Cover
Jetzt kostenlos starten Hoofdstuk 11 anatomie van de neusholte, sinussen en pharynx (1).pdf
Summary
# Anatomie en functie van de neusholte en uitwendige neus
Dit document behandelt de anatomische structuren van de neusholte en de uitwendige neus, inclusief de beenderige en kraakbenige skeletten, huid, bloedvoorziening en bezenuwing, evenals de functies van filteren, opwarmen en bevochtigen van lucht.
### 1.1 Algemene functies van de neusholte
De neusholte is het eerste deel van de ademhalingswegen en speelt een cruciale rol in verschillende fysiologische processen. Deze functies omvatten [2](#page=2):
* **Filteren van ingeademde lucht:** De neusharen en het slijmvlies vangen stofdeeltjes en pathogenen op [2](#page=2).
* **Opwarmen van ingeademde lucht:** Een rijke bloedvoorziening in de neusslijmvliezen warmt de lucht op tot lichaamstemperatuur [2](#page=2).
* **Bevochtigen van ingeademde lucht:** Het slijmvlies scheidt vocht af, waardoor de lucht wordt bevochtigd [2](#page=2).
* **Recuperatie van vocht en temperatuur:** Bij het uitademen wordt vocht en warmte teruggewonnen, wat essentieel is om vochtverlies te minimaliseren [2](#page=2).
Daarentegen resulteert mondademhaling in vocht- en temperatuurverlies bij uitademen en een gebrek aan opwarming en bevochtiging bij inademen. Beide, neus- en mondademhaling, maken deel uit van de ademhalingswegen en dragen bij aan de spraakfunctie. De neusholte is tevens de locatie van de reukzin [2](#page=2).
### 1.2 De uitwendige neus (nasus externus)
De uitwendige neus bestaat uit een beenderig en kraakbenig skelet, bedekt met huid [3](#page=3).
#### 1.2.1 Beenderig en kraakbenig skelet
Het beenderige deel wordt gevormd door de **os nasale** en de **processus frontalis van de maxilla**. Het kraakbenige skelet is complexer en omvat [3](#page=3):
* **Cartilago septi nasi:** Vormt een deel van het neustussenschot [3](#page=3).
* **Cartilago nasalis lateralis:** Ligt aan de zijkanten van de neus [3](#page=3).
* **Cartilago alaris:** Deze grote, hoefijzervormige kraakbeenderen vormen de neusvleugels [3](#page=3).
De uitwendige neus varieert in verschijning, is doorgaans groter bij mannen dan bij vrouwen en groeit gedurende het hele leven [3](#page=3).
#### 1.2.2 Huid van de uitwendige neus
De huid van de uitwendige neus bevat talgklieren, met name rond de top van de neus. Comedonen (mee-eters) ontstaan door verstoppingen van deze talgklieren, wat vaak voorkomt bij acné. De dikte van de huid varieert over de lengte van de neus. Onder de huid bevinden zich vetweefsel en mimische spiertjes, geïnnerveerd door de nervus facialis (VII) [4](#page=4).
#### 1.2.3 Bloedvoorziening van de uitwendige neus
De bloedvoorziening van de uitwendige neus is vergelijkbaar met die van het aangezicht en wordt voornamelijk verzorgd door de **arteria (en vena) facialis**. Takken van de arteria facialis, zoals de **arteria labialis superior**, voorzien de uitwendige neus, inclusief septale en alaire takken die de neusvleugels en het septum bevoorraden [5](#page=5).
#### 1.2.4 Bezenuwing van de uitwendige neushuid
De huid van de uitwendige neus wordt bezenuwd door takken van de **nervus maxillaris (V2)** en de **nervus ophthalmicus (V1)** [6](#page=6).
* Vanuit de **nervus maxillaris (V2)** komen takken zoals de **nervus infraorbitalis** en de **rami nasales** die de neusvleugels innerveren [6](#page=6).
* Vanuit de **nervus ophthalmicus (V1)** komen de **nervus nasociliaris** en de **nervus ethmoidalis anterior**, die takken leveren aan de neusrug (rami nasales) [6](#page=6).
