volwassenen.
### 2.3 Vergelijking van inspanningsprestaties: Kinderen versus Volwassenen
Kinderen hebben over het algemeen een lagere maximale zuurstofopname (VO2max) dan volwassenen, wat te wijten is aan een combinatie van factoren:
* **Lagere cardiale output:** Door een kleiner slagvolume en een minder efficiënte maximale hartslagrespons.
* **Respiratoire beperkingen:** Een hogere zuurstofkost van de ademhaling en een minder efficiënte gasuitwisseling.
* **Neuromusculaire factoren:** Minder ontwikkelde spierkracht en uithoudingsvermogen.
* **Metabole verschillen:** Minder efficiënte vetverbranding.
> **Voorbeeld:** Een kind kan een lagere VO2max hebben dan een volwassene, zelfs als beide maximaal inspannen. Dit komt doordat de cardiale en respiratoire systemen van het kind nog niet volledig ontwikkeld zijn om zuurstof efficiënt naar de werkende spieren te transporteren en koolstofdioxide af te voeren op dezelfde schaal als bij een volwassene.
De ontwikkeling van de inspanningsprestaties gaat door tot in de vroege volwassenheid. Fysiologische grenzen worden bereikt, waarna een geleidelijke achteruitgang kan optreden. Kinderen met CHD kunnen bijkomende beperkingen ervaren door hun specifieke hartafwijking, die verder onderzoek en aangepaste inspanningsprotocollen vereisen.
---
# Pre- en postoperatieve revalidatie bij kinderen met congenitale hartafwijkingen
Dit gedeelte van de studiegids focust op de cruciale rol van fysiotherapie en revalidatie binnen de peri-operatieve fase bij kinderen met congenitale hartafwijkingen, inclusief specifieke technieken zoals positionering, respiratoire fysiotherapie en mobilisatie, met aandacht voor verschillende leeftijdsgroepen.
### 3.1 Rol van fysiotherapie in de peri-operatieve fase
Fysiotherapie speelt een essentiële rol in de zorg voor kinderen met congenitale hartafwijkingen (CHA) vóór, tijdens en na een hartoperatie. Het doel is om complicaties te minimaliseren, herstel te bevorderen en de algehele functionele capaciteit te verbeteren.
#### 3.1.1 Preoperatieve overwegingen
Hoewel het document zich voornamelijk richt op de postoperatieve fase, wordt impliciet het belang benadrukt van een goede preoperatieve status en voeding, die herstel na chirurgie kunnen beïnvloeden.
#### 3.1.2 Postoperatieve revalidatie op de intensive care unit (PICU)
Na een hartoperatie is de PICU de eerste fase van intensieve zorg, waar fysiotherapeutische interventies van groot belang zijn.
##### 3.1.2.1 Positionering
Positionering is een fundamentele techniek op de PICU. De doelen zijn:
* **Symmetrie en tonusnormalisatie:** Het bevorderen van een symmetrische lichaamshouding en het normaliseren van de spiertonus.
* **Centralisatie:** Het aanmoedigen van een houding die gericht is op de middellijn van het lichaam.
* **Ruimte en veiligheid:** Het creëren van een gevoel van veiligheid en het omgaan met ruimtebeperkingen.
* **Verbeteren van ventilatie/perfusie:** Optimaliseren van de luchtuitwisseling in de longen.
* **Vergroten van longvolume:** Stimuleren van diepe ademhalingsoefeningen.
* **Verminderen van de ademhalingsarbeid:** Efficiëntere ademhaling.
* **Aanpakken van atelectase:** Het 'bad lung up concept' (het slechtere longdeel hoger positioneren) kan de ventilatie in specifieke gebieden optimaliseren.
> **Tip:** Incorrecte positionering kan schadelijk zijn; de focus ligt op het creëren van een therapeutische houding.
##### 3.1.2.2 Respiratoire fysiotherapie
Respiratoire fysiotherapie is gericht op het handhaven en verbeteren van de longfunctie.
* **Doelen:**
* Vergroten van de longvolumes (diepe ademhalingsoefeningen).
* Efficiënte klaring van sputum.
* Verminderen van atelectase.
* Stimuleren van efficiënte fysiotherapie kan leiden tot snellere extubatie.
* **Technieken:**
* **Longvolumerende oefeningen:** Stimuleren van diepe inademingen.
* **Percussie en vibratie:** Hoewel de literatuur hierover uiteenlopend is, worden deze technieken soms gebruikt om sputum te mobiliseren.
* **Geassisteerde hoest:** Helpen bij het ophoesten van secreties.
* **Autogene drainage:** Een techniek die gericht is op het gelijktijdig en gelijkmatig evacueren van lucht met optimale snelheid over een breed deel van de long, gebruikmakend van 'shearing forces' om sputum te verwijderen. Dit is een zacht expiratoir manouevre met open glottis om luchtweginstoort te voorkomen.
##### 3.1.2.3 Mobilisatie
Vroege mobilisatie is cruciaal, zeker bij kinderen die corticosteroïden krijgen.
* **Passieve mobilisatie:** In de beginfase van het herstel.
* **Actieve mobilisatie:** Zo snel mogelijk na extubatie. Dit omvat het uit bed halen en bewegen, fietsen, en algemene beweging. Actieve deelname bevordert diepere ademhaling en efficiëntere sputumklaring.
> **Tip:** Het is belangrijk om kinderen zo snel mogelijk actief te laten deelnemen aan beweging zodra er geen contra-indicaties zijn, om de negatieve spiraal van inactiviteit te doorbreken.
#### 3.1.3 Overwegingen voor fysieke therapie bij verschillende leeftijdsgroepen
De aanpak van fysieke therapie bij kinderen met CHA verschilt per leeftijdscategorie.
##### 3.1.3.1 Postchirurgisch (post catheterisatie en chirurgie)
* **Positionering en respiratoire technieken:** Mobiliseren van secreties en verhogen van de beluchting.
