Cover
Jetzt kostenlos starten korte samenvatting.pdf
Summary
# De aard en evolutie van recht
Dit hoofdstuk onderzoekt wat recht is en hoe het zich heeft ontwikkeld door de geschiedenis heen.
### 1.1 De vraag naar de aard van recht
Het is essentieel om te bevragen wat recht precies inhoudt, omdat een gebrek aan een duidelijke begripsomschrijving kan leiden tot verkeerde interpretaties van onderzoeksresultaten [5](#page=5).
#### 1.1.1 Opvattingen over recht
Er bestaan verschillende opvattingen over de aard van recht:
* **Essentialistische opvatting:** Deze visie zoekt naar één fundamenteel kenmerk dat alle vormen van recht gemeenschappelijk hebben, hoewel dit tot op heden niet eenduidig is geïdentificeerd [5](#page=5).
* **Conventionalistische opvatting:** Volgens deze opvatting wordt wat als recht geldt, bepaald door afspraken binnen een gemeenschap [5](#page=5).
Recht is inherent afhankelijk van de maatschappij waarin het functioneert, de manier waarop die maatschappij naar recht kijkt, het ingenomen standpunt over het rechtsbegrip, de gegeven omschrijving van recht, en de specifieke rechtstak die men voor ogen heeft [5](#page=5).
#### 1.1.2 Kenmerken van recht
In plaats van te focussen op een universele essentie, richt men zich op de volgende doorgaans geassocieerde kenmerken van het rechtsbegrip:
* Een geheel aan regels [5](#page=5).
* Gericht op een normatieve ordening [5](#page=5).
* De rol van handhaving, wat inhoudt dat er controlemechanismen moeten zijn, zoals een strafrechtelijk apparaat [5](#page=5).
* De rol van rechtvaardigheid [5](#page=5).
### 1.2 Fundamentele transformaties van de mensenmaatschappij
Mensen zijn sociale wezens, en hun bestaan krijgt betekenis in relatie tot anderen. Interactie tussen mensen brengt twee essentiële facetten naar voren [5](#page=5):
* **Materiële facetten:** Deze omvatten ecologische, technologische en economische grondstoffen, inclusief hun beperkingen [5](#page=5).
* **Ideële facetten:** Dit betreft kennis, overtuigingen, waarden, concepten en gewoonten die het gedrag vormgeven en sturen [5](#page=5).
Het samenspel van deze facetten met sociale instituten en praktijken bevordert sociale ontwikkeling. Naarmate gemeenschappen groter worden, vereisen ze een meer uitgewerkte organisationele structuur. Raoul Naroll stelt dat groepen vanaf 500 personen een leider nodig hebben en vanaf 1000 personen een gespecialiseerde organisatie van functionarissen. Elke gemeenschap moet voorzien in basisbehoeften zoals water, huisvesting, voedsel en bescherming, wat voor grotere groepen meer coördinatie via instituten vereist [5](#page=5).
Maatschappelijke organisatie kent twee vormen van specialisatie:
* **Horizontale specialisatie (heterarchie):** Macht en bevoegdheden worden verdeeld onder functionele eenheden op hetzelfde niveau voor planning, inrichting en uitvoering [5](#page=5).
* **Verticale specialisatie (hiërarchie):** Planning, inrichting en uitvoering worden verdeeld over verschillende hiërarchische niveaus [5](#page=5).
#### 1.2.1 Chronologische ontwikkeling van maatschappelijke structuren
De maatschappelijke ontwikkeling kan chronologisch worden ingedeeld, waarbij kleinere gemeenschappen simpelweg minder complexe bestuursvormen nodig hebben [6](#page=6).
##### 1.2.1.1 Jager-voedselverzamelaars (ca. 12.000 v.Chr.)
Deze vroege gemeenschappen, bestaande uit ongeveer 25 mensen op familiebasis, waren egalitair, met uitzondering van de man-vrouwverhouding. Leiderschap was gebaseerd op persoonlijke kwaliteiten. Goederenverdeling en wederkerigheid waren gebruikelijk binnen de clan. Er bestonden regels voor het gebruik van waterbronnen, roerende goederen, voedsel, arbeid, seksuele relaties en heilige kennis [6](#page=6).
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen:
* **Onmiddellijk wederkerige clans:** Verbruiken vergaard voedsel direct, wat flexibiliteit biedt [6](#page=6).
* **Uitgesteld wederkerige clans:** Kenmerken zich door arbeidsintensieve artefacten/gereedschap, voedselverwerking en -bewaring, onderhoud van voedselbronnen in het wild, en uithuwelijken voor toekomstige voordelen. Deze clans hebben een duurzaam en dragend karakter [6](#page=6).
##### 1.2.1.2 Chiefdoms (ca. 5.000 v.Chr.)
Chiefdoms kenden een sedentaire levensvorm en groepen van 100 tot 10.000 mensen. Er was sprake van erfelijke sociale stratificatie, meer ongelijkheid en een hiërarchie met een eliteklasse. De erfelijke leider (chef) genoot een charismatisch gevalideerde autoriteit. De elite consumeerde meer goederen, die door het gewone volk (plebs) als tribuut werden afgestaan. De zeggenschap van de chef was een tweesnijdend zwaard; bij tegenslag (zoals mislukte oogsten) lag de schuld bij hem. Chiefdoms hadden meer verschillende regels, maar nog geen uitgesproken diversificatie [6](#page=6).
##### 1.2.1.3 Rijken (ca. 4.000 - 3.000 v.Chr.)
Rijken bestonden uit meer dan 100.000 mensen en werden gekenmerkt door de aanwezigheid van schrift, formele regelgeving, een dwingend retributiesysteem en bureaucratie. Er was sprake van een staatsreligie die vaak de leider legitimeerde, en een economie gebaseerd op landbouw. Leiders organiseerden grote projecten, externe handel, en hadden de macht om geweld binnen de samenleving uit te oefenen, rechtbanken te organiseren en oorlogen te voeren. De orde, coördinatie, bescherming, verdediging en voedselvoorziening waren beter geregeld. Rechtsregels waren verstrengeld met bovennatuurlijke elementen en de kosmische orde. Conflicttheorieën benadrukten het dienen van de belangen van machthebbers. Handhaving was vaak beperkt, duur en werd aangevuld met zware straffen ter ontmoediging van overtredingen [6](#page=6).
* **Codex Hammurabi (ca. 1754 v.Chr.):** Deze Babylonische codex bevatte 282 wetten betreffende handel, huwelijk, misdrijven, burgerlijk recht, schulden en slavernij. Het toonde aan hoe moeilijk rechtsregels te scheiden waren van religieuze voorschriften. De handhaving van sociale hiërarchie en statusverschillen was cruciaal, met regels die verschilden naargelang de status van de betrokkene [7](#page=7).
Frequente soorten rechtsregels in deze samenlevingen vallen in acht brede categorieën:
1. Onderhoud van het staatsapparaat (belastingen, verplichte arbeid) [7](#page=7).
2. Afdwingen van sociale en economische hiërarchie (gedrag tegenover oversten, rang en status) [7](#page=7).
3. Magische en religieus-ideologische overtuigingen (hekserij, ketterij, heiligschennis) [7](#page=7).
4. Familie en seksuele verhoudingen (incest, overspel, verkrachting) [7](#page=7).
5. Lichamelijke schade (moord, doodslag, verwondingen) [7](#page=7).
6. Toebedeling en behoud van goederen (diefstal, overvallen, huisvredebreuk) [7](#page=7).
7. Arbeidsregulering (wie mag welk werk verrichten, verplichte arbeid) [7](#page=7).
8. Economische transacties (niet-nakoming van afspraken, bedrog, schulden) [7](#page=7).
Deze reguleringsconstanten vloeien voort uit algemene menselijke behoeften. Zodra een staatsapparaat ontstaat, zal dit regels gebruiken om zijn macht te beschermen en te consolideren [7](#page=7).
##### 1.2.1.4 Moderne staten (vanaf ca. 1648)
Het Verdrag van Westfalen markeert een keerpunt in de ontwikkeling van de moderne staat. Moderne staten oefenen soevereine macht uit over een grondgebied en mengen zich in nieuwe activiteiten via recht. Door de Verlichting kregen bovennatuurlijke elementen een minder grote rol. Frankrijk, Bourgondië en Engeland worden beschouwd als vroege staatsvormen uit de 16e eeuw [7](#page=7).