### 1.3 De neusholte (cavum nasi)
De neusholte is een complexe ruimte met beenderige wanden, een kraakbenig septum en een slijmvliesbekleding [7](#page=7).
#### 1.3.1 Beenderige wanden van de neusholte
De beenderige wanden van de neusholte worden gevormd door verschillende botten [7](#page=7):
* **Bodem:** Gevormd door de **maxilla (processus palatinus)** en het **os palatinum (lamina horizontalis)**. Dit vormt het harde verhemelte [7](#page=7).
* **Neustussenschot (septum nasi):** Bestaat uit de **cartilago septi**, de **lamina perpendicularis van het os ethmoidale**, en het **os vomer** [7](#page=7).
* **Dak:** Gevormd door het **os nasale**, het **os frontale**, de **lamina cribrosa van het os ethmoidale** (zeefbeen), en het **corpus ossis sphenoidalis**. De sinus sphenoidalis bevindt zich in het sphenoidale bot [7](#page=7).
De **limen nasi** (neusklep) markeert de overgang van de uitwendige neus naar de neusholte, en is gelegen tussen de bodem van de neusholte en het dak van de mond [7](#page=7).
#### 1.3.2 Het vestibulum nasi
Het **vestibulum nasi** is het voorste deel van de neusholte, caudaal van de cartilago nasalis lateralis. Dit deel van de neusholte is bekleed met huid en bevat neusharen [8](#page=8).
#### 1.3.3 De lamina cribrosa (zeefbeen)
De lamina cribrosa, een onderdeel van het os ethmoidale, vormt het dak van de neusholte. Talrijke vezels van de reukzenuw (nervi olfactorii) trekken door de perforaties van de lamina cribrosa naar de bulbus olfactorius in de hersenen, waar geuren worden waargenomen. Verlies van reukzin (anosmie) kan optreden bij fracturen van de lamina cribrosa. Bovendien kunnen bacteriën via deze gaten de hersenen bereiken, wat kan leiden tot meningitis. Een fractuur hier kan ook leiden tot rhinorroe (vocht uit de neus) [1](#page=1) [7](#page=7) [9](#page=9).
#### 1.3.4 Het neustussenschot (septum nasi)
Het septum nasi, dat de neusholte in tweeën deelt, is niet altijd perfect in het midden gelegen. **Septumdeviaties** zijn frequent en kunnen leiden tot vernauwde meatus (neusgangen), obstructie, en problemen met de drainage van de sinussen, wat infecties kan veroorzaken. Oorzaken zijn zowel aangeboren als traumatisch, en de behandeling is vaak chirurgisch [10](#page=10).
#### 1.3.5 De laterale wand van de neusholte
De laterale wand van de neusholte is complex en onregelmatig, wat bijdraagt aan de turbulentie van de luchtstroom, wat belangrijk is voor de reukzin. Belangrijke structuren hier zijn de **conchae nasales** (neusschelpen) en de bijbehorende meatus (neusgangen) [11](#page=11):
* **Concha nasalis inferior:** De onderste neusschelp. De ruimte hieronder is de **meatus nasalis inferior** [11](#page=11).
* **Concha nasalis media:** De middelste neusschelp. De ruimte hieronder is de **meatus nasalis medius** [11](#page=11).
* **Concha nasalis superior:** De bovenste neusschelp. De ruimte hieronder is de **meatus nasalis superior** [11](#page=11).
Verder zijn er structuren zoals de **processus uncinatus**, de **bulla ethmoidalis** (een verhevenheid gevormd door luchthoudende cellen van de sinus ethmoidalis), en de **hiatus maxillaris** (die vernauwd is tot de **hiatus semilunaris**) [12](#page=12).
#### 1.3.6 Uitmondingen in de neusholte
Verschillende structuren monden uit in de neusholte via de meatus [13](#page=13):
* **Meatus nasalis inferior:** Hier mondt de **ductus nasolacrimalis** (traanklierkanaal) uit. Tranen kunnen hierdoor via de neus uitstromen bij vooroverbuigen [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Meatus nasalis medius:** Hier mondt de **sinus maxillaris** uit in de bodem van de hiatus semilunaris. Tevens monden de **ductus nasofrontalis** en de voorste **cellulae ethmoidales** uit. De middelste ethmoidale cellen monden ook uit in de meatus nasalis medius, ter hoogte van de bulla ethmoidalis [13](#page=13).