* **Vroege mobilisatie:** Range of motion oefeningen en lopen.
* **Neurologische screening:** Controleren op neurologische stoornissen.
* **Gezinsondersteuning:** Helpen van de familie bij de interactie en zorg voor het kind.
* **Faciliteren van leeftijdsadequate activiteiten:** Stimuleren van spel en ontwikkeling.
##### 3.1.3.2 Baby's en jonge kinderen
* **Screening en monitoring van neurologische stoornissen:** Identificeren van eventuele vertragingen.
* **Ontwikkelings- en sensomotorische vertragingen:** Screenen en ingrijpen indien nodig.
* **Ouder-kind interactie:** Bevorderen van wederzijds plezierige interacties.
* **Voedingsproblemen:** Beoordelen en ondersteuning bieden.
* **Zelfbeperking van activiteit:** Ouders informeren om het kind toe te staan zichzelf te beperken, in plaats van overbescherming.
* **Anticipatie op invloed van hartconditie:** Gezinnen informeren over hoe de hartconditie de ontwikkeling kan beïnvloeden (bv. beperkingen in kruipen bij cyanotische defecten).
##### 3.1.3.3 Kinderen en adolescenten
* **Screening en monitoring van neurologische stoornissen.**
* **Beoordeling van uithoudingsvermogen en visueel-perceptuele, visueel-motorische, motorische plannings- en fijne motorische vaardigheden.**
* **Aanpassen van aanbevelingen voor fysieke activiteit:** Instructie en educatie.
* **Opstellen van een trainingsprogramma:** Verbeteren van uithoudingsvermogen, kracht, zelfvertrouwen en verminderen van ouderlijke angst.
* **Stimuleren van regelmatige lichaamsbeweging:** Deelname aan gewenste recreatieve activiteiten.
> **Tip:** Bij oudere kinderen kan een op maat gemaakt programma, in overleg met het kind, worden opgesteld om specifieke sportieve doelen na de operatie te bereiken. Een herstelperiode van ongeveer zes weken wordt vaak aangehouden, waarna kinderen hun normale activiteiten kunnen hervatten, zij het soms met enige angst.
### 3.2 Belang van fysieke fitheid en evaluatie
Fysieke fitheid is een combinatie van gezondheid en vaardigheden en is essentieel voor de algehele ontwikkeling van een kind.
#### 3.2.1 Componenten van fysieke fitheid
* **Gezondheid:** Bevat aspecten gerelateerd aan de hartconditie.
* **Vaardigheden:**
* Spiersterkte
* Cardiorespiratoir uithoudingsvermogen
* Kracht (power)
* Snelheid
* Balans
* Flexibiliteit
* Hand-oog coördinatie
* Lichaamssamenstelling
* **Psychosociaal en emotioneel welzijn.**
* **Fysieke ontwikkeling.**
* **Cardiometabool risico.**
* **Neurologisch functioneren.**
#### 3.2.2 Evaluatie van fitheid bij kinderen met CHA
Verschillende tests worden gebruikt om de fysieke fitheid te evalueren:
* **Cardiopulmonale inspanningstest (CPET):** De gouden standaard voor het meten van maximale zuurstofopname ($VO_{2max}$). Parameters zoals pieksaturatie, ademhalingsreserve, zuurstofpuls, en de ventilatoire efficiëntie (bv. $VE/VCO_2$ slope) zijn cruciaal voor interpretatie.
* **6-minuten wandeltest (6MWT):** Nuttig voor kinderen met pulmonale hypertensie (PH) of Eisenmenger syndroom, maar minder informatief voor kinderen die goed presteren.
* **Shuttle run tests:** Andere gestructureerde testen om het uithoudingsvermogen te evalueren.
> **Tip:** Het is belangrijk om de testprotocollen en de interpretatie van de resultaten goed te begrijpen, met specifieke aandacht voor de afwijkende responsen die kunnen optreden bij kinderen met CHA.
#### 3.2.3 Interpreteren van inspanningsdata bij kinderen met CHA
De interpretatie van CPET-resultaten bij kinderen met CHA vereist kennis van de specifieke hartafwijking en mogelijke complicaties. Parameters zoals $VO_{2peak}$, hartfrequentie respons, bloeddruk respons, zuurstofsaturatie, en de ventilatoire responsen ($VE/VCO_2$ slope) geven belangrijke informatie over de inspanningscapaciteit en cardiovasculaire reserve.
> **Voorbeeld:** Bij kinderen met een coarctatie van de aorta kan een gereduceerde inspanningscapaciteit optreden, wat een indicatie kan zijn voor een residuële stenose. Bij univentriculaire harten met Fontan-circulatie is de inspanningscapaciteit vaak beperkt door een verminderde preload en cardiac output.
### 3.3 Fysieke activiteit aanbevelingen en revalidatieprogramma's
Gezonde fysieke activiteit is van essentieel belang voor kinderen met CHA.
#### 3.3.1 FITT-principe en algemene aanbevelingen
Het FITT-principe (Frequentie, Intensiteit, Type, Tijd) vormt de basis voor fysieke activiteit.
* **Frequentie:** Minimaal 3 keer per week, met intervaltraining.
* **Intensiteit:** Kinderen kunnen sporten tot hun eigen grenzen, maar pushen wordt afgeraden. De intensiteit dient aangepast te worden aan de individuele capaciteit.
* **Type:** Een brede waaier aan sportdisciplines is mogelijk, afhankelijk van de specifieke conditie.
* **Tijd:** Minimaal 30 minuten per sessie, met een gecombineerd minimum van 3 tot 4,5 uur per week.
> **Tip:** Het is cruciaal om kinderen aan te moedigen fysiek actief te zijn zodra er geen contra-indicaties zijn, om de negatieve spiraal van inactiviteit te doorbreken en deficieten in perceptuele en motorische ervaring te minimaliseren.
#### 3.3.2 Speciale omstandigheden en contra-indicaties
* **Pacemaker:** Contact sporten vermijden.