Om soevereine macht te kunnen uitoefenen, moet een staat een geweldsmonopolie hebben. Dit vereist snelle beschikbaarheid van middelen en mensen, wat leidt tot centralisatie van kennis en uitbreiding van administratieve capaciteit. Een voorbeeld hiervan is de Grote Raad van Mechelen [7](#page=7).
Door de geschiedenis heen hebben moderne staten verschillende ontwikkelingen doorgemaakt:
* **Territoriale staat:** Gekenmerkt door heerschappij over een grondgebied, de mogelijkheid om belastingen te heffen, en de inzet van leger, politie en gevangenissen voor soevereine machtsuitoefening [8](#page=8).
* **Natiestaat (19e eeuw):** Verband tussen territoriaal gebied en nationale identiteit gebaseerd op gedeelde cultuur [8](#page=8).
* **Welvaarts-/verzorgingsstaat:** Grotere burgerbijdragen in ruil voor meer politieke en sociale rechten, met nadruk op herverdeling, bescherming en verzorging [8](#page=8).
* **Actieve welvaartsstaat (eind 1980):** Nadruk op participatie in de samenleving en wederzijdse verwachtingen, waarbij de maatschappij verantwoordelijk wordt gemaakt [8](#page=8).
De geleidelijke uitbouw van de territoriale staat leidde tot een eenmaking van het recht, gestimuleerd door de creatie van juridische ambten betaald door de staat en de introductie van eigen wetboeken. Administratieve diensten werden verantwoordelijk voor belastinginning, rechtshandhaving en rechtsspraak [8](#page=8).
Aan het einde van de 20e eeuw zagen soevereine wetgevers een afname in autonomie, mede door lidmaatschap van de Europese Unie en de toekenning van autonomie aan gemeenschappen binnen federale staten. Dit duidt op een transitie van 'government' naar 'governance', waarbij organisaties zoals de MSC (Marine Stewardship Council) zichzelf reguleren en indirect invloed uitoefenen [8](#page=8).
> **Tip:** Begrijp de evolutie van maatschappelijke structuren als een aanpassing aan de omvang en complexiteit van de gemeenschap, niet noodzakelijk als een lineaire vooruitgang.
> **Voorbeeld:** De overgang van jager-voedselverzamelaars naar chiefdoms illustreert de noodzaak voor meer gestructureerde leiding en regelgeving naarmate de groep groeit en zich vestigt.
---
# Kenmerken van het recht
Dit deel onderzoekt de fundamentele eigenschappen die het recht definiëren, waarbij de nadruk ligt op de normatieve ordening, de institutionele oorsprong, de afdwingbaarheid en de relatie met het concept van een 'juiste' ordening.
### 2.1 Gericht op of voortvloeiend uit een normatieve ordening
De essentie van recht ligt in het creëren van een maatschappelijke ordening, wat kan gebeuren op twee manieren: descriptief en normatief [9](#page=9).
#### 2.1.1 Descriptieve versus normatieve ordening
* **Descriptieve ordening:** Deze vorm van ordening beschrijft hoe iets is, met als doel het beter te begrijpen. Voorbeelden hiervan zijn classificaties van dieren of familiestambomen [9](#page=9).
* **Normatieve ordening:** Deze vorm van ordening geeft aan hoe iets *zou moeten* zijn, en richt zich op gedragsverwachtingen [9](#page=9).
#### 2.1.2 Normatieve verwachtingen
Het onderscheid tussen cognitieve en normatieve verwachtingen is cruciaal:
* **Cognitieve verwachting:** Dit is een verwachting gebaseerd op feitelijke observaties die kan worden aangepast, zonder een waardeoordeel. Bijvoorbeeld, de verwachting dat iemand altijd te laat zal komen na herhaaldelijk te laat te zijn [9](#page=9).
* **Normatieve verwachting:** Dit is een verwachting die aangeeft hoe iets zou *moeten* zijn, met een impliciete wens of eis voor naleving. Het is een uitdrukking van een wens voor de toekomst [9](#page=9).
De regelgeoriënteerde benadering van recht focust primair op het normatief ordenen van maatschappelijke verhoudingen, terwijl de gedragsgeoriënteerde benadering zich richt op de feitelijke sociale praktijken. De normatieve verwachtingen vormen de cruciale schakel tussen deze twee benaderingen, omdat feitelijk gedrag onlosmakelijk verbonden is met de verwachtingen die anderen hebben. Concepten zoals 'trouw' en 'eerlijkheid' zijn noodzakelijk om bepaald gedrag als 'overspel' te kunnen aanmerken [9](#page=9).
#### 2.1.3 Ordeningen en samenlevingstypes
In minder complexe samenlevingen, zoals dorpen en chiefdoms, zijn er voornamelijk informele gedragsregels (gebruiken, moraal, religie) die door nabijheid en frequent contact duidelijk zijn. Hierbij is er vaak geen scherp onderscheid tussen cognitieve en normatieve verwachtingen. Hoewel de regelgeoriënteerde benadering deze informele regels niet als rechtsregels beschouwt wegens het ontbreken van institutionalisering, ziet de gedragsgeoriënteerde benadering ze wel als zodanig. Beide benaderingen erkennen dat deze regels een algemeen karakter hebben en gelden voor de gemeenschap [10](#page=10).
#### 2.1.4 Concurrerende ordeningen: rechtspluralisme
Rechtspluralisme ontstaat wanneer meerdere regulerende systemen tegelijkertijd claimen dat hun regels prioriteit hebben in een specifieke situatie [10](#page=10).
* **Zacht rechtspluralisme:** Bestaan er regels die bepalen welk systeem voorrang heeft [10](#page=10).
* **Hard rechtspluralisme:** Dergelijke voorrangsregels ontbreken, wat leidt tot directe conflicten tussen systemen. Een voorbeeld hiervan is wanneer gewoonterechtelijke regels ingaan tegen statelijke regels, zoals de handgift in België die vaak via de notaris verloopt, ondanks de wettelijke vereisten [10](#page=10).
#### 2.1.5 De omvattendheid van ordeningen
De staat kan regels specifiëren en laat ruimte voor andere organisaties om deze verder in te vullen, wat bekend staat als 'rechtsvrije ruimte'. Het aantal van deze ruimtes neemt af door de "juridisering" van de maatschappij [10](#page=10).
### 2.2 Al dan niet van institutionele oorsprong
Een belangrijk kenmerk van recht is de oorsprong, waarbij er onderscheid is tussen institutionele en niet-institutionele herkomst [10](#page=10).
* **Regelgeoriënteerde benadering (geschreven stroming):** Recht wordt gekenmerkt door haar institutionele herkomst; enkel formele maatschappelijke instituten, zoals de staat, zijn bevoegd om rechtsregels en procedures te maken [10](#page=10).
* **Gedragsgeoriënteerde benadering:** Recht hoeft niet per se afkomstig te zijn van formele instituten. De nadruk ligt op wat mensen in de praktijk doen. Eugen Ehrlich stelde dat het zwaartepunt van de rechtsontwikkeling in de maatschappij zelf ligt, niet in wetgeving of rechtspraak [10](#page=10).
### 2.3 Afdwingbaar
De afdwingbaarheid van regels is een essentieel, maar ook controversieel, kenmerk van recht [10](#page=10).
#### 2.3.1 Verschillende perspectieven op afdwingbaarheid
* **Regelgeoriënteerde benadering:** De mogelijkheid om naleving te verzekeren wordt algemeen beschouwd als een vereiste voor een rechtsregel. Zonder dwang zou een rechtsregel tegenstrijdig zijn met zichzelf. De taak van handhaving ligt primair bij de overheid [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Gedragsgeoriënteerde benadering:** Verschillende instanties kunnen de naleving van regels verzekeren. Dit omvat diverse vormen van controle [10](#page=10):
* **Actorcontrole:** Zelfcontrole [11](#page=11).
* **Tweedepartijcontrole:** De persoon met wie een afspraak is gemaakt. Het verbreken van diplomatieke relaties is hiervan een voorbeeld [11](#page=11).
* **Derdepartijcontrole (informeel):** Controle door familie of sociale kring. De Verenigde Naties worden gezien als informele derdepartijcontrole [11](#page=11).