* **Meatus nasalis superior:** Hier monden de achterste ethmoidale cellen uit [13](#page=13).
* **Dak van de neusholte (boven de concha nasalis superior):** Hier mondt de **sinus sphenoidalis** uit [13](#page=13).
#### 1.3.7 Anterieure rhinoscopie
Bij anterieure rhinoscopie, waarbij een speculum in het neusgat wordt ingebracht, zijn de **concha nasalis inferior** en **media** zichtbaar, evenals de **meatus nasi medius** en **inferior**. De concha nasalis superior is normaal gesproken niet zichtbaar [15](#page=15).
#### 1.3.8 Neusholte mucosa
De mucosa van de neusholte is opgedeeld in twee regio's:
* **Regio olfactoria:** Ongeveer 5 cm², geel van kleur, bevat de reukreceptoren. De bloedvoorziening van dit gebied wordt verzorgd door de arteria ethmoidalis anterior [16](#page=16).
* **Regio respiratoria:** Bevat cilia die helpen bij het transporteren van slijm en deeltjes, en is rijk gevasculariseerd. Op de conchae nasales bevindt zich mucosa met caverneuze bloedvaten die alternerend kunnen dilateren. Dit zorgt ervoor dat de neusslijmvliezen niet uitdrogen en helpt bij het afkoelen van uitgeademde lucht en het recupereren van vocht [16](#page=16).
### 1.4 Bloedvoorziening van de neusholte
De arteriële bloedvoorziening van de neusholte is uitgebreid en komt van drie hoofdarteriën [17](#page=17):
1. **Arteria ophthalmica:** Levert de **arteria ethmoidalis anterior** en **posterior**. Deze takken verlaten de orbita mediaal en trekken lateraal van de lamina cribrosa naar het neusdak. Ze bevoorraden ook de sinus frontalis en ethmoidalis [17](#page=17).
2. **Arteria maxillaris:** Levert de **arteria sphenopalatina**, die via het foramen sphenopalatinum de neusholte binnendringt en voornamelijk de wand en het septum bevoorraadt. Ook de **arteria palatina major** komt vanuit de maxilla en bereikt de neusholte via de canalis incisivus [17](#page=17).
3. **Arteria facialis:** Levert een **septale ramus van de arteria labialis superior** [17](#page=17).
Een frequente bloedingsplaats, met name op het neusseptum, is het **locus van Kiesselbach**, gevormd door de septale rami van de arteria ethmoidalis anterior en posterior, en de arteria labialis superior [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 1.4.1 Epistaxis (neusbloeding)
Neusbloedingen kunnen variëren van onschuldig tot ernstig [19](#page=19).
* **Onschuldige neusbloedingen:** Meestal gelokaliseerd in het neusseptum (locus van Kiesselbach) en komen vaak voor bij jonge kinderen door neuspeuteren of rhinitis. Behandeling kan bestaan uit tamponeren of het dichtknijpen van de neus. Ernstiger gevallen kunnen cauterisatie van het locus van Kiesselbach vereisen [19](#page=19).
* **Ernstige neusbloedingen:** Meestal posterieur, hoog aan het septum of de laterale neuswand. Deze zijn altijd arterieel, vaak afkomstig van de arteria ethmoidalis posterior of takken van de arteria sphenopalatina. Oorzaken zijn vaak hypertensie of stollingstoornissen, en ze kunnen ook voorkomen na schedeltrauma. Behandeling omvat het behandelen van hypertensie en eventueel het afbinden van het bloedende vat [19](#page=19).
### 1.5 Bezenuwing van de neusholte
De neusholte ontvangt zowel sensorische als autonome (vasomotore en secretomotore) innervatie [20](#page=20).
#### 1.5.1 Sensorische zenuwen
* **Reukzin (Nn. olfactorii, I):** Axonen van de reukreceptoren trekken door de lamina cribrosa naar de bulbus olfactorius [20](#page=20) [9](#page=9).