* **Ernstige aortaklepstenose:** Intensieve sporten vermijden.
* **Ritmestoornissen:** Afhankelijk van het type en de ernst, met speciale aandacht voor inspanningsgeïnduceerde aritmieën.
#### 3.3.3 Pediatrische revalidatieprogramma's
Pediatrische revalidatieprogramma's zijn waardevol om de effecten van inactiviteit en deconditionering om te keren.
* **Voordelen:** Verbetering van inspanningscapaciteit, verhoging van zelfvertrouwen, sociale integratie en algeheel welzijn.
* **Doelen:**
* Verbeteren van cardiovasculaire inspanningscapaciteit.
* Optimaliseren van skeletspierfunctie.
* Behoud van positieve impact op lange termijn.
* Doorbreken van de 'spiraal van invaliditeit'.
#### 3.3.4 Psychomotorische training
Medisch voorgeschreven en begeleide psychomotorische trainingsprogramma's kunnen nuttig zijn om:
* Psychomotorische tekorten te identificeren en te elimineren.
* Integratie in fysieke activiteiten met leeftijdsgenoten te bevorderen.
* Zelfmanagement en zelfverantwoordelijkheid te stimuleren.
* De algehele levenskwaliteit te verbeteren.
> **Voorbeeld:** Een gestructureerde interventie met gesuperviseerde krachttraining voor kinderen met een Fontan-circulatie kan leiden tot meer spierkracht, spiermassa, een hogere zuurstofopname, verbeterde hartvulling, verhoogde slagvolume en cardiac output.
### 3.4 Oefeningprescriptie
De oefeningprescriptie is een stapsgewijs proces dat rekening houdt met de specifieke kenmerken van elk kind.
#### 3.4.1 Stappen in oefeningprescriptie
1. **Anamnese en lichamelijk onderzoek:** Gedetailleerde medische en chirurgische geschiedenis, huidige symptomen, en een grondig lichamelijk onderzoek met kennis van het type CHA en mogelijke complicaties.
2. **Beoordeling van basale parameters:**
* **Hartfunctie:** Diagnostiek zoals dilatatieve cardiomyopathie, hypertrofische cardiomyopathie, acute virale infecties (die een contra-indicatie kunnen zijn voor intensieve sporten).
* **Longdruk:** Hoge druk in de longen kan leiden tot acute collaps en onvoldoende preload naar het linkerventrikel.
* **Aorta:** Ernstige stenose is een contra-indicatie voor intensieve sporten.
* **Arritmieën:** Analyse van het ECG om afwijkende hartslagen te identificeren.
* **Zuurstofsaturatie:** Beoordeling in rust en tijdens inspanning.
3. **Beslissing over type oefening:** Indien één of meer parameters buiten de normale grenzen vallen, wordt vaak een gematigde of laag-statische sport aanbevolen. Sporten met een hoge statische component kunnen, mits op verminderde intensiteit, overwogen worden.
4. **CPET:** Bepalen van de intensiteit aan de hand van parameters zoals piek $VO_2$, piek hartfrequentie, Borgschaal, saturatie, aritmieën en bloeddrukrespons.
5. **Aanbevelingen voor relatieve intensiteit, frequentie en duur:** Gecombineerd een minimum van 3-4,5 uur lichaamsbeweging per week, met minimaal 30 minuten per sessie.
#### 3.4.2 Maatwerk en motivatie
* **Gepersonaliseerde aanbevelingen:** Stem de aanbevelingen af op de individuele behoeften en mogelijkheden van het kind.
* **Motivatie:** Maximaliseer de motivatie van het kind om deel te nemen aan sportactiviteiten.
* **Brede waaier aan sporten:** Moedig deelname aan verschillende sportdisciplines aan.
* **Groepsdeelname:** Benadruk het belang van sporten in groep, vooral voor kinderen, ter bevordering van sociale integratie.
* **Monitoren van hartslag en symptomen:** Bij jonge volwassenen is dit een belangrijk aspect.
> **Tip:** Zelfs wanneer kinderen beperkingen hebben, is het belangrijk om hen kansen te bieden om deel te nemen aan sport, door passende aanpassingen te doen en hen te ondersteunen bij hun deelname.
---
# Evaluatie van fitheid en inspanningsprestaties bij kinderen met congenitale hartafwijkingen
Dit deel behandelt de evaluatie van fysieke fitheid, met specifieke aandacht voor cardiopulmonale inspanningstesten (CPET), de 6-minuten looptest en de interpretatie van inspanningsprestaties bij diverse hartafwijkingen.
### 4.1 Fysieke fitheid: definitie en belang bij kinderen met CHD
Fysieke fitheid bij kinderen wordt gedefinieerd als een combinatie van gezondheid en vaardigheden. Het omvat diverse componenten, waaronder spierkracht, aerobe inspanningscapaciteit, lenigheid, balans, snelheid, kracht, hand-oogcoördinatie, lichaamssamenstelling en psychosociale ontwikkeling. Een goede fysieke fitheid is essentieel voor een gezonde emotionele, psychosociale en fysieke ontwikkeling, en heeft ook een weerslag op het latere cardiometabole risico en neurologisch functioneren.
#### 4.1.1 Componenten van fysieke fitheid
* **Gezondheidsgerelateerde componenten:**
* Cardiorespiratoire fitheid (aerobe capaciteit)
* Spierkracht en uithoudingsvermogen
* Lichaamssamenstelling
* **Vaardigheidsgerelateerde componenten:**
* Snelheid
* Balans
* Lenigheid
* Coördinatie (bv. hand-oogcoördinatie)
* Kracht (power)
> **Tip:** Bij kinderen met congenitale hartafwijkingen (CHD) is het evalueren van fysieke fitheid cruciaal om hun functionele capaciteit te begrijpen, de impact van de aandoening op de ontwikkeling te beoordelen en gerichte interventies te plannen.