* **Derdepartijcontrole (organisationeel):** Uitsluiting door organisaties, zoals bij het niet naleven van financial fairplay in het Europese voetbal [11](#page=11).
* **Derdepartijcontrole (statelijk):** Controle door de overheid [11](#page=11).
#### 2.3.2 Onvolmaakt recht
Internationaal recht wordt soms gezien als "onvolmaakt recht" of 'lex imperfecta' omdat er geen duidelijke derdepartijcontrole is [11](#page=11).
#### 2.3.3 De rol van effectieve handhaving
* **Geschreven regelgeoriënteerde benadering:** Een gebrekkige naleving heeft geen invloed op de kwalificatie van een regel als rechtsregel [12](#page=12).
* **Ongeschreven regelgeoriënteerde benadering:** Voortdurende niet-naleving, met de overtuiging dat dit rechtmatig is, kan ertoe leiden dat een rechtsregel door gewoonterecht wordt opgeheven [12](#page=12).
* **Gedragsgeoriënteerde benadering:** De feitelijke naleving staat centraal; een regel bestaat voor zover de sociale praktijk deze erkent en hanteert (sociale geldigheid) [12](#page=12).
Niet-afgedwongen rechtsregels kunnen op lange termijn andere controlesystemen ondermijnen en het gezag van het recht aantasten, waardoor het vertrouwen in de wetgever en overheid afneemt [12](#page=12).
> **Samenvatting van de benaderingen:**
> * **Regelgeoriënteerde benadering (RB):** Focust op de abstracte regel, 'law in books'.
> * **Gedragsgeoriënteerde benadering (GB):** Focust op feitelijk gedrag, 'law in action'.
> * **Normatieve ordening:** RB is 'gericht op' normatieve ordening, GB is 'voortvloeiend uit' feitelijke ordening. Normatieve verwachtingen zijn de link.
> * **Rechtspluralisme (RP):** Meerdere regulerende systemen die elkaar tegenspreken.
> * **Institutionele oorsprong:** RB (geschreven) stelt dat enkel statelijke regels recht zijn, GB is ruimer.
> * **Afdwingbaarheid:** RB (geschreven) legt de nadruk op staatsdwang, GB erkent diverse vormen van handhaving.
> * **Effectieve naleving:** RB (geschreven) ziet dit als niet-relevant, RB (ongeschreven) ziet het als cruciaal voor het voortbestaan van de regel, GB ziet het als essentieel voor het bestaan van de regel.
> * **Effectieve handhaving:** RB (geschreven) ziet dit als niet-relevant, RB (ongeschreven) en GB zien het als wel relevant [12](#page=12).
### 2.4 Gericht of voortvloeiend uit een juiste ordening
Elke maatschappelijke ordening impliceert een onderscheid tussen recht en onrecht [13](#page=13).
#### 2.4.1 Op zoek naar de grondslag van regels en normatieve verwachtingen
Mensen voelen zich verplicht regels na te leven om diverse redenen:
* **Geloofsovertuiging:** Regels die stroken met religieuze principes [13](#page=13).
* **Nutsprincipe:** Regels die maatschappelijk welzijn of welvaart maximaliseren [13](#page=13).
* **Groepsaanvaarding:** Naleving om sociale sancties te vermijden [13](#page=13).
* **Idee van Nomocratie:** De wet is de wet, ongeacht persoonlijke instemming [13](#page=13).
Regels worden normatief aanvaard wanneer ze aansluiten bij de waarden en opvattingen van de ontvangers. Verschillen in opvattingen over de grondslagen van het recht kunnen leiden tot het niet langer normatief aanvaarden van staatsautoriteit en potentieel tot verzet of afscheiding. Er is geen enkele absolute, ware grondslag van het recht aan te wijzen [13](#page=13).
#### 2.4.2 Het begrip ‘rechtvaardigheid’
Rechtvaardigheid is een centraal concept, met name:
* **Verdelende rechtvaardigheid (iustitia distributiva):** Gaat over de verdeling van schaarse goederen, diensten en rechten in de maatschappij. Verdelingsbases zijn onder meer achtergrond, verworven rechten, verdienste en behoefte. Verdelingsregels kunnen in de tijd veranderen, zoals de rol van status in het Ancien Régime [13](#page=13).
* **Vereffende of ruilrechtvaardigheid (iustitia commutativa/correctiva):** Gaat over de juiste verhouding tussen personen die op hetzelfde niveau staan. Het contractenrecht focust op vrijwillige ruilverhoudingen, terwijl buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, verrijkingsrecht en strafrecht zich richten op onvrijwillige ruilverhoudingen [14](#page=14).
#### 2.4.3 Rechtvaardigheidstheorieën
* **Gedragsgeoriënteerde theorieën:** Vertrekken vanuit de menselijke persoon en focussen op wanneer iemands handeling gerechtvaardigd is (normatieve ethiek). Voorbeelden zijn deugdethische, deontologische en consequentialistische theorieën [14](#page=14).
* **Regelgeoriënteerde theorieën:** Vertrekken vanuit abstracte regels en focussen op de criteria voor het bepalen of een regel een rechtsregel is. Dit omvat formele, materiële/inhoudelijke en procedurele theorieën [14](#page=14).
#### 2.4.4 Diverse stromingen in rechtvaardigheid
Verschillende stromingen bieden perspectieven op de grondslag van rechtvaardigheid:
* **Theocratische stroming:** Recht komt van een godheid en vormt de hoogste norm [15](#page=15).
* **Autocratische stroming:** De wil van de machthebber bepaalt wat recht is. Machiavellisme is hiermee gelinkt [15](#page=15).
* **Democratische stroming:** Het recht van de sterkste wordt geweerd door een sociaal contract waarbij rechten worden afgestaan aan de staat in ruil voor vrede en zekerheid. Hobbes ziet een vloeiende overgang van autocratie naar democratie [15](#page=15).
* **Natuurrechtelijke stroming:** Recht is gebaseerd op de menselijke aard of de natuur zelf, met een bovenmenselijke oorsprong. Het is absoluut, onveranderlijk en overal van toepassing. De rede is het instrument om natuurrecht te kennen. Er worden vier soorten onderscheiden: antiek, christelijk-theologisch, verlicht en mensenrechtelijk natuurrecht [15](#page=15).
* **Utilistische stroming:** Gericht op het maximaliseren van geluk voor het grootst mogelijke aantal mensen. Bentham bekritiseerde "onvervreemdbare rechten" [16](#page=16).
* **Historische stroming:** Rechtsregels zijn het resultaat van een lange nationaalhistorische en culturele ontwikkeling, gebaseerd op de 'Volksgeist' [16](#page=16).
* **Positivistische stroming:** Recht bestaat op zichzelf en kan bestudeerd worden zonder morele waarden [16](#page=16).
* **Rechtspositivisme:**
* **Regelgeoriënteerd rechtspositivisme:** Recht als geheel van gedragsvoorschriften (formeel, ideologisch, normatief). Hans Kelsen met zijn 'Reine Rechtslehre' en 'Grundnorm' is hierin een sleutelfiguur. Herbert Hart introduceerde de 'ultimate rule of recognition' [16](#page=16) [17](#page=17).
* **Gedragsgeoriënteerd/descriptief rechtspositivisme:** Recht als geheel van gedragspatronen die positivistisch bestudeerd kunnen worden. Roscoe Pound maakte onderscheid tussen 'law in books' en 'law in action'. Oliver Wendell Holmes Jr. definieerde recht als de voorspelling van wat rechters doen. John Chipman Grey introduceerde 'conceptual rule-scepticism' [17](#page=17).
* **Sociologisch rechtspositivisme:** Focust op 'levend recht' in maatschappelijke praktijken naast statelijk recht en juristenrecht [18](#page=18).
* **Nomocratische stroming:** Wetten verdienen navolging omdat ze afkomstig zijn van de wetgever [18](#page=18).
* **Egalitaire stroming:** Benadrukt gelijkheid en rechtvaardige verdeling, vaak voortkomend uit klassenstrijd. Karl Marx en John Rawls (met zijn 'A Theory of Justice') zijn belangrijke vertegenwoordigers. Rawls' principes omvatten gelijke basisvrijheden en het voordeel van de minst bedeelden bij sociale en economische ongelijkheden [18](#page=18).