* **Algemene sensibele zenuwen:** Afkomstig van de **nervus trigeminus (V)**, met takken van zowel V1 als V2 [20](#page=20).
* **Nervus ethmoidalis anterior:** Een tak van de nervus nasociliaris (V1), innerveert het anterieure deel van het neusdak, septum, en de concha media en inferior [20](#page=20).
* **Nervus maxillaris (V2):** Levert takken via de nervus infraorbitalis (**rami nasales interni**) en via het ganglion pterygopalatinum (**nervi nasales posteriores superiores laterales/mediales** en **nervus nasopalatinus**) [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Nervus nasopalatinus:** Innerveert het septum [20](#page=20) [22](#page=22).
* **Nervus palatinus major:** Levert de **nervi nasales posteriores inferiores** die het posterieure deel van de bodem en laterale wand innerveren [20](#page=20).
#### 1.5.2 Autonome zenuwen (parasympathisch en sympathisch)
* **Parasympathische innervatie:** Komt voornamelijk via de **nervus petrosus major (VII)**, die preganglionaire vezels levert aan het ganglion pterygopalatinum. Deze vezels stimuleren secretie van de nasale klieren en veroorzaken vasodilatatie (congestie) [21](#page=21) [23](#page=23) [26](#page=26).
* **Sympathische innervatie:** Komt via **postganglionaire vezels** die meestromen met de nervus petrosus profundus (vanuit de plexus caroticus). Deze vezels veroorzaken vasoconstrictie [21](#page=21) [23](#page=23).
#### 1.5.3 Zenuwen op specifieke locaties
* **Laterale neuswand:** Bezenuwd door takken van V1 en V2, inclusief de nervus ethmoidalis anterior, nervi nasales posteriores superiores lateraal, en nervi nasales posteriores inferiores [24](#page=24).
* **Neusseptum:** Bezenuwd door de nervus nasopalatinus (V2), nervi olfactorii (I), en mediale takken van de nervi ethmoidales anteriores (V1) [22](#page=22) [25](#page=25).
#### 1.5.4 Neusslijmvlies-reflexen
* **Congestiereflex (parasympathisch):** Stimulatie van V1 en V2 leidt via de nervus petrosus major (VII) tot vasodilatatie en secretie in de neusslijmvliezen [26](#page=26).
* **Niezen:** Een reflex die wordt getriggerd door prikkeling van V1 en V2, en die leidt tot contractie van diverse spieren [26](#page=26).
* **Hydrocutie:** Water in de neusholte kan leiden tot apnoe en syncope [26](#page=26).
### 1.6 Lymfedrainage van de neusholte
De lymfedrainage van de neusholte verloopt anterieur naar de **lymfeklieren submandibulares** en posterieur naar de **lymfeklieren cervicales profundi**, met name de lnn. jugulodigastricus en lnn. retropharyngei [27](#page=27).
---
# De paranasale sinussen
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de vier paren paranasale sinussen, hun anatomische kenmerken, drainage, relaties met omliggende structuren, en hun ontwikkeling en diagnostiek.
### 2.1 Algemene kenmerken van de paranasale sinussen
De paranasale sinussen zijn luchtgevulde holtes in de beenderen van de schedel, die in verbinding staan met de neusholte. Ze worden bekleed met respiratoir epitheel, gekenmerkt door trilharen (cilia) en slijmsecretie [28](#page=28).
**Functies van de sinussen:**
* Lichter maken van de schedel door pneumatisatie [28](#page=28).
* Opwarmen en bevochtigen van de ingeademde lucht [28](#page=28).
* Fungeren als resonantiekamer voor de stem [28](#page=28).
De sinussen zijn genoemd naar het bot waarin ze zich bevinden en openen in de neusholte [28](#page=28).
### 2.2 De vier sinussen en hun specifieke kenmerken
#### 2.2.1 Sinus frontalis
* **Locatie:** In het os frontale (voorhoofdsbeen) [29](#page=29).
* **Drainage:** De drainage vindt plaats via het ductus nasofrontalis in de voorste of middelste neusholte (meatus nasi medius), vaak beïnvloed door de voorste ethmoidale cellen [29](#page=29).