### 4.2 Methoden voor de evaluatie van fysieke fitheid
Verschillende methoden worden gebruikt om de fysieke fitheid bij kinderen met CHD te evalueren:
#### 4.2.1 Cardiopulmonale inspanningstest (CPET)
De CPET is een uitgebreide test die de reactie van het cardiovasculaire en respiratoire systeem op inspanning evalueert.
* **Doel:** Het bepalen van de maximale zuurstofopname ($VO_{2max}$) als gouden standaard voor de aerobe capaciteit.
* **Protocollen:**
* **Ergometer (fiets):** Geschikt vanaf ongeveer 6 jaar. Vereist supervisie van één persoon. Biedt een stabielere bovenste extremiteit voor metingen zoals ECG. Mobiliseert minder spiergroepen dan de loopband, wat kan leiden tot hogere referentiewaarden op de loopband.
* **Loopband:** Geschikt vanaf ongeveer 4 jaar. Vereist coördinatie en supervisie van twee personen (één voor de snelheid, één om het kind op te vangen). Mobiliseert meer spiergroepen, waardoor er een hogere referentiewaarde is voor de $VO_{2max}$.
* **Ideale duur:** 6 tot 12 minuten voor betrouwbare resultaten.
* **Belangrijke parameters en hun interpretatie:**
* **$VO_{2max}$ (piek):** De maximale zuurstofopname die het lichaam tijdens inspanning kan gebruiken. Een lagere $VO_{2max}$ dan verwacht duidt op verminderde inspanningscapaciteit.
* **Hartfrequentie (HFmax):** De maximale hartfrequentie tijdens de test. Bij kinderen met CHD is de HFmax soms minder betrouwbaar en kan deze afwijken van de verwachte waarden.
* **Ademhalingsreserve (Breathing Reserve - BR):** Het verschil tussen de maximale vrijwillige ventilatie (MVV) en de gemeten ventilatie ($V_E$) tijdens inspanning. Een aanzienlijke ademhalingsreserve (ongeveer 30%) suggereert dat de beperking niet primair respiratoir is. Een kleine reserve kan wijzen op respiratoire beperking.
* **Zuurstofpuls (Oxygen Pulse):** De hoeveelheid zuurstof die per hartslag wordt getransporteerd. Correlatie met de slagvolume. Wordt berekend als $V_E$ / HF. Een afname kan wijzen op verminderd slagvolume.
* **Ademhalingsuitwisselingsratio (Respiratory Exchange Ratio - RER):** De verhouding tussen uitgeademde koolstofdioxide ($V_{CO2}$) en opgenomen zuurstof ($V_{O2}$). Een RER groter dan 1,0 suggereert dat de test maximaal was.
* **Ventilatie-koolstofdioxide slope ($V_E$/$V_{CO2}$ slope):** Een maat voor de efficiëntie van de ventilatie. Een verhoogde slope kan wijzen op hypoperfusie en inefficiënte ventilatie, en is een prognostische factor bij hartfalen.
* **Ventilatie-zuurstof slope ($V_E$/$V_{O2}$ slope):** Een andere maat voor ventilatoire efficiëntie.
* **Anaerobe drempel (Anaerobic Threshold - AT / Ventilatory Equivalent to Oxygen Uptake - OUES):** Het punt waarop de anaerobe stofwisseling significant bijdraagt aan energieproductie. De OUES parameter is gerelateerd aan het bereiken van de anaerobe drempel.
* **Zuurstofsaturatie ($SpO_2$):** Controle van de zuurstofverzadiging tijdens inspanning. Desaturatie kan een indicatie zijn van cardiale of pulmonale problemen.
* **Hartfunctie:** Evaluatie van de systolische en diastolische functie, inclusief contractiliteit en relaxatie van de ventrikels.
* **Bloeddrukrespons:** Monitoren van de stijging van de bloeddruk tijdens inspanning.
* **$W_{max}$ (maximale geleverde werkvermogen):** Het maximale werk dat tijdens de test is geleverd.
> **Tip:** Bij kinderen met CHD is het belangrijk om de test goed uit te leggen om angst te verminderen en om eventuele ongebruikelijke reacties op de test te herkennen.
#### 4.2.2 6-minuten looptest (6MWT)
De 6MWT is een eenvoudigere test om de functionele capaciteit te meten, waarbij de afstand die een persoon in 6 minuten kan afleggen wordt gemeten.
* **Indicaties:** Vooral nuttig bij kinderen met univentriculaire hartafwijkingen of pulmonale hypertensie, waarbij de CPET minder informatief kan zijn.
* **Beperkingen:** Geeft minder gedetailleerde informatie dan een CPET, met name bij goed presterende kinderen met milde hartafwijkingen. Gestructureerde verbale aanmoedigingen zijn toegestaan tijdens de test, maar moeten strikt volgens protocol worden uitgevoerd.
#### 4.2.3 Andere inspanningstests
* **Shuttle run tests:** Gestandaardiseerde tests die de cardiorespiratoire fitheid evalueren.
* **Specifieke tests voor spierkracht en uithoudingsvermogen.**
### 4.3 Interpretatie van inspanningsprestaties bij kinderen met CHD
De interpretatie van inspanningsprestaties vereist een holistische benadering, waarbij verschillende parameters en de specifieke hartafwijking in overweging worden genomen.
#### 4.3.1 Algemene principes van interpretatie
* **Vergelijking met normwaarden:** De gemeten parameters worden vergeleken met leeftijds- en sekse-specifieke referentiewaarden voor gezonde kinderen.
* **Patroonherkenning:** Identificeren van afwijkende patronen in de verschillende parameters.
* **Individuele beoordeling:** Elke patiënt met CHD vereist een individuele beoordeling, rekening houdend met de specifieke aard van de hartafwijking, chirurgische geschiedenis en eventuele restletsels.