* **Capability Approach:** Focust op het verzekeren van een minimum aan ontplooiing van vaardigheden en capaciteiten voor iedereen, gericht op menselijke bloei (eudaimonia) [18](#page=18).
---
# Functies en finaliteit van het recht
Dit onderwerp verkent de diverse rollen die recht speelt in een samenleving en de uiteindelijke doelen die ermee beoogd worden.
### 3.1 Functies van het recht
Recht is essentieel voor het handhaven van een minimum aan sociale en maatschappelijke orde. Zonder dit dreigen anarchie en chaos, met name door de interactie tussen autonomie en schaarste. Rechtsregels helpen individuen om een georganiseerde groep te vormen en te blijven, waarbij één regel vaak meerdere functies kan vervullen. De manier waarop we ons gedragen in de samenleving, 'die normative Kraft des faktischen', wordt mede gevormd door deze regels [20](#page=20).
#### 3.1.1 Gedragsafstemming
Gedragsafstemming is een kernfunctie van het recht.
##### 3.1.1.1 Bevordering groepscohesie
Rechtsregels dragen bij aan de uitbouw van de morele ordening in de maatschappij door waarden en idealen uit te drukken. Regels die bijdragen aan een gemeenschappelijke identiteit hebben drie subfuncties [20](#page=20):
* **Socialiserend:** Ze faciliteren sociale omgang met anderen [20](#page=20).
* **Educatief:** Ze dragen bij aan de opvoeding van leden tot volwaardige samenlevingsleden [20](#page=20).
* **Ideologisch:** Ze benadrukken gedeelde ideeën en overtuigingen binnen de groep [20](#page=20).
Acceptatie van opgelegde regels kan leiden tot identificatie met de groep. Rookverboden weerspiegelen bijvoorbeeld maatschappelijke attitudes ten opzichte van roken en signaleren de heersende mening binnen de samenleving. Antidiscriminatiewetgeving en anti-seksismewetten zijn andere voorbeelden [20](#page=20).
##### 3.1.1.2 Conflictvermijding
Recht is ook gericht op het vermijden van conflicten door wenselijk gedrag aan te moedigen en onwenselijk gedrag af te raden. Regels over maatschappelijk aanvaardbaar gedrag kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën [20](#page=20):
1. Regels voor sociale ordening: hoe mensen zich ten opzichte van elkaar dienen te gedragen [20](#page=20).
2. Regels voor economische ordening: wie aanspraak mag maken op welke middelen [20](#page=20).
In minder complexe samenlevingen, zoals die van Jagers-Verzamelaars-Vissers (JVV's), richten regels zich op het bezit en gebruik van land, waterbronnen, voedsel en relaties zoals huwelijk en doodslag. Chiefdoms kennen soortgelijke regels, maar met een meer hiërarchische verdeling van middelen via tributen [20](#page=20) [21](#page=21).
In complexere samenlevingen (rijken en moderne staten) worden sociale en economische hiërarchieën, familiale en arbeidsverhoudingen verder gereguleerd. Er ontstaan formele ordeningsfuncties die transparantie bieden, zoals verkeersregels, waarbij de specifieke regel (links of rechts rijden) minder belangrijk is dan de uniformiteit van de naleving om chaos te voorkomen [21](#page=21).
In complexere samenlevingen is een uitgebreid staatsapparaat noodzakelijk, wat leidt tot meer lagen in regelgeving en de staat als een centrale speler. Staatsregels hebben minstens één van de volgende functies [21](#page=21):
* **Machtsbehoudend:** Belastingen, dwangarbeid, straffen [21](#page=21).
* **Werkingsbevorderend:** Regels over overleg tussen organisaties, oprichting van provincies [21](#page=21).
* **Instrumenteel:** Regels als middel om een doel te bereiken, zoals leerplicht, regulering van werk, verkeer, financiële markten [21](#page=21).
**Stimuleringsfunctie:** Regels faciliteren uitwisselingen, vooral waar afstand en minder vertrouwen bestaan. Statelijke regels vormen een vangnet bij begrensd vertrouwen. Niet-statelijke regels, zoals sociale uitsluiting, kunnen eveneens een stimulerende functie hebben [21](#page=21).
**Faciliteringsfunctie:** Het vereenvoudigen en efficiënter maken van het leven van uitwisselende partijen door een standaardset aan regels te bieden die partijen zelf kunnen aanpassen [21](#page=21).
**Toetsingsfunctie:** Statelijke regels leggen vereisten op waaraan uitwisselingen moeten voldoen, vaak via dwingend recht [21](#page=21).
**Reguleringsfunctie:** Statelijke regels sturen economische sectoren en reguleren maatschappelijke activiteiten. Herverdeling van middelen neemt toe in complexere samenlevingen, waarbij de staat kan zorgen voor een minimum welvaartspeil [21](#page=21).
#### 3.1.2 Conflictverwerking
Conflicten ontstaan wanneer een grief, een reden tot ontevredenheid van één persoon, wordt betrokken bij een tweede persoon. Wanneer een conflict wordt voorgelegd aan een onafhankelijke derde, spreekt men van een geschil. Dit proces kan worden samengevat als 'naming, blaming en claiming' ] [22](#page=22).
**Sociale vrede, herstel en straf:** Naarmate samenlevingen complexer worden, ontstaan er meer specifieke manieren om sociale vrede te bewaren, grieven af te weren, te herstellen of de grievende partij te bestraffen. In samenlevingen met een minder uitgebouwd staatsapparaat werden 'oog om oog, tand om tand'-reacties toegestaan, evenals bloedwraak (vergelding voor de dood van een familielid) die kon worden afgekocht met bloedgeld. Bloedvetes zijn langdurige conflicten tussen families. In chiefdoms en rijken vallen regels over herstel en straf vaak samen, zoals het betalen van een geldsom. In moderne staten worden deze gesplitst in burgerlijk recht en strafrecht [22](#page=22).
**Conflictverwerkingsmethoden:**
* **Fysiek interpersoonlijk geweld:**
* **Het duel:** Het op het spel zetten van het eigen leven voor eerherstel, met grote risico's [22](#page=22).
* **Vete:** Langdurige vijandschap tussen families/groepen met collectieve verantwoordelijkheid voor wraakacties [22](#page=22).
* **Rituelen:** Hierbij wordt geweld gesymboliseerd in plaats van fysiek uitgeoefend, zoals bij dans en zang, waarbij de beste performer als winnaar wordt aangewezen [22](#page=22).
* **Shaming:** Veroorzaken van schaamte, formeel via rituelen of informeel via roddelen [22](#page=22).
* **Sociale uitsluiting:** In kleine groepen kan dit leiden tot verhongering of overlijden van de uitgeslotene [22](#page=22).
* **Praten (bemiddelen en onderhandelen):**
* **Onderhandelen:** Partijen proberen zonder externe hulp tot een vergelijk te komen door geven en nemen, wat imagoschade en ongewenste reacties kan vermijden. Vertegenwoordigers, zoals advocaten, kunnen ook onderhandelen [23](#page=23).
* **Bemiddeling:** Inschakelen van een buitenstaander die geen bindende beslissingsmacht heeft; de partijen beslissen zelf over het resultaat [23](#page=23).
Bij het berechten van geschillen komen verschillende soorten regels kijken [23](#page=23):
1. **Bevoegdheidsregels:** Bepalen wie bevoegd is om bindende oordelen te vellen over welke geschillen [23](#page=23).
2. **Procedureregels:** Specificeren de te volgen procedures [23](#page=23).
3. **Motiveringsregels:** Eisen dat de bevoegde instantie aantoont dat standpunten en argumentaties zorgvuldig zijn geanalyseerd [23](#page=23).
4. **Uitvoeringsregels:** Zorgen voor naleving van oordelen via dwangmaatregelen en specificeren wie, wanneer en hoe deze mag hanteren [23](#page=23).
Statelijke rechtspraak is de meest voorkomende vorm van berechting, waarbij een winnaar en verliezer worden aangewezen. Arbitrage is een alternatief dat flexibeler, goedkoper en sneller kan zijn dan statelijke rechtspraak, met een bindende uitspraak [23](#page=23).