* **Innervatie:** N. supraorbitalis (V1) [29](#page=29).
* **Kenmerken:** Driehoekig van vorm en variabele grootte. Vaak asymmetrisch. Het volume varieert tussen 2 en 25 cm³ [29](#page=29) [34](#page=34).
#### 2.2.2 Sinus maxillaris
* **Locatie:** In het os maxilla (bovenkaakbeen) [29](#page=29).
* **Drainage:** Drainage vindt plaats via de meatus nasi maxillaris. Dit kan bemoeilijkt zijn, vooral bij ligging van de opening aan de bovenkant van de sinus. Leeglopen gebeurt door het hoofd zijwaarts te kantelen [30](#page=30) [32](#page=32).
* **Innervatie:** Nn. alveolares superiores (V2) [30](#page=30).
* **Kenmerken:** Het dak wordt gevormd door de N. infraorbitalis. Het volume varieert, maar is gemiddeld 14-18 cm³. De wortels van de molaren kunnen in de bodem van de sinus liggen, wat bij ontsteking tot kiespijn kan leiden. De sinus maxillaris heeft de moeilijkste drainage van alle sinussen [30](#page=30) [32](#page=32).
> **Tip:** Een tandabces kan een perforatie veroorzaken die leidt tot een kunstmatige toegang tot de sinus maxillaris, wat de drainage kan verbeteren [32](#page=32).
#### 2.2.3 Sinus sphenoidalis
* **Locatie:** In het os sphenoidale (wiggenbeen) [29](#page=29).
* **Drainage:** De drainage is relatief complex.
* **Innervatie:** N. ethmoidalis posterior (V1) en R. pharyngeus (Vb) [29](#page=29).
* **Kenmerken:** Heeft een nauwe relatie met de hypofyse, die in de sella turcica gelegen is, dorsaal van de sinus. De sinus sphenoidalis bevindt zich dorsaal van de cellulae ethmoidales [29](#page=29) [33](#page=33).
#### 2.2.4 Cellulae ethmoidales
* **Locatie:** In het os ethmoidale (zeefbeen) [29](#page=29).
* **Drainage:** Drainage vindt plaats via de verschillende neusgangen.
* **Innervatie:** N. ethmoidalis anterior en posterior (V1) [29](#page=29).
* **Kenmerken:** Bestaan uit een variabel aantal (3-18) kleine luchtzakjes, ingedeeld in voorste, middelste en achterste groepen. De voorste cellen draineren vaak in de meatus nasi medius. De cellulae ethmoidales liggen tussen het craniale deel van de orbita en de neusholte [29](#page=29) [31](#page=31).
### 2.3 Betrekkingen met omliggende structuren
De paranasale sinussen hebben belangrijke anatomische relaties met vitale structuren, met name de orbita en de hersenen.
* **Sinus frontalis:** Ligt mediaal van het dak van de orbita [31](#page=31).
* **Cellulae ethmoidales:** Ligen tussen het craniale deel van de orbita en de neusholte. Dorsaal is er relatie met de sinus sphenoidalis [31](#page=31) [33](#page=33).
* **Sinus maxillaris:** Ligt caudaal van de orbita. De N. infraorbitalis loopt door het dak ervan [30](#page=30) [31](#page=31).
* **Sinus sphenoidalis:** Ligt in de nabijheid van de hypofyse (sella turcica) en het chiasma opticum. Lateraal van de sinus sphenoidalis bevindt zich de canalis opticus [29](#page=29) [33](#page=33).
### 2.4 Ontwikkeling van de paranasale sinussen
De ontwikkeling van de sinussen is een postnataal proces [35](#page=35).
* **Sinus maxillaris:** Wordt als eerste gevormd (vanaf week 3) en groeit caudaal en lateraal tot volwassen leeftijd [35](#page=35).
* **Sinus sphenoidalis en cellulae ethmoidales:** Zijn beperkt aanwezig bij de geboorte en groeien verder [35](#page=35).
* **Sinus frontalis:** Is afwezig bij de geboorte en ontwikkelt zich door craniale, mediale en laterale uitbreiding, waarbij deze groei nog aanzienlijk doorgaat na de geboorte [35](#page=35).