#### 4.3.2 Inspanningsprestaties bij specifieke hartafwijkingen
* **Valvulopathieën:**
* **Aortaklepstenose:** Kan leiden tot ST-segmentafwijkingen op het ECG, bloeddrukabnormaliteiten, verminderde inspanningsprestaties door een ontoereikende stijging van het hartminuutvolume, rechterventrikeloverbelasting en deconditionering. Bij milde tot matige stenose zijn matig intensieve sporten en recreatieve sporten vaak toegestaan.
* **Pulmonalisklepstenose:** Kan leiden tot verminderde inspanningsprestaties, rechterventrikeloverbelasting en verminderde pulmonale flow en ventilatoire inefficiëntie. Volledige verlichting van de gradiënt na behandeling maakt doorgaans alle sporten mogelijk.
* **Cyanotische congenitale hartafwijkingen:**
* **Tetralogie van Fallot:** Tijdens inspanning kunnen er hoge rechterventrieldrukken, een afgevlakte stijging van HF en SV, een verhoogde $V_E$/$V_{CO2}$ slope en aritmieën (ventriculaire ectopie) optreden, wat leidt tot verminderde inspanningsprestaties. Een individuele beoordeling is essentieel. Inspanningstesten kunnen indicatief zijn voor de noodzaak van klepvervanging.
* **Transpositie van de grote vaten (arteriële switch operatie):** Na een arteriële switch operatie is er doorgaans een normale inspanningsrespons. Na een atriale switch operatie kunnen er echter een afgevlakte stijging van SV en HF optreden, evenals aritmieën.
* **Univentriculaire hartafwijkingen (bv. Fontan-circulatie):** Patiënten met een Fontan-circulatie hebben vaak een beperkt cardiaal output en een afgevlakte hartslagrespons tijdens inspanning, wat leidt tot verminderde inspanningsprestaties. De prestaties kunnen over tijd afnemen met toenemende pulmonale vasculaire weerstand (PVR). Desaturatie kan ook optreden.
#### 4.3.3 Mechanismen van verminderde inspanningsprestaties bij CHD
* **Chronotrope incompetentie:** Autonome dysfunctie die leidt tot een onvermogen om de hartslag adequaat te verhogen tijdens inspanning.
* **Restletsels:** Aanhoudende afwijkingen na correctie, zoals resterende coarctatie of valvulaire stenose.
* **Verminderde hartfunctie:**
* **Systolisch:** Afgenomen contractiliteit van de ventrikels.
* **Diastolisch:** Verminderde relaxatie van de ventrikels, wat de vulling beperkt.
* **Deconditionering:** Door een sedentaire levensstijl als gevolg van angst voor inspanning, overbescherming door ouders of specifieke beperkingen van de ziekte. Dit leidt tot verminderde fysieke activiteit en resulteert in een vicieuze cirkel van achteruitgang.
> **Tip:** Herken de "spiral of disability" bij kinderen met CHD en probeer deze te doorbreken door vroege interventie en stimulatie van fysieke activiteit.
### 4.4 Natuurlijke evolutie van inspanningscapaciteit bij CHD
De inspanningscapaciteit bij kinderen met CHD kan over de tijd variëren afhankelijk van de aard van de hartafwijking, de effectiviteit van interventies en het adoptieniveau van een actieve levensstijl. Over het algemeen kan de inspanningscapaciteit na verloop van tijd afnemen, met name bij complexe hartafwijkingen. Motivatie voor sport vanaf jonge leeftijd is daarom cruciaal om deze achteruitgang te beperken en de capaciteit te behouden of te verbeteren.
### 4.5 Belang van de evaluatie voor prognose en interventie
* **Voorspellende waarde:** Inspanningstesten, met name CPET, hebben een onafhankelijke voorspellende waarde voor mortaliteit, cardiovasculaire events en de noodzaak van chirurgische interventies (bv. klepvervanging) bij specifieke hartafwijkingen zoals Tetralogie van Fallot.
* **Opstellen van individuele sportadviezen:** De resultaten van inspanningstesten zijn essentieel voor het formuleren van gepersonaliseerde aanbevelingen voor fysieke activiteit, sportparticipatie en revalidatieprogramma's.
* **Monitoren van de ziekteprogressie:** De evolutie van inspanningsparameters kan helpen bij het monitoren van de progressie van de hartafwijking en de effectiviteit van behandelingen.
---
# Aanbevelingen voor fysieke activiteit en revalidatieprogramma's
Aanbevelingen voor fysieke activiteit en revalidatieprogramma's bij kinderen met aangeboren hartafwijkingen (AHA) omvatten het toepassen van het FITT-principe, het rekening houden met speciale omstandigheden en het begrijpen van de effecten van training.
## 5. Aanbevelingen voor fysieke activiteit en revalidatieprogramma's bij congenitale hartafwijkingen
### 5.1 Algemene aanbevelingen voor fysieke activiteit
De algemene aanbevelingen voor fysieke activiteit (FA) bij kinderen met congenitale hartafwijkingen (AHA) zijn gebaseerd op het FITT-principe (Frequentie, Intensiteit, Type, Tijd). Het doel is om kinderen, indien mogelijk, zo actief mogelijk te laten zijn, rekening houdend met hun individuele grenzen.
* **Frequentie:** Meer dan drie keer per week, wat kan worden bereikt met intervaltraining.
* **Intensiteit:** Kinderen moeten sporten tot hun eigen limieten; het is niet aan te raden hen te pushen. Ze moeten doen wat binnen hun grenzen valt.
* **Type:** Activiteiten moeten worden afgestemd op de specifieke aandoening en de resterende letsels. Voor kinderen met bepaalde aandoeningen zoals aorta coarctatie op 15-jarige leeftijd, kan gewichtheffen minder geschikt zijn. Een indeling van sporten per categorie is nuttig om geschikte activiteiten te selecteren.
* **Tijd:** Minimaal 30 minuten per sessie, met een gecombineerd minimum van 3 tot 4,5 uur FA per week.