#### 3.1.3 Besluitvorming binnen de groep
Naarmate samenlevingen organisatieel complexer worden, krijgt leiderschap een permanentere rol. In rijken en moderne staten worden regels over de verhouding tussen burgers en machthebbers vaak vastgelegd in een grondwet. Grondwetten stellen niet alleen bevoegdheden vast, maar begrenzen deze ook (bv. Trias Politica, John Locke, Montesquieu) . Grondrechten (zoals vrijheid van meningsuiting) bieden burgers waarborgen tegen machtsmisbruik. De Blijde Inkomst van het Hertogdom Brabant uit 1356 is een historisch voorbeeld van dergelijke waarborgen [24](#page=24).
Politieke basisregels ordenen politieke verhoudingen en kunnen worden gecategoriseerd als [24](#page=24):
1. **Bevoegdheidsregels:** Verdeling van macht en bevoegdheden over bijvoorbeeld provincies [24](#page=24).
2. **Procedureregels:** Bepalen de procedure voor politieke besluitvorming en wie het initiatief neemt [24](#page=24).
3. **Selectieregels:** Bepalen hoe politieke machthebbers worden geselecteerd [24](#page=24).
4. **Waarborgregels:** Bieden burgers bescherming tegen statelijk machtsmisbruik [24](#page=24).
5. **Financieringsregels:** Regelen hoe het politiek apparaat beslissingen mag financieren [24](#page=24).
Politieke basisregels verschaffen legitimiteit aan de beslissingen van politieke machthebbers [24](#page=24).
### 3.2 Finaliteit van het recht
Terwijl functies van het recht beschrijven waarvoor recht *gebruikt kan worden*, richt de finaliteit van het recht zich op waarvoor het *zou moeten worden gebruikt* ] [24](#page=24).
#### 3.2.1 Codificatie
In de grootste deel van de geschiedenis werd recht beschouwd als een objectieve, mens-overstijgende orde, wat duidt op een **codificerende finaliteit** . Deze visie gaat ervan uit dat recht afkomstig is van buitenmenselijke bronnen (godheid, natuur, gewoonte) en de samenleving voorafgaat. Recht wordt gezien als een objectieve ordening die buiten menselijke manipulatie staat en heeft een conservatief karakter. Carl Friedrich von Savigny illustreert deze visie, waarbij traditionele waarden en deugden uit het verleden worden benadrukt. Grondrechten worden in deze visie gezien als een waarborg tegen te veel overheidsinterventie [24](#page=24) [25](#page=25).
#### 3.2.2 Modificatie
Vanaf de 19e eeuw ontstond de opvatting dat recht een instrument is dat ten dienste staat van de staat of beleidsmaker om sociaal wenselijke veranderingen teweeg te brengen en de maatschappij te sturen. Dit markeert de overgang naar een **modificerende finaliteit** ] [24](#page=24).
##### 3.2.2.1 Opkomst, technieken en oriëntatie
De toenemende industrialisering, financiële crises, honger en ziekte vanaf het midden van de 19e eeuw leidden tot een roep om publieke respons en maatschappelijke verandering. De oprichting van de Belgische Werkliedenpartij en sociale onrust in 1886 gaven sociale klassen een stem en integratie in het politieke systeem. Het positivisme vormde een voedingsbodem voor het geloof dat rechtsregels maatschappelijke verandering konden bewerkstelligen. Recht werd niet langer gezien als een doel op zich, maar als een middel om wenselijke veranderingen door te voeren ('Law is a desire projected into the future') ] [25](#page=25).
Gottlieb Planck benadrukte voor een goed begrip van de wet twee elementen: het economische en sociale doel dat de wet nastreeft, en de technische juridische middelen die worden ingezet. De maatschappij is de afgelopen 150 jaar sterk gejuridiseerd door de veranderende rol van de staat, die evolueerde van een 'nachtwakerstaat' naar een welvaarts- of verzorgingsstaat die doorgedreven regulering vereist [25](#page=25).
De welvaartsstaat hanteert vijf technieken voor sociaal management [25](#page=25):
1. **Griefherstellend instrument:** Rechten toekennen aan gegriefde personen door middel van statelijke dwangmaatregelen (bv. schadevergoeding bij overspel) ] [25](#page=25).
2. **Bestraffend instrument:** Het verbieden, vervolgen en bestraffen van onwenselijk gedrag (bv. strafbaarstelling van overspel) ] [25](#page=25).
3. **Bestuurlijk en regulerend instrument:** Het op elkaar afstemmen van maatschappelijke activiteiten om deze verenigbaar te maken met nagestreefde doelstellingen (bv. huwelijk aan vereisten onderwerpen) ] [25](#page=25).
4. **Stimulerend instrument:** Personen aanmoedigen en in staat stellen zich wenselijk te gedragen (bv. fiscale maatregelen voor getrouwde koppels) ] [25](#page=25).
5. **Faciliterend instrument:** Het erkennen en ondersteunen van afspraken tussen samenlevingsleden (bv. huwelijksovereenkomsten) ] [25](#page=25).
Een codificerende blik beschouwt de samenleving als een objectief, onveranderlijk gegeven, terwijl een modificerende blik deze ziet als een kneedbaar, maakbaar en veranderlijk menselijk product [26](#page=26).
##### 3.2.2.2 Welvaart en welbevinden
In een modificerende visie kan de regelgever optreden als een 'social engineer', maar dit brengt het risico op ongewenste gevolgen met zich mee. **Therapeutic jurisprudence** houdt rekening met de positieve of negatieve invloed van regels op het psychisch en fysiek welzijn van betrokkenen. Werkstraffen zijn een voorbeeld van maatregelen die meer aandacht hebben voor het welzijn van de bestrafte en zelfreflectie aanmoedigen [26](#page=26).
Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving kan leiden tot hoge verwachtingen van de staat, die als beschermer en traumabegeleider wordt gezien. **Restorative justice** focust op herstel. Voorbeelden hiervan zijn de grotere rol van het slachtoffer in het strafrecht, de registratie van levenloos geboren kinderen in het burgerlijk recht, en de erkenning en schadevergoeding aan slachtoffers van aanslagen [26](#page=26).
##### 3.2.2.3 Limieten
De staat is slechts één sociaal instituut tussen vele andere (gezin, sportclub), die elk hun eigen regels hebben die statelijke regels kunnen tegenwerken. Hoge verwachtingen van de staat vereisen veel middelen. Activering en responsabilisering van de bevolking kunnen het aantal overheidstaken verminderen, wat leidt tot een **actieve welvaartsstaat** en **horizontalisering van wetten** . Horizontalisering betekent dat wetten ook gelden voor verhoudingen tussen burgers (verplichtingen van burger jegens burger), zoals bij antidiscriminatie- en anti-seksismewetten [26](#page=26).
In een modificerende visie structureren rechtsregels sociale verhoudingen, terwijl in een codificerende visie recht dient om rechten en vrijheden te vrijwaren van overheidsinmenging. De beleidsmaker is zelf gebonden aan rechtsregels bij het uitvaardigen en toepassen ervan. Rechtsinstrumentalisme is niet altijd effectief en moet worden afgewogen tegen traditionele waarborgen tegen overheidsbeleid, wat nader onderzoek vereist bij het inzetten van recht voor maatschappelijke verandering [26](#page=26).
**Ex ante evaluatie:** Voorafgaand nadenken over de gevolgen van wetsvoorstellen [27](#page=27).
**Ex post evaluatie:** Achteraf controleren van de effectiviteit van wetten [27](#page=27).
Regulering is een permanente evenwichtsoefening tussen de modificerende en codificerende finaliteit. Het goed begrijpen van een probleem is cruciaal om een passende oplossing te vinden [27](#page=27).
---
# Normen en hun samenhang
Dit deel analyseert de aard van (rechts)normen, hun talige uitdrukkingen en de algemene bestanddelen van rechtsregels, waarbij het recht wordt beschouwd als een dogmatisch of sociaal systeem [28](#page=28).
### 4.1 Wat is een rechtsnorm?
#### 4.1.1 Beschrijvende versus prescriptieve normen
* **Prescriptieve normen:** Schrijven voor hoe iemand zich hoort te gedragen en worden gebruikt voor prescriptieve ordeningen. Ze zijn niet altijd waar of onwaar, omdat de wetgever ze kan aanpassen. Ze bestaan omdat we erin geloven en zijn artefacten van menselijke creatie [28](#page=28).