Er is een aanzienlijke individuele variatie in de uiteindelijke grootte van de sinussen [35](#page=35).
### 2.5 Diagnostiek van de paranasale sinussen
Verschillende methoden worden gebruikt om de sinussen te visualiseren en te diagnosticeren.
* **Diafanoscopie:** Een methode waarbij licht door de sinus wordt geschenen om de mate van lucht of verstopping te beoordelen. Dit is vooral nuttig voor de sinus frontalis en maxillaris [34](#page=34).
* **RX van de sinussen (neus-kin opname):** Kan helpen bij het detecteren van verstoppingen [36](#page=36).
* **CT scan:** Biedt gedetailleerde beelden van de sinussen en is cruciaal voor de diagnose van aandoeningen zoals sinusitis [37](#page=37).
#### 2.5.1 Indicaties voor diagnostiek (Sinusitis maxillaris als voorbeeld)
* Aansluiting op een rhinitis (neusverkoudheid) [37](#page=37).
* Unilaterale aangezichtspijn [37](#page=37).
* Toegenomen gebruik van zakdoeken en etterige neusafscheiding [37](#page=37).
* Koorts, vooral bij afsluiting van de opening naar de neusholte [37](#page=37).
---
# Anatomie en functie van de pharynx
De pharynx, oftewel keelholte, is een musculoskeletale buis die loopt van de schedelbasis tot aan de cartilago cricoidea, en die een cruciaal onderdeel vormt van zowel de luchtwegen als de spijsverteringsweg. Anatomisch wordt de pharynx onderverdeeld in drie delen: de nasopharynx, de oropharynx en de laryngopharynx. De wand van de pharynx is opgebouwd uit verschillende lagen, en de aanwezigheid van tonsillen binnen de pharynx onderstreept de rol ervan in het immuunsysteem. Daarnaast is de pharynx nauw verbonden met de gehoororganen, met name via de opening van de buis van Eustachius [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40).
### 3.1 De indeling van de pharynx
De pharynx wordt, van boven naar beneden, onderverdeeld in de volgende drie regio's:
* **Nasopharynx:** Dit is het bovenste deel van de pharynx, dat ventraal verbonden is met de neusholte via de choanae (achterste neusopeningen). De dak van de nasopharynx bevat de tonsilla pharyngea (neusamandel) [38](#page=38).
* **Oropharynx:** Dit is het middelste deel van de pharynx, dat ventraal verbonden is met de mondholte via de isthmus faucium. Hier bevinden zich de tonsillae palatinae (keelamandelen), gelegen tussen de verhemeltebogen. Ook de tonsillae linguales (tongamandelen) maken deel uit van de oropharynx [38](#page=38).
* **Laryngopharynx (hypopharynx):** Dit is het onderste deel van de pharynx, dat ventraal verbonden is met de larynx (strottenhoofd) via de aditus laryngis. Dit deel loopt caudaal tot aan de kraakbeenring van de cricoid [38](#page=38).
### 3.2 De wand van de pharynx
De pharynxwand is opgebouwd uit verschillende lagen, van binnen naar buiten:
* **Mucosa:** De binnenste bekleding van de pharynx [40](#page=40).
* **Fascia pharyngobasilaris:** Een dikke membraan die tot aan de schedelbasis reikt en de musculatuur verstevigt. Deze fascia wordt dunner naar caudaal toe [40](#page=40).
* **Musculatuur:** De pharynxwand bevat gestreepte longitudinale en circulaire spieren die betrokken zijn bij de slikbeweging. De specifieke namen van deze spiergroepen hoeven nog niet gekend te worden [40](#page=40).
* **Fascia buccopharyngealis:** De buitenste laag, die om de spieren heen ligt [40](#page=40).
### 3.3 De tonsillen en hun rol in het immuunsysteem
De pharynx bevat een ring van lymfoid weefsel, de zogenaamde tonsillen, die een belangrijke rol spelen in de immuniteit [38](#page=38).