> **Tip:** Het is cruciaal om kinderen aan te moedigen om zo vroeg mogelijk hun fysieke activiteit te verbeteren om tekorten in perceptuele en motorische ervaringen te minimaliseren.
### 5.2 Speciale omstandigheden
Bij specifieke medische condities zijn er speciale overwegingen voor fysieke activiteit:
* **Pacemaker:** Vermijd contactsporten.
* **Ernstige aortaklepstenose:** Vermijd intensieve sporten.
* **Ritmestoornissen:** Afhankelijk van het specifieke probleem, kunnen er beperkingen zijn. Er is een risico op inspanningsgeïnduceerde aritmieën.
* **Acute infecties:** Hoge intensiteit sporten moeten vermeden worden tijdens acute virale infecties, omdat dit het risico op plotselinge dood kan verhogen. Men moet wachten tot alle symptomen zijn afgenomen, aangezien hartinfecties ritmestoornissen kunnen veroorzaken.
> **Tip:** Bij twijfel of bij het optreden van symptomen, is het raadplegen van een arts essentieel om de veiligheid van de fysieke activiteit te waarborgen.
### 5.3 Pediatric rehabilitation program
Pediatrische revalidatieprogramma's spelen een nuttige rol bij kinderen met congenitale hartafwijkingen. Ze kunnen de effecten van inactiviteit en deconditionering gedeeltelijk omkeren.
**Doelen en effecten van revalidatieprogramma's:**
* Verbeteren van de aerobe capaciteit.
* Verhogen van de spiermassa en spierkracht.
* Verbeteren van de kwaliteit van leven, inclusief sociale integratie en welzijn.
* Verbeteren van de hartfunctie (systolisch, diastolisch en rechterventrikel functie).
* Positieve impact op de lange termijn.
* Minimaliseren van de 'spiraal van invaliditeit' die kan ontstaan door inactiviteit.
**Belangrijke aspecten bij het opstellen van een revalidatieprogramma:**
* **Type hartdefect:** De aard van de aangeboren hartafwijking is bepalend.
* **Resterende letsels:** Eventuele resterende afwijkingen na behandeling beïnvloeden de mogelijkheden.
* **Toegankelijkheid:** De geografische locatie en de beschikbaarheid van faciliteiten spelen een rol.
* **Persoonlijkheid:** De voorkeuren en motivatie van het kind zijn belangrijk.
* **Kwaliteit van leven (QOL):** Een hogere mate van sportactiviteit correleert met een betere QOL bij kinderen.
**Psychomotorische training:** Dit zijn speciale, medisch voorgeschreven en begeleide programma's gericht op het identificeren en elimineren van psychomotorische tekorten, het bevorderen van zelfmanagement en zelfverantwoordelijkheid, en het verbeteren van de sociale integratie en levenskwaliteit. Korte deelname (bijvoorbeeld 3 maanden) is vaak voldoende.
> **Tip:** Kinderen hebben een basisbehoefte aan motorische activiteit. Het minimaliseren van periodes van inactiviteit en het stimuleren van normale activiteit zodra er geen beperkingen meer zijn, is essentieel.
### 5.4 Effecten van training
Training, met name gesuperviseerde krachttraining, kan significante positieve effecten hebben bij kinderen met congenitale hartafwijkingen, zelfs bij complexe aandoeningen zoals het Fontan-circulatie.
**Voorbeelden van trainingsinterventies en resultaten:**
* **Methode interventie (Fontan-circulatie):** Gesuperviseerde krachttraining met hoge intensiteit, totale lichaamsweerstandstraining gedurende 20 weken, 3 sessies per week, 60 minuten per sessie.
* **Resultaten:** Meer spierkracht, meer spiermassa, hogere zuuropname (VO2-max). Training is geassocieerd met verbeterde hartvulling, verhoogd slagvolume en verhoogd cardiaal output. Dit onderstreept het principe dat "oefening medicijn is".
Deze resultaten benadrukken het belang van oefening voor zowel korte- als lange-termijn gezondheid, inclusief de aerobe capaciteit en het verminderen van het risico op cardiovasculaire ziekten.
### 5.5 Evaluatie en interpretatie van inspanningsonderzoek
Cardiopulmonale inspanningstests (CPET) zijn waardevolle instrumenten voor de langdurige follow-up van patiënten met congenitale hartafwijkingen. Ze kunnen onafhankelijke prognostische informatie bieden die verder gaat dan reeds bekende risicofactoren.
**Veelgebruikte parameters en hun interpretatie:**
* **VO2-max (of VO2-piek):** Geeft de maximale zuuropname aan, een indicator van cardiorespiratoire fitheid.
* **Hartslag (HR):** De maximale hartslag en de hartslagreserve worden geanalyseerd. Chronotrope incompetentie (onvermogen om de hartslag adequaat te verhogen tijdens inspanning) is een mechanisme voor verminderde prestaties.
* **Ademhalingsreserve (Breathing Reserve):** Het verschil tussen maximale vrijwillige ventilatie en de feitelijke ventilatie. Een resterende ademhalingsreserve van minder dan 30% kan duiden op cardiale beperkingen.
* **Zuurstofpuls (Oxygen Pulse):** Correlatie met het slagvolume. Een lagere zuurstofpuls suggereert een beperkt slagvolume.
* **Ademhalingsuitwisselingsratio (RER - Respiratory Exchange Ratio):** Een RER groter dan 1,0 suggereert een maximale test bij kinderen.
* **Zuurstofsaturatie:** Een daling van de zuurstofsaturatie tijdens inspanning (desaturatie) is een belangrijk aandachtspunt bij kinderen met bepaalde cyanotische hartafwijkingen.
* **Ventilatoire efficiëntie (VE/VCO2-helling):** Een hoge VE/VCO2-helling kan wijzen op hypoperfusie en verspilde ventilatie, en is een prognostische factor bij hartfalen.