* **Descriptieve normen:** Beschrijven wet- of regelmatigheden in de natuur of de maatschappij en worden gebruikt voor descriptieve ordeningen. Ze zijn altijd waar of niet waar [28](#page=28).
#### 4.1.2 Talige uitdrukkingen van normen
Er zijn verschillende soorten uitspraken die normen uitdrukken:
* **Verifieerbare uitspraken:**
* **Empirische uitspraken:** Drukken feiten uit, zijn waar of niet waar, en kunnen via waarneming worden geverifieerd. Ze worden gebruikt om feiten vast te stellen tijdens processen. Het bewijsrisico ligt niet principieel bij één partij; indien het Openbaar Ministerie de schuld niet kan bewijzen, gaat de beklaagde vrijuit [28](#page=28).
* **Logische of definiërende uitspraken:** Drukken verbanden uit tussen begrippen en uitspraken en zijn waar of niet waar. Juridische argumentatie moet zich houden aan de regels van de logica [28](#page=28).
* **Geloofsuitspraken:** Zijn geen empirische waarnemingen of formele verbanden, maar onbewijsbare aannames en opvattingen. Alleen mensen die de overtuiging delen, sluiten zich hierbij aan. Een zinvol gesprek vereist soms het vertrekpunt van een axioma dat niet verder in vraag wordt gesteld. Geloofsuitspraken, zelfs onbewijsbare, kunnen desastreuze gevolgen hebben wanneer ze een staatsideologie funderen [28](#page=28).
* **Waarderingsuitspraken:** Drukken uit hoe de spreker een situatie waardeert, en kunnen de oorzaak of het nagestreefde doel uitdrukken.
* **Descriptieve waarderingsuitspraken (waardeoordelen):** Het oordeel gaat niet samen met een gedragsvoorschrift en verplicht niemand zich op een bepaalde manier te gedragen. Ze worden gevormd op basis van empirische observaties, zoals "Deze balpen schrijft goed." [29](#page=29).
* **Prescriptieve waarderingsuitspraken (waardeoordelen):** Het oordeel gaat wel samen met een gedragsvoorschrift en verplicht iemand zich op een bepaalde manier (niet) te gedragen [29](#page=29).
* **Imperatieven:** Zijn geboden of verboden die in specifieke situaties opgevolgd moeten worden en geen vrijblijvende richtlijn zijn. Ze zijn feitelijk contextueel en eenmalig geldig. Een imperatief heeft vijf bestanddelen:
1. **Normsteller:** De persoon of instantie van wie het oordeel afkomstig is [29](#page=29).
2. **Normbestemmeling:** De persoon of instantie aan wie het oordeel gericht is [29](#page=29).
3. **Voorgeschreven gedraging:** Het gedrag of de houding waarover de imperatief iets zegt [29](#page=29).
4. **Modaliteit:** De aanduiding of de voorgeschreven gedraging (niet) verplicht of (niet) verboden is [29](#page=29).
5. **Geviseerde feitelijke situatie:** De omstandigheden waarin het oordeel geldt [29](#page=29).
In tegenstelling tot imperatieven, kunnen prescriptieve normen wel een algemene draagwijdte hebben. In het recht wordt er een onderscheid gemaakt tussen algemene/reglementaire rechtsnormen en individuele rechtsnormen [29](#page=29).
Algemene rechtsnormen zijn algemeen naar:
* **Tijd:** ze gelden voor een onbepaalde periode [29](#page=29).
* **Persoon:** ze richten zich tot een onbegrensd aantal personen of categorisch geviseerde groepen [29](#page=29).
* **Geviseerde feitelijke situatie:** ze gelden voor elke keer dat de feitelijke situatie zich voordoet [29](#page=29).
Rechtsfeiten zijn de geviseerde feitelijke situaties, en rechtsgevolgen zijn de gevolgen die aan die rechtsfeiten worden gekoppeld. Rechtsregels worden vaak uitgedrukt in de indicatieve wijs, niet om de werkelijkheid te beschrijven, maar om te tonen hoe het zou moeten zijn [30](#page=30).
Waardeoordelen (zowel descriptief als prescriptief) zijn niet altijd empirisch, maar wel vatbaar voor rationele onderbouwing en interpretatie. Recht is een verzameling van ideeën en praktijken over wat als doelmatig, gepast of rechtvaardig wordt beschouwd [30](#page=30).
* **Performatieve uitspraken:** Verrichten een bepaalde handeling door middel van taal en worden daarom ook taalhandelingen genoemd. Niet iedereen kan elke performatieve uitspraak succesvol uitvoeren. Ze beïnvloeden sociale feiten en worden ook wel **dispositieve** of **beschikkende handelingen** genoemd vanwege hun wijzigende karakter. Empirische uitspraken, die feiten beschrijven, worden **constaterende** of **mededelende handelingen** genoemd. Het onderscheid tussen mededelende envät dispositieve handelingen is relevant voor het bewijsrecht en rechterlijke toetsing [30](#page=30).
### 4.2 Algemene bestanddelen van rechtsregels
#### 4.2.1 Normsteller
Elke imperatief heeft een normsteller. Gewoonterechtelijke regels ontstaan door langdurig gebruik en zijn niet het product van één specifiek iets of iemand. Rechtsregels met een specifieke normsteller maken actief optreden en verandering mogelijk, terwijl gewoonterechtelijke regels de gevestigde orde behouden [31](#page=31).
#### 4.2.2 Normbestemmeling
Net als imperatieven zijn rechtsregels gericht aan bepaalde personen, en principieel ook aan de rechter die de regel toepast. Rechtsregels zijn dus tegelijk beslissingsnormen voor de rechter en gedragsnormen voor de burger. Bij het formuleren van rechtsregels is het cruciaal om rekening te houden met de begrijpelijkheid voor diverse bestemmelingen [31](#page=31).
#### 4.2.3 Voorgeschreven gedraging
Volgens de imperatieventheorie van Jeremy Bentham is recht een geheel van gedragsregels, waarbij elke regel een bepaalde gedraging normeert [31](#page=31).
#### 4.2.4 Volledige en onvolledige rechtsregels
* **Volledige rechtsregel:** Bevat alle bestanddelen om iemands gedragingen in een bepaalde geviseerde situatie te normeren [31](#page=31).
* **Onvolledige rechtsregel:** Kan niet op zichzelf iemands gedragingen normeren en moet gecombineerd worden met andere uitspraken om een volledige rechtsregel te vormen [31](#page=31).
Onderdelen van een volledige rechtsregel kunnen zijn:
* **Verduidelijkende uitspraken (definities):** Leggen de betekenis van een woord vast (nominale definities). Nominale definities zijn performatief en waarderend, terwijl reële definities descriptief zijn en waar of onwaar kunnen zijn. De doelstelling van de rechtsregel bepaalt de betekenis van een begrip [31](#page=31) [32](#page=32).
* **Veranderende en verwijzende uitspraken:** Beschrijven nauwkeuriger het toepassingsgebied van een inhoudelijke rechtsregel om de leesbaarheid en precisie te verbeteren [32](#page=32).
* **Constitutieve uitspraken:** Creëren sociale of institutionele feiten en scheppen het kader voor gedragsvoorschriften [32](#page=32).
* **Bevoegdheidsverlenende uitspraken:** Verlenen de bevoegdheid om bepaalde sociale of institutionele feiten uit te werken en reguleren de wijze van uitvaardiging van gedragsvoorschriften binnen een organisationeel en procedureel kader [32](#page=32).
* **Regulatieve uitspraken:**
* **Doeluitspraken:** Leggen het doel vast dat normbestemmelingen moeten bereiken, waarbij de middelen vrij te kiezen zijn zolang het doel wordt gerealiseerd. Dit maakt maatwerk en flexibiliteit mogelijk, hoewel er nog enig toezicht is op het traject [33](#page=33).
#### 4.2.5 Modaliteiten
Er zijn vier modaliteiten:
1. **Gebod of plicht:** Een verplichting om iets te doen [33](#page=33).
2. **Verbod:** Een verplichting om iets niet te doen [33](#page=33).
3. **Positieve toelating:** Het recht om iets te doen [33](#page=33).