* **Tonsilla pharyngea (neusamandel):** Gelegen op het dak van de nasopharynx. Hypertrofie van deze tonsil kan leiden tot adenoiden of "poliepen". Een vergrote neusamandel kan de tuba auditiva afsluiten, wat kan resulteren in middenoorontstekingen en gehoorproblemen bij kinderen. Het kan ook de neuspassage belemmeren, wat leidt tot mondademhaling [38](#page=38) [41](#page=41).
* **Tonsilla palatina (keelamandel):** Gelegen tussen de voorste en achterste verhemeltebogen in de oropharynx. De bevloeiing van de tonsillae palatinae is via de arteria tonsillaris, een tak van de arteria palatina ascendens (uit de arteria facialis), en de arteria pharyngea ascendens (uit de arteria carotis externa). Cave: bloedingen tijdens tonsillectomie zijn een risico. De innervatie is voornamelijk via de N. tympanicus (tak van N. IX), wat verklaart waarom oorpijn gerefereerd wordt na tonsillectomie [38](#page=38) [42](#page=42).
* **Tonsilla tubaria:** Gelegen rond de opening van de tuba auditiva (buis van Eustachius) in de nasopharynx. Deze tonsillen, samen met het kraakbeen van de tuba auditiva, vormen de torus tubarius [39](#page=39).
* **Tonsillae linguales (tongamandelen):** Gelegen aan de radix linguae in de oropharynx [39](#page=39).
### 3.4 De relatie met de gehoororganen
De nasopharynx is nauw verbonden met het gehoorsysteem via de **ostium tubae auditivae** (opening van de gehoorbuis), ook wel de opening van de buis van Eustachius genoemd. Deze buis verbindt de nasopharynx met het middenoor [39](#page=39).
* **Functie van de tuba auditiva:** De tuba auditiva zorgt voor het egaliseren van de luchtdruk tussen het middenoor en de omgeving. Dit is essentieel om een drukverschil over het trommelvlies te voorkomen, wat pijn kan veroorzaken [43](#page=43).
* **Mechanisme tijdens slikken:** Tijdens het slikken spannen de spieren M. tensor veli palatini en M. levator veli palatini zich aan. Deze spieren, die oorsprong hebben nabij de opening van de tuba auditiva, openen de buis. De M. tensor veli palatini spant het zachte verhemelte aan en helpt zo mee de nasopharynx af te sluiten bij het slikken. De M. levator veli palatini heft het zachte verhemelte op. De M. uvulae, die ook bij het slikken betrokken is, zorgt voor het scheiden van de naso- en oropharynx [43](#page=43).
### 3.5 Overige structuren en relaties
* **Palatum molle (zachte verhemelte):** Dit speelt een rol bij het afsluiten van de nasopharynx tijdens het slikken [39](#page=39) [43](#page=43).
* **Plica salpingopharyngea:** Een plooi die door de M. salpingopharyngeus wordt gevormd en die de nasopharynx verbindt met de oropharynx [39](#page=39).
* **Recessus pharyngeus:** Een holte in de pharynxwand [39](#page=39).
* **Rhinoscopia posterior:** Een techniek waarbij met een spiegel vanuit de oropharynx de achterzijde van de neusholte (choanae) wordt bekeken [43](#page=43).
### 3.6 Spieren van het zachte verhemelte
Verschillende spieren die oorsprong hebben in het zachte verhemelte zijn cruciaal voor de functie van de pharynx en het slikken:
* **M. tensor veli palatini:** Innerveerd door V3 (nervus trigeminus) [43](#page=43) [44](#page=44).
* **M. levator veli palatini:** Innerveerd door X (nervus vagus) [43](#page=43) [44](#page=44).
* **M. uvulae:** Innerveerd door X en IX (nervus glossopharyngeus). Deze spier trekt zich samen en zorgt voor het optrekken van de uvula [43](#page=43) [44](#page=44).
> **Tip:** Begrijpen hoe de structuren van de pharynx samenwerken tijdens het slikken, met name de rol van de spieren en de tuba auditiva, is essentieel voor het begrijpen van de gevolgen van obstructies of ontstekingen.