* **Anaerobe drempel (AT - Anaerobic Threshold):** Het punt waarop anaerobe metabolisme dominant wordt. Een lagere anaerobe drempel is geassocieerd met verminderde inspanningscapaciteit.
**Mechanismen voor lagere inspanningsprestaties bij AHA:**
* Chronotrope incompetentie.
* Resterende letsels (bv. reststenose van de aorta, klepstenose).
* Verminderde hartfunctie (lager slagvolume, systolische of diastolische disfunctie).
* Deconditionering door een sedentaire levensstijl, vaak gedreven door angst voor plotselinge dood of overbescherming door ouders.
> **Tip:** De interpretatie van inspanningsonderzoek bij kinderen met AHA vereist een diepgaande kennis van de specifieke hemodynamische en elektrofysiologische complicaties die geassocieerd zijn met hun aandoening. Het is essentieel om de testresultaten te correleren met de individuele klinische presentatie en de aard van het hartdefect.
---
# Oefeningsvoorschriften voor kinderen met congenitale hartafwijkingen
Het opstellen van oefeningsvoorschriften voor kinderen met congenitale hartafwijkingen (CHA) vereist een systematische aanpak, beginnend met een gedetailleerde anamnese en fysiek onderzoek, gevolgd door de beoordeling van basisparameters, de keuze van het type oefening, en indien nodig, een cardiopulmonale inspanningstest (CPET).
### 6.1 Anamnese en fysiek onderzoek
De eerste stap in het opstellen van oefeningsvoorschriften omvat een gedetailleerde medische en chirurgische geschiedenis, een precieze beschrijving van de huidige symptomen en een grondig fysiek onderzoek. Het is cruciaal om de specifieke aard van de CHA, mogelijke hemodynamische en elektrofysiologische complicaties, en reeds uitgevoerde ingrepen te kennen.
### 6.2 Beoordeling van basisparameters
Na de initiële anamnese en het fysiek onderzoek, dient een reeks basisparameters beoordeeld te worden om de geschiktheid en intensiteit van oefeningen te bepalen.
#### 6.2.1 Cardiale status
* **Hartfunctie:** De systolische en diastolische functie van het hart, inclusief ejectiefractie, contractiliteit en relaxatie van de ventrikels, moet worden geëvalueerd. Aandoeningen zoals gedilateerde cardiomyopathie, hypertrofische cardiomyopathie en andere specifieke hartspierziekten zijn hierbij relevant.
* **Hartritmestoornissen:** De aanwezigheid van aritmieën, zowel in rust als tijdens inspanning, is een belangrijke factor. Dit omvat onder andere ectopische slagen, geleidingsstoornissen en risico op plotselinge dood, met name bij acute virale infecties in combinatie met hoog-intensieve sport.
* **Zuurstofsaturatie:** De zuurstofverzadiging in rust en tijdens inspanning is een kritische parameter. Bij kinderen met CHA kan desaturatie optreden, wat de trainingscapaciteit kan beperken.
#### 6.2.2 Longparameters
* **Longdruk en pulmonale hypertensie:** Hoge druk in de longcirculatie kan leiden tot verminderde linkerventrikel vulling en kan gevaarlijke episodes van pulmonale hypertensie veroorzaken, met een risico op acute collaps.
* **Ventilatoire efficiëntie:** Parameters zoals de ventilatie-minuutvolume ten opzichte van de koolstofdioxideproductie ($VE/VCO_2$ slope) kunnen wijzen op hypoperfusie en verhoogde ventilatoire drive, wat een prognostische indicator kan zijn.
#### 6.2.3 Aortale status
* **Aortale stenose:** Ernstige aortale stenose is een contra-indicatie voor hoog-intensieve sportactiviteiten vanwege het risico op ischemie en cardiale overbelasting.
* **Coarctatie van de aorta:** Een geresidualiseerde coarctatie kan leiden tot bloeddrukafwijkingen en verminderde inspanningscapaciteit.
#### 6.2.4 Algemene conditie
* **Deconditionering:** Een sedentarie levensstijl, vaak als gevolg van overbezorgdheid of angst voor complicaties, kan leiden tot fysieke deconditionering, wat de algehele cardiovasculaire gezondheid negatief beïnvloedt.
### 6.3 Beslissing over het type oefening
De beslissing over het type oefening hangt af van de beoordeling van de bovenstaande parameters.
* **Matige of lage statische sport:** Als één of meerdere parameters buiten de normale grenzen vallen, wordt doorgaans een matige of lage statische sport aanbevolen. Dit omvat sporten met een geringe cardiovasculaire belasting en minder nadruk op dynamische inspanning.
* **Aangepaste intensiteit:** Zelfs sporten met een hoge statische component kunnen toegestaan zijn, mits de intensiteit wordt aangepast.
### 6.4 Cardiopulmonale inspanningstest (CPET)
Indien een meer gedetailleerde evaluatie van de inspanningscapaciteit nodig is, kan een cardiopulmonale inspanningstest (CPET) worden uitgevoerd.
#### 6.4.1 Doel en indicaties
De CPET is een waardevol instrument voor het bepalen van de functionele capaciteit, het identificeren van beperkende factoren en het objectiveren van de ernst van de aandoening. Het helpt bij:
* Bepalen van de oefenintensiteit op basis van piek $VO_2$, piek hartslag, Borgschaal, zuurstofverzadiging en bloeddrukrespons.
* Het evalueren van de prognose, zoals bij tetralogie van Fallot waar het kan helpen bij het voorspellen van mortaliteit en de noodzaak van klepvervanging.
* Onderzoek naar de gevolgen van specifieke aandoeningen zoals univentriculaire harten na Fontan-circulatie.
#### 6.4.2 Parameters gemeten tijdens CPET
* **Piek $VO_2$ (zuurstofopname):** De maximale hoeveelheid zuurstof die het lichaam tijdens inspanning kan verbruiken. Een lage piek $VO_2$ kan wijzen op beperkte aerobe capaciteit.