4. **Negatieve toelating:** Het recht om iets niet te doen [33](#page=33).
* Plichten zijn contrair aan verboden (kunnen niet samen waar zijn, wel samen onwaar) [33](#page=33).
* Contradictoire verhoudingen zijn: plicht en negatieve toelating; verbod en positieve toelating (kunnen niet tegelijk waar of onwaar zijn) [33](#page=33).
* Positieve en negatieve toelatingen zijn subcontrair (kunnen beide waar zijn, niet beide onwaar) [33](#page=33).
* Plicht en positieve toelating zijn subalternatief (het ene impliceert het andere) [33](#page=33).
##### 4.2.5.1 Rechten en plichten
Er zijn drie soorten subjectieve rechten:
1. **Aanspraak (claim):** Het recht om rechtstreeks van iemand anders een doen of laten te verlangen. Het begrippenpaar plicht-aanspraak is contrair. Het begrippenpaar aanspraak-vrijheid is subalternatief [34](#page=34) [35](#page=35).
2. **Vrijheid (liberty):** Het recht om zich feitelijk op een bepaalde manier te gedragen [34](#page=34).
* **Precaire vrijheid:** Vrijheid onder voorwaarden [34](#page=34).
Het begrippenpaar plicht-vrijheid is contradictorisch. Het begrippenpaar vrijheid-geen aanspraak is subcontrair en definieert een privilege [35](#page=35).
3. **Bevoegdheid (power):** Het recht om door een eenzijdige wilsverklaring in te werken op een rechtstoestand of rechtsverhouding. Dit wordt ook wilsrecht of potestatief recht genoemd. De tegenhanger is gebondenheid (liability). Bevoegdheden zijn secundaire subjectieve rechten, terwijl aanspraken en vrijheden primaire subjectieve rechten zijn. Het begrippenpaar bevoegdheid-gebondenheid is contrair. Het begrippenpaar bevoegdheid-onbevoegdheid is contradictorisch. Het begrippenpaar bevoegdheid-immuniteit is subalternatief [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 4.2.6 Geviseerde feitelijke situatie
Rechtsregels zijn vaak algemeen en laten een zekere 'openheid' om ook toe te passen op situaties waar de normsteller niet onmiddellijk aan heeft gedacht [36](#page=36).
* **Absolute norm (strict norm):** Is categorisch en onvoorwaardelijk [36](#page=36).
* **Gesloten normen:** Omschrijven de geviseerde feitelijke situatie duidelijk en koppelen er een rechtsgevolg aan [36](#page=36).
* **Open normen:** Bepalingen waarbij het niet altijd duidelijk is welke feitelijke situaties worden geviseerd. Ze hebben functies zoals delegatie, flexibiliteit, verwijzing en receptie. De receptie van waarden en beginselen in open normen bevordert maatschappelijke aanvaarding [36](#page=36).
* **Algemene rechtsbeginselen:** Geven richting aan onduidelijke regels en omvatten onder andere het autonomiebeginsel, het geoorloofdheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel [36](#page=36).
* **Adagia:** Spreuken die regels leuk verwoorden, vaak in het Latijn, en die terug te voeren zijn op een algemeen rechtsbeginsel. Een voorbeeld is 'Nemo censetur ignorare legem' (iedereen moet de wet als gekend beschouwen) [37](#page=37).
### 4.3 De samenhang van rechtsregels: recht als systeem?
Recht kan worden beschouwd als een systeem omdat regels deel uitmaken van een ruimer netwerk en niet op zichzelf staan [37](#page=37).
#### 4.3.1 Recht als dogmatisch systeem
* **Uitwendig systeem:** Recht wordt geordend, bijvoorbeeld via classificatiesystemen (privaat- en publiekrecht) of thematische indelingen (economisch recht, milieurecht) [37](#page=37).
* **Inwendig systeem:** Afzonderlijke rechtsregels zijn mozaïeksteentjes die met elkaar samenhangen en geen leemtes vertonen. Ronald Dworkin was een voorstander van het recht als een inwendig volmaakt systeem [37](#page=37).
#### 4.3.2 Recht als sociaal systeem
Sociale systemen ontstaan wanneer mensen interageren en communiceren. In complexe maatschappijen zijn er deelsystemen met gespecialiseerde functies (politiek, cultuur, sport). Niklas Luhmann beschrijft het recht als een **autopoietisch systeem** dat zichzelf creëert en in stand houdt, en operationeel gesloten is, maar cognitieve openheid heeft naar andere systemen [37](#page=37) [38](#page=38).
#### 4.3.3 Recht als chaotische janboel
Hoewel gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden, hoeven waardeoordelen in het recht niet altijd een samenhangend coherent geheel te vormen. Recht wordt vergeleken met een kubistisch werk dat vanuit verschillende perspectieven steeds een verschillende inhoud krijgt. Er is volgens Charles Sampford geen enkele overkoepelende thematiek [38](#page=38).
#### 4.3.4 Twee metaforen: taal en stad
* **Taal:** Net zoals een taal, ondanks een gebrek aan een overkoepelend plan, structuurelementen kent, heeft ook het recht een structuur en systematiek. Beide hebben een openeindekarakter, waardoor ze voortdurend gebruikt en aangepast kunnen worden [38](#page=38).
* **Stad:** Het recht, net als een stad, weerspiegelt overtuigingen, beslissingen en gebruiken van generaties. Steden, en rechtssystemen, lijken op elkaar maar zijn uniek. Klassieke beschrijvingen vertrekken van een top-down perspectief, maar de praktijk van mensen met recht wordt vaak minder belangrijk geacht [38](#page=38).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Algemene rechtsleer | Het vakgebied dat zich bezighoudt met de algemene principes, concepten en theorieën die ten grondslag liggen aan rechtssystemen, los van specifieke rechtsgebieden. |
| Essentialistische opvatting van recht | Een visie die stelt dat er één gemeenschappelijke, fundamentele essentie of kernelement is dat alle vormen van recht verenigt, hoewel dit element moeilijk te vinden is. |
| Conventionalistische opvatting van recht | Een opvatting waarbij de geldigheid van recht wordt bepaald door sociale conventies en afspraken binnen een gemeenschap; wat als recht wordt erkend, is het resultaat van overeenstemming. |
| Normatieve ordening | Een ordening die voorschrijft hoe iets zou moeten zijn, in tegenstelling tot een descriptieve ordening die beschrijft hoe iets is. Het gaat om het vaststellen van gedragsregels en idealen. |
| Descriptieve ordening | Een ordening die de werkelijkheid beschrijft en klassificeert, bijvoorbeeld door het indelen van soorten of het vaststellen van feiten, zonder normatieve oordelen te vellen. |
| Normatieve verwachting | Een verwachting over hoe iets zou moeten zijn in de toekomst, die een wens of norm uitdrukt. Het niet nakomen ervan kan leiden tot sociale sancties of normatieve correcties. |
| Cognitieve verwachting | Een verwachting gebaseerd op feitelijke waarnemingen en logica, die neutraal is ten opzichte van de uitkomst en die kan worden aangepast wanneer nieuwe informatie beschikbaar komt. |
| Rechtspluralisme | De situatie waarin meerdere regulerende systemen, zoals statelijk recht en gewoonterecht, gelijktijdig claimen dat hun regels voorrang hebben op dezelfde situatie. |
| Institutionele oorsprong | De herkomst van regels vanuit formele maatschappelijke instituten, zoals de staat, die bevoegd zijn om volgens bepaalde procedures rechtsregels te maken. |
| Regelgeoriënteerde benadering | Een benadering van recht die zich primair richt op de abstracte regels en de achterliggende ideeën over hoe mensen zich horen te gedragen, vaak aangeduid als "law in books". |
| Gedragsgeoriënteerde benadering | Een benadering die recht ziet als een sociale praktijk en zich richt op de regelmatige gedragingen van mensen bij het oplossen van maatschappelijke problemen, ook wel "law in action" genoemd. |
|afdwingbaarheid | Het kenmerk van een regel dat de naleving ervan verzekerd kan worden, vaak door middel van sancties, wat door sommigen als een essentieel onderdeel van recht wordt beschouwd. |
| Lex imperfecta | Onvolmaakt recht; een regel waarvan de naleving gebrekkig is of waarbij er geen effectieve derde partijcontrole is, wat twijfels kan oproepen over de juridische status ervan. |