> **Voorbeeld:** Een infectie in de tonsilla pharyngea kan een blokkade veroorzaken in de tuba auditiva, wat kan leiden tot een middenoorontsteking. Dit onderstreept het belang van de anatomische relatie tussen de nasopharynx en het middenoor [41](#page=41).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Neusholte | De ruimte achter de neusvleugels en boven de mondholte, die een essentieel onderdeel vormt van de ademhalingswegen en waar geurwaarneming plaatsvindt. |
| Sinussen | Luchthoudende holtes in de beenderen van het aangezicht en de schedel die in verbinding staan met de neusholte en bijdragen aan de bevochtiging en opwarming van ingeademde lucht. |
| Pharynx | De keelholte, een musculo-membranen buis die zich uitstrekt van de schedelbasis tot de cricoid kraakbeen en deel uitmaakt van zowel het ademhalings- als het spijsverteringsstelsel. |
| Neusmucosa | Het slijmvlies dat de neusholte bekleedt, verantwoordelijk voor het filteren, opwarmen en bevochtigen van de ingeademde lucht, evenals het recupereren van vocht uit de uitgeademde lucht. |
| Reukzin | Het vermogen om geuren waar te nemen, mogelijk gemaakt door zenuwvezels in het dak van de neusholte die reageren op geurstoffen in de ingeademde lucht. |
| Mondademhaling | Het inademen en uitademen via de mond, wat leidt tot vocht- en temperatuurverlies en een minder efficiënte bevochtiging van de ingeademde lucht in vergelijking met neusademhaling. |
| Septumdeviatie | Een afwijking van het neustussenschot, waarbij het septum niet in het middenvlak ligt, wat kan leiden tot vernauwde neusgangen en drainageproblemen van de sinussen. |
| Conchae | Neusschelpen, benige uitsteeksels aan de laterale wand van de neusholte die de luchtstroom turbulent maken en de oppervlakte voor bevochtiging en opwarming vergroten. |
| Meatus | Neusgang, de ruimte tussen de conchae en de laterale wand van de neusholte, waar de openingen van de sinussen en het traankanaal zich bevinden. |
| Epistaxis | Neusbloeding, een veelvoorkomend verschijnsel dat kan variëren van onschuldig tot ernstig en vaak voorkomt in het gebied van het neusseptum, bekend als de locus van Kiesselbach. |
| Nasopharynx | Het bovenste deel van de pharynx, gelegen achter de neusholte, dat een belangrijke rol speelt in de ademhaling en de verbinding vormt tussen de neusholte en de rest van de pharynx. |
| Oropharynx | Het middelste deel van de pharynx, gelegen achter de mondholte, dat betrokken is bij zowel de ademhaling als de spijsvertering en de locatie is van de tonsilla palatina. |
| Laryngopharynx | Het onderste deel van de pharynx, ook wel hypopharynx genoemd, dat ventraal verbonden is met de larynx en een cruciaal punt vormt in de overgang naar de slokdarm. |
| Tonsillen | Lymfoïde weefsels verspreid in de pharynx, waaronder de tonsilla pharyngea (neusamandelen), tonsilla palatina (keelamandelen) en tonsilla tubaria, die een rol spelen in de lokale immuniteit. |
| Cellulae ethmoidales | Kleine, luchthoudende cellen binnen het os ethmoidale, die deel uitmaken van de paranasale sinussen en voornamelijk draineren in de meatus nasalis medius en superior. |
| Sinus frontalis | Een van de paranasale sinussen, gelegen in het voorhoofdsbeen, die draineren via de ductus nasofrontalis in de meatus nasalis medius. |
| Sinus maxillaris | Een grote paranasale sinus, gelegen in het bovenkaakbeen, die draineren via de hiatus maxillaris in de meatus nasalis medius, maar vaak problemen geeft bij pusdrainage. |
| Sinus sphenoidalis | Een paranasale sinus, gelegen in het os sphenoidale, die zich bevindt nabij de hypofyse en draineren in de recessus sphenoethmoidalis. |
| Locus van Kiesselbach | Een specifiek gebied op het anterieure deel van het neusseptum waar veel bloedvaten samenkomen, waardoor het de meest voorkomende plaats is voor neusbloedingen. |