* **Piek hartslag en hartslagreserve:** De maximale hartslag bereikt tijdens de test en de reserve die overblijft. Chronotrope incompetentie (onvermogen om de hartslag adequaat te verhogen tijdens inspanning) kan hieruit blijken.
* **Ademhalingsreserve ($VE/VCO_2$ slope):** De verhouding tussen de ventilatie en de koolstofdioxideproductie, welke informatie geeft over de efficiëntie van de ademhaling en de ventilatoire respons op inspanning.
* **Zuurstofpuls:** Gerelateerd aan het slagvolume ($V_02$/hartslag), een indicator van de hartminuutvolume per slag.
* **Ademhalingsuitwisselingverhouding (RER):** Wordt gebruikt om de maximaliteit van de test te beoordelen. Een RER groter dan 1.0 duidt meestal op een maximale inspanning.
* **Zuurstofsaturatie:** Om desaturatie tijdens inspanning te monitoren.
* **Bloeddrukrespons:** De stijging of daling van de bloeddruk tijdens inspanning.
#### 6.4.3 Frequentie en duur van oefening
* **Minimum:** Een gecombineerd minimum van 3 tot 4.5 uur fysieke activiteit per week wordt aanbevolen, met sessies van minimaal 30 minuten.
* **FITT-principe:** Frequentie, Intensiteit, Type en Tijd zijn de leidende principes.
#### 6.4.4 Aangepaste aanbevelingen
* **Motivatie:** Patiënten moeten gemotiveerd worden om deel te nemen aan een breed scala aan sportdisciplines.
* **Groepsdynamiek:** Voor kinderen is deelname aan sport in groepen met een vergelijkbare fysieke fitheid belangrijk voor sociale integratie en welzijn.
* **Monitoren:** Bij jonge volwassenen is het monitoren van de hartslag en symptomen essentieel.
> **Tip:** Het belang van vroegtijdige mobilisatie en het minimaliseren van perioden van inactiviteit kan niet genoeg benadrukt worden om achterstand in perceptuele en motorische ervaring te voorkomen.
> **Voorbeeld:** Een kind met tetralogie van Fallot kan baat hebben bij een CPET om de mate van cyanose tijdens inspanning te objectiveren en zo de maximale toelaatbare inspanningsintensiteit te bepalen voor de sportactiviteiten. Dit kan helpen bij het opstellen van een persoonlijk aangepast schema dat enerzijds de risico's minimaliseert en anderzijds de sociale en fysieke ontwikkeling bevordert.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Congenitale hartafwijking (CHD) | Een structurele anomalie van het hart of de grote vaten die aanwezig is bij de geboorte. Dit kan variëren van kleine defecten die geen symptomen veroorzaken tot ernstige afwijkingen die levensbedreigend zijn. |
| Stenose | Een vernauwing van een bloedvat of een hartklep, wat de bloedstroom belemmert. Aorta-stenose of pulmonaalklep-stenose zijn voorbeelden die de bloedstroom naar het lichaam of de longen beperken. |
| Cyanose | Een blauwachtige verkleuring van de huid en slijmvliezen als gevolg van een onvoldoende zuurstofverzadiging van het bloed. Dit treedt vaak op bij hartafwijkingen waarbij zuurstofrijk en zuurstofarm bloed zich mengen. |
| Hartfalen | Een aandoening waarbij het hart niet in staat is om voldoende bloed te pompen om aan de behoeften van het lichaam te voldoen. Symptomen kunnen kortademigheid, vermoeidheid en zwelling van de ledematen omvatten. |
| Cardiopulmonale inspanningstest (CPET) | Een diagnostische test die de reactie van het hart en de longen op lichamelijke inspanning beoordeelt. Het helpt bij het evalueren van de inspanningscapaciteit en het diagnosticeren van specifieke aandoeningen. |
| VO2max | De maximale hoeveelheid zuurstof die het lichaam tijdens maximale inspanning kan opnemen en gebruiken. Dit is een belangrijke indicator van cardiovasculaire fitheid en aerobe capaciteit. |
| Hartslag (HR) | Het aantal keren dat het hart per minuut samentrekt. Dit is een basale parameter die de inspanningsrespons beoordeelt en verandert met de intensiteit van de activiteit. |
| Slagvolume (SV) | De hoeveelheid bloed die het hart bij elke samentrekking uitpompt. Een lager slagvolume kan de inspanningscapaciteit beperken, vooral bij kinderen met bepaalde hartafwijkingen. |
| VE/VCO2-slope | De verhouding tussen de ventilatie (VE) en de koolstofdioxideductuie (VCO2) tijdens inspanning. Een verhoogde VE/VCO2-slope is een indicatie van inefficiënte ventilatie en kan wijzen op pulmonale hypertensie of hartfalen. |
| Chronotrope incompetentie | Een ontoereikende verhoging van de hartslag tijdens inspanning in relatie tot de verwachte respons. Dit kan wijzen op autonome dysfunctie of andere cardiale problemen. |
| Deconditionering | Een vermindering van de fysieke conditie als gevolg van inactiviteit. Dit kan leiden tot verminderde spierkracht, cardiovasculaire capaciteit en algehele fitheid. |
| Revalidatieprogramma | Een gestructureerd plan van therapieën en oefeningen ontworpen om fysieke functie, gezondheid en welzijn te verbeteren na een ziekte, letsel of operatie. Voor kinderen met CHD richt dit zich op het verbeteren van de inspanningscapaciteit en levenskwaliteit. |
| FITT-principe | Een acroniem voor Frequentie, Intensiteit, Tijd en Type van oefening. Dit principe wordt gebruikt om gepersonaliseerde oefenprogramma's te ontwikkelen, aangepast aan de specifieke behoeften en beperkingen van een individu. |
| Psychomotorische training | Gespecialiseerde training gericht op de coördinatie tussen mentale en motorische functies. Het helpt bij het identificeren en elimineren van tekorten in beweging, bevordert zelfmanagement en integratie in sociale activiteiten. |