| Normsteller | De persoon of instantie van wie een bepaalde norm of rechtsregel afkomstig is en die de autoriteit heeft om deze op te leggen. |
| Normbestemmeling | De persoon of instantie aan wie een norm of rechtsregel gericht is en die geacht wordt de voorgeschreven gedraging na te leven of te volgen. |
| V oorgeschreven gedraging | Het specifieke gedrag of de houding die door een norm of rechtsregel wordt voorgeschreven, verboden of toegelaten. |
| Modaliteit | De manier waarop een voorgeschreven gedraging wordt aangeduid: als een gebod (plicht), verbod, positieve toelating of negatieve toelating. |
| Geviseerde feitelijke situatie | De specifieke omstandigheden of omstandigheden die door een rechtsregel worden beoogd en waarop deze van toepassing is. |
| Rechtsregel | Een norm die is vastgelegd in een formeel rechtssysteem en die gericht is op het reguleren van menselijk gedrag, vaak met specifieke consequenties bij overtreding. |
| Algemene rechtsnorm | Een rechtsregel die geldt voor een onbepaalde periode, gericht is tot een onbegrensd aantal personen of groepen, en van toepassing is op elke keer dat de geviseerde feitelijke situatie zich voordoet. |
| Individuele rechtsnorm | Een rechtsnorm die gericht is tot specifieke normbestemmelingen en niet het algemene label van "rechtsregel" draagt, zoals contracten die specifieke verplichtingen creëren. |
| Rechtsfeit | Een feit dat het zich voordoen van een geviseerde feitelijke situatie in de rechtsregel markeert, wat leidt tot een bepaald rechtsgevolg. |
| Rechtsgevolg | Het gevolg dat aan een rechtsfeit wordt gekoppeld door een rechtsregel, zoals het ontstaan, wijzigen of tenietdoen van rechten en plichten. |
| Performatieve uitspraak | Een taalhandeling die door het uitspreken ervan een specifieke handeling verricht of een sociale realiteit creëert, zoals een huwelijksvoltrekking. |
| Dispositieve handeling | Een handeling die de rechtsorde wijzigt of beïnvloedt, in tegenstelling tot een constaterende handeling die enkel de werkelijkheid beschrijft. |
| Constaterende handeling | Een handeling die de werkelijkheid beschrijft of weergeeft, zonder deze direct te wijzigen, zoals het vaststellen van feiten tijdens een proces. |
| Volledige rechtsregel | Een rechtsregel die alle noodzakelijke bestanddelen bevat om iemands gedrag in een specifieke situatie te normeren, zonder afhankelijk te zijn van andere regels. |
| Onvolledige rechtsregel | Een rechtsregel die niet alle bestanddelen bevat en gecombineerd moet worden met andere uitspraken om tot een volledige rechtsregel te komen. |
| Nominale definitie | Een definitie die de betekenis van een woord vastlegt door de persoon die de uitspraak doet, en die performatief en waarderend is. |
| Reële definitie | Een definitie die informatieve uitspraken doet over de feitelijke eigenschappen van een voorwerp en die descriptief en waar of onwaar kan zijn. |
| Constitutieve uitspraken | Uitspraken die sociale of institutionele feiten creëren en het kader scheppen waarin gedragsvoorschriften zinvol kunnen zijn, zoals bevoegdheidsverlenende uitspraken. |
| Doeluitspraken | Uitspraken die het doel vastleggen dat de normbestemmelingen moeten bereiken, waarbij de middelen vrij zijn zolang het doel wordt gerealiseerd. |
| Subjectief recht | Een recht dat aan een individu wordt toegekend, zoals een aanspraak, vrijheid of bevoegdheid, die iemands rechtspositie beïnvloedt. |
| Aanspraak (claim) | Het subjectief recht om rechtstreeks van iemand anders een bepaald doen of laten te verlangen. |
| Vrijheid (liberty) | Het subjectief recht om zich feitelijk op een bepaalde manier te gedragen, eventueel met voorwaarden (precaire vrijheid). |
| Bevoegdheid (power) | Het subjectief recht om door middel van een eenzijdige wilsverklaring een rechtstoestand of rechtsverhouding te wijzigen. |
| Gebondenheid (liability) | De tegenhanger van een bevoegdheid; de toestand van gebonden te zijn aan de gevolgen van de uitoefening van iemands bevoegdheid. |
| Gesloten norm | Een norm die de geviseerde feitelijke situatie duidelijk omschrijft en eraan een specifiek rechtsgevolg koppelt. |
| Open norm | Een bepaling waarbij de geviseerde feitelijke situatie niet volledig duidelijk is, wat de rechter keuzevrijheid, flexibiliteit en receptie van waarden mogelijk maakt. |
| Algemeen rechtsbeginsel | Een fundamenteel principe dat richting geeft aan onduidelijke regels en de maatschappelijke aanvaarding van het recht bevordert, zoals het autonomiebeginsel of het gelijkheidsbeginsel. |
| Adagium | Een Latijnse spreuk die een rechtsregel of -beginsel op een bondige manier verwoordt, vaak terug te voeren naar een abstracter principe. |
| Dogmatisch systeem | Een benadering van recht die het beschouwt als een geheel van samenhangende gedragsregels en hun bestanddelen, vanuit een regelgeoriënteerd perspectief. |
| Sociaal systeem | Een benadering van recht die het ziet als een verzameling van sociale instituten en praktijken, waarbij de maatschappij zelf als het meest omvattende systeem wordt beschouwd. |
| Autopoietisch systeem | Een systeem dat zichzelf kan creëren en in stand houden, waarbij het zelf bepaalt wat als geldig binnen dat systeem telt, zoals het recht zichzelf reguleert. |
| Operationeel gesloten | Een systeem dat van binnenuit opereert en argumenten binnen zijn eigen domein vindt, zoals het recht dat zijn eigen criteria toepast op feitelijke situaties. |
| Law in books | Het recht zoals het in de wetboeken en geschreven regels staat; de abstracte normen. |
| Law in action | Het recht zoals het in de praktijk wordt toegepast door rechters en burgers; de sociale realiteit van het recht. |
| Codificerende finaliteit | De visie dat recht een objectieve, bovenmenselijke orde is die de maatschappij voorafgaat en conserveert, gericht op het bewaren van traditionele waarden. |
| Modificerende finaliteit | De visie dat recht een instrument is om sociaal wenselijke veranderingen teweeg te brengen en de maatschappij te sturen, gericht op progressie en hervorming. |
| Therapeutic jurisprudence | Een benadering die rekening houdt met de positieve of negatieve invloed van juridische regels op het psychisch en fysiek welzijn van betrokkenen. |
| Restorative justice | Een visie op recht die focust op herstel van de schade en de relaties, in plaats van enkel op straf, waarbij het slachtoffer een grotere rol speelt. |
| Horizontalisering van wetten | De doorwerking van wetten naar de verhoudingen tussen burgers onderling, waardoor verplichtingen ontstaan voor burgers jegens elkaar, niet enkel jegens de staat. |
| Rechtsinstrumentalisme | De opvatting dat recht primair een instrument is voor het bereiken van maatschappelijke doelen, waarbij de effectiviteit en mogelijke nadelen zorgvuldig afgewogen moeten worden. |
| Prescriptieve norm | Een norm die voorschrijft hoe iemand zich hoort te gedragen en wordt gebruikt in prescriptieve ordeningen; het gaat om hoe iets zou moeten zijn. |
| Descriptieve norm | Een norm die wet- of regelmatigheden in de natuur of maatschappij beschrijft en gebruikt wordt voor descriptieve ordeningen; het gaat om hoe iets is en is altijd waar of niet waar. |
| Geloofsuitspraak | Een uitspraak die gebaseerd is op onbewijsbare aannames en opvattingen die enkel gedeeld worden door mensen met dezelfde overtuiging. |
| Waarderingsuitspraak | Een uitspraak die uitdrukt hoe de spreker een bepaalde situatie waardeert, wat kan leiden tot een oordeel (descriptieve waardering) of een gedragsvoorschrift (prescriptieve waardering). |
| Imperatief | Een gebod of verbod dat in een specifieke situatie moet worden opgevolgd en niet vrijblijvend is. |